‘Schoolactieve vereniging’ Samen werken om jongeren in beweging te krijgen?
De handleiding
®2014
1
Inhoudsopgave Samenvatting
pag. 3
Welke doelgroep bereiken we?
pag. 4
Wat zijn onze doelstellingen?
pag. 5
Inspirerende voorbeelden in de praktijk
pag. 6
De aanpak van de interventie (in stapjes )
pag. 9
- voorbereiding
pag. 10
- realisatie van het sportaanbod
pag. 15
- evaluatie
pag. 16
De succesfactoren in de samenwerking van sportverenigingen en scholen
pag. 17
Ondersteuning sportbonden
pag. 20
Bijlagen:
Overzicht KISS-gegevens (voorbeeld)
pag. 21
Vragenlijst jongeren (YoungWorks, voorbeeld Dordrecht)
pag. 23
Topiclijst sportverenigingen
pag. 29
Topiclijst scholen
pag. 31
Topiclijst schoolgaande jeugd
pag. 33
Overzicht kritische factoren (en verantwoordelijkheden)
pag. 35
2
Samenvatting Sport en onderwijs, een winnende combinatie In het onderwijs zijn alle jongeren in de leeftijd van 6-18 jaar te bereiken met dé kracht van sport. Dat is ook nodig, want het blijkt dat steeds meer van deze jongeren onvoldoende sport en beweegt én dat zij ook steeds vaker in deze leeftijdsfase stoppen met sporten. Door sportverenigingen te stimuleren ‘schoolactief’ te worden, willen we de schoolgaande jeugd stimuleren na schooltijd meer te gaan en te blijven sporten. Doelgroep vraagt om maatwerk in generieke aanpak De aanpak van een doorlopende leerlijn van binnen- naar buitenschools leren sporten en bewegen, vraagt echter wel om maatwerk bij de doelgroepen: 6 t/m 12 en 13 t/m 18-jarigen. Zo moeten kinderen in het primair onderwijs nog hun sport ontdekken en een sportkeuze maken om ook op latere leeftijd actief te blijven sporten en bewegen. Jongeren in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs hebben vaak al geruime tijd actief gesport en dreigen juist in deze leeftijdsfase met sport te stoppen. Zij moeten behouden worden om te blijven sporten en bewegen. Generieke aanpak: van binnen- naar buitenschools leren sporten en bewegen (doorlopende leerlijn) Om jongeren kennis te laten maken met de sport en ze toe te leiden naar een sportaanbod bij de vereniging is een gefaseerde aanpak nodig. Deze doorlopende leerlijn bestaat uit een drietal fasen: (1) Kennismakingsactiviteiten onder schooltijd en in de schoolse setting (dus bij voorkeur in de gymzaal, sporthal of op de buitensportlocatie, die de school normaliter ook gebruikt), verzorgt door de (jeugd)trainers en de (vak)leerkracht, (2) Vervolgaanbod na schooltijd, in de schoolse setting door de (jeugd)trainer) aangeboden, waaraan de jongeren vrijwillig aan deel kunnen nemen en (3) Sportaanbod bij de vereniging, waarbij de jongeren met een passend sportaanbod van trainingen ook de vereniging kunnen ontdekken. Lokale samenwerking Om het sportaanbod volgens deze methodiek te verzorgen, is een structurele samenwerking tussen sportverenigingen en scholen nodig. Een netwerk, waarbij o.l.v. de lokale coördinator een lokaal (sport)plan opgesteld wordt. Juist in deze stap en t.b.v. de kwaliteit is koersverkenning met de interventie-eigenaar en maatwerk in ondersteuning in samenwerking met sportbonden gewenst. Onze ervaringen willen we graag delen In de afgelopen jaren heeft NOC*NSF samen met sportbonden ruim 1.600 ‘schoolactieve verenigingen’ gerealiseerd, die in onze database te vinden zijn. Alle succesverhalen, succes- en faalfactoren, ondersteuningsconcepten, publicaties, e.d. zijn te vinden op www.nocnsf.nl/sportenonderwijs. Op deze wijze kunnen we vanuit ervaringen op maat adviseren, begeleiden en samen met de sportbonden zorgen voor verenigingsondersteuning.
3
Welke doelgroep bereiken we? De ´schoolactieve vereniging´ richt zich op schoolgaande jeugd in de leeftijd van 6-18 jaar. Dat betekent dat zowel de actief sportende jeugd als de jeugd die onvoldoende sport of beweegt, bereikt wordt. Er is een tweetal verschillende leeftijdsgroepen te onderscheiden: (1) kinderen van 6-12 jaar en (2) jongeren van 13-18 jaar beiden met andere behoeften. Zo moeten kinderen in het primair onderwijs (6-12 jaar) nog hun sport ontdekken en een sportkeuze maken. Het samen met hun sociale omgeving (ouders, maar ook vriend(innet)jes- eigen proberen te maken van een eigen sporten beweegcultuur om niet alleen direct, maar ook op latere leeftijd, actief te blijven sporten en bewegen. Een aanbod dat bestaat uit meerdere sporten -en dat (vaak) door meerdere sportaanbieders verzorgd wordt- is dan dus noodzakelijk. Jongeren in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs (13-18 jaar) hebben vaak al geruime tijd actief gesport en dreigen juist in deze leeftijdsfase uit te vallen, met sport te stoppen. Zij moeten behouden worden om te blijven sporten en bewegen. Niet alleen een oriëntatie, maar het (blijven) binden van deze jongeren staat hierbij centraal: een aanbod dat (nog) beter afgestemd is op hun wensen en behoeften door bijv. een aangepaste en flexibelle lidmaatschapsvorm.
4
Wat zijn onze doelstellingen? Het hoofddoel is:
Meer schoolgaande jeugd (jongeren in de leeftijd 6-18 jaar) beweegt structureel meer na schooltijd door het passende sportaanbod van ‘schoolactieve verenigingen.
De subdoelen zijn: De schoolgaande jeugd … … heeft een beter beeld wat de aangeboden sporten in z’n algemeenheid en de sportvereniging in het bijzonder te bieden heeft (fase 1). … heeft gekozen voor een sport die bij hem/haar past om structureel te gaan sporten (fase 2). … blijft aan sport verbonden (bijv. tijdelijk en/of kortdurend lidmaatschap) en behoort tot een sportieve community (fase 3). De (jeugd)trainer van de vereniging … … is door de vereniging opgeleid en in staat om op een enthousiaste en pedagogisch verantwoorde wijze passende sportaanbod vanuit de sportbonden tijdens of direct na lestijden aan te bieden. De (vak)leerkracht … … is in staat om een coachende en begeleidende rol aan te nemen richting de (jeugd)trainer van de ‘schoolactieve vereniging’ en de jongeren (blijven) stimuleren om ook na schooltijd aan het sportaanbod deel te nemen. Randvoorwaardelijke subdoelen Door de lokale netwerkvorming en/of de lokale coördinator (intermediair/projectleider) … … is er een structurele samenwerking tussen (één of) meerdere scholen en sportvereniging(en). … wordt er structureel tijd besteed aan deze samenwerking en uitvoering (en evaluatie) van het lokale (sport)plan. Het schoolbestuur … … creëert structureel tijd (naschools) en ruimte (bij voorkeur in de schoolse setting) voor een extra sportaanbod. Het bestuur van de ‘schoolactieve vereniging’ … … creëert structureel tijd en ruimte voor werving van nieuwe jeugdleden via het onderwijs. … heeft een groeiend aantal jeugdleden.
5
Inspirerende voorbeelden in de praktijk Er zijn heel veel inspirerende voorbeelden in de praktijk te vinden. Hieronder enkele voorbeelden, maar op www.nocnsf.nl/sportenonderwijs bij ‘succesverhalen’ en in ons e-zine “Sport & Onderwijs: een winnende combinatie! Samen werken om meer jongeren aan het sporten te krijgen?” dat op dezelfde pagina te vinden is, zijn er nog meer te vinden. Ook de verschillende sportbonden kunnen uiteraard de goede voorbeelden in uw omgeving aanwijzen. HARKSTEDE - Tafeltennisvereniging Argus uit Harkstede maakt al enkele jaren met veel succes gebruik van ‘Table Stars’, het door de NTTB ontwikkelde programma om kinderen in de groepen 3 tot en met 6 van de basisschool op een speelse manier kennis te laten maken met de tafeltennisport. Berend-Jan Kamps van Argus is er zeer enthousiast over. “Eigenlijk heeft het nog niet eens zoveel met het échte tafeltennis te maken. Het zijn meer spelletjes die kinderen spelen en tegelijk leren ze beter om te gaan met hun motoriek en ooghandcoördinatie.” Kamps is niet alleen coach van het eerste damesteam van Argus, maar als lid van de technische commissie tevens verantwoordelijk voor activiteiten in het kader van ledenwerving en – behoud. Hij vertelt: “Table Stars is een mooi product om kinderen tijdens de reguliere gymlessen enthousiast te maken voor tafeltennis. Het is een kant-enklaar pakket dat door scholen in samenwerking met de tafeltennisvereniging kan worden gegeven en georganiseerd. Er zitten batjes en balletjes bij, spelmaterialen, scorekaarten voor alle deelnemers, diploma’s en posters. De kinderen kunnen voor zes onderdelen (mikken, voetenwerk, balanceren, effect, jongleren, overspelen) sterren verdienen voor hun diploma en sluiten af met een ‘Rondje om de Tafel'. Iedereen kan een tafeltennisster – een Table Star - worden! Dat is het principe en met name het sterren verzamelen spreekt kinderen erg aan, hebben wij gemerkt.” Naast het plezier dat de kinderen Table Stars oplevert, is het ook een manier om het contact tussen de tafeltennisvereniging en de basisscholen te verbeteren. “Wij hadden altijd al een goede band met de scholen, maar dankzij Table Stars is het contact alleen maar beter geworden”, zegt Kamps. “Het voordeel is dat de basisscholen in Harkstede gebruikmaken van de multifunctionele sporthal waar wij ook onze trainingen en wedstrijden afwerken. Die zetten we uiteraard in voor Table Stars, maar ook voor enkele andere activiteiten die we samen met de scholen organiseren. Zo bieden we leerlingen een strippenkaart aan, waarmee ze enkele keren gratis mee kunnen trainen bij ons op de club.” In Harkstede en in het verderop gelegen Hoogezand, waar Argus ook een dependance heeft, doen in totaal liefst 200 kinderen mee aan het programma Table Stars. Kamps: “We steken sowieso veel energie in de jeugd. We hebben bijvoorbeeld een speciale nieuwsbrief voor de jeugd, waarin we alle nieuwe kinderen voorstellen met een foto en een stukje tekst. Mede hierdoor, maar zeker ook door het programma Table Stars, is het aantal jeugdleden bij ons in drie jaar tijd gestegen van 23 naar 55 en dat op een totaal van 120 leden. Kortom: samenwerken met scholen kan zeer lonend zijn!”
6
ARNHEM - Voor twee euro per keer een basketbaltraining van een uur volgen zonder lidmaatschap of andere verplichtingen? Dat kan bij de zogenaamde Basketball’sCool in vijf verschillende Arnhemse wijken. Uiteraard hoopt de plaatselijke vereniging Arnhem Eagles wel degelijk nieuwe jeugdleden over te houden aan het initiatief, dat door de Nederlandse Basketball Bond (NBB) in heel Nederland is uitgerold als ‘een van de vervolgen op het succesvolle project ‘Basketball Unites’. “Maar het belangrijkste is dat kinderen op een laagdrempelige manier kennismaken met basketbal”, vertelt Steven Teunissen, projectleider Basketball’sCool in de hoofdstad van Gelderland. Basketball’sCool is actief in de vijf kernwijken De Laar, Klarendal, Malburgen, Presikhaaf en Schuytgraaf, alsmede een aantal ‘onderliggende’ wijken als De Laar-Oost en Eldenveld. Steven Teunissen: “We hebben veel contact met de vakdocenten. Zij sturen kinderen naar ons door. De drempel is laag, want de lessen van de Basketball’sCool sluiten aan op de schooltijden en zijn in de gymzalen van de scholen zelf, dus de meeste kinderen kunnen gewoon doorlopen. De scholen werken goed mee: zij promoten Basketball’sCool uitvoerig en geven ons ook de gelegenheid regelmatig clinics te verzorgen tijdens de gymlessen.” ‘Duizendpoot’ Teunissen, tevens voorzitter van de technische commissie van Arnhem Eagles, gelooft niet meer in de min of meer ‘reguliere’ wervingsmethodes als flyers en proeflessen. Hij zweert bij het concept van Basketball’sCool: “De klassieke vereniging probeert potentiële leden te bewegen naar de club te komen. Wij hebben het omgedraaid en gaan naar de plekken waar onze potentiële leden zijn: de scholen. Kinderen komen zo op een eenvoudige, vrijblijvende manier in contact met basketbal. Als ze het leuk vinden worden ze – vroeg of laat - vanzelf lid van onze vereniging.” De effecten van Basketball’sCool zijn duidelijk zichtbaar, zegt Teunissen. “Per Bastketball’sCool doen er gemiddeld zo’n 17 tot 20 kinderen mee. Uiteindelijk stroomt liefst 19 procent door naar een gewoon lidmaatschap van Arnhem Eagles”, vertelt de projectleider, die wel een kleine kanttekening plaatst. “De keerzijde van het succes is dat we continu bezig zijn de financiële eindjes aan elkaar te knopen. Per slot van rekening moeten we voor de Basketball’sCool, omdat het overdag is, vaak betaalde krachten inzetten.
7
MILL - Het schoolhandbaltoernooi op Tweede Paasdag is al jaren vaste prik voor alle basisscholen in het Brabantse Mill en de drie omliggende dorpen die tezamen de gemeente Mill en St. Hubert vormen. De zes verschillende basisscholen brachten in 2011 in totaal liefst 68 teams op de been! De groepen 4/5/6 zijn doorgaans 's morgens aan de beurt, de groepen 7/8 mogen 's middags aan de bak. "Het is altijd een hele happening", zegt Theo de Vos van MHV'81 trots. Theo de Vos, voorzitter van de activiteitencommissie van MHV'81 en coördinator van het schoolhandbal, legt uit dat er aan het Paastoernooi nog een heel traject vooraf gaat. "Vorig jaar zijn we ook gestart met open trainingen, op vier woensdagmiddagen achter elkaar in de aanloop naar het toernooi. Kinderen die aan het schoolhandbal meedoen, kunnen hier gratis aan deelnemen, zodat ze op Tweede Paasdag beter uit de voeten kunnen." Maar vóórdat deze trainingen beginnen, zijn de leerlingen al een keer in de klas warm gemaakt voor handbal via een DVD met leuke beelden over de sport. Tegelijkertijd krijgen de kinderen een folder waarin ze worden aangespoord met een team in te schrijven voor het Paastoernooi en de vier 'aanlooptrainingen'. "Ook wordt er een reguliere gymles op school door onze eigen trainers ingevuld met handbal". zegt Theo de Vos, die vol lof is over de medewerking van de scholen. "Wij verzorgen in feite alles van A tot Z, maar de scholen geven ons wel alle ruimte!" Deze drietrapsraket werkt uitstekend, concludeert De Vos. De kinderen maken op drie verschillende manieren kennis met handbal - in de gymles op school, tijdens de open trainingen en tot slot op het Paastoernooi - en dat leverde MHV'81 in 2011 maar liefst 20 tot 25 nieuwe jeugdleden op. "Direct of indirect dankzij het schoolhandbal!" aldus De Vos. "De laatste jaren hadden we wat minder aanwas, zo'n 6 á 7 nieuwe jeugdleden per jaar, maar de nieuwe actie met de vier open trainingen bleek een schot in de roos te zijn."
8
De aanpak van de interventie (in stapjes) Om sportaanbod voor de schoolgaande jeugd te realiseren is het noodzakelijk om de volgende stappen, die gezamenlijk een periode van ongeveer7½ maand in beslag neemt, achtereenvolgend te zetten:
Lokale netwerkvorming + ontwikkelen van een lokaal (sport)plan
Evaluatie onder
Uitvoering van het
schoolgaande
sportaanbod
jeugd, (in fase 1, 2 en 3)
sportvereniging en onderwijs
(1) voorbereiding
doorlooptijd
tijdsinvestering
1.1
1.2
(2) realisatie van het sportaanbod
2.1
2.2
(3) evaluatie
2.3
3.1
Lokale netwerkvorming
Uitwerking lokaal (sport)plan
Fase 1: binnenschoolse sportaanbod
Fase 2: buitenschoolse sportaanbod
Fase 3: sportaanbod bij vereniging
onder schoolgaande jeugd, sportvereniging en onderwijs
10 uur
20 uur
minimaal 4½ uur
minimaal 4½ uur
minimaal 4½ uur
10 uur
2 maanden
2 maanden
1 maand
1 maand
1 maand
2 weken
Om de continuïteit voor zowel de school als de leerlingen te (kunnen) waarborgen is het wenselijk om op een vast moment in de week (bijv. de dinsdagmiddag) gedurende een langere periode (bijv. tussen de herfst- en kerstvakantie) het sportaanbod in alle fasen te verzorgen. De periodes vlak voor en direct na de zomervakantie is meestal niet geschikt.
9
(1) VOORBEREIDING (duur: ongeveer 4 maanden) Voordat de realisatie van het aanbod plaats kan vinden, moet er op lokaal niveau een netwerk opgezet worden. Het is daarbij van essentieel belang om de spelers in het lokale speelveld in beeld te hebben. Kortom welke partijen moeten er (meer en) structureel samen werken om de schoolgaande jeugd aan het sporten en bewegen te krijgen en te houden? Om hier een antwoord op te kunnen geven, hanteren we onderstaande stappen.
1.1 Onderzoek om te komen tot lokale netwerkvorming Voorafgaand aan uitvoering en de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen moeten de volgende vragen beantwoord worden. Dus is nodig om het lokale speelveld in kaart te brengen en om maatwerk te kunnen leveren. (a) Waar vinden we de doelgroep, die we willen bereiken? Naast dat je je als lokale uitvoerder (sportvereniging) af moet vragen wat de leeftijdsgroep is, die je (meer) aan het sporten en bewegen wilt krijgen, is het goed om te weten waar de doelgroep te vinden is die niet (meer) sport of waar de kans groot is dat ze uitvallen. Dat betekent dat je naast het richten op de leeftijd 6-12 of 1318 jaar ook wilt weten waar de kans het grootst is om meer jongeren structureel aan het sporten en bewegen te krijgen. Om hier achter te komen, kan iedere gemeente bij NOC*NSF een, op wijk gericht, overzicht (uit KISS) krijgen van de leeftijdsopbouw in de wijk en het aantal lidmaatschappen (zie bijlage 1 voor een voorbeeld van deze data). Daarnaast weten we uit ervaring dat met name bij de lagere opleidingsniveaus (vmbo) de sportdeelname relatief gezien het laagste is. Figuur 1 geeft een beeld van de sportparticipatie (ongeorganiseerd = zwart, georganiseerd = rood) in Nederland weer en is voortdurend in beweging. Marktonderzoekbureau GfK zorgt maandelijks voor een uitgebreide monitoring.
Ook relevante KISS-cijfers ontvangen van uw buurt? Vraag het aan uw gemeente en/of stuur dan een mail naar
[email protected]
Figuur 1: sportparticipatie Nederland in beeld
10
GfK peilt maandelijks in opdracht van NOC*NSF de sportdeelname in Nederland onder een representatieve groep Nederlanders in de leeftijd van 5 tot 80 jaar. Deze NOC*NSF Sportdeelname Index laat de ontwikkeling zien van de sportdeelname in Nederland. De NOC*NSF Sportdeelname Index is een gewogen en geïndiceerde combinatie van de volgende metingen: A. % Nederlanders die ≥ 1x per maand sporten B. % Nederlanders die ≥ 4x per maand sporten C. % Nederlanders die voldoet aan combinorm D. % Nederlanders die sport bij een sportaanbieder (vereniging en/of commerciële sportschool) E. % Nederlanders via club of bond is aangesloten bij NOC*NSF (KISS) F. Het gemiddeld aantal keer dat de sporters gesport hebben. De sportdeelname-index is een belangrijk middel om beleid van NOC*NSF en de sportbonden te sturen, om beleid van gemeenten te versterken en om de sportdeelname in Nederland te verhogen van 50 naar 60 procent. Onderdeel van de maandelijkse meeting is de Achmea Sport Index ≤18. Via dit deel van de index krijg je een beeld hoe vaak schoolgaande kinderen gemiddeld bewegen. De berekening van de Achmea Sport Index ≤18 is gelijk aan de NOC*NSF Sportdeelname Index, toegepast op jongeren tot en met 18 jaar. Als partner van NOC *NSF steunt Achmea initiatieven om schoolgaande kinderen in aanraking te brengen met sport en bewegen. Voor meer informatie: http://www.nocnsf.nl/sportdeelnameindex (b) Wat zijn de wensen en behoeften van de schoolgaande jeugd? Voor het afstemmen van het sportaanbod (welke sportactiviteiten, organisatievorm) is het nodig om te weten wat de schoolgaande jeugd zelf wil. Aansluiten bij de (belevings)wereld en de daarbij behorende wensen/behoeften van de jongeren zelf verhoogt niet alleen de kans van succes, maar is het startpunt bij het bepalen van het aanbod. Naast een kwantitatief onderzoek (middels vragenlijsten/enquêtes) kan een kwalitatief onderzoek (middels interviews) hier nog beter inzicht in geven. Een praktisch voorbeeld van een dergelijke vragenlijst is te vinden in bijlage 2. Deze vragenlijst is bij een onderzoek dat het bedrijf YoungWorks, een bureau dat gespecialiseerd is in de communicatie met jongeren, in opdracht van Sportbedrijf Dordrecht (in het schooljaar 2013/2014) uitgevoerd heeft. (c) Waar vind ik goede samenwerkingspartners? In ieder geval zijn de school met hun (vak)leerkracht en de sportvereniging met hun (jeugd)trainer betrokken bij zowel de uitvoering van het sportaanbod als de (structurele) verankering van de samenwerking. De gemeente, maar ook de desbetreffende sportbond(en) weten écht wel of de vereniging in staat is om een goede invulling te geven aan het sportaanbod. Om deze interventie succesvol uit te kunnen voeren, zijn zowel bij de school met (vak)leerkracht en bij de sportvereniging met (jeugd)trainer voorwaardelijkheden vereist (zie ‘criteria samenwerkingspartners’). Naast een vrijblijvende ontmoeting moet er een lokaal netwerk opgezet worden met (bij voorkeur) meerdere verenigingen en meerdere scholen. Vervolgens dient er één coördinator (projectleider) benoemd te worden, die leiding gaat geven aan dit netwerk en zorgt draagt voor de realisatie en uitvoering van het gezamenlijk ontwikkelde lokale sportplan. Meer informatie over lokale netwerkvorming, de spelers in het lokale speelveld en een stappenplan om de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen te versterken, is te vinden via www.sportlokaalsamen.nl
11
Criteria samenwerkingspartners: Binnen de ‘schoolactieve vereniging’ zijn de volgende personen en organisaties vaak betrokken bij de praktische uitvoering van het sportaanbod: - Scholen voor primair, voortgezet en/of middelbaar beroepsonderwijs (vak)leerkracht, die verantwoordelijk is voor de realisatie van het binnenschoolse sportaanbod, bij voorkeur in samenwerking met de (jeugd)trainer en verenigingsondersteuner(s) van de desbetreffende sportbond(en). - Sportverenigingen (jeugd)trainer, die in opdracht van de lokale sportaanbieder (waaronder ook de sportvereniging) het sportaanbod zowel buitenschools als bij de vereniging verzorgt. De vereiste kwaliteit voor de praktische uitvoerders bestaat uit: -
Het bestuur van de vereniging moet in hun beleid een focus op jeugd (6-18 jarigen) hebben. Daarnaast moet de vereniging over tenminste één gekwalificeerde (jeugd)trainer (minimaal in het bezit van een bondskaderopleiding Trainer/Coach niveau 3) beschikken, die in staat is om ook tijdens of direct na lestijden (bij voorkeur in de schoolse setting) het passende sportaanbod vanuit de sportbond (gedurende alle fasen) te verzorgen. “Zij moeten zowel in tijd als scholing hun trainer(s)de mogelijkheid geven zich in de praktijk te bekwamen en deze ook uit te voeren, waarbij tevens een beleidsmatige verankering moet zijn in bijv. de (technische) jeugdcommissie.”
-
Het schoolbestuur moet in de eerste fase (binnenschoolse) als verplicht onderdeel van de lessen lichamelijke opvoeding en dus onder verantwoordelijkheid van de school de vereniging tijd en ruimte geven om meerdere malen achtereenvolgend voor de schoolgaande jeugd hun passende sportaanbod te verzorgen. In de daarop volgende fasen moet betrokkenheid getoond worden richting de jongeren en ruimte gegeven worden om vanuit de sportaanbieder direct met de doelgroep te communiceren. Dat is alleen mogelijk als de school in haar beleid sport en bewegen hoog in het vaandel heeft staan (de jeugd in beweging wil krijgen en houden) en om die reden zelf investeert (in tijd en middelen) in de samenwerking met en bij de uitvoering van lokale sportaanbieders. “Zij moeten in tijd hun (vak)leerkracht de mogelijkheid geven de samenwerking handen en voeten te geven, met daarbij een begeleidende rol in het binnenschoolse aanbod en een stimulerende rol naar de jongeren in de andere fasen.”
Vanuit de intermediaire rol om de sportverenigingen en de scholen te verbinden en de aansturing van deze interventie op zich te nemen, kunnen de volgende partijen een taak verrichten: -
Scholen: (school)sportcoördinator of (vak)leerkracht Sportverenigingen: (jeugd)trainer, (jeugd)bestuur of technische commissie Gemeentes/gemeentelijke sportbedrijven: (beleids)medewerker van de afdeling sport of sportconsulent
De lokale coördinator (projectleider) van de intermediaire ‘partij’ moet in staat zijn om … … de lokale netwerkvorming tussen scholen en sportaanbieders kunnen realiseren. … de wensen/behoeften van de jongeren in kaart te brengen (praktijkgericht onderzoek). … in afstemming met de desbetreffende sportbond(en) een ondersteuningstraject vorm te geven. … een lokaal (sport)plan samen met alle betrokkenen op te stellen, deze in de uitvoering bij te sturen en achteraf te evalueren (projectmatig werken). We zien echter ook steeds vaker dat zowel de intermediaire rol (tussen sportaanbieder en school) als een verantwoordelijkheid in de praktische uitvoering ingenomen wordt door de buurtsportcoach(es)/combinatiefunctionaris(sen). Afhankelijk van het opleidingsniveau en de gevolgde studie (meer beleidsmatig of juist pedagogisch/praktisch) worden zij alleen in de uitvoering en/of als intermediair ingezet. Uiteraard is dit wel in alle gevallen afhankelijk van hun functieomschrijving c.q. taakstelling.
12
1.2 Een (lokaal) sportplan opstellen en uitvoeren Het formuleren van resultaatafspraken en verantwoordelijkheden binnen de samenwerking dient in eerste instantie te gebeuren. In dit (lokaal) sportplan moet naast een analyse ten aanzien van de noodzaak om de jongeren in beweging te krijgen (via bijvoorbeeld de -op wijk en leeftijd gespecificeerde- KISS gegevens over de sportparticipatie) ook afstemming plaats vinden ten aanzien van de sportvraag van de jongeren (en dus welke takken van sport en sportverenigingen in het sportaanbod meegenomen moeten worden). Kortom voorafgaand aan de planning en uitvoering van het sportaanbod zijn de volgende stappen een vereiste: - KISS-cijfers over de sportparticipatie in de verschillende wijken, van waaruit een doelbewuste keuze voor één of meerdere scholen voortkomt; - analyse van de diversiteit van het sportaanbod, afgestemd op de behoeften van de jongeren, van waaruit een onderbouwde keuze komt welke sporten (en sportverenigingen) bij de uitvoering betrokken moeten worden;
Een schematische weergave van het stappenplan uit de Handreiking Sport Lokaal Samen (VSG, 2012) Uiteraard moet in dit sportplan ook aandacht besteed worden aan de wijze waarop de kwaliteit gewaarborgd wordt. Hierbij moeten de kwaliteitscriteria (gekwalificeerde (jeugd)trainer en passend sportaanbod vanuit de sportbond) in ieder geval opgenomen worden (zie hoofdstuk “De succesfactoren in de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen). Daarna kunnen pas gericht de volgende stappen genomen worden. -
inzetten/inkopen verenigingsondersteuning om gebruik te maken van de ervaringen op zowel uitvoerend (sportaanbod samen verzorgen in de verschillende fasen) als beleidsmatig (voor een structurele verankering binnen de vereniging) vlak;
Verenigingsondersteuning nodig? Kijk in de brochure “Sporten op en rondom school, sportaanbod voor het onderwijs” die te vinden op www.nocnsf.nl/sportenonderwijs voor de contactpersonen van de desbetreffende sportbond(en). Zo hebben bijvoorbeeld de Atletiekunie en de KNHB een stappenplan ontwikkeld om verenigingen te ondersteunen in de samenwerking met scholen, maar ook andere bonden hier ruimschoots ervaring mee.
-
aanschaffen en/of inhuren sportkennismakingsaanbod, bestaande uit de sport(kennismakings)mappen en -materialen;
Sportkennismakingsactiviteiten en/of -materialen nodig? Kijk in de brochure “Sporten op en rondom school, sportaanbod voor het onderwijs” die te vinden op www.nocnsf.nl/sportenonderwijs voor de contactpersonen van de desbetreffende sportbond(en) of misschien staat het aanbod wel op www.sportensamenregelen.nl
13
-
inkopen passende scholingsaanbod voor trainers, vrijwilligers of buurtsportcoaches (bondskaderopleiding Trainer/Coach niveau 3 of een ‘op maat’ gemaakte scholing) om op een pedagogisch verantwoorde wijze sportaanbod voor het onderwijs te kunnen verzorgen.
Opleiding Trainer/Coach (minimaal) niveau 3 of generieke opleiding volgen? Neem contact op met de desbetreffende (verenigingsondersteuner van de) sportbond of kijk op www.academievoorsportkader.nl
Kwaliteitscriteria uitvoerders: Bij de uitvoering van de interventie zijn een drietal ‘partijen’ betrokken: een intermediair, (vak)leerkracht en (jeugd)trainer. De intermediaire taak kan echter ook door één van de andere ‘partijen’ uitgevoerd worden. lokale coördinator (intermediair/projectleider) - Opleiding: geen specifieke opleiding noodzakelijk, maar een pre is wel een (sport)beleidsmatige opleiding (MBO-Sport en Bewegen niveau 4 of HBO-Sportmanagement-opleiding) - Vaardigheden: het doen van praktijk(gericht) onderzoek, projectmatig werken en leiding geven/nemen “Hij moet in staat zijn om als verbinder op te treden tussen sportvereniging en school en sturing te geven aan dit netwerk bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van het lokale (sport)plan, dat gebaseerd is op de wensen/behoeften van de jongeren.” (vak)leerkracht - Opleiding: onderwijsbevoegdheid (valt onder verantwoordelijkheid van de school zelf en is aanwezig) - Vaardigheden: coachen/begeleiden en stimuleren “Hij moet in staat zijn een coachende en begeleidende rol aan te nemen richting de (jeugd)trainer van de ‘schoolactieve vereniging’ en de jongeren (blijven) stimuleren om ook na schooltijd aan het sportaanbod deel te nemen.” (jeugd)trainer van de vereniging - Opleiding: bondskaderopleiding Trainer/Coach niveau 3 (TC3) - Vaardigheden: pedagogisch en methodisch/didactisch geschoold “Hij moet in staat zijn om op een enthousiaste en pedagogisch verantwoorde wijze het passende sportaanbod vanuit de sportbonden tijdens of direct na lestijden aan te bieden.”
14
REALISATIE VAN HET SPORTAANBOD (duur: ongeveer 3 maanden) De methodiek, voor zowel de leeftijdsgroep 6-12 als 13-18 jaar, is gebaseerd op het principe van binnen- naar buitenschools leren sporten en bewegen (SLO, NISB, KVLO en NOC*NSF, 2006) hetgeen betekent dat de jongeren met een gefaseerde aanpak toegeleid worden naar een structureel, passend sportaanbod bij de vereniging. In de uitvoering van het sportaanbod dienen de in het sportplan gemaakte afspraken, gedurende de fasen 1 t/m 3, uitgevoerd te worden.
Buitenschools sporten en bewegen
FASE 3
FASE 2
eigen keuze kind
Binnenschools sporten en bewegen FASE 1
Sporten en bewegen bij vereniging
als laagdrempelige keuze
voor iedereen
2.1 Het binnenschoolse sportaanbod (fase 1 De kennismakingsactiviteiten worden onder schooltijd (dus verplicht voor de schoolgaande jeugd) en in de schoolse setting (dus bij voorkeur in de gymzaal, sporthal of op de buitensportlocatie, die de school normaliter ook gebruikt) uitgevoerd door de gekwalificeerde (jeugd)trainer van de sportvereniging in samenwerking met en zelfs onder verantwoordelijkheid van de (vak)leerkracht van de school. tijdstip
onder schooltijd
duur
minimaal 3 x 1½ uur
locatie
op school(locatie)
aanbieder
gekwalificeerde (jeugd)trainer + (vak)leerkracht
De lokale coördinator vervult een coördinerende rol tussen (jeugd)trainer en (vak)leerkracht om het sportaanbod onder schooltijd plaats te laten vinden. De verenigingsondersteuner van de sportbond ondersteunt de (jeugd)trainer en (vak)leerkracht en/of verzorgt samen met de (jeugd)trainer en (vak)leerkracht het sportaanbod.
2.2 Het buitenschoolse sportaanbod (fase 2) Het vervolgaanbod wordt na schooltijd (dus voor deelnemers vrijwillig), maar bij voorkeur nog steeds in dezelfde sportaccommodatie uitgevoerd door dezelfde (jeugd)trainer van de sportvereniging. tijdstip
direct na lestijd
duur
minimaal 3 x 1½ uur
locatie
op (of in de buurt van) school
aanbieder
gekwalificeerde (jeugd)trainer
15
De lokale coördinator zorgt vanuit zijn coördinerende rol naar de jongeren (en eventueel hun ouders) en de (jeugd)trainer dat ze voortdurend geïnformeerd worden over het naschoolse sportaanbod en dat het daadwerkelijk gerealiseerd wordt. De verenigingsondersteuner van de sportbond ondersteunt de (jeugd)trainer en/of verzorgt samen met de (jeugd)trainer ook in deze fase het sportaanbod.
2.3 Het sportaanbod bij de vereniging (fase 3) Na het vervolgaanbod kunnen de jongeren meedoen aan een passend sportaanbod van trainingen, uitgevoerd door dezelfde (jeugd)trainer van de sportvereniging. Deze trainingen vinden bij voorkeur nog steeds in de buurt van de leefomgeving van de jongeren (dus vaak in de buurt van de school) plaats. Dit aanbod dient aan te sluiten bij de wensen en behoeften van de jongeren en kan dus een aangepast, kortdurend en/of flexibel lidmaatschap betreffen of een anders georganiseerd sportaanbod van alleen maar wedstrijden/toernooien spelen. tijdstip
direct na lestijd (of op ander gepast moment)
duur
minimaal 3 x 1½ uur
locatie
bij de vereniging (in de buurt)
aanbieder
gekwalificeerde (jeugd)trainer
De lokale coördinator zorgt vanuit zijn coördinerende rol naar de jongeren (en eventueel hun ouders) en de (jeugd)trainer dat ze ook in deze fase geïnformeerd worden over het sportaanbod dat vervolgens ‘bij’ de sportverenigingen aangeboden wordt. De verenigingsondersteuner van de sportbond ondersteunt de (jeugd)trainer en/of verzorgt samen met de (jeugd)trainer het sportaanbod.
EVALUATIE (duur: ongeveer 2 weken) Na afloop van de uitvoering moet niet alleen de samenwerking door de lokale coördinator geëvalueerd worden, maar moet ook kritisch gekeken worden of de in het (sport)plan opgenomen doelen behaald zijn. Uiteraard mag een evaluatie met de doelgroep zelf uitgezet door het bestuur van de vereniging en/of schoolbestuur ook niet ontbreken, want voor een blijvend succes moet aangesloten (blijven) worden bij de wensen en behoeften van de deelnemers. Op basis van deze uitkomsten kan het aanbod door de uitvoerders voor een volgende keer aangepast worden. Ook het gericht(er) doorverwijzen naar structureel (en met een tijdelijk of aangepast lidmaatschap)sporten bij de sportvereniging is één van de evaluatiepunten.
16
De succesfactoren in de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen Het W.J.H. Mulier Instituut heeft in opdracht van het NOC*NSF een kwalitatief verdiepend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft ten doel verdiepende informatie op te leveren over de aanpak en resultaten bij sportverenigingen, het onderwijs en de schoolgaande jeugd. Het onderzoek kent twee doelstellingen: (1) het bepalen in welke mate het sportaanbod vanuit de betrokken sportverenigingen aansluit op de behoeften en wensen van de scholen en hoe deze ‘match’ zou kunnen worden geoptimaliseerd en (2) het helder krijgen van de succes- en faalfactoren in het proces van het schoolactief worden van sportverenigingen. Hiervoor zijn in een zestal geselecteerde plaatsen met een actief en minder actief sportbeleid (Amersfoort, Amsterdam, Eindhoven, Heerlen, Middelburg en Midden-Drenthe) diepteinterviews afgenomen onder 47 betrokken personen van 25 verenigingen, 29 personen bij 21 scholen (primair en voortgezet onderwijs) en groepsgesprekken gevoerd met 73 leerlingen van 8 scholen. In alle gevallen is gebruik gemaakt van topiclijsten (zie bijlagen 3 t/m 5) om op een semigestructureerde wijze richting te geven aan de interviews, maar tegelijkertijd ruimte te bieden voor een andere, relevante inbreng van de geïnterviewden. Het kwalitatief verdiepende onderzoek dat het Mulier Instituut eind maart 2012 opgeleverd heeft, geeft duidelijk (meer) inzicht in de succesfactoren in de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de deelnemende leerlingen erg tevreden zijn over het door de sportverenigingen verzorgde sportaanbod op school. Duidelijke pluspunten vinden ze de diversiteit en de authenticiteit van de sportbeleving. Denk bij dat laatste aan les krijgen van ‘echte’ trainers in een speciale sportaccommodatie met materiaal dat bij die sport hoort. Ook kennismaking met onbekende sporten, die tijdens de gymles op school niet (vaak) worden beoefend, vinden ze leuk. De deelnemende scholen zijn doorgaans tevreden met de aanvulling op de reguliere lessen LO. Sportverenigingen zien het aanbod vooral als een geschikte manier om de eigen sport en de vereniging bekend te maken bij de jeugd, zodat de drempel om lid te worden van de vereniging lager wordt, wetende dat dit lidmaatschap wel de laatste stap is in de ketenaanpak voor het verhogen van de sportparticipatie. De kernpunten Om de overdraagbaarheid van alle informatie te vergroten, is gekozen voor het aanbrengen van een rubricering van de vragen en hun antwoorden. In onderstaand model wordt op een schematische wijze het ideale samenwerkingsverband weergegeven. Daarna volgt hieronder nog een korte samenvatting van de belangrijkste bevindingen en conclusies.
Inbedding bij de sportvereniging -
Variatie in mate van schoolactiviteit sportverenigingen: van opstartfase tot en met jarenlange samenwerking, vaak voortkomend uit gemeentelijk beleid of eerdere programma’s van de Rijksoverheid. Belangrijkste motief sportverenigingen is behoud van ledental of groei van jeugdafdeling, daarnaast zijn promotie van (de) sport en maatschappelijke doelen veelgenoemde motieven.
Gemeentelijk beleid -
De zes gemeenten in het onderzoek stimuleren en/of faciliteren samenwerking tussen sport en onderwijs op verschillende manieren en in verschillende mate. Combinatiefunctionaris in vijf gemeenten betrokken bij sportaanbod in het onderwijs.
17
Rol van de sportbonden -
Veel sportbonden hebben aanbod van lespakketten en/of -materialen voor primair en/of voortgezet onderwijs ter ondersteuning van de sportvereniging. Betrokken sportverenigingen ervaren in het algemeen weinig stimulans vanuit de sportbond bij schoolactief worden.
Organisatie -
Een centrale regie die op lokaal niveau de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen coördineert is een belangrijke succesfactor Professionals (zoals combinatiefunctionarissen en de toekomstige sportbuurtcoaches) die formeel aangesteld zijn om verbindingen te leggen tussen onderwijs en sport en bij voorkeur ook nog zelf bekwaam en bevoegd zijn om sportactiviteiten aan te bieden worden door verenigingen en scholen gezien als een onmisbare schakel in het realiseren van meer sportaanbod voor het onderwijs.
Verankering -
Wanneer de samenwerking tussen scholen en verenigingen is verankerd in het beleid van scholen, verenigingen en gemeenten is het sportaanbod voor het onderwijs beter gewaarborgd. Er wordt meer bereikt wanneer doelstellingen en verwachtingen op elkaar afgestemd worden.
Communicatie -
Heldere afspraken en korte lijntjes tussen de verenigingen en scholen komt de communicatie ten goede. Bij voorkeur spelen vaste contactpersonen hierin een rol. Persoonlijke communicatie gericht op leerlingen en ouders bevordert hun betrokkenheid. Het evalueren van activiteiten met alle betrokken partijen is belangrijk om leerpunten voor een volgende keer mee te kunnen nemen en draagt bij aan een succesvolle samenwerking.
Type aanbod -
Om de bekendheid van de verenigingen en/of het imago van de sport te kunnen vergroten is het voor sportverenigingen van belang een frequent aanbod op meerdere scholen te hebben. Door leerlingen en scholen wordt een gevarieerd aanbod aan spectaculaire activiteiten op prijs gesteld, evenals het werken naar een einddoel.
Betrekken van de doelgroep -
-
Het aanbod van de verenigingen spreekt leerlingen aan wanneer het afgestemd is op hun mogelijkheden en leefwereld. Aangepaste spelvormen en materiaal worden door scholen en leerlingen op prijs gesteld. Het is belangrijk als vereniging na te denken over achtergrondkenmerken van de doelgroep waar je je op richt en de redenen waarom je je op deze doelgroep richt. Verschillende doelgroepen vragen een verschillende benadering Voorbeelden waarbij leerlingen zelf ook betrokken zijn bij de keuze en organisatie van activiteiten zijn succesvol
Doorlopende leerlijnen en overstap naar de vereniging -
Een traject waarbij aanbod onder schooltijd opgevolgd wordt door aanbod na schooltijd en vervolgens trainingen bij de vereniging maakt doorstroming naar de vereniging beter mogelijk en wordt door leerlingen veilig en prettig wanneer ze gedurende dit gehele traject goed begeleid worden.
Tijdstip van het aanbod - Scholen en leerlingen wensen een aanbod onder schooltijd of direct daarop aansluitend. - Na schooltijd zijn er veel vrijetijdsbestedingen voor leerlingen die kunnen concurreren met sportaanbod. Bij de inroostering van sportactiviteiten moet hier rekening mee gehouden worden.
18
-
De duur van een sportactiviteit moet lang genoeg zijn om leerlingen daarbinnen een gevoel van succesbeleving en ‘ik heb iets geleerd’ te kunnen geven. Over het moment in het jaar waarop de vereniging haar activiteiten aanbod op/voor scholen moet nagedacht worden en afgestemd met de betrokken partijen.
Kader van de sportvereniging - Beschikbaarheid van voldoende, vaardig en kundig kader is een voorwaarde waaraan voldaan moet worden wil een vereniging een substantieel aanbod op scholen kunnen verzorgen. - Schoolvertegenwoordigers en ouders hebben een voorkeur voor pedagogisch en didactisch geschoold kader dat affiniteit heeft met de betreffende doelgroep waarvoor zij het aanbod verzorgen. Nu ontbreekt het hier nog wel eens aan. - In lijn met de wens om aanbod tijdens en aansluitend de schooltijden te hebben, zou het kader van de verenigingen idealiter ook op deze tijden beschikbaar moeten zijn. Dit is vooral goed te realisering wanneer er een vergoeding tegenover het verzorgen van het aanbod staat. - Kaderleden met een hoog eigen vaardigheidsniveau en/of enthousiasme en passie voor de sport, weten veel leerlingen positief te besmetten. Subsidie en sponsoring -
-
Het gratis aanbieden van sportactiviteiten is maakt die extra aantrekkelijk voor leerlingen (en hun ouders). Als de activiteiten worden opgezet vanuit een maatschappelijk motief, zijn er vaak mogelijkheden voor een subsidie. Subsidie is welkom, maar voor verenigingen geen primaire drijfveer. Sportbonden bieden meerwaarde door kader en materiaal ter beschikking te stellen, maar die dienstverlening is niet optimaal vanwege bijvoorbeeld een beperkte beschikbaarheid van het materiaal. Ook zijn veel sportverenigingen onbekend met het bestaan van de mogelijkheden. Voor sommige activiteiten is het mogelijk sponsoren te interesseren. In een aantal gevallen wordt sponsoring geregeld door persoonlijke contacten.
Accommodaties -
-
Of een accommodatie geschikt is voor een bepaalde sportactiviteit hangt af van verschillende criteria: fysieke geschiktheid, beschikbaarheid van materialen, afstand tussen school (of huis) en sportaccommodatie, veiligheid naar en van de accommodatie. Bij uitbreiding van het sportaanbod is accommodatie een cruciale factor
Een schematisch overzicht van de succesfactoren is in bijlage 5 opgenomen. Het complete rapport en de samenvatting ervan met belangrijke succesfactoren voor de samenwerking van sportverenigingen met scholen is, naast allerlei andere informatieve documenten, te vinden op www.nocnsf.nl/sportenonderwijs.
19
Ondersteuning sportbonden De methodiek (van de uitvoering) is gebaseerd op het principe van binnen- naar buitenschools leren sporten en bewegen (SLO, NISB, KVLO en NOC*NSF, 2006) hetgeen betekent dat de jongeren met een gefaseerde aanpak toegeleid worden naar een structureel, passend sportaanbod bij de vereniging. Dit passende sportaanbod is in verschillende sportkennismakingsmappen van een groot aantal sportbonden beschreven en dient bij de uitvoering gebruikt te worden. Voor de volgende 24 sporten is passend sportaanbod, via hun sportbond die ook in de afgelopen jaren geïnvesteerd heeft in het stimuleren van hun verenigingen om (meer) samen te werken met het scholen op het gebied van het verzorgen van sportaanbod, ontwikkeld en beschikbaar: atletiek, base- en softball, basketball, floorball/unihockey, frisbee, gymnastiek/dansen, handbal, hippische sport, hockey, judo, klimmen/bergsport, korfbal, roeien, schaken, schaatsen/inline-skaten, skiën/snowboarden, squash, tafeltennis, tennis, vechtsport, (zaal)voetbal, volleybal, zwemmen, zeilen/surfen/kanovaren, Onderstaand overzicht geeft aan voor welke doelgroep er op dit moment sport(kennismakings)mappen zijn, die ontwikkeld zijn volgens de doorlopende leerlijn. Meer informatie over het ontwikkelde aanbod van deze sportbonden is te vinden in de brochure “Sporten op en rondom school, sportaanbod voor het onderwijs”, die digitaal beschikbaar is op www.nocnsf.nl/sportenonderwijs
sportbond
sport
KNLTB KNHS KNSchaatsB KNHB Atletiekunie KNZB Nevobo KNKV Watersportverbond JBN NHV NTTB SBN KNVB KNRB NIVM NeFUB NBasketballB NKBV KNGU KNSchaakB NFB NSkiV KNBSB
tennis hippische sport schaatsen en inline-skaten hockey atletiek zwemmen volleybal korfbal zeilen, surfen, kanovaren judo handbal tafeltennis squash (zaal)voetbal roeien vechtsport floorball en unihockey basketball klim- en bergsport gymnastiek en dansen schaken frisbee skiën en snowboarden base- en softball
sport(kennismakings)map beschikbaar voor (in ieder geval) primair onderwijs voortgezet middelbaar (6-12 jaar) onderwijs beroepsonderwijs (13-16 jaar) (16-18 jaar) x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
20
Bijlage 1: Overzicht KISS gegevens (voorbeeld)
21
22
Bijlage 2: Vragenlijst jongeren (YoungWorks, voorbeeld Dordrecht)
JIJ & JE VRIJE TIJD Hallo! Deze vragenlijst gaat over jou :) We willen graag weten wat je in je vrije doet en wat jou in beweging brengt. De vragenlijst is anoniem, je hoeft dus nergens je naam op te schrijven. Het gaat om jouw eigen mening en ervaringen. Kies dus altijd voor het antwoord dat het beste bij je past. Alle antwoorden zijn goed. Het is belangrijk dat je de vragenlijst helemaal invult. Het invullen duurt ongeveer 5 minuten. Veel succes en alvast bedankt voor het invullen! YoungWorks
23
Selectievragen/ achtergrondvariabelen 1. Hoe oud ben je? Leeftijd
….
2. Ik ben een… Jongen Meisje 3. In welk land ben jij geboren? … 4. In welk land is jouw moeder geboren? … 5. In welk land is jouw vader geboren? … 6. Op welke school zit jij? Wellantcollege Dordrecht, locatie Groenezoom Wellantcollege Dordrecht, locatie Chico Mendesring Stedelijk Dalton Lyceum, locatie Overkampweg Stedelijk Dalton Lyceum, locatie Kapteynweg Stedelijk Dalton Lyceum, locatie Leerpark Insula College, locatie Halmaheiraplein Insula College, locatie Leerpark Insula College, locatie Koningstraat RSG Wartburg College, locatie Marnix Johan De Witt-Gymnasium, locatie Oranjepark 7. Welke opleiding volg jij? Vmbo basis Vmbo kader Vmbo gemengde leerweg Vmbo theoretische leerweg Havo Vwo 8. Wat is je postcode van jouw huisadres? Woon je op 2 verschillende adressen? Vul dan de postcode in van het adres waar je het meest verblijft. Weet je niet wat jouw postcode is? Vul je de naam van je wijk in. …
24
NNGB, Fitnorm & Combinorm 9. Hoe vaak per week ben jij op 1 dag minstens 60 minuten echt in beweging? Wat bedoelen we met ‘echt in beweging’ zijn? Denk bijvoorbeeld aan fietsen naar school, (stevig) wandelen naar de bus, dansen in de woonkamer of op je skateboard naar vrienden. Nooit
1-2 dagen per
3-4 dagen per
5-6 dagen per
7 dagen per
week
week
week per week
week of meer
10. Hoeveel keer per week sport jij minimaal 20 minuten intensief? Wat bedoelen we met intensief sporten? Denk bijvoorbeeld aan sporten bij een club, op school of op straat (alleen of met anderen) zoals voetbal, tennis, hardlopen of gymles. Als je intensief sport gaat je hart sneller kloppen en kun je buiten adem raken of gaan zweten. Nooit
1-2 dagen per
3-4 dagen per
5-6 dagen per
7 dagen per
week
week
week per week
week of meer
11. Wat is voor jou de belangrijkste reden om te sporten? Je mag meerdere antwoorden kiezen. Ik vind het leuk om wedstrijden te spelen Ik wil een goed figuur Ik krijg er zelfvertrouwen van Het is voor mij een manier om te ontspannen/uitlaatklep Het is goed voor mijn gezondheid Ik vind het gezellig Zo ontmoet ik (nieuwe) vrienden Ik wil er (steeds) beter in worden Anders, namelijk: 12. Wat is de belangrijkste reden voor jou om NIET te sporten? Je mag max. 2 antwoorden kiezen. Het is te duur (denk aan lidmaatschap, sportkleding etc.) Ik doe liever iets leuks met vrienden/vriendinnen Ik heb te weinig tijd, school en huiswerk neemt veel tijd in beslag Ik wil me niet vastpinnen op bepaalde dagen en tijdstippen De sfeer op de sportclub spreekt me niet aan De sportclub/terrein is ver weg of slecht bereikbaar Ik voel me niet prettig in sportkleding Door mijn lichamelijke beperking kan ik niet sporten Ik ben er niet goed in en heb geen zin om af te gaan Ik vind sporten te zwaar Anders, namelijk:
25
13. In hoeverre ben je het eens met de onderstaande stelling? Ik zou (meer) willen sporten. Helemaal eens
Eens
Neutraal
Oneens
Helemaal oneens
14. Indien “(helemaal) eens” bij vraag 13 Je geeft aan dat je meer zou willen sporten. Wat moet er veranderen zodat jij meer gaat sporten? Schrijf hieronder 3 ideeën op. -
…
-
… …
15. Indien “(helemaal) oneens” bij vraag 13 Je geeft aan dat je niet meer wil sporten. Wat moet er veranderen zodat jij meer gaat sporten? Schrijf hieronder 3 ideeën op. -
…
-
…
-
…
16. Indien “neutraal” bij vraag 13 Je geeft aan dat je niet weet of je wel of niet (meer) wil sporten. Wat moet er veranderen zodat jij wel meer gaat sporten? Schrijf hieronder 3 ideeën op. -
…
-
…
-
…
17. Stel dat je meer zou gaan sporten, wat heb je daar dan aan? Noem iets positiefs (een voordeel) en iets negatiefs (een nadeel). Voordeel van meer sporten
…
Nadeel van meer sporten
…
18. Stel dat je (meer) zou gaan sporten, waar heb je dan minder tijd voor? Dus waar ga je minder tijd aan besteden als je (meer) gaat sporten? Je mag 2 antwoorden kiezen. Huiswerk maken Gamen Afspreken met vrienden/vriendinnen Winkelen Thuis meehelpen (schoonmaken, boodschappen, op je broertje passen, etc.) Televisie/series/films kijken Muziek luisteren Internetten (Facebooken, Instagrammen, Twitteren, etc.) Anders, namelijk:
26
19. Hoe sportief vind jij jezelf, op een schaal van 1 tot 10? (1 = helemaal niet sportief, 10 = heel erg sportief) 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Actoren van invloed 20. Wie stimuleert jou om te sporten en bewegen? Daarmee bedoelen we: wie zorgt ervoor dat je zin hebt om te sporten? Wie remt jouw zin in sporten af? Je mag meerdere antwoorden kiezen. Stimuleren
Afremmen
Mijn ouders Broers/zussen Mijn trainer / gymleraar Mijn vrienden Mijn familie Mijn teamgenoten Docent Iemand uit de buurt Topsporters Niemand Anders, namelijk…. School en sporten 21. Stel dat je op jouw school na schooltijd mee kan doen aan sportactiviteiten. Zou jij dat dan doen? Geef per activiteit aan of je hieraan mee wilt doen of niet. Ja Nee Misschien Sportdag Sporttoernooi waarbij je tegen leerlingen van jouw eigen school speelt Sporttoernooi waarbij je tegen leerlingen van andere scholen speelt Vrij gymmen zoals apenkooien, zaalvolleybal, volleybal, atletiek of turnen Kennismakingslessen met (nieuwe) sporten of sportclinics zoals American Football, dansen, Zumba, Freerunning, etc. Extra gymles van één van jouw gymleraren Fitness met echte fitness materialen 22. Aan welke sporten zou jij willen meedoen via school, na schooltijd? Ja
Nee
Misschien
Atletiek Badminton Dansen Fitness Freerunning Handbal Hardlopen Hockey
27
Honk- en softbal Golf Klimmen Korfbal Vecht- en krachtsporten zoals boksen, karate en kickboksen Schaatsen Tafeltennis Tennis Volleybal IJshockey Zaalvoetbal Anders, namelijk … 23. Op welk tijdstip sport jij het liefst? Wat komt jou het beste uit? Op een schooldag in de middagpauze Op een schooldag tussen 16.00u – 18.00u Op een schooldag tussen 19.00u – 21.00u In het weekend Anders, namelijk: 24. Als er in de middagpauze op school sportactiviteiten worden georganiseerd, zou je dan meedoen? Ja, op het schoolplein met spelmaterialen Ja, op school in fitnessruimte Ja, in de gymzaal van school Nee, daar heb ik geen behoefte aan Anders, namelijk … 25. Welke stelling past het beste bij jou? Ik vind het vooral leuk om kennis te maken met (nieuwe) sporten. Ik hoef er niet per se heel goed in te zijn of worden. Ik vind het vooral leuk om samen met anderen te sporten en in beweging te zijn, plezier te hebben. Ik vind het belangrijk om beter te worden in de sport die ik doe en te winnen. Ik doe graag mee aan wedstrijden. Ik vind het leuk om te sporten want het geeft mij positieve energie en zelfvertrouwen. Anders, namelijk …
28
Bijlage 3: Topiclijst sportverenigingen Introductie Alle bij de uitvoering betrokken ‘partijen’ kunnen deze interviews afnemen, maar het is raadzaam om dit door de benoemde coördinator te laten uitvoeren. De resultaten geven de status weer op de verschillende items die in het hoofdstuk “Succesfactoren in de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen” vermeld staan en de antwoorden hoeven derhalve niet letterlijk uitgetypt te worden. Hier en daar wordt gevraagd naar de visie/mening van de vereniging. Die hoeft niet per se hetzelfde te zijn als die van de geïnterviewde. We zoeken de visie/mening van de vereniging. Algemene vragen o Sinds wanneer bestaat de vereniging? o Aantal leden van de vereniging, aantal jeugdleden, percentage allochtonen? o Heeft de vereniging al eens samengewerkt met het onderwijs? o Bij wie lag toen het initiatief? (bijv. vereniging, bond, school, gemeente) o Welk aanbod verzorgt de vereniging voor het onderwijs? 1.
Heeft de vereniging een heldere visie op de jeugd? Hierbij valt te denken aan: o Bestaande jeugdleden behouden. o Ambitie om te groeien in jeugdleden. Hoe ziet deze ambitie er dan uit? Is de ambitie opgenomen in het beleid? Staat deze ambitie op papier? o Ontwikkeling extra aanbod voor de jeugd. Zo ja, wat heeft men hierbij voor ogen?
2.
Wat is het motief/zijn de motieven voor de vereniging om sportaanbod voor het onderwijs te realiseren? (verschil intern en extern gedreven motieven) o Vereniging introduceren bij de jeugd en leden behouden c.q. werven. o Idealistische motieven/ maatschappelijke taak van de sportvereniging (plezier, bijdrage strijd tegen bewegingsarmoede en obesitas (gezond gedrag); sociale contacten, integratie, veiligheid & criminaliteit). o Netwerk (bestaande goede banden met gemeente, scholen, personen.) o Anders (toevallige contacten, etc.).
3.
Kan de vereniging zelf structurele samenwerkingsverbanden onderhouden met scholen, ook tijdens en rondom schooltijden en met andere partners in de BOS-omgeving (buitenschoolse opvang)? o Met welke partijen worden structurele samenwerkingsverbanden onderhouden (toen en nu)? o Waarom worden met juist die partijen structurele samenwerkingsverbanden aangegaan? o Hoe zijn de structurele samenwerkingsverbanden tot stand gekomen? o Hoe zijn die structurele samenwerkingsverbanden vormgegeven? o Wat houden deze structurele samenwerkingsverbanden precies in? o Welke meerwaarde heeft het onderhouden van structurele contacten met de buurt, onderwijs en scholen voor de vereniging? (per partner apart bevragen) o Welke eventuele knelpunten ervaart de vereniging bij de samenwerking met scholen en hoe zijn die opgelost (of juist niet)? o Welke zaken lopen eventueel goed/soepel in de samenwerking met de verschillende partners en waarom is dat zo?
4.
Welke resultaten zijn er (in het verleden) volgens de vereniging geboekt? (Voor zover de verenigingen hier iets over kunnen zeggen) o Zijn er meer kinderen die bewegen / sporten? (participatie / nieuwe gezichten, reacties van kinderen die voorheen nooit sportten bij een vereniging) o Bewegen / sporten de kinderen meer (gemiddelde duur / frequentie)? o Bewegen / sporten kinderen beter (zichtbare vooruitgang in de motoriek)? o Is er een (intensivering van de) samenwerking tussen verenigingen, scholen en de buurt?
29
5.
Wat zijn de voor- en nadelen bij het schoolactief zijn/worden? o Welke voordelen ondervindt de vereniging van de samenwerking met de school? (Heeft de sportvereniging meer jeugdleden gekregen door de samenwerking met de school?) o Zijn er ook nadelen die de vereniging ondervindt bij de samenwerking met de scholen?
6.
Nog een laatste opmerking?
30
Bijlage 4: Topiclijst scholen Introductie Alle bij de uitvoering betrokken ‘partijen’ kunnen deze interviews afnemen, maar het is raadzaam om dit door de benoemde coördinator te laten uitvoeren. De resultaten geven de status weer op de verschillende items die in het hoofdstuk “Succesfactoren in de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen” vermeld staan en de antwoorden hoeven derhalve niet letterlijk uitgetypt te worden. Hier en daar wordt gevraagd naar de visie/mening van de school. Die hoeft niet per se hetzelfde te zijn als die van de geïnterviewde. We zoeken de visie/mening van de school. 1.
Welk aanbod verzorgt vereniging X op/voor deze school? o Hoe ziet dat aanbod er precies uit? o Hoe is dat aanbod tot stand gekomen? (bij wie lag het initiatief, sinds wanneer, wat was de reden) o Was vooraf helder wat het project/ de samenwerking zou gaan inhouden? o Hoe is de samenwerking tussen school en vereniging georganiseerd? (wie doet wat, hoe zijn afspraken geformaliseerd) o Wie zijn er vanuit de vereniging en de school (en evt. andere partijen, combinatiefunctionaris) betrokken bij de samenwerking? o Wat loopt er goed qua samenwerking met de vereniging(en) en wat minder goed? (Verbeterpunten?) Hoe komt dat?
2.
Sluit het aanbod van vereniging X aan bij de wensen/vraag van de school? o Wat vindt de school van het aanbod van vereniging X op school? o Wat loopt er goed qua aansluiting en wat minder goed? Hoe komt dat? (Verbeterpunten?) o Wat mist men nu in het aanbod? o Wat zijn de wensen/behoeften van de school wat het sportaanbod betreft, zowel inhoudelijk als organisatorisch : andere sport, andere momenten (tijdens, voor, na schooltijd, ‘s avonds), andere mensen, andere plaats (op school, bij de vereniging, welke kwaliteit moet accommodatie hebben) andere invulling/manierlocatie/tijdstip)? o Is er specifiek beleid op het gebied van extern sportaanbod en staat dit geformuleerd in het sportbeleid van de school? ? (visie, ambitie) o Welke behoeften bestaan er bij de leerlingen (zijn deze gepeild? zo ja: hoe?, zowel inhoudelijk als organisatorisch)
3.
Is er ander aanbod in samenwerking met externe partijen? (voor zover nog niet aan bod gekomen: andere verenigingen, andere samenwerkingsverbanden, bijv. met commerciële bieders, andere scholen, de gemeente?) o Hoelang bestaan deze samenwerkingsverbanden o Sluit dit aanbod mogelijk beter/slechter aan dan het aanbod van vereniging X?
4.
Wordt de school ondersteund in haar samenwerking met sportverenigingen o Ondersteuning vanuit de bond? Zo ja, wat vindt de school daarvan? o Ondersteuning vanuit de gemeente? Zo ja, wat vindt de school daarvan? o Ondersteuning vanuit andere partijen? Zo ja, wat vindt de school daarvan?
5.
Welke resultaten zijn er volgens de school geboekt (vooral specifiek t.a.v. sportvereniging X)? In termen van o Bereik leerlingen (aantallen en aard van de leerlingen) o Sporten en bewegen van de leerlingen - Is de houding van leerlingen en docenten t.a.v. bewegen en sport (positief) veranderd door de samenwerking met de sportvereniging? - Zijn er meer kinderen die bewegen / sporten? (participatie / nieuwe gezichten, reacties van kinderen die voorheen nooit sportten bij een vereniging); - Bewegen / sporten de kinderen meer (gemiddelde duur / frequentie > beweegnorm)? - Bewegen / sporten kinderen beter (zichtbare vooruitgang in de motoriek)? - Neemt obesitas af onder de leerlingen?
31
o o o
- Neemt de schooluitval af onder de leerlingen? Registreert de school schooluitval? Opbouwen netwerk Is er een (intensivering van de) samenwerking tussen verenigingen, scholen en de buurt? Tevreden over de geboekte resultaten?
6.
Wat zijn de ‘overall’ succes- en faalfactoren in het proces? (bijv. communicatie, weten ze elkaar te vinden) o Wat is voor andere scholen aan te bevelen? (inhoudelijk en organisatorisch) o Wat zou de school een volgende keer anders aanpakken?
7.
Hoe gaat het in de toekomst verder in het traject? o Behoefte aan structurele inbedding? o Evt. aanpassingen?
32
Bijlage 5: Topiclijst schoolgaande jeugd De kinderen zijn de deelnemers bij de verschillende activiteiten. Hun ervaringen en meningen vormen input voor de monitoring. De gesprekken dienen inzichten te geven in de effecten van de gepleegde interventies ten aanzien van bewegingsstimulering. Aan een klassengesprek kunnen alle leerlingen van de klas of een deel van de klas meedoen. De gesprekleiders (en dat kunnen alle bij de uitvoering betrokken ‘partijen’ zijn, maar het is raadzaam om dit door de benoemde coördinator te laten uitvoeren zorgen ervoor dat iedereen zijn mening kenbaar kan maken (in het gesprek, met handopsteken, etc.). Het gesprek duurt ongeveer 30-45 minuten. De resultaten geven de status weer op de verschillende items die in het hoofdstuk “Succesfactoren in de samenwerking tussen sportverenigingen en scholen” vermeld staan en de antwoorden hoeven derhalve niet letterlijk uitgetypt te worden. Gezien de doelgroep - Hou het leuk, speels (po), toegankelijk en niet te lang! - Taalgebruik aanpassen aan de groep po of vo! Met wie voer je het gesprek? - Met welke groep / klas? - Met de hele klas of een deel? Groepsgrootte = ? - Met kinderen die nu sporten op school via een schoolactieve vereniging? 1. Ludieke vraag om sfeer en openheid te creëren. o Heb je een favoriete sport en/of sportheld? 2. In welke mate zijn de bereikte jongeren/kinderen al sportief actief? o Wie doet aan sport. Welke sport? o Ben je lid van een club? o Doe je ook aan sport via school (BSO, of andere schoolgerelateerde vormen)? 3. Hoe kijken de leerlingen tegen de ‘normale’ lessen gym / sport aan op school? o Vind je gym leuk? (incl. sporten en bewegen) Waarom wel of niet? o Heeft de school mooie plekken om te sporten: sporthal, schoolplein, veldje in de buurt, accommodaties van een vereniging (atletiekbaan), zwembad, kunstijsbaan o Heeft de school goede gymspullen (ballen, hoepels, kasten, etc.)? Mis je nog bepaalde gymspullen? o Is er nog een sport die je heel graag wil doen, maar die (bijna) nooit met gym wordt gedaan? Zo ja: - Wáár zou je die sport dan willen doen? - Wanneer zou je die sport willen doen (aansluitend op de lessen of ‘s avonds) 4. Waarom vind je sport- en beweegactiviteiten met school (binnen en buiten de normale lestijden) juist wel of niet leuk? Ligt dat meer aan: o WAT = de activiteit o DOOR WIE = de persoon die de activiteit verzorgt o Met WIE = je klasgenoten o WAAR = sporthal, schoolplein, veldje in de buurt, accommodaties van een vereniging (atletiekbaan), zwembad, kunstijsbaan, etc. o WANNEER = liever binnen of buiten normale lestijden o HOE = opzet van de activiteiten, verplicht/vrijwillig 5. Welke groepen worden bereikt met de activiteiten van schoolactieve sporterverenigingen? Wie doet mee? o Achtergronden: jongens/meisjes (snel tellen), etniciteit (snel tellen), leeftijdsgroep (noteer welke groep)? o Verschillen ervaringen met de activiteiten (waarbij de schoolactieve verenigingen zijn betrokken) tussen de leerlingen die al sporten (1), die het nu zijn gaan doen (2) en de niet sporters (3)? (elk van de 3 groepjes apart) o Waarom al lang wel sporten en bewegen (1), waarom nú wel (2)? En voor de kinderen die nog steeds niet sporten (3): - Zou je wel willen sporten? - Ja: wat moet er veranderen?
33
o o
- Nee, waarom niet? Eventueel: speciale aandacht voor kinderen met een ‘handicap’ (heeft de klas daar mee te maken?) Thuisachtergronden: sporten de ouders (handjes omhoog)?
6. Is het aanbod vanuit de schoolactieve verenigingen aansprekend voor de jeugd (speciale aandacht voor hen die niet meer geïnteresseerd waren en nu weer wel)? Sluit het aan bij de mogelijkheden en de wensen en behoeften van de doelgroep? Wat is hun beleving hieromtrent? o Herkennen de kinderen het dat de schoolactieve verenigingen bij de activiteiten zijn betrokken? Zo ja, hoe dan? o Hoe worden de verschillende activiteiten (schoolsporttoernooien, sportkampen, introductiecursussen, etc.) georganiseerd door de schoolactieve vereniging(en) door de leerlingen gewaardeerd?: leuk, moeilijk, gezellig, spannend, iets nieuws, eng, kost veel tijd, verkeerde uren, etc. o Zijn er dan ook betere sportspullen dan bij een gewone gymles? Is dat wel / niet prettig. o Missen de leerlingen bepaalde soorten activiteiten (wedstrijden, toernooien, etc.) o Is er dan ook een echte trainer van de vereniging bij? Zo ja, hoe vind je dat? (weet heel veel, streng, aardig, etc.)
34
Bijlage 6: Overzicht kritische factoren (en verantwoordelijkheden) Organisatie
Aantal mensen betrekken in de organisatie (A) Centrale regie met vaste aanspreekpunten (B, G, I) Onderhouden van contacten met andere netwerken (A)
Verankering
Formalisering in beleidsstukken (A) Creëren van draagvlak (B, S, V) Formuleren van gezamenlijke doelstellingen (A) Betrekken van gremia op scholen (S) Draaiboek maken en up-to-date houden (A)
Communicatie
Directe communicatie (A) Heldere afspraken, persoonlijke relaties, korte lijntjes (A) Toelichting door het kader van sportverenigingen (B, V) Verwachtingen uitspreken (A) Evalueren (A)
Vorm van het
Frequent aanbod (A)
Sportaanbod
Variatie in aanbod (A) Toewerken naar een doel (B, V) Authentieke sportbeleving (B, V)
Betrekken van de
Sport op maat (B, V)
Doelgroep
Oriëntatie op het primair onderwijs (A) Oriëntatie op het voortgezet onderwijs (A) Oriëntatie op leerlingen met bijzondere achtergrond (A)
Doorlopende leerlijnen
Creëren van doorlopende leerlijnen (B,V,I)
en overstap naar de
Nazorg (B, V)
vereniging
Opvang bij de accommodatie van de sportvereniging (V,I)
Tijdstip van het sportaanbod
Reguliere schooltijden of direct daarop aansluitend (A) Rekening houden met concurrerende activiteiten (V, S, I) Lang genoeg bezig zijn om iets te leren (A) Strategisch moment in het jaar (A)
Kader
Voldoende kader (B,V,I) Professionaliteit (B, V, I) Sterke affiniteit met de doelgroep (V) Beschikbaarheid voor, tijdens of na schooltijd (B, V, I) Inzet van stagiaires (A) Inzet van helden (B,V) Enthousiasme en ‘besmetting’(A) Inzet van hetzelfde kader (V)
Middelen
Subsidie (B, G) Ter beschikking stellen van kader en materialen door sportbonden (B) Sponsoring (B, V, S, I)
Accommodaties
Gebruik van accommodaties van sportverenigingen (A) Gebruik van accommodaties van de school (A)
Betreffende partijen: (B) = bonden, (V) = sportverenigingen, (S) = scholen, (G) = gemeente, (I) = intermediair, (A) = alle partijen
35