GEBRUIKSAANWIJZING 1201.SA/SB BODEMVOCHTBEMONSTERINGSSYSTEEM 12
1
2 3 4 5 11 6 27
7 8 9 10
Inhoud Over deze gebruiksaanwijzing ......................................................................................................................... 2 1. Inleiding .................................................................................................................................................... 2 2. Principe .................................................................................................................................................... 2 3. Beschrijving ................................................................................................................................................. 2 3.1 Sonde ............................................................................................................................................... 2 3.2 Vacuümpomp en manometer (alleen set 12.01.SA) .......................................................................... 3 3.3 Vacuümtank en grote pomp (alleen set 12.01.SB) ............................................................................ 3 3.4 Gutsboor ........................................................................................................................................... 4 3.5 Hulpstukken ..................................................................................................................................... 4 4. Technische specificaties .............................................................................................................................. 4 4.1 Minimale set (12.01.SA) ................................................................................................................... 4 4.2 Standaard set (12.01.SB) ................................................................................................................... 5 5. Veiligheid .................................................................................................................................................... 5 6. Het gebruik ................................................................................................................................................. 5 6.1 Minimale set (12.01.SA) ................................................................................................................... 5 6.2 Standaard set (12.01.SB) ................................................................................................................... 7 6.3 Gutsboor ........................................................................................................................................... 9 6.4 De benodigde tijd ........................................................................................................................... 10 7. Toepassingen ............................................................................................................................................. 10 8. Problemen en oplossingen ........................................................................................................................ 11 9. Onderhoud ................................................................................................................................................ 11 P.O. Box 4, 6987 ZG Giesbeek, NL T +31 313 880200 F +31 313 880299 E
[email protected] © November 2006
www.eijkelkamp.com 1
M1.12.01.N
Over deze gebruiksaanwijzing
! 1.
Wanneer tekst volgt op een markering (zoals links afgebeeld) betekent dit dat er een belangrijke aanwijzing volgt. Wanneer tekst volgt op een markering (zoals links afgebeeld) betekent dit dat er een belangrijke waarschuwing volgt die duidt op gevaar voor letsel voor de gebruiker of beschadiging van het apparaat. N.B. De gebruiker is altijd zelf verantwoordelijk voor voldoende persoonlijke bescherming.
Inleiding
Het verkrijgen van een watermonster uit de onverzadigde zone, welke zich boven de grondwaterspiegel bevindt, is gecompliceerd. Dit komt doordat dit water aan de grond gebonden is. Bij indirecte methodes wordt een grondmonster in het laboratorium behandeld om het bodemvocht te onttrekken. Bijvoorbeeld door centrifugering of door het opgieten van gedestilleerd water op een kolom met een grondmonster. Het eerste opgevangen water kan dan als referentiemonster voor de hieronder verder te behandelen directe methode functioneren. De bodemvochtmonsternemer werkt volgens de directe methode, waarbij water direct tussen de bodemdeeltjes uit wordt gezogen. Daardoor kan men op specifieke plekken bemonsteren; hoeft er geen ongestoord grondmonster genomen te worden, is geen specifieke laboratoriumapparatuur nodig en kan desgewenst direct in het veld geanalyseerd worden. Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de volgende twee bodemvochtbemonsteringssystemen: Minimale set voor enkelvoudige bemonstering tot een diepte van 1,5 m. (12.01.SA) Standaard set voor meervoudige bemonstering tot een diepte van 1,5 m. (12.01.SB)
2.
Principe
De beide sets werken volgens hetzelfde principe. Een poreus waterdoorlatend pijpje wordt, na eerst met water verzadigd te zijn, in de grond geplaatst. Door aan de binnenzijde van het poreuze pijpje een onderdruk te creëren (met de vacuümpomp of vacuümtank) zal bodemvocht naar binnen worden gezogen, zolang de kracht waarmee grond het water vasthoudt geringer is dan de toegepaste zuigkracht. De grond moet dus vrij vochtig zijn. Een nat pijpje zal geen lucht doorlaten zolang de doorslagdruk van het pijpje niet bereikt wordt. De doorslagdruk is de druk, waarbij de adhesie tussen het water en het keramiek van de grootste poriën breekt. De doorslagspanning van de pijpjes zal in de praktijk niet bereikt worden aangezien deze groter is dan het vacuüm dat aangelegd kan worden.
3.
Beschrijving
3.1
Sonde
De sonde is als volgt opgebouwd: Een roestvaststalen buis (3) is aan de onderzijde voorzien van een met een boutje (11) geborgde kunststof kern (7). Rond de kern zit een poreus keramisch pijpje (8) dat door een kunststof conus (10) op zijn plaats wordt gehouden. De siliconenringen (6 en 9) zorgen voor een luchtdichte aansluiting. Door boringen in de kern lopen twee flexibele buisjes. Een teflon slang (4) steekt tot de onderkant in het poreuze pijpje en is voorzien van een blank koppelslangetje (12).
2
Een nylon slang (5) mondt boven in het pijpje uit en is voorzien van een donkergekleurd koppelslangetje (1). Wanneer U twijfelt (kleur) over wat Teflon is: controleer met een lucifer of aansteker: Nylon zal makkelijk smelten, teflon alleen bij langdurige verhitting. Voor het aankoppelen van verlengstangen is de buis aan de bovenzijde voorzien van schroefdraad (2). Wanneer de sonde in de grond wordt gestoken en de aansluiting van het keramische pijpje (8) tegen de grond goed is, wordt met de pomp een onderdruk aangebracht via slangetje (12). Slangetje (1) moet daarbij zijn dichtgeklemd. Door het pijpje wordt nu bodemvocht aangezogen dat minder sterk aan de grond gebonden is dan de zuigspanning (onderdruk) in het pijpje bedraagt. Het vocht in het pijpje kan naar boven gezogen worden door de klem op slangetje (1) te verwijderen. Plaatsing van een monsterflesje tussen sonde en vacuümbron zorgt voor opvang van het monster.
3.2
Vacuümpomp en manometer (alleen set 12.01.SA)
14
13 18 15 17
16
19
Vacuümpomp en manometer (set 12.01.SA)
20
Vacuümtank en grote pomp (set 12.01.SB)
De set voor enkelvoudige bemonstering (12.01.SA) heeft een klein en licht handpompje (13) met manometer (14) voor de vacuümvoorziening. Hierop kan slechts één sonde tegelijkertijd worden aangesloten. Een monsterflesje dient als opslagreservoir voor vacuüm.
3.3
Vacuümtank en grote pomp (alleen set 12.01.SB)
De standaard set voor maximaal vijfvoudige bemonstering (12.01.SB) is uitgerust met een grote pomp (15) en een vacuümtank (16). De manometer (17) geeft de onderdruk in de tank aan. De vacuümtank kan via de vijf aansluitingen in de rubber stop (18) met evenveel sondes verbonden worden. De onderdruk wordt opgewekt met de handbediende pomp (15). De terugslagklep (19) en afsluiter (20) verhinderen luchttoetrede via de pomp, nadat de vacuümtank op onderdruk is gebracht. Door de grote vacuümreserve kan de set B voor langere tijd zonder toezicht blijven werken. Wanneer er binnen een cirkel met een straal van twee meter wordt bemonsterd, bestaat de mogelijkheid om vijf sondes, elk met zijn eigen monsterflesje via de stop (18), gelijktijdig op het onderdrukvat aan te sluiten.
3
3.4
Gutsboor
Het boorlichaam van de gutsboor (21) is nagenoeg half cilindrisch, met van boven naar beneden lopende, evenwijdige snijkanten. De diameter is 30 mm. De maximale lengte van het monster is 50 cm. Het boorlichaam kan met een sluitbus (23) aan het bovenstuk (24) of verlengstuk (22, alleen set 12.01.SB) bevestigd worden.
22
23
Verlengstang (links) en sluitbus (rechts) 21
Gutsboor
3.5
Hulpstukken
26
Trek-/drukstuk Het trek-/drukstuk bestaat uit twee delen die rondom een stang in elkaar geschoven kunnen worden. Door zijn vorm zal het trek-/ drukstuk zich vastklemmen aan een stang zodra er kracht op beide handgrepen wordt gezet.
Trek-/drukstuk
Prikstok (Alleen set 12.01.SB) De glasfiber prikstok is 105 cm lang, en heeft een conus met een diameter van 19 mm. De prikstok is sterk isolerend, en kan daarom veilig worden gebruikt om zelfs in droge grond, de boorplek af te tasten naar kabels, buizen, leidingen en stenen. Ophangklem (Alleen set 12.01.SB) De ophangklem wordt over de sonde of verlengbuis geschoven en met een stelschroef vastgezet. Twee onafhankelijke bekhelften maken het mogelijk de monsterfles nauwkeurig in te klemmen.
4.
Technische specificaties
4.1
Minimale set (12.01.SA)
Onderdeel Insteeksonde Keramische cup Verlengbuis Monsterfles Guts Teflon slang Draagtas
Omschrijving Lengte 50 cm, Ø 18 mm. Zuiverheid van 99,8% Al2 O3 RVS, lengte 100 cm, 2 binnenslangen. 250 cc met glazen stop Ø 30 mm, bajonetverbinding Ø 2 x 4 mm, lengte 10 m Binnenmaten: 17 x 150 cm. Met 2 schouderriemen.
4
4.2
Standaard set (12.01.SB)
Onderdeel Insteeksonde Keramische cup Verlengbuis Monsterfles Guts Verlengstuk Prikstok Aluminium koffer Aluminium kist Vacuümtank met vacuümpomp
5.
! !
Omschrijving lengte 50 cm, Ø 18 mm Zuiverheid van 99,8% Al2 O3 RVS, lengte 100 cm, 2 binnenslangen. 250 cc met glazen stop Ø 30 mm, bajonetverbinding lengte 100 cm, bajonetverbinding, geschikt voor guts Glasfiber, lengte 105 cm. Geschikt voor 10 monsterflesjes Transportkist, buitenmaten: 108 x 23 x 14 cm Geschikt voor 5 insteeksondes, inhoud 6.7 liter, inclusief 10 m teflon koppelslang.
Veiligheid Gebruik geen slagkracht om de guts of sonde in de grond te slaan. Hierdoor kan schade aan het materiaal ontstaan. Haal de boor / guts met rechte rug en gebogen knieën omhoog om rugklachten te voorkomen.
!
Gebruik voor het lossen van de guts een spatel. Zorg er voor dat de vingers niet langs de snijranden schaven. De gutsranden zijn scherp en kunnen snijwonden veroorzaken. Draag stevige handschoenen.
!
Ga voorafgaand aan de boringen na of er (stroom)kabels, leidingen of buizen in de grond lopen (informeer bij de Klic). Gebruik de prikstok om de boorplek veilig af te tasten. Indien aanwezig, kies dan een andere boorplek.
!
Stop na het boren het boorgat goed dicht met het opgeboorde materiaal of met speciale bentoniet-pluggen. Dit voorkomt dat mens of dier in het boorgat stapt en zich verwondt. Bovendien worden ondoorlatende bodemlagen hersteld.
!
Wees voorzichtig tijdens onweer. In het open veld is de kans op blikseminslag groter, vooral met een metalen boor in de hand.
6.
Het gebruik
6.1
Minimale set (12.01.SA)
1. Prepareer de sonde één of enkele dagen voor installatie in het veld. Dit wil zeggen dat de keramische cup verzadigd moet worden met water dat vrij is van opgeloste gassen. Doe dit op een van de volgende methoden: Neem gedestilleerd water, en kook dit om de opgeloste gassen te verwijderen en laat het water afkoelen. Neem gedestilleerd water, doe dit in een glazen fles en oefen hier vacuüm op uit. De opgeloste gassen zullen binnen enkele minuten uit het water omhoog komen. 2. Steek de sonde met het keramische deel volledig onder water. Knijp het blanke slangetje (12) dicht met een slangenknijpertje. Sluit op het andere slangetje een vacuümpomp aan en zuig vacuüm tot water door het slangetje omhoog komt. Alle poriën van de keramiek zijn nu gevuld met water. Bescherm nu de cup tegen stoten en uitdrogen middels omwikkelen met polyethyleen of aluminiumfolie of een schoon nat doekje.
5
3. Bepaal de plaats en diepte waar de bemonstering moet plaatsvinden. 4. Boor met de gutsboor tot net boven de bemonsteringsdiepte. (Zie § 6.3) 5. Breng een referentieteken aan op de sonde voor bemonstering op de gewenste diepte. 6. Plaats de sonde in het gat en duw deze met behulp van het trek/drukstuk (26) voorzichtig op de gewenste diepte. Het contact tussen het keramisch pijpje en de grond moet optimaal zijn. Eventueel kan de sonde verlengd worden. Sluit hiervoor de slangetjes van de sonde aan op de overeenkomstige slangetjes van het verlengstuk en schroef het verlengstuk (27) op de sonde. Indien de sonde in stenige grond geplaatst moet worden mengt u eerst de opgeboorde grond met water en zeeft deze op een grove (keuken) zeef. Giet daarna (eventueel via een pijp) deze modder onder in het boorgat en druk daarin de sonde. Dit kan ook wanneer u de sonde onder een hoek in de bodem wilt plaatsen, bijv. om inlopen van regenwater te voorkomen. 7. Sluit het blanke koppelslangetje (12) aan op de rubber stop van het monsterflesje door middel van de meegeleverde teflon slang. 8. Druk het donkere flexibele slangetje (1) van de sonde dicht met een klem.
Plaatsen sonde
6
9. Verwijder de rubber conus aan de zuigzijde van het vacuümpompje (13). 10.Sluit de andere uitgang van de rubber stop aan op het vacuümpompje (13). 11.Pomp het systeem leeg met het vacuümpompje (13). 12.Er is nu onderdruk in het bemonsteringssysteem aangebracht. Bodemvocht wordt via de poreuze wand van het keramische pijpje (8) aangezogen en zal in het flesje terechtkomen. Is het contact tussen bodem en sonde gering, dan zal minder water per tijdseenheid aangezogen worden. De enorme adhesie tussen het water en de keramiek zorgt ervoor dat geen lucht aangezogen wordt. Controleer daarom de manometer direct na het aanbrengen van de onderdruk: loopt de onderdruk snel terug, dan is er sprake van lekkage of breuk in het keramische pijpje. 13.Eventueel kan het vacuümpompje (13) verwijderd worden, nadat het koppelslangetje tussen het pompje en het flesje is dichtgeklemd. Het monsterflesje fungeert dan als vacuüm-voorraadvat. 14.Indien voldoende bodemvocht is verzameld wordt de sonde volledig leeggezogen door het donkere siliconen slangetje van de sonde te openen. De overdruk van de buitenlucht (normale luchtdruk = 1 atmosfeer) zal het water binnen in het poreuze pijpje via het teflon slangetje het monsterflesje in persen. 15.Meteen nadat een monster genomen is wordt het monsterflesje met de stop afgesloten en opgeborgen in de met schuimrubber beklede koffer. 16.Verwijder de sonde met het trek-/drukstuk. 17.Maak de sonde na gebruik goed schoon met een borstel, spoel de sonde goed door met kraanwater en berg de sonde droog op. Indien de sonde binnen enkele dagen weer gebruikt wordt; omwikkel de sonde met folie of een nat doekje om de keramiek tegen uitdrogen te beschermen.
6.2
Standaard set (12.01.SB)
1. Prepareer de sonde één of enkele dagen voor installatie in het veld. Dit wil zeggen dat de keramische cup verzadigd moet worden met water dat vrij is van opgeloste gassen. Doe dit op een van de volgende methoden: Neem gedestilleerd water, kook dit om de opgeloste gassen te verwijderen en laat het water afkoelen. Neem gedestilleerd water, doe dit in een glazen fles en oefen hier vacuüm op uit. De opgeloste gassen zullen binnen enkele minuten uit het water omhoog komen. 2. Steek de sonde met het keramische deel volledig onder water. Knijp het blanke slangetje (12) dicht met een slangenknijpertje. Sluit op het andere slangetje een vacuümpomp aan en zuig vacuüm tot water door het slangetje omhoog komt. Alle poriën van de keramiek zijn nu gevuld met water. Bescherm nu de cup tegen stoten en uitdrogen middels omwikkelen met polyethyleen of aluminiumfolie of een schoon nat doekje. Indien de sonde in stenige grond geplaatst moet worden mengt u eerst de opgeboorde grond met water en zeeft deze op een grove (keuken) zeef. Giet daarna (eventueel via een pijp) deze modder onder in het boorgat en druk daarin de sonde. Dit kan ook wanneer u de sonde onder een hoek in de bodem wilt plaatsen, bijv. om inlopen van regenwater te voorkomen. 3. Bepaal de plaats en diepte waar de bemonstering moet plaatsvinden. 4. Boor met de gutsboor tot net boven de bemonsteringsdiepte. (Zie § 6.3) 5. Breng een referentieteken aan op de sondes voor bemonstering op de gewenste diepte.
7
6. Plaats de sondes in de verschillende gaten en duw deze met behulp van het trek/drukstuk voorzichtig tot de gewenste diepte. Het contact tussen het poreuze pijpje en de grond moet optimaal zijn. Eventueel kan de sonde verlengd worden. Sluit hiervoor de slangetjes van de sonde aan op de overeenkomstige slangetjes van het verlengstuk en schroef het verlengstuk (27) op de sonde. Indien de sonde in stenige grond geplaatst moet worden mengt u eerst de opgeboorde grond met water en zeeft deze op een grove (keuken) zeef. Giet daarna (eventueel via een pijp) deze modder onder in het boorgat en druk daarin de sonde. Dit kan ook wanneer u de sonde onder een hoek in de bodem wilt plaatsen, bijv. om inlopen van regenwater te voorkomen 7. Sluit de blanke koppelslangetjes (12) aan op de rubber stoppen van de bijbehorende monsterflesjes door middel van de meegeleverde teflon slang. Plaats eventueel de ophangklem met monsterflesje aan de sonde. 8. Druk de andere, donkere, flexibele slangetjes van de sondes dicht m.b.v. een klem. 9. Sluit het tweede slangetje van elk monsterflesje aan op het onderdrukvat. Zorg voor een goede afdichting van het flesje door de rubber stop goed aan te drukken. 10.Sluit de niet gebruikte slangetjes van de rubber stop (18) af met klemmetjes. 11.Zet de kogelkraan (20) van de vacuümtank (16) open en breng door pompen een onderdruk aan van ±0,7 bar. Sluit vervolgens de kogelkraan (20) om lekkage langs de pomp te voorkomen. 12.Er is nu onderdruk in het bemonsteringssysteem aangebracht. Bodemvocht wordt via de poreuze wand van het keramische pijpje (8) aangezogen en zal in het flesje terechtkomen. Is het contact tussen bodem en sonde gering, dan zal minder water per tijdseenheid aangezogen worden. De enorme adhesie tussen het water en de keramiek zorgt ervoor dat geen lucht aangezogen wordt. Controleer daarom de manometer direct na het aanbrengen van de onderdruk: loopt de onderdruk snel terug, dan is er sprake van lekkage of breuk van het keramisch pijpje. 13.Indien voldoende bodemvocht is verzameld wordt de sonde volledig leeggezogen door het donkere flexibele transparante slangetje (1) te openen. De overdruk van de buitenlucht (normale luchtdruk = 1 atmosfeer) zal het water binnen in het keramisch pijpje (8) via het teflon slangetje het monsterflesje in persen. 14.Meteen nadat een monster genomen is wordt het monsterflesje met de stop afgesloten en opgeborgen in de met schuimrubber beklede koffer. 15.Verwijder de sonde met het trek-/drukstuk. 16. Spoel de sonde na gebruik goed door met kraanwater en berg de sonde droog op. Indien de sonde binnen enkele dagen weer gebruikt wordt; omwikkel de sonde met folie of een nat doekje om de keramiek tegen uitdrogen te beschermen.
8
6.3
Gutsboor
1. Schroef de kunststof handgreep (25) in het bovenstuk (24). 2. Koppel de booronderdelen aan elkaar (zie onderstaande figuur). Bevestig de optioneel verkrijgbare verlengstangen tijdens diepere gutsboringen telkens aan de bovenkant van de boor, direct onder het bovenstuk. Bij het afsplitsen en weer aankoppelen is het belangrijk de oorspronkelijke volgorde te handhaven (de stangen hebben een zekere kromming, die in het boorgat gevolgd wordt). 3. Druk de gutsboor verticaal en zonder te draaien in de grond. Steek een monster van maximaal 50 cm lang. Indien de gutsboor veel weerstand ondervindt, is dit op te lossen door de boor tussentijds af te draaien. Druk hem daarna weer verder omlaag. 4. Draai de volle gutsboor af, en haal hem licht draaiend omhoog. Snijd met de gebogen spatel de cilindrische kolom materiaal af tot op de gutsrand (zie figuur rechtsboven). Het achtergebleven materiaal is een vrijwel ongestoord profiel. Eventueel kan hierin met de spatel elke 10 cm gemerkt worden middels de maatstrepen op de buitenkant van de gutsboor.
! ! !
Gebruik geen slagkracht om de guts of sonde in de grond te slaan. Hierdoor kan ernstige schade ontstaan. Haal de boor met rechte rug en gebogen knieën omhoog om rugklachten te voorkomen. Gebruik voor het lossen van de guts een spatel. Zorg er voor dat de vingers niet langs de snijranden schaven. De gutsranden zijn scherp en kunnen snijwonden veroorzaken. Draag stevige handschoenen.
1
2
3
Koppelen van een boor
9
4
6.4
De benodigde tijd
Of vocht aangezogen wordt en hoeveel tijd nodig is voor het verzamelen van een bepaalde hoeveelheid bodemvocht hangt af van meerdere factoren o.a.:
Het vochtgehalte van de grond. De in het systeem aangebrachte onderdruk. De doorlatendheid van het poreuze pijpje. De doorlatendheid en pF karakteristiek van de grond
De benodigde tijd voor het verzamelen van 100 cc bodemwater kan variëren van 20 minuten tot 10 uur. Eventueel kan rond de roestvaststalen buis (3) een afdichting gemaakt worden om te voorkomen dat regenwater de resultaten te veel beïnvloed. Nog beter is het gat waarin de sonde geplaatst wordt onder een hoel te boren, waardoor regenwater niet naar beneden kan vallen. Uit proeven is gebleken, dat bij veldcapaciteit vanuit de meeste gronden zeker 15 cc per uur kan worden onttrokken. De grenswaarde waarbij geen vocht meer wordt verkregen ligt ongeveer bij pF2,6 = 500 mBar onderdruk.Indien geen vocht aangezogen wordt zal men moeten wachten tot een vochitger periode of na irrigatie. Naarmate een grond droger is heeft een verhoging van de onderdruk een gunstigere invloed op de vochtonttrekking.
7.
Toepassingen
Met de bodemvochtmonsternemer kan uit de onverzadigde zone vocht worden onttrokken. Bodemvochtmonsters worden genomen voor het vaststellen van: De zoutconcentratie in het bodemvocht. De concentratie van bepaalde chemicaliën in het bodemvocht (bijvoorbeeld nitraat). De uit- of doorspoeling van verschillende elementen en verbindingen. Noot: Houdt er rekening mee dat zelfs het ultrapure 99,8% Al2O3 keramiek van deze apparatuur chemicaliën in meer of mindere mate kan adsorberen. De monsterrepresentativiteit van met keramiek verzamelde bodemvochtmonsters kan als volgt gekwalificeerd worden: Spore-elementen: Ongeschikt tot het tegendeel bewezen is (middels een uitspoelproef (zie inleiding hoofdstuk 1). Macro-parameters: Fosfaat: voorzichtigheid geboden. OK voor nitraat, chloride, bromide, sulfaat, natrium. Organische microparameters en TOC: voorzichtigheid geboden. Gebruik een monsternemer van poreus glas. pH: voorzichtigheid geboden Uiteraard treedt na enige tijd een zekere verzadiging op. Het is echter niet mogelijk hierover een voorspelling te doen. Buiten de land- en tuinbouw kan de sonde gebruikt worden voor bemonstering van o.a. percolatiewater bij vuilstorten, spoelwater van wegen (gladheidbestrijding). Indien veelvuldig op een zelfde plaats moet worden bemonsterd is het plaatsen van een permanente sonde gewenst. Voor de betrouwbaarheid en snelheid van de bemonstering wordt geadviseerd meerdere sondes op één monsterflesje aan te sluiten. Hierbij moet de stop van het flesje van meerdere aansluitmogelijkheden worden voorzien. Een permanente opstelling met meerdere sondes op één flesje geeft de volgende voordelen: Een snelle bemonstering. Geen telkens terugkerende beschadiging van plantenwortels. Het bodemvocht wordt steeds op dezelfde plaats onttrokken.
10
Toepassingen
Veldonderzoek Lab. onderzoek Anorganische stoffen met een klein interactie risico (zoals nitraat#, chlorides, bromides, sulfaten, sodium) Anorganische stoffen met een groot interactie risico (zoals sporenmetalen) Fosfaten# Organische stoffen zoals herbiciden, pesticiden, Total Organic Carbon (TOC), minerale olien pH / EC / Redox meting mogelijk
12.01.SA Minimale set (enkelvoudige bemonstering) +++ + +++
12.01.SB Standaard set (meervoudige bemonstering) +++ + +++
0(test)
0 (test)
++ + (test)
++ + (test)
+++
+++
0 = onbekend / niet geschikt + = in bepaaalde gevallen geschikt ++ = geschikt +++ = zeer geschikt # = polyfosfaten en zuurstof ingekapseld in aminozuren en eiwitten kunnen geblokkeerd worden. (test) = geen volledige data ter beschikking over geschiktheid van monsternemer voor alle betrokken parameters. Om meer zekerheid over deze toepassing te krijgen kan men het volgende doen: Neem monsters van de te onderzoeken bodem en plaats deze in een kolom van inert materiaal (meestal glas, in sommige gevallen rvs). Giet gedestilleerd water boven op het monster. Hierdoor zal er langzaam bodemvocht uit de onderzijde van het monster worden gedrukt (eenvoudig door de werking van de zwaartekracht). Het natuurlijke proces van bodemvocht bewegend door de poriën wordt hierbij geïmmiteerd. Dit water wordt geanalyseerd op de betreffende parameter(s) en vergeleken met de analysedata van het bodemvocht verkregen door monsterneming met betreffende monsternemer in dezelfde bodem. Komen deze resultaten, binnen een acceptabel bereik, overeen met de laboratoriumresultaten, dan kan deze monsternemer voor betreffende parameter worden ingezet. Centrifugeren van grondmonsters en het opvangen van het bodemvocht is een andere, maar meer agressieve methode. Het onttrokken monster (bij kolomproef en centrifugering) moet worden gefiltreerd om te voorkomen dat parameters verbonden aan bodemdeeltjes in de analyseresultaten worden meegenomen.
8.
Problemen en oplossingen
Indien het keramisch pijpje (8) beschadigd is geraakt moet dit vervangen worden. Draai hiervoor de kunststof conus (10) van de sonde, vervang het keramisch pijpje (8) en draai de kunststof conus (10) weer vast. De O-ringen (6) en (9) moeten geplaatst blijven. Bij twijfel over breuk kunt u via de slangetjes lucht injecteren. Ontwikkelen zich onder water aan het oppervlak slechts op 1 plek luchtblaasjes dan is het pijpje ongeschikt geworden.
9.
Onderhoud
Omdat een residu bodemvocht een volgend monster niet mag beïnvloeden is het gewenst, alvorens een volgende bemonstering uit te voeren, het poreuze pijpje en het teflon slangetje van sonde en eventueel het verlengstuk met een licht zuur en daarna gedestilleerd water door te spoelen. Dit kan geschieden door een kleine onderdruk aan te brengen, terwijl de sonde in het flesje met vloeistof is geplaatst.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Technische gegevens kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Eijkelkamp Agrisearch Equipment is niet verantwoordelijk/aansprakelijk voor schade/persoonlijk letsel door (verkeerd) gebruik van dit product. Eijkelkamp Agrisearch Equipment is geïnteresseerd in uw reacties en opmerkingen over de producten en de gebruiksaanwijzingen.
11