Gebruikershandleiding TECRA A8 / Satellite Pro A120
Copyright ©2006 by TOSHIBA Corporation. Alle rechten voorbehouden. Krachtens de auteurswetten mag deze handleiding op geen enkele wijze worden verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TOSHIBA. Met betrekking tot het gebruik van de informatie in deze handleiding wordt geen octrooirechtelijke aansprakelijkheid aanvaard. Handleiding voor TOSHIBA TECRA A8 / Satellite Pro A120 draagbare computer Eerste druk mei 2006 Het auteursrecht voor muziek, films, computerprogramma’s, databases en ander auteursrechtelijk beschermd intellectueel eigendom berust bij de maker of de copyrighthouder. Auteursrechtelijk beschermd materiaal mag uitsluitend voor privé- of huiselijk gebruik worden verveelvoudigd. Andere toepassingen dan hierboven zijn vermeld (met inbegrip van conversie naar digitale indeling, verandering, overdracht van gekopieerd materiaal en distributie via een netwerk) zonder toestemming van de copyrighthouder vormen schendingen van het auteursrecht en kunnen strafrechtelijk of middels een actie tot schadevergoeding worden vervolgd. Houd u aan de auteurswetten wanneer u deze handleiding of delen ervan verveelvoudigt.
Afwijzing van aansprakelijkheid Deze handleiding is zorgvuldig geverifieerd en nagekeken. De aanwijzingen en beschrijvingen waren correct voor draagbare TOSHIBA TECRA A8 / Satellite Pro A120-computers op het tijdstip waarop deze handleiding ter perse ging. Eropvolgende computers en handleidingen kunnen echter zonder kennisgeving worden gewijzigd. TOSHIBA aanvaardt dientengevolge geen aansprakelijkheid voor schade die direct of indirect voortvloeit uit fouten of omissies in de handleiding, of uit discrepanties tussen computer en handleiding.
Handelsmerken IBM is een gedeponeerd handelsmerk en IBM PC is een handelsmerk van International Business Machines Corporation. Intel, Intel SpeedStep, Intel Core en Centrino zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation of haar dochtermaatschappijen in de Verenigde Staten en andere landen/regio’s. Windows en Microsoft zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Photo CD is een handelsmerk van Eastman Kodak. Sonic RecordNow! is een gedeponeerd handelsmerk van Sonic Solutions. Bluetooth is een handelsmerk in eigendom van de eigenaar en wordt door TOSHIBA onder licentie gebruikt. i.LINK is een handelsmerk en een gedeponeerd handelsmerk van Sony Corporation. ii
Gebruikershandleiding
InterVideo en WinDVD zijn gedeponeerde handelsmerken van InterVideo Inc. WinDVD Creator is een handelsmerk van InterVideo Inc. In deze handleiding wordt mogelijk verwezen naar andere handelsmerken en gedeponeerde handelsmerken die hierboven niet zijn genoemd.
EU-verklaring van overeenstemming TOSHIBA verklaart dat het product: PTA82*/ PTA83*/ PSAC0*/ PSAC1* voldoet aan de volgende normen: Dit product is voorzien van het CE-keurmerk in overeenstemming met de relevante Europese richtlijnen, met name de Electromagnetic Compatibility Directive 89/336/EEC voor notebooks en elektronische accessoires, zoals de meegeleverde netadapter, de Radio Equipment and Telecommunications Terminal Equipment Directive 99/5/EEC in het geval van geïmplementeerde accessoires voor telecommunicatie en de Low Voltage Directive 73/23/EEC voor de meegeleverde netadapter. De verantwoording voor de toewijzing van CE-keurmerken ligt bij TOSHIBA EUROPE GmbH, Hammfelddamm 8, 41460 Neuss, Duitsland, telefoon +49-(0)-2131-158-01. Bezoek de volgende website voor een exemplaar van de CE-verklaring van overeenstemming: http://epps.toshiba-teg.com Dit product en de meegeleverde accessoires zijn ontworpen conform de relevante EMC- (Elektromagnetische compatibiliteit) en veiligheidsnormen. Toshiba garandeert echter niet dat dit product nog steeds aan deze EMC-normen voldoet indien kabels of accessoires van andere leveranciers of distributeurs zijn aangesloten of geïmplementeerd. Ter voorkoming van EMC-problemen moeten in het algemeen de volgende richtlijnen in acht worden genomen: ■ Alleen accessoires met het CE-keurmerk mogen worden aangesloten/geïmplementeerd. ■ Alleen hoogwaardige afgeschermde kabels mogen worden aangesloten.
De volgende informatie is alleen bestemd voor lidstaten van de EU: Het gebruik van het symbool geeft aan dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. Door dit product op te juiste manier als afval te verwerken, draagt u eraan bij negatieve gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid die kunnen voortvloeien uit onjuiste verwerking van dit product te voorkomen. Neem voor meer informatie over recycling van dit product contact op met het gemeentekantoor, de vuilnisdienst of de winkel waar u het product hebt gekocht.
Gebruikershandleiding
iii
Modemwaarschuwing Verklaring van overeenstemming De apparatuur is goedgekeurd (conform Commissiebesluit “CTR21”) voor aansluiting van één toestel op het PSTN (Public Switched Telephone Network: openbaar geschakeld telefoonnetwerk) in alle Europese landen. Als gevolg van variaties tussen de individuele PSTN’s in verschillende landen vormt deze goedkeuring niet per se een garantie voor storingsvrije werking op elke telefoonaansluiting. Wend u in het geval van problemen in eerste instantie tot uw leverancier.
Netwerkcompatibiliteit Dit product is ontworpen voor gebruik met de volgende netwerken en is compatibel met deze netwerken. Het is getest en voldoet aan de aanvullende voorschriften in EG 201 121. Duitsland ATAAB AN005,AN006,AN007,AN009,AN010 en DE03,04,05,08,09,12,14,17 Griekenland ATAAB AN005,AN006 en GR01,02,03,04 Portugal ATAAB AN001,005,006,007,011 en P03,04,08,10 Spanje ATAAB AN005,007,012 en ES01 Zwitserland ATAAB AN002 Alle overige landen/regio’s ATAAB AN003,004 Voor elk netwerk zijn specifieke switchinstellingen of een specifieke softwareconfiguratie vereist; raadpleeg de relevante gedeelten van de gebruikershandleiding voor nadere informatie. De hookflash-functie is onderhevig aan afzonderlijke nationale goedkeuring. Deze functie is niet getest op conformiteit met nationale voorschriften, en correcte werking van deze functie op nationale netwerken kan niet worden gegarandeerd.
iv
Gebruikershandleiding
Veiligheidsinstructies voor optische schijfstations Het optische schijfstation gebruikt een lasersysteem. Lees met het oog op een veilig en correct gebruik van dit product eerst deze gebruikershandleiding zorgvuldig door. Bewaar deze handleiding altijd in de nabijheid van het product, zodat u deze handleiding eenvoudig kunt naslaan. Als het apparaat ooit moet worden gerepareerd, neemt u contact op met een Authorized Toshiba Service Center. Het gebruik van regelaars, instellingen of procedures die hier niet worden vermeld, kan resulteren in blootstelling aan gevaarlijke straling. Probeer niet de kast te openen. Doet u dit wel, dan loopt u het risico van directe blootstelling aan de laserstraal. HET GEBRUIK VAN REGELAARS, INSTELLINGEN OF PROCEDURES DIE NIET IN DE HANDLEIDING ZIJN VERMELD, KAN RESULTEREN IN BLOOTSTELLING AAN GEVAARLIJKE STRALING. Het optische station dat in deze computer wordt gebruikt, is uitgerust met een laser. Het station is voorzien van een classificatie-etiket met de volgende tekst.
De fabrikant van het station met het bovenstaande etiket certificeert dat het station op de fabricagedatum voldeed aan de voorschriften voor laserproducten conform artikel 21 van de Code of Federal Regulations van de Verenigde Staten, Department of Health & Human Services, Food and Drug Administration. In andere landen voldoet het station aan de IEC 825- en EN60825-voorschriften voor laserproducten van klasse 1. Deze computer is uitgerust met een van de optische stations in de volgende lijst, al naar gelang het model: Fabrikant
Type
Panasonic
DVD Super Multi (±R Double Layer) UJ-841BJTJ-J
Panasonic
DVD-ROM & CD-R/RW UJDA770TB-A
TEAC
DVD-ROM DV-28E-RT4
TEAC
CD-ROM CD 224E-NT4
Gebruikershandleiding
v
vi
Gebruikershandleiding
Inhoudsopgave Voorwoord Algemene voorzorgsmaatregelen Hoofdstuk 1
Inleiding Controlelijst van apparatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-1 Voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-3 Speciale voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-12 Hulpprogramma’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-15 Opties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-18
Hoofdstuk 2
Rondleiding Voorkant met gesloten beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-1 Linkerkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-3 Rechterkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-4 Achterkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-4 Onderkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-7 Voorkant met geopend beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-9 Systeemlampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-12 Toetsenbordlampjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-13 USB-diskettestation . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-14 optische stations . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-15 Netadapter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-18
Hoofdstuk 3
Voor u begint De netadapter aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-2 Het beeldscherm openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-5 De computer inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-5 Voor het eerst opstarten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-6 De computer uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-6 Computer opnieuw opstarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-11 De vooraf geïnstalleerde software herstellen met de schijf Productherstel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-11
Gebruikershandleiding
vii
Hoofdstuk 4
Grondbeginselen Het touchpad gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-1 Het USB-diskettestation gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-2 Optische schijfstations gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-3 CD’s beschrijven met het DVD-ROM- & CD-R/RW-station . . . . . . . . .4-7 CD’s/DVD’s beschrijven met het DVD Super Multi-station . . . . . . . .4-10 Behandeling van schijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-19 Geluidssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-20 Modem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-21 Draadloze communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-24 LAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-28 De computer schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-30 De computer verplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-30 De vasteschijfbeveiliging gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-31 Warmteverspreiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4-33
Hoofdstuk 5
Het toetsenbord Typemachinetoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-1 Functietoetsen F1 … F12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-2 Softkeys: Fn-toetscombinaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-2 Sneltoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-3 Speciale Windows-toetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-7 Geïntegreerde numerieke toetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-8 ASCII-tekens genereren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5-9
Hoofdstuk 6
Stroomvoorziening en spaarstanden Stroomvoorzieningsomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-1 Voedingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-3 Accutypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-4 Onderhoud en gebruik van de accu-eenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-6 De accu-eenheid vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-11 TOSHIBA-wachtwoordhulpprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-13 Spaarstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-17 In-/uitschakelen via LCD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-17 Systeem automatisch uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6-17
Hoofdstuk 7
HW Setup HW Setup starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-1 Het HW Setup-venster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-1 Het BIOS Setup-hulpprogramma starten en afsluiten . . . . . . . . . . . .7-9
viii
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 8
Optionele apparaten PC-kaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-2 SD-kaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-3 Geheugenuitbreiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-6 Accu-eenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-10 Netadapter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-10 Accuoplader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-10 USB-diskettestation . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-10 Externe monitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-11 Tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-12 i.LINK (IEEE1394) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-14 Advanced Port Replicator III Plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-16 Seriële poort . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-17 Beveiligingsslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-18
Hoofdstuk 9
Probleemoplossing Handelwijze bij probleemoplossing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9-1 Controlelijst voor hardware en systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9-3 TOSHIBA-ondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9-24
Hoofdstuk 10
Wettelijke voetnoten
Bijlage A
Specificaties
Bijlage B
Beeldschermcontroller en videomodi Beeldschermcontroller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . B-1 Videomodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . B-1
Bijlage C
Draadloos LAN Kaartspecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . C-1 Radiospecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . C-1 Ondersteunde subfrequenties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . C-2
Bijlage D
Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetooth-technologie Bluetooth-technologie en uw gezondheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . D-3 Voorschriften. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . D-3 Gebruik van de TOSHIBA Bluetooth™-kaart in Japan . . . . . . . . . . . D-5
Bijlage E
Netsnoer en connectoren Certificeringsinstanties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . E-1
Bijlage F
TOSHIBA Timer voor diefstalbeveiliging
Bijlage G
Als uw computer wordt gestolen Woordenlijst Index
Gebruikershandleiding
ix
x
Gebruikershandleiding
Voorwoord Gefeliciteerd met uw nieuwe TECRA A8 / Satellite Pro A120-computer. Deze krachtige, hoogpresterende notebook staat garant voor jarenlang betrouwbaar computergebruik en biedt uitstekende uitbreidingsmogelijkheden, bijvoorbeeld voor multimedia-apparaten. In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u uw TECRA A8 / Satellite Pro A120-computer gebruiksklaar maakt en ermee aan de slag gaat. Verder wordt gedetailleerde informatie gegeven over het configureren van de computer, elementaire bewerkingen en onderhoud, het gebruik van optionele apparaten en probleemoplossing. Als u nog nooit een computer hebt gebruikt of nog nooit met een portable hebt gewerkt, leest u eerst de hoofdstukken Inleiding en Rondleiding om uzelf vertrouwd te maken met de voorzieningen, onderdelen en accessoires van de computer. Vervolgens leest u Voor u begint voor stapsgewijze instructies voor het gebruiksklaar maken van de computer. Bent u een ervaren computergebruiker, dan leest u dit voorwoord verder door om inzicht te krijgen in de indeling van deze handleiding, waarna u de handleiding kunt doorbladeren om ermee vertrouwd te raken. Besteed met name aandacht aan de paragraaf Speciale voorzieningen van de Inleiding om kennis te maken met de voorzieningen die bijzonder of uniek zijn voor de computers, en lees aandachtig HW Setup. Als u PC-kaarten gaat installeren of externe apparaten zoals een monitor gaat aansluiten, dient u hoofdstuk 8, Optionele apparaten te lezen.
Inhoud van de handleiding Deze handleiding bestaat uit de volgende onderdelen: Hoofdstuk 1, Inleiding, is een overzicht van de voorzieningen, mogelijkheden en opties van de computer. In hoofdstuk 2, Rondleiding, worden de onderdelen van de computer geïdentificeerd en kort toegelicht. In hoofdstuk 3, Voor u begint, wordt beknopt uitgelegd hoe u met de computer aan de slag gaat en worden tips gegeven over veiligheid en het inrichten van uw werkplek. In hoofdstuk 4, Grondbeginselen, worden de grondbeginselen van computergebruik beschreven en wordt toegelicht welke voorzorgsmaatregelen u dient te treffen. Verder leest u hier hoe u met CD’s en DVD’s omgaat.
Gebruikershandleiding
xi
Voorwoord
Hoofdstuk 5, Het toetsenbord, beschrijft speciale toetsenbordfuncties zoals de geïntegreerde numerieke toetsen en de sneltoetsen. Hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, verschaft details over de voedingsbronnen en energiebesparingsmodi van de computer en laat zien hoe u een wachtwoord instelt. In hoofdstuk 7, HW Setup, wordt uitgelegd hoe u de computer configureert met het programma HW Setup en TPM. Hoofdstuk 8, Optionele apparaten, beschrijft welke optionele hardware beschikbaar is. Hoofdstuk 9, Probleemoplossing, verschaft nuttige informatie over het uitvoeren van diagnostische tests en suggesties voor de beste handelwijze als de computer niet correct lijkt te werken. Hoofdstuk 10, Wettelijke voetnoten, bevat wettelijke voetnoten met betrekking tot uw computer. De Bijlagen verschaffen technische informatie over de computer. De Woordenlijst bevat definities van algemene computertermen en acroniemen die in de tekst worden gebruikt. Met behulp van de Index kunt u snel informatie in deze handleiding opzoeken.
Conventies In deze handleiding worden de volgende notatieconventies gebruikt voor het beschrijven, identificeren en markeren van termen en bedieningsprocedures.
Afkortingen Wanneer een afkorting voor het eerst wordt gebruikt, wordt deze gevolgd door een verklaring (al dan niet tussen haakjes). Bijvoorbeeld: ROM (Read Only Memory). Acroniemen worden tevens gedefinieerd in de Woordenlijst.
Pictogrammen Pictogrammen identificeren poorten, regelaars en andere delen van de computer. Het paneel met systeemlampjes gebruikt tevens pictogrammen ter aanduiding van de onderdelen waarover het informatie verschaft.
Toetsen De toetsenbordtoetsen worden in de tekst gebruikt ter beschrijving van een aantal computerbewerkingen. De toetsopschriften die op het toetsenbord te zien zijn, worden in een ander lettertype gedrukt. Enter duidt bijvoorbeeld de Enter-toets aan.
xii
Gebruikershandleiding
Voorwoord
Gebruik van toetsen Voor sommige bewerkingen moet u tegelijkertijd twee of meer toetsen indrukken. Dergelijke bewerkingen worden aangeduid door een plusteken (+) tussen de toetsopschriften (+). Zo betekent Ctrl + C dat u op C moet drukken terwijl u Ctrl ingedrukt houdt. Als er drie toetsen worden gebruikt, houdt u de eerste twee ingedrukt en drukt u tegelijkertijd op de derde. ABC
Wanneer u in een procedure een handeling moet uitvoeren (bijvoorbeeld een pictogram aanklikken of tekst invoeren), wordt de pictogramnaam of de te typen tekst in het links weergegeven lettertype gedrukt.
Beeldscherm
S
ABC
De namen van vensters en pictogrammen, en door de computer gegenereerde tekst die op het beeldscherm verschijnt, worden in het links weergegeven lettertype gedrukt.
Mededelingen Mededelingen worden in deze handleiding gebruikt om u attent te maken op belangrijke informatie. Elk type mededeling wordt aangeduid zoals hieronder wordt geïllustreerd. Attentie! In dit soort mededelingen wordt u gewaarschuwd dat incorrect gebruik van apparatuur of het negeren van instructies kan resulteren in gegevensverlies of beschadiging van de apparatuur. Opmerking. Een opmerking is een tip of aanwijzing die u helpt de apparatuur optimaal te gebruiken. Duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die bij veronachtzaming van de instructies kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Gebruikershandleiding
xiii
Voorwoord
xiv
Gebruikershandleiding
Algemene voorzorgsmaatregelen TOSHIBA-computers bieden optimale veiligheid en optimaal gebruikerscomfort; bovendien zijn ze robuust, een belangrijke eigenschap voor draagbare computers. U moet echter bepaalde voorzorgsmaatregelen nemen om het risico van lichamelijk letsel of beschadiging van de computer verder te beperken. Lees de onderstaande algemene aanwijzigen en let op de waarschuwingen die in de handleiding worden gegeven.
Een gebruiksvriendelijke omgeving inrichten Plaats de computer op een egaal oppervlak dat groot genoeg is voor de computer en eventuele andere apparaten die u nodig hebt, zoals een printer. Laat voldoende ruimte vrij rondom de computer en andere apparatuur voor een adequate ventilatie. De apparaten kunnen anders oververhit raken. Houd uw computer in optimale werkconditie door de werkplek niet bloot te stellen aan: ■ stof, vocht en direct zonlicht; ■ apparatuur met sterke magnetische velden, zoals luidsprekers (andere dan die op de computer zijn aangesloten) of een hoofdtelefoon; ■ plotselinge veranderingen in temperatuur of vochtigheid, en warmtebronnen zoals radiatoren en airconditioningroosters; ■ Vermijd extreme hitte, koude of vochtigheid. ■ vloeistoffen en bijtende chemicaliën;
Blessures door overbelasting Lees de Instructiehandleiding met betrekking tot veiligheid en gebruikomstandigheden. Hierin wordt toegelicht hoe u hand- en polsblessures als gevolg van langdurig toetsenbordgebruik kunt voorkomen. Hoofdstuk 3, Voor u begint, bevat eveneens informatie over het inrichten van de werkplek, de lichaamshouding en de verlichting, met behulp waarvan u lichamelijke overbelasting kunt reduceren.
Gebruikershandleiding
xv
Algemene voorzorgsmaatregelen
Verhitting van computeroppervlakken ■ Vermijd langdurig lichamelijk contact met de computer. Indien de computer gedurende een langere periode is gebruikt, kan het oppervlak zeer heet worden. Zelfs als de computer niet heet aanvoelt, kan langdurig lichamelijk contact (bijvoorbeeld wanneer u de computer op uw schoot of uw handen op de polssteun laat rusten) resulteren in rode plekken op de huid. ■ De metalen plaat die de I/O-poorten ondersteunt, kan heet worden. Vermijd daarom rechtstreeks contact met deze plaat na langdurig computergebruik. Vermijd daarom rechtstreeks contact met deze plaat na langdurig computergebruik. ■ Het oppervlak van de netadapter kan heet worden wanneer deze wordt gebruikt. Dit is normaal. Als u de netadapter wilt vervoeren, koppelt u deze los en laat u deze eerst afkoelen. ■ Plaats de netadapter niet op materiaal dat hittegevoelig is. Het materiaal kan beschadigd raken.
Schade door druk of stoten Zorg dat de computer niet wordt blootgesteld aan zware druk of harde stoten. Door extreme druk of stoten kunnen computeronderdelen beschadigd raken of kunnen er storingen ontstaan.
Oververhitting van PC-kaarten Sommige PC-kaarten kunnen bij langdurig gebruik heet worden. Oververhitting van een PC-kaart kan resulteren in fouten of onstabiele werking van de PC-kaart. Ga ook voorzichtig te werk bij het verwijderen van een PC-kaart die langdurig is gebruikt.
Mobiele telefoons Het gebruik van mobiele telefoons kan storing veroorzaken in het audiosysteem. Hoewel de werking van de computer hierdoor niet wordt beïnvloed, verdient het aanbeveling om tijdens telefoongesprekken een afstand van minimaal 30 cm te handhaven tussen de computer en de mobiele telefoon.
Instructiegids voor veiligheid en comfort Alle belangrijke informatie voor veilig en juist gebruik van deze computer wordt beschreven in de bijgesloten Instructiegids voor veiligheid en comfort. Lees deze gids voordat u de computer gebruikt.
xvi
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat een controlelijst met de geleverde apparatuur en beschrijft de voorzieningen, opties en accessoires van de computer. Sommige voorzieningen die in deze handleiding worden toegelicht, functioneren wellicht niet correct als u een besturingssysteem gebruikt dat niet vooraf door TOSHIBA is geïnstalleerd.
Controlelijst van apparatuur Verwijder de computer voorzichtig uit de verpakking. Berg de doos en het verpakkingsmateriaal op voor toekomstig gebruik. Een asterisk * geeft een optioneel onderdeel aan dat afhangt van het gekochte model
Hardware Controleer of u de volgende items hebt: ■ TECRA A8 / Satellite Pro A120 draagbare computer ■ Netadapter en netsnoer (stekker met 2 of 3 pinnetjes) ■ USB-diskettestation (optioneel of geleverd bij sommige modellen) ■ Accu-eenheid *
Gebruikershandleiding
1-1
Inleiding
Software Microsoft® Windows XP ■ De volgende software is vooraf geïnstalleerd: Een asterisk * geeft aan dat bepaalde software op sommige modellen niet vooraf is geïnstalleerd. ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 1-2
Microsoft® Windows XP Modemstuurprogramma Netwerkstuurprogramma stuurprogramma voor draadloos LAN (kan alleen worden gebruikt voor modellen met draadloos LAN) Bluetooth-stuurprogramma (kan alleen worden gebruikt voor Bluetooth-modellen) Schermstuurprogramma’s voor Windows geluidsstuurprogramma voor Windows Stuurprogramma voor het aanwijsapparaat DVD-videospeler TOSHIBA Hulpprogramma’s TOSHIBA Power Saver TOSHIBA Gebruikershandleiding TOSHIBA Assist TOSHIBA ConfigFree TOSHIBA-hulpprogramma Touchpad aan/uit TOSHIBA PC-diagnoseprogramma TOSHIBA-hulpprogramma Zoom TOSHIBA Controls TOSHIBA Acoustic Silencer TOSHIBA-sneltoetsprogramma Formatteerprogramma voor TOSHIBA SD-geheugenkaarten TOSHIBA Hulpprogramma Opstartbare SD-kaart TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging TOSHIBA Display Device Change TOSHIBA-wachtwoordhulpprogramma TOSHIBA Security Assist Sun Java 2 runtime-omgeving Atheros Client Utility Intel PROSET-programma TOSHIBA Mobile Extension3 * TOSHIBA-beheerconsole * TOSHIBA Fingerprint Software * Gebruikershandleiding
Inleiding
■ ■ ■ ■ ■
TPM Software * RecordNow!Basic for TOSHIBA * DLA voor TOSHIBA * TOSHIBA DVD-RAM-stuurprogramma * WinDVD Creator 2 Platinium *
Documentatie ■ Handleiding voor TECRA A8 / Satellite Pro A120 draagbare computer ■ TECRA A8 / Satellite Pro A120 Aan de slag ■ Instructiegids voor veiligheid en comfort ■ Garantie-informatie
Productherstelmedia en extra software ■ Productherstelmedia ■ Extra software * Als een of meer items ontbreken of beschadigd zijn, neemt u onmiddellijk contact op met uw dealer.
Voorzieningen Dankzij de geavanceerde LSI- en CMOS-technologie (Large Scale Integration- en Complementary Metal-Oxide Semiconductor-technologie) van TOSHIBA is de computer compact, licht van gewicht, uiterst betrouwbaar en energiezuinig. Deze computer biedt de volgende voorzieningen en voordelen:
Processor Ingebouwd
De computer is uitgerust met een van de volgende Intel®-processors. ■ Intel® Core™ Duo-processor, voorzien van een level 2-cachegeheugen van 2 MB. De processor ondersteunt de Enhanced Intel® SpeedStep®-technologie. ■ Intel® Core™ Solo-processor, voorzien van een level 2-cachegeheugen van 2 MB. De processor ondersteunt de Enhanced Intel® SpeedStep®-technologie. ■ Intel® Celeron® M-processor, voorzien van een level 2-cachegeheugen van 1 MB.
Gebruikershandleiding
1-3
Inleiding
Sommige modellen in deze serie zijn voorzien van de Intel® Centrino® Duo Mobile-technologie, die is gebaseerd op drie afzonderlijke technologieën: de Intel® Core™ Duo-processor, Intel® PRO/Wireless Network Connection en de Mobile Intel® 945 Express-chipsetfamilie. Sommige modellen van de computers zijn voorzien van de Intel® Centrino® Duo Mobile-technologie, die is gebaseerd op drie afzonderlijke technologieën: de Intel® Core™ Solo-processor, Intel® PRO/Wireless Network Connection en de Mobile Intel® 945 Express-chipsetfamilie.
Wettelijke voetnoot (CPU)*1 Raadpleeg de paragraaf Wettelijke voetnoten in hoofdstuk 10 voor meer informatie over de wettelijke voetnoot met betrekking tot de CPU. Klik op de *1.
Geheugen Sleuven
Er kunnen geheugenmodules van 256, 512, 1.024 of 2.048 MB in de twee sleuven worden geïnstalleerd voor maximaal 4.096 MB. (Intel® Core™ Duo/Solo-processor) Er kunnen geheugenmodules van 256, 512 of 1.024 MB in de twee sleuven worden geïnstalleerd voor maximaal 2.048 MB. (Intel® Celeron® M-processor)
Video-RAM
Een deel van het systeemgeheugen wordt gebruikt voor video-RAM. Intel® Celeron® M-processor: maximaal 128 MB Intel® Core™ Duo/Solo-processor: maximaal 128 MB (grootte van hoofdgeheugen: 256 MB) maximaal 128 MB (grootte van hoofdgeheugen: 512 MB, 768 MB, 1.024 MB of meer)
Wettelijke voetnoot (algemeen hoofdgeheugen)*2 Raadpleeg de paragraaf Wettelijke voetnoten in hoofdstuk 10 voor meer informatie over de wettelijke voetnoot met betrekking tot het algemene hoofdgeheugen. Klik op de *2.
1-4
Gebruikershandleiding
Inleiding
Voeding Accu-eenheid
De computer wordt van stroom voorzien door één oplaadbare lithium-ion accu-eenheid.
Wettelijke voetnoot (gebruiksduur van de accu)*3 Raadpleeg de paragraaf Wettelijke voetnoten in hoofdstuk 10 voor meer informatie over de wettelijke voetnoot met betrekking tot de gebruiksduur van de accu. Klik op de *3. RTC-batterij
De computer heeft een interne batterij voor de interne RTC (Real Time Clock) en kalender.
Netadapter
De netadapter voorziet het systeem van stroom en laadt de accu’s op wanneer deze opraken. De netadapter wordt geleverd met een verwisselbaar netsnoer met een 2-pins of 3-pins stekker. Aangezien de netadapter universeel is, ondersteunt hij netspanningen tussen 100 en 240 volt; de uitgangsstroom varieert echter al naar gelang het model. Gebruik van het verkeerde model netadapter kan resulteren in beschadiging van de computer. Raadpleeg de paragraaf Netadapter in hoofdstuk 2, Rondleiding.
Schijven Capaciteit van vaste schijf (HDD)
Beschikbaar in vijf grootten: ■ 37,26 GB (40,0 miljard bytes) ■ 55,89 GB (60,0 miljard bytes) ■ 74,53 GB (80,0 miljard bytes) ■ 93,16 GB (100,0 miljard bytes) ■ 111,79 GB (120,0 miljard bytes) Een deel van de ruimte op de vaste schijf wordt gebruikt voor beheerdoeleinden.
Wettelijke voetnoot (capaciteit van vaste schijf)*4 Raadpleeg de paragraaf Wettelijke voetnoten in hoofdstuk 10 voor meer informatie over de wettelijke voetnoot met betrekking tot de capaciteit van de vaste schijf. Klik op de *4.
Gebruikershandleiding
1-5
Inleiding
USB-diskettestation
Dit station ondersteunt 3,5-inch diskettes met een capaciteit van 1,44 MB of 720 KB. Het station wordt aangesloten op een USB-poort. Optioneel of bij sommige modellen geleverd.
Optisch station Computers in deze serie kunnen worden geconfigureerd met een optisch station. In de volgende tabel worden de beschikbare optische stations beschreven.
1-6
CD-ROM-station
Sommige modellen zijn uitgerust met een CD-ROM-stationsmodule van volledige grootte waarin u CD’s zonder adapter kunt lezen. CD-ROM’s worden met maximaal 24-speed gelezen. Dit station ondersteunt de volgende indelingen: ■ CD-DA ■ CD-Text ■ Photo CD™ (single/multi-sessie) ■ CD-ROM Mode 1, Mode 2 ■ CD-ROM XA Mode 2 (Form1, Form2) ■ Enhanced CD (CD-EXTRA) ■ Adresseringsmethode 2
DVD-ROM-station
Sommige modellen zijn uitgerust met een DVD-ROM-stationsmodule van volledige grootte waarmee u CD’s van 12 cm (4,72 inch) of 8 cm (3,15 inch), en DVD’s van 12 cm zonder adapter kunt lezen. Het station leest DVD-ROM’s met maximaal 8-speed en CD-ROM’s met maximaal 24-speed. Het station ondersteunt de volgende indelingen: ■ DVD-ROM ■ DVD-Video ■ CD-DA ■ CD-Text ■ Photo CD™ (single/multi-sessie) ■ CD-ROM Mode 1, Mode 2 ■ CD-ROM XA Mode 2 (Form1, Form2) ■ Enhanced CD (CD-EXTRA) ■ Adresseringsmethode 2
Gebruikershandleiding
Inleiding
DVD-ROM- & CD-R/RW-station
Sommige modellen zijn uitgerust met een DVD-ROM- en CD-R/RW-stationsmodule van volledige grootte waarmee u CD’s/DVD’s zonder adapter kunt uitvoeren. De maximale leessnelheid is 8-speed voor DVD-ROM en 24-speed voor CD-ROM. De maximale schrijfsnelheid is 24-speed voor CD-R’s en 24-speed voor CD-RW’s. Dit station ondersteunt dezelfde indelingen als het DVD-ROM-station en daarnaast de volgende indelingen. ■ CD-R ■ CD-RW
DVD Super Multistation
Sommige modellen zijn uitgerust met een DVD Super Multi-stationsmodule van volledige grootte waarmee u zonder adapter gegevens op herschrijfbare CD’s/DVD’s kunt vastleggen en CD’s/DVD’s van 12 cm of 8 cm kunt lezen. De maximale leessnelheid is 8-speed voor DVD-ROM en 24-speed voor CD-ROM. De maximale schrijfsnelheid is 24-speed voor CD-R, 10-speed voor CD-RW, 8-speed voor DVD-R en DVD+R, 4-speed voor DVD-RW en DVD+RW, 2-speed voor DVD-R DL, 2,4-speed voor DVD+R DL, en 5-speed voor DVD-RAM. Dit station ondersteunt dezelfde indelingen als het DVD-ROM- en CDR/ RW-station en daarnaast de volgende indelingen. ■ DVD-R ■ DVD-RW ■ DVD-RAM ■ DVD-R DL ■ DVD+R ■ DVD+RW ■ DVD+R DL
DVD-RAM-schijven van 2,6 GB en 5,2 GB kunnen niet worden gelezen of beschreven.
Gebruikershandleiding
1-7
Inleiding
Beeldscherm Het LCD-scherm van de computer ondersteunt videobeelden met hoge resolutie. Het LCD-scherm kan in diverse standen worden gezet voor maximaal comfort en optimale leesbaarheid. Ingebouwd
15,4-inch TFT-LCD-scherm, 16 miljoen kleuren, met een van de volgende resoluties: ■ WXGA, 1280 horizontale x 800 verticale pixels
Wettelijke voetnoot (LCD)*5 Raadpleeg de paragraaf Wettelijke voetnoten in hoofdstuk 10 voor meer informatie over de wettelijke voetnoot met betrekking tot de LCD. Klik op de *5. Grafische controller
Grafische controller voor optimale beeldschermprestaties. Raadpleeg bijlage B, Beeldschermcontroller en videomodi, voor nadere informatie.
Wettelijke voetnoot (Graphics Processing Unit of “GPU”))*6 Raadpleeg de paragraaf Wettelijke voetnoten in hoofdstuk 10 voor meer informatie over de wettelijke voetnoot met betrekking tot de GPU (Graphics Processor Unit). Klik op de *6.
Toetsenbord Ingebouwd
IBM®-compatibel uitgebreid toetsenbord met 85 of 87 toetsen, geïntegreerde numerieke toetsen, vaste cursorbesturingstoetsen, en de toetsen en . Zie hoofdstuk 5, Het toetsenbord, voor meer informatie.
TOSHIBA Aanwijsapparaat Ingebouwd touchpad
1-8
Met het touchpad en de besturingsknoppen in de polssteun kunt u de schermaanwijzer verplaatsen en door de inhoud van vensters schuiven.
Gebruikershandleiding
Inleiding
Poorten Serieel
RS-232C-compatibele poort (16550UART-compatibel). Niet alle modellen hebben een seriële poort.
Externe monitor
De analoge VGA-poort ondersteunt VESA DDC2B-compatibele functies.
Universal Serial Bus (USB 2.0)
De computer bevat drie Universal Serial Buspoorten die voldoen aan de USB 2.0-norm.
Docking
Deze poort ondersteunt verbinding met een optionele Advanced Port Replicator III Plus, zoals wordt beschreven in het gedeelte Opties. Niet alle modellen hebben een dockingpoort.
Sleuven PC-kaart
De PC-kaartsleuf biedt ruimte voor een PC-kaart (Type II).
SD-kaart
Door middel van deze sleuf kunt u gemakkelijk gegevens overbrengen van apparaten, bijvoorbeeld digitale camera’s en PDA’s (Personal Digital Assistants), die gebruik maken van SD-flash-geheugenkaarten. Raadpleeg hoofdstuk 8, Optionele apparaten.
Multimedia Geluidssysteem
Het Windows-compatibele geluidssysteem omvat interne luidsprekers en een interne microfoon evenals aansluitingen voor een externe microfoon en koptelefoon.
Video-outVia de video-out-aansluiting kunt u aansluiting (S-Video) videogegevens naar externe apparaten zenden. De gegevensuitvoer is afhankelijk van het type apparaat dat aan de S-Video-kabel is gekoppeld. Niet alle modellen hebben een video outaansluiting. Hoofdtelefoonbus
Op de 3,5-mm mini-hoofdtelefoonbus kan een stereohoofdtelefoon worden aangesloten.
Microfoonbus
Op de 3,5-mm mini-microfoonbus kan een drieaderige miniplug voor niet-stereofonische microfooninvoer worden aangesloten.
Gebruikershandleiding
1-9
Inleiding
Communicatie
1-10
Modem
De ingebouwde modem voorziet in gegevens- en faxcommunicatie en ondersteunt de standaards V.90 (V.92). De snelheid van gegevens- en faxverzending is afhankelijk van de toestand van de analoge telefoonlijn. Het modem heeft een modempoort voor aansluiting op een telefoonlijn. In sommige verkoopgebieden wordt deze standaard in de fabriek geïnstalleerd. De standaards V.90 en V.92 worden uitsluitend ondersteund in de VS, Canada, Australië, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. In andere gebieden is alleen V.90 beschikbaar.
LAN
De computer heeft ingebouwde ondersteuning voor Ethernet LAN (10 megabits per seconde, 10BASE-T), Fast Ethernet LAN (100 megabits per seconde, 100BASE-TX) of Gigabit Ethernet LAN (1000 megabits per seconde, 1000BASE-T (alleen voor het model met een Intel® Core™ Duo/Solo-processor)).
Bluetooth
Sommige computers in deze serie zijn uitgerust met Bluetooth-functies. Bluetooth-technologie ondersteunt draadloze communicatie tussen elektronische apparaten zoals computers en printers. Bluetooth zorgt voor snelle, betrouwbare en veilige draadloze communicatie in een kleine ruimte.
Gebruikershandleiding
Inleiding
Draadloos LAN
De computers in deze serie zijn uitgerust met een draadloos LAN-kaart. Deze kaart is compatibel met andere LAN-systemen die zijn gebaseerd op DSSS-/OFDM-radiotechnologie (Direct Sequence Spread Spectrum/Orthogonal Frequency Division Multiplexing) en die voldoen aan de IEEE 802.11-norm (Revisie A, B of G). ■ Theoretische maximumsnelheid: 54 Mbps (IEEE802.11a, 802.11g) ■ Theoretische maximumsnelheid: 11 Mbps (IEEE802.11b) ■ Frequentiebandselectie (5 GHz: Revisie A / 2,4 GHz: Revisie B/G) ■ Zwerven (roaming) over meerdere kanalen ■ Kaartenergiebeheer ■ WEP-gegevenscodering (WEP = Wired Equivalent Privacy), gebaseerd op 128-bits coderingsalgoritme (Intel-moduletype). ■ WEP-gegevenscodering (WEP = Wired Equivalent Privacy), gebaseerd op 152-bits coderingsalgoritme (Atheros-moduletype). ■ Wi-Fi Protected Access (WPA). ■ AES-gegevenscodering (Advanced Encryption Standard). ■ Activering op draadloos LAN (Intel-moduletype)
■ De hierboven weergegeven waarden zijn de theoretische maxima voor draadloze LAN-normen. De feitelijke waarden kunnen anders zijn. ■ De verzendsnelheid via het draadloze LAN en het maximale bereik van draadloos LAN kunnen variëren al naar gelang de elektromagnetische omgeving, obstakels, ontwerp en configuratie van accesspoints, clientontwerp en software-/hardwareconfiguratie. De vermelde verzendsnelheid is de theoretische maximumsnelheid van de desbetreffende norm. De daadwerkelijke verzendsnelheid zal lager zijn dan de theoretische maximumsnelheid.
Wettelijke voetnoot (draadloos LAN)*7 Raadpleeg de paragraaf Wettelijke voetnoten in hoofdstuk 10 voor meer informatie over de wettelijke voetnoot met betrekking tot draadloos LAN. Klik op de *7.
Gebruikershandleiding
1-11
Inleiding
Schakelaar voor draadloze communicatie
Met deze schakelaar zet u de Wireless LAN- en Bluetooth-functies aan en uit. Alle modellen zijn voorzien van een schakelaar voor draadloze communicatie. Sommige modellen zijn voorzien van functies voor draadloos LAN en Bluetooth.
Beveiliging Beveiligingsslotsleuf Hiermee kan de computer door middel van een beveiligingsslot aan een bureau of ander groot voorwerp worden verankerd.
Speciale voorzieningen De volgende voorzieningen zijn uniek voor TOSHIBA-computers of zijn geavanceerde voorzieningen die het gebruik van de computer vergemakkelijken.
1-12
TOSHIBA Assistknop
Druk op deze knop om een vooraf geselecteerde toepassing te starten of een vooraf vastgelegde functie uit te voeren. De standaardtoepassing is TOSHIBA Assist. Deze knop is alleen beschikbaar op Tecra A8modellen.
TOSHIBApresentatieknop
Druk op deze knop om te schakelen tussen het interne beeldscherm, het externe beeldscherm, gelijktijdige weergave en weergave op meerdere schermen. Deze knop is alleen beschikbaar op Tecra A8modellen.
Sneltoetsen
Sneltoetsen zijn speciale toetscombinaties waarmee u snel de systeemconfiguratie kunt wijzigen zonder een systeemprogramma te hoeven gebruiken.
Beeldscherm automatisch uitschakelen
Met deze functie wordt de stroom naar het LCDscherm van de computer automatisch stopgezet als het toetsenbord of aanwijsapparaat een bepaalde tijd niet is gebruikt. De stroomvoorziening wordt hersteld zodra een toets wordt ingedrukt of het aanwijsapparaat wordt gebruikt. U kunt de tijdlimiet opgeven met de optie Monitor uit in het tabblad Basisinstellingen van TOSHIBA Power Saver.
Gebruikershandleiding
Inleiding
Vaste schijf automatisch uitschakelen
Met deze functie wordt de stroom naar de vaste schijf automatisch stopgezet als een bepaalde tijd lang geen vaste-schijfactiviteit heeft plaatsgevonden. De stroomvoorziening wordt hersteld zodra de vaste schijf wordt gebruikt. U kunt de tijdlimiet opgeven met de optie Vaste schijf uit in het tabblad Basisinstellingen van TOSHIBA Power Saver.
Systeem op standby/in slaapstand
Met deze functie wordt het systeem automatisch op stand-by of in de slaapstand gezet als een bepaalde tijd lang geen invoer of hardwareactiviteit heeft plaatsgevonden. U kunt de tijdlimiet opgeven met de optie Systeem op stand-by of Systeem in slaapstand op het tabblad Basisinstellingen van TOSHIBA Power Saver.
Geïntegreerde numerieke toetsen
Het toetsenbord heeft tien geïntegreerde numerieke toetsen. Raadpleeg de paragraaf Geïntegreerde numerieke toetsen in hoofdstuk 5, Het toetsenbord, voor informatie over het gebruik van deze toetsen.
Wachtwoord voor opstarten
Er zijn twee niveaus van wachtwoordbeveiliging: supervisor en gebruiker. Hierdoor kunt u voorkomen dat onbevoegden uw computer gebruiken.
Directe beveiliging
Met een sneltoets kunt u het LCD-scherm leegmaken en de computer blokkeren; deze functie dient voor gegevensbeveiliging.
Intelligente stroomvoorziening
Een microprocessor in de intelligente stroomvoorziening van de computer detecteert de acculading en berekent de resterende accucapaciteit. De microprocessor beschermt de elektronische onderdelen tevens tegen abnormale omstandigheden, zoals extreme spanningspieken vanuit een voedingsbron. U kunt de resterende accucapaciteit controleren met de optie Resterende accu-energie in TOSHIBA Power Saver.
Energiebesparingsmodus
Met deze voorziening kunt u accu-energie besparen. U kunt de energiebesparingsmodus opgeven via het item Profiel in TOSHIBA Power Saver.
Gebruikershandleiding
1-13
Inleiding
In-/uitschakelen via LCD
Met deze functie wordt de stroom naar de computer uitgeschakeld wanneer het LCDscherm wordt gesloten en weer ingeschakeld zodra het LCD-scherm wordt geopend. U kunt de instelling opgeven met de optie Als ik het scherm sluit in het tabblad Acties instellen van TOSHIBA Power Saver.
Automatische slaapstand bij lage acculading
Als de acculading zover is gedaald dat u de computer niet meer kunt gebruiken, wordt automatisch de slaapstand geactiveerd en wordt het systeem afgesloten. U kunt de instelling opgeven op het tabblad Acties instellen van TOSHIBA Power Saver.
Warmteverspreiding
De CPU heeft een interne temperatuursensor ter bescherming tegen oververhitting. Als de interne temperatuur van de computer een bepaald niveau bereikt, wordt de ventilator aangezet of wordt de CPU-verwerkingssnelheid verlaagd. Gebruik de optie Koelmethode in het tabblad Basisinstellingen van TOSHIBA Power Saver.
Vasteschijfbeveiliging Via een ingebouwde sensor in de computer detecteert de functie voor vasteschijfbeveiliging trillingen, schokken en dergelijke en plaatst vervolgens automatisch de kop van de vaste schijf in de veilige stand. Zo wordt het risico verkleind dat de schijf beschadigt doordat deze in aanraking komt met de kop. Raadpleeg de paragraaf De vasteschijfbeveiliging gebruiken in hoofdstuk 4, Grondbeginselen, voor bijzonderheden. De functie voor vasteschijfbeveiliging garandeert echter niet dat de vaste schijf niet beschadigt. Slaapstand
1-14
Met deze functie kunt u de stroom uitschakelen zonder de software te hoeven sluiten. De inhoud van het hoofdgeheugen wordt op de vaste schijf opgeslagen, zodat u uw werk kunt hervatten op de plaats waar u was opgehouden wanneer u de computer weer aanzet. Raadpleeg de paragraaf De computer uitschakelen in hoofdstuk 3, Voor u begint, voor bijzonderheden.
Gebruikershandleiding
Inleiding
Stand-by
Als u uw werk moet onderbreken, kunt u de computer uitschakelen zonder de software te hoeven sluiten: de gegevens worden in het hoofdgeheugen van de computer bewaard. Wanneer u de computer weer aanzet, kunt u uw werk hervatten op de plaats waar u was opgehouden.
Hulpprogramma’s In dit gedeelte worden vooraf geïnstalleerde hulpprogramma’s beschreven en wordt toegelicht hoe u de programma’s start. Raadpleeg de online handleiding, Help of readme-bestanden bij elk hulpprogramma voor informatie over bewerkingen. TOSHIBA Power Saver
Als u het energiebeheerprogramma wilt starten, klikt u achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Prestaties en onderhoud en het pictogram TOSHIBA Power Saver.
HW Setup
Met dit programma kunt u uw hardwareinstellingen aanpassen aan uw werkwijzen en de randapparaten die u gebruikt. U opent het hulpprogramma door achtereenvolgens te klikken op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en het pictogram TOSHIBA HW Setup.
TOSHIBA Controls
Niet alle modellen hebben TOSHIBA Controls. Met dit hulpprogramma kunt u toepassingen of functies toewijzen aan de TOSHIBApresentatieknop (de standaardinstelling is gelijktijdige weergave op het LCD en de monitor met een resolutie van 1.024 × 768) en de TOSHIBA Assist-knop (de standaardinstelling is TOSHIBA Assist). U opent dit hulpprogramma door achtereenvolgens te klikken op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en het pictogram TOSHIBA Controls.
Gebruikershandleiding
1-15
Inleiding
DVD-videospeler
De DVD-videospeler heeft een scherminterface en -functies voor het afspelen van DVD-video’s. De speler heeft een scherminterface en -functies. Klik op Start, wijs Alle programma’s en InterVideo WinDVD aan en klik op InterVideo WinDVD.
Bluetooth-stack voor Windows van Toshiba
Door middel van deze software kunnen externe Bluetooth-apparaten draadloos met elkaar communiceren.
Bluetooth kan niet worden gebruikt in modellen waarin geen Bluetoothmodule is geïnstalleerd. Met het TOSHIBA-hulpprogramma Opstartbare TOSHIBA SD-kaart kunt u een opstartbare SDHulpprogramma Opstartbare SD-kaart geheugenkaart maken waarmee u het systeem kunt opstarten. U kunt het TOSHIBAhulpprogramma Opstartbare SD-kaart als volgt starten via het menu Start. Klik op Start, wijs Alle programma’s aan, wijs TOSHIBA aan, wijs Hulpprogramma’s aan en klik op Hulpprogramma Opstartbare SD-kaart.
1-16
TOSHIBAhulpprogramma Zoom
Met dit hulpprogramma kunt u de pictogrammen op het bureaublad of in het toepassingsvenster vergroten of verkleinen.
RecordNow! Basic for TOSHIBA
U kunt CD’s/DVD’s in verschillende indelingen maken: audio-CD’s die op een gewone stereo-CD-speler kunnen worden afgespeeld, en data-CD’s/-DVD’s voor het opslaan van de bestanden en mappen op uw vaste schijf. Deze software kan worden gebruikt op een model met een DVD-ROM- & CD-R/RW-station of DVD Super Multi-station.
TOSHIBA Assist
Niet alle modellen hebben TOSHIBA Assist. TOSHIBA Assist is een grafische gebruikersinterface waarmee u gemakkelijk toegang tot Help en services kunt verkrijgen. Deze functie wordt standaard met de TOSHIBA Assist-knop geactiveerd.
Gebruikershandleiding
Inleiding
TOSHIBA PCdiagnoseprogramma
TOSHIBA PC-diagnoseprogramma toont gegevens over de configuratie van de computer en biedt de mogelijkheid de functionaliteit van bepaalde ingebouwde apparaten te testen. U start het TOSHIBA PC-diagnoseprogramma door te klikken op Start. Wijs vervolgens Alle programma’s, TOSHIBA en Hulpprogramma’s aan en klik op PC-diagnoseprogramma.
TOSHIBA Mobiel Extra
Niet alle modellen hebben TOSHIBA Mobile Extension. Dit hulpprogramma vergroot de functionaliteit van uw computer wanneer u deze aansluit op een optionele Advanced Port Replicator III Plus. Als u het hulpprogramma wilt openen, selecteert u TOSHIBA Mobile Extension vanuit de toepassing TOSHIBA Assist.
TOSHIBA ConfigFree TOSHIBA ConfigFree bestaat uit een reeks hulpprogramma’s waarmee u verbindingen met communicatieapparaten en netwerken beheert. Met TOSHIBA ConfigFree kunt u tevens communicatieproblemen opsporen en profielen maken, waarmee u eenvoudig schakelt tussen locaties en communicatienetwerken. Als u ConfigFree wilt starten, klikt u op Start, wijst u achtereenvolgens Alle Programma’s, TOSHIBA en Netwerk aan en klikt u op ConfigFree. TOSHIBAhulpprogramma Touchpad AAN/UIT
Met dit hulpprogramma kunt u de TouchPad met de toets Fn + F9 in-/uitschakelen.
TOSHIBAwachtwoordhulpprogramma
Met dit hulpprogramma kunt u een wachtwoord instellen waarmee de toegang tot de computer wordt beperkt.
TOSHIBA Accessibility (Toegankelijkheid)
Met dit hulpprogramma kunt u de Fn-toets vergrendelen: u kunt dan eenmaal op de Fn-toets drukken, de toets loslaten en op een functietoets drukken. De Fn-toets blijft actief tot een andere toets wordt ingedrukt.
DLA voor TOSHIBA
DLA (Drive Letter Access ofwel stationslettertoegang) is een pakketschrijfprogramma waarmee u bestanden en/of mappen via een stationsletter naar een DVD-RW-, DVD+RW- of CD-RW-schijf kunt schrijven, op dezelfde manier als naar een diskette of andere verwisselbare schijven.
Gebruikershandleiding
1-17
Inleiding
TOSHIBAsneltoetsprogramma voor beeldschermen
Met dit hulpprogramma kunt u een ander beeldscherm kiezen en de beeldschermresolutie wijzigen. Met Fn + F5 wijzigt u het actieve beeldscherm. Druk op Fn + spatiebalk om de resolutie te wijzigen.
TOSHIBA SDgeheugenkaart formatteren
Als u het hulpprogramma wilt openen, klikt u op Start, wijst u achtereenvolgens Alle programma’s, TOSHIBA en Hulpprogramma’s aan en klikt u op TOSHIBA SD Memory Card Format.
Geluiddemper voor CD/DVD-station
Met dit hulpprogramma kunt u de leessnelheid van het optische station configureren. U kunt kiezen tussen de normale modus, waarin het station op maximale snelheid werkt voor een snelle gegevenstoegang, en de stille modus, waarin het station op enkele snelheid werkt voor audio-CD’s, waardoor het station minder geluid maakt. Het heeft geen invloed op het DVD-station.
Opties U kunt uw computer nog krachtiger en gebruikersvriendelijker maken door een aantal opties toe te voegen. De volgende opties zijn beschikbaar:
1-18
Geheugenkit
U kunt gemakkelijk een geheugenmodule van 256 MB, 512 MB of 1.024 MB (DDR2-667/533/400) in modellen met een Intel® Celeron® M-processor installeren. U kunt een geheugenmodule van 256 MB, 512 MB, 1.024 MB (DDR2-667/533/400) of 2.048 MB (DDR-667) in modellen met een Intel® Core™ Duo/Solo-processor installeren.
Accu-eenheid
U kunt een extra accu-eenheid (3600 mAh of 4400 mAh) bij uw TOSHIBA-dealer kopen. U kunt deze als reserve-exemplaar of ter vervanging gebruiken.
Universele netadapter
Als u de computer regelmatig op verschillende locaties gebruikt, is het wellicht een goed idee om voor elke locatie een extra netadapter te kopen: u hoeft de adapter dan niet telkens mee te nemen.
Accuoplader
Met de accu-oplader kunt u extra accu’s buiten de computer opladen.
Gebruikershandleiding
Inleiding
Beveiligingsslot
U kunt een beveiligingskabel aan de computer bevestigen om de computer te beschermen tegen diefstal.
USB-diskettestation
Het USB-diskettestation ondersteunt 3,5-inch diskettes met een capaciteit van 1,44 MB of 720 KB en wordt aangesloten op een USB-poort. In Windows XP kunt u diskettes van 720 KB niet formatteren, maar u kunt wel eerder geformatteerde diskettes gebruiken.
Advanced Port Replicator III Plus
De Advanced Port Replicator III Plus vult de beschikbare poorten op de computer aan met poorten voor een PS/2-muis, een PS/2toetsenbord, een digitale visuele interface (DVI), i.LINK™ (IEEE1394), een line-in-bus en een lineout-bus, een poort voor de externe monitor, vier Universal Serial Bus-poorten (USB2.0), een LAN-aansluiting, een modemaansluiting, een seriële poort en een parallelle poort.
Bluetooth-kit
Deze kit voegt draadloze Bluetoothcommunicatie toe aan computers zonder Bluetooth. Deze wordt alleen geïnstalleerd door leveranciers.
Gebruikershandleiding
1-19
Inleiding
1-20
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2 Rondleiding In dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen van de computer geïdentificeerd. Maak uzelf vertrouwd met elk onderdeel voordat u met de computer aan de slag gaat.
Wettelijke voetnoot (niet-toepasselijke pictogrammen)*8 Raadpleeg de paragraaf Wettelijke voetnoten in hoofdstuk 10 voor meer informatie over de wettelijke voetnoot met betrekking tot niet-toepasselijke pictogrammen. Klik op de *8.
Voorkant met gesloten beeldscherm Afbeelding 2-1 geeft de voorkant van de computer weer, met het LCD-beeldscherm gesloten. Beeldschermvergrendeling Systeemlampjes
Microfoonbus
Hoofdtelefoonbus Volume
Schakelaar voor draadloze communicatie
Afbeelding 2-1 Voorkant van de computer met gesloten LCD-beeldscherm
Systeemlampjes
Gebruikershandleiding
Met behulp van deze lampjes kunt u de status van verschillende computerfuncties controleren. U vindt meer informatie in de paragraaf Systeemlampjes.
2-1
Rondleiding
Schakelaar voor draadloze communicatie
Schuif deze schakelaar naar links om de functies voor draadloos LAN en Bluetooth uit te schakelen. Schuif de schakelaar naar rechts om deze functies in te schakelen. Alle modellen beschikken over een schakelaar voor draadloze communicatie, hoewel slechts sommige modellen zijn voorzien van functies voor zowel draadloos LAN als Bluetooth.
■ Schakel draadloos LAN- en Bluetooth-functies uit in de buurt van mensen waarbij mogelijk een pacemaker of een ander medisch elektrisch apparaat is geïmplanteerd. Radiogolven kunnen de werking van de pacemaker of het medische apparaat beïnvloeden met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. Volg de instructies bij uw medische apparaat als u gebruikmaakt van een draadloos LAN- of Bluetooth-functie. ■ Schakel altijd de draadloos LAN- of Bluetooth-functie uit als de pc in de buurt komt van automatische besturingsapparatuur of -toestellen, zoals automatische deuren of brandmelders. Radiogolven kunnen storingen veroorzaken in dergelijke apparatuur met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. ■ Gebruik de draadloos LAN- of Bluetooth-functies niet in de buurt van een magnetron of in gebieden met radiostoring of magnetische velden. Storing van een magnetron of andere bron kan tot onderbreking van de draadloos LAN- of Bluetooth-functie leiden.
2-2
Beeldschermvergrendeling
Deze vergrendelingsschuif zet het LCD-scherm vast wanneer dit gesloten is. Duw de vergrendelingsschuif opzij om het LCDbeeldscherm te openen.
Microfoonbus
Op de 3,5-mm mini-microfoonbus kan een drie-aderige miniplug voor niet-stereofonische microfooninvoer worden aangesloten.
Volumeregelaar
Gebruik deze regelaar om het volume van de stereoluidsprekers en de stereohoofdtelefoon af te stemmen.
Hoofdtelefoonbus
Op de 3,5-mm mini-hoofdtelefoonbus kan een stereohoofdtelefoon worden aangesloten.
Gebruikershandleiding
Rondleiding
Linkerkant Afbeelding 2-2 geeft de linkerkant van de computer weer.
SD-kaartsleuf
Sleuf voor PC-kaart
Luchtopeningen
Uitwerpknop voor de PC-kaart
Afbeelding 2-2 De linkerkant van de computer
Luchtopeningen
De luchtopeningen dienen om de CPU te beschermen tegen oververhitting.
U mag de luchtopeningen niet blokkeren. Zorg ervoor dat er nooit metalen voorwerpen, zoals schroeven, nietjes en paperclips in de pc of het toetsenbord terechtkomen. Vreemde metalen voorwerpen kunnen tot kortsluiting leiden, waardoor de pc beschadigd raakt en er brand ontstaat, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. PC-kaartsleuf
De PC-kaartsleuf biedt ruimte voor een Type IIkaart. De sleuf ondersteunt 16-bits PC-kaarten en CardBus-PC-kaarten.
Uitwerpknop voor de PC-kaart
Gebruik deze knop om een PC-kaart uit de PC-kaartsleuf te verwijderen.
Zorg dat er geen voorwerpen in de PC-kaartsleuf terechtkomen. Zorg ervoor dat er nooit metalen voorwerpen, zoals schroeven, nietjes en paperclips in de pc of het toetsenbord terechtkomen. Vreemde metalen voorwerpen kunnen tot kortsluiting leiden, waardoor de pc beschadigd raakt en er brand ontstaat, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. SD-kaartsleuf
SD-kaarten worden in diverse externe apparaten gebruikt. Door middel van deze sleuf kunt u gegevens van het apparaat naar de computer overbrengen.
Zorg dat er geen voorwerpen in de SD-kaartsleuf terechtkomen. Een speld of soortgelijk voorwerp kan de schakelingen van de computer beschadigen. Gebruikershandleiding
2-3
Rondleiding
Rechterkant Afbeelding 2-3 geeft de rechterkant van de computer weer.
Optisch station
Beveiligingsslotsleuf
Afbeelding 2-3 De rechterkant van de computer
Beveiligingsslotsleuf Aan deze sleuf kan een beveiligingskabel worden bevestigd. De optionele beveiligingskabel verankert de computer aan een bureau of ander groot voorwerp ter bescherming tegen diefstal. Optisch station
Er is een CD-ROM-, DVD-ROM-, DVD-ROM- en CD-R/RW-station of een DVD Super Multi geïnstalleerd.
Achterkant Afbeelding 2-4 geeft de achterkant van de computer weer. Video-out-bus
Modemaansluiting
LAN actief-LED (oranje)
Verbindingslampje (groen)
Gelijkstroomingang (15 V)
Seriële poort
USB-poorten
LAN-aansluiting i.LINK-poort (IEEE 1394)
Externe monitorpoort
Afbeelding 2-4 De achterkant van de computer
Video-out-bus
2-4
Koppel een S-Video-kabel aan deze poort voor de uitvoer van videosignalen. De S-Video-kabel verzendt videosignalen.
Gebruikershandleiding
Rondleiding
Niet alle modellen hebben een video out-aansluiting. Poort voor externe monitor
Op deze poort kunt u een extern beeldscherm aansluiten.
Gelijkstroomingang (15 V)
Hierop wordt de netadapter aangesloten. Gebruik alleen het model netadapter dat bij de computer is geleverd. Gebruik van de verkeerde adapter kan resulteren in beschadiging van de computer.
Modempoort
U kunt de modemaansluiting gebruiken om het modem rechtstreeks via een modemkabel aan te sluiten op een telefoonlijn.
■ Als de pc wordt aangesloten op een andere communicatielijn dan een analoge telefoonlijn, kan de pc defect raken. ■ Sluit het ingebouwde modem alleen aan op normale analoge telefoonlijnen. ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op een digitale lijn (ISDN). ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op de digitale aansluiting van een openbare telefoon of op een digitale telefooncentrale (PBX). ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op een huiscentrale in een woning of bedrijf. ■ Sluit de pc nooit aan op de netvoeding tijdens onweer. Als u bliksem ziet of donder hoort, schakelt u de pc onmiddellijk uit. Een elektrische spanningspiek ten gevolge van het onweer kan leiden tot een systeemstoring, gegevensverlies of schade aan de apparatuur. LAN-poort
Gebruikershandleiding
Via deze poort kunt u de computer op een LAN aansluiten. De adapter heeft ingebouwde ondersteuning voor Ethernet LAN (10 megabits per seconde, 10BASE-T), Fast Ethernet LAN (100 megabits per seconde, 100BASE-TX) en Gigabit Ethernet LAN (1000 megabits per seconde, 1000BASE-T (alleen voor modellen met een Intel® Core™ Duo/Solo-processor)). Het LAN heeft twee lampjes. Zie hoofdstuk 4, Grondbeginselen, voor meer informatie.
2-5
Rondleiding
■ Op de LAN-poort mogen alleen LAN-kabels worden aangesloten. Als u dit doet, kunnen schade of storingen optreden. ■ Koppel de LAN-kabel niet aan een voedingsbron. Als u dit doet, kunnen schade of storingen optreden. Aansluitingslampje (groen)
Dit lampje brandt groen wanneer de computer op een LAN is aangesloten en het LAN correct functioneert.
LAN-actief-lampje (oranje)
Dit lampje brandt oranje tijdens gegevensoverdracht tussen de computer en het LAN.
i.LINK-poort (IEEE 1394)
Via deze poort kunt u een extern apparaat, zoals een digitale videocamera, aansluiten voor snelle gegevensoverdracht.
Sommige modellen hebben geen i.LINK (IEEE1394)-poort. Seriële poort
Op deze 9-pens poort kunt u seriële apparaten aansluiten, zoals een extern modem of een seriële muis of printer.
Niet alle modellen hebben een seriële poort. Universal Serial Bus- Op de achterkant bevinden zich drie poorten (USB 2.0) USB-poorten. De poorten zijn compatibel met de USB 2.0-norm. Zorg dat er geen voorwerpen in de USB-aansluitingen terechtkomen. Zorg ervoor dat er nooit metalen voorwerpen, zoals schroeven, nietjes en paperclips in de pc of het toetsenbord terechtkomen. Vreemde metalen voorwerpen kunnen tot kortsluiting leiden, waardoor de pc beschadigd raakt en er brand ontstaat, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. Niet alle functies van alle USB-apparaten zijn getest. Het is mogelijk dat sommige functies niet correct werken.
2-6
Gebruikershandleiding
Rondleiding
Onderkant Afbeelding 2-5 illustreert de onderkant van de computer. Zorg dat het beeldscherm gesloten is voordat u de computer ondersteboven zet. Geheugenafdekplaatje module
Inkepingen
Dockingpoort
Accu-eenheid
Klepje over vasteschijfeenheid
Ontgrendelingsschuif accuhouder
Accuvergrendeling
Afbeelding 2-5 De onderkant van de computer
Accuvergrendeling
Duw de accuvergrendeling opzij, zodat u de accu-eenheid kunt verwijderen.
Accu-eenheid
De accu-eenheid voorziet de computer van stroom wanneer de netadapter niet is aangesloten. Raadpleeg hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, voor uitgebreide informatie over de accu-eenheid.
Inkepingen
De haakjes van de Advanced Port Replicator III Plus passen in de inkepingen van de computer en zorgen zo voor een veilige verbinding.
Ontgrendelingsschuif Duw deze schuif opzij en houd de schuif vast om accuhouder de accu-eenheid vrij te geven. Raadpleeg hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden voor gedetailleerde informatie over het verwijderen van de accu-eenheid. Dockingpoort
Gebruikershandleiding
Deze poort ondersteunt verbinding met een optionele Advanced Port Replicator III Plus, zoals wordt beschreven in hoofdstuk 8, Optionele apparaten.
2-7
Rondleiding
Niet alle modellen hebben een dockingpoort.
■ Alleen de Advanced Port Replicator III kan met deze computer worden gebruikt. Probeer niet een andere Port Replicator te gebruiken. ■ Zorg dat er geen voorwerpen in de dockingpoort terechtkomen. Een speld of soortgelijk voorwerp kan de schakelingen van de computer beschadigen. Een plastic klepje beveiligt de aansluiting. Geheugenafdekplaatje Deze behuizing beschermt de sleuven waarin module geheugenmodules kunnen worden geplaatst. Raadpleeg de paragraaf Geheugenuitbreiding in hoofdstuk 8, Optionele apparaten. Klepje over vasteschijfeenheid
2-8
De ingebouwde vaste schijf bevindt zich achter deze klep.
Gebruikershandleiding
Rondleiding
Voorkant met geopend beeldscherm Deze paragraaf beschrijft de computer met geopend LCD-scherm. Raadpleeg de desbetreffende illustratie voor details. U opent het LCD-beeldscherm door de vergrendelingsschuif op de voorkant van het LCD-scherm opzij te schuiven en het scherm omhoog te kantelen. Zet het LCD-scherm in een stand waar u er goed zicht op hebt. Beeldschermscharnier
LCD-scherm
Stereoluidspreker (rechts) Schakelaar voor LCDsensor (niet zichtbaar)
Touchpad
Stereoluidspreker (links) Aan/uit-knop Touchpad besturingsknoppen
TOSHIBA Assist-knop
TOSHIBA-presentatieknop
Afbeelding 2-6 De voorkant van de computer met geopend LCD-scherm
Beeldschermscharnier
Gebruikershandleiding
Het beeldschermscharnier zorgt dat het LCD-scherm in de gewenste stand blijft staan.
2-9
Rondleiding
2-10
LCD-scherm
Het LCD-scherm toont contrastrijke tekst en afbeeldingen. U kunt de resolutie instellen op waarden tussen 800 × 600 en 1.280 × 800 pixel. Raadpleeg de paragraaf Beeldschermcontroller en videomodi in bijlage B. Als de computer door de accu wordt gevoed, ziet het LCD-scherm er niet zo helder uit als bij gebruik van de netadapter. Het lagere helderheidsniveau dient om accu-energie te besparen.
Stereoluidsprekers
Via de luidsprekers kunt u het geluid horen dat door uw software wordt gegenereerd, en de geluidssignalen die door het systeem worden gegenereerd, bijvoorbeeld als de accu bijna leeg is.
Touchpadbesturingsknoppen
Met de besturingsknoppen onder het touchpad kunt u menuopties selecteren en bewerkingen uitvoeren op tekst en afbeeldingen die u met de schermaanwijzer hebt geselecteerd.
Touchpad
Met het touchpad in het midden van de polssteun kunt u de schermaanwijzer verplaatsen. Raadpleeg de paragraaf Het touchpad gebruiken in hoofdstuk 4, Grondbeginselen.
TOSHIBApresentatieknop
Druk op deze knop om hetzelfde beeld op het interne en externe beeldscherm weer te geven of om de weergave met meerdere monitors (alleen Windows XP) te gebruiken. De standaardinstelling is “Presentatie (Zelfde beeld 1.024 × 768)”. Hetzelfde beeld wordt op de interne en externe monitor met een schermresolutie van 1.024 x 768 weergegeven. Met de instelling “Presentatie (Ander beeld)” kunt u de interne en externe monitors als breedscherm gebruiken. Deze instelling wordt alleen ondersteund onder Windows XP. De modus voor één weergave kan alleen op een interne monitor worden ingesteld door nogmaals op de knop te drukken. U kunt een functie voor de TOSHIBApresentatieknop instellen in de eigenschappen van TOSHIBA Controls. Niet alle modellen hebben een TOSHIBApresentatieknop.
Gebruikershandleiding
Rondleiding
TOSHIBA Assistknop
Druk op deze knop om het programma te starten. De standaardtoepassing is TOSHIBA Assist. Als de computer stand-by is, in de slaapstand staat of is uitgeschakeld, drukt u op deze knop om de computer in te schakelen en het programma te starten. U kunt een functie voor de TOSHIBA Assist-knop instellen in de eigenschappen van TOSHIBA Controls. Niet alle modellen hebben een TOSHIBA Assistknop.
Aan/uit-knop
Druk op de aan/uit-knop om de computer in en uit te schakelen.
LCDsensorschakelaar
Deze schakelaar detecteert wanneer het LCD-scherm van de computer wordt gesloten of geopend en activeert de functie In-/uitschakelen via LCD. Wanneer u het LCD-scherm sluit, wordt de computer in de slaapstand gezet en uitgeschakeld. Wanneer u het LCD-scherm opent, wordt de computer in de slaapstand gestart. Gebruik het hulpprogramma TOSHIBA Power Saver om deze functie in of uit te schakelen. Standaard is de functie ingeschakeld. Raadpleeg de gedeelten over TOSHIBA Power Saver en In-/uitschakelen via LCD in hoofdstuk 1, Speciale voorzieningen voor informatie over instellingen.
Plaats geen magnetische voorwerpen in de buurt van de schakelaar. Als u dit wel doet, wordt de computer automatisch in de slaapstand gezet en uitgeschakeld, zelfs als de functie In-/uitschakelen via LCD is uitgeschakeld.
Gebruikershandleiding
2-11
Rondleiding
Systeemlampjes De lampjes links van de pictogrammen gaan branden wanneer diverse computerbewerkingen worden uitgevoerd.
Figuur 2-7 Systeemlichtjes
2-12
SD-kaart
Wanneer de computer toegang heeft tot de SD-kaart sleuf, brandt dit lampje groen.
DC IN
Het DC IN-lampje brandt groen als via de netadapter gelijkstroom (DC) wordt geleverd. Als er problemen zijn met de uitgangsspanning van de adapter of met de stroomvoorziening, knippert dit lampje oranje.
Voeding
Het aan/uit-lampje brandt groen als de computer aan is. Als u Stand-by selecteert in het venster Windows afsluiten, knippert dit lampje (één seconde aan, twee seconden uit) terwijl de computer wordt uitgezet.
Accu
Het Accu-lampje geeft de lading van de accu aan: groen betekent volledig opgeladen, oranje betekent dat de accu wordt opgeladen en knipperend oranje betekent dat de accu bijna leeg is. Raadpleeg hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden.
Vaste schijf
Het lampje voor de vaste schijf brandt blauw wanneer de computer toegang tot de geïntegreerde vaste schijf heeft.
Draadloze communicatie
Het lampje voor draadloze communicatie brandt wanneer de functies voor Bluetooth en draadloos LAN zijn ingeschakeld. Alle modellen beschikken over een schakelaar voor draadloze communicatie, hoewel slechts sommige modellen zijn voorzien van functies voor zowel draadloos LAN als Bluetooth.
Gebruikershandleiding
Rondleiding
Toetsenbordlampjes In de volgende afbeeldingen ziet u waar de lampjes van de geïntegreerde numerieke toetsen en het Caps Lock-lampje zich bevinden. Als het lampje van de cursormodus brandt, kunt u de geïntegreerde numerieke toetsen als cursortoetsen gebruiken. Brandt het lampje van de numerieke modus, dan kunt u de geïntegreerde numerieke toetsen gebruiken om cijfers in te voeren. Als het Caps Lock-lampje brandt, is de functie voor hoofdlettervergrendeling ingeschakeld.
Caps Lock-lampje
Afbeelding 2-8 Caps Lock-lampje
Caps Lock
Cursormodus
Dit lampje brandt groen als de hoofdlettervergrendeling is ingeschakeld voor lettertoetsen.
Numerieke modus
Afbeelding 2-9 Lampjes van geïntegreerde numerieke toetsen
Cursormodus
Gebruikershandleiding
Als het lampje van de cursormodus groen brandt, kunt u de geïntegreerde numerieke toetsen (de toetsen met de grijze opschriften) als cursortoetsen gebruiken. Raadpleeg de paragraaf Geïntegreerde numerieke toetsen in hoofdstuk 5, Het toetsenbord.
2-13
Rondleiding
Numerieke modus
Als het lampje van de numerieke modus groen brandt, kunt u de geïntegreerde numerieke toetsen (de toetsen met de grijze opschriften) gebruiken om cijfers in te voeren. Raadpleeg de paragraaf Geïntegreerde numerieke toetsen in hoofdstuk 5, Het toetsenbord.
USB-diskettestation Het USB-diskettestation ondersteunt diskettes van 1,44 MB en 720 KB en wordt aangesloten op de USB-poort. Dit station wordt standaard meegeleverd bij sommige modellen en is optioneel bij andere.
USB-connector
Disketteactiviteitslampje Diskettesleuf
Uitwerpknop
Afbeelding 2-10 USB-diskettestation
USB-connector
Plaats deze connector in een van de USB-poorten van de computer.
Disketteactiviteitslampje
Dit lampje gaat branden wanneer gegevens van de diskette worden gelezen of ernaar worden geschreven.
Diskettesleuf
Plaats een diskette in deze sleuf.
Uitwerpknop
Wanneer een diskette volledig in het station is geplaatst, komt de uitwerpknop omhoog. U verwijdert een diskette door op de uitwerpknop te drukken: de diskette wordt een stukje uitgeschoven en kan worden verwijderd.
Controleer het disketteactiviteitslampje wanneer u het USBdiskettestation gebruikt. U mag niet op de uitwerpknop drukken of de computer uitschakelen terwijl het lampje brandt. Doet u dit wel, dan loopt u het risico van gegevensverlies en beschadiging van de diskette of het station.
2-14
Gebruikershandleiding
Rondleiding
■ Gebruik het USB-diskettestation op een plat, horizontaal oppervlak. Plaats het station tijdens gebruik niet op een vlak dat meer dan 20° helt. ■ Plaats geen voorwerpen op het diskettestation.
optische stations De computer is uitgerust met een van de volgende optische schijfstations: CD-ROM-, DVD-ROM-, DVD-ROM&CD-R/RW- en DVD Super Multistations. Voor het aansturen van CD-/DVD-ROM’s wordt een ATAPI-interfacecontroller gebruikt. Zodra de computer toegang verkrijgt tot een CD/DVD, gaat het lampje op het station branden. Meer informatie over schijven plaatsen en verwijderen vindt u in de paragraaf Optische schijfstations gebruiken in hoofdstuk 4, Grondbeginselen.
Regiocodes voor DVD-stations en -media DVD-ROM&CD-R/RW- en DVD Super Multi-stations en de media voor deze stations worden vervaardigd conform de specificaties van zes verkoopregio’s. Om problemen bij het afspelen van DVD-video’s te voorkomen dient u bij de aanschaf van DVD-video-schijven te controleren of de schijven geschikt zijn voor uw station. Code
Regio
1
Canada, Verenigde Staten
2
Japan, Europa, Zuid-Afrika, Midden-Oosten
3
Zuid-Oost-Azië, Oost-Azië
4
Australië, Nieuw Zeeland, Stille-Oceaaneilanden, Midden-Amerika, Zuid-Amerika, Caribisch gebied
5
Rusland, Indisch subcontinent, Afrika, Noord-Korea, Mongolië
6
China
Beschrijfbare schijven In deze paragraaf worden de verschillende soorten beschrijfbare CD’s en DVD’s beschreven. Controleer in de specificaties van uw station welke schijftypen kunnen worden beschreven. Gebruik RecordNow! voor het beschrijven van CD’s. Raadpleeg hoofdstuk 4, Grondbeginselen.
Gebruikershandleiding
2-15
Rondleiding
CD’s ■ Beschrijfbare CD’s (CD-R’s) kunnen slechts één keer worden beschreven. De opgenomen gegevens kunnen niet worden gewist of veranderd. ■ CD-RW-schijven, zoals multispeed CD-RW’s, high-speed CD-RW’s en ultra-speed CD-RW’s kunnen meer dan één keer worden beschreven.
DVD’s ■ DVD-R’s, DVD+R’s, DVD-R DL- en DVD+R DL-schijven kunnen slechts één keer worden beschreven. De opgenomen gegevens kunnen niet worden gewist of veranderd. ■ DVD-RW-, DVD+RW- en DVD-RAM-schijven kunnen meermaals worden beschreven.
Indelingen De stations ondersteunen de volgende indelingen: ■ ■ ■ ■ ■
CD-ROM DVD-ROM CD-DA Photo CD™ (single/multi-sessie) CD-ROM XA Mode 2 (Form1, Form2)
■ ■ ■ ■ ■
DVD-Video CD-Text CD-ROM Mode 1, Mode 2 Enhanced CD (CD-EXTRA) Adresseringsmethode 2
CD-ROM-station In de CD-ROM-stationsmodule van volledige grootte kunt u schijven van 12 cm (4,72 inch) of 8 cm (3,15 inch) zonder adapter lezen. In het midden van een schijf is de leessnelheid lager dan aan de rand. CD lezen 24-speed (maximaal)
DVD-ROM-station In de DVD-ROM-stationsmodule van volledige grootte kunt u schijven van 12 cm (4,72 inch) of 8 cm (3,15 inch) zonder adapter lezen. In het midden van een schijf is de leessnelheid lager dan aan de rand. DVD lezen 8-speed (maximaal) CD lezen 24-speed (maximaal)
2-16
Gebruikershandleiding
Rondleiding
DVD-ROM- & CD-R/RW-station In de DVD-ROM- & CD-R/RW-stationsmodule van volledige grootte kunt u zonder adapter gegevens op herschrijfbare CD’s vastleggen en CD’s/ DVD’s van 12 cm (4,72 inch) of 8 cm (3,15 inch) lezen. In het midden van een schijf is de leessnelheid lager dan aan de rand. DVD lezen 8-speed (maximaal) CD lezen 24-speed (maximaal) CD-R schrijven 24-speed (maximaal) CD-RW schrijven 24-speed (maximaal, ultra-speed media)
DVD Super Multi-station In de DVD Super Multi-stationsmodule van volledige grootte kunt u zonder adapter gegevens op herschrijfbare CD’s vastleggen en CD’s/DVD’s van 12 of 8 cm lezen. ■ In het midden van een schijf is de leessnelheid lager dan aan de rand. DVD lezen 8-speed (maximaal) DVD-R schrijven 8-speed (maximaal) DVD-RW schrijven 4-speed (maximaal) DVD-R DL schrijven 2-speed (maximaal) DVD+R schrijven 8-speed (maximaal) DVD+R DL schrijven 2,4-speed (maximaal) DVD+RW schrijven 4-speed (maximaal) DVD-RAM schrijven 5-speed (maximaal) CD lezen 24-speed (maximaal) CD-R schrijven 24-speed (maximaal) CD-RW schrijven 10-speed (maximaal, ultra-speed media) DVD-RAM-schijven van 2,6 GB en 5,2 GB kunnen niet worden gelezen of beschreven.
Gebruikershandleiding
2-17
Rondleiding
Netadapter De netadapter kan zich automatisch aanpassen aan elke spanning tussen 100 en 240 volt en aan een frequentie van 50 of 60 hertz, waardoor u de computer in praktisch elk land of gebied kunt gebruiken. De netadapter zet wisselstroom om in gelijkstroom en reduceert de spanning die aan de computer wordt geleverd. Om de accu op te laden sluit u de netadapter eenvoudig aan op een voedingsbron en op de computer. Zie hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden voor meer informatie.
Afbeelding 2-11 De netadapter (2-pins stekker)
Afbeelding 2-12 De netadapter (3-pins stekker)
■ Afhankelijk van het model kan de kabel een 2-pins of 3-pins stekker bevatten. ■ Gebruik geen verloopstekker van 3-pins naar 2-pins. ■ Het meegeleverde netsnoer voldoet aan de veiligheidsregels en voorschriften in de regio waarin het product wordt verkocht en mag niet buiten deze regio worden gebruikt. Voor gebruik in andere regio’s dient u een netsnoer aan te schaffen dat voldoet aan de veiligheidsregels en -voorschriften in die regio.
2-18
Gebruikershandleiding
Rondleiding
Gebruik altijd de TOSHIBA-netadapter die met de pc is meegeleverd en de TOSHIBA-accu-oplader (die mogelijk met de pc is meegeleverd), of gebruik een netadapter of oplader van een ander model dat door TOSHIBA is goedgekeurd om het risico van brand of andere schade aan de pc te vermijden. Het gebruik van een incompatibele netadapter of accuoplader kan leiden tot brand of schade aan de pc, mogelijk met ernstig letsel tot gevolg.
Gebruikershandleiding
2-19
Rondleiding
2-20
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 3 Voor u begint Dit hoofdstuk verschaft basisinformatie aan de hand waarvan u met uw computer aan de slag kunt. De volgende onderwerpen worden behandeld: ■ De netadapter aansluiten ■ Het beeldscherm openen ■ De computer inschakelen ■ Voor het eerst opstarten ■ De computer uitschakelen ■ Computer opnieuw opstarten ■ Herstelmedia maken ■ De vooraf geïnstalleerde software herstellen vanaf de vaste schijf. ■ De vooraf geïnstalleerde software herstellen met de herstelmedia Lees in elk geval de paragraaf Voor het eerst opstarten.
Lees de Instructiegids voor veiligheid en comfort om laptops comfortabeler en productiever te gebruiken. Als u de aanbevelingen in deze gids volgt, verkleint u de kans op pijnlijk of blijvend letsel aan uw handen, armen, schouders of nek.
Gebruikershandleiding
3-1
Voor u begint
Andere aandachtspunten ■ Gebruik een programma voor viruscontrole en zorg ervoor dat dit regelmatig wordt bijgewerkt. ■ Formatteer nooit opslagmedia zonder eerst de inhoud hiervan te controleren. Bij formattering worden alle opgeslagen gegevens verwijderd. ■ Het is verstandig om af en toe een back-up te maken van de interne vaste schijf of van een ander primair opslagapparaat op externe media. Algemene opslagmedia zijn niet duurzaam of stabiel op de lange termijn en onder bepaalde omstandigheden kan dit resulteren in gegevensverlies. ■ Voordat u een apparaat of toepassing installeert, zorgt u ervoor dat alle gegevens in het geheugen worden opgeslagen op de vaste schijf of op een ander opslagmedium. Als u dat niet doet, kan dit mogelijk resulteren in gegevensverlies.
De netadapter aansluiten Sluit de netadapter aan wanneer u de accu moet opladen of via de netvoeding wilt werken. Dit is tevens de snelste manier om met de computer aan de slag te gaan, omdat de accu-eenheid eerst moet worden opgeladen voordat u de computer hiermee van stroom kunt voorzien. De netadapter kan worden aangesloten op elk stopcontact dat tussen 100 en 240 volt, en 50 of 60 hertz levert. Raadpleeg hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, voor informatie over het opladen van de accu-eenheid met de netadapter.
3-2
Gebruikershandleiding
Voor u begint
■ Gebruik altijd de Toshiba-netadapter die met de pc is meegeleverd en de Toshiba-accuoplader (die mogelijk met de pc is meegeleverd), of gebruik een ander model dat door Toshiba is goedgekeurd om het risico van brand of andere schade aan de pc te vermijden. Het gebruik van een incompatibele netadapter of accuoplader kan leiden tot brand of schade aan de pc, mogelijk met ernstig letsel tot gevolg. ■ Gebruik alleen de netadapter die bij de computer is geleverd, of een equivalente, compatibele netadapter. Gebruik van een incompatibele adapter kan resulteren in beschadiging van de computer. TOSHIBA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt door het gebruik van een incompatibele adapter. ■ Sluit de netadapter of accu-oplader nooit aan op een voedingsbron die niet overeenstemt met de spanning en frequentie die op het voorschriftetiket van het apparaat zijn vermeld. Als u dat niet doet, kunnen er brand of elektrische schokken optreden met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. ■ Gebruik of koop altijd netsnoeren die overeenstemmen met de wettelijke specificaties en voorschriften met betrekking tot spanning en frequentie die gelden in het land van gebruik. Als u dat niet doet, kunnen er brand of elektrische schokken optreden met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
■ Het meegeleverde netsnoer voldoet aan de veiligheidsregels en voorschriften in de regio waarin het product wordt verkocht en mag niet buiten deze regio worden gebruikt. Voor gebruik in andere regio’s dient u een netsnoer aan te schaffen dat voldoet aan de veiligheidsregels en -voorschriften in die regio. ■ Gebruik geen verloopstekker van 3-pins naar 2-pins. ■ Wanneer u de netadapter op de computer aansluit, dient u de stappen precies in de hier beschreven volgorde uit te voeren. Het aansluiten van het netsnoer op een stopcontact moet de laatste stap zijn. Als u deze handeling in een eerder stadium verricht, kan de gelijkstroomuitgangsstekker van de netadapter onder stroom komen te staan, waardoor u het risico van een elektrische schok of persoonlijk letsel loopt. Raak voor de veiligheid geen metalen onderdelen aan. ■ Plaats de pc of netadapter nooit op een houten oppervlak, meubelstuk of een ander oppervlak dat door verhitting kan beschadigen. Tijdens normaal gebruik zal de temperatuur aan de onderkant van de pc en de buitenkant van de netadapter namelijk stijgen. ■ Plaats de pc of netadapter altijd op een vlak en hard, warmtebestendig oppervlak.
Gebruikershandleiding
3-3
Voor u begint
1. Sluit het netsnoer op de netadapter aan.
Afbeelding 3-2 Het netsnoer op de netadapter aansluiten (2-pins stekker)
Afbeelding 3-3 Het netsnoer op de netadapter aansluiten (3-pins stekker)
Afhankelijk van het model kan de kabel een 2-pins of 3-pins stekker bevatten. 2. Koppel de gelijkstroomuitgangsstekker van de netadapter aan de gelijkstroomingang (DC IN 15V) op de achterkant van de computer.
DC IN-bus
Gelijkstroomuitgangsstekker van de netadapter
Afbeelding 3-4 De adapter op de computer aansluiten
3. Sluit het netsnoer op een wandcontactdoos aan. Het acculampje en het DC IN-lampje op de voorkant van de computer gaan branden.
3-4
Gebruikershandleiding
Voor u begint
Het beeldscherm openen Het LCD-scherm kan in een aantal standen worden geopend voor optimaal kijkgemak. 1. Schuif de schermvergrendeling op de voorkant van de computer opzij om het beeldscherm te ontgrendelen. 2. Houd de polssteun met één hand naar beneden, zodat het hoofdgedeelte niet wordt opgetild. Til het scherm nu langzaam omhoog. Pas de hoek van het scherm aan voor een optimale helderheid. Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van het LCD-scherm. Als u het te ruw opent of dichtklapt, bestaat het risico dat u de computer beschadigt. LCD-scherm
Beeldschermvergrendeling
Afbeelding 3-5 Het LCD-beeldscherm openen
De computer inschakelen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de computer inschakelt. Het lampje van de aan/uit-knop geeft de status aan. Zie hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, Voedingslampjes. ■ Nadat u de computer voor het eerst hebt ingeschakeld, dient u hem niet uit te zetten voordat het besturingssysteem is geïnstalleerd. Raadpleeg de paragraaf Voor het eerst opstarten. ■ Als het USB- diskettestation is aangesloten, controleert u of dit leeg is. Als het station een diskette bevat, drukt u op de uitwerpknop en verwijdert u de diskette.
Gebruikershandleiding
3-5
Voor u begint
1. Open het LCD-scherm van de computer. 2. Houd de aan/uit-knop van de computer twee à drie seconden ingedrukt.
Aan/uit-knop
Afbeelding 3-6 De computer inschakelen
Voor het eerst opstarten Wanneer u de computer voor het eerst inschakelt, verschijnt het opstartscherm van Microsoft Windows XP. Volg de aanwijzingen op elk scherm. Tijdens de configuratie kunt u op de knop Terug klikken om terug te keren naar het vorige scherm. Vergeet niet om de Windows-gebruiksrechtovereenkomst zorgvuldig door te lezen.
De computer uitschakelen U kunt de computer uitschakelen in een van de volgende modi: afsluitmodus (ofwel opstartmodus), slaapstand of stand-by-modus.
Afsluitmodus (opstartmodus) Wanneer u de computer uitschakelt in de afsluitmodus, worden er geen gegevens opgeslagen; bij het opstarten van de computer wordt het hoofdscherm van het besturingssysteem weergegeven. 1. Als u gegevens hebt ingevoerd, slaat u deze op op de vaste schijf of een opslagmedium. 2. Controleer of er geen schijfactiviteit meer plaatsvindt en verwijder vervolgens eventuele schijfmedia (CD/DVD, diskette).
3-6
Gebruikershandleiding
Voor u begint
■ Zorg dat de vaste schijf uit staat. Als u de computer uitzet terwijl er nog schijfactiviteit plaatsvindt, loopt u het risico dat gegevens verloren gaan of de schijf beschadigd raakt. ■ Schakel nooit de stroom uit terwijl een toepassing actief is Dit zou tot gegevensverlies kunnen leiden. ■ Schakel nooit de stroom uit, koppel nooit een extern opslagapparaat los en verwijder nooit opslagmedia tijdens het lezen/schrijven van gegevens. Als u dat wel doet, kan dit tot gegevensverlies leiden. 3. Klik op Start en vervolgens op Computer uitschakelen. Klik in het venster Computer uitschakelen op Uitschakelen. 4. Schakel eventuele randapparaten uit. Schakel de computer of randapparaten niet meteen weer in. Wacht even tot alle condensatoren volledig zijn ontladen.
Stand-by-modus Als u uw werk moet onderbreken, kunt u de computer uitschakelen zonder de software te hoeven sluiten: de gegevens worden in het hoofdgeheugen van de computer bewaard. Wanneer u de computer weer aanzet, kunt u uw werk hervatten op de plaats waar u was opgehouden. ■ Wanneer de netadapter is aangesloten, wordt de computer op stand-by gezet conform de instellingen in het hulpprogramma TOSHIBA Power Saver. ■ Als u de computer uit de stand-by-modus wilt halen, drukt u op de aan/ uit-knop of op een willekeurige toets. De laatste methode werkt alleen op het ingebouwde toetsenbord als de optie Activering op toetsenbord is ingeschakeld in HW Setup. ■ Als de computer automatisch op stand-by wordt gezet terwijl een netwerktoepassing actief is, wordt deze toepassing mogelijk niet hersteld wanneer de computer uit de stand-by-modus wordt gehaald. ■ Als u wilt voorkomen dat de computer automatisch op stand-by wordt gezet, schakelt u Stand-by uit in TOSHIBA Power Saver. Hierna is de computer echter niet langer compatibel met de Energy Star-richtlijnen.
Gebruikershandleiding
3-7
Voor u begint
■ Vergeet niet uw gegevens op te slaan alvorens de computer op stand-by te zetten. ■ Wanneer de computer in de stand-by-modus staat, dient u geen geheugenmodule te installeren of te verwijderen. Doet u dit toch, dan bestaat het risico dat de computer of de module schade oploopt. ■ Verwijder de accu-eenheid niet terwijl de computer in de stand-bymodus is (tenzij de computer op een stopcontact is aangesloten). Doet u dit toch, dan gaan de gegevens in het geheugen verloren. ■ Als u de computer meeneemt aan boord van een vliegtuig of in een ziekenhuis, dient u de computer af te sluiten in de slaapstand of afsluitmodus om verstoring van radiosignalen te voorkomen.
Voordelen van Stand-by De voordelen van de Stand-by-functie zijn als volgt. ■ De vorige werkomgeving wordt sneller hersteld dan met de slaapstand. ■ De functie bespaart energie door het systeem af te sluiten wanneer geen hardwareactiviteit plaatsvindt of de computer geen invoer ontvangt in de tijdsduur die is ingesteld met de functie Systeem stand-by. ■ U kunt de functie Uitschakelen via LCD gebruiken.
Stand-by activeren U kunt Stand-by ook activeren door op Fn + F3 te drukken. Zie hoofdstuk 5, Het toetsenbord voor meer informatie. U kunt de stand-by-modus op een van de volgende drie manieren activeren: 1. Klik op Start, klik vervolgens op Computer uitschakelen en ten slotte op Stand-by. 2. Sluit het LCD-scherm van de computer. Deze functie moet ingeschakeld zijn. Raadpleeg het tabblad Acties instellen in het hulpprogramma TOSHIBA Power Saver in het Configuratiescherm. Open Prestaties en onderhoud en vervolgens TOSHIBA Power Saver. 3. Druk op de aan/uit-knop. Deze functie moet ingeschakeld zijn. Raadpleeg het tabblad Acties instellen in het hulpprogramma TOSHIBA Power Saver in het Configuratiescherm. Open Prestaties en onderhoud en vervolgens TOSHIBA Power Saver. Wanneer u de computer weer inschakelt, kunt u uw werk hervatten op het punt waar u was opgehouden toen u de computer afsloot. ■ Wanneer de computer in de stand-by-modus wordt afgesloten, gaat het aan/uit-lampje oranje knipperen. ■ Als u de computer via de accu gebruikt, kunt u de bedrijfstijd verlengen door in de slaapstand af te sluiten. De stand-by-stand verbruikt meer energie. 3-8
Gebruikershandleiding
Voor u begint
Beperkingen van de stand-by-modus In de volgende omstandigheden werkt Stand-by niet: ■ De computer wordt onmiddellijk na het afsluitproces weer aangezet. ■ Geheugenschakelingen zijn blootgesteld aan statische elektriciteit of elektrische ruis.
Slaapstand De slaapstand zorgt ervoor dat de inhoud van het geheugen wordt opgeslagen wanneer de computer wordt uitgeschakeld. De volgende keer dat de computer wordt aangezet, wordt de vorige toestand hersteld. De status van randapparaten wordt bij het inschakelen van de slaapstand niet opgeslagen. ■ Sla uw gegevens op. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, wordt de inhoud van het geheugen op de vaste schijf opgeslagen. U kunt uw gegevens voor de zekerheid echter het beste handmatig opslaan. ■ Als u de accu verwijdert of de netadapter ontkoppelt voordat het opslagproces is voltooid, gaan gegevens verloren. Wacht tot het lampje van de vaste schijf uitgaat. ■ Wanneer de computer in de slaapstand is, dient u geen geheugenmodule te installeren of te verwijderen. Doet u dit toch, dan gaan gegevens verloren.
Voordelen van de slaapstand De voordelen van de slaapstand zijn als volgt. ■ Wanneer de computer automatisch wordt afgesloten omdat de accu bijna leeg is, worden gegevens op de vaste schijf opgeslagen. Om de computer te kunnen afsluiten in de slaapstand, moet u deze functie op twee plaatsen activeren: op het tabblad Slaapstand van Energiebeheer en op het tabblad Acties instellen van TOSHIBA Power Saver. Als u deze functie niet instelt, wordt de computer in de stand-by-modus afgesloten wanneer de accu bijna leeg is. In dat geval gaan de gegevens die in de stand-by-modus zijn opgeslagen, verloren. ■ Na het inschakelen van de computer kunt u direct naar uw vorige werkomgeving terugkeren. ■ De functie bespaart stroom door het systeem af te sluiten wanneer geen hardwareactiviteit plaatsvindt of de computer geen invoer ontvangt in de tijdsduur die is ingesteld met de functie Systeem in slaapstand. ■ U kunt de functie Uitschakelen via LCD gebruiken.
Gebruikershandleiding
3-9
Voor u begint
Slaapstand activeren U kunt de slaapstand ook activeren door op Fn + F4 te drukken. Raadpleeg hoofdstuk 5, Het toetsenbord voor meer informatie. Voer de volgende stappen uit om de slaapstand in te schakelen: 1. Klik op Start. 2. Selecteer Computer uitschakelen. 3. Open het dialoogvenster Computer uitschakelen. 4. Klik op Slaapstand.
Automatische slaapstand Wanneer u op de aan/uit-knop drukt of het beeldscherm sluit, wordt de computer automatisch in de slaapstand gezet. Eerst dient u echter de juiste instellingen te definiëren door de volgende stappen uit te voeren. 1. Klik op Start en open het Configuratiescherm. 2. Open Prestaties en onderhoud en vervolgens Energiebeheer. 3. Open het tabblad Slaapstand in het dialoogvenster Eigenschappen voor Energiebeheer, schakel het selectievakje Slaapstand inschakelen in en klik op de knop Toepassen. 4. Open TOSHIBA Power Saver. 5. Selecteer het tabblad Actie instellen. 6. Activeer de gewenste slaapstandinstelling voor Als ik op de aan/uitknop druk en Als ik het scherm sluit. 7. Klik op OK.
Gegevensopslag in de slaapstand Zodra u de computer in de slaapstand afsluit, worden de gegevens uit het geheugen op de vaste schijf opgeslagen, wat enkele ogenblikken zal duren. Gedurende deze periode brandt het lampje van de vaste schijf. Nadat u de computer hebt uitgeschakeld en de geheugeninhoud op de vaste schijf is opgeslagen, dient u eventuele randapparaten uit te schakelen. Schakel de computer of randapparaten niet meteen weer in. Wacht even tot alle condensatoren volledig zijn ontladen.
3-10
Gebruikershandleiding
Voor u begint
Computer opnieuw opstarten In bepaalde gevallen dient u het systeem opnieuw op te starten. Bijvoorbeeld: ■ als u bepaalde computerinstellingen hebt gewijzigd; ■ als er een fout optreedt en de computer niet reageert op toetsenbordopdrachten. ■ Er zijn drie manieren om de computer opnieuw in te stellen: 1. Klik op Start en vervolgens op Computer uitschakelen. Klik in het venster Computer uitschakelen op Opnieuw starten. 2. Druk op Ctrl + Alt + Del om Windows Taakbeheer te openen en selecteer vervolgens Afsluiten en Opnieuw starten. 3. Druk op de aan/uit-knop en houd deze knop circa 5 seconden ingedrukt. Wacht 10 à 15 seconden en schakel de computer vervolgens weer in door op de aan/uit-knop te drukken.
De vooraf geïnstalleerde software herstellen met de schijf Productherstel Als vooraf geïnstalleerde bestanden beschadigd zijn, gebruikt u de schijf Productherstel om de bestanden te herstellen. Voer de volgende stappen uit om het besturingssysteem en alle vooraf geïnstalleerde software te herstellen. Wanneer u het Windows-besturingssysteem opnieuw installeert, wordt de vaste schijf opnieuw geformatteerd, waardoor alle gegevens erop verloren gaan. 1. Plaats het herstelmedium in het station voor optische media en schakel de computer uit. 2. Houd de toets F12 ingedrukt en zet de computer aan. Laat F12 los zodra In Touch with Tomorrow TOSHIBA wordt weergegeven. 3. Gebruik de cursortoetsen om het CD/DVD-pictogram in het menu te selecteren. Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte Opstartprioriteit in hoofdstuk 7, HW Setup. 4. Volg de aanwijzingen op het scherm. 5. Als uw computer werd geleverd met andere geïnstalleerde software, kunt u deze software niet herstellen via de schijf Productherstel. Installeer deze toepassingen (bijvoorbeeld Works Suite, DVD-speler of spelletjes) zo nodig apart vanaf andere media.
Gebruikershandleiding
3-11
Voor u begint
TOSHIBA-hulpprogramma’s en -stuurprogramma’s herstellen Als Windows naar behoren werkt, kunnen stuurprogramma’s of toepassingen afzonderlijk worden hersteld. De map C:\TOOLSCD bevat de stuurprogramma’s en toepassingen van uw computer. Als systeemstuurprogramma’s of -toepassingen op een of andere manier zijn beschadigd, kunt u de meeste van deze componenten opnieuw installeren vanuit deze map. Maak voor het gemak een kopie van deze map op een extern medium.
3-12
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 4 Grondbeginselen In dit hoofdstuk worden de grondbeginselen van computergebruik beschreven en wordt toegelicht welke voorzorgsmaatregelen u dient te treffen. Verder leest u hier hoe u met CD’s en DVD’s omgaat.
Het touchpad gebruiken Als u het touchpad wilt gebruiken, dient u uw vingertop op het touchpad te plaatsen en deze in de richting te bewegen waarin u de schermaanwijzer wilt verplaatsen.
Touchpadbesturingsknoppen Touchpad
Afbeelding 4-1 Touchpad en touchpadbesturingsknoppen
De twee knoppen onder het touchpad worden op dezelfde wijze gebruikt als de knoppen op een muis. Druk op de linkerknop om een menuoptie te selecteren of om tekst of afbeeldingen te bewerken die u met de aanwijzer hebt geselecteerd. Druk op de rechterknop om een menu of andere functie weer te geven, afhankelijk van de gebruikte software.
Gebruikershandleiding
4-1
Grondbeginselen
U kunt de functies die doorgaans met de linkerknop worden uitgevoerd, ook activeren door zachtjes op het touchpad te tikken. Klikken: één keer tikken Dubbelklikken: Tik het touchpad tweemaal aan. Slepen en neerzetten: Tik om het te verplaatsen materiaal te selecteren. Laat uw vinger na de tweede tik op het touchpad en verplaats het materiaal.
Het USB-diskettestation gebruiken Het USB-diskettestation ondersteunt diskettes van 1,44 MB en 720 KB en wordt aangesloten op de USB-poort. Raadpleeg hoofdstuk 2, Rondleiding, voor nadere informatie. Dit station wordt standaard meegeleverd bij sommige modellen en is optioneel bij andere.
Het USB-diskettestation aansluiten Als u het station wilt aansluiten, dient u de USB-connector van het diskettestation in een USB-poort te steken. Zie afbeelding 4-3. Bepaal wat de boven- en onderkant van de connector is en steek de connector recht in de stationsconnector. Wees voorzichtig dat u de verbindingspennen niet beschadigt door de aansluiting te forceren.
USB-poort
USB-connector
Afbeelding 4-3 Het USB-diskettestation aansluiten
Als u het diskettestation aansluit nadat u de computer hebt ingeschakeld, duurt het circa 10 seconden voordat de computer het station herkent. Pas na 10 seconden mag u het station loskoppelen en opnieuw aansluiten.
4-2
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
Het USB-diskettestation ontkoppelen Voer na gebruik van het USB-diskettestation de volgende stappen uit om het station te ontkoppelen: 1. Wacht tot het lampje uitgaat en u zeker weet dat er geen disketteactiviteit meer plaatsvindt. Als u het USB-diskettestation ontkoppelt of de stroom uitschakelt terwijl de computer het station gebruikt, loopt u het risico dat gegevens verloren gaan of dat de diskette of het station beschadigd raakt. 2. Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk. 3. Klik op het USB-diskettestation dat u wilt verwijderen. 4. Trek de USB-connector van het diskettestation uit de USB-poort van de computer.
Optische schijfstations gebruiken De tekst en afbeeldingen in dit gedeelte hebben in principe betrekking op het optische station.Het station ondersteunt snelle uitvoering van CD-ROM- en DVD-ROM-programma’s. U kunt CD’s/DVD’s van 12 cm (4,72 inch) of 8 cm (3,15 inch) zonder adapter gebruiken. Voor het aansturen van CD-/DVD-ROM’s wordt een ATAPI-interfacecontroller gebruikt. Zodra de computer toegang verkrijgt tot een CD-/DVD-ROMstation, gaat het lampje op het station branden. Gebruik het programma WinDVD om DVD-video’s te bekijken. Raadpleeg bij gebruik van een DVD-ROM- & CD-R/RW-station tevens de paragraaf CD’s beschrijven met het DVD-ROM- & CD-R/RW-station voor voorzorgsmaatregelen bij het beschrijven van CD’s. Raadpleeg bij gebruik van een DVD Super Multi-station tevens de paragraaf CD’s/DVD’s beschrijven met het DVD Super Multi-station voor voorzorgsmaatregelen bij het beschrijven van CD’s/DVD’s.
Gebruikershandleiding
4-3
Grondbeginselen
Schijven laden Als u een CD/DVD wilt laden, voert u de volgende stappen uit en raadpleegt u afbeelding 4-4 tot en met 4-7. 1. Terwijl de computer is ingeschakeld, drukt u op de uitwerpknop om de stationslade een stukje te openen.
Uitwerpknop
Afbeelding 4-4 De uitwerpknop indrukken
2. Trek de schijflade voorzichtig uit totdat deze volledig is geopend.
Schijflade
Afbeelding 4-5 De schijflade opentrekken
4-4
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
3. Leg de CD/DVD met het opschrift omhoog in de schijflade.
Laserlens
Afbeelding 4-6 Een CD/DVD inbrengen
Wanneer de schijflade volledig is uitgeschoven, steekt de rand van de computer iets uit over de CD-/DVD-lade. Wanneer u de CD/DVD in de lade plaatst, moet u de schijf dus schuin houden. Zorg na het plaatsen van de CD/DVD echter dat de schijf plat ligt (zie afbeelding 4-5). ■ Raak de laserlens en de omtrek ervan niet aan. Hierdoor kunt u de uitlijning van de toetsen verstoren. ■ Zorg dat er geen stof, vuil of voorwerpen in het station terechtkomen. Controleer of de bodem van de schijflade schoon is voordat u het station sluit, vooral het gedeelte achter de voorrand van de lade. 4. Druk voorzichtig in het midden van de CD/DVD tot deze vastklikt. De CD/DVD moet onder de bovenkant van de as liggen, vlak op het ladeoppervlak.
Gebruikershandleiding
4-5
Grondbeginselen
5. Duw zachtjes tegen het midden van de schijflade om deze te sluiten. Duw zachtjes tot de lade vastklikt. Als de CD/DVD niet goed zit wanneer de schijflade gesloten is, bestaat het risico dat de schijf beschadigd raakt. Bovendien kan het dan gebeuren dat de schijflade niet volledig wordt geopend wanneer u op de uitwerpknop drukt.
Abeelding 4-7 De CD/DVD-lade sluiten
Schijven verwijderen Als u de CD/DVD wilt verwijderen, voert u de volgende stappen uit en raadpleegt u afbeelding 4-10. Druk niet op de uitwerpknop terwijl de computer toegang heeft tot het station. Wacht tot het lampje voor het optische station uit is voordat u de schijflade opent. Neem de CD/DVD pas uit de schijflade nadat de schijf is opgehouden metdraaien. 1. Druk op de uitwerpknop om de lade een stukje te openen. Trek de lade voorzichtig helemaal open. Wanneer de schijflade een stukje wordt geopend, moet u even wachten tot de CD/DVD is opgehouden met draaien voordat u de schijflade volledig opentrekt. 2. De CD/DVD steekt iets uit over de zijkanten van de schijflade, zodat u hem kunt pakken. Til de CD/DVD voorzichtig uit de lade.
Afbeelding 4-8 Een CD/DVD verwijderen 4-6
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
3. Duw zachtjes tegen het midden van de schijflade om deze te sluiten. Duw zachtjes tot de lade vastklikt.
Een CD/DVD verwijderen wanneer de schijflade niet opengaat U kunt de lade niet met de uitwerpknop openen wanneer de computer is uitgeschakeld. In dat geval kunt u de schijflade openen door een dun voorwerp (van ongeveer 15 mm lang), zoals een rechtgebogen paperclip, in het uitwerpgaatje rechts van de uitwerpknop te steken.
15 mm
Uitwerpgaatje
Afbeelding 4-9 De lade door middel van het ejectgaatje openen
Als u de lade handmatig wilt openen door middel van het gaatje naast de uitwerpknop, dient u de computer eerst uit te schakelen. Als de CD/DVD nog draait terwijl u de schijflade opent, kan de schijf van de as vliegen en letsel teweegbrengen.
CD’s beschrijven met het DVD-ROM- & CD-R/RWstation Afhankelijk van het type station dat is geïnstalleerd, kunt u mogelijk CD’s beschrijven. Met het DVD-ROM- & CD-R/RW-station kunt u CD-ROM’s zowel lezen als beschrijven. Neem de voorzorgsmaatregelen in deze paragraaf in acht om optimale schrijfprestaties te waarborgen. Zie voor informatie over het laden en verwijderen van CD’s de paragraaf Optische schijfstations gebruiken. ■ Raadpleeg de paragraaf Beschrijfbare schijven in hoofdstuk 2 voor informatie over de verschillende soorten beschrijfbare CD’s/DVD’s.
Gebruikershandleiding
4-7
Grondbeginselen
Als u media beschrijft met behulp van een optisch station, moet u de netadapter altijd aansluiten op een stopcontact of voedingsbron om zo te zorgen voor maximale prestaties. Als gegevens worden weggeschreven bij accuvoeding, kan het wegschrijven soms mislukken omdat de accu bijna leeg is. Dit kan resulteren in gegevensverlies.
Vóór schrijven of herschrijven Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het schrijven en herschrijven van gegevens. ■ De volgende fabrikanten van CD-R- en CD-RW-media worden aanbevolen. De kwaliteit van media kan het (her)schrijfproces beïnvloeden. CD-R: TAIYO YUDEN CO., LTD. MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION RICOH Co., Ltd. Multispeed en high-speed CD-RW: MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION RICOH Co., Ltd. Ultra-speed CD-RW: MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION TOSHIBA heeft de werking van CD-R’s en CD-RW’s van bovenstaande fabrikanten bevestigd. De werking van andere media kan niet worden gegarandeerd. ■ Het werkelijke aantal malen dat een CD-RW kan worden herschreven, hangt af van de kwaliteit van de schijf en het gebruik ervan. ■ Vergeet niet de netadapter aan te sluiten voor u begint met schrijven of herschrijven. ■ Sluit alle softwareprogramma’s behalve de schrijfsoftware. ■ Voer geen programma’s uit die de CPU belasten, bijvoorbeeld schermbeveiliging. ■ Zorg dat de computer op volledige energie werkt. Gebruik geen energiebesparingsfuncties. ■ Schrijf niet terwijl anti-virussoftware actief is. Wacht tot de viruscontrole is beëindigd en schakel vervolgens de anti-virussoftware (en eventuele op de achtergrond uitgevoerde bestandscontroleprogramma’s) uit. ■ Gebruik geen vasteschijfprogramma’s, met inbegrip van hulpprogramma’s voor snelle schijftoegang. Doet u dit toch, dan loopt u het risico van storingen en gegevensverlies.
4-8
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
■ Schrijf vanaf de vaste schijf van de computer naar de CD. Probeer niet te schrijven vanaf gedeelde apparaten zoals een LAN-server of andere netwerkapparaten. ■ Voor het beschrijven van schijven wordt uitsluitend Sonic RecordNow! aanbevolen. De werking in combinatie met andere software kan derhalve niet worden gegarandeerd.
Tijdens schrijven of herschrijven Houd u aan de volgende richtlijnen/voorschriften bij het schrijven van gegevens naar een CD-R of CD-RW. ■ Kopieer gegevens altijd vanaf de vaste schijf naar de optische schijf. Gebruik geen knippen en plakken, aangezien de oorspronkelijke gegevens verloren gaan ingeval van een schrijffout. ■ Vermijd de volgende handelingen: ■ het wisselen van gebruikers in het besturingssysteem Windows XP; ■ gebruik van de computer zoals het hanteren van het aanwijsapparaat en het sluiten/openen van het LCD-scherm; ■ het starten van communicatietoepassingen (bijvoorbeeld een modemprogramma); ■ handelingen waardoor de computer wordt blootgesteld aan schokken of trillingen; ■ Het installeren, verwijderen of aansluiten van externe apparaten zoals:PC-kaart, SD-kaart, USB-apparaten, externe monitor, i.LINK-apparaten, optische digitale apparaten. ■ het openen van het optische station. ■ Zorg ervoor dat het schrijven of herschrijven is voltooid voordat u overschakelt naar de stand-by-modus of de slaapstand. Het schrijfproces is voltooid als u de CD’s in de lade van het DVD-ROM&CD-R/RW-station kunt openen. ■ Controleer of de schijven van goede kwaliteit, schoon en onbeschadigd zijn. Is dit niet het geval, dan kunnen fouten optreden tijdens het (her)schrijven. ■ Plaats de computer op een egaal, horizontaal oppervlak en vermijd plaatsen waar trillingen waarneembaar zijn, bijvoorbeeld auto’s, treinen en vliegtuigen. Gebruik geen instabiele plekken zoals een wankele tafel. ■ Houd mobiele telefoons en andere draadloze communicatieapparaten uit de buurt van de computer.
Gebruikershandleiding
4-9
Grondbeginselen
CD’s/DVD’s beschrijven met het DVD Super Multistation Met het DVD Super Multi-station kunt u gegevens schrijven naar CD-R-/RW-schijven en naar DVD-R/-R DL/-RW/+R/+R DL/+RW/-RAMschijven. De volgende schrijftoepassingen zijn vooraf geïnstalleerd. RecordNow! en DLA onder licentie van Sonic Solutions en InterVideo’s WinDVD Creator Platinum. ■ Raadpleeg de paragraaf Beschrijfbare schijven in hoofdstuk 2 voor informatie over de verschillende soorten beschrijfbare CD’s/DVD’s. Als u media beschrijft met behulp van een optisch station, moet u de netadapter altijd aansluiten op een stopcontact of voedingsbron om zo te zorgen voor maximale prestaties. Als gegevens worden weggeschreven bij accuvoeding, kan het wegschrijven soms mislukken omdat de accu bijna leeg is. Dit kan resulteren in gegevensverlies.
Belangrijk bericht Lees deze paragraaf vóór het beschrijven van CD-R/RW’s of DVD-R’s/-R’s DL’s/-RW’s/+R’s/+R’s DL’s/+RW’s/-RAM’s grondig door en volg alle configuratie- en gebruiksaanwijzingen. Doet u dit niet, dan kan het gebeuren dat het DVD Super Multi-station niet correct werkt en krijgt u mogelijk te maken met schrijf- of herschrijffouten, gegevensverlies of materiële schade.
Vrijwaringsverklaringen TOSHIBA is niet aansprakelijk voor: ■ Beschadiging van CD-R/-RW- of DVD-R/-R DL/-RW/+R/+R DL/+RW/-RAM-schijven als gevolg van het schrijf- of herschrijfproces. ■ wijziging of verlies van de opgenomen inhoud van CD-R/-RW-schijven, DVD-R-/DVD-RW-schijven of DVD+R-/DVD+RW-/DVD-RAM-schijven als gevolg van het (her)schrijfproces, of hieruit voortvloeiende winstderving of bedrijfsonderbreking; ■ Schade die is veroorzaakt door het gebruik van hardware of software van andere leveranciers. Hedendaagse optische stations zijn onderhevig aan dusdanige technologische beperkingen dat er onverwachte schijf- of herschrijffouten kunnen optreden als gevolg van de schijfkwaliteit of problemen met de gebruikte apparaten. Het is dan ook raadzaam om ten minste twee kopieën te maken van belangrijke gegevens, voor het geval de opgenomen inhoud onverhoopt wordt veranderd of verloren gaat.
4-10
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
Vóór schrijven of herschrijven ■ Op grond van TOSHIBA’s beperkte compatibiliteitstests worden de volgende fabrikanten van CD-R-/RW-schijven of DVD-R/-R DL/-RW/+R/+R DL/+RW/-RAM-schijven aanbevolen. TOSHIBA staat echter niet in voor de werking, kwaliteit of prestaties van enigerlei schijven. De schijfkwaliteit kan het schrijf- of herschrijfproces beïnvloeden. CD-R: TAIYO YUDEN CO., LTD. MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION RICOH Co., Ltd. CD-RW: (multispeed en high-speed) MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION RICOH Co., Ltd. CD-RW: (ultra-speed) MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION DVD-R: DVD-specificaties voor beschrijfbare schijven voor algemeen gebruik, Versie 2.0 TAIYO YUDEN CO., LTD. Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. DVD-R DL: MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION. DVD+R: MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION RICOH Co., Ltd. DVD+R DL: MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION DVD-RW: DVD-specificaties voor herschrijfbare schijven voor versie1.1 of versie 1.2 VICTOR COMPANY OF JAPAN.LIMITED MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION
Gebruikershandleiding
4-11
Grondbeginselen
DVD+RW: MITSUBISHI CHEMICAL CORPORATION RICOH Co., Ltd. DVD-RAM: DVD-specificaties voor DVD-RAM voor versie 2.0, versie 2.1 of versie 2.2 Hitachi Maxell Ltd. Dit station is niet geschikt voor schijven die schrijfsnelheden van 16-speed of hoger (DVD-R, DVD+R), 4-speed (DVD-RW, DVD+RW), 5-speed (DVD-RAM), 4-speed (DVD-R DL) en 8-speed (DVD+R DL) ondersteunen. ■ Controleer of de schijf van goede kwaliteit, schoon en onbeschadigd is. Is dit niet het geval, dan kunnen fouten optreden tijdens het (her)schrijven. Controleer de schijf op vuil of beschadiging voor u deze gebruikt. ■ Hoe vaak een CD-RW, DVD-RW, DVD+RW of DVD-RAM kan worden beschreven, is afhankelijk van de schijfkwaliteit en de manier waarop de schijf wordt gebruikt. ■ Schijven die zijn gemaakt als DVD-R DL indeling 4 (Layer Jump Recording) kunnen niet worden gelezen. ■ Er zijn twee soorten DVD-R-schijven: authoring-schijven en schijven voor algemeen gebruik (ofwel General-schijven). Gebruik geen authoring-schijven. Alleen schijven voor algemeen gebruik kunnen met een computerstation worden beschreven. ■ U kunt DVD-RAM-schijven gebruiken die u uit hun omhulsel kunt verwijderen en DVD-RAM-schijven die geen omhulsel bevatten. ■ DVD-R/-R DL/-RW- of DVD+R/+R DL/+RW-schijven kunnen wellicht niet worden gelezen op bepaalde DVD-spelers of op DVD-ROMstations voor computers. ■ Gegevens die naar een CD-R/DVD-R-R DL/DVD+R/+R DL zijn geschreven, kunnen niet gedeeltelijk of volledig worden verwijderd. ■ Gegevens die van een CD-RW, DVD-RW, DVD+RW of DVD-RAM zijn gewist, kunnen niet worden teruggehaald. Controleer de inhoud van een schijf zorgvuldig voordat u deze verwijdert. Als er meerdere stations zijn aangesloten die gegevens naar schijven kunnen schrijven, dient u op te letten dat u niet de gegevens van het verkeerde station verwijdert. ■ Bij het schrijven naar een DVD-R/-R DL/-RW, DVD+R/+R DL/+RW of DVD-RAM is schijfruimte nodig voor bestandsbeheer, wat inhoudt dat schijven mogelijk niet tot de maximale capaciteit kunnen worden beschreven.
4-12
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
■ De schijf functioneert volgens de DVD-norm en wordt mogelijk opgevuld met dummygegevens als er gegevens naar worden geschreven die minder dan 1 GB in beslag nemen. Zelfs als u een kleine hoeveelheid gegevens schrijft, kan het even duren om de schijf met dummygegevens te vullen. ■ Een DVD-RAM die met FAT32 is geformatteerd, kan onder Windows 2000 alleen met een DVD-RAM-stuurprogramma worden gelezen. ■ Als er meerdere stations zijn aangesloten die gegevens naar schijven kunnen schrijven, moet u de netadapter aansluiten voordat u schrijft of opnieuw schrijft. ■ Als u wilt overschakelen naar de stand-by-modus of de slaapstand, moet u eerst controleren of het schrijven naar DVD-RAM is voltooid. Het schrijven is voltooid wanneer u de DVD-RAM-schijf kunt uitwerpen. ■ Sluit alle softwareprogramma’s behalve de schrijfsoftware. ■ Voer geen programma’s uit die de CPU belasten, bijvoorbeeld schermbeveiligingsprogramma’s. ■ Zorg dat de computer op volledige energie werkt. Gebruik geen energiebesparingsfuncties. Let op dat u niet naar het verkeerde station schrijft. ■ Schrijf niet terwijl anti-virussoftware actief is. Wacht tot de viruscontrole is beëindigd en schakel vervolgens de anti-virussoftware (en eventuele op de achtergrond uitgevoerde bestandscontroleprogramma’s) uit. ■ Gebruik geen vasteschijfprogramma’s, met inbegrip van hulpprogramma’s voor snelle schijftoegang. Doet u dit toch, dan loopt u het risico van storingen en gegevensverlies. ■ CD-RW (Ultra Speed +)-media zijn niet beschikbaar. Bij gebruik kunnen er gegevens verloren of beschadigd raken. ■ Schrijf vanaf de vaste schijf van de computer naar de CD/DVD. Probeer niet te schrijven vanaf gedeelde apparaten zoals een LAN-server of andere netwerkapparaten. ■ Het gebruik van andere schrijfsoftware dan RecordNow! en InterVideo WinDVD Creator Platinum wordt niet aanbevolen.
Tijdens schrijven of herschrijven Neem de volgende punten in acht wanneer u CD-R/-RW-, DVD-R/-R DL/-RW/-RAM- of DVD+R/+R DL/+RW-schijven beschrijft of herschrijft. ■ Vermijd de volgende handelingen tijdens het (her)schrijven: ■ het wisselen van gebruikers in het besturingssysteem Windows XP; ■ gebruik van de computer zoals het hanteren van het aanwijsapparaat en het sluiten/openen van het LCD-scherm; ■ het starten van communicatietoepassingen (bijvoorbeeld een modemprogramma); ■ handelingen waardoor de computer wordt blootgesteld aan schokken of trillingen; Gebruikershandleiding
4-13
Grondbeginselen
■ ■
■
■ ■
■ het installeren, verwijderen of aansluiten van externe apparaten zoals: PC-kaart, SD-kaart, USB-apparaten, extern beeldscherm, i.LINK-apparaten, optische digitale apparaten. ■ muziek of spraak reproduceren via de audio-/ videobedieningsknoppen; ■ het openen van het optische station. Gebruik tijdens het (her)schrijven niet de afsluit-/afmeldprocedure en de stand-by-modus/slaapstand. Zorg ervoor dat het schrijven of herschrijven is voltooid voordat u overschakelt naar de stand-by-modus of de slaapstand. Het schrijfproces is voltooid als u de lade van het DVD Super Multi-station kunt openen. Plaats de computer op een egaal, horizontaal oppervlak en vermijd plaatsen waar trillingen waarneembaar zijn, bijvoorbeeld auto’s, treinen en vliegtuigen. Gebruik geen instabiele plekken zoals een wankele tafel. Houd mobiele telefoons en andere draadloze communicatieapparaten uit de buurt van de computer. Kopieer gegevens altijd vanaf de vaste schijf naar de optische schijf. Gebruik geen functies voor knippen en plakken. In het geval van schrijffouten gaan de originele gegevens verloren.
Schijven die zijn gemaakt als DVD-R DL indeling 4 (Layer Jump Recording) kunnen niet worden gelezen.
RecordNow! Basic for TOSHIBA Wanneer u RecordNow! gebruikt, dient u rekening te houden met de volgende beperkingen: ■ RecordNow! kan niet worden gebruikt voor het maken van DVD-video. ■ RecordNow! kan niet worden gebruikt voor het maken van DVD-audio. ■ U kunt de functie “Audio CD for Car or Home CD Player” (Audio-CD voor thuis of in de auto) van RecordNow! niet gebruiken voor het opnemen van muziek op DVD-R-/DVD-R DL-/DVD-RW- of DVD+R/+R DL/+RW-schijven. ■ Gebruik de functie “Exacte kopie” van RecordNow! niet om auteursrechtelijk beschermde DVD-video-schijven en DVD-ROM’s te kopiëren. ■ U kunt geen back-up maken van DVD-RAM-schijven met de functie “Exacte kopie” van RecordNow!. ■ U kunt de inhoud van een CD-ROM of CD-R/RW tot DVD-R/-R DL/-RW of DVD+R/+R DL/+RW kopiëren met de functie “Exact Copy” (exacte kopie) van RecordNow!. ■ U kunt de inhoud van een DVD-ROM, DVD-video, DVD-R/-R DL/-RW of DVD+R/+R DL/+RW niet naar een CD-R/CD-RW kopiëren met de functie “Exacte kopie” van RecordNow!.
4-14
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
■ RecordNow! kan niet in pakketindeling opnemen. ■ Met de functie “Exacte kopie” van RecordNow! kunt u wellicht geen back-up maken van een DVD-R/-R DL/-RW of DVD+R/+R DL/+RW die met andere software op een andere DVD-R/-R DL/-RW- of DVD+R/+R DL/+RW-recorder is gemaakt. ■ Als u gegevens toevoegt aan een DVD-R/-R DL of DVD+R/+R DL waarop reeds gegevens zijn opgenomen, kunnen de toegevoegde gegevens in bepaalde omstandigheden niet worden gelezen. Zo kunnen de gegevens niet worden gelezen in 16-bits besturingssystemen zoals Windows 98SE en Windows ME. In Windows NT4 hebt u Service Pack 6 of hoger nodig om toegevoegde gegevens te kunnen lezen. In Windows 2000 hebt u Service Pack 2 of hoger nodig om de gegevens te kunnen lezen. Bepaalde DVD-ROM-stations en DVD-ROM- & CD-R/-RW-stations kunnen toegevoegde gegevens in het geheel niet lezen, ongeacht het besturingssysteem. ■ Opname op DVD-RAM-schijven wordt niet ondersteund door RecordNow!. Als u op een DVD-RAM wilt opnemen, dient u Verkenner of een ander hulpprogramma te gebruiken. ■ Controleer voor u een reservekopie van een DVD maakt of het bronstation ondersteuning biedt voor opnemen op DVD-R-/-R DL/-RWof DVD+R-/+R DL/+RW-schijven. Is dit niet het geval, dan wordt de DVD mogelijk niet correct gekopieerd. ■ Als u een reservekopie maakt van een DVD-R/-R DL, DVD-RW, DVD+R/+R DL of DVD+RW, dient u hetzelfde type schijf te gebruiken. ■ Gegevens die naar een CD-RW, DVD-RW of DVD+RW zijn geschreven, kunnen niet gedeeltelijk worden verwijderd.
Gegevenscontrole Om te controleren of het schrijf-/herschrijfproces correct verloopt, voert u de volgende stappen uit voordat u gegevens naar een data-CD of -DVD schrijft. 1. Klik op de knop Opties ( ) in het bedieningspaneel van de RecordNow! Console om de optiepanelen te openen. 2. Selecteer de gegevens in het menu aan de linkerkant. 3. Activeer het selectievakje Verify data written to the disc after burning (Gegevens controleren die na het branden aan de schijf zijn toegevoegd) in Data Options (Gegevensopties). 4. Klik op OK.
Gebruikershandleiding
4-15
Grondbeginselen
DLA voor TOSHIBA Wanneer u DLA gebruikt, dient u rekening te houden met de volgende beperkingen: ■ Deze software ondersteunt uitsluitend herschrijfbare schijven (DVD+RW, DVD-RW en CD-RW). Niet-herschrijfbare schijven zoals DVD+R/+R DL, DVD-R/-R DL en CD-R worden niet ondersteund. ■ Het formatteren en beschrijven van DVD-RAM-schijven wordt niet ondersteund door DLA. Deze functies worden uitgevoerd door het DVD-RAM-stuurprogramma. Zelfs als het DLA-formatteringsmenu verschijnt wanneer u een DVD-RAM-schijf in het station plaatst en met de rechtermuisknop op het stationspictogram in Windows Verkenner klikt, dient u de opdracht DVDForm te gebruiken om deze schijf te formatteren. U kunt DVDForm uitvoeren door op de knop Start op de taakbalk te klikken en vervolgens Alle programma’s, DVD-RAM, DVD-RAM Driver en DVDForm te selecteren in het menu Start. ■ Gebruik geen schijven die zijn geformatteerd met andere pakketschrijfsoftware dan DLA. Gebruik schijven die met DLA zijn geformatteerd, niet met andere pakketschrijfsoftware. Formatteer schijven waarmee u niet bekend bent vóór gebruik met de optie “Full Format”. ■ Pas de functies voor knippen en plakken niet toe op bestanden en mappen. Een geknipt bestand of geknipte map kan verloren gaan als het schrijven mislukt door een schijffout. ■ Wanneer u de installatiebestanden voor een toepassing naar een met DLA geformatteerde schijf schrijft en vervolgens probeert Setup vanaf deze schijf te starten, kan er een fout optreden. Kopieer de bestanden in dat geval naar de vaste schijf en start Setup vanaf de vaste schijf.
Bij gebruik van WinDVD Creator Platinum Met WinDVD Creator Platinum kunt u via i.LINK (IEEE1394) video op uw digitale videocamera opnemen. Bij het afspelen van de video kan het geluid echter schokkerig klinken. Volg in dat geval de onderstaande instructies op: 1. Klik op Start en selecteer het Configuratiescherm. 2. Klik in het Configuratiescherm op het pictogram Prestaties en onderhoud. 3. Klik in het venster Prestaties en onderhoud op het pictogram Systeem. 4. Klik in het venster Systeemeigenschappen op de tab Geavanceerd. 5. Klik op het pictogram Instellingen in de sectie “Prestaties”. 6. Klik in het venster Instellingen voor prestaties op de tab Geavanceerd. 7. Klik op het pictogram Wijzigen in de sectie “Virtueel geheugen”. 8. Selecteer de knop Aangepaste grootte in het venster Virtueel geheugen. 9. Geef veel hogere waarden op voor Begingrootte en Maximale grootte. 10. Klik op de knop Instellen in het venster Virtueel geheugen. 11. Klik op OK in het venster Virtueel geheugen. 4-16
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
Een DVD-video maken Vereenvoudigde stappen om een DVD-video te maken van videogegevens die zijn vastgelegd met een DV-camera: 1. Klik op Start -> Alle programma’s -> InterVideo WinDVD Creator2 -> InterVideo WinDVD Creator om WinDVD Creator te starten. 2. Klik op de knop Capture en leg de videogegevens van de DV-camera vast via IEEE1394. 3. Klik op de knop Edit en sleep de videoclips van het tabblad Video Library naar het montagespoor. 4. Klik op de knop Make Movie op de bovenste balk. 5. Dubbelklik op de pijlknop rechts, in het midden van de rechterkant. 6. Plaats een lege DVD-R/+R of een gewiste DVD-RW/+RW in het station. 7. Klik op Start om de schijf op te nemen. 8. De lade gaat open zodra de opname is voltooid.
Meer informatie over InterVideo WinDVD Creator achterhalen Raadpleeg de online Help voor mee informatie over InterVideo WinDVD Creator.
Belangrijke informatie over het gebruik Wanneer u naar een video-DVD schrijft, dient u rekening te houden met de volgende beperkingen: 1. Digitale video bewerken ■ Meld u aan met beheerdersrechten om WinDVD Creator te kunnen gebruiken. ■ Zorg dat de computer op de netadapter werkt wanneer u WinDVD Creator gebruikt. ■ Zorg dat de computer met een volledige stroomvoorziening werkt. Gebruik geen energiebesparingsfuncties. ■ U kunt een voorbeeld weergeven terwijl u een DVD-Video bewerkt. Als echter een andere toepassing actief is, worden voorbeelden mogelijk niet correct weergegeven. ■ WinDVD Creator kan geen videobeelden op de externe monitor weergeven wanneer de modus voor gelijktijdige weergave actief is. ■ Met WinDVD Creator kunt u geen auteursrechtelijk beschermde inhoud bewerken of afspelen. ■ Wijzig de beeldscherminstellingen niet terwijl u WinDVD Creator gebruikt. ■ Schakel de stand-by-modus/slaapstand niet in terwijl u WinDVD Creator gebruikt. ■ Gebruik WinDVD Creator niet direct nadat u de computer hebt aangezet. Wacht tot alle schijfactiviteit is gestopt.
Gebruikershandleiding
4-17
Grondbeginselen
■ Als u opneemt naar een DV-camera, laat de camera dan gedurende enkele seconden opnemen voor u de daadwerkelijke gegevens opneemt om ervoor te zorgen dat alle gegevens worden vastgelegd. ■ Deze versie ondersteunt geen CD-recorder-, JPEG-, DVD-audio-, mini-DVD- en video-CD-functies. ■ Sluit alle andere programma’s terwijl u video opneemt op DVD of videoband. ■ Voer geen programma’s uit die de CPU belasten, zoals een schermbeveiliging. ■ Voer geen communicatietoepassingen uit, zoals die voor een modem of een LAN. 2. Voor u de video opneemt op DVD ■ Wanneer u op een DVD opneemt, dient u alleen schijven te gebruiken die door TOSHIBA zijn aanbevolen. ■ Stel de werkschijf niet in op een traag apparaat, zoals een vaste schijf met USB 1.1, omdat anders geen DVD’s geschreven kunnen worden. ■ Vermijd de volgende handelingen: ■ gebruik van de computer zoals het hanteren van het aanwijsapparaat en het sluiten/openen van het LCD-scherm; ■ handelingen waardoor de computer wordt blootgesteld aan schokken of trillingen; ■ gebruik van de modusschakelaar en audio-/ videobedieningsknoppen om muziek of spraak te reproduceren; ■ het openen van het optische station. ■ het installeren, verwijderen of aansluiten van externe apparaten zoals: PC-kaart, SD-kaart, USB-apparaten, extern beeldscherm, i.LINK-apparaten, optische digitale apparaten. ■ Controleer de schijf nadat u belangrijke gegevens hebt opgenomen. ■ Een DVD-R/DVD+R/DVD-RW kan niet in VR-indeling worden beschreven. ■ WinDVD Creator kan niet exporteren naar DVD-Audio, Video-CD of miniDVD. ■ WinDVD Creator kan DVD-RAM/+RW-schijven in de VR-indeling schrijven, maar de schijf kan alleen worden afgespeeld op uw computer. ■ Als u een DVD beschrijft, vereist WinDVD Creator 2 GB of meer schijfruimte voor één uur video. ■ Als u een DVD helemaal vol maakt, worden de hoofdstukken mogelijk niet in de juiste volgorde afgespeeld.
4-18
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
3. Over Disc Manager ■ WinDVD Creator kan één afspeellijst op een schijf bewerken. ■ In WinDVD Creator wordt mogelijk een andere miniatuur weergegeven dan u oorspronkelijk op de CE (consumentenelektronica) DVD-RAM-recorder hebt ingesteld. ■ Met Disc Manager kunt u gegevens in de volgende indelingen bewerken: DVD-VR op DVD-RAM, DVD+VR op DVD+RW en DVD-video op DVD-RW. 4. Over opgenomen DVD’s ■ Sommige DVD-ROM-stations voor computers of andere DVD-spelers kunnen mogelijk geen DVD-R/+R/-R DL/+R DL/-RW/+RW/-RAM’s lezen. ■ Als u een opgenomen schijf afspeelt op uw computer, gebruik dan de toepassing WinDVD. ■ Als u een vaak gebruikte herschrijfbare schijf gebruikt, is een volledige formattering wellicht niet mogelijk. Gebruik een nieuwe schijf.
Behandeling van schijven Deze paragraaf bevat tips voor het beschermen van de gegevens die u op CD’s, DVD’s of diskettes hebt opgeslagen. Ga voorzichtig om met schijven. Door de volgende eenvoudige richtlijnen in acht te nemen kunt u de levensduur van uw media verlengen en de erop opgeslagen gegevens beschermen:
CD’s/DVD’s 1. Bewaar uw CD’s/DVD’s in hun originele houders om ze te beschermen en schoon te houden. 2. Buig een CD/DVD niet. 3. Beschadig het oppervlak van een CD/DVD die gegevens bevat niet door er bijvoorbeeld een etiket op te plakken of erop te schrijven. 4. Houd een CD/DVD bij de rand of bij het gat in het midden vast. Vingerafdrukken op het oppervlak van een CD/DVD kunnen de schijf onleesbaar maken. 5. Stel de schijven niet bloot aan direct zonlicht, extreme hitte of extreme koude. Plaats geen zware voorwerpen op uw CD’s/DVD’s. 6. Als uw CD’s/DVD’s stoffig of vuil raken, kunt u ze afvegen met een schone, droge doek. Veeg vanuit het midden naar buiten (niet in een cirkel). Gebruik zo nodig een doek die is bevochtigd met water of een neutraal schoonmaakmiddel. Gebruik geen benzeen, verdunningsmiddel of soortgelijke schoonmaakmiddelen.
Gebruikershandleiding
4-19
Grondbeginselen
Diskettes 1. Bewaar diskettes in hun originele houders om ze te beschermen en schoon te houden. Maak een vuile diskette schoon met een zachte doek die is bevochtigd met water. Gebruik geen schoonmaakmiddelen. 2. Open nooit de afsluitklep en raak het magnetische oppervlak van uw diskette niet aan. Hierdoor kan de diskette permanent beschadigd raken en kunnen er gegevens verloren gaan. 3. Ga altijd voorzichtig om met diskettes om te voorkomen dat opgeslagen gegevens verloren gaan. Breng het etiket van de diskette altijd op de juiste plek aan. Plak nooit een nieuw etiket over een bestaand etiket heen. Het etiket kan losraken en het diskettestation beschadigen. 4. Gebruik nooit een potlood om op het etiket van een diskette te schrijven. Het stof van de potloodtekst kan tot een systeemstoring leiden. Gebruik altijd een viltstift. Als u een tekst op een etiket schrijft, schrijft u eerst op het etiket en plakt u het etiket daarna pas op de diskette. 5. Bewaar diskettes nooit op een locatie waar zij in contact kunnen komen met water of een andere vloeistof of op een erg vochtige plek. Dit kan tot gegevensverlies leiden. Gebruik nooit een natte of vochtige diskette. Dit kan tot schade aan het diskettestation of aan andere apparaten leiden. 6. Buig diskettes niet en stel ze niet bloot aan direct zonlicht of extreme temperaturen; als u dit voorschrift niet in acht neemt, kunnen gegevens verloren gaan. 7. Plaats geen zware voorwerpen op uw diskettes. 8. Eet, rook of gum niet in de nabijheid van uw diskettes. Vreemde deeltjes kunnen het magnetische oppervlak van de diskette beschadigen. 9. Magnetische energie kan de gegevens op diskettes vernietigen. Houd uw diskettes daarom uit de buurt van voorwerpen die magnetische velden genereren, zoals luidsprekers, radio’s en tv’s.
Geluidssysteem In deze paragraaf wordt ingegaan op het regelen van geluid, waarbij het geluidsvolume aan de orde komt.
Volumeregeling Met het hulpprogramma Volumeregeling kunt u in Windows het volume voor het afspelen en opnemen van geluid regelen. ■ Als u Volumeregeling wilt starten voor afspeeldoeleinden klikt u op Start, wijst u achtereenvolgens Alle programma’s, Bureauaccessoires en Entertainment aan en klikt u op Volumeregeling. ■ Wilt u opnemen, dan klikt u op Opties, wijst u Eigenschappen aan, kiest u Realtek HD Audio input en klikt u op OK. ■ Klik in Volumeregeling desgewenst op Help voor nadere informatie. 4-20
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
Microfoonvolume Voer de volgende stappen uit om de microfoonversterking te wijzigen: 1. Klik op Start, wijs achtereenvolgens Alle programma’s, Bureauaccessoires en Entertainment aan en klik op Volumeregeling. 2. Klik op Opties en wijs Eigenschappen aan. 3. Selecteer Microfoonvolume en klik op OK. 4. Klik op Opties en selecteer Geavanceerde volumeregelingen. 5. Klik op Geavanceerd. 6. Schakel het selectievakje Microfoonversterking in.
Modem In deze paragraaf wordt beschreven hoe u de interne modem aan een telefoonaansluiting koppelt en ervan ontkoppelt. ■ Als de pc wordt aangesloten op een andere communicatielijn dan een analoge telefoonlijn, kan de pc defect raken. ■ Sluit het ingebouwde modem alleen aan op normale analoge telefoonlijnen. ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op een digitale lijn (ISDN). ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op de digitale aansluiting van een openbare telefoon of op een digitale telefooncentrale (PBX). ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op een huiscentrale in een woning of bedrijf. ■ Sluit de pc nooit aan op de netvoeding tijdens onweer. Als u bliksem ziet of donder hoort, schakelt u de pc onmiddellijk uit. Een elektrische spanningspiek ten gevolge van het onweer kan leiden tot een systeemstoring, gegevensverlies of schade aan de apparatuur.
Regioselectie Telecommunicatievoorschriften variëren per regio, en u moet er dus voor zorgen dat de modeminstellingen correct zijn voor de regio waarin u het modem gaat gebruiken. Het ingebouwde modem kan alleen in gespecificeerde landen en regio’s worden gebruikt. Het gebruik van het modem in een gebied dat niet is gespecificeerd voor het modem, kan resulteren in een systeemstoring. Controleer zorgvuldig welke gebieden zijn gespecificeerd voordat u het modem gaat gebruiken. Voer de volgende stappen uit om een regio te selecteren. 1. Klik op Start, wijs Alle programma’s, TOSHIBA en Netwerken aan en klik op Selectie van modemregio.
Gebruikershandleiding
4-21
Grondbeginselen
Als in het hulpprogramma Modeminstallatie van het Configuratiescherm een functie voor regio-/landselectie beschikbaar is, dient u deze niet te gebruiken. Als u het land/de regio in het Configuratiescherm wijzigt, wordt deze wijziging mogelijk niet doorgevoerd. 2. Het pictogram Regioselectie wordt weergegeven in de Windowstaakbalk. 3. Klik met de primaire knop op het pictogram om een lijst van ondersteunde regio’s weer te geven. U ziet tevens een submenu met telefoonlocatie-informatie. Naast de geselecteerde regio en de geselecteerde telefoonlocatie staat een kruisje. 4. Selecteer een regio uit het regiomenu of een telefoonlocatie uit het submenu. ■ Wanneer u op een regio klikt, wordt dit de regioselectie van het modem en wordt automatisch de nieuwe telefoonlocatie ingesteld. ■ Wanneer u een telefoonlocatie selecteert, wordt automatisch de corresponderende regio geselecteerd en wordt dit de huidige regio-instelling van het modem.
Menu Eigenschappen Klik met de secundaire knop op het pictogram om het eigenschappenmenu op het scherm weer te geven.
Instelling U kunt de volgende instellingen in- of uitschakelen:
Automatisch uitvoeren Het hulpprogramma voor regioselectie wordt automatisch gestart wanneer u het besturingssysteem start.
Dialoogvenster Keuze-opties openen na selectie van de regio Het dialoogvenster Keuze-opties wordt automatisch geopend nadat u de regio hebt geselecteerd.
Locatielijst voor regioselectie Er verschijnt een submenu met informatie over telefoonlocaties. Dialoogvenster openen als modem en huidige telefoonlocatie niet overeenkomen Er verschijnt een waarschuwingsvenster als de huidige instellingen voor het regionummer en de telefoonlocatie incorrect zijn.
Modemselectie Als de computer het interne modem niet herkend, wordt er een dialoogvenster weergegeven. Selecteer de COM-poort die u voor de modem wilt gebruiken.
4-22
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
Keuze-opties Als u deze optie selecteert, worden de keuze-opties weergegeven. Als u de computer in Japan gebruikt, bent u wettelijk verplicht Japan als regio te selecteren. Het is in strijd met de wet om de modem in Japan met een andere regioselectie te gebruiken.
Aansluiten Voer de volgende stappen uit om de modemkabel aan te sluiten. Voor het aansluiten van de modem moet u de modemkabel gebruiken die bij de computer wordt geleverd. Koppel het kabeluiteinde met de kern aan de computer. ■ Als de pc wordt aangesloten op een andere communicatielijn dan een analoge telefoonlijn, kan de pc defect raken. ■ Sluit het ingebouwde modem alleen aan op normale analoge telefoonlijnen. ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op een digitale lijn (ISDN). ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op de digitale aansluiting van een openbare telefoon of op een digitale telefooncentrale (PBX). ■ Sluit het ingebouwde modem nooit aan op een huiscentrale in een woning of bedrijf. ■ Sluit de pc nooit aan op de netvoeding tijdens onweer. Als u bliksem ziet of donder hoort, schakelt u de pc onmiddellijk uit. Een elektrische spanningspiek ten gevolge van het onweer kan leiden tot een systeemstoring, gegevensverlies of schade aan de apparatuur. 1. Sluit één uiteinde van de modemkabel aan op de modemaansluiting van de computer. 2. Koppel het andere uiteinde van de modemkabel aan een telefoonaansluiting.
Telefoonaansluiting
modemkabel
Modemaansluiting
Figuur 4-10 De interne modem aansluiten Gebruikershandleiding
4-23
Grondbeginselen
U dient niet aan de kabel te trekken of de computer te verplaatsen terwijl de kabel is aangesloten. Als u gebruik maakt van een opslagapparaat (bijvoorbeeld een optisch station of een vaste schijf) dat aan een 16-bits PC-kaart is gekoppeld, kunt u te maken krijgen met de volgende modemproblemen: ■ de modemsnelheid is laag of de communicatie wordt onderbroken; ■ geluidsstoringen.
Ontkoppelen Voer de volgende stappen uit om de interne modemkabel los te koppelen. 1. Knijp het palletje op de connector in de telefoonaansluiting in en trek de connector eruit. 2. Verwijder de kabel op dezelfde manier uit de modemaansluiting van de computer.
Draadloze communicatie De functie voor draadloze communicatie van de computer ondersteunt zowel Wireless LAN- als Bluetooth-apparaten. Alle modellen zijn voorzien van een schakelaar voor draadloze communicatie. Sommige modellen zijn voorzien van functies voor draadloos LAN en Bluetooth.
Draadloos LAN De functie voor draadloos LAN is compatibel met andere LAN-systemen die zijn gebaseerd op DSSS-/OFDM-radiotechnologie (Direct Sequence Spread Spectrum/Orthogonal Frequency Division Multiplexing) en die voldoen aan de IEEE 802.11-norm voor draadloos LAN (Revisie A, B of G). ■ Theoretische maximumsnelheid: 54 Mbps (IEEE802.11a, 802.11g) ■ Theoretische maximumsnelheid: 11 Mbps (IEEE802.11b) ■ Frequentiebandselectie (Revisie A: 5 GHz, Revisie B/G: 2,4 GHz); ■ Zwerven (roaming) over meerdere kanalen ■ Kaartenergiebeheer ■ WEP-gegevenscodering (WEP = Wired Equivalent Privacy), gebaseerd op 128-bits coderingsalgoritme (Intel-moduletype). ■ WEP-gegevenscodering (WEP = Wired Equivalent Privacy), gebaseerd op 152-bits coderingsalgoritme (Atheros-moduletype). ■ Wi-Fi Protected Access (WPA). ■ AES-gegevenscodering (Advanced Encryption Standard). ■ Activering op draadloos LAN (Intel-moduletype)
4-24
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
Installeer of verwijder geen optionele geheugenmodule zolang Activering op draadloos LAN is ingeschakeld. ■ De functie Activering op LAN gebruikt stroom, zelfs als het systeem uitstaat. Laat de netadapter aangesloten als u deze functie gebruikt. ■ De hierboven weergegeven waarden zijn de theoretische maxima voor draadloze LAN-normen. De feitelijke waarden kunnen anders zijn. ■ De verzendsnelheid via het draadloos LAN en het maximale bereik van het draadloze LAN kunnen variëren al naar gelang de elektromagnetische omgeving, obstakels, ontwerp en configuratie van accesspoints, clientontwerp en software-/hardwareconfiguratie. De vermelde verzendsnelheid is de theoretische maximumsnelheid van de desbetreffende norm. De daadwerkelijke verzendsnelheid zal lager zijn dan de theoretische maximumsnelheid. ■ De functie Activering op draadloos LAN is alleen van kracht bij aansluiting met AP. Deze functie wordt uitgeschakeld als de verbinding wordt verbroken. ■ Activering op draadloos LAN is niet beschikbaar als de computer op de accu werkt.
Beveiliging ■ TOSHIBA beveelt u met klem aan WEP-functionaliteit (codering) in te schakelen, om te voorkomen dat anderen via een draadloze verbinding onwettig toegang tot uw computer krijgen. Als u dit advies niet opvolgt, stelt u zich bloot aan afluisterpraktijken en bestaat bovendien het gevaar dat opgeslagen gegevens door onbevoegden worden verwijderd of vernietigd. ■ TOSHIBA is niet verantwoordelijk voor verlies of beschadiging van gegevens als gevolg van afluisterpraktijken of onrechtmatige toegang via het draadloze LAN.
Bluetooth-technologie Sommige modellen in deze serie zijn uitgerust met de Bluetooth™technologie voor draadloze communicatie tussen elektronische apparaten, zoals desktopcomputers, printers en mobiele telefoons. U kunt de ingebouwde Bluetooth-functies en een optionele Bluetooth-SDkaart 3 niet tegelijk gebruiken. De kenmerken van Bluetooth-technologie zijn als volgt:
Wereldwijde toepasbaarheid De Bluetooth-radiozender en -ontvanger werkt op de 2,4-GHz band. Deze band, waarvoor geen vergunning nodig is, is compatibel met radiosystemen in de meeste landen.
Gebruikershandleiding
4-25
Grondbeginselen
Radioverbindingen U kunt gemakkelijk verbindingen tussen twee of meer apparaten tot stand brengen. De verbinding wordt gehandhaafd zelfs als een apparaat buiten het gezichtsveld ligt.
Beveiliging Twee geavanceerde beveiligingsmechanismen zorgen voor optimale beveiliging: ■ Verificatie voorkomt dat onbevoegden toegang tot kritieke gegevens krijgen en maakt het onmogelijk de oorsprong van een bericht te vervalsen. ■ Codering biedt bescherming tegen afluisteren en waarborgt de privacy van verbindingen.
Bluetooth™ Stack for Windows® van TOSHIBA Denk eraan dat deze software speciaal ontworpen is voor de volgende besturingssystemen: ■ Microsoft® Windows® 2000 Professional ■ Microsoft® Windows® XP U vindt hieronder gedetailleerde informatie over het gebruik met deze besturingssystemen. Raadpleeg ook de elektronische informatie die bij deze software is inbegrepen. Deze Bluetooth™-stack is gebaseerd op Bluetooth™-specificatie versie 1.1/1.2/2.0+EDR. TOSHIBA kan de compatibiliteit tussen pc-producten en/of andere elektronische apparaten met Bluetooth™ alleen garanderen voor draagbare pc’s van Toshiba.
Release-informatie voor de Bluetooth™-stack voor Windows® van TOSHIBA 1. Installatie: Onder Windows 2000 of Windows XP heeft de Bluetooth™-stack voor Windows® van TOSHIBA geen digitale handtekening nodig. 2. Faxtoepassingen: Sommige faxtoepassingen kunnen niet met deze Bluetooth™-stack worden gebruikt. 3. Meerdere gebruikers: In Windows XP wordt Bluetooth niet ondersteund in een omgeving met meerdere gebruikers. Dit betekent dat als u Bluetooth gebruikt, andere gebruikers die op dezelfde computer zijn aangemeld de Bluetoothfunctionaliteit niet kunnen gebruiken.
4-26
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
Productondersteuning: De laatste informatie over de ondersteuning van besturingssystemen, taalondersteuning of beschikbare upgrades vindt u op onze website in Europa (http://www.toshiba-europe.com/computers/tnt/bluetooth.htm) of de Verenigde Staten (www.pcsupport.toshiba.com).
Schakelaar voor draadloze communicatie U kunt de draadloze LAN- en Bluetooth-functie in- of uitschakelen met de draadloze-communicatieschakelaar. Als de schakelaar op uit staat, kunnen geen gegevens worden verzonden of ontvangen. Schuif de schakelaar naar rechts om de functie in te schakelen en naar links om de functie uit te schakelen. ■ Gebruik de draadloos LAN- of Bluetooth-functies niet in de buurt van een magnetron of in gebieden met radiostoring of magnetische velden. Storing van een magnetron of andere bron kan tot onderbreking van de draadloos LAN- of Bluetooth-functie leiden. ■ Schakel draadloos LAN- en Bluetooth-functies uit in de buurt van mensen waarbij mogelijk een pacemaker of een ander medisch elektrisch apparaat is geïmplanteerd. Radiogolven kunnen de werking van de pacemaker of het medische apparaat beïnvloeden met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. Volg de instructies bij uw medische apparaat als u gebruikmaakt van een draadloos LAN- of Bluetooth-functie. ■ Schakel altijd de draadloos LAN- of Bluetooth-functie uit als de pc in de buurt komt van automatische besturingsapparatuur of -toestellen, zoals automatische deuren of brandmelders. Radiogolven kunnen storingen veroorzaken in dergelijke apparatuur met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
Lampjes voor draadloze communicatie Het lampje voor draadloze communicatie geeft de status van de functies voor draadloze communicatie aan. Status van het lampje
Betekenis
Lampje uit
Schakelaar voor draadloze communicatie staat op uit. Automatisch uitgeschakeld wegens oververhitting. Stroomstoring.
Lampje aan
Schakelaar voor draadloze communicatie staat op aan. Wireless LAN en/of Bluetooth is geactiveerd door een toepassing.
Als u het draadloze LAN hebt uitgeschakeld via de taakbalk, dient u de computer opnieuw op te starten of de volgende procedure te volgen om dit opnieuw in te schakelen: Start, Configuratiescherm, Systeem, Hardware - Apparaatbeheer, Netwerkadapters, IntelR PRO/Wireless 3945BG/3945ABG-netwerkverbinding of Atheros AR5006EG/ AR5006EX draadloze netwerkadapter en inschakelen.
Gebruikershandleiding
4-27
Grondbeginselen
LAN De computer heeft ingebouwde ondersteuning voor Ethernet LAN (10 megabits per seconde, 10BASE-T), Fast Ethernet LAN (100 megabits per seconde, 100BASE-TX) en Gigabit Ethernet LAN (1000 megabits per seconde, 1000BASE-T (alleen voor modellen met een Intel® Core™ Duo/ Solo-processor)). In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de verbinding van de computer met een LAN instelt of verbreekt. Installeer of verwijder geen optionele geheugenmodule zolang Activering op LAN is ingeschakeld. ■ De functie Activering op LAN werkt niet zonder de netadapter. Laat de netadapter aangesloten als u deze functie gebruikt. ■ De verbindingssnelheid (10/100/1000 megabits per seconde) verandert automatisch, afhankelijk van de netwerkomstandigheden (aangesloten apparaten, kabels, ruis en dergelijke).
Typen LAN-kabels De computer moet correct worden geconfigureerd alvorens verbinding met een LAN te maken. Als u zich bij een LAN aanmeldt terwijl de standaardinstellingen van de computer van kracht zijn, kunnen storingen op het LAN optreden. Vraag de LAN-beheerder naar de juiste configuratieprocedures. Als u Gigabit Ethernet LAN (1000 megabits per seconde, 1000BASE-T) gebruikt, dient u de computer via een CAT5E-kabel of hoger aan te sluiten. U kunt geen CAT3- of CAT5-kabel gebruiken. Als u Fast Ethernet LAN (100 megabits per seconde, 100BASE-TX) gebruikt, dient u de computer met een CAT5-kabel of hoger aan te sluiten. U kunt geen CAT3-kabel gebruiken. Gebruikt u Ethernet LAN (10 megabits per seconde, 10BASE-T), dan kunt u de computer aansluiten met een CAT3-kabel of hoger.
4-28
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
De LAN-kabel aansluiten Voer de volgende stappen uit om de LAN-kabel aan te sluiten. ■ Sluit de netadapter aan alvorens de LAN-kabel aan te sluiten. Tijdens LAN-gebruik moet de netadapter aangesloten blijven. Als u de netadapter ontkoppelt terwijl de computer gegevens uitwisselt met een LAN, wordt de verbinding wellicht verbroken. ■ Sluit uitsluitend LAN-kabels aan op de LAN-poort. Als u dit doet, kunnen schade of storingen optreden. ■ Sluit geen voedingsapparaat aan op de LAN-kabel die aan de LAN-poort is gekoppeld. Als u dit doet, kunnen schade of storingen optreden. 1. Schakel de computer en alle erop aangesloten externe apparaten uit. 2. Koppel één uiteinde van de kabel aan de LAN-poort. Duw voorzichtig tot de vergrendeling vast klikt. LAN-connector
LAN-aansluiting
Afbeelding 4-11 De LAN-kabel aansluiten
3. Koppel het andere uiteinde van de kabel aan een LAN-hubconnector. Raadpleeg de LAN-beheerder voordat u de kabel op een hub aansluit. Wanneer de computer gegevens met het LAN uitwisselt, brandt het LAN-actief-lampje oranje. Wanneer de computer op een LAN-hub is aangesloten maar geen gegevens uitwisselt, brandt het aansluitingslampje groen.
De LAN-kabel ontkoppelen Voer de volgende stappen uit om de LAN-kabel te ontkoppelen. Zorg dat het LAN-actief-lampje (het oranje lampje) uit is voordat u de computer loskoppelt van het LAN. 1. Knijp het palletje op de connector in de LAN-poort van de computer in en trek de connector eruit. 2. Ontkoppel de kabel op dezelfde wijze van de LAN-hub. Raadpleeg de LAN-beheerder voordat u de kabel van de hub ontkoppelt.
Gebruikershandleiding
4-29
Grondbeginselen
De computer schoonmaken Om een lange levensduur en storingsvrij gebruik te waarborgen dient u de computer stofvrij te houden en voorzichtig te zijn met vloeistoffen in de buurt van de computer. ■ Mors geen vloeistoffen in de computer. Als de computer toch nat wordt, schakelt u onmiddellijk de stroom uit; laat de computer volledig drogen voordat u hem weer aanzet. ■ Reinig de computer met een licht (met water) bevochtigde doek. Voor het LCD-scherm kunt u een glasreinigingsmiddel gebruiken. Sproei een kleine hoeveelheid reinigingsmiddel op een zachte, schone doek en veeg het scherm hiermee voorzichtig af. Sproei schoonmaakmiddel nooit rechtstreeks op de computer en laat er geen vloeistof inlopen. Gebruik nooit bijtende chemicaliën om de computer te reinigen.
De computer verplaatsen De computer is een robuust apparaat. Wanneer u de computer verplaatst, dient u echter enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen te treffen om te zorgen dat het systeem probleemloos blijft werken. ■ Het wordt aanbevolen de vasteschijfbeveiliging in te schakelen voordat u de computer verplaatst. Raadpleeg de paragraaf De vasteschijfbeveiliging gebruiken in dit hoofdstuk. ■ Zorg dat alle schijfactiviteit is gestopt voor u de computer verplaatst. Controleer het lampje van de vaste schijf op de computer. ■ Als er een CD/DVD in het station zit, verwijdert u deze. Zorg tevens dat de stationslade goed is gesloten. ■ Schakel de computer uit. ■ Ontkoppel de netadapter en alle randapparaten alvorens de computer te verplaatsen. ■ Sluit het LCD-scherm. Til de computer niet op bij het beeldscherm. ■ Voordat u de computer gaat verplaatsen, schakelt u deze uit, koppelt u het netsnoer los en wacht u totdat de computer is afgekoeld. Als u zich niet aan deze instructie houdt, kan dit resulteren in licht letsel. ■ Schakel altijd de stroom uit als u de computer gaat verplaatsen. Als de aan/uit-knop een blokkeringsstand heeft, activeert u deze blokkeringsstand. Zorg ervoor dat de computer nergens tegenaan stoot. Als u zich niet aan deze instructie houdt, kan de computer beschadigd raken, kunnen er in de computer storingen optreden of kunnen er gegevens verloren gaan.
4-30
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
■ Vervoer de computer nooit terwijl PC-kaarten zijn geïnstalleerd. Dit kan tot schade aan computer en/of PC-kaart leiden, waardoor het product niet meer werkt. ■ Gebruik een draagtas wanneer u de computer vervoert. ■ Houd de computer stevig vast wanneer u ermee rondloopt, om stoten en vallen te vermijden. ■ Houd de computer tijdens het dragen niet aan uitstekende delen vast.
De vasteschijfbeveiliging gebruiken Deze computer bevat een functie die de kans op beschadiging van de vaste schijf verkleint. Via een ingebouwde sensor in de computer detecteert de vasteschijfbeveiliging trillingen, schokken en dergelijke en plaatst vervolgens automatisch de kop van de vaste schijf in de veilige stand. Zo wordt het risico verkleind dat de schijf beschadigt doordat deze in aanraking komt met de kop. ■ Deze functie garandeert echter niet dat de vaste schijf niet beschadigt. ■ Een tweede vaste schijf die in de computer is geplaatst, wordt niet ondersteunt door de functie voor vasteschijfbeveiliging. Als trillingen worden gedetecteerd, wordt het volgende bericht weergegeven en verandert het pictogram in het systeemvak in de beveiligde status. Dit bericht wordt weergegeven tot op OK wordt gedrukt of er 30 seconden zijn verstreken. Wanneer de trillingen verdwijnen, wordt de normale status van het pictogram hersteld.
Afbeelding 4-12 Bericht over vasteschijfbeveiliging
Pictogram op taakbalk Provincie
Pictogram Beschrijving
Normaal
Vasteschijfbeveiliging is ingeschakeld.
Beveiliging
Vasteschijfbeveiliging is ingeschakeld. De kop van de vaste schijf staat op een veilige positie.
OFF
Vasteschijfbeveiliging is uitgeschakeld.
Gebruikershandleiding
4-31
Grondbeginselen
Eigenschappen voor TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging U kunt de vasteschijfbeveiliging instellen in het venster Eigenschappen voor TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging. U opent dit venster door te klikken op Start, achtereenvolgens Alle programma’s, TOSHIBA en Hulpprogramma’s aan te wijzen en te klikken op Vasteschijfbeveiliging instellen. U kunt dit venster ook openen via het pictogram of de taakbalk of via Configuratiescherm.
Afbeelding 4-13 Eigenschappen van TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging
Vasteschijfbeveiliging U kunt vasteschijfbeveiliging in- of uitschakelen
Detectieniveau Deze functie kan worden ingesteld op vier niveaus. De gevoeligheid waarmee trillingen, schokken en dergelijke worden gedetecteerd kan worden ingesteld op UIT, 1, 2 en 3. Niveau 3 wordt aanbevolen voor de beste bescherming van de computer. Als de computer echter als handheld of in andere onstabiele omstandigheden wordt gebruikt, wordt de vasteschijfbeveiliging mogelijk zeer vaak uitgevoerd als u detectieniveau 3 instelt. Hierdoor neemt de lees- en schrijfsnelheid van de vaste schijf af. Stel een lager detectieniveau in als de lees- en schrijfsnelheid van de vaste schijf van belang is. U kunt verschillende detectieniveaus instellen, afhankelijk van het feit of u de computer als handheld of draagbare pc gebruikt of in een stabiele omgeving, zoals op een tafel op kantoor of thuis. Als u verschillende detectieniveaus voor de computer instelt afhankelijk van het gebruik met de netadapter (bureau) of met de accu (handheld of draagbaar), wordt het detectieniveau automatisch gewijzigd op basis van de stroomvoorziening.
4-32
Gebruikershandleiding
Grondbeginselen
Details U opent het venster Details door te klikken op de knop Details instellen in het venster Eigenschappen voor TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging.
Afbeelding 4-14 Details
Verhoging van het detectieniveau Als de netadapter niet is aangesloten of het scherm is gesloten, gaat de vasteschijfbeveiliging ervan uit dat de computer wordt gedragen en wordt het detectieniveau gedurende 10 seconden op het maximum ingesteld.
Bericht over vasteschijfbeveiliging Geeft aan of er een bericht wordt weergegeven wanneer de vasteschijfbeveiliging wordt geactiveerd. ■ Deze functie werkt niet terwijl de computer wordt opgestart, stand-by of in de slaapstand staat, overgaat naar de slaapstand, wordt geactiveerd uit de slaapstand of is uitgeschakeld. Let erop dat u de computer niet blootstelt aan trillingen of schokken terwijl deze functie is uitgeschakeld. ■ Deze functie ondersteunt alleen Windows® XP.
Warmteverspreiding De CPU heeft een interne temperatuursensor ter bescherming tegen oververhitting. Als de interne temperatuur van de computer een bepaald niveau bereikt, wordt de ventilator aangezet of wordt de CPU-verwerkingssnelheid verlaagd. U kunt opgeven of u de CPU-temperatuur wilt regelen door eerst de ventilator aan te zetten en dan zo nodig de CPU-verwerkingssnelheid te verlagen, of vice versa. Of door eerst de CPU-snelheid te verlagen en vervolgens, indien nodig, de ventilator in te schakelen. Gebruik de optie Koelmethode in het tabblad Basisinstellingen van TOSHIBA Power Saver. Zodra de CPU-temperatuur tot een normaal niveau is gedaald, wordt de ventilator uitgeschakeld en gaat de CPU weer op standaardsnelheid werken. Als de CPU-temperatuur met een van beide instellingen een onaanvaardbaar hoog niveau bereikt, wordt het systeem automatisch uitgezet om beschadiging te voorkomen. In dat geval zullen gegevens in het geheugen verloren gaan. Gebruikershandleiding
4-33
Grondbeginselen
4-34
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 5 Het toetsenbord Het toetsenbord van de computer is compatibel met een uitgebreid toetsenbord met 101/102 toetsen. Door bepaalde toetsen tegelijkertijd in te drukken kunt u alle functies uitvoeren die op een toetsenbord met 101/102 toetsen beschikbaar zijn. Het aantal toetsen op uw toetsenbord is afhankelijk van de toetsenbordindeling waarmee uw computer is geconfigureerd. Er zijn toetsenborden voor verschillende talen beschikbaar. Er zijn zes soorten toetsenbordtoetsen: typemachinetoetsen, functietoetsen, zogenaamde ’softkeys’, sneltoetsen, speciale Windowstoetsen en geïntegreerde numerieke toetsen.
Typemachinetoetsen De typemachinetoetsen produceren de hoofdletters en kleine letters, cijfers, leestekens en speciale symbolen die op het scherm verschijnen. Er zijn echter enkele verschillen tussen het gebruik van een typemachine en het gebruik van een computertoetsenbord: ■ Letters en cijfers die met de computer zijn geproduceerd, verschillen van breedte. Spaties, die door een “spatieteken” worden gecreëerd, kunnen ook variëren, al naar gelang uitlijning en andere factoren. ■ Op computers zijn de kleine letter l (el) en het cijfer 1 (één) niet verwisselbaar. ■ Hoofdletter O en 0 (nul) zijn niet verwisselbaar. ■ Caps Lock, de functietoets voor hoofdlettervergrendeling, is alleen van invloed op de lettertoetsen, niet (zoals op typemachines) op de cijferen symbooltoetsen. ■ De Shift- of hoofdlettertoetsen, de Tab-toets en de toets BkSp (backspace- ofwel correctietoets) hebben dezelfde functie als de gelijknamige typemachinetoetsen maar hebben bovendien speciale computerfuncties.
Gebruikershandleiding
5-1
Het toetsenbord
Functietoetsen F1 … F12 De functietoetsen (niet te verwarren met de Fn-toets) zijn de 12 toetsen boven aan het toetsenbord. Deze toetsen werken anders dan de overige toetsen.
F1 tot en met F12 worden aangeduid als functietoetsen, omdat u hiermee geprogrammeerde functies kunt uitvoeren. Als u pictogramtoetsen in combinatie met de Fn-toets gebruikt, worden specifieke functies op de computer uitgevoerd. Raadpleeg de paragraaf Softkeys: Fntoetscombinaties in dit hoofdstuk. De werking van individuele toetsen is afhankelijk van de software die u gebruikt.
Softkeys: Fn-toetscombinaties De toets Fn (functie) is een bijzondere toets die alleen op TOSHIBAcomputers aanwezig is en die in combinatie met andere toetsen softkeys vormt. Softkeys zijn toetscombinaties die specifieke voorzieningen activeren, uitschakelen of configureren. In sommige softwareprogramma’s werken softkeys niet naar behoren of werken ze in het geheel niet. De softkey-instellingen worden niet hersteld door de Stand-by-functie.
Toetsen op een uitgebreid toetsenbord emuleren Esc
F1
~
@
! 1
`
# 3
2
Q
Tab
CapsLock
Shift
F3
F2
W
A
$ 4
E
S
Z
F4
% 5
R
D
X
F5
F
C
Y
G
V
I
J
N
F8
( 9
8
U
H
B
F7
*
& 7
^6 T
F6
> .
? /
Scroll
Bk Sp
Ins
Home
PgUp
\
Del
End
PgDn
F12
} ]
,, ,
: ;
Pause Break
PrtSc SysReq
F11
+ = { [
P
L
< ,
F10
_ -
) 0
O
K
M
F9
lock
Num Lock
*.
/
7 Home
8
9 PgUp
4
5
6
1 End
2
3 PgDn
+ Enter
Shift
Enter Ctrl
Alt
Alt
Ctrl
0 Ins
. Del
Afbeelding 5-1 Een uitgebreid toetsenbord met 101 toetsen
Het toetsenbord is zodanig ontworpen dat het voorziet in alle functies van het uitgebreide toetsenbord met 101 toetsen, zoals geïllustreerd in afbeelding 5-1. Het uitgebreide toetsenbord met 101/102 toetsen heeft een apart numeriek toetsenblok en een Scroll Lock-toets. Het heeft bovendien een extra Enter- en Ctrl-toets rechts van het hoofdtoetsenbord. Aangezien dit toetsenbord kleiner is en minder toetsen heeft, moet een aantal van de functies van het uitgebreide toetsenbord worden gesimuleerd door middel van toetscombinaties.
5-2
Gebruikershandleiding
Het toetsenbord
Het is mogelijk dat uw softwaretoepassing een toets vereist die niet op het toetsenbord voorkomt. Door de Fn-toets in combinatie met een van de volgende toetsen in te drukken emuleert u de functies van het uitgebreide toetsenbord.
Druk op Fn + F10 of Fn + F11 om de geïntegreerde numerieke toetsen te activeren. De toetsen met grijze markering op de onderrand worden hierdoor cijfertoetsen (Fn + F11) of cursorbesturingstoetsen (Fn + F10). Raadpleeg de paragraaf Geïntegreerde numerieke toetsen in dit hoofdstuk voor meer informatie over het gebruik van deze toetsen. Standaard zijn beide functies bij het opstarten van de computer uitgeschakeld.
Druk op Fn + F12 (ScrLock) om de cursor op een bepaalde regel te vergrendelen. Bij het opstarten is deze functie standaard uitgeschakeld.
Met Fn + Enter emuleert u de Enter-toets op het numerieke toetsenblok van het uitgebreide toetsenbord.
Met Fn + Ctrl emuleert u de rechter Ctrl-toets van het uitgebreide toetsenbord.
Sneltoetsen Met sneltoetsen (Fn + functietoets of Esc-toets) kunt u bepaalde computerfuncties in- en uitschakelen.
Geluid dempen: Als u in een Windows-omgeving op Fn + Esc drukt, wordt het geluid in- of uitgeschakeld. Wanneer u op deze sneltoets drukt, wordt de huidige instelling veranderd en als pictogram weergegeven.
Gebruikershandleiding
5-3
Het toetsenbord
Directe beveiliging: Als u op Fn + F1 drukt, wordt het scherm leeggemaakt, zodat niemand toegang tot uw gegevens kan verkrijgen. Om het scherm en de oorspronkelijke instellingen te herstellen drukt u op een willekeurige toets of drukt u op het dubbel aanwijsapparaat. Als een wachtwoord voor schermbeveiliging is geregistreerd, wordt een dialoogvenster geopend. Voer het schermbeveiligingswachtwoord in en klik op OK. Als geen wachtwoord is ingesteld, wordt het scherm hersteld zodra u op een toets drukt of op het dubbel aanwijsapparaat drukt.
Energiebesparingsmodus: Met Fn + F2 kunt u de energiebesparingsmodus wijzigen. Als u op Fn + F2 drukt in een Windows-omgeving, wordt een dialoogvenster met instellingen voor de energiebesparingsmodus weergegeven. Houd Fn ingedrukt en druk nogmaals op F2 om tussen de instellingen te schakelen. Laat Fn en F2 los om de nieuwe instelling toe te passen. U kunt deze instelling ook wijzigen via het item Profiel in TOSHIBA Power Saver.
Stand-by: Wanneer u Fn + F3 indrukt, wordt de computer in de Stand-by-modus gezet. Voordat de computer stand-by gaat, verschijnt er een bevestigingsvenster. Als u het selectievakje inschakelt, wordt dit dialoogvenster in het vervolg niet meer weergegeven.
Slaapstand: Wanneer u Fn + F4 indrukt, wordt de computer in de slaapstand gezet. Voordat de computer in de slaapstand wordt gezet, verschijnt er een bevestigingsvenster. Als u het selectievakje inschakelt, wordt dit dialoogvenster in het vervolg niet meer weergegeven.
5-4
Gebruikershandleiding
Het toetsenbord
Beeldschermselectie: Met Fn + F5 wijzigt u het actieve beeldscherm. Wanneer u op deze sneltoets drukt, verschijnt er een dialoogvenster. Alleen apparaten die beschikbaar zijn voor selectie, worden weergegeven. Houd Fn ingedrukt en druk nogmaals op F5 om het apparaat te wijzigen. Wanneer u Fn en F5 loslaat, verandert het geselecteerde apparaat. Als u deze sneltoets vijf seconden lang ingedrukt houdt, wordt opnieuw het interne LCD geselecteerd.
Helderheid van intern LCD-scherm: Als u op Fn + F6 drukt, wordt de helderheid van het LCD-scherm stapsgewijs verlaagd. Wanneer u op deze sneltoets drukt, wordt de huidige instelling twee seconden lang weergegeven door middel van een pictogram. U kunt deze instelling tevens wijzigen met de optie Helderheid van scherm in het venster Basisinstellingen van TOSHIBA Power Saver.
Helderheid van intern LCD-scherm: Als u op Fn + F7 drukt, wordt de helderheid van het LCD-scherm stapsgewijs verhoogd. Wanneer u op deze sneltoets drukt, wordt de huidige instelling twee seconden lang weergegeven door middel van een pictogram. U kunt deze instelling tevens wijzigen met de optie Helderheid van scherm in het venster Basisinstellingen van TOSHIBA Power Saver. ■ Wanneer het interne LCD-scherm wordt ingeschakeld, is het helderheidsniveau gedurende 18 seconden op de maximale waarde ingesteld. ■ Het helderheidsniveau van het scherm is recht evenredig met de beeldscherpte.
Gebruikershandleiding
5-5
Het toetsenbord
Draadloze communicatie: Als uw computer zowel Bluetooth- als draadloze LAN-functies heeft, kunt u op Fn + F8 drukken om te kiezen welk type draadloze communicatie u wilt gebruiken. Wanneer u op deze sneltoets drukt, verschijnt een dialoogvenster. Houd Fn ingedrukt en druk op F8 om de instelling te wijzigen. Als draadloze communicatie is uitgeschakeld, wordt op het scherm gemeld dat de draadlozecommunicatieschakelaar op uit staat. Als er geen apparaat voor draadloze communicatie is geïnstalleerd, wordt geen dialoogvenster weergegeven.
Dubbel aanwijsapparaat: Als u in een Windows-omgeving op Fn + F9 drukt, wordt de padfunctie voor dubbel aanwijsapparaat in- of uitgeschakeld. Wanneer u op deze sneltoets drukt, wordt de huidige instelling veranderd en als pictogram weergegeven.
Resolutie van LCD-scherm selecteren: Druk op Fn + spatietoets om de schermresolutie te wijzigen. Telkens als u op deze sneltoets drukt, verandert de resolutie van het LCD-scherm als volgt: De beschikbare resoluties hangen af van het model. Met XGA kunt u de resolutie instellen op waarden tussen 800 × 600 en 1024 × 768 pixels. Met SXGA is een resolutie tussen 800 × 600 en 1400 × 1050 pixels mogelijk.
Stroompictogram voor optisch station: Druk op de toetsen Fn + Tab om de stroom voor het optische station in te schakelen of de schijflade te openen. Er wordt een dialoogvenster weergegeven als u op deze sneltoets drukt. U kiest tussen de functies door op de Tab-toets te drukken terwijl u de Fn-toets ingedrukt houdt. De gekozen functie wordt uitgevoerd wanneer u de toetsen Fn + Tab loslaat.
TOSHIBA-hulpprogramma Zoom (verkleinen): Om de pictogrammen op het bureaublad of in het toepassingsvenster te verkleinen drukt u op 1 terwijl u Fn ingedrukt houdt. 5-6
Gebruikershandleiding
Het toetsenbord
TOSHIBA-hulpprogramma Zoom (vergroten): Om de pictogrammen op het bureaublad of in het toepassingsvenster te vergroten drukt u op 2 terwijl u Fn ingedrukt houdt.
Fn-plaktoets Met het hulpprogramma TOSHIBA Accessibility kunt u de Fn-toets vergrendelen, zodat u deze toets bij het gebruik van toetscombinaties niet ingedrukt hoeft te houden. In plaats hiervan drukt u eenmaal op de Fntoets, laat u de toets los en drukt u op een functietoets (F1 … F12). U start het hulpprogramma TOSHIBA Accessibility door te klikken op Start, achtereenvolgens Alle programma’s, TOSHIBA en Hulpprogramma’s aan te wijzen en te klikken Accessibility.
Speciale Windows-toetsen Het toetsenbord is voorzien van twee toetsen die in Windows speciale functies hebben: De toets met het Windows-logo activeert het menu Start, en de andere toets, de toepassingstoets, heeft dezelfde functie als de secundaire muisknop.
Deze toets activeert het Windows-menu Start.
Deze toets heeft dezelfde functie als de secundaire muisknop.
Gebruikershandleiding
5-7
Het toetsenbord
Geïntegreerde numerieke toetsen In plaats van een apart numeriek toetsenblok heeft het toetsenbord van uw computer geïntegreerde numerieke toetsen. De toetsen met de grijze opschriften in het midden van het toetsenbord zijn de geïntegreerde numerieke toetsen. Deze toetsen hebben dezelfde functie als de numerieke toetsenbloktoetsen van het uitgebreide toetsenbord met 101/102 toetsen in afbeelding 5-2.
De geïntegreerde numerieke toetsen inschakelen U kunt de geïntegreerde numerieke toetsen gebruiken voor het invoeren van cijfers of voor cursor- en paginabesturing.
Cursormodus U activeert de cursormodus door op Fn + F10 te drukken. Het lampje voor de cursormodus gaat branden. Nu is cursor- en paginabesturing mogelijk met de toetsen die in afbeelding 5-2 worden geïllustreerd. Druk nogmaals op Fn + F10 om de geïntegreerde numerieke toetsen uit te schakelen.
Numerieke modus U activeert de numerieke modus door op Fn + F11 te drukken. Het lampje voor de numerieke modus gaat branden. Nu kunt u cijfers invoeren met de toetsen die in afbeelding 5-2 worden geïllustreerd. Druk nogmaals op Fn + F11 om de geïntegreerde numerieke toetsen uit te schakelen.
Afbeelding 5-2 De geïntegreerde numerieke toetsen
5-8
Gebruikershandleiding
Het toetsenbord
Tijdelijk het gewone toetsenbord gebruiken (geïntegreerde numerieke toetsen aan) Tijdens het gebruik van de geïntegreerde numerieke toetsen kunt u tijdelijk met het gewone toetsenbord werken zonder de geïntegreerde numerieke toetsen uit te schakelen: 1. Houd Fn ingedrukt en druk op een andere toets. Alle toetsen werken alsof de geïntegreerde numerieke toetsen zijn uitgeschakeld. 2. Typ hoofdletters door Fn + Shift ingedrukt te houden en op een lettertoets te drukken. 3. Laat Fn los om de geïntegreerde numerieke toetsen weer in gebruik te nemen.
Tijdelijk de geïntegreerde numerieke toetsen gebruiken (geïntegreerde numerieke toetsen uit) Tijdens het gebruik van het gewone toetsenbord kunt u tijdelijk met de geïntegreerde numerieke toetsen werken zonder deze in te schakelen: 1. Druk op Fn en houd deze toets ingedrukt. 2. Controleer de toetsenbordlampjes. Door op Fn te drukken activeert u de laatstgebruikte modus van de geïntegreerde numerieke toetsen. Als het lampje van de numerieke modus brandt, kunt u de geïntegreerde numerieke toetsen voor het invoeren van cijfers gebruiken. Brandt het lampje van de cursormodus, dan kunt u de geïntegreerde numerieke toetsen gebruiken voor cursor- en paginabesturing. 3. Laat Fn los om het gewone toetsenbord weer in gebruik te nemen.
Tijdelijk van modus wisselen Als de numerieke modus actief is, kunt u tijdelijk naar de cursormodus overschakelen door op een Shift-toets te drukken. Als de cursormodus actief is, kunt u tijdelijk naar de numerieke modus overschakelen door op een Shift-toets te drukken.
ASCII-tekens genereren Niet alle ASCII-tekens kunnen via het gewone toetsenbord worden gegenereerd. U kunt deze tekens echter door middel van hun ASCII-codes genereren. Voer de volgende stappen uit met de geïntegreerde numerieke toetsen ingeschakeld: 1. Houd Alt ingedrukt. 2. Typ de ASCII-code met behulp van de geïntegreerde numerieke toetsen. 3. Laat Alt los; het ASCII-teken verschijnt op het scherm.
Gebruikershandleiding
5-9
Het toetsenbord
Als de geïntegreerde numerieke toetsen zijn uitgeschakeld, voert u de volgende stappen uit: 1. Houd Alt + Fn ingedrukt. 2. Typ de ASCII-code met behulp van de geïntegreerde numerieke toetsen. 3. Laat Alt + Fn los; het ASCII-teken verschijnt op het scherm.
5-10
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 6 Stroomvoorziening en spaarstanden De computer kan via de netadapter, de accu-eenheid of de interne accu van stroom worden voorzien. In dit hoofdstuk leest u hoe u deze energiebronnen optimaal gebruikt en hoe u de accu oplaadt en vervangt. Verder worden tips gegeven voor het besparen van accu-energie en krijgt u informatie over spaarstanden.
Stroomvoorzieningsomstandigheden De bedrijfscapaciteit en de accu-energiestatus van de computer worden beïnvloed door de stroomvoorzieningsomstandigheden: of er een netadapter is aangesloten, of er een accu-eenheid is geïnstalleerd en wat het ladingsniveau van de accu is. Tabel 6-1 Stroomvoorziening
Stroom ingeschakeld
Stroom uitgeschakeld (buiten werking)
Netadapter Accu volledig aangesloten opgeladen
• In werking • Wordt niet opgeladen • Lampje: Accu groen DC IN groen
• Wordt niet opgeladen • Lampje: Accu groen DC IN groen
Hoofdaccu gedeeltelijk opgeladen of leeg
• In werking • Wordt geladen • Lampje: Accu oranje DC IN groen
• Wordt snel opgeladen • Lampje: Accu oranje DC IN groen
Geen accu geïnstalleerd
• In werking • Wordt niet opgeladen • Lampje: Accu uit DC IN groen
• Wordt niet opgeladen • Lampje: Accu uit DC IN groen
Gebruikershandleiding
6-1
Stroomvoorziening en spaarstanden Tabel 6-1 Stroomvoorziening (vervolg)
Stroom ingeschakeld
Stroom uitgeschakeld (buiten werking)
Netadapter Acculading is • In werking niet boven • Lampje: Accu uit aangesloten activeringsniveau DC IN uit lage acculading Acculading is • In werking onder • Lampje: Accu activeringsniveau knippert oranje lage acculading DC IN uit Accu is leeg
Computer wordt afgesloten*1
Geen accu geïnstalleerd
• Buiten werking • Lampje: Accu uit DC IN uit
*1
Om de computer te kunnen afsluiten in de slaapstand, moet u de slaapstand (ofwel winterslaapmodus) op twee plaatsen in TOSHIBA Power Saver activeren: in het venster Winterslaap en met het item Accuwaarschuwingssignaal van het venster Waarschuwingssignaal. Als een hoofdaccu en een tweede accu zijn geïnstalleerd, wordt de computer pas uitgezet wanneer beide accu’s leeg zijn.
Wanneer de accu’s worden opgeladen, wordt de hoofdaccu eerst opgeladen. Zodra deze volledig is opgeladen, wordt de tweede accu opgeladen.
6-2
Gebruikershandleiding
Stroomvoorziening en spaarstanden
Voedingslampjes Zoals in de vorige tabel wordt aangegeven, maken het accu-, DC IN- en aan/uit-lampje op het paneel met systeemlampjes u attent op de bedrijfscapaciteit en de accu-energiestatus van de computer.
Acculampje Aan de hand van het acculampje kunt u de status van de accu controleren. De accustatus wordt als volgt aangeduid: Lampje knippert oranje
De accu is bijna leeg. De netadapter moet worden aangesloten om de accu op te laden.
Lampje brandt oranje
Geeft aan dat de netadapter is aangesloten en dat de accu wordt opgeladen.
Lampje brandt groen
Geeft aan dat de netadapter is aangesloten en dat de accu volledig is opgeladen.
Lampje brandt niet
In alle andere omstandigheden is het lampje uit.
Als de accu-eenheid tijdens het opladen te heet wordt, wordt het opladen stopgezet en gaat het acculampje uit. Wanneer de temperatuur van de accu-eenheid weer normaal is, wordt het opladen voortgezet. Dit gebeurt wanneer de stroom naar de computer is in- of uitgeschakeld.
DC IN-lampje Aan de hand van het DC IN-lampje kunt u de stroomvoorzieningsstatus voor de aangesloten netadapter controleren: Lampje brandt groen
Geeft aan dat de netadapter is aangesloten en de computer van stroom voorziet.
Lampje knippert oranje
Duidt op een probleem met de stroomvoorziening. Steek de netadapter in een ander stopcontact. Indien het probleem aanhoudt, neemt u contact op met de dealer.
Lampje brandt niet
In alle andere omstandigheden is het lampje uit.
Gebruikershandleiding
6-3
Stroomvoorziening en spaarstanden
Aan/uit-lampje Aan de hand van het aan/uit-lampje kunt u de algemene stroomvoorzieningsstatus controleren: Lampje brandt groen
Geeft aan dat de computer van stroom wordt voorzien en is ingeschakeld.
Lampje knippert oranje
Geeft aan dat de computer van stroom wordt voorzien en in de stand-by-modus staat. Het lampje is één seconde aan en twee seconden uit.
Lampje brandt niet
In alle andere omstandigheden is het lampje uit.
Accutypen De computer bevat twee soorten accu’s/batterijen: ■ Accu-eenheid (3600 mAh en 4400 mAh) ■ RTC-batterij (batterij voor de realtime klok)
Accu-eenheid De verwisselbare lithium-ion accu-eenheid, in deze handleiding aangeduid als de hoofdaccu, is de voornaamste energiebron van de computer wanneer de netadapter niet is aangesloten. U kunt extra accu-eenheden kopen voor langdurig computergebruik zonder netstroom. Verwissel de accu-eenheid niet terwijl de netadapter is aangesloten. Alvorens de accu-eenheid te verwijderen dient u uw gegevens op te slaan en de computer af te sluiten of de computer in de slaapstand te zetten. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, wordt de inhoud van het geheugen op de vaste schijf opgeslagen. U kunt uw gegevens voor de zekerheid echter het beste handmatig opslaan.
6-4
Gebruikershandleiding
Stroomvoorziening en spaarstanden
■ De accu-eenheid bestaat uit een lithium-ion batterij. Indien de batterij onjuist wordt vervangen, gebruikt, gehanteerd of afgedankt, bestaat ontploffingsgevaar. Houd u bij het afdanken van de accu aan de plaatselijke verordeningen of voorschriften. Gebruik alleen accu’s die door TOSHIBA zijn aanbevolen. ■ Gebruik altijd de meegeleverde accu-eenheid of een gelijkwaardige accu-eenheid die wordt opgegeven in de gebruikershandleiding. Voltage en polariteit variëren per accu-eenheid. Het gebruik van nietgoedgekeurde accu-eenheden kan leiden tot rookontwikkeling, brand of barsten, mogelijk met ernstig letsel tot gevolg. ■ Houd u bij het verwijderen van gebruikte accu-eenheden altijd aan alle geldende wetten en voorschriften. Breng isolatieband, zoals cellofaantape, aan op de elektrode tijdens het transport om mogelijke kortsluiting, brand of elektrische schokken te voorkomen. Als u dat niet doet, kan dit resulteren in ernstig letsel. ■ Verwijder de accu-eenheid niet terwijl de computer in de stand-bymodus staat. Gegevens worden in het RAM opgeslagen, dus als de stroomvoorziening naar de computer wordt afgebroken, gaan de gegevens verloren. Wanneer de computer in de stand-bymodus wordt gezet en de netadapter niet is aangesloten, levert de accu-eenheid stroom ter handhaving van de gegevens en programma’s in het geheugen. Als de accu-eenheid leeg raakt, functioneert de stand-bymodus niet en gaan alle gegevens in het geheugen verloren. Om de maximale capaciteit van de accu-eenheid te handhaven, dient u de computer ten minste eenmaal per maand op accu-energie te gebruiken tot de accu totaal leeg is. Raadpleeg Gebruiksduur van de accu verlengen in dit hoofdstuk voor procedures. Als de computer geruime tijd (langer dan een maand) continu via de netadapter op netstroom wordt gebruikt, bestaat het risico dat de accucapaciteit wordt aangetast. De accu zal dan niet langer efficiënt functioneren, zelfs als de verwachte gebruiksduur nog niet is verstreken. Bovendien kunt u er niet langer op vertrouwen dat het acculampje gaat branden ter aanduiding van een laag accu-energieniveau.
RTC-batterij (batterij voor de real-time klok) De RTC-batterij (Real Time Clock) levert stroom voor de interne real-time klok en kalender. Deze batterij handhaaft tevens de systeemconfiguratie. Als de RTC-batterij leeg is, gaan deze gegevens verloren en werken de realtime klok en kalender niet meer. In dat geval ziet u het volgende bericht wanneer u de computer weer inschakelt:
S
**** RTC battery is low or CMOS checksum is inconsistent **** Press [F1] key to set Date/Time.
U kunt de instelling van de Real Time Clock wijzigen door op F1 te drukken. Zie hoofdstuk 9, Probleemoplossing voor meer informatie.
Gebruikershandleiding
6-5
Stroomvoorziening en spaarstanden
De RTC-batterij van de computer is een Ni-MH batterij en dient uitsluitend door uw dealer of een TOSHIBA-servicevertegenwoordiger te worden vervangen. Indien de batterij onjuist wordt vervangen, gebruikt, gehanteerd of afgedankt, bestaat ontploffingsgevaar. Houd u bij het afdanken van de accu aan de plaatselijke verordeningen of voorschriften. Zelfs als de netadapter is aangesloten, wordt de RTC-batterij wordt niet opgeladen terwijl de computer is uitgeschakeld
Onderhoud en gebruik van de accu-eenheid De accu-eenheid is een essentieel onderdeel van de draagbare computer. Door de eenheid naar behoren te gebruiken en te onderhouden zorgt u ervoor dat deze langer stroom levert en langer meegaat. Volg de aanwijzingen in dit gedeelte zorgvuldig ter waarborging van veilig gebruik en maximale prestaties. Raadpleeg de bijgesloten Instructiegids voor veiligheid en comfort voor gedetailleerde voorzorgsmaatregelen en hanteringsinstructies. ■ Zorg dat de accu-eenheid correct in de computer is geïnstalleerd voordat u probeert de eenheid op te laden. Onjuiste installatie kan resulteren in beschadiging van de accu-eenheid of in rookontwikkeling of brand. ■ Houd de accu-eenheid buiten het bereik van baby’s en kinderen. De accu kan letsel veroorzaken. ■ Gebruik alleen accu-eenheden die door TOSHIBA zijn aanbevolen. ■ Laad de accu-eenheid op bij een omgevingstemperatuur tussen 5º en 35º Celsius Als u de accu-eenheid bij hogere of lagere temperaturen oplaadt, kan elektrolytische vloeistof ontsnappen en kunnen de werking en de gebruiksduur van de eenheid achteruitgaan. ■ Installeer of verwijder de accu-eenheid nooit voordat de computer is uitgeschakeld en de netadapter is ontkoppeld. Verwijder de accueenheid nooit terwijl de stand-bymodus op de computer is geactiveerd. Doet u dit toch, dan gaan gegevens verloren.
6-6
Gebruikershandleiding
Stroomvoorziening en spaarstanden
■ Verwijder de accu-eenheid nooit terwijl de functie Activering op LAN ingeschakeld is. Doet u dit toch, dan gaan gegevens verloren. Schakel de functie Activering op LAN uit alvorens de accu-eenheid te verwijderen. ■ Verwijder de accu-eenheid nooit terwijl de functie Activering op draadloos LAN is ingeschakeld. Doet u dit toch, dan gaan gegevens verloren. Schakel de functie Activering op draadloos LAN uit alvorens de accu-eenheid te verwijderen. ■ Om de maximale capaciteit van de accu-eenheid te handhaven dient u de computer eenmaal per week op accu-energie te gebruiken tot de eenheid totaal leeg is. Raadpleeg de paragraaf Gebruiksduur van de accu verlengen in dit hoofdstuk voor procedures. Als de computer geruime tijd (langer dan een week) continu op netstroom wordt gebruikt, bestaat het risico dat de accucapaciteit wordt aangetast. De accu-eenheid zal dan niet langer efficiënt functioneren, zelfs als de verwachte levensduur nog niet is verstreken. Bovendien kunt u er niet langer op vertrouwen dat het accu-lampje gaat branden ter aanduiding van een laag accu-energieniveau. ■ Na het opladen van de accu-eenheid dient u de netadapter niet langer dan enkele uren achtereen aangesloten te laten wanneer de computer uit staat. Als u doorgaat met opladen terwijl de accu-eenheid reeds volledig is opgeladen, kan de accu beschadigd raken.
Accu’s opladen Als de lading in de accu-eenheid opraakt, gaat het acculampje oranje knipperen om aan te geven dat er slechts acculading voor enkele minuten resteert. Als u de computer blijft gebruiken terwijl het acculampje knippert, wordt de slaapstand geactiveerd (zodat u geen gegevens verliest) en wordt de computer automatisch afgesloten. De computer kan alleen naar de slaapstand omschakelen als de slaapstandfunctie op twee plaatsen is geactiveerd: op het tabblad Slaapstand van Energiebeheer en op het tabblad Acties instellen van TOSHIBA Power Saver. U moet een accu-eenheid opladen wanneer deze leeg raakt.
Procedures Om een accu-eenheid op te laden terwijl deze in de computer is geïnstalleerd, steekt u het ene uiteinde van de netadapter in de gelijkstroomingang (DC IN 15V) en het andere uiteinde in een functionerend stopcontact. Tijdens het opladen van de accu brandt het acculampje oranje. Gebruik voor het opladen van de accu-eenheid alleen de computer (aangesloten op het stopcontact) of de optionele accu-oplader van TOSHIBA. Probeer nooit om de accu-eenheid met een andere oplader op te laden.
Gebruikershandleiding
6-7
Stroomvoorziening en spaarstanden
Tijd In de volgende tabel wordt aangegeven hoe lang het ongeveer duurt om een lege accu volledig op te laden. Oplaadtijd (uren) Type accu/batterij
Stroom ingeschakeld
Stroom uitgeschakeld
Accu-eenheid (3600 mAh)
4,5 tot 10,0 of langer
circa 3,0
Accu-eenheid (4400 mAh)
5,5 tot 12,0 of langer
circa 3,0
RTC-batterij
8.0
Wordt niet opgeladen
De oplaadtijd wanneer de computer aan is, wordt beïnvloed door de omgevingstemperatuur, de temperatuur van de computer en de manier waarop u de computer gebruikt. Als u bijvoorbeeld intensief gebruik maakt van externe apparaten, wordt de accu tijdens gebruik wellicht nauwelijks opgeladen. Raadpleeg ook de paragraaf Bedrijfstijd van de accu maximaliseren.
Accuaanwijzingen over opladen In de volgende omstandigheden kan het gebeuren dat de accu niet direct wordt opgeladen: ■ De accu is extreem heet of koud. Bij extreem hoge temperaturen kan het gebeuren dat de accu in het geheel niet wordt opgeladen. Om te zorgen dat de accu maximaal wordt opgeladen, dient u bij een kamertemperatuur van 10° tot 30°C op te laden. ■ De accu is praktisch leeg. Laat de netadapter enkele minuten aangesloten; hierna begint het opladen. Als u een accu in de volgende omstandigheden probeert op te laden, kan het gebeuren dat het acculampje een snelle daling in de accubedrijfstijd aangeeft: ■ De accu is lange tijd niet gebruikt. ■ De accu is na verlies van zijn lading lange tijd in de computer gelaten. ■ Een koele accu is in een warme computer geïnstalleerd. Voer in dergelijke gevallen de volgende stappen uit. 1. Ontlaad de accu volledig door deze in de ingeschakelde computer te laten tot de stroom automatisch wordt uitgeschakeld. 2. Sluit de netadapter aan op de DC IN 15V-aansluiting van de computer en op het stopcontact. 3. Laad de accu op tot het acculampje groen brandt. Herhaal deze stappen twee à drie keer tot de accucapaciteit het normale niveau heeft bereikt.
6-8
Gebruikershandleiding
Stroomvoorziening en spaarstanden
Als u de netadapter aangesloten laat, neemt de gebruiksduur van de accu-eenheid af. Gebruik de computer ten minste eenmaal per maand op accu-energie tot de eenheid totaal leeg is. Laad de accu vervolgens op.
Accucapaciteit controleren De resterende accu-energie kan worden gecontroleerd in TOSHIBA Power Saver. ■ Wacht ten minste 16 seconden na het inschakelen van de computer voordat u probeert de resterende bedrijfstijd te controleren. De computer heeft deze tijd nodig om de resterende accucapaciteit te controleren en de resterende bedrijfstijd te berekenen op basis van het huidige stroomverbruik en de resterende accucapaciteit. De werkelijke resterende bedrijfstijd kan enigszins afwijken van de berekende tijd. ■ Bij herhaald ontladen en opladen zal de capaciteit van de accu geleidelijk afnemen. Een veelgebruikte oudere accu zal derhalve niet zo lang werken als een nieuwe accu, zelfs indien beide volledig opgeladen zijn. In dat geval toont TOSHIBA Power Saver een capaciteit van 100% voor zowel de oude als de nieuwe accu, maar is de weergegeven resterende bedrijfstijd voor de oudere accu korter.
Bedrijfstijd van de accu maximaliseren De bruikbaarheid van een accu is afhankelijk van de gebruiksduur die één acculading levert. Hoe lang de lading van een accu meegaat, hangt af van de volgende factoren: ■ de configuratie van de computer (of u bijvoorbeeld energiebesparingsopties hebt geactiveerd). In TOSHIBA Power Saver kunt u een modus voor het besparen van accu-energie instellen. Deze modus heeft de volgende opties: ■ CPU-verwerkingssnelheid ■ Helderheid van scherm ■ Koelmethode ■ Systeem op stand-by ■ Systeem in slaapstand ■ Monitor uit ■ Vaste schijf uit ■ frequentie en duur van het gebruik van de vaste schijf, het optische station en het diskettestation; ■ het oorspronkelijke ladingsniveau van de accu; ■ de wijze waarop u gebruik maakt van optionele apparaten (zoals een PC-kaart) die door de accu van stroom worden voorzien; ■ het activeren van de stand-by-modus bij regelmatig in- en uitschakelen van de computer; Gebruikershandleiding
6-9
Stroomvoorziening en spaarstanden
■ de locatie waar u uw programma’s en gegevens opslaat; ■ het sluiten van het LCD-scherm wanneer u het toetsenbord niet gebruikt om energie te besparen; ■ de omgevingstemperatuur (de gebruiksduur neemt af bij lage temperaturen); ■ de toestand van de accupolen. Zorg dat de polen schoon blijven door ze met een schone, droge doek af te vegen voordat u de accu-eenheid installeert.
Gegevens behouden bij uitschakelen van computer Als u de computer uitschakelt terwijl de accu’s volledig zijn opgeladen, zorgen de accu’s dat gegevens gedurende de volgende tijdsduur behouden blijven: Bewaartijd Type accu/batterij
Stand en bewaartijd
Accu-eenheid (3600 mAh)
circa 5 dagen (stand-by-modus) circa 65 dagen (opstartmodus)
Accu-eenheid (4400 mAh)
circa 6 dagen (stand-by-modus) circa 80 dagen (opstartmodus)
RTC-batterij
30 dagen
Gebruiksduur van de accu verlengen U kunt de levensduur van de accu-eenheid als volgt verlengen: ■ Ontkoppel de computer ten minste eenmaal per maand van de netstroom en gebruik het systeem op accu-energie tot de accu-eenheid totaal leeg is. Voer eerst de volgende stappen uit: 1. Schakel de computer uit. 2. Ontkoppel de netadapter en schakel de computer in. Als de computer niet wordt opgestart, gaat u naar stap 4. 3. Laat de computer vijf minuten aanstaan. Als de accu-eenheid voldoende capaciteit heeft voor vijf minuten, laat u de computer aanstaan tot de accu-eenheid totaal leeg is. Als het acculampje gaat knipperen of als u op een andere manier wordt geattendeerd op een laag accu-energieniveau, gaat u verder met stap 4. 4. Sluit de netadapter op de computer aan en steek de stekker in het stopcontact. Het DC IN-lampje en het accu-lampje gaan respectievelijk groen en oranje branden, wat betekent dat de accueenheid wordt opgeladen. Als het DC IN-lampje niet brandt, wordt de computer niet van stroom voorzien. Controleer in dat geval of de netadapter en het netsnoer correct zijn aangesloten. 5. Laad de accu-eenheid op tot het acculampje groen brandt. ■ Als u extra accu-eenheden hebt, gebruik deze dan afwisselend.
6-10
Gebruikershandleiding
Stroomvoorziening en spaarstanden
■ Verwijder de accu-eenheid als u het systeem geruime tijd (langer dan een maand) niet gebruikt. ■ Ontkoppel de netadapter wanneer de accu volledig is opgeladen. Te lang laden van de accu leidt tot oververhitting en verkort de gebruiksduur. ■ Ontkoppel de netadapter als de computer langer dan acht uur buiten gebruik blijft. ■ Bewaar reserve-accu’s op een koele, droge plek zonder direct zonlicht.
De accu-eenheid vervangen De accu-eenheid is een verbruiksartikel. De gebruiksduur van de accu-eenheid neemt geleidelijk af wanneer deze herhaaldelijk wordt opgeladen en ontladen. De accu-eenheid moet worden vervangen wanneer het einde van de gebruiksduur is bereikt. U kunt een lege accu-eenheid ook vervangen door een reserve-accu als u de computer niet op het elektriciteitsnet hebt aangesloten. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de accu-eenheid verwijdert en installeert. Voer de volgende stappen uit om een lege accu-eenheid te verwijderen. ■ Verwijder de accu-eenheid niet terwijl de computer in de stand-bymodus staat. Gegevens worden in het RAM opgeslagen, dus als de stroomvoorziening naar de computer wordt afgebroken, gaan de gegevens verloren. ■ In de slaapstand gaan gegevens verloren als u de accu-eenheid verwijdert of de netadapter ontkoppelt voordat het opslagproces is voltooid. Wacht tot het lampje van de vaste schijf uitgaat. ■ Raak de accu-ontgrendelingsschuif niet aan terwijl u de computer vasthoudt omdat de accu-eenheid er dan uit kan vallen doordat de accuhouder per ongeluk wordt ontgrendeld en letsel kan veroorzaken. 1. 2. 3. 4.
Sla uw werk op. Schakel de computer uit. Controleer of het aan/uit-lampje uit is. Ontkoppel alle kabels van de computer. Sluit het LCD-beeldscherm en leg de computer ondersteboven.
5. Schuif de accuvergrendeling (1) in de ontgrendelde stand( ). (Duw de vergrendeling in richting van de pijl getoond in afbeelding 6-1).
Gebruikershandleiding
6-11
Stroomvoorziening en spaarstanden
6. Duw de accuontgrendeling in richting van de pijl getoond in afbeelding 6-1 om de accu-eenheid los te maken. Accuvergrendeling Ontgrendelingsschuif accuhouder
Opening
Accu-eenheid
Afbeelding 6-1 De accu-eenheid vrijgeven
7. Plaats uw vingernagel in de opening en til de accu-eenheid omhoog. 8. Scheid de accu-eenheid en het accudeksel van elkaar door de klemmetjes los te maken. Accu-eenheid Accuklep
Accuklemmetjes
Afbeelding 6-2 De accu-eenheid en het accudeksel van elkaar scheiden
Voer de volgende stappen uit om een accu te installeren. Raak de ontgrendelingsschuif van de accuhouder niet aan terwijl u de computer vasthoudt. Als u de schuif per ongeluk opzij duwt, kan de accueenheid vallen en kunt u zich bezeren.
6-12
Gebruikershandleiding
Stroomvoorziening en spaarstanden
1. Bevestig het accudeksel op de accueenheid. 2. Plaats de accueenheid in de sleuf voor de accueenheid en vergrendel deze.
Accuvergrendeling
Accu-eenheid
Afbeelding 6-3 De accu-eenheid vergrendelen
3. Zorg dat de accu-eenheid correct is geplaatst en dat de accuvergrendeling in de vergrendelde stand staat ( ). 4. Draai de computer om.
TOSHIBA-wachtwoordhulpprogramma Het TOSHIBA-wachtwoordhulpprogramma verschaft twee niveaus van wachtwoordbeveiliging: Gebruiker en Supervisor. Wachtwoorden die met TOSHIBA-wachtwoordhulpprogramma worden ingesteld, verschillen van het Windows-wachtwoord.
Gebruikerswachtwoord Start het hulpprogramma door de volgende items te selecteren: Start -> Alle programma’s -> TOSHIBA -> Hulpprogramma’s -> Wachtwoordhulpprogramma Het dialoogvenster Gebruikerswachtwoord bevat twee hoofdvakken: Gebruikerswachtwoord en Gebruikerstoken. Gebruikersverificatie is mogelijk vereist om de gebruikersrechten te controleren wanneer u “TOSHIBA Wachtwoordhulpprogramma” gebruikt om wachtwoorden te verwijderen of te wijzigen, tokens te maken en dergelijke.
Gebruikershandleiding
6-13
Stroomvoorziening en spaarstanden
Het vak Gebruikerswachtwoord ■ Instellen (knop) Klik op deze knop om een wachtwoord van maximaal 50 tekens te registreren. Na het instellen van een wachtwoord wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren wanneer u de computer opstart. Schakel ’Dezelfde tekenreeks tegelijk instellen met het gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf’ in wanneer u het wachtwoord voor de vaste schijf instelt. ■ Wachtwoorden voor vaste schijven worden op sommige modellen niet ondersteund. ■ Nadat u het wachtwoord hebt ingesteld, verschijnt een dialoogvenster met de vraag of u het wachtwoord op een diskette of een ander medium wilt opslaan. Als u het wachtwoord vergeet, kunt u het wachtwoordbestand op een andere computer openen. Bewaar de diskette/schijf met het wachtwoordbestand op een veilige plaats. ■ Wanneer u de tekenreeks invoert om het wachtwoord te registreren, dient u elk teken via het toetsenbord te typen. Voer het wachtwoord niet in als ASCII-code of door middel van kopiëren en plakken. Controleer bovendien of het geregistreerde wachtwoord correct is door de tekenreeks naar het wachtwoordbestand uit te voeren. ■ Gebruik voor wachtwoorden geen tekens (zoals “!” of “#”) die worden ingevoerd door op SHIFT, ALT en dergelijke te drukken. ■ Verwijderen (knop) Klik op deze knop om een geregistreerd wachtwoord te verwijderen. Voordat u een wachtwoord kunt verwijderen, moet u het huidige wachtwoord correct invoeren of een geldig token plaatsen. Gebruik BIOS Setup als u het wachtwoord voor de vaste schijf wilt wijzigen of verwijderen of een hoofdwachtwoord voor de vaste schijf wilt instellen. ■ Wijzigen (knop) Klik op deze knop om een geregistreerd wachtwoord te wijzigen. Voordat u een wachtwoord kunt wijzigen, moet u het huidige wachtwoord correct invoeren of een geldig token plaatsen. Gebruik BIOS Setup als u het wachtwoord voor de vaste schijf wilt wijzigen of verwijderen of een hoofdwachtwoord voor de vaste schijf wilt instellen. Gebruik voor wachtwoorden geen tekens (zoals “!” of “#”) die worden ingevoerd door op SHIFT, ALT en dergelijke te drukken. ■ Eigenaarsreeks (tekstvak) U kunt dit vak gebruiken om tekst aan het wachtwoord te koppelen. Klik na het invoeren van de tekst op Toepassen of OK. Wanneer de computer wordt gestart, wordt deze tekst weergegeven samen met een melding waarin u om een wachtwoord wordt gevraagd.
6-14
Gebruikershandleiding
Stroomvoorziening en spaarstanden
■ Als u het gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf vergeet, kan TOSHIBA u NIET helpen en wordt de vaste schijf VOLLEDIG en VOORGOED ONBRUIKBAAR. TOSHIBA kan NIET verantwoordelijk worden gesteld voor verlies van gegevens, voor het feit dat de vaste schijf niet bruikbaar of toegankelijk is of voor enig ander verlies dat u of een persoon in uw organisatie lijdt doordat de vaste schijf niet meer toegankelijk is. Stel geen gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf in als u dit risico niet aanvaardt. ■ Wanneer u het hoofdwachtwoord voor de vaste schijf instelt, slaat u de instellingen voor het gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf op in het BIOS SETUP-programma. ■ Wanneer u het gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf opslaat, moet u de computer uitschakelen en opnieuw opstarten. Als u de computer niet uitschakelt en opnieuw opstart, worden de opgeslagen gegevens mogelijk niet correct toegepast. Raadpleeg De computer inschakelen in hoofdstuk 3 voor meer informatie over het uitschakelen of opnieuw opstarten van de computer. Raadpleeg de paragraaf Het BIOS Setup-hulpprogramma starten en afsluiten in hoofdstuk 7, voor meer informatie.
Het vak Gebruikerstoken ■ Maken (knop) In plaats van het wachtwoord in te voeren kunt u een SD-kaarttoken gebruiken. Plaats een SD-kaart nadat u een wachtwoord hebt geregistreerd en klik op Maken. U kunt een SD-kaart van elke capaciteit gebruiken, mits deze correct is geformatteerd. Als een ongeformatteerde kaart of een kaart met een incompatibele indeling wordt ingebracht, wordt u verzocht de kaart te formatteren met het hulpprogramma TOSHIBA SD-geheugenkaart formatteren. U start het formatteringsprogramma door de volgende items te selecteren: Start -> Alle programma’s -> TOSHIBA -> Hulpprogramma’s -> SD-geheugenkaart formatteren Wanneer u een SD-geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens gewist. Sla de gegevens op de kaart dus vóór het formatteren op een ander medium op. ■ Uitschakelen (knop) Klik op deze knop om het token ongeldig te maken. U kunt oude tokens niet opnieuw geldig maken, maar u kunt dezelfde SD-kaarten gebruiken om nieuwe tokens te maken. Nadat u het token voor de verificatie hebt gebruikt, dient u deze niet in de SD-kaartsleuf te laten zitten. Verwijder het token uit de sleuf en berg deze op een veilige locatie op. Als het token in de sleuf aanwezig blijft, loopt u het risico van diefstal of kan een ander het token gebruiken voor verificatie en de computer gebruiken (en zo gegevens wijzigen of verwijderen) wanneer u niet achter uw pc zit. Gebruikershandleiding
6-15
Stroomvoorziening en spaarstanden
Supervisorwachtwoord Als u een supervisorwachtwoord instelt, zijn bepaalde functies mogelijk beperkt wanneer een gebruiker zich aanmeldt met het gebruikerswachtwoord. Als u een supervisorwachtwoord wilt instellen, voert u het bestand TOSPU.EXE uit. De locatie van dit bestand is: C:\Program Files\Toshiba\Windows Utilities\SVPWTool\TOSPU.EXE Met dit hulpprogramma kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren: ■ het supervisorwachtwoord registreren, verwijderen of wijzigen; ■ een supervisorwachtwoordtoken maken of ongeldig maken. Deze functie in het TOSHIBA Wachtwoordprogramma biedt u de keuze tussen het ongeldig maken van hetzij supervisortokens hetzij alle tokens, met inbegrip van gebruikers- en supervisortokens. ■ beperkingen voor gewone gebruikers opgeven.
De computer opstarten met een wachtwoord Als u al een wachtwoord hebt geregistreerd, kunt u de computer op twee manieren opstarten: ■ Plaats een SD-kaarttoken alvorens de computer in te schakelen. De computer word normaal opgestart en u wordt niet om een wachtwoord gevraagd. ■ Haal uw vinger over de sensor als u uw vingerafdruk al hebt geregistreerd met het vingerafdrukprogramma en vingerafdrukverificatie bij het opstarten hebt ingeschakeld. Als u uw vinger niet wilt gebruiken of als de vingerafdruk om een of andere reden niet kan worden geverifieerd, drukt u op de toets Backspace om het venster voor vingerafdrukverificatie over te slaan. U kunt maximaal vijfmaal proberen uw vingerafdruk te laten verifiëren. Als de vingerafdrukverificatie vijfmaal mislukt, moet u het wachtwoord handmatig invoeren om de computer te starten. ■ Voer het wachtwoord handmatig in. Het wachtwoord is alleen nodig als de computer in de opstart- en slaapmodus is afgesloten. U hebt het niet nodig in de stand-by-modus en bij opnieuw starten. U gaat als volgt te werk om een wachtwoord handmatig in te voeren: 1. Schakel de computer in volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 3, Voor u begint. Het volgende bericht wordt weergegeven:
S
Wachtwoord=
2. Voer het wachtwoord in. 3. Druk op Enter. Als u het wachtwoord driemaal achtereen onjuist invoert, wordt de computer afgesloten. In dat geval schakelt u de computer opnieuw in en probeert u opnieuw het wachtwoord in te voeren.
6-16
Gebruikershandleiding
Stroomvoorziening en spaarstanden
Spaarstanden De computer heeft de volgende spaarstanden: ■ Opstartmodus: de computer wordt afgesloten zonder gegevens op te slaan. Sla uw werk altijd op voordat u de computer uitschakelt in de opstartmodus. ■ Slaapstand: de gegevens in het geheugen worden op de vaste schijf opgeslagen. ■ Stand-by: de gegevens worden bewaard in het hoofdgeheugen van de computer. Raadpleeg tevens de paragraaf De computer inschakelen en De computer uitschakelen in hoofdstuk 3, Voor u begint.
Windows-hulpprogramma’s U kunt diverse instellingen configureren die aan de stand-by-modus en de slaapstand in TOSHIBA Power Saver zijn gekoppeld.
Sneltoetsen U kunt de stand-by-modus inschakelen met de sneltoets Fn + F3 en de slaapstand met Fn + F4. Raadpleeg hoofdstuk 5, Het toetsenbord voor meer informatie.
In-/uitschakelen via LCD U kunt de computer zo instellen dat de stroom automatisch wordt uitgeschakeld als u het LCD-scherm sluit. Als u het scherm vervolgens opent terwijl de computer in de stand-by-modus of de slaapstand is, wordt de stroom ingeschakeld. Als de functie Uitschakelen via LCD is geactiveerd en u Windows handmatig afsluit, dient u het LCD-scherm niet te sluiten voordat het afsluitproces is voltooid.
Systeem automatisch uitschakelen Met deze functie wordt het systeem automatisch uitgeschakeld zodra de ingestelde tijdlimiet voor systeeminactiviteit verstrijkt. Het systeem wordt afgesloten in de stand-by-modus of in de slaapstand in Windows.
Gebruikershandleiding
6-17
Stroomvoorziening en spaarstanden
6-18
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 7 HW Setup In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de computer met het programma TOSHIBA HW Setup configureert en hoe u Execute-Disable Bit Capability en TPM instelt.
HW Setup starten Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en selecteer TOSHIBA HW Setup om HW Setup uit te voeren.
Het HW Setup-venster Het venster HW Setup bevat de volgende tabbladen: Algemeen, Beeldscherm, Opstartprioriteit, Toetsenbord, CPU, LAN, Apparaatconfiguratie, Parallel/Printer en USB. Er zijn ook drie knoppen: OK, Annuleren en Toepassen. OK
Bevestigt uw wijzigingen en sluit het HW Setupvenster.
Annuleren
Sluit het venster zonder uw wijzigingen door te voeren.
Toepassen
Bevestigt al uw wijzigingen zonder het HW Setup-venster te sluiten.
Gebruikershandleiding
7-1
HW Setup
Algemeen Dit venster toont de BIOS-versie en bevat twee knoppen: Standaard en Versie. Standaard
De fabrieksinstellingen van alle HW Setup-opties herstellen.
Info
Versiegegevens van HW Setup weergeven.
Setup Dit veld toont de BIOS-versie met de datum.
Beeldscherm In dit tabblad kunt u de weergave-instellingen voor het interne LCD-scherm of een externe monitor opgeven.
Beeldscherm bij opstarten Hiermee kunt u selecteren welk beeldscherm bij het opstarten van de computer moet worden gebruikt. (Deze optie kan alleen worden ingesteld in de SVGA-modus en is niet beschikbaar via de eigenschappen van het Windows-bureaublad.) Autom. geselecteerd
Selecteert een externe monitor als er een is aangesloten. Anders selecteert u met deze optie het interne LCD-scherm (dit is de standaardinstelling).
LCD + Analoog RGB Selecteert zowel het interne LCD als de externe monitor voor gelijktijdige weergave. Als de huidige grafische modus van de computer niet wordt ondersteund door de aangesloten externe monitor, wordt het beeld niet op die monitor weergegeven wanneer u de modus LCD + Analoog RGB selecteert. Wanneer Windows wordt gestart, wordt het scherm weergegeven op de externe monitor indien deze is aangesloten voordat de notebook werd uitgeschakeld en nog steeds aangesloten is wanneer de computer weer wordt ingeschakeld. Anders wordt het scherm op de interne LCD weergegeven.
7-2
Gebruikershandleiding
HW Setup
Opstartprioriteit Opstartprioriteitsopties Hier kunt u de prioriteit voor het opstarten van de computer instellen. Selecteer een van de volgende instellingen: HDD −> FDD −> CD-ROM −> LAN
De computer zoekt in deze volgorde naar opstartbare bestanden: Vaste schijf, diskettestation*1, CD-ROM*2 en LAN (standaardinstelling).
FDD −> HDD −> CD-ROM −> LAN
De computer zoekt in deze volgorde naar opstartbare bestanden: diskettestation*1, vaste schijf, CD-ROM*2 en LAN.
HDD −> CD-ROM −> LAN −> FDD
De computer zoekt in deze volgorde naar opstartbare bestanden: vaste schijf, CD-ROM*2, LAN en diskettestation*1.
FDD −> CD-ROM −> LAN −> HDD
De computer zoekt in deze volgorde naar opstartbare bestanden: diskettestation*1, CD-ROM*2, LAN en vaste schijf.
CD-ROM −> LAN −> HDD −> FDD
De computer zoekt in deze volgorde naar opstartbare bestanden: CD-ROM*2, LAN, vaste schijf, diskettestation*1.
CD-ROM −> LAN −> FDD −> HDD
De computer zoekt in deze volgorde naar opstartbare bestanden: CD-ROM*2, LAN, diskettestation*1 en vaste schijf.
U kunt de instellingen annuleren en handmatig een opstartapparaat selecteren door tijdens het opstarten van de computer op een van de volgende toetsen te drukken: U
Selecteert het USB-diskettestation.
N
Selecteert het netwerk.
1
Selecteert de primaire vaste schijf.
C
Selecteert het CD-ROM-station*2.
M
Selecteert het USB-geheugen.
*1 Het diskettestation wordt gebruikt om de computer op te starten als het externe station op een opstartbare schijf bevat. Als er eveneens SD-geheugen is geïnstalleerd, wordt eerst het externe diskettestation gecontroleerd en daarna het SD-geheugen. *2 Het optische station wordt gebruikt om de computer op te starten als het station een opstartbare schijf bevat.
Gebruikershandleiding
7-3
HW Setup
Voer de volgende stappen uit om het opstartstation te wijzigen: 1. Houd F12 ingedrukt en start de computer op. 2. Een menu met de volgende pictogrammen wordt weergegeven: Interne vaste schijf, CD-ROM, diskettestation (of SD-geheugenkaart), netwerk (LAN), USB-geheugen.
Onder het geselecteerde apparaat verschijnt een balk. 3. Gebruik de pijltoets links/rechts om het gewenste opstartapparaat te markeren en druk op Enter. ■ Als alleen een supervisorwachtwoord is ingesteld, dient u op het volgende te letten: ■ Het menu met opstartapparaten verschijnt als de optie “HW Setup kan worden uitgevoerd” is geselecteerd. ■ Het menu met opstartapparaten verschijnt niet als de optie “HW Setup kan niet worden uitgevoerd” is geselecteerd. ■ Als zowel een supervisorwachtwoord als een gebruikerswachtwoord is ingesteld, dan geldt het volgende: ■ Het menu met opstartapparaten verschijnt als u het supervisorwachtwoord of het gebruikerswachtwoord gebruikt om de computer op te starten en de optie “HW Setup kan worden uitgevoerd” is geselecteerd. ■ Het menu met opstartapparaten verschijnt niet als u het gebruikerswachtwoord gebruikt om de computer op te starten en de optie “HW Setup kan niet worden uitgevoerd” is geselecteerd. ■ Het menu met opstartapparaten verschijnt niet als u het supervisorwachtwoord gebruikt om de computer op te starten, zelfs niet als de optie “HW Setup kan niet worden uitgevoerd” is geselecteerd. De hierboven beschreven methoden om het opstartapparaat te selecteren veranderen de opstartprioriteit die in HW Setup is ingesteld niet. Als u daarnaast op een andere toets dan de genoemde drukt of als het geselecteerde apparaat niet is geïnstalleerd, wordt het systeem opgestart op basis van de huidige en beschikbare instellingen in HW Setup.
7-4
Gebruikershandleiding
HW Setup
Prioriteitsopties vaste schijf Als er meer dan één vaste schijf in de computer is geïnstalleerd, kunt u met deze optie de prioriteit voor schijfdetectie instellen. Als de eerste gedetecteerde vaste schijf een opstartopdracht heeft, wordt het systeem vanaf die schijf opgestart. Interne vaste schijf De prioriteit is ingesteld op interne vaste schijf -> USB. -> USB (standaardinstelling) USB -> interne vaste schijf
De prioriteit is ingesteld op USB -> interne vaste schijf.
■ Als op de eerste gedetecteerde vaste schijf geen opstartopdracht wordt gevonden, wordt het systeem niet vanaf de andere vaste schijf opgestart. In dat geval wordt het volgende apparaat in de opstartprioriteit afgezocht naar een opstartopdracht. ■ Sommige modules worden mogelijk niet weergegeven.
BIOS-ondersteuning USB-geheugentype Stelt het type USB-geheugen als opstartapparaat in. Vaste schijf
Stelt het type USB-geheugen in op de vaste schijf (standaardinstelling). * Op basis van de volgorde van de vaste schijf die is ingesteld via [Opstartprioriteitsopties]. U kunt de volgorde ten opzichte van de andere vaste schijf instellen via [Prioriteitsopties vaste schijf].
FDD
Stelt het type USB-geheugen in op FDD (diskettestation). * Op basis van de volgorde van het diskettestation die is ingesteld via [Opstartprioriteitsopties].
Opstartprotocol netwerk Met deze functie wordt het protocol voor remote opstarten vanaf het netwerk ingesteld. Opstartprotocol netwerk wordt niet weergegeven voor Gigabit Ethernet LAN. [PXE]PXE wordt ingesteld als protocol (standaardinstelling). [RPL] RPL wordt ingesteld als protocol.
Gebruikershandleiding
7-5
HW Setup
Toetsenbord Fn-toets op extern toetsenbord Met deze optie kunt u op een extern toetsenbord een toetscombinatie instellen die de Fn-toets op het interne toetsenbord van de computer emuleert. Als u een toetscombinatie ter vervanging van de Fn-toets instelt, kunt u sneltoetsen gebruiken door de ingestelde combinatie in te drukken in plaats van de Fn-toets (alleen van toepassing op PS/2-toetsenborden). Uitgeschakeld
Geen Fn-toetsequivalent (standaardinstelling).
Fn-equivalent
Ctrl links Ctrl-Rechts Alt-Links Alt-Rechts Alt-Links
+ + + + +
Alt-Links Alt-Rechts Shift-Links Shift-Rechts Caps Lock
Als u voor deze optie Ctrl links + Alt links of Ctrl rechts + Alt rechts selecteert, kunt u de geselecteerde toetsen niet in combinatie met de Del-toets gebruiken om de computer opnieuw op te starten. Selecteert u bijvoorbeeld Ctrl links + Alt links, dan moet u Ctrl rechts, Alt rechts en Del gebruiken om de computer opnieuw op te starten. De combinatie Ctrl links, Alt links en Del kan in dat geval niet worden gebruikt.
Activering op toetsenbord Als deze functie actief is en de computer stand-by staat, kunt u de computer inschakelen door op een willekeurige toets te drukken. De functie is alleen van toepassing op het interne toetsenbord en werkt alleen wanneer de computer in de stand-by-modus staat. Ingeschakeld
Schakelt Activering op toetsenbord in.
Uitgeschakeld Schakelt Activering op toetsenbord uit (standaardinstelling).
7-6
Gebruikershandleiding
HW Setup
CPU Met deze functie kunt u de bedrijfsmodus van de CPU instellen. Deze optie wordt alleen weergegeven op modellen met een Intel® Core™ Duo-processor of een Intel® Core™ Solo-processor.
Dynamische CPU-frequentiemodus Deze optie biedt de keuze uit de volgende instellingen: Dynamisch schakelbaar
De schakelfunctie voor het energieverbruik en de kloksnelheid van de processor is ingeschakeld. Wanneer de computer wordt gebruikt, wordt de werking van de processor automatisch omgeschakeld zodra dit nodig is (standaardinstelling).
Altijd hoog
De schakelfunctie voor het energieverbruik en de kloksnelheid van de processor is uitgeschakeld. De processor werkt altijd op maximale snelheid.
Altijd laag
De schakelfunctie voor het energieverbruik en de kloksnelheid van de processor is uitgeschakeld. De processor werkt altijd op standaardsnelheid en met standaardenergieverbruik.
LAN Activering op LAN Deze functie zorgt dat de computer wordt opgestart zodra een activeringssignaal van het LAN wordt ontvangen. Ingeschakeld
Schakelt Activering op LAN in.
Uitgeschakeld
Schakelt Activering op LAN uit (standaardinstelling).
Installeer of verwijder geen optionele geheugenmodule zolang Activering op LAN is ingeschakeld. De functie Activering op LAN werkt niet zonder de netadapter. Laat de netadapter aangesloten als u deze functie gebruikt.
Intern LAN Met deze functie wordt het interne LAN in- of uitgeschakeld. Ingeschakeld
Schakelt functies voor het geïntegreerde LAN in (standaardinstelling).
Uitgeschakeld
Schakelt functies voor intern LAN uit.
Gebruikershandleiding
7-7
HW Setup
Apparaatconfiguratie Apparaatconfiguratie Met deze optie kunt u de apparaatconfiguratie instellen. Alle apparaten
Alle apparaten worden door het BIOS ingesteld.
Config door best.sys
Het besturingssysteem stelt de apparaten in die door het besturingssysteem kunnen worden bestuurd (standaardinstelling).
Parallel/Printer Op sommige modellen is het tabblad Parallel/Printer beschikbaar. In dit tabblad kunt u de parallelle-poortmodus instellen. Gebruik Windows Apparaatbeheer om instellingen voor de parallelle poort op te geven.
Parallelle-poortmodus De opties in dit tabblad zijn ECP en Standaard bidirectioneel. ECP
Stelt het poorttype op Extended Capabilities Port (ECP) in. Voor de meeste printers moet de poort worden ingesteld op ECP (standaardinstelling).
Standaard bidirectioneel
Deze instelling moet voor enkele andere parallelle apparaten worden gebruikt.
USB Emulatie USB Legacy-t.borden/-muizen Met deze optie schakelt u de emulatie van USB Legacy-toetsenborden en muizen in of uit. Zelfs als USB niet door uw besturingssysteem wordt ondersteund, kunt u een USB-muis en -toetsenbord gebruiken door de optie Emulatie USB Legacy-t.borden/-muizen in te schakelen.
7-8
Ingeschakeld
Schakelt emulatie van USB Legacytoetsenborden/-muizen in (standaardinstelling).
Uitgeschakeld
Schakelt de optie USB KB/Mouse Legacy Emulation uit.
Gebruikershandleiding
HW Setup
Emulatie USB Legacy-diskettestations Met deze optie schakelt u emulatie van overerfde USB-diskettestations in of uit. Zelfs als USB niet door uw besturingssysteem wordt ondersteund, kunt u een USB-diskettestation gebruiken door de optie Emulatie USB Legacy-diskettestations in te schakelen. Ingeschakeld
Schakelt emulatie van USB Legacydiskettestations in (standaardinstelling).
Uitgeschakeld
Schakelt emulatie van USB Legacydiskettestations uit.
Het BIOS Setup-hulpprogramma starten en afsluiten Opmerkingen voordat u de BIOS Setup gebruikt ■ In de meeste gevallen wijzigt u de systeemconfiguratie in Windows met toepassingen als TOSHIBA HW Setup, TOSHIBAwachtwoordhulpprogramma, TOSHIBA Power Saver, Windows Apparaatbeheer enzovoort. Als u de configuratie wijzigt met het BIOS Setup-programma, dient u zich te realiseren dat de configuratieinstellingen die in de Windows-toepassingen zijn opgegeven, voorrang hebben. ■ De wijzigingen in het BIOS Setup-programma worden niet gewist, zelfs niet als u de voeding uitschakelt en de hoofdaccu verwijdert. Als de ingebouwde RTC-batterij echter leeg raakt, worden de meeste standaardinstellingen hersteld. In dat geval blijven de volgende parameters echter ongewijzigd: • Wachtwoord • Wachtwoord voor vaste schijf • Beveiligingscontroller
Het BIOS Setup-hulpprogramma starten 1. Houd de Esc-toets ingedrukt en zet de computer aan. Als “Password =” wordt weergegeven, typt u het supervisorwachtwoord (als er een is ingesteld) of het gebruikerswachtwoord en drukt u op de Enter-toets. Raadpleeg hoofdstuk 6, het TOSHIBA-wachtwoordhulpprogramma, voor informatie over het gebruikerswachtwoord. Het bericht “Check system. Then press [F1] key.” wordt weergegeven. 2. Druk op F1. Het BIOS Setup-hulpprogramma start. Selecteer Execute-Disable Bit Capability of instellingen in de beveiligingscontroller als u wijzigingen wilt aanbrengen. Volg de instructies die op het instellingenscherm worden weergegeven.
Gebruikershandleiding
7-9
HW Setup
Het BIOS Setup-hulpprogramma afsluiten Sla de wijzigingen op en sluit het programma af. 1. Druk op End. Het bericht “Are you sure? (Y/N) The changes you made will cause the system to reboot.” wordt weergegeven. 2. Druk op J. De geconfigureerde instellingen worden opgeslagen en het BIOS Setup-hulpprogramma wordt afgesloten. Afhankelijk van de gewijzigde instellingen start de computer mogelijk opnieuw op.
Het BIOS Setup-hulpprogramma halverwege afsluiten U kunt de configuratie-instellingen halverwege afsluiten zonder de gemaakte wijzigingen op te slaan. 1. Druk op de Esc-toets. Het bericht “Exit without saving? (Y/N)” wordt weergegeven. 2. Druk op J. Het BIOS Setup-hulpprogramma wordt afgesloten.
Core Multi - Processing De optie Core Multi-Processing stelt de CPU-werkingsmodus in. Deze optie wordt alleen weergegeven op modellen met een Intel® Core™ Duo-processor. Ingeschakeld betekent dat de Dual Core-modus is geactiveerd. Uitgeschakeld betekent dat de Single Core-modus is geactiveerd. Ingeschakeld
Schakelt Core Multi - Processing-functies in (standaard).
Uitgeschakeld
Schakelt Core Multi - Processing-functies uit.
Virtualization Technology Via Virtualization Technology schakelt u de Intel-virtualisatietechnologie in de CPU in of uit. De Intel-virtualisatietechnologie is een techniek die het mogelijk maakt dat één computer kan fungeren als meerdere virtuele machines. De virtualisatietechnologie wordt ondersteund door bepaalde modellen. De opdracht Disabled staat het gebruik van de Intel-virtualisatietechnologie niet toe.
7-10
Gebruikershandleiding
HW Setup
De opdracht Enabled staat het gebruik van de Intel-virtualisatietechnologie toe. Ingeschakeld
Schakelt virtualisatietechnologie in.
Uitgeschakeld
Schakelt virtualisatietechnologie uit (standaard).
Enhanced C-States Deze functie schakelt Enhanced C-States in of uit. Ingeschakeld
Hiermee verlaagt u het stroomverbruik.
Uitgeschakeld
Het stroomverbruik wordt niet verlaagd.
Execute-Disable Bit Capability Deze instelling, die op de eerste pagina van het Setup-scherm wordt weergegeven, configureert de Execute-Disable Bit-functie van de CPU. Deze functie is specifiek voor Intel®-processors en helpt de computer te beschermen door bepaalde soorten kwaadwillende ”bufferoverloop”aanvallen te voorkomen. De functie werkt in combinatie met een besturingssysteem dat hiervoor ondersteuning biedt, bijvoorbeeld Windows XP. Beschikbaar
Hiermee zorgt u dat de functie Execute-Disable Bit Capability van de processor beschikbaar is voor gebruik.
Niet beschikbaar
Hiermee schakelt u de functie Execute-Disable Bit Capability van de processor uit, zodat deze niet beschikbaar is voor gebruik (standaardinstelling).
Wijzigingen in de systeemconfiguratie, met uitzondering van deze instelling, moeten in Windows worden aangebracht met toepassingen als TOSHIBA HW Setup, TOSHIBA-wachtwoordhulpprogramma, TOSHIBA Power Saver, Windows Apparaatbeheer enzovoort.
Beveiligingscontroller De instellingen voor de beveiligingscontroller zijn beschikbaar in SYSTEM SETUP (2/2).
Gebruikershandleiding
7-11
HW Setup
TPM Deze optie is alleen beschikbaar op modellen met een ingebouwde TPM-module. Met deze instelling wordt de beveiligingscontroller, ook wel TPM (Trusted Platform Module) genoemd, in- of uitgeschakeld. Ingeschakeld
Schakelt de TPM in.
Uitgeschakeld
Schakelt de TPM uit (standaardinstelling).
Clear TPM Owner Deze instelling wordt gebruikt om de gegevens in TPM te wissen wanneer u de computer weggooit of als de computer van eigenaar verandert. Nadat u deze bewerking hebt uitgevoerd, zijn de TPM-configuratie-instellingen gewist, zodat gecodeerde gegevens niet meer kunnen worden gedecodeerd en de bestanden niet meer kunnen worden gelezen. Maak een reservekopie van de gegevens of verwijder ze zo nodig voordat u deze bewerking uitvoert. Voor deze procedure gaat u als volgt te werk: 1. Verplaats de cursor naar de instelling Clear TPM Owner en druk op de spatiebalk of op Backspace. 2. Er wordt een bericht gegeven. Druk op de toetsen Y, E, S en Enter, waarna de TPM-gegevens worden gewist. 3. De TPM-instelling verandert van ingeschakeld in uitgeschakeld en wordt niet meer weergegeven. ■ Andere wijzigingen in de systeemconfiguratie dan deze instellingen dient u in Windows aan te brengen met TOSHIBA HW Setup, TOSHIBA-wachtwoordhulpprogramma, TOSHIBA Power Saver, Apparaatbeheer en dergelijke. ■ Als u TPM gebruikt, installeer dan de Infineon TPM-installatiegids via het TOSHIBA-toepassingsinstallatieprogramma. Zorg dat de gebruiker de Infineon TPM-installatiegids leest aangezien deze gebruiksinformatie en opmerkingen over het gebruik van TPM bevat.
Diagnostic Mode Hiermee bepaalt u of de diagnostische test van BIOS Setup is ingeschakeld. Uitgeschakeld De diagnostische test is uitgeschakeld. (standaardinstelling) Ingeschakeld
7-12
De diagnostische test is ingeschakeld.
Gebruikershandleiding
HW Setup
Beep Volume Stel het volume in op High, Medium of Off. High (Hoog)
Hiermee wordt het volume ingesteld op hoog.
Gemiddeld Hiermee wordt het volume ingesteld op (standaardinstelling) hoog.gemiddeld. Low (Laag)
Hiermee wordt het volume ingesteld op hoog.laag.
Uit
Hiermee wordt het volume gedempt.
Gebruikershandleiding
7-13
HW Setup
7-14
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 8 Optionele apparaten Optionele apparaten kunnen de capaciteiten en de veelzijdigheid van de computer uitbreiden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aansluiting of installatie van de volgende apparaten, die beschikbaar zijn bij uw TOSHIBA-leverancier:
Kaarten/geheugen ■ PC-kaart ■ SD-kaart ■ Geheugenuitbreiding
Voedingsapparaten ■ Accu-eenheid ■ Netadapter ■ Accuoplader
Randapparaten ■ ■ ■ ■ ■
USB-diskettestation Externe monitor i.LINK (IEEE1394) Advanced Port Replicator lll Plus Seriële poort
Overige ■ beveiligingsslot
Gebruikershandleiding
8-1
Optionele apparaten
PC-kaart De computer is uitgerust met een PC-kaartsleuf die ruimte biedt voor één Type II-kaart. U kunt elke standaard PC-kaart (van TOSHIBA of een andere leverancier) installeren. De sleuf ondersteunt 16-bits PC-kaarten, met inbegrip van multifunctionele kaarten en CardBus-PC-kaarten. CardBus ondersteunt de nieuwe standaard van 32-bits PC-kaarten. De bus levert superieure prestaties voor de hogere eisen van multimediagegevensoverdracht. pc-kaarten kunnen soms heet worden tijdens het gebruik van de pc. Wacht, voordat u een pc-kaart verwijdert, altijd totdat deze is afgekoeld. Ander kunt u brandwonden oplopen bij het verwijderen van een hete pckaart.
Een PC-kaart plaatsen De Windows-voorziening voor directe installatie maakt het mogelijk om PC-kaarten te installeren terwijl de computer is ingeschakeld. Plaats een PC-kaart niet terwijl de computer in de stand-by-modus of slaapstand staat. Als u dit doet, werkt de kaart wellicht niet correct. Voer de volgende stappen uit als u een PC-kaart wilt plaatsen: 1. Plaats een PC-kaart in de PC-kaartsleuf. 2. Duw voorzichtig tot de kaart vastzit.
PC-kaartsleuf
PC-kaart
Afbeelding 8-1 De PC-kaart plaatsen
3. Raadpleeg nadat u de PC-kaart hebt geplaatst de documentatie bij de PC-kaart en controleer in Windows of de configuratie juist is voor uw kaart.
8-2
Gebruikershandleiding
Optionele apparaten
Een PC-kaart verwijderen Voer de volgende stappen uit om de PC-kaart te verwijderen. 1. Open het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk. 2. Wijs PC-kaart aan en klik. 3. Druk op de uitwerpknop van de PC-kaart. De knop steekt nu uit. Als de PC-kaart niet volledig is geplaatst, kan de uitwerpknop de kaart mogelijk niet ver genoeg uitwerpen, zodat u deze niet goed kunt beetpakken. Druk de PC-kaart in de computer en verschuif vervolgens opnieuw op de uitwerpknop. 4. Druk op de uitwerpknop om de kaart een stukje uit te schuiven. 5. Trek de PC-kaart uit de sleuf.
PC-kaart
Uitwerpknop voor de PC-kaart
Figuur 8-2 De PC-kaart verwijderen
SD-kaart De computer is voorzien van een sleuf voor Bridge-media waarin u Secure Digital-flashgeheugenkaarten met diverse capaciteiten kunt plaatsen. Door middel van SD-kaarten kunt u gemakkelijk gegevens overbrengen van apparaten, bijvoorbeeld digitale camera’s en PDA’s (Personal Digital Assistants), die gebruik maken van SD-flash-geheugenkaarten. De kaarten hebben krachtige voorzieningen voor beveiliging/kopieerbeveiliging. Zorg ervoor dat er geen voorwerpen in de sleuf voor Bridge-media terechtkomen. Zorg ervoor dat er nooit metalen voorwerpen, zoals schroeven, nietjes en paperclips in de pc of het toetsenbord terechtkomen. Vreemde metalen voorwerpen kunnen tot kortsluiting leiden, waardoor de pc beschadigd raakt en er brand ontstaat, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
Gebruikershandleiding
8-3
Optionele apparaten
SD-geheugenkaarten zijn ontwikkeld met SDMI (Secure Digital Music Initiative), een technologie ter voorkoming van het illegaal kopiëren of afspelen van digitale muziek. U kunt beschermd materiaal dus niet op andere computers of apparaten afspelen of naar andere computers of apparaten kopiëren. U mag auteursrechtelijk beschermd materiaal alleen verveelvoudigen voor privégebruik.
Een SD-geheugenkaart formatteren Wanneer u een SD-geheugenkaart koopt, is deze reeds geformatteerd conform specifieke normen. Als u de SD-kaart opnieuw wilt formatteren, dient u dit te doen met het hulpprogramma TOSHIBA SD-geheugenkaart formatteren, niet met de formatteeropdrachten in Windows. Als u het Toshiba-hulpprogramma voor het formatteren van SDgeheugenkaarten wilt starten, dient u op de knop Start te klikken, naar Alle programma’s, TOSHIBA en Utilities te gaan en op SD memory card Format te klikken. Het programma TOSHIBA SD-geheugenkaart formatteren kan het beschermde gebied van de SD-geheugenkaart niet formatteren. Als u alle gebieden van de SD-geheugenkaart wilt formatteren, inclusief het beschermde gebied, dient u een toepassing aan te schaffen die overweg kan met het kopieerbeveiligingssysteem.
Een SD-kaart aanbrengen Voer de volgende stappen uit om een SD-kaart te plaatsen. 1. Plaats de SD-kaart in de Bridge Media-sleuf. 2. Duw voorzichtig tot de kaart vastzit.
SD-kaart
SD-kaartsleuf
Afbeelding 8-3 Een SD-kaart plaatsen
■ Zorg ervoor dat u de SD-kaart recht voor de sleuf houdt, voordat u deze plaatst. ■ Zorg dat u de SD-kaart in de juiste richting in de Bridge-mediasleuf plaatst. ■ Schakel niet over op de stand-by-modus of de slaapstand terwijl bestanden worden gekopieerd. Hierdoor kunnen gegevens verloren gaan.
8-4
Gebruikershandleiding
Optionele apparaten
Een SD-kaart verwijderen Voer de volgende stappen uit om een SD-kaart te verwijderen. 1. Open het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk. 2. Wijs SD-kaart aan en klik. 3. Duw op de kaart SD-kaart en laat weer los, zodat de kaart iets naar voren komt. 4. Verwijder de SD-kaart.
SD-kaart
Afbeelding 8-4 Een SD-kaart verwijderen
■ Zorg dat het lampje voor de SD-kaart uit is voordat u de SD-kaart verwijdert of de computer uitschakelt. Wanneer u de SD-kaart verwijdert of de computer uitschakelt terwijl de computer de SD-kaart gebruikt, bestaat het gevaar dat gegevens op de kaart verloren gaan of beschadigd raken. ■ Verwijder een SD-kaart niet terwijl de computer in de stand-by-modus of de slaapstand staat. Hierdoor kan de computer instabiel raken of kunnen gegevens op de SD-kaart verloren gaan.
Behandeling van SD-kaarten Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de vergrendelde stand als u geen gegevens wilt vastleggen. ■ Schrijf niet naar een SD-kaart als de accu bijna leeg is. Een laag energieniveau kan de schrijfkwaliteit aantasten. ■ Verwijder een SD-kaart niet tijdens het lezen of schrijven van gegevens. ■ De SD-kaart kan slechts op één manier worden ingebracht. Gebruik geen overmatige kracht om de SD-kaart in de sleuf voor Bridge-media duwen. ■ Laat een SD-kaart niet gedeeltelijk in de sleuf gestoken. Duw de kaart in de sleuf tot deze vastklikt. ■ Buig SD-kaarten niet. ■ Houd SD-kaarten uit de buurt van vloeistoffen en bewaar de kaarten niet op een vochtige plaats. ■ Plaats de SD-kaart na gebruik terug in de houder. ■ Raak het metalen vlak niet aan en laat het niet vochtig of vuil worden. Gebruikershandleiding
8-5
Optionele apparaten
Een opstartschijf maken Met het TOSHIBA-hulpprogramma Opstartbare SD-kaart kunt u desgewenst een opstartbare SD-geheugenkaart maken. Zie Hulpprogramma’s in hoofdstuk 1, Inleiding, voor meer informatie.
Geheugenuitbreiding U kunt het RAM-geheugen van de computer uitbreiden door extra geheugenmodules te installeren. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een geheugenmodule installeert en verwijdert. ■ Leg een doek onder de computer om te voorkomen dat het scherm beschadigt of bekrast raakt wanneer u de geheugenmodules plaatst/vervangt. Gebruik geen doek van materiaal dat statische elektriciteit genereert. ■ Raak geen andere interne computeroppervlakken aan terwijl u een geheugenmodule installeert of verwijdert. ■ Gebruik alleen geheugenmodules die zijn goedgekeurd door TOSHIBA. ■ Om gegevensverlies en beschadiging van de computer en/of de module te voorkomen dient u in de volgende omstandigheden geen geheugenmodule te installeren of te verwijderen: a. Als de computer is ingeschakeld. b. Als de computer is afgesloten in de stand-by-modus of de slaapstand. c. Als Activering op LAN actief is. ■ Zorg dat u geen schroefjes of ander materiaal in de computer laat vallen. Dit kan storing of een elektrische schok veroorzaken. ■ Geheugenmodules zijn elektronische precisiecomponenten die onherstelbaar kunnen worden beschadigd door statische elektriciteit. Aangezien het menselijk lichaam statische elektriciteit kan bevatten, is het belangrijk dat u zichzelf ontlaadt voordat u geheugenmodules aanraakt of plaatst. Raak eenvoudig met blote handen een metalen voorwerp aan om de statische elektriciteit van uw lichaam te laten afvloeien. Als u een geheugenmodule installeert die niet met de computer compatibel is, gaat het Aan/uit-lampje knipperen (0,5 seconden aan, 0,5 seconden uit) op de volgende manieren:
8-6
Gebruikershandleiding
Optionele apparaten
Als er alleen een fout in Sleuf A is: knippert herhaaldelijk tweemaal oranje, daarna groen. Als er alleen een fout in Sleuf B is: knippert herhaaldelijk oranje, daarna tweemaal groen. Als er een fout in Sleuf B en Sleuf B is: knippert herhaaldelijk tweemaal oranje, daarna tweemaal groen. Gebruik een kruiskopschroevendraaier nummer 0 om de schroeven te verwijderen en vast te draaien. Als u een incorrecte schroevendraaier gebruikt, bestaat het risico dat de schroefkoppen beschadigd raken.
Een geheugenmodule installeren Er zijn sleuven voor twee geheugenmodules, waarin deze boven elkaar kunnen worden geplaatst. De procedure is voor het installeren van elke module gelijk. 1. Zet de computer in de opstartmodus en schakel de computer uit. Controleer of het aan/uit-lampje uit is. Raadpleeg de paragraaf De computer uitschakelen in Hoofdstuk 3, Voor u begint. 2. Verwijder de netadapter en alle kabels die op de computer zijn aangesloten. 3. Zet de computer ondersteboven en verwijder de accu-eenheid. Raadpleeg de paragraaf De accu-eenheid vervangen in hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, voor meer informatie. 4. Maak de schroef los van het plaatje op het geheugencompartiment. De schroef is aan het plaatje bevestigd om zoek raken te voorkomen. 5. Schuif uw nagel of een dun, plat voorwerp onder het plaatje en til het op. Schroef
Geheugenafdekplaatje module
Afbeelding 8-5 De behuizing van de geheugenmodule verwijderen
Gebruikershandleiding
8-7
Optionele apparaten
6. Breng het uitstekende gedeelte van de geheugenmodule op één lijn met de geheugensleuf en plaats de module voorzichtig in de sleuf onder een hoek van ongeveer 45 graden. Duw de module vervolgens omlaag tot deze aan weerszijden vastklikt. Geheugenmodule Sleuf A Sleuf B
Afbeelding 8-6 De geheugenmodule plaatsen
Plaats de groeven aan de randen van de geheugenmodule tegenover de vergrendellipjes op de connector en sluit de module stevig aan op de connector. Als het u in eerste instantie niet lukt de geheugenmodule te installeren, duwt u de vergrendellipjes voorzichtig naar buiten met uw vingertop. Houd de module vast aan de linker- en rechterrand - de randen met de groeven. ■ Zorg ervoor dat er nooit metalen voorwerpen, zoals schroeven, nietjes en paperclips in de pc of het toetsenbord terechtkomen. Vreemde metalen voorwerpen kunnen tot kortsluiting leiden, waardoor de pc beschadigd raakt en er brand ontstaat, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. ■ Raak de connectoren op de geheugenmodule en op de computer niet aan. Vuil op de connectoren kan problemen met de toegang tot het geheugen veroorzaken. 7. Plaats het afdekplaatje van de geheugenmodule terug en bevestig het met één schroef. Sluit de deksel stevig.
Schroef Geheugenafdekplaatje module
Afbeelding 8-7 Het deksel van de geheugenmodule aanbrengen 8-8
Gebruikershandleiding
Optionele apparaten
8. Installeer de accu-eenheid. Raadpleeg de paragraaf De accu-eenheid vervangen in hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, voor meer informatie. 9. Draai de computer om. 10. Schakel de computer in en controleer of het toegevoegde geheugen wordt herkend. Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm en Prestaties en onderhoud en selecteer het pictogram Systeem. Open het venster Systeemeigenschappen en klik op het tabblad Algemeen.
Een geheugenmodule verwijderen Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, zorgt u dat de computer in de opstartmodus is en voert u de volgende stappen uit: 1. Zet de computer in de opstartmodus en schakel de computer uit. Controleer of het aan/uit-lampje uit is. 2. Verwijder de netadapter en alle kabels die op de computer zijn aangesloten. 3. Zet de computer ondersteboven en verwijder de accu-eenheid. Raadpleeg de paragraaf De accu-eenheid vervangen in hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, voor meer informatie. 4. Maak de schroef los van het plaatje op het geheugencompartiment. De schroef is aan het plaatje bevestigd om zoek raken te voorkomen. 5. Schuif uw nagel of een dun, plat voorwerp in de opening en til het plaatje op. 6. Druk de veertjes naar buiten om de module los te maken. Eén uiteinde van de module komt omhoog. 7. Pak de module aan weerszijden vast en trek de module eruit. ■ Als u de computer gedurende lange tijd gebruikt, worden de geheugenmodules en de schakelingen in de buurt ervan warm. Als dat zo is, laat u ze tot kamertemperatuur afkoelen voordat u ze vervangt. ■ Raak de connectoren op de geheugenmodule en op de computer niet aan. Vuil op de connectoren kan problemen met de toegang tot het geheugen veroorzaken.
Klemme
Afbeelding 8-8 De geheugenmodule verwijderen Gebruikershandleiding
8-9
Optionele apparaten
8. Plaats het afdekplaatje van de geheugenmodule terug en bevestig het met één schroef. Sluit de deksel stevig. 9. Installeer de accu-eenheid. Raadpleeg de paragraaf De accu-eenheid vervangen in hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, voor meer informatie. 10. Draai de computer om.
Accu-eenheid U kunt de draagbaarheid van de computer verbeteren met extra accueenheden. Als er geen stopcontact in de buurt is en uw accu leeg raakt, kunt u de accu vervangen door een volledig opgeladen accu. Raadpleeg hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden.
Netadapter Als u de computer regelmatig op verschillende locaties gebruikt, bijvoorbeeld thuis en op kantoor, kunt u het vervoer vergemakkelijken door op elke locatie een netadapter achter de hand te houden.
Accuoplader Met behulp van de accu-oplader kunnen accu-eenheden gemakkelijk buiten de computer worden opgeladen. In de accuoplader passen maximaal twee accu-eenheden (litium-ion).
USB-diskettestation Het USB-diskettestation kan op de USB-poort worden aangesloten. Raadpleeg hoofdstuk 4, Grondbeginselen, voor informatie over het aansluiten van het USB-diskettestation.
8-10
Gebruikershandleiding
Optionele apparaten
Externe monitor Op de computerpoort voor de externe monitor kan een externe analoge monitor worden aangesloten. De computer ondersteunt WXGA-videomodi. Voer de volgende stappen uit om een monitor aan te sluiten. 1. Schakel de computer uit. 2. Sluit de monitorkabel aan op de poort voor de externe monitor en draai de schroeven links en rechts ervan aan.
Externe monitorpoort
Monitorkabel
Afbeelding 8-15 De monitorkabel aansluiten op de poort voor de externe monitor
3. Zet de monitor aan. 4. Schakel de computer in. Wanneer u de computer aanzet, wordt de monitor automatisch herkend en wordt vastgesteld of het een kleuren- of monochrome monitor betreft. Het Windows-bureaublad verschijnt echter op het beeldscherm dat u gebruikte toen u de computer voor het laatst uitzette, indien dit beeldscherm bestaat wanneer u de stroom inschakelt. Als u de beeldscherminstellingen wilt wijzigen, drukt u op Fn + F5. Als u de externe monitor loskoppelt voordat de computer uitschakelt, dient u op Fn + F5 te drukken om over te schakelen naar het interne beeldscherm. Raadpleeg hoofdstuk 5, Het toetsenbord, voor details over het wijzigen van de beeldscherminstelling met sneltoetsen.
Gebruikershandleiding
8-11
Optionele apparaten
Tv U kunt een televisie aansluiten op de video-out-aansluiting van de computer. Voer de volgende stappen uit. Niet alle modellen hebben een video out-aansluiting (TV out).
De TOSHIBA Assist- of TOSHIBA-presentatieknop gebruiken 1. Sluit de S-Video-plug van de tv-adapterkabel aan op de Video-outaansluiting van de computer.
S-Video-plus van de tv-adapterkabel
Video-out-bus
Afbeelding 8-16 De S-Video-kabel aansluiten op de Video-out-aansluiting
2. Sluit de S-Video-plug van de tv-adapterkabel aan op de Video-outaansluiting van de televisie. 3. Druk op de TOSHIBA Assist- of TOSHIBA-presentatieknop. U kunt de sneltoets Fn + F5 gebruiken om het beeldscherm te wijzigen. Raadpleeg hoofdstuk 5, Het toetsenbord. Open het eigenschappenvenster van “TOSHIBA Controls” door te klikken op Start, Configuratiescherm en Printers en andere hardware en “TOSHIBA Controls” te selecteren. Stel “TV OUT” op het tabblad “Knoppen” in op “TOSHIBA Assist-knop” of “TOSHIBA-presentatieknop”.
8-12
Gebruikershandleiding
Optionele apparaten
Als een televisie op de computer (model met Intel® Core™ Duo/Soloprocessor) is aangesloten, stelt u het tv-type in het venster Eigenschappen voor Beeldscherm in. Voer de volgende stappen uit. a. Klik op Start en vervolgens op Configuratiescherm. b. Dubbelklik op het pictogram Beeldscherm om het venster Eigenschappen voor Beeldscherm te openen. c. Klik op de tab Instellingen en vervolgens op de knop Geavanceerd. d. Klik op het tabblad Intel® Graphics Media Acceleratorstuurprogramma voor Mobile. e. Klik op de knop Grafische eigenschappen. f. Selecteer Television op het tabblad Devices (Apparaten). g. Selecteer het tv-formaat in de vervolgkeuzelijst Video Standard (Videostandaard) op het tabblad Display Setting (Beeldscherminstelling). Als een televisie op de computer (model met Intel® Celeron® M -processor) is aangesloten, stelt u het tv-type in het venster Eigenschappen voor Beeldscherm in. a. Houd de Fn-toets ingedrukt en druk viermaal op de F5-toets. Het menu voor weergaveapparaatselectie wordt weergegeven en “TV and internal CD” (Tv en interne LCD) (beide weergeven) is geselecteerd. b. Laat de Fn-toets los. c. Klik op Start en vervolgens op Configuratiescherm. d. Dubbelklik op het pictogram Beeldscherm om het venster Eigenschappen voor Beeldscherm te openen. e. Klik op de tab Instellingen en vervolgens op de knop Geavanceerd. f. Klik op de tab CATALYST(R) Control Center. g. Klik op de knop CATALYST(R) Control Center. h. Klik in de “Grafische instellingen” op het pictogram TV Properties 2 (Tv-eigenschappen 2). i. Klik op het pictogram Format (Formaat) in TV Properties 2. j. Selecteer het type tv in het vervolgkeuzemenu voor het signaalformaat.
Gebruikershandleiding
8-13
Optionele apparaten
De resolutie wijzigen Volg de onderstaande stappen om de beeldschermresolutie in te stellen nadat u een TV hebt aangesloten. 1. Open het venster Eigenschappen voor Beeldscherm en selecteer de tab Instellingen. 2. Selecteer Geavanceerd. 3. Klik op de tab Adapter en selecteer vervolgens Alle modi weergeven. 4. Selecteer 1024 x 768, True Color (32-bits), 60 Hertz.
i.LINK (IEEE1394) Sommige modellen hebben geen i.LINK (IEEE1394)-poort. i.LINK (IEEE 1394) ondersteunt snelle gegevensoverdracht voor een scala van compatibele apparaten zoals: ■ Digitale videocamera’s ■ Vaste schijven ■ MO-stations ■ Optische stations voor beschrijfbare optische schijven i.LINK gebruikt een 4-pins connector, die geen elektrische stroom geleidt. Externe apparaten moeten apart van stroom worden voorzien.
Voorzorgsmaatregelen ■ Maak een back-up van uw gegevens voordat u deze naar de computer overbrengt. Het gevaar bestaat dat de originele gegevens beschadigd raken. Bij digitale video-overdracht kan het met name gebeuren dat bepaalde frames worden verwijderd. TOSHIBA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor dergelijk gegevensverlies. ■ Verricht geen gegevensoverdracht op plaatsen waar gemakkelijk statische elektriciteit wordt gegenereerd of op plaatsen die onderhevig zijn aan elektronische ruis. Hierdoor kunnen gegevens verloren gaan. ■ Als u gegevens overdraagt via een IEEE 1394-hub, zorg dan dat er tijdens de gegevensoverdracht geen andere apparaten aan de hub worden gekoppeld of ervan worden ontkoppeld. Hierdoor zullen gegevens waarschijnlijk beschadigd raken. Sluit alle apparaten op de hub aan voordat u de computer inschakelt. ■ U mag auteursrechtelijk beschermde video- of muziekopnamen alleen kopiëren voor privé-gebruik. ■ Als u een iLINK-apparaat aansluit op/loskoppelt van een ander iLINKapparaat dat gegevens met de computer uitwisselt, kunnen er gegevens verloren gaan.
8-14
Gebruikershandleiding
Optionele apparaten
■ Controleer of de gegevensoverdracht is voltooid of schakel de computer uit voordat u: ■ een iLINK-apparaat aansluit op/loskoppelt van de computer; ■ Een iLINK-apparaat aansluit op/loskoppelt van een ander iLINKapparaat dat op de computer is aangesloten.
Aansluiten 1. Zorg dat de connectoren goed ineengrijpen en koppel de i.LINK- (IEEE 1394-)kabel aan de computer.
i.LINK-poort (IEEE 1394)
i.LINK (IEEE1394)connector
Afbeelding 8-17 De i.LINK (IEEE1394)-kabel op de computer aansluiten
2. Koppel het andere uiteinde van de kabel aan het apparaat. Neem bij het gebruik van i.LINK de volgende punten in acht: ■ U zult wellicht stuurprogramma’s voor uw i.LINK-apparaten moeten installeren. ■ Niet alle i.LINK-apparaten zijn getest. De compatibiliteit met alle i.LINK-apparaten kan daarom niet worden gegarandeerd. ■ De stand-by-functie en de functie voor automatisch uitschakelen worden wellicht niet door alle apparaten ondersteund. ■ Koppel of ontkoppel een i.LINK-apparaat niet terwijl het een toepassing gebruikt of wanneer het door de computer wordt uitgezet om energie te besparen. Hierdoor kunnen gegevens verloren gaan.
Ontkoppelen 1. Open het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk. 2. Wijs i.LINK-apparaat aan en klik. 3. Ontkoppel de kabel van de computer en vervolgens van het i.LINKapparaat. Raadpleeg tevens de documentatie die bij uw i.LINK-apparaat is geleverd.
Gebruikershandleiding
8-15
Optionele apparaten
Advanced Port Replicator III Plus De Advanced Port Replicator III Plus biedt een seriële poort en aparte poorten voor PS/2-muis en PS/2-toetsenbord, als aanvulling op de poorten van de computer. De Advanced Port Replicator III Plus wordt rechtstreeks aan de docking-interface op de onderkant van de computer gekoppeld. De Advanced Port Replicator III Plus wordt via de netadapter op een voedingsbron aangesloten. ■ Wanneer u uw computer op de Advanced Port Replicator III Plus aansluit, plaatst u de pijl op uw computer tegenover de pijl op de Advanced Port Replicator III Plus. Pijl
■ De computer moet correct worden geconfigureerd alvorens verbinding met een LAN te maken. Als u zich bij een LAN aanmeldt terwijl de standaardinstellingen van de computer van kracht zijn, kunnen storingen op het LAN optreden. Vraag de LAN-beheerder naar de juiste configuratieprocedures. ■ Sluit eerst de netadapter en daarna de Advanced Port Replicator III Plus aan. ■ Als een Advanced Port Replicator III Plus op de computer is aangesloten, kunt u de volgende poorten van de computer niet gebruiken: Modemaansluiting, LAN-aansluiting, DC IN 15V-aansluiting, poort voor externe monitor, i.LINK (IEEE 1394)-poort, video-outaansluiting. ■ Alleen de Advanced Port Replicator III kan met deze computer worden gebruikt. Probeer niet een andere Port Replicator te gebruiken.
8-16
Gebruikershandleiding
Optionele apparaten
De volgende poorten en accessoires zijn beschikbaar op de Advanced Port Replicator III Plus. ■ RJ45-LAN-aansluiting ■ RJ11-modemaansluiting ■ Externe monitorpoort ■ Parallelpoort ■ Seriële poort ■ PS/2-muispoort ■ PS/2-toetsenbordpoort ■ Gelijkstroomingang (15 V) ■ Beveiligingsslotsleuf ■ Line-in- en line-out-bus (audio) ■ Universal Serial Bus 2.0-poort (vier) ■ i.LINK- (IEEE 1394-)poort ■ DVI-poort (niet ondersteund door de computer) Aangezien de poortwerking niet van alle DVI-monitoren (Digital Visual Interface) is gecontroleerd, werken sommige DVI-monitoren mogelijk niet correct.
Seriële poort Niet alle modellen hebben een seriële poort. De seriële connector kan worden gebruikt om RS-232C-compatibele apparaten aan te sluiten. Voorbeelden van RS-232C-compatibele apparaten zijn: ■ Modem ■ Muis Voer de volgende stappen uit om een seriële poort aan te sluiten. 1. Schakel de computer uit. 2. Sluit de seriële connector aan op de seriële poort en draai de schroeven links en rechts ervan aan.
Seriële connector
Seriële poort
Afbeelding 8-18 De seriële connector op de seriële poort aansluiten Gebruikershandleiding
8-17
Optionele apparaten
Beveiligingsslot Met een beveiligingsslot kunt u uw computer en optionele Advanced Port Replicator III Plus vastmaken aan een bureau of ander zwaar object, zodat uw computer of Advanced Port Replicator III Plus niet zonder toestemming kan worden weggehaald. De computer heeft een beveiligingsslot aan de linkerkant. Bevestig één uiteinde van een kabel aan een bureau en het andere uiteinde aan de sleuf voor het beveiligingsslot. 1. Zet de computer met de linkerkant naar u toe. 2. Koppel het beveiligingsslot aan de hiervoor bestemde sleuf.
Beveiligingsslotsleuf
Beveiligingsslotkabel
Figuur 8-19 Beveiligingsslot
8-18
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 9 Probleemoplossing TOSHIBA-computers hebben een duurzaam ontwerp. Mochten er echter problemen optreden, dan kunt u aan de hand van de procedures in dit hoofdstuk bepalen wat er aan de hand is. Alle gebruikers dienen dit hoofdstuk te lezen. Als u weet wat er fout kan gaan, kunt u bepaalde problemen wellicht vermijden.
Handelwijze bij probleemoplossing Het oplossen van problemen zal u veel gemakkelijker afgaan als u de volgende richtlijnen in acht neemt: ■ Houd onmiddellijk op met werken als u beseft dat er iets niet in orde is. Als u doorgaat, loopt u het risico van gegevensverlies of materiële schade. Misschien vernietigt u informatie die waardevolle aanwijzingen voor het oplossen van het probleem kan verschaffen. ■ Let op wat er gebeurt. Noteer wat het systeem doet en welke handelingen u verrichtte vlak vóór het probleem zich voordeed. Als er een printer is aangesloten, maakt u met de PrtSc-toets een afdruk van het scherm. De vragen en procedures in dit hoofdstuk zijn bedoeld als leidraad, niet als onfeilbare probleemoplossingstechnieken. Veel problemen kunnen op eenvoudige wijze worden opgelost, maar in bepaalde gevallen zult u uw dealer moeten inschakelen. Als u uw dealer of anderen wilt raadplegen, dient u bereid te zijn het probleem zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven.
Gebruikershandleiding
9-1
Probleemoplossing
Algemene controlepunten Overweeg eerst de eenvoudigste oplossing. De punten in deze lijst zijn eenvoudig te controleren maar kunnen ten grondslag liggen aan schijnbaar ernstige problemen. ■ Zet alle randapparatuur aan alvorens u de computer aanzet. Hiertoe behoren ook de printer en alle externe apparatuur waarvan u gebruik maakt. ■ Schakel de computer uit voordat u een extern apparaat aansluit. Het nieuwe apparaat wordt automatisch herkend wanneer u de computer weer inschakelt. ■ Zorg dat alle opties correct zijn ingesteld in het Setup-programma. ■ Controleer alle kabels. Zijn ze correct en stevig aangesloten? Losse kabels kunnen signaalfouten veroorzaken. ■ Controleer alle verbindingskabels op losse draden en alle connectoren op losse pinnen. ■ Controleer of uw diskette of CD-/DVD-ROM correct in het station is geplaatst en of het schrijfbeveiligingsschuifje van de diskette in de juiste stand is gezet. Maak notities van uw waarnemingen in een permanent foutenlogboek. Hierdoor kunt u gemakkelijker aan uw dealer uitleggen wat de problemen zijn. Als een probleem zich nogmaals voordoet, kunt u het probleem aan de hand van dit logboek sneller identificeren.
Het probleem analyseren Soms geeft het systeem aanwijzingen aan de hand waarvan u kunt bepalen wat er aan de hand is. Stel uzelf bij het oplossen van problemen de volgende vragen: ■ Welk deel van het systeem werkt niet naar behoren: toetsenbord, diskettestations, vaste schijf, optisch station, beeldscherm? De symptomen die u waarneemt, geven aan om welk apparaat het gaat. ■ Is het besturingssysteem correct geconfigureerd? Controleer de configuratie-opties. ■ Wat is er op het beeldscherm te zien? Zijn er berichten, of tekens in willekeurige volgorde? Als er een printer is aangesloten, maakt u met de PrtSc-toets een afdruk van het scherm. Zoek de berichten op in de documentatie bij de software en het besturingssysteem. Controleer of alle kabels correct zijn aangesloten en goed vastzitten. Losse kabels kunnen foutieve of onderbroken signalen veroorzaken. ■ Branden er lampjes? Welke? Welke kleur hebben ze? Branden ze ononderbroken of knipperen ze? Noteer wat u ziet. ■ Hoort u pieptonen? Hoeveel? Zijn ze lang of kort? Zijn het hoge of lage pieptonen? Maakt de computer ongebruikelijke geluiden? Noteer wat u hoort. Registreer uw waarnemingen, zodat u ze aan uw dealer kunt beschrijven.
9-2
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
Software
Hardware
De problemen worden wellicht door uw software of schijfje veroorzaakt. Als u een softwarepakket niet kunt laden is het medium of het programma misschien beschadigd. Probeer een andere kopie van de software te laden. Als tijdens het gebruik van een softwarepakket een foutbericht verschijnt, raadpleegt u de softwaredocumentatie. Deze documentatie bevat meestal een gedeelte over probleemoplossing of een samenvatting van foutberichten. Vervolgens leest u de documentatie bij het besturingssysteem op foutberichten na. Als u geen softwareprobleem kunt vinden, controleert u de hardware. Werk eerst de eerder genoemde controlelijst af. Kunt u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen, dan probeert u de bron van het probleem vast te stellen. Het volgende gedeelte bevat controlelijsten voor afzonderlijke onderdelen en randapparaten.
Controleer, voordat u randapparatuur of toepassingen gaat gebruiken die niet door Toshiba zijn goedgekeurd, of deze geschikt zijn voor gebruik met uw pc. Het gebruik van incompatibele apparaten kan leiden tot letsel of tot schade aan de pc.
Controlelijst voor hardware en systeem In dit gedeelte wordt ingegaan op problemen die worden veroorzaakt door de computerhardware of de aangesloten randapparaten. In de volgende gebieden kunnen zich elementaire problemen voordoen: ■ Opstartprocedure van het systeem ■ Zelftest ■ Voeding ■ wachtwoord ■ Toetsenbord ■ Intern LCD-beeldscherm ■ Vaste schijf ■ CD-ROM-station ■ DVD-ROM-station ■ DVD-ROM- & CD-R/RW-station ■ DVD Super Multi-station ■ USB-diskettestation ■ SD-kaart ■ PC-kaart
Gebruikershandleiding
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Dubbel aanwijsapparaat USB-apparaat Bios-pieptoon Geheugenuitbreiding Geluidssysteem Externe monitor i.LINK (IEEE1394)-apparaat Modem LAN Draadloos LAN Bluetooth Printer Tv-uitvoersignaal
9-3
Probleemoplossing
Opstartprocedure van het systeem Als de computer niet correct wordt opgestart, controleert u het volgende: ■ zelftest ■ voedingsbronnen ■ wachtwoord voor opstarten
Zelftest Wanneer de computer wordt opgestart, wordt de zelftest automatisch uitgevoerd en verschijnt het volgende bericht op het scherm:
S
In Touch with Tomorrow TOSHIBA
Dit bericht blijft enkele seconden zichtbaar. Als de zelftest slaagt, probeert de computer het besturingssysteem te laden, afhankelijk van de instelling voor Opstartprioriteit in het programma TOSHIBA HW Setup. Als een van de volgende situaties optreedt, is de zelftest mislukt: ■ De computer stopt en toont afgezien van het TOSHIBA-logo geen informatie of berichten. ■ Er verschijnen willekeurige tekens op het scherm en het systeem functioneert niet normaal. ■ Er verschijnt een foutbericht op het scherm. Schakel de computer uit en controleer alle kabelaansluitingen. Als de test hierna weer mislukt, neemt u contact op met de dealer.
Voeding Als de computer niet op een stopcontact is aangesloten, is de accueenheid de voornaamste voedingsbron. De computer heeft echter een aantal andere voedingsbronnen, zoals de intelligente stroomvoorziening en de RTC-batterij. Deze bronnen staan met elkaar in verband en kunnen elk ten grondslag liggen aan schijnbare stroomvoorzieningsproblemen. Dit gedeelte bevat controlelijsten voor de netvoeding en de accu. Als u een probleem niet kunt oplossen aan de hand van deze lijsten, ligt de oorzaak misschien bij een andere voedingsbron. Neem in dat geval contact op met uw dealer.
9-4
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
Uitschakelen bij oververhitting Als de interne temperatuur van de computer te hoog oploopt, wordt de computer automatisch in de slaapstand of stand-by gezet en afgesloten. Probleem
Procedure
Computer wordt afgesloten en DC INlampje knippert oranje.
Laat de computer uit tot het DC IN-lampje ophoudt met knipperen.
Het verdient aanbeveling de computer uit te laten staan tot de interne onderdelen op kamertemperatuur zijn gekomen, zelfs als het DC IN-lampje niet meer knippert. Als u de computer na het bereiken van kamertemperatuur nog steeds niet kunt opstarten, of als de notebook na opstarten meteen wordt uitgeschakeld, neemt u contact op met uw dealer. De computer wordt uitgeschakeld en het DC IN-lampje knippert groen.
Duidt op een probleem met het warmteverspreidingssysteem. Neem contact op met uw dealer.
Netvoeding Als zich bij het inschakelen van de computer problemen voordoen terwijl de netadapter is aangesloten, controleert u het DC IN-lampje. Raadpleeg hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, voor nadere informatie. Probleem
Procedure
Netadapter voorziet de Controleer de aansluitingen. Zorg dat het snoer computer niet van stevig is verbonden met de computer en een stroom (DC IN-lampje stopcontact. brandt niet groen). Controleer de toestand van het snoer en de aansluitpunten. Is het snoer versleten of beschadigd, dan vervangt u het. Als de aansluitpunten vuil zijn, veegt u deze af met een schone, droge doek. Als de netadapter de computer nog steeds niet van stroom voorziet, neemt u contact op met uw dealer.
Gebruikershandleiding
9-5
Probleemoplossing
Accu Als u een probleem met de accu vermoedt, controleert u het DC IN-lampje en het accu-lampje. Raadpleeg hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden, voor informatie over de lampjes en de werking van de accu. Probleem
Procedure
Accu voorziet de computer niet van stroom.
De accu is wellicht ontladen. Sluit de netadapter aan om de accu op te laden.
Accu wordt niet opgeladen wanneer de netadapter is aangesloten (acculampje brandt niet oranje).
Als de accu volledig ontladen is, begint het oplaadproces niet meteen. Wacht enkele minuten. Wordt de accu nog steeds niet opgeladen, dan controleert u of het stopcontact waaraan de netadapter is gekoppeld, stroom levert. Sluit een ander apparaat op het stopcontact aan en kijk of het werkt. Controleer of de accu heet of koud aanvoelt: een te hete of te koude accu wordt niet correct opgeladen. Laat de accu op kamertemperatuur komen. Verwijder de netadapter en de accu om te controleren of de accupolen schoon zijn. Veeg de polen zo nodig af met een schone, droge doek die is bevochtigd met alcohol. Sluit de netadapter aan en plaats de accu terug. Zorg dat de accu goed vastzit. Controleer het acculampje. Als dit niet brandt, laat u de accu minimaal 20 minuten opladen via de computer. Indien het acculampje hierna brandt, laat u de accu nog minstens 20 minuten opladen alvorens de computer in te schakelen. Als het lampje nog steeds niet brandt, is de accu misschien versleten. Vervang de accu. Als de accu volgens u nog niet aan vervanging toe is, raadpleegt u de dealer.
Accu levert minder lang stroom dan verwacht.
Als u een gedeeltelijk opgeladen accu herhaalde malen oplaadt, wordt de accu mogelijk niet optimaal opgeladen. Ontlaad de accu volledig en probeer deze vervolgens op te laden. Controleer de instellingen voor stroomverbruik in het hulpprogramma TOSHIBA Power Saver. Misschien is het een goed idee om een energiebesparingsmodus te gebruiken.
9-6
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
RTC (Real Time Clock) Probleem
Procedure
Het volgende bericht verschijnt op het LCDscherm: RTC battery is low or CMOS checksum is inconsistent. Press [F1] key to set Date/Time.
De RTC-batterij heeft geen lading meer. U moet de datum en tijd opnieuw instellen via BIOS Setup door de volgende stappen uit te voeren: 1. Druk op F1. BIOS Setup wordt geopend. 2. Geef de datum op met System Date. 3. Geef de tijd op met System Time. 4. Druk op End. U ziet een bevestigingsbericht. 5. Druk op Y. BIOS Setup wordt gesloten en de computer wordt opnieuw opgestart.
Wachtwoord Probleem
Procedure
U kunt geen wachtwoord invoeren
Raadpleeg de paragraaf TOSHIBAwachtwoordhulpprogramma in Hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden.
Toetsenbord Toetsenbordproblemen kunnen worden veroorzaakt door de computerconfiguratie. Raadpleeg hoofdstuk 5, Het toetsenbord voor meer informatie. Probleem
Procedure
Sommige lettertoetsen produceren cijfers.
Controleer of de geïntegreerde numerieke toetsen zijn geselecteerd. Druk op Fn + F10 en typ de letters opnieuw.
De tekens worden niet correct weergegeven op het scherm.
Controleer of de software opnieuw wordt ingedeeld door het toetsenbord. Dat wil zeggen dat de betekenis van de toetsen door de software opnieuw wordt toegewezen. Raadpleeg de documentatie bij de software. Als u het toetsenbord nog steeds niet kunt gebruiken, raadpleegt u uw dealer.
Gebruikershandleiding
9-7
Probleemoplossing
Intern LCD-beeldscherm LCD-problemen kunnen te maken hebben met de computerconfiguratie. Raadpleeg hoofdstuk 7, HW Setup voor meer informatie. Probleem
Procedure
Het scherm blijft leeg.
Druk op de sneltoets Fn + F5 om de beeldschermprioriteit te wijzigen, zodat deze niet op een externe monitor is ingesteld.
Er zitten vlekken op het LCD-scherm.
Deze vlekken kunnen zijn veroorzaakt door contact met het toetsenbord, het touchpad of de AccuPoint. Veeg met een schone, droge doek voorzichtig over het LCD-scherm. Als de vlekken niet weggaan, gebruik dan goed LCDreinigingsmiddel. Sluit het LCD-scherm pas wanneer dit volledig droog is.
De zojuist genoemde problemen houden aan of er treden andere problemen op.
Raadpleeg de documentatie bij de software om te bepalen of het probleem wordt veroorzaakt door de software. Voer de diagnostische test uit. Neem contact op met uw dealer als de problemen aanhouden.
Vaste schijf Probleem
Procedure
Computer wordt niet opgestart vanaf de vaste schijf.
Controleer of het diskettestation een diskette of het optische station een CD-ROM bevat. Verwijder de diskette en/of CD-ROM en controleer de opstartprioriteit. Raadpleeg de paragraaf Opstartprioriteit in hoofdstuk 7, HW Setup. Er is mogelijk een probleem met uw besturingssysteembestanden. Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem.
Computer werkt traag.
Uw bestanden zijn misschien gefragmenteerd. Voer Schijfdefragmentatie van Windows uit om de toestand van uw bestanden en schijf te controleren. Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem of de online Help voor informatie over het uitvoeren van Schijfdefragmentatie. Als niets helpt, formatteert u de vaste schijf opnieuw. Vervolgens laadt u het besturingssysteem en andere bestanden opnieuw. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
9-8
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
CD-ROM-station Probleem
Procedure
U kunt geen toegang Controleer of de stationslade goed dicht zit. Duw krijgen tot een CD in het zachtjes totdat de lade vastklikt. station. Controleer of het station is ingeschakeld. Als het station is uitgeschakeld, klikt u op het pictogram van het optische station in het systeemvak om dit in te schakelen. Open de schijflade en controleer of de CD goed ligt: plat op het ladeoppervlak met het opschrift omhoog. Een vreemd voorwerp in de schijflade kan leesactiviteit verhinderen. Zorg dat de laser niet wordt geblokkeerd. Verwijder eventuele voorwerpen. Controleer of de CD vuil is. Veeg de schijf zo nodig af met een schone doek die is bevochtigd met water of een neutraal schoonmaakmiddel. Raadpleeg de paragraaf Behandeling van schijven in hoofdstuk 4 voor nadere informatie. Sommige CD’s worden Het probleem kan worden veroorzaakt door de correct uitgevoerd maar software- of hardwareconfiguratie. Controleer of andere niet. de hardwareconfiguratie correct is voor de software. Lees de documentatie bij de CD na. Controleer welk type CD u gebruikt. Het station ondersteunt: CD-ROM: CD-DA, CD-Text, Photo CD™ (single/multi-session), CD-ROM Mode 1, Mode 2, CD-ROM XA Mode 2 (Form1, Form2), Enhanced CD (CD-EXTRA), Addresseringsmethode 2 Beschrijfbare CD: CD-R, CD-RW
Gebruikershandleiding
9-9
Probleemoplossing
DVD-ROM-station Probleem
Procedure
U kunt geen toegang Controleer of de stationslade goed dicht zit. Duw krijgen tot een CD/DVD zachtjes totdat de lade vastklikt. in het station. Controleer of het station is ingeschakeld. Als het station is uitgeschakeld, klikt u op het pictogram van het optische station in het systeemvak om dit in te schakelen. Open de schijflade en controleer of de CD/DVD goed ligt: plat op het ladeoppervlak met het opschrift omhoog. Een vreemd voorwerp in de schijflade kan leesactiviteit verhinderen. Zorg dat de laser niet wordt geblokkeerd. Verwijder eventuele voorwerpen. Controleer of de CD/DVD vuil is. Veeg de schijf zo nodig af met een schone doek die is bevochtigd met water of een neutraal schoonmaakmiddel. Raadpleeg de paragraaf Behandeling van schijven in hoofdstuk 4 voor nadere informatie. Sommige CD’s/DVD’s worden correct uitgevoerd, maar andere niet.
Het probleem kan worden veroorzaakt door de software- of hardwareconfiguratie. Controleer of de hardwareconfiguratie correct is voor de software. Lees de documentatie bij de CD/DVD na. Controleer welk type CD/DVD u gebruikt. Het station ondersteunt: DVD-ROM: DVD-ROM, DVD-Video CD-ROM: CD-DA, CD-Text, Photo CD™ (single/multi-session), CD-ROM Mode 1, Mode 2, CD-ROM XA Mode 2 (Form1, Form2), Enhanced CD (CD-EXTRA), Addresseringsmethode 2 Controleer de regiocode op de DVD. Deze moet overeenkomen met de regiocode op het DVDROM-station. Raadpleeg de paragraaf optische stations in hoofdstuk 2, Rondleiding, voor informatie over regiocodes.
9-10
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
DVD-ROM- & CD-R/RW-station Raadpleeg hoofdstuk 4, Grondbeginselen, voor meer informatie. Probleem
Procedure
U kunt geen toegang Controleer of de stationslade goed dicht zit. Duw krijgen tot een CD/DVD zachtjes totdat de lade vastklikt. in het station. Controleer of het station is ingeschakeld. Als het station is uitgeschakeld, klikt u op het pictogram van het optische station in het systeemvak om dit in te schakelen. Open de schijflade en controleer of de CD/DVD goed ligt: plat op het ladeoppervlak met het opschrift omhoog. Een vreemd voorwerp in de schijflade kan leesactiviteit verhinderen. Zorg dat de laser niet wordt geblokkeerd. Verwijder eventuele voorwerpen. Controleer of de CD/DVD vuil is. Veeg de schijf zo nodig af met een schone doek die is bevochtigd met water of een neutraal schoonmaakmiddel. Raadpleeg de paragraaf Behandeling van schijven in hoofdstuk 4 voor nadere informatie. Sommige CD’s/DVD’s worden correct uitgevoerd, maar andere niet.
Het probleem kan worden veroorzaakt door de software- of hardwareconfiguratie. Controleer of de hardwareconfiguratie correct is voor de software. Lees de documentatie bij de CD/DVD na. Controleer welk type CD/DVD u gebruikt. Het station ondersteunt: DVD-ROM: DVD-ROM, DVD-video CD-ROM: CD-DA, CD-Text, Photo CD (single/multi-session), CD-ROM Mode 1, Mode 2, CD-ROM XA Mode 2 (Form1, Form2), Enhanced CD (CD-EXTRA), Adresseringsmethode 2 Beschrijfbare CD:CD-R, CD-RW Controleer de regiocode op de DVD. Deze moet overeenkomen met de regiocode op het DVD-ROM- & CD-R/RW-station. Raadpleeg de paragraaf optische stations in hoofdstuk 2, Rondleiding, voor informatie over regiocodes.
Gebruikershandleiding
9-11
Probleemoplossing
Probleem
Procedure
Kan niet goed schrijven.
Indien er problemen zijn met schrijven, controleert u of u de volgende voorschriften in acht hebt genomen: ■ Gebruik alleen schijven die door TOSHIBA zijn aanbevolen. ■ Gebruik het aanwijsapparaat of toetsenbord niet tijdens het schrijven. ■ Gebruik alleen de software die bij de computer is geleverd voor het opnemen van gegevens. ■ Gebruik of start geen andere software tijdens het schrijven. ■ Stoot niet tegen de computer tijdens het schrijven. ■ Koppel of ontkoppel geen externe apparaten en installeer/verwijder geen interne kaarten tijdens het schrijven. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
DVD Super Multi-station Raadpleeg hoofdstuk 4, Grondbeginselen, voor meer informatie. Probleem
Procedure
Controleer of de stationslade goed dicht zit. U kunt geen toegang krijgen tot een CD/DVD Duw zachtjes tot de lade vastklikt. in het station. Controleer of het station is ingeschakeld. Als het station is uitgeschakeld, klikt u op het pictogram van het optische station in het systeemvak om dit in te schakelen. Open de schijflade en controleer of de CD/DVD goed ligt: plat op het ladeoppervlak met het opschrift omhoog. Een vreemd voorwerp in de schijflade kan leesactiviteit verhinderen. Zorg dat de laser niet wordt geblokkeerd. Verwijder eventuele voorwerpen. Controleer of de CD/DVD vuil is. Veeg de schijf zo nodig af met een schone doek die is bevochtigd met water of een neutraal schoonmaakmiddel. Raadpleeg de paragraaf Behandeling van schijven in hoofdstuk 4 voor nadere informatie.
9-12
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
Sommige CD’s/DVD’s worden correct uitgevoerd, maar andere niet.
Het probleem kan worden veroorzaakt door de software- of hardwareconfiguratie. Controleer of de hardwareconfiguratie correct is voor de software. Lees de documentatie bij de CD/DVD na. Controleer welk type CD/DVD u gebruikt. Het station ondersteunt: DVD-ROM: DVD-ROM, DVD-video CD-ROM: CD-DA, CD-Text, Photo CD™ (single/multi-session), CD-ROM Mode 1, Mode 2, CD-ROM XA Mode 2 (Form1, Form2), Enhanced CD (CD-EXTRA), Adresseringsmethode 2 Controleer de regiocode op de DVD. Deze moet overeenkomen met de regiocode op het DVD Super Multi-station. Raadpleeg de paragraaf optische stations in hoofdstuk 2, Rondleiding, voor informatie over regiocodes.
USB-diskettestation Raadpleeg hoofdstuk 4, Grondbeginselen, voor meer informatie. Probleem
Procedure
Station werkt niet.
Misschien is de kabel tussen de computer en het station niet goed bevestigd. Controleer of deze kabel correct is aangesloten.
Sommige programma’s worden correct uitgevoerd, maar andere niet.
Het probleem kan worden veroorzaakt door de software- of hardwareconfiguratie. Controleer of de hardwareconfiguratie juist is voor de software.
U kunt niet lezen van of schrijven naar het 3,5-inch diskettestation.
Probeer een andere diskette. Als u toegang hebt tot deze diskette, is er iets aan de hand met de oorspronkelijke diskette (niet met het diskettestation). Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Gebruikershandleiding
9-13
Probleemoplossing
SD-kaart Raadpleeg ook hoofdstuk 8, Optionele apparaten. Probleem
Procedure
Fout met SD-kaart
Plaats de SD-kaart opnieuw om te zorgen dat deze stevig vastzit. Raadpleeg de documentatie bij de kaart.
U kunt niet schrijven naar een SD-geheugenkaart.
Controleer of de kaart beveiligd is tegen schrijven.
U kunt een bestand niet lezen.
Controleer of de SD-geheugenkaart die in de sleuf is ingebracht, het gewenste bestand bevat. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
PC-kaart Raadpleeg ook hoofdstuk 8, Optionele apparaten. Probleem
Procedure
Fout met PC-kaart
Plaats de PC-kaart opnieuw om te zorgen dat deze stevig vastzit. Controleer of er een stevige verbinding is tussen het externe apparaat en de PC-kaart. Lees de documentatie van de PC-kaart na. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
9-14
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
Aanwijsapparaat Als u een USB-muis gebruikt, raadpleeg dan tevens de paragraaf USB-apparaat in dit hoofdstuk en de documentatie bij de muis.
Touchpad Probleem
Procedure
Het touchpad werkt niet.
Controleer de instellingen voor apparaatselectie. Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en selecteer het pictogram Muis. Open het venster Eigenschappen voor Muis en klik op de tab Dubbel aanwijsapparaat. Klik vervolgens op de knop Gedetailleerde instellingen en klik op de tab Apparaat selecteren. Controleer of het touchpad niet is geselecteerd. Druk op Fn + F9 om het TOSHIBA dubbele aanwijsapparaat in te schakelen.
Schermaanwijzer reageert niet wanneer het touchpad wordt gebruikt.
Misschien is het systeem bezet. Als de aanwijzer de vorm van een zandloper heeft, wacht u tot de aanwijzer weer de normale vorm heeft en probeert u het opnieuw.
Schermaanwijzer wordt te snel of te traag verplaatst.
Wijzig de snelheid van de aanwijzer in het hulpprogramma voor muisbesturing. 1. Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en selecteer het pictogram Muis. 2. Klik op de tab Aanwijzeropties. 3. Stel de snelheid van de aanwijzer naar wens in en klik op OK.
Dubbel aantikken (touchpad) werkt niet.
Wijzig de dubbelkliksnelheid in het hulpprogramma voor muisbesturing. 1. Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en selecteer het pictogram Muis. 2. Klik op de tab Knoppen. 3. Stel de dubbelkliksnelheid naar wens in en klik op OK. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Gebruikershandleiding
9-15
Probleemoplossing
USB-muis Probleem
Procedure
Schermaanwijzer reageert niet wanneer de muis wordt gebruikt.
Misschien is het systeem bezet. Als de aanwijzer de vorm van een zandloper heeft, wacht u tot de aanwijzer weer de normale vorm heeft en probeert u het opnieuw. Controleer of de muis correct op de USB-poort is aangesloten.
9-16
Dubbelklikken werkt niet.
Wijzig de dubbelkliksnelheid in het hulpprogramma voor muisbesturing. 1. Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en selecteer het pictogram Muis. 2. Klik op de tab Knoppen. 3. Stel de dubbelkliksnelheid naar wens in en klik op OK.
Schermaanwijzer wordt te snel of te traag verplaatst.
Wijzig de snelheid van de aanwijzer in het hulpprogramma voor muisbesturing. 1. Klik achtereenvolgens op Start, Configuratiescherm, Printers en andere hardware en selecteer het pictogram Muis. 2. Klik op de tab Aanwijzeropties. 3. Stel de snelheid van de aanwijzer naar wens in en klik op OK.
U kunt de muisaanwijzer niet normaal verplaatsen.
Misschien is de muis vuil. Raadpleeg de documentatie bij de muis voor informatie over schoonmaken. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
USB-apparaat Raadpleeg tevens de documentatie bij uw USB-apparaat. Probleem
Procedure
USB-apparaat werkt niet.
Controleer of de kabelverbinding tussen de USB-poorten op de computer en het USBapparaat in orde is. Controleer of de USBapparaatstuurprogramma’s correct zijn geïnstalleerd. Raadpleeg uw Windows XPdocumentatie voor informatie over het controleren van de stuurprogramma’s. Als uw besturingssysteem geen USB ondersteunt, kunt u toch een USB-muis en/of USB-toetsenbord gebruiken. Als deze apparaten niet werken, controleer dan of de optie Emulatie USB Legacy-toetsenborden/muizen in HW Setup is ingesteld op Ingeschakeld. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
U hoort de Bios-pieptoon Probleem
Procedure
U hoort een pieptoon
U kunt het volume van de pieptoon met het BIOS Setup-programma instellen op Hoog/Midden/ Laag/Uit. De standaardinstelling is Midden. Een luide pieptoon klinkt wanneer er een geheugenfout optreedt die niet kan worden hersteld.
Gebruikershandleiding
9-17
Probleemoplossing
Geheugenuitbreiding Raadpleeg ook hoofdstuk 8, Optionele apparaten voor informatie over het installeren van geheugenmodules. Probleem
Procedure
Als er een geheugenstoring optreedt, gaat het Aan/ uit-lampje knipperen (0,5 seconden aan, 0,5 seconden uit) op de volgende manieren: Als er alleen een fout in Sleuf A is: knippert herhaaldelijk tweemaal oranje, daarna groen. Als er alleen een fout in Sleuf B is: knippert herhaaldelijk oranje, daarna tweemaal groen. Als er een fout in Sleuf A en Sleuf B is: knippert herhaaldelijk tweemaal oranje, daarna tweemaal groen
Controleer of de geheugenmodule die in de geheugensleuf is geïnstalleerd, compatibel is met de computer. Als een incompatibele module is geïnstalleerd, voert u de volgende stappen uit. 1. Schakel de computer uit. 2. Ontkoppel de netadapter en alle randapparaten. 3. Verwijder de accu-eenheid. 4. Verwijder de geheugenmodule. 5. Plaats de accu en/of sluit de netadapter aan. 6. Schakel de stroom in. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Geluidssysteem Raadpleeg tevens de documentatie bij uw geluidsapparatuur. Probleem
Procedure
Geen geluid hoorbaar.
Wijzig het volume met de volumeregelaar. Controleer de volume-instellingen in de software. Ga na of de hoofdtelefoon stevig is aangesloten. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer. Controleer Apparaatbeheer van Windows. Zorg dat de geluidsfunctie is geactiveerd en dat de instellingen voor het I/O-adres, interruptniveau en DMA-kanaal correct zijn voor uw software en niet in strijd zijn met andere apparaten die op de computer zijn aangesloten.
9-18
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
Probleem
Procedure
Hinderlijk geluid hoorbaar.
Misschien is er sprake van akoestische terugkoppeling ofwel “feedback”. Raadpleeg de paragraaf Geluidssysteem in Hoofdstuk 4, Grondbeginselen. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Externe monitor Raadpleeg ook hoofdstuk 8, Optionele apparaten, en de documentatie bij uw monitor. Probleem
Procedure
Monitor kan niet worden ingeschakeld
Controleer of de aan/uit-schakelaar van de externe monitor op aan staat. Controleer of het netsnoer van de monitor op een werkend stopcontact is aangesloten.
Het scherm blijft leeg.
Stel het contrast en de helderheid op de externe monitor bij. Druk op de sneltoets Fn + F5 om de beeldschermprioriteit te wijzigen, zodat deze niet op het interne LCD-scherm is ingesteld.
Beeldschermfout
Controleer of de kabel tussen de externe monitor en de computer stevig is bevestigd. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
i.LINK (IEEE1394)-apparaat Probleem
Procedure
i.LINK-apparaat werkt niet.
Controleer of de kabel tussen de computer en het apparaat stevig is aangesloten. Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Installeer de stuurprogramma’s opnieuw. Open Windows Configuratiescherm en dubbelklik op het pictogram Hardware. Volg de aanwijzingen op het scherm. Start Windows opnieuw. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Gebruikershandleiding
9-19
Probleemoplossing
Modem
9-20
Probleem
Procedure
Communicatiesoftwar e kan de modem niet initialiseren.
Controleer of de modeminstellingen van de computer correct zijn. Raadpleeg Telefoon- en modemopties in het Configuratiescherm.
U hoort een kiestoon maar u kunt niet bellen.
Als u een PBX-verbinding gebruikt, dient u te zorgen dat de functie voor toonkeuzedetectie van de toepassing is uitgeschakeld. U kunt tevens de opdracht ATX gebruiken.
U hebt een nummer gebeld, maar er kan geen verbinding worden gemaakt.
Controleer of de instellingen in de communicatietoepassing correct zijn.
U hoort geen belsignaal na het bellen van een nummer.
Controleer of de keuzemethode (toon/puls) in de communicatietoepassing correct is ingesteld. U kunt tevens de opdracht ATD gebruiken.
De communicatie wordt plotseling afgebroken.
De communicatie wordt automatisch afgebroken wanneer een bepaalde tijd lang geen draaggolf is waargenomen. Probeer de tijdlimiet voor draaggolfdetectie te verlengen.
Een CONNECT -bericht wordt snel opgevolgd door NO CARRIER.
Controleer de instelling voor foutcontrole (Error control) in de communicatietoepassing. U kunt tevens de opdracht AT\N gebruiken.
Verstoorde tekenweergave tijdens een communicatiesessie.
Controleer of de instellingen voor het pariteitsbit en het stopbit (voor gegevensoverdracht) corresponderen met die van de andere computer. Controleer de transportbesturing (flow control) en het communicatieprotocol.
U kunt een binnenkomende oproep niet ontvangen.
Controleer in de communicatietoepassing na hoeveel belsignalen een oproep automatisch wordt beantwoord. U kunt tevens de opdracht ATS0 gebruiken. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
LAN Probleem
Procedure
Kan geen toegang krijgen tot het LAN.
Controleer of de kabel tussen de LAN-poort en de LAN-hub stevig is aangesloten.
Activering op LAN werkt niet.
Controleer of de netadapter is aangesloten. De functie Activering op LAN werkt niet zonder de netadapter. Als de problemen aanhouden, raadpleegt u de LAN-beheerder.
Draadloos LAN Als u na het uitvoeren van de volgende procedure nog steeds geen toegang tot het LAN hebt, neemt u contact op met de netwerkbeheerder. Raadpleeg hoofdstuk 4, Grondbeginselen, voor meer informatie over draadloze communicatie. Probleem
Procedure
Kan geen toegang krijgen tot draadloos LAN.
Controleer of de schakelaar voor draadloze communicatie van de computer op aan staat. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met de LAN-beheerder.
Bluetooth Raadpleeg hoofdstuk 4, Grondbeginselen, voor meer informatie over draadloze communicatie. Probleem
Procedure
Kan geen toegang krijgen tot Bluetoothapparaat.
Controleer of de schakelaar voor draadloze communicatie van de computer op aan staat. Controleer of Bluetooth Beheer actief is en het Bluetooth-apparaat is ingeschakeld. Controleer of er geen optionele Bluetooth-PCkaart en Bluetooth-SD-kaart in de computer zijn geïnstalleerd. De ingebouwde Bluetooth-functie kan niet tegelijk met een optionele Bluetooth-PCkaart werken. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Gebruikershandleiding
9-21
Probleemoplossing
Printer Raadpleeg ook het gedeelte Seriële poort van hoofdstuk 8, Optionele apparaten, en de probleemoplossing en andere relevante gedeelten in de documentatie bij uw printer en software. Een Advanced Port Replicator III Plus is voorzien van een parallelle poort. Probleem
Procedure
Printer kan niet worden Ga na of de printer op een stopcontact is ingeschakeld. aangesloten. Controleer of het stopcontact stroom levert door er een ander apparaat op aan te sluiten. Computer/printer communiceren niet.
Controleer of de printer is ingeschakeld en on line (gebruiksklaar) is. Controleer of de kabel tussen de printer en de computer intact is. Ga na of de kabel stevig is aangesloten. Een parallelle printer moet op de parallelle poort worden aangesloten. Ga na of de poort correct is geconfigureerd. Controleer of de printer correct is gedefinieerd in de configuratie-instellingen van de software. Lees uw printer- en softwaredocumentatie na.
Printerfout
Lees uw printerdocumentatie na. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
Tv-uitgangssignaal Probleem
Procedure
Slechte beeldkwaliteit op tv
Controleer of het juiste type tv is ingesteld voor uw regio: NTSC (VS, Japan) of PAL (Europa).
Het scherm blijft leeg.
Stel het contrast en de helderheid op de externe monitor bij. Druk op de sneltoets Fn + F5 om het beeldscherm te wijzigen. Raadpleeg hoofdstuk 5, Het toetsenbord. Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.
9-22
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
Pc en pc-accu verwijderen ■ Verwijder deze pc overeenkomstig de toepasselijke wetten en voorschriften. Raadpleeg uw lokale overheid voor nadere informatie. ■ Deze pc is uitgerust met een oplaadbare accu. Na herhaaldelijk gebruik zal de accu uiteindelijk niet meer kunnen worden opgeladen en moet deze worden vervangen. Volgens de geldende wetten en voorschriften is het mogelijk niet toegestaan om oude accu’s weg te gooien met het huisvuil. ■ Denk om het milieu. Raadpleeg de lokale overheden voor nadere details met betrekking tot de recycling van oude accu’s of het op de juiste wijze weggooien hiervan. Dit product bevat kwik. Om milieuredenen kunnen er regels gelden voor de verwijdering van dit materiaal. Raadpleeg uw lokale overheid voor nadere informatie over verwijdering, hergebruik of recycling. ■ Als uw vaste schijf of andere opslagmedia vertrouwelijke gegevens bevatten, moet u zich ervan bewust zijn dat bij standaard verwijderingsprocedures geen gegevens van de media worden verwijderd. Tot de standaard verwijderingsprocedures behoren onder andere: ■ Optie Verwijderen selecteren voor een bestand ■ Bestand in de Prullenbak plaatsen en de Prullenbak legen ■ De media opnieuw formatteren ■ Een besturingssysteem opnieuw installeren vanaf de herstel-cd Tijdens de bovengenoemde procedures wordt alleen het eerste deel van de gegevens gewist dat wordt gebruikt voor bestandsbeheer. Hierdoor wordt het bestand onzichtbaar voor het besturingssysteem. De gegevens kunnen echter nog steeds worden gelezen met speciale hulpprogramma’s. Als u de pc wegdoet, verwijdert u alle gegevens van de vaste schijf. Op die manier kunt u onbevoegd gebruik van dergelijke gegevens voorkomen. U kunt er als volgt voor zorgen dat uw gegevens niet worden gebruikt voor onbevoegde doeleinden: ■ Vernietig de vaste schijf ■ Gebruik een betrouwbaar, gespecialiseerd hulpprogramma om alle gegevens te overschrijven ■ Breng de vaste schijf naar een professionele verwijderservice Alle kosten voor het verwijderen van gegevens komen voor uw rekening.
Gebruikershandleiding
9-23
Probleemoplossing
TOSHIBA-ondersteuning Als u extra technische hulp nodig hebt of als u problemen hebt bij het gebruik van de computer, kunt u contact opnemen met TOSHIBA.
Voordat u opbelt Aangezien sommige problemen wellicht te wijten zijn aan het besturingssysteem of het programma dat u gebruikt, is het belangrijk om eerst andere hulpbronnen te raadplegen. Probeer het volgende alvorens contact op te nemen met TOSHIBA: ■ Bestudeer de informatie over probleemoplossing in de documentatie bij de software en randapparaten. ■ Als een probleem optreedt tijdens de uitvoering van softwareprogramma’s, zoekt u in de softwaredocumentatie naar suggesties voor het oplossen van problemen. Neem zo nodig contact op met de afdeling voor technische support van het softwarebedrijf. ■ Neem contact op met de dealer waarbij u de computer en/of software hebt gekocht. Uw dealer is de aangewezen bron van up-to-date informatie.
Schrijven naar TOSHIBA Als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen en u vermoedt dat het met de hardware te maken heeft, schrijft u naar TOSHIBA (zie de bijgeleverde garantie-informatie voor het adres) of gaat u naar www.toshiba-europe.com op internet.
9-24
Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 10 Wettelijke voetnoten Dit hoofdstuk bevat de wettelijke voetnoten die van toepassing zijn op TOSHIBA-computers. In deze handleiding wordt met *XX aangegeven welke wettelijke voetnoot betrekking heeft op TOSHIBA-computers. Verklaringen die betrekking hebben op deze computer, worden in deze handleiding gemarkeerd met de aanduiding *XX in blauw. Wanneer u op *XX klikt, wordt de corresponderende verklaring weergegeven.
CPU*1 Wettelijke voetnoot met betrekking tot CPU-prestaties De prestaties van de CPU (Central Processing Unit ofwel Centrale Verwerkingseenheid) in uw computer kunnen afwijken van de specificaties, onder invloed van de volgende factoren: ■ gebruik van bepaalde externe randapparaten; ■ gebruik van accuvoeding in plaats van netvoeding; ■ gebruik van bepaalde multimedia, door de computer gegenereerde afbeeldingen of videotoepassingen; ■ gebruik van standaardtelefoonlijnen of langzame netwerkverbindingen; ■ gebruik van complexe ontwerpsoftware, bijvoorbeeld geavanceerde CAD-toepassingen; ■ gelijktijdig gebruik van verschillende toepassingen of functies; ■ gebruik van de computer in gebieden met lage luchtdruk (grote hoogte, > 1000 meter boven zeeniveau) ■ gebruik van de computer bij temperaturen onder 5°C of boven 30°C, of boven 25°C op grote hoogte. (Deze temperatuurlimieten zijn niet precies en kunnen afwijken al naar gelang het specifieke computermodel. Raadpleeg uw pc-documentatie of de Toshiba-website op www.pcsupport.toshiba.com voor meer informatie).
Gebruikershandleiding
10-1
Wettelijke voetnoten
De CPU-prestaties kunnen bovendien afwijken van de specificaties als gevolg van de ontwerpconfiguratie. In bepaalde omstandigheden kan het gebeuren dat de computer wordt uitgeschakeld. Dit is een normale beschermende maatregel ter voorkoming van gegevensverlies of beschadiging van het product bij gebruik buiten de aanbevolen omstandigheden. Vermijd het risico van gegevensverlies door altijd back-ups van gegevens te maken. Dit doet u door de gegevens van tijd tot tijd op een extern opslagmedium op te slaan. Voor optimale prestaties dient u uw computer alleen onder de aanbevolen omstandigheden te gebruiken. Lees de aanvullende beperkingen in de productdocumentatie door. Neem zo nodig contact op met de Toshibaafdeling voor service en ondersteuning. Raadpleeg de paragraaf TOSHIBA-ondersteuning in hoofdstuk 9, Probleemoplossing, voor meer informatie.
Algemeen hoofdgeheugen*2 Een deel van het hoofdsysteemgeheugen kan door het grafische systeem worden gebruikt om de grafische prestaties te verbeteren, waardoor de beschikbare hoeveelheid systeemgeheugen voor andere computeractiviteiten afneemt. De hoeveelheid systeemgeheugen die wordt wordt toegewezen om de grafische prestaties te verbeteren, hangt af van het grafische systeem, de gebruikte toepassingen, de grootte van het systeemgeheugen en andere factoren. Voor pc’s met 4 GB systeemgeheugen zal de totale hoeveelheid systeemgeheugen voor computeractiviteiten aanzienlijk minder zijn en afhangen van het model en de systeemconfiguratie.
Gebruiksduur van de accu*3 De gebruiksduur van de accu varieert sterk al naar gelang factoren zoals productmodel, configuratie, toepassingen, energiebeheerinstellingen en gebruikte functies. Bovendien is de gebruiksduur onderhevig aan de natuurlijke prestatievariaties die voortvloeien uit het ontwerp van afzonderlijke onderdelen. Bepaalde modellen en configuraties die door Toshiba vóór het tijdstip van publicatie zijn getest, worden geleverd met een classificatie voor de gebruiksduur van de accu. De oplaadtijd is afhankelijk van het gebruik. De accu wordt mogelijk niet opgeladen wanneer de computer maximale stroom verbruikt. Nadat de accu meerdere malen is opgeladen en ontladen, kan deze niet langer op maximale capaciteit werken en is het tijd voor vervanging. Dat geldt voor alle accu’s. Zie de informatie over accessoires die bij de computer is geleverd om na te gaan hoe en waar u een nieuwe accueenheid kunt aanschaffen.
10-2
Gebruikershandleiding
Wettelijke voetnoten
Capaciteit van vaste schijf (HDD)*4 1 Gigabyte (GB) is 109 = 1.000.000.000 bytes in het decimale talstelsel. Het besturingssysteem van de computer gebruikt echter het binaire talstelsel en definieert de opslagcapaciteit dus als volgt: 1 GB = 230 = 1.073.741.824 bytes. Hierdoor wordt een lagere opslagcapaciteit weergegeven. De beschikbare opslagcapaciteit is minder als er op het product een of meer besturingssystemen zijn voorgeïnstalleerd, zoals Microsoft Windows, en/of een of meer toepassingen zijn voorgeïnstalleerd. De werkelijke capaciteit na formatteren kan per model verschillen.
LCD*5 Na verloop van tijd en afhankelijk van het gebruik van de computer, neemt de helderheid van het LCD-scherm af. Dit is een bekend kenmerk van de LCD-technologie. Maximale helderheid is alleen beschikbaar wanneer de computer op netvoeding wordt gebruikt. Het beeldscherm wordt gedimd wanneer computer op accu-energie wordt gebruikt. Het is niet mogelijk de helderheid van het scherm te vergroten.
GPU (Graphics Processor Unit)*6 De prestaties van de GPU ofwel Graphics Processor Unit wisselen al naar gelang het productmodel, de ontwerpconfiguratie, de toepassingen, de instellingen voor energiebeheer en de gebruikte functies. De GPUprestaties worden alleen geoptimaliseerd wanneer het apparaat op netstroom werkt. De prestaties zijn aanzienlijk minder wanneer de accu wordt gebruikt.
Draadloos LAN*7 De verzendsnelheid via het draadloze LAN en het maximale bereik van draadloos LAN kunnen variëren al naar gelang de elektromagnetische omgeving, obstakels, ontwerp en configuratie van accesspoints, clientontwerp en software-/hardwareconfiguratie. [54 Mbps is de theoretische maximumsnelheid volgens de IEEE802.11standaard (a/b/g).] De werkelijke verzendsnelheid zal lager zijn dan de theoretische maximumsnelheid.
Niet-toepasselijke pictogrammen*8 Bepaalde notebookchassis zijn ontworpen om alle mogelijke configuraties voor een volledige productserie te huisvesten. Uw geselecteerde model heeft dus mogelijk niet alle voorzieningen en specificaties die corresponderen met de pictogrammen of schakelaars op het notebookchassis. Gebruikershandleiding
10-3
Wettelijke voetnoten
Kopieerbeveiliging*9 Technologie ter bescherming van het auteursrecht in sommige media verhindert mogelijk het weergeven en opnemen van die media.
Afbeeldingen*10 Alle afbeeldingen zijn gesimuleerd voor illustratiedoeleinden.
10-4
Gebruikershandleiding
Bijlage A Specificaties Deze bijlage verschaft een overzicht van de technische kenmerken van de computer.
Gewicht en afmetingen Gewicht (standaard)
Maximaal 2,98 kg, geconfigureerd met: 15,4-inch WXGA, 1.024 MB+1.024 MB RAM, vaste schijf van 100 GB, DVD-Super Multi-station, draadloos LAN, Bluetooth. Minimaal 2,85 kg, geconfigureerd met: 15,4-inch WXGA, 256 MB+0 MB RAM, vaste schijf van 40 GB, CD-ROM-station.
Grootte
368 (b) × 268 (d) × 29,8/36,9 (h) mm (uitstekende delen niet inbegrepen)
Afmetingen en gewicht zijn afhankelijk van de configuratie. Het bovenstaande gewicht is gemeten volgens specifieke criteria. Het is mogelijk dat het geleverde product zwaarder en/of groter is.
Werkomgeving Omstandigheden
Omgevingstemperatuur
Relatieve vochtigheid
In werking
5°C tot 35°C
20% tot 80%
Buiten werking
-20°C tot 65°C
10% tot 95%
Warmteschommelingen maximaal 20°C per uur Natte-boltemperatuur
maximaal 26°C
Omstandigheden
Hoogte (vanaf zeeniveau)
In werking
-60 tot 3.000 meter
Buiten werking
-60 tot 10.000 meter
Gebruikershandleiding
A-1
Specificaties
Stroomvoorziening Netadapter
100-240 V (wisselstroom) 50 of 60 hertz (cycli per seconde)
Computer
15 V (gelijkstroom) 4,0 ampère
Ingebouwde modem Network control unit (NCU) Type NCU
AA
Type lijn
Telefoonlijn (alleen analoog)
Keuzesysteem
Puls Toon
Besturingsopdracht
AT-opdrachten EIA-578-opdrachten
Controlefunctie
Computerluidspreker
Communicatiespecificaties Communicatiesysteem Data: Fax:
Fullduplex Halfduplex
Communicatieprotocol Data ITU-T-Rec (voorheen CCITT) Bell Fax ITU-T-Rec (voorheen CCITT)
V.21/V.22/V.22bis/V.32 /V.32bis/V.34/V.90 103/212A V.17/V.29/V.27ter /V.21 ch2
Communicatiesnelheid Gegevensverzending en -ontvangst 300/1200/2400/4800/7200/9600/12000/14400/ 16800/19200/21600/24000/26400/28800/ 31200/33600 bps Gegevensontvangst alleen met V.90 28000/29333/30666/32000/33333/34666/ 36000/37333/38666/40000/41333/42666/ 44000/45333/46666/48000/49333/50666/ 52000/53333/54666/56000 bps Fax 2400/4800/7200/9600/12000/14400 bps
A-2
Gebruikershandleiding
Specificaties
Verzendniveau
-10 dBm
Ontvangstniveau
-10 tot -40 dBm
Invoer-/ uitvoerimpedantie
600 ohm ±30%
Foutcorrectie
MNP klasse 4 en ITU-T V.42
Datacompressie
MNP klasse 5 en ITU-T V.42bis
Voeding
+3,3 V (geleverd door computer)
Gebruikershandleiding
A-3
Specificaties
A-4
Gebruikershandleiding
Bijlage B Beeldschermcontroller en videomodi Beeldschermcontroller De beeldschermcontroller zet software-opdrachten om in hardwareopdrachten die bepaalde elementen op het scherm in- of uitschakelen. ■ 15,4-inch WXGA, 1280 horizontale x 800 verticale pixels Aangezien het LCD-scherm een hogere resolutie heeft, kunnen regels worden afgebroken in de DOS-modus. Een op de computer aangesloten externe monitor met hoge resolutie kan maximaal 2.048 horizontale en 1.536 verticale pixels in maximaal 16 miljoen kleuren weergeven. De schermcontroller bestuurt tevens de videomodus, die de schermresolutie en het maximum aantal kleuren op het beeldscherm bepaalt op basis van industriestandaardregels. Software die voor een bepaalde videomodus is geschreven, kan worden gebruikt op elke computer die deze modus ondersteunt.
Videomodi De computer ondersteunt de videomodi die zijn gedefinieerd in de volgende tabellen. Als uw toepassing de keuze biedt uit een aantal modusnummers die niet overeenstemmen met de nummers in de tabel, selecteert u een modus op basis van modustype, resolutie, tekenmatrix, aantal kleuren en verversingsfrequenties. Als uw software zowel grafische als tekstmodi ondersteunt, kan het lijken alsof de schermweergave in een tekstmodus sneller verloopt.
Gebruikershandleiding
B-1
Beeldschermcontroller en videomodi
Tabel 1 Videomodi (VGA) Videomodus
Type
Resolutie
Tekenmatrix (pixels)
Kleuren
Verticale scanfrequentie (Hz)
0, 1
VGA tekst
40 × 25 tekens
8×8
16 van 256K
70
2, 3
VGA tekst
80 × 25 tekens
8×8
16 van 256K
70
0*, 1*
VGA tekst
40 × 25 tekens
8 × 14
16 van 256K
70
2*, 3*
VGA tekst
80 × 25 tekens
8 × 14
16 van 256K
70
0+, 1+
VGA tekst
40 × 25 tekens
9 × 16
16 van 256K
70
2+, 3+
VGA tekst
80 × 25 tekens
9 × 16
16 van 256K
70
4, 5
VGA graf.
320 × 200 pixels
8×8
4 van 256K
70
6
VGA graf.
640 × 200 pixels
8×8
2 van 256K
70
7
VGA tekst
80 × 25 tekens
9 × 14
Mono
70
7+
VGA tekst
80 × 25 tekens
9 × 16
Mono
70
B-2
Gebruikershandleiding
Beeldschermcontroller en videomodi
Tabel 1 Videomodi (VGA) vervolg Videomodus
Type
Resolutie
Tekenmatrix (pixels)
Kleuren
Verticale scanfrequentie (Hz)
D
VGA graf.
320 × 200 pixels
8×8
16 van 256K
70
E
VGA graf.
640 × 200 pixels
8×8
16 van 256K
70
F
VGA graf.
640 × 350 pixels
8 × 14
Mono
70
10
VGA graf.
640 × 350 pixels
8 × 14
16 van 256K
70
11
VGA graf.
640 × 480 pixels
8 × 16
2 van 256K
60
12
VGA graf.
640 × 480 pixels
8 × 16
16 van 256K
60
13
VGA graf.
320 × 200 pixels
8×8
256 van 256K
70
Gebruikershandleiding
B-3
Beeldschermcontroller en videomodi
Tabel 2 Videomodi (WXGA, model met Intel® Celeron® M-processor) Resolutie
LCD-kleuren
CRT-kleuren
Verticale frequentie (Hz)**1
640 × 480
256/256K
256/256K
60 75 85 100
800 × 600
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1024 × 768
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1280 × 800
256/256K
256/256K
60
1280 × 1024
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1600 × 1200 (virtueel alleen met LCD-scherm)
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1920 × 1440 (virtueel alleen met LCD-scherm)
256/256K
256/256K
60
2048 × 1536 (virtueel alleen met LCD-scherm)
256/256K
256/256K
60
*1
De verticale frequentie (Hz) kan alleen op een externe monitor worden gewijzigd. Er kan ruis optreden als het beeld wordt weergegeven in een hogeresolutiemodus bij gelijktijdige weergave of bij weergave met meerdere monitoren terwijl u een 3D-toepassing uitvoert, tijdens DVDweergave en dergelijke. Verlaag in dit geval de resolutie tot het beeld correct wordt weergegeven.
B-4
Gebruikershandleiding
Beeldschermcontroller en videomodi
Tabel 2 Videomodi (WXGA, model met Intel® Celeron® M-processor), vervolg Resolutie
LCD-kleuren
CRT-kleuren
Verticale frequentie (Hz)**1
640 × 480
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
800 × 600
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1024 × 768
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1280 × 800
64K/64K
64K/64K
60
1280 × 1024
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1600 × 1200 (virtueel alleen met LCD-scherm)
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1920 × 1440 (virtueel alleen met LCD-scherm)
64K/64K
64K/64K
60
2048 × 1536 (virtueel alleen met LCD-scherm)
64K/64K
64K/64K
60
*1 De verticale frequentie (Hz) kan alleen op een externe monitor worden gewijzigd. Er kan ruis optreden als het beeld wordt weergegeven in een hogeresolutiemodus bij gelijktijdige weergave of bij weergave met meerdere monitoren terwijl u een 3D-toepassing uitvoert, tijdens DVDweergave en dergelijke. Verlaag in dit geval de resolutie tot het beeld correct wordt weergegeven.
Gebruikershandleiding
B-5
Beeldschermcontroller en videomodi
Tabel 2 Videomodi (WXGA, model met Intel® Celeron® M-processor), vervolg Resolutie
LCD-kleuren
CRT-kleuren
Verticale frequentie (Hz)**1
640 × 480
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
800 × 600
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1024 × 768
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1280 × 800
16M/16M
16M/16M
60
1280 × 1024
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1600 × 1200 (virtueel alleen met LCD-scherm)
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1920 × 1440 (virtueel alleen met LCD-scherm)
16M/16M
16M/16M
60
2048 × 1536 (virtueel alleen met LCD-scherm)
16M/16M
16M/16M
60
*1 De verticale frequentie (Hz) kan alleen op een externe monitor worden gewijzigd. Er kan ruis optreden als het beeld wordt weergegeven in een hogeresolutiemodus bij gelijktijdige weergave of bij weergave met meerdere monitoren terwijl u een 3D-toepassing uitvoert, tijdens DVDweergave en dergelijke. Verlaag in dit geval de resolutie tot het beeld correct wordt weergegeven.
B-6
Gebruikershandleiding
Beeldschermcontroller en videomodi
Tabel 3 Videomodi (WXGA, model met Intel® Core™ Duo/Solo-processor) Resolutie
LCD-kleuren
CRT-kleuren
Verticale frequentie (Hz)**1
640 × 480
256/256K
256/256K
60 75 85 100
800 × 600
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1024 × 768
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1280 × 800
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1280 × 1024
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1600 × 1200 (virtueel alleen met LCD-scherm)
256/256K
256/256K
60 75 85 100
1920 × 1440 (virtueel alleen met LCD-scherm)
256/256K
256/256K
60 75 85
2048 × 1536 (virtueel alleen met LCD-scherm)
256/256K
256/256K
60 75
*1 De verticale frequentie (Hz) kan alleen op een externe monitor worden gewijzigd. Er kan ruis optreden als het beeld wordt weergegeven in een hogeresolutiemodus bij gelijktijdige weergave of bij weergave met meerdere monitoren terwijl u een 3D-toepassing uitvoert, tijdens DVD-weergave en dergelijke. Verlaag in dit geval de resolutie tot het beeld correct wordt weergegeven. Gebruikershandleiding
B-7
Beeldschermcontroller en videomodi
Tabel 3 Videomodi (WXGA, model met Intel® Core™ Duo/Solo-processor), vervolg Resolutie
LCD-kleuren
CRT-kleuren
Verticale frequentie (Hz)**1
640 × 480
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
800 × 600
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1024 × 768
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1280 × 800
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1280 × 1024
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1600 × 1200 (virtueel alleen met LCD-scherm)
64K/64K
64K/64K
60 75 85 100
1920 × 1440 (virtueel alleen met LCD-scherm)
64K/64K
64K/64K
60 75 85
2048 × 1536 (virtueel alleen met LCD-scherm)
64K/64K
64K/64K
60 75
*1 De verticale frequentie (Hz) kan alleen op een externe monitor worden gewijzigd. Er kan ruis optreden als het beeld wordt weergegeven in een hogeresolutiemodus bij gelijktijdige weergave of bij weergave met meerdere monitoren terwijl u een 3D-toepassing uitvoert, tijdens DVDweergave en dergelijke. Verlaag in dit geval de resolutie tot het beeld correct wordt weergegeven.
B-8
Gebruikershandleiding
Beeldschermcontroller en videomodi
Tabel 3 Videomodi (WXGA, model met Intel® Core™ Duo/Solo-processor), vervolg Resolutie
LCD-kleuren
CRT-kleuren
Verticale frequentie (Hz)**1
640 × 480
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
800 × 600
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1024 × 768
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1280 × 800
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1280 × 1024
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1600 × 1200 (virtueel alleen met LCD-scherm)
16M/16M
16M/16M
60 75 85 100
1920 × 1440 (virtueel alleen met LCD-scherm)
16M/16M
16M/16M
60 75 85
2048 × 1536 (virtueel alleen met LCD-scherm)
16M/16M
16M/16M
60 75
*1 De verticale frequentie (Hz) kan alleen op een externe monitor worden gewijzigd. Er kan ruis optreden als het beeld wordt weergegeven in een hogeresolutiemodus bij gelijktijdige weergave of bij weergave met meerdere monitoren terwijl u een 3D-toepassing uitvoert, tijdens DVD-weergave en dergelijke. Verlaag in dit geval de resolutie tot het beeld correct wordt weergegeven.
Gebruikershandleiding
B-9
Beeldschermcontroller en videomodi
B-10
Gebruikershandleiding
Bijlage C Draadloos LAN Kaartspecificaties Model
PCI-Ex MiniCard
Compatibiliteit
■ IEEE 802.11-norm voor draadloos LAN ■ Wi-Fi (Wireless Fidelity), gecertificeerd door de Wi-Fi Alliance. Het logo “Wi-Fi certified” is een keurmerk van de Wi-Fi Alliance.
Netwerkbesturingssysteem
■ Microsoft Windows® Networking
Media Access Protocol
■ CSMA/CA (Collision Avoidance) met ACK (Acknowledgement)
Gegevenssnelheid
■ Theoretische maximumsnelheid: 54 Mbps (IEEE802.11a/IEEE802.11g) ■ Theoretische maximumsnelheid: 11 Mbps (IEEE802.11b)
Radiospecificaties De radiospecificaties van Wireless LAN-kaarten kunnen variëren per: ■ land/regio waarin het product is aangeschaft ■ type product Draadloze communicatie is vaak gebonden aan plaatselijke voorschriften voor radiocommunicatie. Hoewel de Wireless LAN-netwerkproducten zijn ontworpen voor gebruik op de vrij toegankelijk band 2,4 GHz en 5 GHz, is het mogelijk dat onder plaatselijke radiovoorschriften beperkingen worden gesteld aan het gebruik van apparatuur voor draadloze communicatie. Gebruikershandleiding
C-1
Draadloos LAN
Raadpleeg de publicatie “Informatie voor de Wireless LAN-gebruiker” voor informatie over de voorschriften die in uw land/regio van kracht zijn. RF-frequentie
■ Band 5 GHz (5150-5850 MHz) (Revisie A) ■ Band 2,4 GHz (2400-2483,5 MHz) (Revisie B, G)
Modulatietechniek
■ DSSS-CCK, DSSS-DQPSK, DSSS-DBPSK (Revisie B) ■ OFDM-BPSK, OFDM-QPSK, OFDM-16QAM, OFDM-64QAM (Revisie A, G)
Het bereik van het draadloze signaal is afhankelijk van de overdrachtssnelheid van de draadloze communicatie. Bij lagere overdrachtssnelheden kan over grotere afstanden worden gecommuniceerd. ■ Het bereik van uw draadloze apparaten kan worden aangetast wanneer de antennes in de buurt van metalen oppervlakken en materialen met een hoge dichtheid worden geplaatst. ■ Het bereik kan eveneens afnemen als gevolg van obstakels op het pad van het radiosignaal. Deze obstakels kunnen het radiosignaal namelijk absorberen of reflecteren.
Ondersteunde subfrequenties Afhankelijk van de radiovoorschriften die in uw land/regio van kracht zijn, is het mogelijk dat uw Wireless LAN-kaart een afwijkende groep 5-GHz/2,4-GHz kanalen ondersteunt. Neem contact op met een bevoegd Wireless LAN- of TOSHIBA-dealer voor informatie over de radiovoorschriften die in uw land/regio van kracht zijn.
Wireless IEEE 802.11-kanalen (Revisie B en G)
C-2
Frequentiebereik Kanaal-id
2400-2483,5 MHz
1
2412
2
2417
3
2422
4
2427
5
2432
6
2437
Gebruikershandleiding
Draadloos LAN
7
2442
8
2447
9
2452
10
2457*1
11
2462
12
2467*2
13
2472*2
*1 Door de fabrikant ingestelde standaardkanalen *2 Raadpleeg de publicatie Landen/gebieden waarin gebruik is toegestaan voor de landen/regio’s waarin deze kanalen kunnen worden gebruikt. Tijdens de installatie van Wireless LAN-kaarten worden de kanalen als volgt geconfigureerd: ■ Voor draadloze clients in een Wireless LAN-infrastructuur start de Wireless LAN-kaart automatisch met het kanaal dat wordt aangeduid door het Wireless LAN-toegangspunt. Wanneer u wisselt tussen verschillende toegangspunten, kan het station zo nodig automatisch overschakelen op een ander kanaal. ■ Voor Wireless LAN-kaarten die zijn geïnstalleerd in draadloze clients die werkzaam zijn in een peer-to-peer-modus, wordt het standaardkanaal 10 gebruikt. ■ In een Wireless LAN-toegangspunt gebruikt de Wireless LAN-kaart het door de fabrikant ingestelde standaardkanaal (vetgedrukt), tenzij de LAN-beheerder tijdens de configuratie van het Wireless LANtoegangspunt een ander kanaal heeft geselecteerd.
Wireless IEEE 802.11-kanalen (Revisie A) Frequentiebereik Kanaal-id
5150-5850 MHz
36
5180
40
5200
44
5220
48
5240
52
5260
56
5280
Gebruikershandleiding
C-3
Draadloos LAN
C-4
60
5300
64
5320
100
5500
104
5520
108
5540
112
5560
116
5580
120
5600
124
5620
128
5640
132
5660
136
5680
140
5700
149
5745
153
5765
157
5785
161
5805
165
5825
Gebruikershandleiding
Bijlage D Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetoothtechnologie De Bluetooth™-kaarten van TOSHIBA kunnen worden gebruikt in combinatie met elk product met de Bluetooth-technologie dat is gebaseerd op de FHSS-radiotechnologie (FHSS = Frequency Hopping Spread Spectrum) en zijn compatibel met: ■ Bluetooth-specificatie Versie 2.0+EDR, zoals gedefinieerd en goedgekeurd door de Bluetooth Special Interest Group. ■ Logocertificering met Bluetooth-technologie, zoals gedefinieerd door de Bluetooth Special interest Group.
Gebruikershandleiding
D-1
Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetooth-technologie
■ Bluetooth-technologie is een nieuwe, innovatieve technologie voor draadloze communicatie, en TOSHIBA staat niet garant voor compatibiliteit tussen haar Bluetooth™-producten en pc’s/apparaten die de Bluetooth-technologie gebruiken, met uitzondering van draagbare TOSHIBA-computers. Om een draadloos netwerk van twee of meer (maximaal zeven) draagbare TOSHIBA-computers samen te stellen dient u op de computers altijd Bluetooth™-kaarten van TOSHIBA te gebruiken. Neem voor nadere informatie contact op met TOSHIBA PCproductsupport op de website http://www.toshiba-europe.com/computers/tnt/bluetooth.htm in Europa of http://www.pc.support.global.toshiba.com in de Verenigde Staten. ■ Wanneer u Bluetooth™-kaarten van TOSHIBA in de nabijheid van 2,4-GHz Wireless LAN-apparaten gebruikt, bestaat het risico dat Bluetooth-transmissies worden vertraagd of fouten veroorzaken. Als u tijdens het gebruik van Bluetooth™-kaarten van TOSHIBA storing constateert, dient u de frequentie te wijzigen, uw pc buiten het storingsbereik van 2,4-GHz Wireless LAN-apparaten (40 meter) te plaatsen of de transmissie vanaf de pc te stoppen. Neem voor nadere informatie contact op met TOSHIBA PC-productsupport op de website http://www.toshiba-europe.com/computers/tnt/bluetooth.htm in Europa of http://www.pc.support.global.toshiba.com in de Verenigde Staten. ■ Bluetooth™- en Wireless LAN-apparaten werken binnen hetzelfde radiofrequentiebereik en kunnen elkaars werking verstoren. Als u Bluetooth™- en Wireless LAN-apparaten tegelijk gebruikt, kunnen de netwerkprestaties minder dan optimaal zijn of kan de netwerkverbinding zelfs verloren gaan. Als u dergelijke problemen ondervindt, schakel dan het Bluetooth™- of Wireless LAN-apparaat uit. Neem voor nadere informatie contact op met TOSHIBA PCproductsupport op de website http://www.toshiba-europe.com/computers/tnt/bluetooth.htm in Europa of http://www.pc.support.global.toshiba.com in de Verenigde Staten.
D-2
Gebruikershandleiding
Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetooth-technologie
Bluetooth-technologie en uw gezondheid Net als andere radioapparaten stralen producten met Bluetoothtechnologie hoogfrequente (HF) elektromagnetische energie uit. Het intensiteitsniveau van de energie die door apparaten met Bluetoothtechnologie wordt uitgestraald, is echter aanzienlijk lager dan dat van andere draadloze apparaten zoals mobiele telefoons. Aangezien producten met Bluetooth-technologie voldoen aan de richtlijnen zoals gedefinieerd in veiligheidsnormen en -aanbevelingen voor radiofrequentie, is TOSHIBA van mening dat de Bluetooth-technologie veilig is voor gebruik door klanten. Deze normen en aanbevelingen vertegenwoordigen de consensus van de wetenschappelijke wereld en zijn geformuleerd door panels en commissies van wetenschappers op basis van alle actuele onderzoeksliteratuur. In sommige situaties of omgevingen kan het gebruik van de Bluetoothtechnologie worden beperkt door de eigenaar van het gebouw of door de verantwoordelijke medewerkers van de organisatie. Dit kan bijvoorbeeld van toepassing zijn in de volgende situaties: ■ aan boord van vliegtuigen, of ■ in andere omgevingen waar het risico van storing voor andere apparaten of diensten als schadelijk wordt aangemerkt. Als u niet zeker weet welk beleid in een bepaalde organisatie of omgeving (bijvoorbeeld een luchthaven) van toepassing is op het gebruik van draadloze apparaten, dient u om toestemming te vragen voor u het apparaat met Bluetooth-technologie inschakelt.
Voorschriften Algemeen Dit product voldoet aan alle verplichte productspecificaties in alle landen/ gebieden waar het wordt verkocht. Bovendien voldoet het product aan de volgende regels/voorschriften.
Canada (Industry Canada) Deze apparatuur voldoet aan de R&TTE-richtlijn 1999/5/EC en is dienovereenkomstig van het CE-keurmerk voorzien.
Canada - Industry Canada (IC) Dit apparaat voldoet aan RSS 210 van Industry Canada. De werking van dit product dient te voldoen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen storing veroorzaken, en (2) dit apparaat moet in staat zijn alle storing te accepteren, zelfs als de werking van het apparaat hierdoor wordt aangetast.
Gebruikershandleiding
D-3
Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetooth-technologie
L’utilisation de ce dispositif est autorisée seulement aux conditions suivantes: (1) il ne doit pas produire de brouillage et (2) l’utilisateur du dispositif doit étre prét à accepter tout brouillage radioélectrique reçu, même si ce brouillage est susceptible de compromettre le fonctionnement du dispositif. De letters “IC” voor het certificeringsnummer van de apparatuur geven enkel aan dat er wordt voldaan aan de technische specificaties voor Industry Canada.
Verenigde Staten-Federal Communications Commission (FCC) Deze apparatuur is getest en voldoet aan de stipulaties voor een digitaal apparaat van klasse B, conform deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn ontworpen teneinde redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie bij gebruik in woongebieden. Deze apparatuur genereert en gebruikt hoogfrequente energie en kan deze energie uitstralen. Indien de apparatuur niet volgens de instructies wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan dit resulteren in schadelijke storing voor radiocommunicatie. Zelfs als alle instructies zijn opgevolgd, kan echter storing optreden. Als deze apparatuur schadelijke storing voor radio- of televisieontvangst oplevert (wat kan worden vastgesteld door de apparatuur uit en weer aan te zetten), verdient het aanbeveling een of meer van de volgende maatregelen te treffen om de storing te verhelpen: ■ Wijzig de richting of positie van de ontvangstantenne. ■ Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger. ■ Sluit de apparatuur en de ontvanger op verschillende stopcontacten aan. ■ Raadpleeg de leverancier of een ervaren radio-/tv-monteur. TOSHIBA is niet verantwoordelijk voor radio- of tv-storing die het gevolg is van wijzigingen die zonder expliciete toestemming van TOSHIBA zijn aangebracht in de apparaten waarin de Bluetooth™-kaart van TOSHIBA is geïnstalleerd. TOSHIBA is evenmin verantwoordelijk voor storing veroorzaakt door vervanging of aansluiting van verbindingskabels en apparaten die niet van TOSHIBA afkomstig zijn. Storing die het gevolg is van dergelijke niet-veroorloofde handelingen, dient door de gebruiker te worden verholpen.
D-4
Gebruikershandleiding
Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetooth-technologie
Let op: blootstelling aan hoogfrequente straling De uitgezonden energie van de Bluetooth™-kaart van TOSHIBA is aanzienlijk minder dan de in de FCC-regels opgenomen beperkingen voor blootstelling aan hoogfrequente signalen. Desondanks moet de Bluetooth™-kaart van TOSHIBA zodanig worden geplaatst dat de mogelijkheid van lichamelijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum wordt beperkt. Bij een normale configuratie, met het LCD-scherm in verticale positie, dient de afstand tussen de antenne en de gebruiker niet minder dan 20 cm te bedragen. Bovendien is Bluetooth getest op gebruik met de Wireless LAN-zender/-ontvanger op dezelfde locatie. Dit apparaat en de bijbehorende antenne(s) mogen zich niet op dezelfde locatie als andere antennes bevinden of samen met andere antennes of zenders worden gebruikt. Degene die deze radioapparatuur installeert, dient ervoor te zorgen dat de antenne zodanig is geplaatst of gericht dat deze geen HF-energie uitstraalt boven de door Health Canada gedefinieerde limieten voor het publiek; raadpleeg Safety Code 6, verkrijgbaar via de website van Health Canada: www.hc-sc.gc.ca/rpb.
Taiwan Artikel 12
Artikel 14
Zonder toestemming van de DGT is het geen enkel bedrijf, onderneming of gebruiker toegestaan de frequentie te wijzigen, het zendvermogen te vergroten of de oorspronkelijke eigenschappen of de prestaties te wijzigen van een goedgekeurd apparaat met laag vermogen op radiofrequentie. Apparaten met laag vermogen op radiofrequentie mogen geen invloed hebben op de vliegtuigveiligheid en wettelijk toegestane communicatie niet storen. Als dat wel het geval is, moet het gebruik onmiddellijk worden beëindigd, zodat er geen storing meer optreedt. De genoemde wettelijk toegestane communicatie betreft radiocommunicatie die plaatsvindt in overeenstemming met de Telecommunications Act (Wet op de telecommunicatie). Apparaten met laag vermogen op radiofrequentie moeten gevoelig zijn voor de storing van apparaten voor wettelijk toegestane communicatie of ISM-apparaten die radiogolven uitzenden.
Gebruik van de TOSHIBA Bluetooth™-kaart in Japan In Japan wordt de frequentiebandbreedte van mobiele objectidentificatiesystemen (gelicentieerd radiostation en gespecificeerd radiostation met laag vermogen) overlapt door de frequentiebandbreedte tussen 2.400 en 2.483,5 MHz voor tweedegeneratiesystemen voor gegevenscommunicatie met laag vermogen zoals deze apparatuur. 1. Sticker Bevestig de volgende sticker op de computer waarin dit product is geïnstalleerd. Gebruikershandleiding
D-5
Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetooth-technologie
De frequentiebandbreedte van deze apparatuur kan functioneren binnen hetzelfde bereik als industriële apparaten, wetenschappelijke apparaten, medische apparaten, magnetrons, gelicentieerde radiostations en niet-gelicentieerde gespecificeerde radiostations met laag vermogen voor mobiele systemen voor objectidentificatie (RFID) die worden gebruikt in productielijnen in fabrieken (Andere radiostations). 1. Voordat u deze apparatuur in gebruik neemt, dient u te controleren of de apparatuur geen storingen veroorzaakt in de hiervoor genoemde apparatuur. 2. Als deze apparatuur storingen in andere radiostations veroorzaakt, dient u onmiddellijk een andere frequentie te selecteren, een andere gebruikslocatie te kiezen of de zendbron uit te schakelen. 3. Neem contact op met TOSHIBA Direct PC als u problemen ondervindt met storingen die dit product bij Andere radiostations veroorzaakt. 2. Betekenis De hieronder weergegeven aanduiding wordt op deze apparatuur vermeld.
(1) 2.4: Deze apparatuur werkt met een frequentie van 2,4 GHz. (2) FH : Deze apparatuur gebruikt FH-SS-modulatie. (3) 1: Het storingsbereik van deze apparatuur is minder dan 10 m. (4)
Deze apparatuur gebruikt een frequentiebandbreedte van 2.400 MHz tot 2.483,5 MHz. Het is onmogelijk de bandbreedte van identificatiesystemen voor mobiele objecten te omzeilen. 3. TOSHIBA Direct PC Maandag - vrijdag : 10:00-17:00 Gratis tel. : 0120-15-1048 Direct kiezen : 03-3457-4850 FAX : 03-3457-4868
D-6
Gebruikershandleiding
Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetooth-technologie
Apparaatvalidatie Dit apparaat is goedgekeurd conform Technical Conditions Compliance (compatibiliteit met technische voorwaarden) en behoort tot de klasse van radio-apparaten van gegevenscommunicatiesystemen met laag vermogen zoals gestipuleerd in de handelswetten op het gebied van telecommunicatie. De naam van de radioapparatuur: EYXF3CS JAPANS KEURINGSINSTITUUT VOOR TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR Goedkeuringsnummer: D05-0074001 De volgende beperkingen zijn van toepassing: Open of wijzig het apparaat niet. Installeer de draadloze LAN-module waarmee het apparaat is uitgerust, niet in een ander apparaat.
Gebruikershandleiding
D-7
Onderlinge samenwerking tussen producten met Bluetooth-technologie
D-8
Gebruikershandleiding
Bijlage E Netsnoer en connectoren De stekker van het netsnoer moet compatibel zijn met de diverse internationale wandcontactaansluitingen en het netsnoer moet voldoen aan de normen van het land/gebied waarin het wordt gebruikt. Alle snoeren moeten voldoen aan de volgende specificaties: Lengte:
Minimaal 2 meter
Kabeldikte:
Minimaal 0,75 mm2
Stroomsterktespecificatie:
Minimaal 2,5 ampère
Spanningsspecificatie:
125 of 250 Vac (wisselstroom) (al naar gelang de netspanning die in het land/ gebied wordt gebruikt)
Certificeringsinstanties VS en Canada:
Goedgekeurd door UL en CSA No. 18 AWG, Type SVT of SPT-2
Australië:
AS
Japan:
DENANHO
Europa: Oostenrijk:
OVE
Italië:
IMQ
België:
CEBEC
Nederland:
KEMA
Denemarken:
DEMKO
Noorwegen:
NEMKO
Finland:
FIMKO
Zweden:
SEMKO
Frankrijk:
LCIE
Zwitserland:
SEV
Duitsland:
VDE
Verenigd Koninkrijk:
BSI
Gebruikershandleiding
E-1
Netsnoer en connectoren
In Europa moet gebruik worden gemaakt van een dubbeldraads netsnoer van het type VDE, H05VVH2-F of H03VVH2-F, of van een driedraads netsnoer van het type VDE, H05VV-F. Voor de Verenigde Staten en Canada moeten twee-pins stekkers de configuratie 2-15P (250 V) of 1-15P (125 V) hebben, en drie-pins stekkers de configuratie 6-15P (250V) of 5-15P (125V), conform het U.S. National Electrical Code Handbook en de Canadian Electrical Code Part II. In de onderstaande illustraties worden de stekkervormen voor de VS en Canada, het Verenigd Koninkrijk, Australië en Europa weergegeven. V.S.
Verenigd Koninkrijk
Goedgekeurd door UL Goedgekeurd door BS Australië
Goedgekeurd door AS
Europa
Goedgekeurd door de desbetreffende instantie
Canada
Goedgekeurd door CSA
E-2
Gebruikershandleiding
Bijlage F TOSHIBA Timer voor diefstalbeveiliging Met deze functie kunt u een BIOS-wachtwoord instellen dat door een timer wordt geactiveerd. Hiermee wordt ongewenste toegang na diefstal voorkomen. Nadat deze limiet is verstreken, moet u een wachtwoord invoeren of vingerafdrukverificatie uitvoeren voor het BIOS en de vaste schijf om toegang te krijgen tot het systeem. U stelt machtigingen en limieten voor TOSHIBA Timer voor diefstalbeveiliging in via het TOSHIBA Wachtwoordhulpprogramma. De instellingen kunnen alleen worden geactiveerd of gewijzigd door een gebruiker met supervisormachtingingen. Als er geen supervisorwachtwoord is ingesteld, klikt u op de knop Instellen voor Supervisorwachtwoord op het tabblad Supervisor in TOSHIBA Wachtwoordhulpprogramma en typt u het wachtwoord in het dialoogvenster dat verschijnt. Klik vervolgens op de knop Instellen in TOSHIBA Timers voor diefstalbeveiliging. Doe het volgende als de ingestelde limiet wordt overschreden. ■ Als wel een supervisorwachtwoord, maar geen gebruikerswachtwoord is geregistreerd, voert u het supervisorwachtwoord in om de computer op te starten. ■ Als zowel het supervisorwachtwoord als het gebruikerswachtwoord is geregistreerd, voert u het supervisorwachtwoord of het gebruikerswachtwoord in of gebruikt u vingerafdrukverificatie om de computer op te starten. ■ De limiet telt het aantal dagen vanaf de laatste maal dat er bij Windows wordt aangemeld tot de volgende keer dat de computer wordt opgestart. Het bereik kan worden ingesteld tussen 1 en 28 dagen. ■ Verificatie is vereist als de klok van de computer aanzienlijk wordt gewijzigd. ■ Deze functie wordt uitgeschakeld als het supervisorwachtwoord wordt verwijderd.
Gebruikershandleiding
F-1
TOSHIBA Timer voor diefstalbeveiliging
F-2
Gebruikershandleiding
Bijlage G Als uw computer wordt gestolen Ga verantwoord met uw computer om en probeer diefstal te verhinderen. U bent de eigenaar van een waardevol apparaat dat zeer aantrekkelijk is voor dieven: laat het dus nooit onbeheerd achter. Extra bescherming tegen diefstal is verkrijgbaar in de vorm van beveiligingskabels, waarmee u de notebook thuis of op kantoor aan een zwaar voorwerp kunt verankeren. Noteer het type, modelnummer en serienummer van uw computer en bewaar deze gegevens op een veilige plaats. Deze informatie is te vinden op de onderkant van de notebook. Bewaar tevens het ontvangstbewijs voor de computer. Mocht de computer ondanks uw voorzorgsmaatregelen toch worden gestolen, dan zullen we u helpen hem terug te vinden. Ter identificatie van uw computer dient u de volgende informatie paraat te hebben wanneer u contact opneemt met TOSHIBA: ■ In welk land is uw computer gestolen? ■ Wat is het type van uw computer? ■ Wat is het modelnummer (PA-nummer)? ■ Wat is het serienummer (8 cijfers)? ■ Op welke datum is de computer gestolen? ■ Wat is uw adres, telefoonnummer en faxnummer? Volg deze procedures om de diefstal op papier te registreren: ■ Op de volgende pagina vindt u het formulier voor TOSHIBAdiefstalregistratie: vul dit formulier (of een kopie hiervan) in. ■ Voeg een kopie van uw ontvangstbewijs bij waarop wordt aangegeven waar u de computer hebt gekocht. ■ Stuur het registratieformulier en ontvangstbewijs per fax of post naar Toshiba (de adresgegevens vindt u op de volgende pagina). Volg deze procedures om de diefstal on line te registreren: ■ Ga naar www.toshiba-europe.com op internet. Kies in de lijst met productcategorieën Computer Systems. ■ Open het menu Support & Downloads en kies de optie Stolen units database. De gegevens die u invoert, worden in onze servicecenters gebruikt om uw computer op te sporen. Gebruikershandleiding
G-1
Als uw computer wordt gestolen
TOSHIBA-diefstalregistratie Aan:
TOSHIBA Europe GmbH Technical Service and Support Leibnizstr. 2 93055 Regensburg Duitsland Faxnummer: +49 (0) 941 7807 921
Land waarin computer is gestolen:
Type computer: (bijv. Satellite Pro A120) Modelnummer: (bijv. PSAC1E005006G3) Serienummer: (bijv. 12345678G)
Datum van diefstal:
Jaar
Maand
Dag
Gegevens van eigenaar Achternaam, voornaam: Firma: Adres: Postcode/plaatsnaam: Land: Telefoon: Fax:
G-2
Gebruikershandleiding
Woordenlijst In deze woordenlijst worden onderwerpen toegelicht die verband houden met deze handleiding. Alternatieve benamingen zijn ter referentie opgenomen. Afkortingen AC: Alternating Current (wisselstroom) AGP: Accelerated Graphics Port ANSI: American National Standards Institute APM: Advanced Power Manager (Geavanceerd energiebeheer) ASCII: American Standard Code for Information Interchange BIOS: Basic Input Output System CD-ROM: Compact Disc-Read Only Memory CD-RW: Compact Disc-ReWritable CMOS: Complementary Metal-Oxide Semiconductor CPU: Central Processing Unit (centrale verwerkingseenheid) CRT: Cathode Ray Tube (kathodestraalbuis) DC: Direct Current (gelijkstroom) DDC: Display Data Channel (schermgegevenskanaal) DMA: Direct Memory Access (rechtstreekse geheugentoegang) DOS: Disk Operating System (schijfbesturingssysteem) DVD: Digital Versatile Disc DVD-R: Digital Versatile Disc-Recordable DVD-RAM: Digital Versatile Disc-Random Access Memory DVD-ROM: Digital Versatile Disc-Read Only Memory DVD-RW: Digital Versatile Disc-ReWritable ECP: Extended Capabilities Port FDD: Floppy Disk Drive (diskettestation) FIR: Fast InfraRed HDD: Hard Disk Drive (vaste schijf) IDE: Integrated Drive Electronics I/O: Input/Output (invoer/uitvoer) IrDA: Infrared Data Association IRQ: Interrupt Request (onderbrekingsinstructie)
Gebruikershandleiding
Woordenlijst-1
Woordenlijst
KB: Kilobyte LCD: Liquid Crystal Display (vloeibare-kristallenscherm) LED: Light Emitting Diode (indicatielampje) LSI: Large Scale Integration MB: megabyte MS-DOS: Microsoft Disk Operating System (schijfbesturingssysteem) OCR: Optical Character Recognition (optische tekenherkenning) PCB: Printed Circuit Board (printplaat) PCI: Peripheral Component Interconnect RAM: Random Access Memory RGB: rood, groen en blauw ROM: Read Only Memory RTC: Real Time Clock SCSI: Small Computer System Interface SIO: Serial Input/Output SXGA+: Super Extended Graphics Array Plus TFT: Thin Film Transistor UART: Universal Asynchronous Receiver/Transmitter USB: Universal Serial Bus UXGA: Ultra Extended Graphics Array VESA: Video Electronic Standards Association VGA: Video Graphics Array VRT: Voltage Reduction Technology (spanningsreductietechnologie) WXGA: wide extended graphics array XGA: Extended Graphics Array
A AccuPoint: Een aanwijsapparaat dat in het toetsenbord de TOSHIBAcomputer is geïntegreerd. adapter: Een apparaat dat een interface verschaft tussen twee ongelijksoortige apparaten. Bijvoorbeeld: de netadapter wijzigt de stroom uit een stopcontact zodanig dat deze door de computer kan worden gebruikt. Deze term wordt ook gebruikt voor de uitbreidingskaarten die externe apparaten zoals monitors en magneetbanden besturen. alfanumeriek: Toetsenbordtekens met inbegrip van letters, cijfers en andere symbolen, zoals leestekens of rekenkundige symbolen. analoog signaal: Een signaal waarvan de kenmerken, zoals amplitude en frequentie, evenredig variëren (analoog zijn) met de te verzenden waarde. In spraakcommunicatie worden analoge signalen gebruikt. Woordenlijst-2
Gebruikershandleiding
Woordenlijst
ANSI: American National Standards Institute. Een organisatie die normen voor een aantal technische sectoren definieert. Zo heeft ANSI de ASCII-standaard en andere informatieverwerkingsvoorschriften gedefinieerd. antistatisch: Eigenschap van materiaal dat wordt gebruikt ter voorkoming van het ontstaan van statische elektriciteit. apparaatstuurprogramma: Een programma dat de communicatie tussen een specifiek randapparaat en de computer bestuurt. Het bestand CONFIG.SYS bevat apparaatstuurprogramma’s die door MS-DOS worden geladen wanneer u de computer inschakelt. Ook wel driver genoemd. ASCII: American Standard Code for Information Interchange. ASCII is een reeks van 256 binaire codes die de meest gangbare letters, cijfers en symbolen vertegenwoordigen. async: Afkorting van asynchroon. asynchroon: Zonder vast tijdschema. In de context van computercommunicatie heeft asynchroon betrekking op de methode voor het verzenden van gegevens waarbij het niet nodig is om een gelijkmatige stroom bits met vaste tussenpozen te verzenden.
B back-up: Een kopie van een bestand dat in reserve wordt gehouden voor het geval dat het origineel verloren gaat. batchbestand: Een bestand dat kan worden uitgevoerd vanaf de systeemprompt en dat een reeks besturingssysteemopdrachten of uitvoerbare bestanden bevat. beeldscherm: Een CRT-scherm, LCD-scherm of ander weergaveapparaat dat wordt gebruikt voor het afbeelden van computeruitvoer. bestand: Een verzameling verwante gegevens, programma’s of beide. besturingssysteem: Een groep programma’s die bepalen hoe een computer werkt. Het besturingssysteem zorgt bijvoorbeeld voor het interpreteren van programma’s, het maken van gegevensbestanden en het besturen van de gegevensoverdracht (invoer/uitvoer) tussen het geheugen en de randapparaten. besturingstoetsen: Een toets of toetscombinatie voor het activeren van een bepaalde functie in een programma. binair: Talstelsel met grondtal twee dat door de meeste digitale computers wordt gebruikt en waarin de getallen door nullen en enen worden voorgesteld. Het meest rechtse cijfer van een binair getal heeft de waarde 1, en de respectievelijke cijfers daarnaast 2, 4, 8, 16 enzovoort. Bijvoorbeeld: het getal 5 wordt in het binaire stelsel als 101 voorgesteld. Zie ook ASCII. BIOS: Basic Input Output System. De firmware die de gegevensstroom binnen de computer bestuurt. Zie ook firmware.
Gebruikershandleiding
Woordenlijst-3
Woordenlijst
bit: Afgeleid van “binary digit” (binair cijfer), de basiseenheid van informatie die de computer gebruikt. Een bit kan de waarde 0 of 1 hebben. Acht bits vormen samen één byte. Zie ook byte en megabyte. bps: Bits per seconde. Meestal gebruikt ter aanduiding van de gegevensoverdrachtsnelheid van een modem. buffer: Het gedeelte van het computergeheugen waarin gegevens tijdelijk worden opgeslagen. Bij gegevensoverdracht dienen buffers vaak ter compensatie van het verschil in stroomsnelheid tussen twee apparaten. bus: Een interface voor verzending van signalen, gegevens of elektrische stroom. byte: De weergave van één teken. Een reeks van acht bits die als een eenheid wordt behandeld; tevens de kleinste adresseerbare eenheid in het systeem.
C cachegeheugen: Snel geheugen waarin gegevens worden opgeslagen om de processor- en gegevensoverdrachtsnelheid te verhogen. Wanneer de CPU gegevens uit het hoofdgeheugen leest, wordt een kopie van deze gegevens in het cachegeheugen opgeslagen. De volgende keer dat de CPU dezelfde gegevens nodig heeft, worden de gegevens niet in het hoofdgeheugen maar in het cachegeheugen opgezocht, waardoor tijd wordt bespaard. De computer heeft twee cacheniveaus, ofwel ’levels’. Level 1 is in de processor geïntegreerd en level 2 bevindt zich in het externe geheugen. capaciteit: De hoeveelheid gegevens die kan worden opgeslagen op een magnetisch opslagmedium zoals een diskette (floppy) of vaste schijf (harddisk). De capaciteit wordt doorgaans in kilobytes (KB) en megabytes (MB) uitgedrukt, waarbij 1 KB = 1024 bytes en 1 MB = 1024 KB. CardBus: Een standaardbus voor 32-bits PC-kaarten. CD-R: Compact Disc-Recordable. Een schijf die eenmaal kan worden beschreven en meermaals kan worden gelezen. Zie ook CD-ROM. CD-ROM: Compact Disc-Read Only Memory. Een schijfje met hoge capaciteit waarvan gegevens kunnen worden gelezen maar waarnaar geen gegevens kunnen worden geschreven. Het CD-ROM-station gebruikt een laserstraal om gegevens van de disc te lezen. CD-RW: Herschrijfbare CD’s (CD-RW’s) kunnen meermaals worden beschreven. Zie ook CD-ROM. chassis: Het frame waarin de computer is gemonteerd. chip: Een kleine halfgeleider waarop schakelingen zijn aangebracht voor gegevensverwerking, geheugen, I/O-functies en het besturen van andere chips. Woordenlijst-4
Gebruikershandleiding
Woordenlijst
CMOS: Complementary Metal-Oxide Semiconductor. Een elektronische schakeling die op een stukje silicone is aangebracht en die heel weinig stroom nodig heeft. Geïntegreerde schakelingen die compatibel zijn met de CMOS-technologie, kunnen dicht bijeen worden geplaatst en zijn uiterst betrouwbaar. COM1, COM2, COM3 en COM4: De namen voor de seriële en communicatiepoorten. communicatie: De manier waarop een computer gegevens van en naar een andere computer of een ander apparaat ontvangt en verzendt. Zie parallelle interface; seriële interface. compatibiliteit: 1) Het vermogen van een computer om gegevens op dezelfde manier te gebruiken als een andere computer zonder deze gegevens of de gegevensindeling te hoeven wijzigen. 2) De mogelijkheid om een apparaat aan te sluiten op of te laten communiceren met een ander systeem of onderdeel. componenten: De elementen of onderdelen van een systeem waaruit het geheel is opgebouwd. computerprogramma: Een reeks instructies die de computer uitvoert om een bepaald resultaat te bereiken. computersysteem: Een combinatie van hardware, software, firmware en randapparaten die dient voor het verwerken van gegevens. configuratie: De specifieke onderdelen van het systeem (zoals de terminal, printer en schijfstations) en de instellingen die bepalen hoe het systeem werkt. U beheert uw systeemconfiguratie met het programma HW Setup. controller: Ingebouwde hardware en software die de functies van een specifiek randapparaat of intern apparaat besturen (bijvoorbeeld een toetsenbordcontroller). coprocessor: Een schakeling die in de processor is ingebouwd en die dient voor het verrichten van intensieve rekenkundige bewerkingen. CPS: Characters (tekens) per second. Hiermee wordt doorgaans de transmissiesnelheid van een printer uitgedrukt. CPU: Central Processing Unit (centrale verwerkingseenheid). Het deel van de computer dat instructies interpreteert en uitvoert. CRT: Cathode Ray Tube (kathodestraalbuis). Een vacuümbuis waarin een elektronenbundel een scherm aftast dat met een fluorescerend laagje is bedekt, waardoor lichtpuntjes ontstaan. De CRT-techniek wordt bijvoorbeeld gebruikt in tv’s. cursor: Een klein, knipperend blokje of streepje dat de huidige invoerpositie op het beeldscherm aanduidt.
D data: Feitelijke, meetbare of statistische informatie die de computer kan verwerken, opslaan of ophalen. Gebruikershandleiding
Woordenlijst-5
Woordenlijst
databits: Een parameter voor gegevenscommunicatie die het aantal bits bestuurt waaruit een byte bestaat. Als databits = 7, kan de computer 128 unieke tekens genereren. Als databits = 8, kan de computer 256 unieke tekens genereren. DC: Direct Current (gelijkstroom). Elektrische stroom die in één richting loopt. Dit type stroom wordt normaal gesproken door accu’s en batterijen geleverd. dialoogvenster: Een venster dat dient voor gegevensinvoer door de gebruiker, bijvoorbeeld het opgeven van systeeminstellingen. diskettestation (FDD): Een elektromechanisch apparaat dat gegevens van een diskette leest en ernaar schrijft. documentatie: De handleidingen en/of andere schriftelijke instructies voor de gebruikers van een computersysteem of -toepassing. De documentatie bij computersystemen omvat normaal gesproken zowel informatie over systeemfuncties als stapsgewijze instructies en zelfstudiemateriaal. DOS: Disk Operating System (schijfbesturingssysteem). Zie besturingssysteem. Draadloos LAN: Een lokaal netwerk (LAN of Local Area Network) door middel van draadloze communicatie. Dubbel aanwijsapparaat: Aanwijsapparaat bestaande uit een AccuPoint en een touchpad. Beide apparaten kunnen tegelijk of afzonderlijk worden gebruikt. Zie AccuPoint en Touchpad. DVD-R (+R, -R): Digital Versatile Disc-Recordable. Een schijf die eenmaal kan worden beschreven en meermaals kan worden gelezen. Een DVD-R-station gebruikt een laserstraal om gegevens vanaf schijf te lezen. DVD-RAM: Digital Versatile Disc-Random Access Memory. Een schijf met hoge capaciteit waarop grote hoeveelheden gegevens kunnen worden opgeslagen. Het DVD-ROM-station gebruikt een laserstraal om gegevens van de schijf te lezen. DVD-ROM: Digital Versatile Disc-Read Only Memory. Een schijf met hoge capaciteit voor het afspelen van videobestanden en andere bestanden met hoge dichtheid. Het DVD-ROM-station gebruikt een laserstraal om gegevens van de schijf te lezen. DVD-RW (+RW, -RW): Digital Versatile Disc-ReWritable. Een schijf die meermaals kan worden beschreven.
Woordenlijst-6
Gebruikershandleiding
Woordenlijst
E echoën: Techniek waarbij ontvangen gegevens worden teruggezonden naar het apparaat van oorsprong. U kunt de informatie op het scherm weergeven, naar de printer sturen of beide. Wanneer een computer gegevens terugontvangt die het naar een CRT (of een ander randapparaat) heeft verzonden, en de gegevens vervolgens opnieuw verzendt naar de printer, wordt de CRT door de printer “geëchood”. escape: 1) Een code (ASCII-code 27) die de computer meedeelt dat hetgeen volgt, opdrachten zijn; gebruikt bij randapparaten zoals printers en modems. 2) Een manier om de actieve taak af te breken. escapewachttijd: De tijd vóór en na verzending van een escape-code naar het modem; hierdoor worden de escapes die deel uitmaken van de verzonden gegevens, onderscheiden van de escapes die zijn bedoeld als opdrachten voor het modem. Extended Capability Port: Een industriestandaard die een gegevensbuffer, verwisselbare gevensoverdrachtrichting en ondersteuning van RLE (Run Length Encoding) biedt.
F Fast Infrared: Een industriestandaard voor gegevensoverdracht die voorziet in draadloze seriële infraroodtransmissie met een snelheid van maximaal 4 Mbps. firmware: Een reeks instructies die in de hardware is ingebouwd en die de activiteiten van de microprocessors bestuurt. floppy: Een verwisselbaar schijfje voor het opslaan van magnetisch gecodeerde gegevens. Fn-esse: Een TOSHIBA-hulpprogramma waarmee u functies aan sneltoetsen kunt toewijzen. formatteren: Het proces waarmee een lege schijf wordt gereedgemaakt voor gegevensopslag. Bij het formatteren wordt de schijf voorzien van een structuur die het besturingssysteem nodig heeft om bestanden of programma’s naar de schijf te kunnen schrijven. functietoetsen: De toetsen F1 tot en met F12 die de computer instrueren om bepaalde functies uit te voeren.
G geïntegreerde numerieke toetsen: Een functie waarmee u bepaalde toetsen op het toetsenbord kunt gebruiken voor invoer van numerieke gegevens of cursor- en paginabesturing.
Gebruikershandleiding
Woordenlijst-7
Woordenlijst
gigabyte (GB): Een eenheid van gegevensopslag die gelijk is aan 1024 megabytes. Zie ook byte en megabyte. graphics: Informatie in de vorm van tekeningen, figuren of andere beelden, zoals diagrammen of grafieken.
H hardware: De fysieke elektronische en mechanische onderdelen van een computersysteem: meestal de computer zelf, externe schijfstations enzovoort. Zie ook software en firmware. hertz: Een eenheid voor frequentie die overeenkomt met 1 cyclus per seconde. hexadecimaal: Talstelsel met grondtal 16 dat bestaat uit de cijfers 0 tot en met 9 en de letters A, B, C, D, E en F. hoofdkaart: Zie moederkaart. host: De computer die informatie bestuurt en naar apparaten of andere computers verzendt. HW Setup: Een TOSHIBA-hulpprogramma waarmee u de parameters voor verschillende hardware-onderdelen kunt instellen.
I i.LINK (IEEE1394): Deze poort ondersteunt snelle, rechtstreekse gegevensoverdracht vanaf externe apparaten zoals digitale videocamera’s. I/O: Input/output. Heeft betrekking op gegevensoverdracht van en naar de computer. I/O-apparaten: Apparaten die worden gebruikt voor het communiceren met de computer en gegevensoverdracht van en naar de computer. Infraroodpoort: Een draadloze communicatiepoort die seriële gegevens verzendt via infraroodsignalen. instructie: Opdracht die aangeeft hoe een bepaalde taak moet worden uitgevoerd. interface: 1) Hardware- en/of softwareonderdelen van een systeem die specifiek dienen voor het aansluiten van het ene op het andere systeem of apparaat. 2) Fysieke verbinding tussen het ene en het andere systeem of apparaat door middel waarvan gegevens worden uitgewisseld. 3) De elementen die de gebruiker in staat stellen te communiceren met de computer en het programma, bijvoorbeeld het toetsenbord of een menu. interrupt request: Onderbrekingsinstructie. Een signaal door middel waarvan een onderdeel toegang tot de processor krijgt.
Woordenlijst-8
Gebruikershandleiding
Woordenlijst
invoer: De gegevens of instructies die de gebruiker via het toetsenbord of een intern/extern gegevensopslagapparaat doorgeeft aan een computer, een communicatieapparaat of een ander randapparaat. De gegevens van de zendende computer (ofwel de uitvoer) zijn de invoer van de ontvangende computer. IrDA 1.1: Een industriestandaard voor gegevensoverdracht die voorziet in draadloze seriële infraroodtransmissie met een snelheid van maximaal 4 Mbps.
J jumper: Een klein klemmetje of draadje waarmee twee punten van een schakeling kunnen worden verbonden om hardwarekenmerken te wijzigen.
K K: Afkorting van het Griekse woord kilo, dat 1000 betekent; vaak gebruikt als equivalent van 1024, ofwel 2 tot de tiende macht. Zie ook byte en kilobyte. kaart: Printplaat (PCB). Een interne kaart waarop elektronische componenten, chips genaamd, zijn aangebracht die een specifieke functie uitvoeren of de mogelijkheden van het systeem uitbreiden. kaart: Synoniem voor board. Zie board. KB: Zie byte en kilobyte. kilobyte (KB): Een eenheid van gegevensopslag die gelijk is aan 1024 bytes. Zie ook byte en megabyte. koude start: Het opstarten van de computer wanneer deze is uitgeschakeld (de stroomvoorziening inschakelen).
L LCD: Liquid Crystal Display ofwel een scherm met vloeibare kristallen tussen twee glasplaten die met doorzichtig, geleidend materiaal zijn bedekt. Op de zichtbare kant van het glas is een matrix van tekenvormende segmenten aangebracht. Wanneer tussen de glasplaten een spanning wordt aangebracht, verandert de helderheid van het vloeibare kristal. LED: Light Emitting Diode ofwel lichtgevende diode. Een halfgeleiderapparaat dat licht uitstraalt als er stroom op wordt gezet. level 2-cache: Zie cache. LSI: Large Scale Integration. 1) Een technologie die het mogelijk maakt om maximaal 100.000 eenvoudige schakelingen op één chip aan te brengen. 2) Een geïntegreerd circuit dat LSI gebruikt.
Gebruikershandleiding
Woordenlijst-9
Woordenlijst
M map: Een pictogram in Windows dat dient voor het opslaan van documenten of andere mappen. megabyte (MB): Een eenheid van gegevensopslag die gelijk is aan 1024 kilobytes. Zie ook byte en kilobyte. megahertz: Een eenheid voor frequentie die overeenkomt met 1 miljoen cyclussen per seconde. Zie ook hertz. menu: Een software-interface die een lijst van opties op het scherm toont. Ook wel scherm genoemd. microprocessor: Een geïntegreerde schakeling die instructies uitvoert; een van de belangrijkste hardware-onderdelen van de computer. Ook wel CPU of centrale verwerkingseenheid genoemd. modem: Afgeleid van modulator/demodulator: een toestel dat digitale gegevens converteert (moduleert) voor transmissie via een telefoonlijn en gemoduleerde gegevens bij ontvangst terugconverteert (demoduleert) naar digitale indeling. modus: Een werkwijze, bijvoorbeeld de opstartmodus, de stand-by-modus of de slaapstand. moederkaart: De belangrijkste printplaat in gegevensverwerkende apparatuur. De moederkaart bevat meestal geïntegreerde schakelingen die voorzien in de basisfuncties van de processor, en connectoren voor het toevoegen van andere kaarten die speciale functies verrichten. Ook wel hoofdkaart genoemd. monitor: Een apparaat dat rijen en kolommen pixels gebruikt om alfanumerieke tekens of grafische beelden weer te geven.Zie ook CRT. MP3: Een norm voor audiocompressie die het mogelijk maakt geluidsbestanden optimaal over te dragen en in realtime af te spelen.
N niet-systeemdiskette: Een geformatteerde diskette waarop u programma’s en gegevens kunt opslaan maar waarmee u de computer niet kunt opstarten. Zie systeemschijf. niet-vluchtig geheugen: Geheugen, doorgaans ROM, waarin informatie permanent kan worden opgeslagen. De gegevens in het nietvluchtige geheugen blijven bewaard wanneer de computer wordt uitgeschakeld.
Woordenlijst-10
Gebruikershandleiding
Woordenlijst
O OCR: Optical Character Recognition ofwel optische tekenherkenning. Een techniek waarbij tekens door middel van lichtgevoelige apparatuur worden geïdentificeerd en in de computer worden ingevoerd. on line stand: De stand waarin een randapparaat gereed is voor het ontvangen of verzenden van gegevens. opdrachten: Instructies die u via het toetsenbord invoert om de acties van de computer of de randapparatuur te besturen. opnieuw opstarten: Een computer opnieuw starten zonder de stroom uit te schakelen (ook wel “warme start” of “soft reset” genoemd). Zie ook opstartprogramma. opstartprogramma: Een programma dat de computer opstart of opnieuw opstart. Het programma leest instructies van een opslagapparaat in het computergeheugen.
P parallelle interface: Heeft betrekking op een type gegevensuitwisseling waarbij informatie met één byte (8 bits) tegelijk wordt verzonden. Zie ook seriële interface. pariteit: 1) De symmetrische verhouding tussen twee parameterwaarden (gehele getallen) die allebei hetzij aan of uit, hetzij even of oneven, hetzij 0 of 1 zijn. 2) In seriële communicatie: een foutdetectiebit dat aan een groep databits wordt toegevoegd om de som van de bits even of oneven te maken. De pariteit kan op Even, Odd (oneven) of None (geen) worden ingesteld. PCI: Een standaard 32-bits bus. pel: Het kleinste gebied van het beeldscherm dat door software kan worden geadresseerd. Even groot als een pixel of groep pixels. Zie pixel. pictogram: Een klein grafisch figuurtje op het scherm of op het paneel met systeemlampjes. Een pictogram vertegenwoordigt in Windows een object waarmee de gebruiker kan werken. pixel: Een beeldelement. De kleinste punt die op een beeldscherm kan worden weergegeven of op een printer kan worden afgedrukt. Ook wel pel genoemd. Plug en Play: Een voorziening in Windows die het systeem in staat stelt om automatisch te herkennen wanneer een extern apparaat wordt aangesloten en de nodige configuratiewijzigingen aan te brengen. poort: De elektrische verbinding door middel waarvan de computer gegevens van en naar apparaten of andere computers ontvangt en verzendt.
Gebruikershandleiding
Woordenlijst-11
Woordenlijst
Power Saver: Een TOSHIBA-hulpprogramma waarmee u de parameters voor diverse energiebesparingsfuncties kunt instellen. printplaat (PCB of Printed Circuit Board): Een hardwareonderdeel van de processor waarop geïntegreerde schakelingen en andere onderdelen zijn bevestigd. De printplaat zelf is meestal plat en rechthoekig, en vervaardigd van glasvezel. programma: Een reeks instructies die een computer kan uitvoeren om een bepaald resultaat te bewerkstelligen. Zie ook toepassing. prompt: Een schermbericht dat aangeeft dat de computer wacht op gegevensinvoer of een handeling van de kant van de gebruiker.
R randapparaat: Een I/O-apparaat dat niet in de centrale processor en/of het hoofdgeheugen is geïntegreerd, bijvoorbeeld een printer of muis. Random Access Memory (RAM): Snel geheugen in de computerschakelingen waaruit kan worden gelezen en waarnaar kan worden geschreven. RFI-afscherming: Een metalen afscherming rond de printplaten van de printer of computer ter voorkoming van radio- en tv-storing. Alle computerapparatuur genereert hoogfrequente signalen. De FCCvoorschriften bepalen hoeveel signalen een computerapparaat buiten de afscherming mag doorlaten. Een apparaat van klasse A is geschikt voor kantoorgebruik. Apparaten van klasse B zijn aan strengere voorschriften onderworpen en zijn veilig voor gebruik in woongebieden. Draagbare TOSHIBA-computers voldoen aan de voorschriften voor klasse B. RGB: Rood, groen en blauw. Een RGB-apparaat gebruikt drie invoersignalen die elk een elektronenkanon voor een van deze drie primaire kleuren activeren. Een RGB-apparaat wordt aangesloten op een RGB-poort. Zie ook CRT. RJ11: Een modulaire telefoonaansluiting. RJ45: Een modulaire LAN-poort. ROM: Read Only Memory. Een niet-vluchtige geheugenchip die informatie bevat waarmee de basisfuncties van de computer worden bestuurd. U kunt de informatie die in het ROM is opgeslagen, niet oproepen of wijzigen.
S schijfopslag: Het opslaan van gegevens op een magneetschijf. Gegevens worden in concentrische sporen vastgelegd, zoals op een grammofoonplaat.
Woordenlijst-12
Gebruikershandleiding
Woordenlijst
schijfstation: Een apparaat dat directe toegang heeft tot informatie op een schijf en deze naar het geheugen van de computer kopieert. Het apparaat schrijft ook gegevens uit het geheugen naar de schijf. Hiertoe draait het apparaat de schijf op hoge snelheid langs een lees-/schrijfkop. schrijfbeveiliging: Een methode om de gegevens op een diskette (floppy) te beschermen tegen abusievelijk wissen. SCSI: Small Computer System Interface. Een industriestandaard voor de aansluiting van verscheidene randapparaten. SD-kaart: SD- ofwel Secure Digital-kaarten ofwel zijn flashgeheugenkaarten die worden gebruikt in uiteenlopende digitale apparaten, zoals digitale camera’s en PDA’s (Personal Digital Assistants). sensor voor vingerafdrukken: De sensor voor vingerafdrukken vergelijkt en analyseert de unieke eigenschappen van een vingerafdruk. seriële communicatie: Een communicatietechniek waarbij slechts twee onderling verbonden draden worden gebruikt om bits een voor een te verzenden. seriële interface: Heeft betrekking op een type gegevensuitwisseling waarbij informatie met één bit tegelijk wordt verzonden. Contrast: parallelle interface. SIO: Serial Input/Output. De elektronische methodologie die bij seriële gegevensoverdracht wordt gebruikt. sneltoets: Een toetscombinatie met de functietoets Fn, waarmee systeemparameters, zoals het luidsprekervolume, kunnen worden ingesteld. softkey: Toetscombinaties waarmee toetsen op het IBM-toetsenbord worden geëmuleerd, een aantal configuratieopties worden gewijzigd, programma’s worden gestaakt en de geïntegreerde numerieke toetsen worden geactiveerd. software: De reeks programma’s, procedures en bijbehorende documentatie die bij het computersysteem horen. Heeft vooral betrekking op de computerprogramma’s die de activiteiten van het computersysteem regelen en besturen. Zie ook hardware. standaardinstelling: De parameterwaarde die automatisch door het systeem wordt geselecteerd als de gebruiker of het programma geen instructies verschaffen. Ook wel een vooraf ingestelde waarde genoemd. stopbit: Een of meer bits van een byte die in asynchrone seriële communicatie het verzonden teken volgen of codes groeperen. stuurprogramma: Een softwareprogramma dat een specifiek apparaat bestuurt (vaak een randapparaat zoals een printer of muis) en dat meestal deel uitmaakt van het besturingssysteem. Ook wel driver genoemd.
Gebruikershandleiding
Woordenlijst-13
Woordenlijst
subpixel: De drie elementen, rood, groen en blauw (RGB), waaruit een pixel op een kleuren-LCD bestaat. De computer stelt subpixels apart in; elk subpixel kan een andere helderheid hebben. Zie ook pixel. synchroon: Met een constant tijdsinterval tussen opeenvolgende bits, tekens of gebeurtenissen. systeemschijf: Een schijf die is geformatteerd met een besturingssysteem. In het geval van MS-DOS bevindt het besturingssysteem zich in twee verborgen bestanden en het bestand COMMAND.COM. Met behulp van een systeemschijf kunt u een computer opstarten. Wordt ook wel besturingssysteemschijf genoemd.
T teken: Elke letter en elk cijfer, leesteken of symbool waarvan de computer gebruik maakt. Ook synoniem voor byte. terminal: Een toetsenbord (zoals dat van een schrijfmachine) en een CRT-beeldscherm die op de computer zijn aangesloten voor gegevensinvoer/-uitvoer. TFT-scherm: LCD-scherm met een reeks vloeibare-kristallencellen. Gebruikt actieve-matrixtechnologie met dunne-laagtransistors (TFT’s). toepassing: Een reeks programma’s die gezamenlijk voor een specifieke taak worden gebruikt, bijvoorbeeld boekhouding, financiële planning, spreadsheets, tekstverwerking en spelletjes. toetsenbord: Een invoerapparaat met schakelaars die worden geactiveerd door het indrukken van toetsen met opschriften. Elke toetsaanslag activeert een schakelaar die een specifieke code naar de computer zendt. De code die via een toets wordt verzonden, vertegenwoordigt het (ASCII-)teken dat op deze toets is aangegeven. toewijzen: Een ruimte of functie reserveren voor een bepaalde taak. Touchpad: Een aanwijsapparaat dat in de polssteun van de TOSHIBAcomputer is geïntegreerd. TTL: Transistor-Transistor Logic. Een logisch circuit dat transistors gebruikt voor gates en opslag.
U uitvoer: De resultaten van een computerbewerking. Uitvoer verwijst gewoonlijk naar gegevens die 1) op papier zijn afgedrukt, 2) op een beeldscherm worden weergegeven, 3) via de seriële poort of interne modem worden verzonden of 4) op een magnetisch opslagmedium zijn vastgelegd. uitvoeren: Een instructie interpreteren en ten uitvoer brengen.
Woordenlijst-14
Gebruikershandleiding
Woordenlijst
Universal Serial Bus: Via deze seriële interface kunt u communiceren met verschillende apparaten die in een keten op één computerpoort zijn aangesloten.
V vaste schijf: Een niet-verwisselbare schijf die meestal met de letter C wordt aangeduid. Deze schijf wordt in de fabriek geïnstalleerd en kan alleen door een erkend monteur worden verwijderd. Ook wel harddisk genoemd. vasteschijfstation (HDD): Een elektromechanisch apparaat dat gegevens van een vaste schijf leest en ernaar schrijft. Zie ook vaste schijf. venster: Een deel van het scherm waarin een toepassing of document wordt weergegeven. Vaak gebruikt als synoniem van Microsoft Windows-venster. verwijderen: Het verwijderen van gegevens van een schijf of ander opslagmedium. Synoniem van wissen. VGA: Video Graphics Array. Een industriestandaard voor grafische adapters die alle populaire software ondersteunen. vluchtig geheugen: RAM waarin informatie bewaard blijft zolang de computer van stroom wordt voorzien.
W wachtwoord: Een unieke reeks tekens die ter identificatie van een specifieke gebruiker dient. De computer biedt verschillende niveaus van wachtwoordbeveiliging, zoals het gebruikers-, supervisor- en uitwerpwachtwoord. warme start: Een computer opnieuw opstarten zonder deze uit te schakelen. wisselstroom (AC): Elektrische stroom die periodiek van richting verandert. wissen: Zie verwijderen.
Gebruikershandleiding
Woordenlijst-15
Woordenlijst
Woordenlijst-16
Gebruikershandleiding
Index A
C
Accu besparingsmodus, 1-13 capaciteit controleren, 6-9 gebruiksduur verlengen, 6-10 lampje, 2-12, 6-3 locatie, 2-7 opladen, 6-7 Real Time Clock, 1-5, 6-5 typen, 6-4 Accu-eenheid, 1-5, 2-7 extra, 8-10 vervangen, 6-11 Accuoplader, 1-18, 8-10 Advanced Port Replicator III Plus, 1-19, 8-16 ASCII-tekens, 5-9
CD-ROM, 2-4 CD-ROM-station, 1-6, 9-9 Computer opnieuw opstarten, 3-11 Computer schoonmaken, 4-30 Controlelijst van apparatuur, 1-1
B Beeldscherm automatisch uitschakelen, 1-12 controller, B-1 helderheid verhogen, 5-5 helderheid verlagen, 5-5 openen, 3-5 scharnier, 2-9 scherm, 2-10 Behandeling van schijven, 4-19 CD’s/DVD’s, 4-19 diskettes, 4-20 SD-kaart, 8-5 beveiligingsslot, 1-19 bevestigen, 8-18 Bluetooth, 1-10, 4-25 Bluetooth-stack voor Windows van Toshiba, 1-16 Problemen, 9-21
Gebruikershandleiding
D DC IN-lampje, 2-12, 6-3 De computer verplaatsen, 4-30 DLA voor TOSHIBA, 1-17, 4-16 Docking-interface, 1-9, 2-7 Documentatielijst, 1-3 Draadloos LAN, 1-11, 4-24 Problemen, 9-21 Draadloze communicatie, 4-24 lampje, 2-12, 4-27 Dubbel aanwijsapparaat, 1-8 gebruiken, 4-1 problemen, 9-15 Touchpad, 1-8, 2-10, 4-1 Touchpadbesturingsknoppen, 2-10, 4-1 Touchpad-locatie, 2-9 DVD, 9-10 DVD Super Multi-station, 1-7 gebruiken, 4-3 locatie, 2-4 Problemen, 9-12 schrijven, 4-10 DVD-ROM, 2-4 DVD-ROM- & CD-R/RW-station, 1-6, 1-7 gebruiken, 4-3 locatie, 2-4 Problemen, 9-10, 9-11 schrijven, 4-7 DVD-ROM-station, 1-6, 9-10 Index-1
Index
E Externe monitor, 1-9, 2-5, 8-11 Problemen, 9-19
F Fn + Ctrl (simulatie uitgebreid toetsenbord), 5-3 Fn + Enter, 5-3 Fn + Esc (geluid dempen), 5-3 Fn + F1 (directe beveiliging), 5-4 Fn + F10 (cursormodus), 5-3 Fn + F11 (numeriek modus), 5-3 Fn + F12 (ScrLock), 5-3 Fn + F2 (energiebesparingsmodus), 5-4 Fn + F3 (stand-by), 5-4 Fn + F4 (slaapstand), 5-4 Fn + F5 (beeldschermselectie), 5-5 Fn + F6 (helderheid van intern LCDscherm verlagen), 5-5 Fn + F7 (helderheid van intern LCDscherm verhogen), 5-5 Fn + F8 (draadloze communicatie), 5-6 Fn + F9 (dubbel aanwijsapparaat), 5-6 Fn + spatiebalk (LCDbeeldschermresolutie selecteren), 5-6 Fn + Tab (stroompictogram voor optisch station), 5-6 Functietoetsen, 5-2
G Geheugen, 1-4 Problemen, 9-18 uitbreiding, 1-18, 8-6 Geïntegreerde numerieke toetsen, 1-13, 5-8 Cursormodus, 5-8 inschakelen, 5-8 Numerieke modus, 5-8
Index-2
tijdelijk geïntegreerde numerieke toetsen gebruiken (geïntegreerde numerieke toetsen uit), 5-9 tijdelijk gewone toetsenbord gebruiken (geïntegreerde numerieke toetsen aan), 5-9 Geluidssysteem, 4-20 hoofdtelefoonaansluiting, 1-9, 2-2 Microfoonbus, 1-9, 2-2 Problemen, 9-18 sneltoets Geluid dempen, 5-3 Stereoluidsprekers, 2-10 volumeregelaar, 2-2 Grafische controller, 1-8
H Harde schijf herstellen, 3-11 HW Setup, 1-15 algemeen, 7-2 apparaatconfiguratie, 7-8 beeldscherm, 7-2 CPU, 7-7 LAN, 7-7 Opstartprioriteit, 7-3 Parallel/Printer, 7-8 starten, 7-1 toetsenbord, 7-6 USB, 7-8 venster, 7-1
I i.LINK, 2-6, 8-14 aansluiten, 8-15 ontkoppelen, 8-15 Problemen, 9-19 voorzorgsmaatregelen, 8-14
L Lampje voor vaste schijf, 2-12 Lampjes, 2-12, 6-3
Gebruikershandleiding
Index
LAN, 1-10, 4-28 aansluiten, 4-29 aansluitingslampje, 2-6 kabelsoorten, 4-28 LAN-actief-lampje, 2-6 ontkoppelen, 4-29 poort, 2-5 Problemen, 9-21 Luchtopeningen, 2-3
M Modem, 1-10, 4-21 aansluiten, 4-23 menu Eigenschappen, 4-22 ontkoppelen, 4-24 poort, 2-5 Problemen, 9-20 regioselectie, 4-21
N Netadapter, 1-5 aansluiten, 3-2 extra, 1-18, 8-10
O Onderhoud van diskettes, 4-20 Opstartprioriteit, 7-3
P PC-kaart, 1-9, 8-2 installeren, 8-2 locatie van sleuf, 2-3 verwijderen, 8-3 Poorten Docking, 1-9 externe monitor, 1-9 Serieel, 1-9 USB, 1-9 Printer parallel, 7-8
Gebruikershandleiding
problemen Accu, 9-6 AccuPoint, 9-15 Bluetooth, 9-21 Controlelijst voor hardware en systeem, 9-3 Draadloos LAN, 9-21 Dubbel aanwijsapparaat, 9-15 DVD Super Multi-station, 9-12 DVD-ROM- & CD-R/RWstation, 9-11 ExpressCard, 9-15 Externe monitor, 9-19 Geheugenuitbreiding, 9-18 Geluidssysteem, 9-18 i.LINK, 9-19 Intern LCD-beeldscherm, 9-8 LAN, 9-21 Modem, 9-20 Netvoeding, 9-5 Opstartprocedure van het systeem, 9-4 PC-kaart, 9-14 RTC (Real Time Clock), 9-7 SD-kaart, 9-14 symptomen analyseren, 9-2 Toetsenbord, 9-7 TOSHIBA-ondersteuning, 9-24 Touchpad/AccuPoint, 9-15 Tv-uitvoersignaal, 9-22 Uitschakelen bij oververhitting, 9-5 USB, 9-17 USB-diskettestation, 9-13 USB-muis, 9-16 Vaste schijf, 9-8 Voeding, 9-4 wachtwoord, 9-7 Zelftest, 9-4 Processor, 1-3
Index-3
Index
R RecordNow!, 1-16, 4-14
S Schakelaar voor draadloze communicatie, 1-12, 2-2, 4-27 SD-kaart, 1-9 behandeling, 8-5 formatteren, 8-4 installeren, 8-4 Problemen, 9-14 verwijderen, 8-5 Slaapstand, 1-14, 5-4 Slim Select Bay, 1-12 modules verwisselen, 4-3 Sneltoetsen, 1-12 beeldschermselectie, 5-5 directe beveiliging, 5-4 draadloze communicatie, 5-6 energiebesparingsmodus, 5-4 geluid dempen, 5-3 Helderheid van intern LCDscherm verhogen, 5-5 Helderheid van intern LCDscherm verlagen, 5-5 stand-by, 5-4 Softkeys Enter, 5-3 rechter Ctrl-toets, 5-3 ScrLock, 5-3 uitgebreid toetsenbord, 5-2 Stand-by, 1-15 instelling, 3-7 systeem automatisch, 1-13
T Toetsenbord, 1-8, 5-1 Fn-plaktoets, 5-7 Functietoetsen F1...F12, 5-2 Problemen, 9-7 Sneltoetsen, 5-3 Speciale Windows-toetsen, 5-7 typemachinetoetsen, 5-1 uitgebreid toetsenbord emuleren, 5-2 TOSHIBA Assist, 1-16
Index-4
TOSHIBA Assist-knop, 1-12 TOSHIBA ConfigFree, 1-17 TOSHIBA Controls, 1-15 TOSHIBA Hulpprogramma Opstartbare SD-kaart, 1-16 TOSHIBA Mobiel Extra, 1-17 TOSHIBA PC-diagnoseprogramma, 1-17 TOSHIBA Power Saver, 1-15 TOSHIBA-diefstalregistratie, G-2 TOSHIBA-hulpprogramma Zoom, 1-16 TOSHIBA-presentatieknop, 1-12 Tv, 8-12
U USB, 1-9 locatie, 2-4 Problemen, 9-17 USB-diskettestation, 1-6 gebruiken, 4-2 Problemen, 9-13
V Vaste schijf, 1-5 automatisch uitschakelen, 1-13 Vasteschijfbeveiliging, 1-14 Videomodi, B-1 Video-RAM, 1-4 Voeding afsluitmodus (opstartmodus), 3-6 in-/uitschakelen via LCD, 1-14, 6-17 inschakelen, 3-5 knoplocatie, 2-9 lampjes, 6-3 omstandigheden, 6-1 slaapstand, 3-9 stand-by-modus, 3-7 systeem automatisch uitschakelen, 6-17 uitschakelen, 3-6 Volumeregeling, 2-2
Gebruikershandleiding
Index
W wachtwoord computer opstarten met, 6-16 gebruiker, 6-13 Problemen, 9-7 Supervisor, 6-16 voor opstarten, 1-13 Warmteverspreiding, 1-14
Gebruikershandleiding
Index-5
Index
Index-6
Gebruikershandleiding