Directie Regionale Zaken
Rijkswaterstaat Maaswerken t.a.v. Postbus 1593 6201 NB Maastricht
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
06-04-2006
DMW 2006/2196
DRZZ 06-2626/GV
20-07-2006
doorkiesnummer
bijlagen
onderwerp
Nb-wet 1998, vergunningaanvraag, Grensmaas
Geachte
datum
2
,
Bij brief van 6 april 2006 (kenmerk: DMW 2006/2196 GM0028) verzoekt u mij om vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) ten behoeve van het aanleggen van twee grinddrempels en een grindrug ter plaatse van het Grensmaasproject Meers.
Procedureel Uw aanvraag is op 7 april 2005 door mij ontvangen. Bij brief van 6 april 2006 (kenmerk DRZZ 06-1698) heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Bij brief van 28 juni 2006 heb ik besloten de termijn waarbinnen u een beslissing op deze aanvraag tegemoet kunt zien te verlengen met 13 weken. Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u binnen uw aanvraag uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd. Bevoegdheid tot vergunningverlening Op basis van de Nb-wet 1998 (artikel 2, lid 1 juncto artikel 16, lid 1, juncto artikel 19d, lid 1) zijn de Gedeputeerde Staten van de provincie waarin natuurmonumenten c.q. Natura-2000 gebieden geheel of grotendeels gelegen zijn, bevoegd ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998. Op 30 november 2005 is het Besluit vergunningen Nb-wet 1998 (hierna: het Besluit) (Staats 2005, nr. 594) in werking getreden. De in dit Besluit specifiek opgesomde activiteiten worden aangemerkt als handelingen als bedoeld in artikel 16, lid 6, van de Nb-wet 1998 en projecten of andere handelingen of categorieën van gebieden als bedoeld in artikel 19d, lid 3, van de Nb-wet 1998. Voor deze specifieke activiteiten geldt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) als, in deze, bevoegd gezag.
Datum
Kenmerk
Paraaf:
20-07-2006
DRZZ 06-2626/GV
Vervolgblad
2
Op 13 april 2004 is de Vlaams-Nederlandse Bilaterale Maascommissie overeengekomen dat zij op basis van artikel 11 van het Grenstraktaat tussen Nederland en België, dat voortvloeit uit het te Londen gesloten Traktaat met België van 19 april 1839, passende maatregelen zullen nemen in de vorm van corrigerende stroombegeleidingsmaatregelen om de Thalweg, en daarmee de Rijksgrens tussen Nederland en België, binnen het huidige zomerbed te houden. De rug in combinatie met de grinddrempels in het zomerbed kan worden aangemerkt als een corrigerende stroombegeleidingsmaatregel om de Thalweg binnen het huidige zomerbed van de Maas te houden. De aanvraag voor het aanleggen van de grinddrempels en grindrug in de Grensmaas valt daarmee onder artikel 2, sub ‘b’: activiteiten die direct het te Londen gesloten Traktaat met België van 19 april 1839 raken. Hiermee is de minister van LNV bevoegd om te besluiten op uw aanvraag. De regiodirecteur en MT-leden van de regiovestiging Zuid zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende een besluit als bedoeld in artikel 19 d, eerste lid, van de Nb-wet 1998.
Besluit Ik ben van mening dat met de betreffende passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f, van de Nb-wet 1998, de zekerheid is verkregen dat de aangevraagde activiteit de natuurlijke kenmerken waarvoor het betrokken gebied is aangemeld bij de Europese Commissie niet zal aantasten. Deze conclusie geldt nadrukkelijk vanuit de door mij specifiek hiertoe geformuleerde vergunningvoorwaarden. Derhalve verleen ik u de gevraagde vergunning. Voor een weergave van de inhoud van de aanvraag, de relevante wet- en regelgeving alsmede het toepasselijk beleid verwijs ik naar bijlage 1 van dit besluit. In dezelfde bijlage treft u voorts mijn inhoudelijke overwegingen, een weergave van de diverse zienswijzen en adviezen alsmede mijn eventuele reactie hierop, aan. Bijlage 2 bevat de door u aangeleverde passende beoordeling. Beide bijlagen maken integraal onderdeel van onderhavig besluit uit.
Voorwaarden en beperkingen Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied ‘Grensmaas’ aanwezige natuurlijke kenmerken en (kwalificerende) waarden verbind ik aan deze vergunning de volgende voorwaarden en beperkingen. 1. Als vergunninghouder wordt aangemerkt Rijkswaterstaat Maaswerken te Maastricht. De vergunning kan gebruikt worden door medewerkers of in opdracht van Rijkswaterstaat Maaswerken meewerkende personen. Rijkswaterstaat Maaswerken blijft verantwoordelijk voor een juiste naleving van deze vergunning.
Datum
Kenmerk
20-07-2006
DRZZ 06-2626/GV
2.
3.
4.
5. 6.
7. 8.
9.
10.
11.
12.
13. 14.
Paraaf:
Vervolgblad
3
De verantwoordelijke medewerker in het veld dient bij werkzaamheden een kopie van de beschikking bij zich te dragen en op eerste verzoek te vertonen aan de daartoe bevoegde ambtenaren. De werkzaamheden dienen overeenkomstig de betreffende aanvraag (inclusief de bijlagen) en de daarbij gevoegde passende beoordeling te worden uitgevoerd, voor zover deze niet strijdig zijn met onderhavige vergunning. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag dient terstond telefonisch dan wel schriftelijk te worden gemeld aan de regiodirecteur Zuid, t.a.v. dhr. drs. G. Verschuren en kan pas plaatsvinden na voorafgaande verkregen (al dan niet schriftelijke) instemming hiermee. Er dient geen afval of andere verontreiniging in het gebied achter te blijven. De vergunninghouder dient vóór, tijdens en na de uitvoering van de werkzaamheden beschadiging van de betrokken beschermde gebieden zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken en zo nodig te herstellen. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden, de veiligheid betreffende, is niet toegestaan. Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan worden alle gebeurtenissen waarbij onbedoeld schadelijke stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan het betrokken beschermde gebied kan worden toegebracht, dient onverwijld melding te worden gedaan aan de regiodirecteur Zuid (t.a.v. ), onder overlegging van alle relevante gegevens. Monitoring dient te worden uitgevoerd overeenkomstig de betreffende aanvraag (inclusief de bijlagen) en de daarbij gevoegde passende beoordeling, voor zover deze althans niet strijdig zijn met onderhavige vergunning. Het monitoringsprogramma dient te worden uitgebreid met de monitoring van het effect van de vergunde activiteit op de ontwikkeling van de relevante habitattypen en –soorten zoals dit in de passende beoordeling behorende bij de aanvraag in paragraaf 6.3 is aanbevolen. De resultaten van de monitoring dienen in elk geval te worden geëvalueerd en gerapporteerd voordat een vergunning in het kader van de Nb-wet 1998 voor de 2e fase mitigatie wordt aangevraagd. De evaluatie en rapportage dienen uiterlijk gelijktijdig met de aanvraag van de 2e fase aan mij dan wel aan mijn rechtsopvolger te worden verstrekt, zulks t.a.v. , alsmede aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Agentschap voor Natuur en Bos. De vergunninghouder is redelijkerwijs verplicht alle door of namens de regiodirecteur Zuid of diens rechtsopvolger te geven aanwijzingen onverwijld op te volgen. Onverlet artikel 43, lid 2, van de Nb-wet 1998 kunnen de voorwaarden verbonden aan dit besluit worden gewijzigd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit eigen waarneming of anderszins blijkt dat de effecten van het aanleggen van de grinddrempels en de grindrug meetbare nadelige gevolgen voor het betrokken beschermde gebied hebben, anders dan die welke bij het nemen van dit besluit op basis van de op dat moment beschikbare informatie verwacht werden en deze effecten door het wijzigen van de voorwaarden kunnen worden voorkomen of gemitigeerd.
Datum
Kenmerk
20-07-2006
DRZZ 06-2626/GV
Paraaf:
Vervolgblad
4
15. Onverlet artikel 43, lid 2, van de Nb-wet 1998 geldt dat, indien met betrekking tot de toepasselijke wetgeving op enig moment mocht blijken dat de effecten van het aanleggen van de grinddrempels en de grindrug zodanige schade aan de kenmerken en waarden van het betrokken beschermde gebied dreigt toe te brengen dat hieraan door het geven van aanwijzingen of het stellen van aanvullende voorwaarden redelijkerwijs niet kan worden tegemoet gekomen, dan zal de vergunning door of namens mij worden ingetrokken. 16. Alvorens tot wijziging van vergunningvoorwaarden dan wel intrekking van de vergunning over te gaan, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. 17. Deze vergunning treedt in werking op de dag dat het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling ROHM een Stedenbouwkundige vergunning voor het deel van de grindruggen op Vlaams grondgebied heeft verleend en is geldig tot uiterlijk 31 december 2007. Het niet naleven van deze voorwaarden en voorschriften kan, naast eventuele strafvervolging, intrekking van de vergunning tot gevolg hebben.
Bezwaar Tegen dit besluit staat op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een dergelijk bezwaarschrift dient binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking te worden ingediend bij: De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Dienst Regelingen Afdeling Recht & Rechtsbescherming Postbus 20401 2500 EK ’s Gravenhage Het bezwaar dient te zijn ondertekend en moet tenminste de volgende elementen bevatten: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en de gronden van bezwaar. Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.
Kennisgeving Conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998, zijn afschriften van deze vergunning verzonden aan: Gedeputeerde Staten van Limburg, Burgemeester en wethouders van Stein, Rijkswaterstaat Limburg, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling ROHM Limburg, nv De Scheepvaart en Agentschap voor Natuur en Bos, de Bestendige Deputatie van Limburg Afdeling 3.3. Milieu en Natuur / vergunningen, het College van Burgemeester en Schepenen van de Gemeente Maasmechelen, Visstandverbetering Maas,
Datum
Kenmerk
20-07-2006
DRZZ 06-2626/GV
Paraaf:
Vervolgblad
5
Hengelsportfederatie Limburg, Stichting Milieufederatie Limburg, Vereniging Natuurmonumenten, Natuurbeschermingsaktie Limburg, Provinciale vereniging voor Natuur- en Milieubehoud ORCHIS vzw, LNV-Directie Natuur, LNV-DRZ vestiging Noord en AID-Groendesk DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, voor deze, HET MT-LID REGIONALE ZAKEN ZUID,
ir. A.W. Wesselo, MBA
Bijlage 1: Bijlage 2:
Inhoudelijke overwegingen ‘Passende Beoordeling’