R E T N E C E C SCIEN GROEP 7/8 VAN DE BASISSCHOOL
Leerlingenwerkboek van
Mijn maatje is
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l INHOUDSOPGAVE Science Center op School
Pagina 3
Start in een echt science center
Pagina 5
Onderwerp kiezen
Pagina 17
Bouwtekening
Pagina 18
Materialenlijst
Pagina 20
Onderzoeksverslag 1
Pagina 21
Onderzoeksverslag 2
Pagina 22
Posters maken
Pagina 24
Een spreekbeurt houden
Pagina 26 2
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l SCIENCE CENTER OP SCHOOL Een science center bevat allerlei tentoonstellingen over wetenschap en techniek. Zo gaat de één over elektriciteit en de ander weer over bruggen. Elke tentoonstelling bestaat uit verschillende onderdelen waar je iets kunt doen of ontdekken. Dit noemen we exhibits. Het is een Engels woord. Een tentoonstelling heet in het Engels dan ook exhibition. Een exhibit is niet meer dan een onderdeel van een exhibition: een stukje tentoonstelling. ‘Science Center op School’ is een project van de stichting NCWT, bekend van science center NEMO in Amsterdam. In opdracht van een echt science center gaat jouw klas een science center op school maken. Je werkt met zijn tweeën. Samen met een maatje bouw je één van de exhibits. Je krijgt hiervoor ruim de tijd: acht halve dagen. Hieronder staat wat je gaat doen.
Dagdeel 1: START IN EEN ECHT SCIENCE CENTER Om ideeën op te doen voor jullie eigen exhibit breng je met de klas eerst een bezoek aan een echt science center. Van een medewerker krijg je te horen hoe ze daar exhibits maken. Daarna ga je de exhibits van het science center bekijken en beoordelen aan de hand van de formulieren in dit werkboek. Zo krijg je een goed idee waar je op moet letten als je straks je eigen exhibit gaat bouwen.
Dagdeel 2: ONDERWERP KIEZEN + BOUWTEKENING MAKEN Samen met je maatje kies je een onderwerp uit het Exhibit Ontwerpboek. Hier ga je een heel nauwkeurige bouwtekening van maken. Het is namelijk belangrijk dat de maten van de onderdelen van je exhibit goed op elkaar afgestemd zijn. Ook maak je zelf een lijst van de materialen die je nodig hebt om de exhibit te maken.
Dagdeel 3 en 4: EXHIBIT BOUWEN Samen met je maatje ga je de exhibit bouwen zoals je hem in je bouwtekening hebt ontworpen.
Dagdeel 5: ONDERZOEK DOEN Nu ga je onderzoek doen. In het Exhibit Ontwerpboek vind je voor jullie exhibit een aantal onderzoeksvragen die je kunt gaan uitzoeken. Deze vragen gaan bijvoorbeeld over de werking van de exhibit en over de wetenschap erachter. 3
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l Dagdeel 6: POSTERS MAKEN Naast de exhibit bereiden jullie een presentatie voor met posters. Op de posters geef je informatie over de werking van de exhibit en andere informatie die je hebt gevonden door je onderzoek.
Dagdeel 7: EEN SPREEKBEURT HOUDEN Je vertelt iets over de exhibit aan je klasgenoten.
Dagdeel 8: EEN SCIENCE CENTER OP SCHOOL! Nu ga je samen met je klas het science center inrichten. Het science center krijgt de naam van jullie school. Daarom is er in het logo op de voorkant van dit werkboek een ruimte open gelaten om de naam van je school in te vullen! Samen met je maatje presenteer je jullie exhibit aan de andere leerlingen en ouders.
4
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l START IN EEN ECHT SCIENCE CENTER Om ideeën op te doen voor jullie eigen exhibit breng je met de klas eerst een bezoek aan science center NEMO. Van een NEMO-medewerker krijg je te horen hoe ze in NEMO exhibits maken. Daarna ga je de exhibits van NEMO bekijken. Een paar exhibits ga je beoordelen aan de hand van de evaluatieformulieren in dit werkboek. Zo krijg je een goed idee waar je op moet letten als je straks je eigen exhibit gaat maken. GA NAAR DEK 1 (1STE VERDIEPING) Hieronder zie je een plattegrond van dek 1. Om te weten waar je bent, zijn er een aantal herkenningspunten aangegeven, zoals de entree, de Da Vinci zaal en de opstelling voor ‘Kettingreacties’. Elk nummer stelt een exhibit voor. Hoe de exhibits heten, staat in de lijst hieronder. 1
WC
6 9
CODENAAM: DNA
2
7
3
4
5
8 13 12 14 15 10 11 17 18 KETTING 22 REACTIES 24 CODENAAM: DNA
1. Antigeluid 2. De schaduwwand 3. Magnetische macht 4. Tekenen met een laser 5. Zet een druppel stil 6. Strek je maar eens lekker uit 7. Op rolletjes 8. Buigzame beelden 9. Anti-zwaartekrachtspiegel 10. Draaiende krachten 11. De springende ring 12. Magneetnaaldjes in verwarring 13. Geef me de ruimte 14. Dansende vlooien
DA VINCI ZAAL 16 19 20 21 23 ENTREE 16
25
15. Onder hoogspanning 16. Fluisteren op afstand 17. Spiegeltje, spiegeltje, spiegeltje 18. Hijsen maar 19. Pan’s geluidsorgel 20. Zeepvlies 21. Bellen van binnen 22. Gefilterde letters 23. Chaos is nooit hetzelfde 24. Spraakvertrager 25. Even kennismaken 5
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l OPDRACHT Kies uit de lijst hierboven één exhibit die je –samen met je maatje- gaat evalueren. Evalueren wil zeggen dat je heel kritisch gaat kijken wat er goed is aan de exhibit en wat niet. Leer je er iets van? Is het duidelijk wat je moet doen? Ziet het er leuk uit? Vul nu het evaluatieformulier in. Als je klaar bent met de evaluatie, mag je zelf kiezen wat je verder gaat verkennen. In totaal ben je drie kwartier op dek 1.
6
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l EVALUATIEFORMULIER 1 1. Naam van de exhibit 6
2. Ga deze exhibit eerst uitproberen! Beschrijf nu wat je bij deze exhibit hebt gedaan 6
3. Met welk onderwerp uit de wetenschap heeft deze exhibit te maken? Denk hierbij aan dingen als: elektriciteit, magneten, spiegels, katrollen en geluid. 6
4. Wat heb je geleerd van deze exhibit? 6
7
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
5. Wat vind je van de instructietekst bij deze exhibit? Deze tekst staat meestal op de sticker op de vloer. Omcirkel de letter van de uitspraak die je het meest aanspreekt.
a.
Er is helemaal geen instructie.
b.
c.
Ik weet niet goed wat ik moet doen.
Ik begrijp ongeveer wat de bedoeling is.
De instructie is matig.
De instructie is voldoende.
d.
Ik weet precies wat ik moet doen. De instructie is goed.
6. Wat vind je aantrekkelijk aan deze exhibit? Je kunt meerdere antwoorden kiezen. Omcirkel de letter(s) van het antwoord.
a.
Ziet er mooi uit.
b.
c.
Nodigt uit om iets te gaan doen.
Boeiend onderwerp.
d.
Duurt niet te lang.
7. Is de wetenschap achter deze exhibit duidelijk? Omcirkel de letter van de uitspraak die je het meest aanspreekt.
a.
Het is totaal niet duidelijk over welke wetenschap het gaat.
b.
c.
Het is leuk, maar verwarrend. Zo leer je nog niets.
Het is duidelijk over welke wetenschap het gaat. Hier kan je wel iets van leren.
d.
De exhibit is erg leuk en makkelijk te begrijpen.
8. Probeer een totaaloordeel over deze exhibit te geven. Wat vind je van deze exhibit?
a.
Slecht
b.
c.
Gaat wel
Goed
8
d.
Fantastisch
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l GA NAAR DEK 2 Hieronder zie je een plattegrond van dek 2 en de lijst met exhibits.
WC
TECHNO LAB
MACHINE PARK
2 1
WATER RIJK
KANTOOR 5 B 6 7 R 17 U 16 G 9 10 11 13 14 15 8 12
34
1. Spiegeltje, spiegeltje in de hand 2. Kun jij de druppel heel houden? 3. Kun jij alle huisjes voorzien van water? 4. Kun jij alle huisjes op de gasleiding aansluiten? 5. Over Bruggen 6. Hoberman 7. Heb jij een vaste hand? 8. Samen sterk - Evenwicht 9. Samen sterk - Vakwerk
10. Samen sterk - De boog 11. Draai en beweeg 12. Laat ze vliegen 13. Sterk werk 14. Speel piano 15. Wankel evenwicht 16. Buigen of barsten 17. Ondersteboven
OPDRACHT Kies uit de bovenstaande lijst één exhibit die je -samen met je maatje- gaat evalueren. Vul de evaluatie in. Als je klaar bent met de evaluatie, mag je zelf kiezen wat je verder gaat verkennen. In totaal ben je weer drie kwartier op dit dek.
9
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l EVALUATIEFORMULIER 2 1. Naam van de exhibit 6
2. Ga deze exhibit eerst uitproberen! Beschrijf nu wat je bij deze exhibit hebt gedaan 6
3. Met welk onderwerp uit de wetenschap heeft deze exhibit te maken? Denk hierbij aan dingen als: zonne-energie, tandwielen, bruggen en elektriciteit. 6
4. Wat heb je geleerd van deze exhibit? 6
10
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
5. Wat vind je van de instructietekst bij deze exhibit? Deze tekst staat meestal op de sticker op de vloer. Omcirkel de letter van de uitspraak die je het meest aanspreekt.
a.
Er is helemaal geen instructie.
b.
c.
Ik weet niet goed wat ik moet doen.
Ik begrijp ongeveer wat de bedoeling is.
De instructie is matig.
De instructie is voldoende.
d.
Ik weet precies wat ik moet doen. De instructie is goed.
6. Wat vind je aantrekkelijk aan deze exhibit? Je kunt meerdere antwoorden kiezen. Omcirkel de letter(s) van het antwoord.
a.
Ziet er mooi uit.
b.
c.
Nodigt uit om iets te gaan doen.
Boeiend onderwerp.
d.
Duurt niet te lang.
7. Is de wetenschap achter deze exhibit duidelijk? Omcirkel de letter van de uitspraak die je het meest aanspreekt.
a.
Het is totaal niet duidelijk over welke wetenschap het gaat.
b.
c.
Het is leuk, maar verwarrend. Zo leer je nog niets.
Het is duidelijk over welke wetenschap het gaat. Hier kan je wel iets van leren.
d.
De exhibit is erg leuk en makkelijk te begrijpen.
8. Probeer een totaaloordeel over deze exhibit te geven. Wat vind je van deze exhibit?
a.
Slecht
b.
c.
Gaat wel
Goed
11
d.
Fantastisch
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l GA NAAR DEK 3 EN 4 Hieronder zie je een plattegrond van dek 3 en 4 en de exhibitlijsten. WC
Dek 3
NEMO'S WONDER LAB
1 23
4 YOU, ME, ELECTRICITY!
1. Maak contact met Elektra, de grootste mensrobot van Europa 2. Elektrische revolutie, stap 1
Dek 4
3. Elektrische revolutie, stap 2 4. Elektrische revolutie, stap 3
WC
2
KANTOOR 1
3
1. Schijn bedriegt 2. Ontdek de emotie 3. Hersenmuur
OPDRACHT Kies uit de bovenstaande lijsten van dek 3 en 4 één exhibit die je -samen met je maatjegaat evalueren. Daarna ga je naar NEMO’s Wonder Lab. Daar doe je in ieder geval twee proefjes. Het lab is open van 11.00 tot 14.45 uur. Als je klaar bent met de evaluatie en de proefjes in het lab, mag je zelf kiezen wat je verder gaat verkennen. In totaal ben je drie kwartier op dek 3 en 4. 12
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l EVALUATIEFORMULIER 3 1. Naam van de exhibit 6
2. Ga deze exhibit eerst uitproberen! Beschrijf nu wat je bij deze exhibit hebt gedaan 6
3. Met welk onderwerp uit de wetenschap heeft deze exhibit te maken? Denk hierbij aan dingen als elektriciteit, magneten en gezichtsbedrog. 6
4. Wat heb je geleerd van deze exhibit? 6
13
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
5. Wat vind je van de instructietekst bij deze exhibit? Deze tekst staat meestal op de sticker op de vloer. Omcirkel de letter van de uitspraak die je het meest aanspreekt.
a.
Er is helemaal geen instructie.
b.
c.
Ik weet niet goed wat ik moet doen.
Ik begrijp ongeveer wat de bedoeling is.
De instructie is matig.
De instructie is voldoende.
d.
Ik weet precies wat ik moet doen. De instructie is goed.
6. Wat vind je aantrekkelijk aan deze exhibit? Je kunt meerdere antwoorden kiezen. Omcirkel de letter(s) van het antwoord.
a.
Ziet er mooi uit.
b.
c.
Nodigt uit om iets te gaan doen.
Boeiend onderwerp.
d.
Duurt niet te lang.
7. Is de wetenschap achter deze exhibit duidelijk? Omcirkel de letter van de uitspraak die je het meest aanspreekt.
a.
Het is totaal niet duidelijk over welke wetenschap het gaat.
b.
c.
Het is leuk, maar verwarrend. Zo leer je nog niets.
Het is duidelijk over welke wetenschap het gaat. Hier kan je wel iets van leren.
d.
De exhibit is erg leuk en makkelijk te begrijpen.
8. Probeer een totaaloordeel over deze exhibit te geven. Wat vind je van deze exhibit?
a.
Slecht
b.
c.
Gaat wel
Goed
14
d.
Fantastisch
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l NEMO’S WONDER LAB OP DEK 3 Schrijf hieronder welke proefjes je hebt gedaan in NEMO’s Wonder Lab.
1.
2.
3.
Tot slot Je bent nu op alle verdiepingen geweest (behalve dek 5, het dak) en je hebt heel wat exhibits gezien. Als afsluiting van je bezoek aan NEMO nog een paar vragen:
15
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
Wat vind je de allerleukste exhibit die je vandaag gezien hebt? 6
Waarom vind je juist deze exhibit het allerleukste? 6
Welke onderwerpen spraken je het meeste aan? Denk hier bij aan dingen als zeep, elektriciteit of bruggen. 6
Wat heb je vandaag geleerd over instructieteksten bij een exhibit? 6
Je hebt ook heel wat titels van exhibits gezien. Wat vind je een leuke titel? 6
Waarom vind je juist deze titel leuk? 6
Wat zul je nu zeker wel of niet gaan doen als je je eigen exhibit gaat maken? 6
16
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l ONDERWERP KIEZEN Je hebt nu veel exhibits bekeken en uitgeprobeerd. Door ze kritisch te bekijken, heb je misschien al een idee wat belangrijk is bij het maken van een exhibit. Ziet het er aantrekkelijk uit, is de instructietekst duidelijk, en is het onderwerp interessant? Nu ben jij aan de beurt! Welke exhibit zou jij willen maken voor het science center bij jou op school? WAT HEB JE NODIG? Exhibit Ontwerpboek
WAT GA JE DOEN? Bekijk het Exhibit Ontwerpboek dat in de klas aanwezig is. Samen met je maatje kies je twee onderwerpen uit die jullie leuk vinden. Welk onderwerp is je eerste keus? Mijn eerste keus is: Mijn tweede keus is:
EN WAT GEBEURT ER DAARNA? Om te zorgen dat jullie science center op school zo leuk mogelijk wordt, is het belangrijk dat alle tweetallen een andere exhibit maken. Je leerkracht verdeelt de onderwerpen. Niet iedereen kan dus het onderwerp van zijn eerste keus krijgen.
17
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l BOUWTEKENING Stop! Nog even geduld met bouwen. Je weet misschien wel hoe de exhibit eruit ziet, maar nog niet de exacte maten. Een echte bouwer van exhibits maakt daarom voordat hij begint met bouwen eerst een bouwtekening. Dat gaan jullie dus ook doen. Een bouwtekening laat zien hoe je iets moet maken en hoe groot het wordt. Hierdoor weet je precies hoeveel je van de verschillende materialen nodig hebt. Bedenk eerst samen met je maatje hoe groot de exhibit moet worden en hoe je hem wilt gaan tekenen. Bespreek jullie plan met je leerkracht. Maak de tekening op het ruitjespapier op de volgende bladzijde. Gebruik een potlood en een liniaal. Je maakt de tekening op schaal 1:2. Dat betekent dat één centimeter in de tekening in het echt twee centimeter is. Dus als je exhibit in het echt vijftig centimeter hoog is, is hij op de tekening vijfentwintig centimeter hoog. Bij de verschillende onderdelen in de tekening schrijf je wat de maat in het echt is. Als je bouwtekening niet op het ruitjespapier past, maak je een kopie van het ruitjespapier die je eraan vast plakt. Het ruitjespapier wordt hierdoor twee keer zo groot! Jullie gaan de bouwtekening laten zien aan de rest van de klas. Je vertelt erbij hoe je de exhibit wilt gaan maken. Vraag aan de andere kinderen en de leerkracht wat zij vinden van de bouwtekening. Misschien hebben zij een idee hoe je de bouwtekening nog beter kunt maken. Laat jullie verbeterde bouwtekening zien aan je leerkracht. Als zij of hij de tekening heeft goedgekeurd, kunnen jullie samen de materialenlijst gaan maken.
18
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
19
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l MATERIALENLIJST Bij de beschrijving van jullie exhibit in het Exhibit Ontwerpboek vind je ook een lijst van materialen en gereedschappen. Dit heb je allemaal nodig om de exhibit te maken. Nu je bouwtekening klaar is, weet je ook hoeveel je van elk materiaal nodig hebt. Maak nu een materialenlijst waarbij je ook de aantallen en de afmetingen (lengte en breedte) van de materialen zet. Onder ‘op school aanwezig?’ kun je aangeven of de materialen in het pakket zitten dat je van je leerkracht gekregen hebt. Materialen: aantal
wat voor materiaal
lengte x breedte
op school aanwezig? ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
De materialen waarbij je onder ‘op school aanwezig?’ nee hebt omcirkeld, moet je zelf nog gaan verzamelen. Met je leerkracht overleg je hoe je aan de diverse materialen kunt komen. Zorg dat je alle materialen hebt als je de volgende les gaat bouwen! In het Exhibit Ontwerpboek lees je onder ‘Hoe ga je het maken?’ hoe je de exhibit moet bouwen. 20
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l ONDERZOEKSVERSLAG 1 Jullie exhibit is klaar. Nu begint het echte onderzoek! Je gaat op zoek naar de wetenschap achter de exhibit. Onder het kopje ‘Wat zie je gebeuren?’ (of: ‘Wat hoor je?’) staan in het Exhibit Ontwerpboek een aantal onderzoekjes beschreven. Doe deze onderzoekjes met je exhibit. Schrijf hieronder op wat je hebt ontdekt over de wetenschap achter jouw exhibit door er zelf mee te experimenteren.
21
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l ONDERZOEKSVERSLAG 2 Onder het kopje ‘Hoe zit dat?’ vind je in het Exhibit Ontwerpboek een aantal onderzoeksvragen waarop je het antwoord gaat zoeken in boeken en op internet. De vragen gaan over de werking van de exhibit en de wetenschap erachter. Ook wordt er ook gevraagd wie een bepaald verschijnsel of principe voor het eerst heeft ontdekt of uitgevonden. Je kunt informatie opzoeken in de schoolmediatheek, de bibliotheek of op internet. Ga op www.sciencecenteropschool.nl naar ‘leerlingen basisonderwijs’ en klik op ‘links’. Onder de titel van jouw exhibit kun je een aantal websites vinden met achtergrondinformatie. Je kunt ook mensen interviewen die je kent en waarvan je denkt dat ze wel wat weten over dit onderwerp. Hiernaast geef je een antwoord op de onderzoeksvragen. Onderaan het verslag schrijf je welke bronnen (boeken, websites, interviews) je hebt gebruikt. Als het verslag af is, laat je het lezen door je leerkracht.
22
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
Werking van de exhibit:
Wetenschap:
Uitvinding:
Toepassing:
Gebruikte bronnen (minimaal 3):
23
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l POSTERS MAKEN Straks komt jullie exhibit te staan in het science center bij jou op school. Hiervoor gaan jullie samen een aantal posters maken. Want een bezoeker van jullie exhibit moet wel weten wat hij moet doen en wat er dan gebeurt. Je maakt vijf posters op A4-formaat. De posters geven informatie over de werking van de exhibit en andere informatie die jullie tijdens het onderzoek gevonden hebben. Deze plak je –als ze klaar zijn- op vijf stukken hardboard van A3-formaat. De stukken hardboard zijn met behulp van verpakkingstape aan elkaar vastgemaakt, zodat je ze in een zigzagvorm op een tafel kunt zetten.
WAT STAAT ER OP DE VIJF POSTERS? Poster 1: TITEL Op deze poster zet je de titel. Bedenk een spannende titel voor je exhibit, zodat bezoekers er nieuwsgierig op af komen.
Poster 2: INSTRUCTIE Op deze poster leg je uit hoe jullie exhibit werkt. Je schrijft stap voor stap op wat de bezoeker bij de exhibit moet doen.
Poster 3: BOUWTEKENING Op deze poster plak je een kopie van één van de bouwtekeningen die jullie hebben gemaakt.
Poster 4: ACHTERGRONDINFORMATIE Hier presenteer je de meest interessante wetenswaardigheden uit je onderzoeksverslagen. Geef aan over welk(e) wetenschappelijk(e) onderwerp(en) de exhibit gaat. Onder aan de poster zet je welke bronnen (minimaal drie) je hebt gebruikt voor je onderzoek.
Poster 5: INFORMATIE OVER DE MAKERS Op deze poster zet je informatie over jezelf en je maatje als makers van deze exhibit. Plak ook jullie foto’s erbij.
24
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l TIPS VOOR HET MAKEN VAN POSTERS Opmaak 1. De titel moet het grootst. Die moet een bezoeker al van veraf kunnen zien. Gebruik grote en vette letters voor de titel. Het is ook leuk om kleur te gebruiken. 2. Gebruik voor de rest van de tekst zulke grote letters dat die vanaf een meter nog te lezen zijn. Probeer dit uit! 3. Schrijf de regels niet te dicht onder elkaar. Dat leest niet prettig. 4. Schrijf altijd heel netjes. Dan kunnen de bezoekers goed lezen wat je wilt vertellen. Om te zorgen dat je foutloos schrijft, kun je het eerst opschrijven op kladpapier. Als je thuis of in de klas een computer hebt, kun je de posters ook op de computer maken. Een paar tips: 1. Gebruik één lettertype bijvoorbeeld Arial, 14 puntsletter, standaard of vet. 2. De letters van de titel zijn weer een stukje groter: 24 tot 48 puntsletter, en vetgedrukt. 3. Gebruik anderhalve regelafstand.
Taal 1. Gebruik korte zinnen. Dat leest lekker. Af en toe een lange zin er tussendoor mag natuurlijk best. 2. Zorg dat alle woorden goed gespeld zijn. Bij twijfel kun je een woordenboek gebruiken. 3. Een zin begin je altijd met een hoofdletter en eindig je met een punt. 4. Schrijf steeds in één tijd. Probeer tegenwoordige, verleden en toekomstige tijd niet door elkaar te gebruiken. 5. Gebruik geen afkortingen. Niet iedereen weet wat die betekenen en het leest niet lekker.
25
Leerlingenwerkboek
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l EEN SPREEKBEURT HOUDEN Je gaat ook aan je klasgenoten vertellen wat je gedaan hebt. Misschien heb je al eens eerder een spreekbeurt gehouden. Dan weet je al een beetje hoe het moet. Hieronder staan nog wat tips voor het houden van een spreekbeurt. WAT GA JE VERTELLEN? 1. Je vertelt welke exhibit je hebt gemaakt en waar het over gaat. 2. Welke problemen kwam je tegen tijdens het bouwen? En hoe heb je het opgelost? Werkt het nu? 3. Als je je exhibit nog een keer opnieuw zou maken, zou je dan nog iets veranderen? Wat? Waarom? 4. Wat heb je ontdekt en uitgezocht over de wetenschap achter jouw exhibit?
HOE GA JE HET VERTELLEN? 1. Bedenk van tevoren goed wat je wilt zeggen. Lees bijvoorbeeld je onderzoeksverslag nog eens goed door. 2. Schrijf een aantal steekwoorden op die je helpen om de lijn van je verhaal vast te houden. 3. Wacht even tot het stil is voordat je begint met praten. 4. Kijk niet al te vaak op je blaadje met steekwoorden. Het is leuker als je je toehoorders probeert aan te kijken tijdens je verhaal. 5. Probeer enthousiast te vertellen over jullie exhibit en jullie onderzoek. Maar praat niet te snel, anders kunnen de anderen het niet volgen. Ze horen het tenslotte voor de eerste keer. 6. Probeer als je iets aanwijst op jullie posters of voordoet bij jullie exhibit niet met je rug naar het publiek te gaan staan. Dan kunnen ze je niet goed horen als je iets vertelt. 7. Ga ook niet voor je exhibit of poster staan. Dan kunnen ze het niet zien.
26
Leerlingenwerkboek