Ron n i e s Ro n d r e i s do o rT h a i l a n d
Ro n a l dS t o u t e
Donderdag 23 april: Het begint Nog even en het was zo ver, ik kon dit koude kikkerlandje gaan inruilen voor het tropisch warme Thailand. Pappa Johan woont er al ruim drie jaar en het was weer eens tijd om op bezoek te gaan. De reis zal me vanuit Bangkok, via de highways langs de vele rijstvelden, over steile kronkelende wegen door begroeide gebergtes, naar het noorden voeren. Chiang Rai is de uiteindelijke bestemming, van daar uit gaan we in de omgeving op zoek naar de mooiste plekjes van het noorden. Ik had een week eerder al een mooie route uitgestippeld via Google Maps, maar dat zou slechts een ruwe richtlijn zijn en onderweg zullen we er nog vaak de nodige aanpassingen aan maken. Voor mijn vertrek naar Thailand had ik nog even snel de laatste proviand en snuisterijen gekocht die de reserve-Thai nodig had om de komende zomer door te kunnen komen. Mijn koffer had ik dus volgeladen met de nodige drop, zuurkool en Delfts aardewerk. Hier en daar was er ook nog wat kleding tussen gepropt, want ik moest natuurlijk ook nog wat aan kunnen trekken. Het was gelukkig de vorige dag allemaal goed gegaan met het online inchecken bij KLM en ik had een mooi plekje bij de nooduitgang weten te reserveren. Er moest nog wel even gebabbeld worden bij het kofferdroppen, maar daarna maakten ze geen probleem meer van de 22 kilo zware koffer vol met Nederproducten. Na het thuisfront gedag gezegd te hebben en door de douane te zijn gewandeld, vervolgde ik mijn weg richting het vliegtuig. In het vliegtuig vond ik al snel mijn plekje bij de nooduitgang... alleen had ik dus geen rekening gehouden met de nooddeur die een halve meter uitstak. Sterwardessenkippetje Cindy schoot al bijna in de stress, maar het probleem had ik al snel opgelost door aan de jongen van het gangpad te vragen om te ruilen van plek. Joris bleek wel in te zijn voor een goed gesprek en af en toe vond onze roodharige stewardess het ook gezellig om even te babbelen. De Ier (niet roodharig) die tussen ons in zat vond het allemaal wat minder interessant, dus die stelde voor om met mij te ruilen, zodat hij dan ook nog rustig kon slapen. Zo zat ik dus in 1 vlucht op 3 verschillende stoelen. Joris ging met zijn vrienden een rondreis in het zuiden doen. Zij gingen alleen met een andere vlucht, want via Helsinki was het namelijk goedkoper, alleen Joris had geen zin in een bijna 24 uur durende reis inclusief overstappen. Natuurlijk was uitgaanshoofdstad Pattaya een belangrijke stop voor de vriendengroep. Pattaya is berucht om de vele go-go-bars waar schaars geklede Thaise meisjes westerse toeristen verleiden tot het afstaan van de inhoud van hun portemonnee. De vrienden van Joris gingen puur daarvoor naar Thailand, net als waarschijnlijk zo velen in de vliegtuigen met als bestemming Bangkok. Maar Joris die al een vriendin had en hier geen behoefte aan had, had zijn vrienden weten over te halen om toch nog een paar tropische eilanden aan te doen. Gelukkig is mijn eigen bestemming, het noorden van Thailand, vrijwel verlaten van dit soort barretjes en gelegenheden. De lichten gingen uit en de film Yes Man begon voor de derde keer opnieuw, ik besloot mijn ogen te sluiten en een poging te doen wat nachtrust te krijgen. Vrijdag 24 april: Flight 877 from Amsterdam Na een vlucht van ruim 10 uur was het tijd om afscheid te nemen van Cindy, de laatste westerse schone voor de komende 2 weken. Joris liep nog even met mij mee, aangezien ik als ervaren Thailandganger de weg wel wist. We hadden al snel onze koffers gevonden en daarna ging Joris de andere kant op om zijn backpackmaatjes op te wachten, die een uur later met de goedkopere vlucht kwamen. Pappa Johan stond op het vliegveld al klaar met de SUV en de airco aan om de hitte van 41 graden te kunnen trotseren. Aangezien ik me fit voelde en geen last had van een jetlag had, besloten we om meteen de planning overhoop te gooien en alvast door te rijden naar Kanchanaburi, in plaats van een overnachting te nemen in de buitenwijken van Bangkok. Helaas was er nog niet getankt, dus moest er binnenkort van de tolwegen worden afgeweken en door het drukke en chaotische verkeer van Bangkok genavigeerd worden. Gelukkig hadden we daarvoor een Thaise Tom-Tom aan boord die ons via zo veel mogelijk stoplichten die 10 minuten op rood stonden en totaal vaststaande turborotondes leidde. Een van de hoogtepunten op deze route was toen hij ons door een drukke markt in de Bangkokse chinatown stuurde. Onze de PC Hooft-tractor met bull-bar voelde zich helemaal thuis. Ploegend door de mensenmassa en rakelings langs de kraampjes links en rechts was het ons toch gelukt naar een benzinepomp te worstelen met een praktisch lege tank. De brommertjes hadden er geen moeite mee om de ampele ruimte naast de auto te gebruiken om in te halen. Op dezelfde manier probeerde het we door de Thaise chaos een weg naar Kanchanaburi te banen. 2 uur later waren we eindelijk de stad uit... De weg richting Kanchanaburi was een stuk beter te doen en net voordat het om 7 uur donker begon te worden, kwamen we in het stadje aan. Een mooie overnachting voor een redelijke prijs was al snel gevonden en de keuze van vandaag viel op een soort new-age bungalow-hotel die de bedden als een soort judomatten op de grond legde. Eigenlijk waren het dat ook, judomatten, alleen dikker en nog eens 2 keer zo hard.
Eten kon bij het luxe (voor Thaise begrippen) Keeree Tara restaurant. Dit restaurant lag aan de Kwai-rivier, met een drijvend ponton als terras. Er stond een lekker koel briesje over het water en er kon heerlijk Thais worden gegeten. De bediening was ook typisch Thais bezig; met meer dan 25 serveersters 10 tafels bedienen. Erg on-Thais was het wel dat alles netjes en snel, met veel communicatie op tafel werd gezet. Zaterdag 25 april: De Roon-moet-in-elke-rivierzwemmen-dag Na een ontbijt langs de oever van de rivier was het tijd voor de eerste toeristische attractie van de reis. De vorige dag waren we er al even langsgereden; oorlogsmonument 'Bridge over the River Kwai'. Hier werden in de Tweede Wereldoorlog Engelse en Nederlandse krijgsgevangenen gedwongen een brug voor de Japanners te bouwen. Er schenen ook een paar Amerikanen gesneuveld te zijn, dus die besloten er een groots monument van te maken. Helaas stelde de brug nu eigenlijk niet veel meer voor, de oorspronkelijke brug was al een aantal keren kapot gebombardeerd en de huidige versie leek meer op de brug waar de treinen van de Efteling over rijden. En dat reed er dus ook over; een geel ‘Eftelingtreintje’. Op de route naar Sangkhlaburi lag ook een groot olifantenkamp waar je met olifant en al de rivier in kon lopen. Ik had wel eens vaker op een olifant gezeten, maar er nog nooit één in bad gedaan. Eerst mocht er nog even een stukje door de jungle gebanjerd worden met de olifant en zijn mahout (opzichter/bestuurder). Al snel mocht ik in plaats van de mahout op de nek van olifant Kim klimmen om zo haar door de jungle te sturen naar de badplaats. Daar aangekomen besloot Kim dat het water wel erg lekker verfrissend was en met Ronald en al kopje onder te gaan. Olifanten
kunnen overigens zonder te snorkelen meer dan 3 minuten onder water blijven... De gemiddelde toerist zou tegen die tijd al lang verzopen zijn. Maar door mijn bovengemiddelde lengte lukte het haar niet om mij van haar af te spoelen (er stond een aardig sterke stroming). Hierna probeerde ze het nogmaals om mij tevergeefs van haar kop te spuiten met haar slurf. De pogingen werden beloond met een lekker scrubbad voor Kim, tot ze weer lekker schoon en fris rook. Ik wilde haar eigenlijk wel meenemen als souvenir, maar dat ging helaas 880.000 Baht kosten, ongeveer 18.000 euro’s. Helaas red ik dat niet als arme student. Na het olifantenkamp lag er nog een andere mooie toeristische trekplaats op de kaart: Erawan National Park. Dit park was rijkelijk bedeeld aan vele soorten vlinders, er was een rivier die op 7 punten een waterval had en er vlogen neushoornvogels rond (schijnbaar). Na een half uurtje door de jungle, berg op en berg af te zijn gewandeld in 40 graden hitte begonnen de meertjes bij de watervallen er wel erg verleidelijk uit te zien. Het duurde dan ook niet lang voordat pappa Johan een grote plons hoorde. De meertjes werden druk bezocht door vissen van allerlei formaten, die als je meer dan 2 seconden stil stond meteen aan je tenen begonnen te knabbelen. In het midden was het water zo diep, dat zelfs ik niet meer kon staan. Na heerlijk te zijn afgekoeld in het water, gingen we weer op pad naar Sangkhlaburi. Onderweg kwamen we nog spontaan op het idee om even 'de mooiste druipsteengrotten van Thailand' (volgens de Thaien) te bezoeken, Tham Daowadung. Het had eigenlijk de grot van Ali Ronny en de 40 muggenbeten moeten heten. De tocht er heen was een lang steil pad recht een berg op. Langs dit pad zaten blijkbaar honderden muggen te loeren op nietsvermoedende reizigers. De muggen hadden er ook geen problemen mee om tijdens daglicht te steken. Je hoefde maar 10 seconden stil te staan om uit te rusten en er zaten er meteen 5 op je been. Resultaat:
40 muggenbulten in een half uurtje. En dat terwijl ik normaal maar zelden word gestoken. De grotten waren binnen een stuk minder interessant dan de verhalen erover, dus we besloten al snel weer het hele eind de berg af te klimmen. Door de lange tocht naar de grotten en terug waren we zo veel tijd verloren dat we Sangkhlaburi niet meer voor het donker konden halen. Dus besloten we om in het gehucht Thong Pha Phum te overnachten. Behalve een uitstekend Thais restaurant met een nette inrichting, was er in het hele dorp weinig te beleven. Daarom waren we maar snel gaan slapen op matrassen die nog harder waren dan de voorgaande dag. Waarschijnlijk was de stenen vloer zachter geweest. Zondag 26 april: Sangkhlaburi, there and back again De harde matrassen zijn een typisch teken dat deze streek eigenlijk weinig wordt bezocht door niet-thaise reizigers. Geen koelkast op de kamer, geen westerse vertalingen van thaise geschriften langs de weg en nergens een westers ontbijt waren andere tekenen. Na een tijd zoeken naar een ontbijt geschikt voor ons 'pharangs' (buitenlanders) besloten we maar aan onze hongerige magen toe te geven en een bord Khao-PatKhai (nasi met kip) te bestellen. Het laatste stuk van de weg naar Sangkhlaburi liep langs het grote meer waar dit dorpje aan lag. Deze route liep ook half door de bergen gekronkeld, wat een aantal mooie uitzichtpunten opleverde. De weg werd ook steeds minder goed onderhouden, met flinke gaten hier en daar. Maar dat weerhield de Thaien niet om als een zombie met een noodgang eroverheen te scheuren en bij voorkeur in de bochten of vlak voor heuvels in te halen, wanneer je dus geen tegenliggers kunt zien. Onderweg hadden we nog een aantal keren gevraagd aan de 'inheemse bevolking' of de weg naar Um Phang begaanbaar was. Dit was een route die Google Maps tijdens het plannen van de reis netjes had aangeraden, maar de gemiddelde snelheid zou er wel rond 30 km per uur liggen. Een week eerder was aan de andere kant van Thailand de weg afgeraden toen pa Stoute ernaar vroeg. Dit omdat de route een zandpad was, vol zat met gevaarlijke dieren (tijgers en olifanten) en er zaten Birmese struikrovers en drugssmokkelaars. 'Alleen in colonne was het te doen en zelfs dan kan het gevaarlijk zijn'. Toen we het in de buurt nog een keer aan iemand vroegen, moest deze Thai lang nadenken. Uiteindelijk zei hij erg zeker dat de route goed te rijden was. Helaas is de Thaise mentaliteit dus over 'helpen' een beetje anders dan de onze. Zo denken ze dus dat ze je het beste kunnen helpen als ze gewoon ja zeggen op alles wat je vraagt. Daarnaast zullen ze nooit zeggen dat ze het niet weten, in dat geval vertellen ze dus gewoon wat ze denken dat je graag wilt horen. Dat laatste was dus hier het geval. De Tom-Tom daarentegen had in ieder geval nog nooit van de weg gehoord, dus we besloten later op de dag nog maar even verder te vragen. Ondertussen waren we in Sangkhlaburi aangekomen, de stad met naar eigen zeggen de langste houten brug van Thailand. Het was een gammel bruggetje op lange bamboepalen die 20 meter boven het water uitstaken met een lengte van ongeveer 200m. Eigenlijk te gammel om uit te proberen en omdat geen enkele Thai zich er over waagde in de tijd dat we er stonden te kijken, besloten we maar verder de omgeving te verkennen. Verderop lag een Thaise Wat (tempel) en Chedi (pagoda), die in de Mon-stijl (vluchtelingen uit Birma) waren gebouwd. Omdat we in de loop van de jaren al in tig Wats te zijn geweest en deze er niet echt veel indrukwekkender was, hadden we al snel weer het
tempelcomplex verlaten. Eigenlijk hadden we de hoop voor de route van Um Phang al een beetje opgegeven. En aangezien er in Sangkhlaburi niets meer te beleven viel en het nog vroeg was, besloten we alvast aan de lange omweg terug te beginnen. Bij een politiepost vroegen we nog een laatste maal naar de bekende weg. Er moesten 4 Thaien worden bijgehaald die allemaal een hun eigen mening wilden geven om die rare pharang het bos in te sturen. De laatste bekeek eerst heel serieus onze auto en zei daarna dat hij het wel zou redden... In 2 uurtjes tijd! Nergens in Thailand is waarschijnlijk een weg te vinden waar je 250 km in 2 uur kunt afleggen en dan zeker route deze niet. Er kwam nog een hoofdagent aangewandeld en die kon als eerste eerlijk vertellen dat het om een wandelpad ging, dat niet bestemd was voor auto's. Dat was dan de doorslag; we stapten weer in de auto in de richting van Kanchanaburi. Het had 3 dagen geduurd maar mijn eerste moessonregenbui deze reis kwam ook dit keer weer met bakken uit de lucht. De terugweg naar Kanchanaburi verliep snel en we gingen hier weer op zoek naar een hotel, maar dit keer met voorkeur één zonder harde bedden. Na de Lonely Planet maar aan de kant te hebben gegooid wegens gebrek aan goede hotelinformatie, reden we praktisch tegen een uitgestorven maar vrij groot en goed onderhouden hotel. Ze hadden zelfs een zwembad en een karaokebar. De bedden waren weer heelijk zacht, precies zoals wij pharangs dat graag hebben. Om te eten besloten we weer naar het restaurant van de eerste avond te gaan, gelegen aan de Kwai rivier. Het was weer eveneens erg lekker Thais eten. Maandag 27 april: Geen Um Phang... De volgende ochtend was er geen tijd om van het zwembad te genieten, omdat de bedden eigenlijk veel te lekker lagen. Prioriteiten moeten natuurlijk gesteld worden.. De route naar het noorden werd tijdens het ontbijt weer gewijzigd. Mae Sot en Um Phang waren op deze manier te afgelegen en tijdrovend. De spectaculaire 200 meter hoge en 400 meter brede watervalpartij moet dus even wachten. Dat moet dus dan maar de volgende keer komen wanneer ik weer in de buurt ben. We besloten dus richting het vrij rustige provinciestadje Nakhon Sawan te rijden, een stuk ten noorden van Kanchanaburi. Het gebied was hier duidelijk wel een stuk beter ontwikkeld, in tegenstelling tot de achterhoek van Sangkhlaburi. De vele rijstbouw langs de relatief goed te berijden 'highways' waren hier een goed voorbeeld van. Onderweg kwamen we uiteraard de standaard mix van bizarre Thaise verkeerssituaties tegen. Zoals koeien die met zijn drieen vervoerd werden in een kooi achter een brommer aan. Een pick-up die 5 meter hoog volgeladen zat met bananen die er overal langs uitpuilden. Dan is het bordje onder de bruggen met 'waarschuwing 5 meter hoog' niet eens zo gek meer. Die pickuptruck moest dan ook nog eens tegen het verkeer op een driebaanssnelweg gaan rijden. Een eindje verderop langs diezelfde driebaanssnelweg reed er ook een man die zijn vrouw en kinderen in een bakfiets vervoerde tegen het verkeer in op. Dan moest hij dus ook nog even langs die stilstaande vrachtwagen
die op de buitenste strook stond, om vervolgens op de middelste baan met zijn kroos in de gammele bakfiets tegen het drukke verkeer in te fietsen. Het is maar goed dat ze allemaal in reïncarnatie geloven. Voor de lunch hadden we een KFC (Kentucky Fried Chicken) gevonden in een winkelcentrum langs de snelweg. Het meisje achter de counter was erg blij dat ze haar speciale Engelse menukaart kon laten zien en haar cursus Engels kon toepassen. Nog meer verrast was ze natuurlijk toen die rare buitenlanders in vloeibaar Thais gedag zeiden. Uiteindelijk had ik dus weer een fatsoenlijke westerse junkfood maaltijd. We kwamen in ieder geval ruim op tijd aan in Nakhon Pathom en we gingen op zoek naar de Holiday Inn, die onze Tom-Tom aangaf. Na zoekend door nauwe straatjes te zijn gereden, kwamen we aan bij de 'ruines' van het hotel. Letterlijk, want het hotel was dus blijkbaar een tijd geleden helemaal met de grond gelijk gemaakt. Omdat het nog vroeg was en bij gebrek aan goede overnachtingplaatsen, besloten we door te rijden naar een grotere stad, Pitsanoluk. Hier waren we op eerdere 2 reizen ook geweest, dus we wisten waar we aan toe waren. De weg naar Pitsanoluk zat ook weer vol met de typische Thaise verkeerssituaties. Op een gegeven moment moesten we de middenberm oversteken om op de andere rijbaan verder te gaan. Blijkbaar was er iets van een gasleiding ontploft onder de snelweg, want er zat een metersdiepe krater in het asfalt, dat rondom nog wat nasmeulde. Je zou er maar net even rijden... We hadden al snel het uitstekende hotel Topland teruggevonden, hier waren we op de vorige reizen ook verbleven. Omdat ik ondertussen elke dag rijst als lunch en avondmaal (en soms ontbijt) wel erg eentonig begon te vinden, ging ik voor de Filet Mignon in het restaurant van het hotel. Helaas was de vis van pappa Johan niet zo een goede keuze geweest als de mijne. De vis was met een hakbijl in kleine stukjes gehakt, zodat de grote graten in splinters werden verspreid door de hele vis. Na zijn tegengevallen maaltijd, vond pa Stoute het wel tijd voor een leuk barretje om wat te drinken. Die hadden we na een lange tijd zoeken gevonden. Het was een echte Thaise Country & Western bar, met live muziek. Old-timer Johan was helemaal in zijn element, want de nummers die ze speelde brachten blijkbaar jeugdsentiment te boven. Ze speelden dus best aardig op de instrumenten, maar de stem was typisch zoals je verwacht van een Thai die geen Engels spreekt. Niet te verstaan dus. Dinsdag 28 april: De ruines van Si Satchanalai Vandaag stond Si Satchanalai op de kaart om te bezoeken. Dit is een verzameling oude ruïnes van tempels en andere belangrijke eeuwenoude gebouwen. De route ernaartoe liep door grote vlaktes vol met rijstvelden en hier en daar een verdwaalde palmboom of gewone boom ertussen. Onze Thaise Tom-Tom stuurde ons door een dorpje langs een rivier en op een gegeven moment moesten we afslaan om de rivier over te steken. Blijkbaar had hij besloten dat onze uit de kluiten gewassen auto wel over de 1,5 meter brede touwbrug kon. Dat hebben we dus maar niet gedaan. Misschien was dit ooit een echte brug, net zoals het Holiday Inn Hotel in Nakhon Sawan, maar dat lijkt mij sterk. Na een andere route te hebben gekozen, kwamen we al snel aan bij het tempelcomplex. Het was voor mij dus niet de eerste keer dat ik bij dit soort ruines was geweest, dus ik wist al een beetje wat ik kon verwachten. Volgens de Lonely Planet waren deze ruines iets minder interessant. Wat dus wat mij betreft totaal niet het geval was! Sommige tempels lagen op een berg met eromheen dichte bossen waar allemaal junglegeluiden uit kwamen. Een groot aantal witte vogels ter grootte van een reiger waren aan het nestelen in de buurt. De ruines zelf waren mooi geconserveerd gebleven. Er stonden zelfs muren met intacte reliëf overeind en het pleisterwerk was ook nog grotendeels blijven zitten. Vergeleken met de andere historische parken was dit voor mij duidelijk de indrukwekkendste. Onze volgende attractie was de provincie Nan, wat een erg mooi natuurgebied is, zonder enige industriële ontwikkeling en maar weinig landbouw. Eigenlijk één
groot nationaal park dus, ongeveer ter grootte van Nederland. Omdat we ons te lang hebben lopen vergapen aan de ruines van Si Satchanalai, gingen we Nan vandaag niet redden, maar we wilden in ieder geval zo ver mogelijk doorrijden. De rechte wegen door de rijstvelden veranderden al snel in kronkelende bergroutes over dichtbegroeide bergen. Onderweg kwamen we maar weinig ander verkeer tegen. Gelukkig waren de wegen geen zandpaden of touwbruggen, dus we hadden weer het volste vertrouwen in de Dom-Dom. Na een tijdje in de bergen te hebben gereden viel ineens de grootste tropische regenbui sinds tijden op ons dak. De ruitenwissers van de Fortuner konden de regenval maar nauwelijks bijbenen. Het was dus ook in één keer pikkedonker buiten. De koude regen viel neer op de warme junglebegroeiing van de bergen, wat meteen een dichte mist opleverde. Door de mist en regen konden we opeens niet meer op tempo doorrijden, ook mede door Thaise bestuurders die met dit weer slechts alleen de stadslichten aanzetten en nog steeds als zombies doorscheuren en inhalen. Zo'n moessonregen kan even snel opklaren als dat het begint, dus na een half uurtje reden we weer door de stralende zon. Onderweg kwamen we nog een gigantisch tempelcomplex met mooie gebouwen en een grote liggend Boeddhabeeld. De tempel werd nergens vermeld in de Lonely Planet, terwijl de vele kleinere en saaie Wats er vaak wel in stonden. Tegen de avond kwamen we aan in Prae, de voorliggende provintie op de route naar Nan. Hier besloten we te overnachten in het Maeyom Palace Hotel, een aanbeveling van de Lonely Planet. Die
aanbeveling maakte hij ook dit keer waar, ook al betaalden we maar 1000 Baht in plaats van 1500 die de Planet zei. Woensdag 29 april: De bergruggen van Nan We stonden vroeg op omdat we vandaag nog een lange rit door de bergen voor de boeg hadden. De route liep zoals gezegd door een bergachtig en onbebouwd gebied. Op veel plekken waren ze bezig met Teakbomen te planten, met hoop dat ze in de toekomst veel geld waard zijn. Veel bergen hadden ze expres afgefikt om waarschijnlijk nog meer aan te planten of juist om verdere bosbranden te voorkomen. De verdere route naar Nan was eigenlijk vrij verlaten van ander verkeer. Tegen de middag kwamen we bij Nan aan, hier konden we de eeuwenoude muurschilderingen bekijken in Wat Phumin, Nan's meest bekende tempel. De muurschilderingen waren niet echt interessant, ze vertelden het verhaal hoe de Boeddha de uitdagingen van de duivelgod Mara trotseerde. Het is wel een interessant verhaal, maar ik kon hem al en de tekeningen heb ik groep 6 beter zien maken. Eigenlijk was hier meteen alles mee gedaan wat in Nan te beleven viel. We reden nog een tijdje door de stad heen om mooie plekjes te zoeken, maar besloten al snel weer de rust van het omliggende land te zoeken. Aangezien we genoeg tijd over hadden, kozen we voor een wat langere route naar Chiang Rai. Deze liep door een aantal nationaal parken, met druipsteengrotten (!) en watervallen. De weg liep grotendeels over bergkammen op 800 meter hoogte of hoger, wat een spectaculair uitzicht opleverde. Zoals we wel vaker op eerdere reizen waren tegengekomen in bergachtige gebieden, was ook hier een aantal keren de weg grotendeels of geheel weggezakt in een diep ravijn. Door de erosie van het regenwater spoelt soms alle aarde weg onder het asfalt, tot de weg zelf geen houvast meer heeft en dan stort de hele boel naar beneden. In het regenseizoen is dit dan ook niet meer dan een gebruikelijk gezicht op de bergwegen. Een aantal bordjes met Thaise kreten moeten je dan waarschuwen dat na de volgende haarspeldbocht een gat in de weg zit van 8 meter breed. Tegen de avond kwamen we eindelijk aan in Chiang Rai, thuishaven van onze reserve-thai. Na nog even lekker te hebben gegeten in één van papa Johan's favoriete restaurants, reden we richting het welbekende Koh Stoute Palace Inn Resort Hotel. Een bellboy die je koffer in je kamer neerzet is er niet te vinden, maar de eigenaar rijd je wel in zijn privétaxi 2500 km door heel Thailand. Toch wel een vermelding in de Lonely Planet waard... Voorlopig staan er nog geen plannen op de kaart, maar gaat snel veranderen. Zodra ik het kingsize bed niet meer lekker vind liggen, de jacuzzi te bubbelig, de 3 zwembaden te nat en het buffet te magertjes. Donderdag 30 april: Vakantie is hard werken Na weer eens lekker te hebben geslapen in het mugvrije huis, was het tijd voor een normaal ontbijt: Bammetjes met pindakaas! Een veel beter begin van de dag vergeleken met de Thaise versie van American Breakfast of de Kao-Pat-Kais. Na het ontbijt op het terras kwamen de buren van het naastliggende eilandje, Ruud (Tarzan) en Jane, naar buiten. Jane klonk in de verte erg enthousiast over iets met olifanten en vroeg of ik even langs kon komen. Blijkbaar had ze al over mijn avonturen op de rug van de dikhuiden in het zuiden gehoord, want ze stond al klaar met een foldertje over mahout-trainingen. Ze had het zelf nog nooit gedaan en wilde het graag
een keertje doen, alleen manlief Tarzan was niet meer zo avontuurlijk ingesteld om mee te gaan. Dus we kwamen al snel tot de conclusie om een keertje samen te gaan. Het nadeel alleen was dat dit meerdere dagen kost, dus misschien dat ik het pas de volgende keer in Thailand kan doen. Vandaag moest er een beetje gewerkt worden voor Pooltech (het zwembaden bedrijf van pappa Johan), dus we gingen bij een aantal zwembaden in aanbouw langs om te kijken hoe dat verliep. Pappa Johan moest ook nog even bij de bank langs voor wat transacties. Nu werkt het Thaise banksysteem heel anders dan de onze; bedrijven mogen bijvoorbeeld geen pinpas bezitten of en kunnen geen girale transacties doen. Het resultaat hiervan is dat iedereen dus stapels bankbiljetten op komt halen of komt droppen. Als je dus iets koopt of verkoopt aan een ander bedrijf moet je dus vervolgens met die stapel geld over straat. Het zal dan meer dan eens voorkomen dat iemand met meer dan een paar miljoen Bahtjes de deur uit wandelt. Door dit gedoe is het natuurlijk ook hartstikke druk bij banken, het is niet meer dan gebruikelijk dat je een half uur of langer kunt wachten. Dat was dus voor ons nu ook het geval... Verder krijg je geen rekeningafschriften thuis gestuurd en kun je dus niet online checken of iemand zijn betaling aan jou wel heeft gedaan. Dan moet je dus vragen om de stapel transactienota's van de afgelopen dag, die kun je dan zelf allemaal doorlopen. Oftewel je bladert door alle transacties van andere mensen in een stapel van een paar honderd stuks tot je degene tegen komt die van jou is. Tussen de middag hadden we nog even bij een restaurant bij het vliegveld gegeten. Zoals gebruikelijk staat dan de lokale Thaise soap te blèren. Tijdens de reclame op tv was het tijd om Engelse woordjes te leren. Het woord van vandaag was 'bribery'. Een veelgebruikt woord dus in Thailand. Daarna hadden we de winkel van Pooltech even bezocht, er moest namelijk tussen de vakantie door nog wat werk worden verzet. De trouwe werkneemster Aor (spreek uit als Oor) van pa Stoute was er druk aan het werk. Bij het zien van mij, reageerde ze nog even verlegen als altijd. Eigenlijk net als alle andere Thaise meisjes dus. Ik moest nog even de 'finishing touch' doen aan Reisverslag Deel 1 Punt 1, dus ik was gezellig naast Aor gaan zitten, als haar nieuwe 'collega'. Iets wat ze blijkbaar als erg ongemakkelijk ervoer. Één van de zwembaden die pappa Johan had laten bouwen was al af, maar de eigenaars zouden pas 2 maanden later gaan verhuizen naar Thailand, dus konden we mooi dit zwembad 'keuren'. Het was een 15 meter zoutwaterbad, die dus met behulp van een zoutgehalte het water hygiënisch schoon houdt, in plaats van chloor. Dus je ogen prikken niet zo veel als bij een normaal zwembad als je onder water bent geweest en het stinkt niet naar chloor. Dat moest dus even getest worden. Pappa Johan had natuurlijk ook zijn camera bij zich, maar zo als gebruikelijk was ik meer onder als boven water, dus veel foto’s zijn daar niet gemaakt, behalve van opspattend water dan. 's Avonds gingen we eten bij een favoriet restaurantje van papa Johan. Ik verwachtte iets ergens in de stad, maar we sloegen al gauw een zijweg in en reden door de buitenwijken tot we op een slingerende weg met dichte begroeiing reden. Na een tijdje te hebben gereden sloegen we plotseling een erf op, waar net in een hoekje verscholen was te lezen: Don's Food. Interessante naam, als je bedenkt dat de Amerikaanse eigenaar vroeger, naar eigen zeggen dan, raketgeleerde was geweest bij NASA, revolutionaire ontdekkingen gedaan in de staalindustrie en een groot bedrijf heeft in Phuket. Toen we het erf op liepen, werden we al snel begroet door honden, een aantal loslopende konijnen en ganzen. Ik was benieuwd wat er op het menu stond... Eigenlijk een standaard westers menu dus, met biefstuk en spareribs. Aangezien de eigenaar claimde de beste spareribs van het hele koninkrijk te hebben, besloot ik die te proberen. Toen hij naar mijn mening die belofte had waargemaakt bestelde ik meteen de tweede portie. Vol en voldaan verlieten we rollend de bamboehut op palen, waar we lekker boven het water hadden gegeten.
Vrijdag 1 mei: Doi Tung en de koningin-moeder Vandaag werd ik wakker door een flinke regenbui tegen het raam. Dat was erg jammer, want we waren vandaag van plan om naar Doi Tung te gaan. Regenbuien in Thailand kunnen de hele dag aanhouden, of met een uurtje helemaal wegtrekken, dus we besloten toch maar weg te gaan. Doi Tung is een soort bloementuin, à la Keukenhof, maar dan op 1000 meter hoogte op een berg. We moesten dus een tijdje klimmen met de auto voordat we er kwamen. Gelukkig was er tegen de tijd dat we er waren niks meer te bekennen van de regenwolken. De tuin begon bovenaan de top en je kon via trappen en paden een stuk naar beneden wandelen. Langs het pad waren veel soorten metershoge bomen en bamboe, waarvan je de toppen hoog uit het zicht verdwenen tussen het gebladerte. Verderop werden orchideeën gekweekt en daarnaast stond een soort bamboehuis en platform midden in een moerasachtige vijver met kwakende kikkertjes. Verder zat de tuin natuurlijk nog vol met mooie rotsformaties die waren neergezet, verschillende exotische bloemen en kleine waterpartijen tussendoor. Pappa Johan had een paar mooie ideeën opgedaan voor de inrichting van de tuin op zijn eilandje. De bloementuin van Doi Tung was gestart door de inmiddels overleden koningin-moeder, die dus gek was op bloemen. Ze had een 'paleis' op de top van de berg, naast de tuin. Dit was ook te bezichtigen, ook al moesten we wel bedekkende kleding aantrekken, net zoals gebruikelijk is bij het bezoeken van een Wat. Knieën, ellebogen, schouders en alle andere vormen van sexy kleding moesten bedekt worden. Mijn broek was dus iets te kort, waarop ik een Thaise lange broek kreeg aangereikt. Dit was dus bij mij een driekwartsbroek geworden, slechts 10 cm langer dan mijn eigen. Al die moeite dus vanwege een al lang overleden koningin-moeder. Om het gebouw in te gaan moesten vervolgens de schoenen worden uitgedaan, zoals gebruikelijk als je een huis binnen gaat in Thailand. Alleen moest je ze wel meenemen in een plastic tasje. Camera's mochten wel mee naar binnen, maar je mocht geen foto's maken. Statieven voor die camera's, rolstoelen en paraplu's moesten dan wel weer worden achtergelaten... Het paleis was van hout gebouwd in de trend van een Zwitsers chalet, een andere passie van die oude tante dus. De kamers waar we in mochten komen/kijken waren compleet leeg gehaald en het Thais van onze gids was wat vloeibaarder dan dat van ons, dus we begrepen er weinig van. Weer buiten mochten we wel naar binnen kijken door de ramen van de vertrekken waar we niet mochten komen. Binnen was de soort gezelligheid van ouderwetse spullen te zien, die je ook zou verwachten bij je eigen oma. Na mijn mooie driekwartsbroek weer te hebben gedropt vertrokken we verder richting de bergroutes. Op de terugweg hadden we de toeristische route genomen door de bergen. De weg liep hier nog veel steiler dan op de heenweg en we waren maar wat blij met de 4WD. De Stom-Stom probeerde ons nog op alle mogelijke manieren op nog kleinere paadjes te krijgen, maar Hollands als we zijn negeerden we die koppig. De weg die we hadden gekozen was wel wat breder dan de paadjes van de navigator, maar hij werd wel grotendeels opgeslokt door de omliggende jungle. Links en rechts waren muren van dichte beplanting te zien van meer dan 2 meter hoog, waar je niet ver in kon kijken. De weg liep nog steeds met een flinke afdaling naar beneden en had een groot aantal haarspeldbochten. Hij liep na een bocht zo dicht naast zichzelf weer terug, dat de Tom-Tom vaak moeite had met de plaatsbepaling en we soms 'achteruit' reden volgens het ding. Ik zou zweren dat ik af en toe rookwolkjes uit het apparaat zag komen. Na thuis weer even te zijn opgefrist van de lange rit en een lekkere pizza te hebben gegeten bij Chiang Rai's enige echte Italiaan, besloten we nog even een ijsje te nemen bij Swensens. Swensens is een soort MacDonalds-keten, waar je alleen maar ijs kunt krijgen. Maar dan wel ALLE soorten ijs die je maar kunt verzinnen. Op mijn vorige trips was dit dan ook een favoriete stopplek. Het nadeel was alleen altijd het verschrikkelijk lage
plafond, wat ongeveer de hoogte heeft tot net onder mijn schouders. Ondertussen hadden ze blijkbaar vaker last gehad van lange pharangs, want ze hadden netjes bij de verlagingen stootkussens opgehangen. De keuze van vandaag was een samengesteld ijsje van Strawberry Cheese Cake, Berry Yoghurt, Lemon Sherbet met als topping wafels, slagroom en aardbeien. Zaterdag 2 mei: Over de bloemen en de gekko’s De junglegeluiden om het huis heen zorgden er vandaag voor dat ik vroeg wakker werd. De geluiden van de krekels en de Tjitjaks (Gekkosoort) die op hen jagen kunnen erg luid zijn. Daarbovenuit is dan vaak het geluid van een Tokeh te horen, een andere soort Gekko die tot 40 cm lang kan worden en die keihard 'TOOOKEH' schreeuwt, net zo hard als een hond kan blaffen. Af en toe komt er ook nog een verdwaalde kat jagen op de Gekkos. De ochtend hebben we rustig aan gedaan en een beetje van het 'resort' genoten. Later in de middag moest er wel nog even gewerkt worden bij Pooltech. Om het huis van pappa Johan lopen in deze periode allemaal rode honderd/duizend/miljoenpoten (ik heb de poten nog niet geteld), van een centimeter of 10. Met een klein stukje lopen kun je er zo 3 tegenkomen. Ze zijn rood en groot, ik neem aan dat ze giftig zijn, dus blijf er maar uit de buurt. Voordat we naar Pooltech gingen, kon ik het niet laten om even te kijken of ik een pak kon laten maken en hoeveel dat dan hier kostte. Dus we gingen op zoek naar de enige kleermaker die de stad rijk is. Binnen stond een mannetje te werken die verder geen woord Engels kon. Gelukkig konden we ons verstaanbaar maken met hand- en voetgebaren en door af en toe een Thaise kreet erdoorheen te gooien. Na een mooi stofje en ontwerp te hebben uitgekozen, vroeg ik hoe veel het ging kosten. Ik viel bijna om van de schrik; voor een compleet op maat gemaakt pak betaalde ik slechts 100 euro's. Snel bestelde ik nog een paar mooie overhemden erbij voor maar 19 euro's per stuk. Even voor de duidelijkheid; in Nederland kost een overhemd alleen minimaal 119 euro als je ze op maat laat maken. Na wat spullen voor een zwembad opgehaald te hebben en daarna even Aor nog meer lastig hebben gevallen, gingen we 's avonds weer eten bij het restaurant bij het vliegveld. Dit keer was er een Thaise zangeres die verbazingwekkend goed Engels kon zingen. Ze had dit zichzelf helemaal aangeleerd door van jongs af aan naar bandjes te luisteren. Een tweede zangeres kon dan weer heel goed Thais zingen, in ieder geval dat is mij verteld, want ik verstond het toch niet. Het is blijkbaar gebruikelijk om een bloem en wat geld te geven als fooi als je vindt dat ze goed zingen. Dus liep ik naar het eerste de beste junglegewas naast het restaurant toe en begon te sjorren aan een bloem van een meter hoog. Helaas was de stengel ook 5 cm dik, dus kreeg ik hem niet los. De restauranteigenaresse had gelukkig mijn nobele intenties wel door, dus die kwam al snel met een keukenmes ter grootte van een kleine zaag aangesneld. Eerst was ik even bang dat ze boos was omdat ik haar plant aan het slopen was, maar ze begon al snel te zagen in de stengel. Dus even later kon ik mijn bloem van een meter met wat fooi aanbieden aan de zangeres, waar ze uiteraard erg blij van werd. Zondag 3 mei: 70 meter hoge waterval in de jungle Als ontbijt hadden we vandaag weer een oosterse delicatesse: zelfgemaakte 'sticky rice' met kokosmelk en verse mango. Het smaakte erg lekker, ook al is het wat mij betreft meer een toetje dan een ontbijt, zo zoet als het was. In de buurt scheen een mooie waterval te liggen waar we nog nooit geweest waren. Het betrof een waterval van 70 meter hoog, de hoogste van het noorden en dus zeker de moeite waard om een keer te bekijken. De route er heen liep al snel door de bergen langs een rivier, waar een aantal Thaien op het platforms op het water lekker zaten te eten. De begroeiing werd steeds dichter en dichter en de weg smaller en smaller en al gauw moesten we de auto achterlaten om het restant te lopen. Via gammele bamboebruggetjes en langs steile
afgronden liep het pad naast de rivier omhoog. Door de hoogte was er een spectaculair uitzicht op het omliggende gebied. Muren van metershoog bamboe van soms 20 cm dikte , soms deels omgevallen, verborgen deels het uitzicht op de achterliggende waterpartijen. De route werd rotsachtiger, maar de bananenbomen hadden blijkbaar geen moeite met plek vinden om te groeien. Ook al was het dicht begroeit, het was lang niet zo pikkedonker als andere stukken jungle waar ik wel eens geweest ben. Na een klein uurtje wandelen kwamen we bij de waterval aan en het zag er zo spectaculair uit als ons beloofd was. Vanaf een verhoging van 70 meter hoog, kletterde het water via de rechte rotswand naar beneden, om in een klein ondiep meertje te vallen. Aangezien ik dit keer geen knabbelgrage vissen zag en helemaal bezweet was van de lange klim omhoog, duurde het niet lang tot ik het verkoelende water ging proberen. En het was verkoelend, of zelfs ijskoud te noemen. Ook al kletterde het water hard naar beneden, de diepte van het meertje zelf kwam maar net tot over mijn knieën. Bij de rand van het naar beneden stortende water was het iets dieper en hier kon je er ook onder staan. Het koude water kwam zo hard als hagel aan op mijn rug naar beneden, maar voelde erg verfrissend. Af en toe kwam er ook meer water in één keer naar beneden, waardoor je bijna door je knieën zakte van de klap. Ondertussen was pappa Johan het foto's maken ook zat geworden en samen hebben we nog even in het water afgekoeld, totdat we de afdaling naar beneden weer begonnen. Op de terugweg reden we weer langs de rivier waar die Thaien eerder ook zaten te eten. Op de rivier (van 10
cm diep) hadden ze kleine terrasjes gemaakt van bamboe, waar je het eten kon nuttigen wat je in de nabijgelegen kraampjes kon kopen. De terrasjes staken een paar centimeter boven water uit, waren 2 meter breed en lang en er stonden geen stoelen naast het 10 cm hoge tafeltje op het platform. Na de klim en zwempartij hadden we dus wel trek gekregen, dus we besloten aan te schuiven. Menu van vandaag was kip op stokjes vanaf de barbecue, of in ieder geval dat moest het voorstellen, maar ik herkende het niet als kip. Toch smaakte het naar kip en was erg lekker op een hongerige maag. Handen wassen gebeurde heel praktisch in het riviertje wat onderdoor en langs het terrasje liep. We namen nog even een toeristische route door het landschap, voordat we naar huis gingen. Daarna hadden we nog even gegeten bij het restaurant waar we de eerste avond in Chiang Rai ook hadden gegeten. Het was weer heerlijk en de serveerstertjes waren weer blij mij te zien.
Maandag 4 mei: Thaise les Na thuis even lekker rustig aan gedaan te hebben, gingen we lunchen bij hetzelfde restaurant als de vorige avond. We hadden net wat te eten besteld, toen de buren Ruud en Jane aan kwamen rijden. Ze schoven er gezellig bij en bestelden ook wat. Ruud wilde wel tosti's maar die stonden niet op de kaart. Na uitgelegd te hebben dat ze een sandwich als toast moesten roosteren, leek het alsof ze het begrepen. Ruud en Jane gingen binnenkort ook een paar dagen weg en ik had nog een druk schema, dus Jane en ik besloten de olifantenschool door te schuiven naar een volgende keer als ik er weer ben. Ondertussen was het eten van mij en pappa Johan geserveerd, alleen de twee tosti's van Ruud en Jane waren er nog steeds niet. Blijkbaar is een tosti erg moeilijk om te maken voor een Thai. Tegen de tijd dat wij al weer klaar waren met eten, stonden de tosti's nog niet op
tafel. Omdat er nog hard gewerkt moest worden bij Pooltech, hebben we Ruud, Jane en hun lege bordjes in de steek gelaten. Moet je maar ook geen moeilijke dingen willen van Thaien. Het was mij ondertussen wel duidelijk geworden waarom die Thaien zo slecht Engels kunnen. Ruud en pappa Johan leren wat Thaien af en toe Engelse woordjes, wat vaak vervolgens met een moeilijke typische foute uitspraak word overgenomen. Vooral woorden met meerdere medeklinkers achter elkaar zijn lastig. Whiskey wordt 'wissekee', strawberry 'se-telawbelly en ga zo maar door. R word vaak uitgesproken als een 'L' en onze harde 'g' drijft ze helemaal tot wanhoop. S aan het einde is ook niet te doen, zoals mijn favoriete woord: Swensens, dat dus 'se-wensen' wordt. Als een Thai het verkeerd zegt, dan herhalen pappa Johan en Ruud het nog eens tien keer op de foute manier zoals die Thai het zei onder luid gelach. Vervolgens denkt die Thai waarschijnlijk dat het zo gewoon hoort en blijft het fout zeggen. Bij Pooltech aangekomen, ging pa Stoute even verder met zwembaden ontwerpen. Ondertussen sloeg de verveling bij mij toe, dus besloot ik de 'meerbaan' (huishoudster) van wat Engels woorden te leren, aangezien die nog praktisch geen Engels kon. Met een National Geographic in de hand werden de woorden voor 'vogel', 'vis', 'huis' en noem maar op uitgewisseld. Dus ondertussen leerde ik de Thaise woorden en zij de Nederlandse en Engelse. Met als dieptepunt voor de Thaise, het Nederlandse woord 'rog' oftewel 'luaf' zoals zij het Nederlandse woord uitsprak. Of anders 'se-telinglay' (stingray) in het Engels. Van het harde leren hadden we honger gekregen, dus we liepen even naar de nabijgelegen markt. Onderweg moest ik zoals gewoonlijk in Thailand oppassen voor de laaghangende ijzeren buizen en railingen, terwijl ik naar beneden keek zodat ik niet op de kapotte putdeksels stapte. Op de markt aangekomen liepen we een snel rondje langs de kraampjes stinkende etenswaren. Gebraden vissen, kikkers en andere ondefinieerbare dingen waren hier te vinden. Na wat bacon te hebben gekocht, of in ieder geval iets wat er voor door zou kunnen gaan, vroeg de meerbaan Noy of ik ook 'gai' wilde, oftewel een ei. Het was erg 'aroi/aloi' (lekker) zei ze, dus ik antwoordde maar met ‘au’ (ik wil). Ik kreeg drie eieren op een stokje in mijn handen gedrukt. De eieren waren soortement van gekookt en zaten dus nog in de schaal. Weer bij Pooltech aangekomen konden we ze uitproberen. Na de schaal eraf gepeld te hebben, bleek het ei helemaal egaal grijsgroen gekleurd, het eigeel was nergens te vinden. Het smaakte wel lekker op een hongerige maag, maar ik zou het niet nog een keer proberen. Toen de eieren genuttigd waren, vertelde de meerbaan dat ze het leuk vond dat ik mee naar de markt was gegaan, omdat iedereen het had over haar en die 'yai pharang' (lange buitenlander) die naast haar liep. Zoals gewoonlijk dus had binnen de kortste keren de hele markt over mij lopen roddelen, met kreten als 'soeng mak mak' (erg groot). Mijn ego zal wel een harde klap krijgen als ik weer in Nederland ben. Verder had ze het ook de hele tijd over 'Ron' en 'Ron mak mak'. Ron betekent dus in Thailand 'heet' en mak mak 'heel erg'. Het was dan ook heel erg ‘Ron’ voor deze tijd van het jaar, dus ik hoorde mijn naam nog wel vaker. Tegen de avond vertrokken we weer richting Don's, om te kijken of de spareribs weer even lekker waren als de vorige keer. Na alle honden, konijnen en ganzen geteld te hebben en gerust gesteld te zijn dat ze niet de pan in waren gegaan, bestelde we onze porties. Ze waren weer zo lekker als vanouds. Het enige nadeel was dat het restaurant dit keer vol zat met grote vliegen die op het licht af kwamen. Op de terugweg kwamen we allemaal mensen tegen die aan de kant van de weg in de lucht aan het graaien waren. Sommigen waren zo druk bezig dat ze bijna pardoes voor de auto stapten. Het bleek dus dat ze die grote vliegen aan het vangen waren, die rond deze tijd heel Thailand plagen. De vliegen worden gezien als een delicatesse en de vliegenvangers op straat verkopen ze dan vaak door. Per kilo krijgen ze 200 Baht, zeg maar 4 euro. Ik kreeg koppijn van de berekening hoe lang het duurt om een kilo vliegen te vangen... Dinsdag 5 mei: Phu Chi FAAAAAAAA Vanochtend waren we al vroeg op pad, want we gingen een kleine rondreis maken. Voor onderweg hadden we plakrijst en mango mee, aangezien we in dun bevolkt gebied zouden rijden en restaurants er schaars zijn. Toen we nog even een stukje door de stad reden viel het grote aantal brommertjes die er rijden me weer op. Als je een beetje mee wilt tellen in Thailand, zit je minstens met zijn drieën op zo'n ding. Maar zeven of meer is ook echt geen uitzondering. Vervolgens rijden ze rakelings tussen de auto's door en hebben ze geen moeite nog even een auto te snijden. Op de andere rijbaan tegen het verkeer inrijden is de
gewoonste zaak van de wereld. Onderweg in een dorpje kochten we nog even een gebraden kippetje, die voor ons in stukken werd gehakt. We vervolgden de route die de Tom-Tom voor ons had uitgestippeld. Deze liep weer over de bergruggen omhoog, langs fantastische uitzichtpunten op het omliggende landschap. De weg liep weer erg steil, soms bijna 45 graden en met veel bochten. Op meer dan 1000 meter hoogte aangekomen, reden we door een dorpje dat op de top lag. Aan de andere kant van dat dorpje, waar de berg weer naar beneden liep, veranderde de enige weg over de berg in een kleipad dat er als gatenkaas uit zag. We hadden al een flink stuk achter de rug, zonder afslagen, dus teruggaan en omrijden zou veel tijd kosten. De auto had het zwaar, want de weg liep even steil naar beneden, als dat hij eerder omhoog liep. Gelukkig had de 4WD nog een truuk die we niet gebruikt hadden; de lage gieringstand. Rustig en beheerst, daalden we over de bergrug af naar beneden. Na een tijdje te hebben gereden was het tijd om langs het kleipad de picknickmand open te trekken. De welverdiende gebraden kip met plakrijst had nog nooit zo lekker gesmaakt. Als je dan bedenkt dat de Dom-Dom deze weg wel aangaf en de door ons nooit gereden route naar Um Phang er niet op staat, is het misschien maar beter ook dat we dat vorige week niet hebben gedaan. De weg werd weer asfalt en na de eerste bocht lag er meteen al weer een grote boom op onze weghelft. Oppassend voor meer narigheden, reden we door naar Phu Chi Fa, de eindbestemming voor vandaag. Phu Chi Fa is een berg met uitzicht over Laos, het buurland van Thailand. Het mooiste hiervan is de top die op 1628 meter hoogte ligt. Deze top loopt aan één kant kaarsrecht naar beneden en aan de andere kant loopt hij redelijk schuin af, waarover je gemakkelijk naar boven kunt klimmen. Toen de weg een eind voor de top ophield, parkeerden we de Fortuner en vervolgden de rest van de klim te voet. De ijle lucht en steile paden maakten het nog een aardige opgave, waar we bijna een uur over deden. Aan het begin van de tocht werd ik begroet door twee reusachtige hommels ter grootte van twee kleine helikopters. Ok, ik schatte ze met een lichaam van meer dan 2 centimeter dik, maar ze maakten aardig wat kabaal met vliegen. Om de één of andere reden hadden ze besloten om de hele tijd rond mijn hoofd te moeten cirkelen, wel vaak op meters afstand, om dan soms weer rakelings langs te scheren. Op de top aangekomen cirkelden ze nog steeds om me heen, maar ik had alleen nog maar oog voor het spectaculaire uitzicht. Beneden in het dal in de verte lag nog een klein Laotiaans dorpje, omringd door een keten van bergen, rijkelijk begroeid door groene vegetatie. De top van Phu Chi Fa lag op dit moment tussen de wolken, de Laotiaanse wind woei de dichte nevels de steile kant van de berg op. Hierdoor was het omliggende land ook door een aparte manier door de halfdoorzichtige mist te zien. Tegelijkertijd zorgde deze luchtstroming van beneden voor een flink sterke koude bries, ik schat dat het afgekoeld was tot net onder de 20 graden aan de top. Waarschijnlijk door het drukverschil vlogen honderden onweersvliegjes (of daar leken ze op, ook al waren ze wat groter) met de stroming mee naar de top. Als je even stil stond, zaten er zo 10 op je, zoekend naar beschutting voor de wind. Aangezien er praktisch nooit westerse toeristen in Phu Chi Fa komen en het niet eens beschreven staat in de Lonely Planet, waren de accommodaties allemaal Thais ingesteld. Rotsharde bedden in kleine hokjes voor 4 mensen met ijzeren daken waren de trend van de dag. Voor dit soort hutjes vroegen ze in het hoogseizoen dus rustig 2500 Baht of meer voor, om dan te bedenken dat we voor de meest luxe hotels nog niet meer dan 1500 per kamer hebben betaald. Gelukkig is het nu Thais laagseizoen en waren we waarschijnlijk de enige toeristen in het hele hutjesdorp net onder de top van de berg, dus na onderhandeling hoefden we nog maar 500 Baht te betalen. Nog moe van de klimtocht liep ik het hutje in en de eerste gekko schoot meteen tussen mijn benen door weg het donker in. Bij het sluiten van de gordijnen vloog een grote vliegende kakkerlak zenuwachtig erachter vandaan. Navigerend tussen de paden van bosmieren over de vloer, vervolgde ik mijn weg naar het toilet, wat tevens in dezelfde vierkante meter een douche was. Die vierkante meter was ongeveer 1,80 hoog. Ik ben 2 meter 10.
Opgerold tussen de warme dikke dekens (het was 18 graden buiten), bedacht ik dat ik de volgende ochtend weer op 5 uur op mocht om te gaan klauteren en viel maar snel in slaap op het stenen matras.
Woensdag 6 mei: Race tegen de zon We moesten vandaag dus vroeg opstaan om de zon te kunnen begroeten, helaas had de zon hetzelfde idee gekregen en was hij al in de hemel aan het klimmen toen wij weer aan de klim naar de top begonnen. Achteraf maar goed ook, aangezien we geen zaklampen bij ons hadden en geen zin hadden in het pikkedonker tussen de scherpe stenen door over een steil pad te klauteren naar de top. Ook al hadden we niet de beste nachtrust gehad, bereikten we de top vlotter dan de vorige dag. Het uitzicht was nog meer adembenemend dan de vorige dag. Witte dikke wolkenmassa's waren te zien, waardoor het Laotiaanse dorpje van de vorige dag aan het gezichtsveld onttrokken was. De ranke bergtoppen staken door de witte wolkenbrei heen als chocoladetopping op slagroomijs. Met de nog reizende zon viel er een soort lila gloed over delen van de top en de wolkenmassa. De onweersvliegjes waren gelukkig verdwenen, maar ze hadden plaats gemaakt voor grote aantallen rupsen. De meesten waren normaal van formaat en weinig imposant, maar er liep één 'koning der rupsen' rond. Geen idee
tot welke soort deze hoorde, maar het diertje was groter dan de Nokia van mijn vader. Waarschijnlijk 12 cm lang en 2 cm dik, exclusief de haren. Met zijn lange rood-oranje haren op zijn zwarte lichaam als waarschuwing voor de giftigheid, besloot ik hem toch maar niet op te pakken. Het reuzenmonster had blijkbaar meer problemen met de wind dan zijn kleinere vriendjes, want af en toe zag je dat de wind grip op hem kreeg, waarop hij snel tegen de grond aan drukte. Ik vroeg me af wat voor soort vliegende krant de rups zou worden, als hij later hij uit zijn cocon komt.
Na weer naar beneden te zijn geklommen, was het volgende agendapunt van vandaag de Mekong rivier, de grootste van Thailand, die helemaal vanuit China stroomt. Het lag een aardig stuk verder rijden naar het noorden, maar de route zag er leuk uit op de kaart (zelfs de Stom-Stom kon hem vinden). In plaats van over de bergruggen te gaan, hadden we een mooie route gevonden door de dalen, langs verschillende kleine riviertjes. Die liepen dan kronkelend door de kleine rijst- en maïsveldjes. Tussen de velden in stonden dan hutjes gemaakt van bamboe en riet, bedoeld voor de boer om te schuilen voor de hitte van de zon. Na een tijdje kwamen we aan bij de Mekongrivier. Het is een brede rivier die troebel rood-bruin kleurt van de modder die hij meesleept. Aangezien het natte seizoen nog maar net was begonnen, stond het water nog laag. Hierdoor waren zwarte rotsformaties te zien die scherp omhoog uit het water staken, die in aparte vormen geslepen waren door de erosie. Aan de overkant van de rivier waren de groene bergen van Laos te zien, met hier en daar een dorpje. Laos is iets minder ontwikkeld dan Thailand en dat was ook te zien aan de primitievere dorpjes. De Mekong bevat net als de meeste wateren in Thailand veel bloedzuigers, dus het werd mij afgeraden om een stukje te gaan zwemmen. Dan maar weer afkoelen in de airco van de auto. Al snel kwamen we in Chiang Khong aan, één van de
grotere Thaise dorpjes aan de Mekong. Vanuit hier kon een boottocht naar Laos geboekt worden, maar aangezien dit semi-illegaal is en je er later problemen mee kunt krijgen, hadden we besloten hier van af te zien. In mijn National Geographic had ik net gelezen dat Noord-Koreaanse vluchtelingen die de grens over zijn gevlucht bij China en vervolgens door heel China en Laos zijn gereisd, hier de grens naar Thailand oversteken. Op deze manier worden ze officieel als politiek vluchteling erkend en kunnen ze vervolgens Zuid-Korea in om daar herenigd te worden met familie. Een omweg van enkele duizenden kilometers naar de vrijheid. Turend over de oevers probeerde ik één van deze vluchtelingenboten te spotten, maar tevergeefs. Een ander toeristische attractie zou de 'Pla-Buek'kwekerij zijn. Oftewel de grootste zoetwatervis ter wereld. De Mekong Catfish (Pla Buek dus) kan bijna 3 meter lang worden en 300 kilo wegen. Helaas bleek de kwekerij niet meer dan een ruïne te zijn, zonder enige visgraat in de lege aquaria. Dus naast het mooie uitzicht op de Mekong en het overliggende Laos dorpje, was er niet veel meer te doen in Chiang Kong. We reden weer verder en na een tijdje door de bergen, langs de Mekong te hebben gereden, kwamen we al snel aan bij Chiang Saen. Chiang Saen was een ander dorp aan de Mekong en tevens toegangspoort tot het Thaise gedeelte van de 'Gouden Driehoek. Oftewel het roemruchte grensgedeelte waar Thailand, Laos en Birma elkaar ontmoeten. Rond dit punt werd vroeger veel opium verhandeld en de restanten van die handel zijn hier en daar nog steeds te zien. Het was eigenlijk al te laat aan het worden om nog iets interessants hier te doen. Pappa Johan was onderweg ook al door een klant gebeld, dus we besloten weer terug naar het huis te gaan. De klant was David, met zijn vrouw Lisa, een Amerikaans stel. Ze waren ruim een jaar geleden hier komen wonen en hadden een zwembad laten bouwen. Aangezien het door anderen was gemaakt dan pappa Johan, werd het al snel groen en vies en moest de zwembaddokter worden ingeschakeld. David en Lisa zijn absoluut niet typische Amerikanen, David zelf lijkt het meest op een eigentijdse versie van Bob Marley (hij is ook een neger en muzikant). BamBam, één van hun honden is gek op pappa Johan, terwijl hij alleen maar blaft naar alle andere mensen, inclusief mij. Vreemd, want pappa Johan moet niks van honden hebben. Nadat er even naar het zwembad was gekeken, werd er een afspraak gemaakt om later deze week met zijn allen uit eten te gaan. Na het eten vanavond hadden we weer stuk van de nightbazaar verkent, op zoek naar nodige souvenirs en snuisterijen om de mensen thuis tevreden te stellen. In de loop van de jaren is dit marktje aardig veranderd. Waar vroeger alleen maar tijdelijke houten kraampjes stonden, staan nu veel nette stenen muurtjes met een dak erboven. Het afdingen gaat eigenlijk nog steeds hetzelfde, ook al komen ze nu ook vaak van tevoren met 'special discount 30%'. Daar kun je dan makkelijk nog eens 40% van maken. Dus uiteindelijk kom je eigenlijk op hetzelfde bedrag uit waar je vroeger soms een kwartier lang over moest onderhandelen. De markt staat nog steeds vol met houten puzzels, kleding (niet mijn maat), zilveren sieraden en natuurlijk de echte typisch Thaise snuisterijen. Ik hoop dat ik genoeg ruimte over heb in mijn koffer, voor alle spullen die ik vanavond heb weggesleept van de bazaar.
Donderdag 7 mei: Superman Vandaag was het heet, je zou het zelfs 'ron mak mak' kunnen noemen. Eigenlijk was het niet veel heter dan de voorgaande dagen, 42 graden, maar het gebrek aan enig zuchtje wind maakte het bijna ondragelijk. Zoals altijd was het weer rennen van schaduwplekje naar airco en andersom. De regenbuien kenmerkend voor het moessonseizoen waar ik nu in zit, bleven maar uit. Het had al dagen niet geregend en een lekkere afkoelende bui zou zeker niet verkeerd zijn. Ook al is het heet en regent het niet, is tegelijk de lucht erg vochtig, waardoor de warmte als een hete deken op je huid komt te liggen. Normaal zweet ik niet snel, maar hier beginnen de eerste druppels al te vormen als ik een minuut of twee in de zon sta. Zelfs het ongedierte heeft last van de hitte; op mijn rondes door de tuin om het huis kom ik steeds vaker de opgerolde uitgedroogde resten van een rode duizendpoot tegen, die niet op tijd een plekje in de schaduw kon vinden. Na tot het middaguur bij Pooltech te hebben gezeten en daarna geluncht te hebben, gingen we nog even langs bij een kennis van pappa Johan. Jos was eerst een klant van hem, maar al snel zijn de twee bevriend geraakt. Jos is toen hij 40 was vanuit Nederland naar het strandgebied in het zuiden van Thailand verhuisd, omdat hij daar een vrouw was tegen gekomen waar hij helemaal weg van was. Met haar is hij ondertussen al jaren gelukkig getrouwd. Hij kwam naar Thailand met vrij weinig geld en middelen, maar via baantjes als chauffeur langs de mooie plekjes van Thailand voor rijkere westerse toeristen, heeft hij zich tot huizenbouwer weten op te worstelen. Ondertussen is hij gepensioneerd nadat hij zijn eigen villa heeft gebouwd. Het staat op een mooi landgoed dat tussen twee meren in ligt en aan de rand van een beschermd natuurgebied. Het huis is echt van alle gemakken voorzien en alles is iets groter gebouwd dan normaal. Deuren zijn 2,5 meter hoog en het plafond nog een stuk hoger. Ik heb me nog nooit zo klein gevoeld en tegelijkertijd voelde dat erg fijn aan. Voor het eten moest ik nog even mijn pak passen. De kleermaker was zeker van zichzelf en had alles al afgestikt en genaaid. Gelukkig voor hem had hij alles goed opgemeten. Ik kon alles de volgende dag meenemen, wanneer ook de laatste paar overhemden klaar zijn. We gingen weer eten dichtbij het huis, bij het restaurant waar we al vaker hadden gegeten. Het zat aardig vol voor Thaise begrippen en de overvloed aan serveerstertjes waren druk in de weer. Na het eten ging ik nog even naar het toilet en toen ik terugliep, stootte ik mijn grote teen tegen een richeltje dat een centimeter uitstak. Ik was al weer teruggelopen zonder er veel aandacht aan te besteden, tot ik aan tafel merkte dat er wel erg veel bloed uit het gapende gat gutste. Ons serveerstertje zag het ook en schoot opgewonden weg om de verbanddoos te pakken. Ik heb een Thai nog nooit zo hard zien lopen. De teen werd netjes verbonden onder het toeziend oog van de 10 of meer loslopende serveersters, die pardoes alle vorm van werk even lieten staan. Normaal gesproken stond ik al veel in het hoogtepunt van hun belangstelling, ik denk dat ik erg interessant ben voor ze door mijn lengte en omdat ik pharang ben. Maar nu was het nog eens dubbel zo erg, omdat ze allemaal erg bezorgd waren om mij en mijn teen. Tegelijkertijd vonden ze me erg stoer omdat ik niks liet merken toen de ontsmettende alcohol erover ging, 'Superman' werd er gezegd. Dit lijkt een nieuwe koosnaam van Thaien voor mij te zijn, want ik had het al verschillende keren gehoord tijdens deze reis. Bij het verlaten van het restaurant lieten enkelen na het maken van hun 'waai' (Thaise groet, handen plat tegen elkaar en buig je hoofd een beetje) nog een bezorgde blik vallen op mijn teen.
Vrijdag 8 mei: Mierenmadness Vanochtend werd ik opgeschrokken door een gil. De meerbaan was bezig geweest het huis schoon te maken, tot ze op een gegeven moment naar buiten moest. Toen ze de deur open deed was een boomkikker van de muur op haar keel gesprongen, wat best beangstigend kan zijn. Deze kikkers kunnen overal op blijven kleven, inclusief de gladde muren van het huis en mensen. Het beest was zelf waarschijnlijk nog harder geschrokken dan haar, dus die was al snel weer weg. Het komende
half uur werd er niet meer schoongemaakt omdat Noy nog in een shocktoestand verkeerde. Ik heb 'junglefrog' vaker op de menukaart gezien in restaurants, dus ik kan wel raden wat zij wil eten vanavond. Het plan was om vandaag na een paar klusjes naar Mea Sai te gaan, een grensdorpje bij Birma. Toen we bij Danny en Lisa langsgingen omdat die problemen met het zwembad hadden, werd het helaas al snel weer te laat om nog weg te gaan. Door de tijd die werd besteed aan de mysterieuze problemen van het zwembad en de uitgebreide rondleiding die ik kreeg van hun huis, moesten we weer wat anders verzinnen. Dichtbij was nog een waterval, waar we nog nooit geweest waren. Een stukje rijden langs de rijstvelden en we konden de auto parkeren om de rest te lopen. Ondertussen had het nog steeds niet geregend, dus de lucht was bloedheet en vochtig. Onder de dikke junglebegroeiing werd het erg broeierig, zelfs langs het koele riviertje. Het was nog een tocht van een kilometer en binnen vijf minuten stond het zweet al op mijn rug. De omgeving was erg mooi en dicht begroeid, maar tijd om te stoppen en dit te bewonderen hadden we niet. Zodra je namelijk maar een seconde til stond, krioelde er tientallen mieren langs je benen omhoog. De hele jungle zat vol met de beestjes, ze zaten op de stenen, de bomen, bladeren en de takken die je soms vast pakte. En ze staken! Stil staan om uit te rusten en wat af te koelen was er niet bij, want de grond waar we op stonden leek gewoon te bewegen van de mierenmassa. Één bijkomstigheid: met het zweet stroomde ook de mieren langs mijn benen naar beneden. We hebben gezocht, maar niks kunnen vinden wat voor een echte waterval door zou kunnen gaan. Wel was er langs het hele pad dat we liepen een klein riviertje met rotsgrond eromheen. Op sommige plaatsen stroomde het over 1 of 2 meter schuin naar beneden, dus waarschijnlijk was dat de genoemde waterval. Afkoelen in een diep meertje was er niet bij dus, wel konden we pootjebaden in het koele water. We hadden een grote rots midden in het stromende water miervrij gemaakt en we gingen er op zitten. Hier konden we lekker de lychees opeten die we de vorige dag in de tuin van Jos mochten plukken. Helaas hadden de mieren andere plannen met het eilandje, want al snel zetten ze de amfibische en luchtmobiele eenheden in. Als parachutisten lieten ze zich vallen vanuit het
bovenliggende gebladerte. Enkele dappere mieren waagden zich zelfs over het stromende water heen (ik heb nog nooit mieren zien zwemmen) om vervolgens met hun kaken houvast te zoeken in onze benen die in het water staken. Toch was het op het kleine rotseilandje goed uit te houden, in ieder geval beter dan de rest van de grond. Na dus een beetje afgekoeld te zijn, vertrokken we weer richting auto. Binnen een minuut na het verlaten van het koele water, vloeide al weer de eerste zweetdruppel langs mijn wenkbrauw naar beneden. Zaterdag 9 mei: Back to Birma Vandaag zouden we naar Mea Sai gaan, zoals al vaker op de planning heeft gestaan. Maar vandaag is het ook echt gelukt. Ook al werd het onderweg wel weer moeilijk gemaakt. We reden net op de highway de stad uit, toen een Thaise besloot dat ze de rechterrijbaan moest gaan gebruiken, terwijl wij op dat moment daar reden. Die grote zwarte vlek twee keer zo groot als haar eigen auto naast haar heeft ze blijkbaar nooit gezien. Het was een gepimpte Honda, dus waarschijnlijk was het een rijkeluiskindje. Ze had geen verzekeringspapieren, dus kocht ze de schade aan de auto af met 1000 Baht (20 euro). De route naar Mea Sai die we hadden gekozen, liep door de bergen, langs Doi Tung met de bloementuin en een groot stuk langs de grens met Birma. Deze route werd eerst afgeraden door een Thai vanwege Birmese smokkelaars, maar Jos reed hem nog vaak en zei dat dat absoluut niet het geval was. De route liep echt enkele meters naast de grens, over een steile bergrug heen. Vanuit oude geschutskoepels aan de Thaise kant hadden we een mooi uitzicht op Birma. Na een stukje door oude loopgraven te hebben gelopen hielden we dat weer voor gezien en gingen de eerste controlepost door. Hier werd door Thaise militairen het paspoort gecontroleerd, de auto op de foto gezet en genoteerd hoe laat we er langs gingen. Dit alles om Birmese illegalen en smokkelaars langs de route tegen te gaan. De route had een mooi uitzicht met aan één kant Birma en aan de andere kant Thaise bergen. De grens waar we langs reden lag op 1500 meter hoogte en bestond uit bamboestokken van een meter hoog met ijzeren blikjes erop en daaronder steile hellingen met scherpe uitstekende punten van schuin afgesneden bamboestokken. De weg was zoals gebruikelijk soms deels weggeslagen door erosie of juist weer bedolven door een omgevallen boom. Na nog een aantal controleposten te hebben gepasseerd, kwamen we bij Mea Sai aan. Aan de Thaise kant is een grote markt waar allerlei dingen (vooral Chinese namaak) te vinden was. Maar daar kwamen we niet voor, we wilden aan de Birmese kant shoppen. Om daar te komen moest eerst een som geld worden neergelegd voor een tijdelijk Birmees paspoort. Je eigen paspoort wordt dan door de douane
gehouden en je hoopt dat je hem als je terug komt terug krijgt. Onze meerbaan Noy was ook mee om Birma te zien, alleen mocht zij niet zomaar de grens over. Daarvoor moeten Thaien eerst allemaal officiële documenten bemachtigen bij een rijksgebouw. Gelukkig wist pappa Johan nog een hoge douanier die toevallig in het immigratiekantoor stond, dus na wat gebabbeld te hebben had Noy zonder moeite een VIPpas gekregen om het land te mogen verlaten. Zo gaat dat in Thailand. De Birmese militairen bij de controlepost vonden mijn lengte erg interessant en moesten met mij op de foto. Aangezien we de auto moesten achterlaten en je maar een visum krijgt voor één dag, gingen we alleen maar even de markt op en we hadden geen tijd om bezienswaardigheden te zien. Net als aan de Thaise kant, worden op de markt allerlei namaakproducten verkocht, alleen veelal slechte kwaliteit voor minder geld. Aan het begin van de markt moesten we meteen de eerste opdringerige rondlopende verkopers van namaak-'sigaletten' en 'viagla' wegslaan. Anders dan Thaien zijn de Birmezen irritante verkopers die aan je armen gaan trekken om aandacht te krijgen. Dan scheelt het veel dat je een halve meter langer bent dan de kleine sigarettenventers, dus zonder veel weerstand worstelden we ons door de mensenmassa. Het was gelukt om nog wat mooie vulling voor mijn koffer te vinden, waaronder een verroest Birmees oorlogszwaard voor mijn buitenlandse wapencollectie. Daarnaast had ik nog twee mooie polo's van 'Lasocte' gevonden, voor 3 euro per stuk. Shoppingfanaten zouden hier wel een uren zoet kunnen zijn, maar de hitte onder de luifels van de stalletjes maakte dit te ondragelijk. De Birmese winkelmeisjes waren nog meer onder de indruk van mij dan de Thaise. Als ik ergens in een winkel stond, gingen ze achter me staan om te meten hoe groot ik was, wat dan werd verraden door luid gegiechel van haar collega’s. Als ik me omdraaide spurtte ze dan alle kanten op. Dus toen zij de andere kant op keken, ging ik vlak achter hun staan, waarop ze zich kapot schrokken toen ik in het Thais gedag zei. Één van de meisjes vond mijn lengte ook interessant, ze wees naar mij en zei 'khun poh' en naar zichzelf 'khun mea'. Ze wilde dus pappa en mamma worden met mij of zoiets. Het was bloedheet in de drukke marktstraatjes aan het worden. Dus toen aan elke hand 5 tassen bungelden, besloten we weer terug te gaan. We hadden ‘s avonds afgesproken met Danny en Lisa in een Thais restaurantje. Het was erg gezellig en het eten was lekker. Danny en Lisa zijn heel nuchter voor Amerikanen, wat een open gesprek over de Amerikaanse toestanden opleverde. Ze schaamden zich zelfs een verschrikkelijk voor de regeringsperiode van Bush. Amerika was volgens hun in die periode geen voorbeeld van een democratie meer. De meeste Amerikanen kunnen het slecht verdragen als andere mensen kritiek op hun land hebben, maar zij vonden het juist interessant om te horen hoe mijn ideeën erover waren. Na alle bordjes met Thaise lekkernijen te hebben leeg gegeten, namen we weer afscheid van elkaar. Zondag 10 mei: Laatste dag Chiang Rai Tijdens de ochtend hebben we nog een beetje zitten werken aan het 'Jumping Jet' fontein project. Het was natuurlijk weer erg warm, dus de waterpret zorgde een beetje voor afkoeling. Toch zijn we niet echt opgeschoten, maar ik kwam toch voornamelijk om vakantie te vieren. Misschien moet ik nog maar een keertje terugkomen om het project af te ronden. Voor de lunch werd er lekker macaroni met tomatensaus gemaakt in de buitenkeuken. We hadden alleen geen ui en tomaten, dus ik ging nog even naar de markt. Ruud en Jane waren een paar dagen eerder op vakantie gegaan, dus in die tijd mocht ik op de scooter van Jane passen. De markt was weer een goede gelegenheid om even een stukje rond te scheuren. De kilometerteller van de onbegrensde scooter ging tot 140, maar dat heb ik op de bochtige wegen niet kunnen halen.
Bij de markt aangekomen werd er meteen 'song met pharang' geschreeuwd, wat 2 meter lange buitenlander betekent. Na wat in het Thais onderhandeld te hebben om een paar centen, reed ik met de boodschappen terug naar chef-kok Johan. De macaroni smaakte net zo goed als in Italie en om de calorieën er weer af te branden, besloten we weer te gaan zwemmen. Naast de scooter, mochten we ook gebruik maken van het zwembad van Ruud en Jane. Het zoutwaterzwembad ligt in hun mooi begroeide tuin, te midden van een stuk of zes palmbomen. ‘s Avonds gingen we nog even de nightbazaar op om daar te eten en de laatste herinneringen bij de stalletjes te kopen. Bij het restaurantje in het midden van de nightbazaar kwamen we Jos en zijn vrouw tegen, samen met nog een paar andere Nederlanders die we de afgelopen weken ook zijn tegengekomen. Het leek wel alsof ze voor mijn afscheidsfeestje zich verzameld hadden. Tijdens het eten werd onder ander nog een kleine Thaise folklore show gegeven, en daarna een 'ladyboy'-show. Ladyboys, oftewel travestieten zijn overigens volkomen normaal in de Thaise samenleving, niet alleen in de bekende sferen. Vooral in restaurants lopen ze gewoon met de bediening mee, samen met het andere personeel. Verder loop je er ook nog genoeg tegen het lijf in de kapperszaken, winkeltjes en karaokebarretjes van Thailand.
Maandag 11 mei: Twee keer vliegen en weer opstaan Vannacht werd ik wakker gemaakt door een harde 'TJJJK-KJJAAK', het geluid van een Tjitjak. Blijkbaar was het diertje in mijn kamer geslopen en kon de uitgang niet meer vinden. Ik moest de komende morgen vroeg op staan, dus ik had geen zin in nachtelijke jachtpartijen. Gelukkig had hij besloten op de muren naar muggen te gaan jagen en hij hield verder zijn mond. De volgende ochtend zag ik hem rondscharrelen rond mijn koffer, het was een groot volwassen mannetje van ruim 15 centimeter. Als hij slim is, is hij niet in mijn koffer gekropen, maar op een gegeven moment zag ik hem nergens meer. Vanmorgen waren we dus vroeg opgestaan, omdat de vlucht naar Bangkok om 8 uur vertrok. Pappa Johan ging ook mee naar Bangkok, omdat het leuker is om nog even die laatste dag mee te pakken. Het was een klein vliegtuigje van Air Asia, dat lekker vlot opsteeg. De vlucht zelf ging ook prima, ik kreeg door de verschillende bezorgde stewardessen door mijn lengte weer drie keer een zogenaamd betere stoel aangewezen. Uiteindelijk kwamen ze volgens mij op hetzelfde neer, maar dat maakte niet uit. Air Asia heeft sowieso veel meer beenruimte dan de krappe harde stoelen van KLM. We hadden blijkbaar wind mee, want op een vlucht van een uur, kwamen we een kwartier te vroeg aan. Op het vliegveld hadden we al snel een taxi te pakken naar het hotel. Het hectische en overvolle verkeer van Bangkok was weer even wennen vergeleken bij het noorden. Het was vandaag om dus eindelijk een koele dag, waarschijnlijk slechts 35 graden. Desondanks voelde het door de vieze smog alsof de warmte op je huid bleef plakken. Bangkok kan het beste doorkruist worden met de Skytrain, een soort monorail. De rest van het vervoer, waaronder de vele taxi's, staan voornamelijk vast in de ellenlange files. De stoel voor de thuisvlucht die ik een dag eerder had gereserveerd was de enige mogelijkheid die ik had gekregen. Het was dus net als op de heenreis op 35A, dus ik kon weer met mijn knieën klem zitten tegen de nooddeur. De twee telefoonnummers van KLM Bangkok werden niet beantwoord. Dus we gingen langs bij het kantoor. Na een lange zoektocht, kwamen we eindelijk aan bij het kantoor. Voor zover dat te zeggen was dan, want het was niets meer dan een kamer met 3 computers en 3 telefoons. Alle vragen konden vervolgens via die telefoons worden gesteld. Aan de andere kant van de telefoon hing een Aziatisch meisje die als een bandrecorder mijn vraag beantwoordde. Ik moest het maar op de computers via internet veranderen zei ze. Dat
dat niet kon begreep ze niet en ik kreeg elke keer hetzelfde antwoord. In principe worden er door KLM plekken met extra beenruimte vrijgehouden, maar dat kostte dan 70 euro extra. Om extra geld te betalen voor mijn 'handicap' klinkt meer als discriminatie. De enige optie verder was om het nogmaals op het vliegveld te proberen. Mijn koffer woog eigenlijk te veel, ik had blijkbaar veel te veel souvenirs gekocht. Dus ik had nog even een grotere koffer als handbagage gekocht. Nu ik meer ruimte had, kon ik meteen wat extra er bij shoppen. Dat gebeurde uiteraard in MBK, een berucht winkelcentrum van de trouwe Thailandgangers. Het is een gigantisch winkelcentrum met bijna alles te koop tegen lage prijzen. Verspreid over 8 verdiepingen, ieder met een oppervlakte van een voetbalstadion, staan de kleine shops met verschillende winkelwaren naast elkaar opgesteld. Wat er opviel dit keer, misschien door het grote contrast met Chiang Rai, was het grote aantal buitenlanders. Ongeveer de helft van de mensen die er rondliepen waren blank, vreemd als je dan bedenkt dat we bijna 10 jaar geleden er ook liepen zonder andere buitenlanders tegen te komen. Uiteindelijk woog mijn koffer 23 kilo en de handbagage 7. Als je dan bedenkt dat mijn kleding op de heenreis maar 9 kilo woog, dan weet je wat ik allemaal mee terugsleep. Na nog even wat gedronken te hebben op het vliegveld was het tijd om weer afscheid te nemen van pappa Johan. Maar niet getreurd, binnen twee maanden komt hij weer op bezoek in Nederland. Ik vervolgde mijn weg naar het vliegtuig. Ondertussen had ik al een paar keer gevraagd aan personeel of ik een andere stoel kon krijgen, maar niemand kon er wat aan doen. Vlak voor het boarden had ik het nog een keer gevraagd en ik kreeg eindelijk het ticket waar andere mensen dus 70 euro extra voor moesten betalen in mijn handen geduwd. Hadden ze wel wat eerder kunnen doen. Het was bloedheet in het vliegtuig, het leek net alsof de airco niet aan was gegaan. Ik was snel gaan zitten tussen een Nederlander en een Amerikaan. Het duurde allemaal erg lang en de Nederlander begon tegen mij aan te praten. Al snel was het duidelijk dat hij van het type sekstoerist was en de verhalen vloeide rijkelijk. Eigenlijk had ik daar geen zin in, dus ik was al blij toen twee stewardessen tegenover mij kwamen te zitten waar ik een gezellig gesprek mee aan kon knopen. Onze sekstoerist begreep niet hoe hij met Nederlandse meisjes moest communiceren, dus die was meteen lekker stil. Al snel werden we onderbroken door de stem van de ‘captain’, die ons meldde dat één van de motoren niet aan ging en daardoor werkte de airco dus ook niet. Het is lastig om op te stijgen met maar drie motoren, dus dat moest eerst even verholpen worden. Ondertussen vertelden Suzanne en Laura de avonturen die ze hadden meegemaakt tijdens hun verlof. Als ik niet aan de bak kom wanneer mijn studie klaar is, dan ga ik maar steward worden denk ik. Lekker gratis reizen en mooie dingen meemaken. Na ruim een uur langer aan de grond te hebben gestaan, hadden ze eindelijk de startknop gevonden. De stewardessen gingen weer aan het werk en ik ging weer verder aan mijn reisverslag. Toen mijn Nederlandse buurman na het opdienen van de maaltijd weer zijn verhalen kwijt wilde, besloot ik maar mijn ogen te sluiten. Als ik ze weer open doe ben ik thuis.