Registratie 2011 Moeders Informeren Moeders (MIM)
1
Registratie 2011 Moeders Informeren Moeders (MIM)
Samenwerkingsverband MIM Nederlands Jeugdinstituut Mei 2012
2
© 2012 Nederlands Jeugdinstituut Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Auteurs: Mariska de Baat Klaas Kooijman Fotograaf: Inferis De publicatie is te downloaden van www.moedersinformerenmoeders.nl en www.nji.nl/publicaties
3
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................... 5 Samenvatting ............................................................................................................... 6 Algemeen ...................................................................................................................... 8 Aantal MIM locaties in Nederland 2007 – 2011 ................................................................................... 9 MIM doelgroep ....................................................................................................................................... 9 Financiering MIM .................................................................................................................................. 9 Uitvoeringsvariant .................................................................................................................................. 9 De kwaliteit van MIM ........................................................................................................................... 10 Samenwerkingsverband Moeders Informeren Moeders .................................................................... 10 MIM-coördinatoren ..................................................................................................... 12 Aantal en formatie in uren ................................................................................................................... 12 Ervaring en opleiding MIM-coördinatoren ........................................................................................ 12 MIM-moeders .............................................................................................................. 13 Percentages MIM-moeders en hun etnische achtergrond ................................................................. 13 Leeftijd MIM-moeders ......................................................................................................................... 13 Opleidingsniveau MIM-moeders ......................................................................................................... 14 Gezinssamenstelling ............................................................................................................................. 14 Inkomen ................................................................................................................................................ 15 Specifieke omstandigheden ................................................................................................................. 15 Voltooiing en beëindiging programma................................................................................................ 17 Vrijwilligsters .............................................................................................................. 18 Etnische achtergrond ........................................................................................................................... 18 Leeftijden vrijwilligsters....................................................................................................................... 18 Doorstroming vrijwilligsters ................................................................................................................ 19 Vergoeding voor vrijwilligers ...............................................................................................................20 Ervaring en opleiding ...........................................................................................................................20 Landelijke ondersteuning MIM ................................................................................... 21 Toekomst MIM ........................................................................................................... 22 MIM over vijf registratiejaren bekeken ...................................................................... 23
4
Inleiding In de twaalfde landelijke registratie van het programma Moeders Informeren Moeders (MIM) vindt u de gegevens van de locaties waar MIM gedurende het afgelopen jaar werd uitgevoerd. Het betreft eind 2011 17 locaties. Deze registratie geeft inzicht in het bereik, de omvang en enkele kenmerken van de vrijwilligers van MIM. Door de vergelijking van de huidige gegevens met de voorgaande jaren krijgt de lezer een beeld van de ontwikkeling van MIM. Steeds duidelijker wordt dat MIM een programma is waarmee organisaties zeer goed in staat zijn allochtone en autochtone moeders te bereiken en ook zowel autochtone als allochtone vrijwilligers aan zich te binden. Deze registratie biedt aan de uitvoerende organisaties de mogelijkheid om cijfers van de eigen locatie af te zetten tegen de landelijke gegevens. Ook voor overleg met gemeenten en andere instanties kunnen de gegevens uit de registratie gebruikt worden om waar nodig de uitvoering van MIM zo transparant mogelijk te maken. Wij danken de MIM-coördinatoren. Hun inspanningen hebben tot een betrouwbare lokale registratie geleid. Zij hebben het mogelijk gemaakt deze registratie op landelijke schaal samen te stellen. Samenwerkingsverband Moeders Informeren Moeders Mariska de Baat Klaas Kooijman
5
Samenvatting Moeders Informeren Moeders (MIM) is een programma dat door middel van vrijwillige inzet de eigen kracht van gezinnen stimuleert. Het sluit daarmee goed aan bij de opdracht van gemeenten die in het kader van de transitie en transformatie van de jeugdzorg de ‘voorkant’ van het CJG willen versterken. MIM is één van de programma’s die gemeenten daarbij kunnen inzetten. In 2011 wordt MIM op 17 locaties in Nederland aangeboden. Op 13 locaties door zes zorgorganisaties als enige aanbieder, op drie locaties door een zorgorganisatie in samenwerking met Humanitas en op één locatie door Humanitas als enige aanbieder. In Nederland werken in 2011 18 MIM-coördinatoren die 405 vrijwilligsters begeleiden. Eén coördinator begeleidt hiermee gemiddeld 23 vrijwilligsters. Uit de beschikbare gegevens wordt duidelijk dat de coördinatoren minimaal 5 uur en maximaal 20 uur per week hebben voor de coördinatie van MIM1. De 405 vrijwilligsters bezoeken in 2011 842 MIM-moeders, wat betekent dat één vrijwilligster gemiddeld ongeveer 2 MIM-moeders begeleidt. Het bereik van MIM-moeders met een andere etnische achtergrond dan de Nederlandse ligt op 66%. Dit is iets meer dan in 2010, toen was het 64%. Van de vrijwilligsters heeft 46% een andere etnische achtergrond. Dit is een flinke stijging ten opzichte van 2010, toen was het nog 39%. MIM is op vrijwel alle locaties gericht op moeders van een eerste kind, waarbij ofwel het kind speciale zorg behoeft (bijvoorbeeld als gevolg van veel huilen, slecht slapen of eten), ofwel de moeder met specifieke omstandigheden te kampen heeft, zoals onzekerheid over het moederschap, een gebrekkig sociaal netwerk, een slechte beheersing van de Nederlandse taal of alleenstaand ouderschap. Uit de registratie van 2011 blijkt dat deze groepen moeders goed bereikt worden met het MIM-programma. Daarnaast zien we een tendens dat moeders van 2 een tweede kind in toenemende mate ook deelnemen aan MIM . MIM heeft de in de Databank Effectieve Jeugdinterventies de kwaliteitsstatus van een theoretisch goed onderbouwd programma gekregen. De overheid en diverse recente adviesrapporten en ontwikkelingen rond vrijwillige inzet en het nieuwe jeugdzorgstel benadrukken het belang van informele opvoedingsondersteuning en mogelijkheden voor sociale steun voor ouders binnen het CJG. Dit wordt ook wel de pedagogische civil society genoemd: de gedeelde verantwoordelijkheid voor een sterke pedagogische omgeving voor kind en gezin. Aansluitend op die visie kan MIM vanuit het CJG als kwaliteitsprogramma een goede bijdrage leveren aan effectieve opvoed- en opgroeisteun. Daarbij slaagt MIM als laagdrempelige interventie er jaar na jaar goed in om heel diverse doelgroepen te bereiken wat betreft opleidingsniveau, autochtone en allochtone herkomst en verschillende leeftijdscategorieën. Dit geldt voor zowel de deelnemende moeders als voor de betrokken vrijwilligers. Deze diversiteit kan voor gemeenten doorslaggevend zijn om te kiezen voor MIM, omdat MIM een wezenlijk steentje bijdraagt aan de bevordering van de maatschappelijke participatie en verbinding van uiteenlopende doelgroepen. Het Samenwerkingsverband MIM blijft dan ook krachtig pleiten voor deze laagdrempelige vorm van opvoedingsondersteuning.
1 2
Naast begeleiding zitten in deze tijd ook overheadtaken, werving, landelijk overleg, scholing, themabijeenkomsten en reistijd. In gevallen dat bijvoorbeeld sprake is van isolement en/of slechte beheersing van de Nederlandse taal. 6
Landelijke ondersteuning van MIM Het Nederlands Jeugdinstituut heeft in 2011 - naast de gebruikelijke activiteiten zoals drie jaarlijkse bijeenkomsten voor MIM-coördinatoren, het onderhouden van de website www.moedersinformerenmoeders.nl en een jaarlijks registratierapport – enkele aanvullende activiteiten ontwikkeld ter ondersteuning van MIM. - Medewerking is verleend aan een door Stichting Kinderpostzegels Nederland gefinancierd project om samen met programma’s zoals Triple P en de Stap-programma’s nieuw beeldmateriaal over opvoeden en opgroeien te ontwikkelen. Dit materiaal ‘Opvoeden en opgroeien in beeld’ zal in 2012 de bestaande verouderde beeldverhalen van MIM vervangen. - Een studente pedagogiek van de Universiteit van Amsterdam heeft in 2011 een onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van MIM afgerond (van Haren, 2011). Hierbij stond de vraag centraal hoe verschillende vormen van voorbereiding en begeleiding door de coördinatoren bijdragen aan vaardigheden van de vrijwilligsters om empowerment bij de MIM-moeders te stimuleren. Ook is geïnventariseerd in hoeverre de huidige uitvoering van MIM overeenkomt met hetgeen hierover in de methodiekhandleiding beschreven staat. - In 2011 zijn binnen Moeders Informeren Moeders twee nieuwe producten ontwikkeld, namelijk de brochure: ‘Opvoedingsondersteuning aan gezinnen met jonge kinderen door vrijwilligsters: Succesvolle werkwijzen binnen Moeders Informeren Moeders (MIM)’ en een handleiding voor MIM-coördinatoren: ‘Moeders Informeren Moeders themabijeenkomsten voor vrijwilligsters’. Beide producten zijn ontwikkeld in nauwe samenwerking met coördinatoren, vrijwilligsters en MIM-moeders en mogelijk gemaakt door een subsidie van ZonMw. Zowel de brochure over succesvolle werkwijzen als de handleiding voor themabijeenkomsten zijn niet alleen bedoeld voor een betere onderbouwing en uitvoering van MIM, maar zullen in 2012 ook landelijk worden verspreid naar andere organisaties die vrijwilligers ondersteunen. In het hoofdstuk Landelijke ondersteuning MIM, p. 21 van dit rapport, is hierover meer informatie te vinden.
7
Algemeen In 2011 kunnen op 17 locaties in Nederland moeders die hun eerste kind hebben gekregen meedoen met MIM. In 2010 waren dit 19 locaties. De locaties in Maassluis en Spijkenisse (beide Careyn) zijn niet meer actief. Vijf organisaties bieden in 2011 als enige aanbieder MIM aan op 13 locaties (Careyn, Icare, Jong Florence, Hulpverleningsdienst GGD Groningen, Zorggroep Oude en Nieuwe Land). Op drie locaties (Hengelo, Borne, Hof van Twente) is de GGD Regio Twente, in samenwerking met Humanitas, verantwoordelijk voor de uitvoering. Op één locatie (’s-Hertogenbosch) is Humanitas de spil in de organisatie. In alfabetische volgorde gaat het om de volgende locaties (met daarachter de aanbieders): 1. Barneveld 2. Borne 3. Breda 4. Den Haag
(Escamp en Ypenburg)
5. Den Haag
Icare GGD Regio Twente in samenwerking met Humanitas Careyn Jong Florence
(Laak, Moerwijk en Haagse Hout) Jong Florence
6. Den Haag (Transvaal,
Segbroek en Scheveningen) 7. Dordrecht 8. Ede 9. Emmeloord 10. Groningen 11. Hengelo 12. ’s-Hertogenbosch 13. Hof van Twente 14. Nijkerk 15. Schiedam 16. Steenwijk 17. Vlaardingen
Jong Florence Careyn Icare Zorggroep Oude en Nieuwe Land Hulpverleningsdienst GGD Groningen GGD Regio Twente in samenwerking met Humanitas Humanitas GGD Regio Twente in samenwerking met Humanitas Icare CJG Rijnmond Zorggroep Oude en Nieuwe Land CJG Rijnmond
De registratie beslaat de periode van het kalenderjaar 2011 en betreft gegevens van alle bovengenoemde 17 locaties.
8
Aantal MIM locaties in Nederland 2007 – 2011 Het aantal gemeenten waar MIM wordt aangeboden heeft vanaf de start van de registratie in 1999 tot 2006 een flinke groei laten zien. Vanaf 2006 zien we een afname. Per 2008 gaan we niet meer uit van het aantal gemeenten, maar van het aantal feitelijke locaties (Den Haag kent bijvoorbeeld drie locaties met elk een eigen coördinator). Het aantal feitelijke locaties in 2011 bedraagt 17. Dit zijn twee locaties minder dan in 2010. MIM doelgroep MIM is op vrijwel alle locaties bedoeld voor moeders van een eerste kind, waarbij ofwel het kind speciale zorg behoeft (bijvoorbeeld als gevolg van veel huilen, slecht slapen of eten), ofwel de moeder met specifieke omstandigheden te kampen heeft, zoals onzekerheid over het moederschap, een gebrekkig sociaal netwerk, een slechte beheersing van de Nederlandse taal of alleenstaand ouderschap. Daarnaast zien we een tendens dat moeders van een tweede kind in toenemende mate ook deelnemen aan MIM. Dit gebeurt in 2011 op 11 locaties en varieert van 2% tot 60% van de moeders op die locatie. In totaal gaat het om ongeveer 85 moeders van een tweede kind. Dit is 10% van alle MIM-moeders. Financiering MIM MIM wordt op de meeste locaties gefinancierd uit maatwerkgelden. Organisaties onderhandelen met de gemeente over de inhoud van het maatwerkdeel van het basistakenpakket voor de jeugdgezondheidszorg en de plaats van MIM daarin. Daarnaast vindt financiering van MIM in een enkel geval uit specifieke subsidies. Als voorbeeld daarvan dient de gemeente Den Haag, waar gelden uit het Grotestedenbeleid worden ingezet. In een tijdperk dat landelijke en ook lokale overheden steeds meer belang hechten aan bewezen effectiviteit van interventies moeten organisaties zich extra inspannen om MIM in het aanbod op te nemen. Uitvoeringsvariant De meeste locaties voeren een regulier MIM-programma uit met behulp van vrijwilligsters. Borne, Hengelo, Hof van Twente, ’s-Hertogenbosch en Breda bieden MIM in combinatie met Home-Start aan. In Dordrecht en Steenwijk is MIM gekoppeld aan het programma Boekenpret, voor gezinnen waar weinig of geen leescultuur bestaat. In Steenwijk is MIM bovendien ook gekoppeld aan Stevig Ouderschap.
9
De kwaliteit van MIM In de Databank Effectieve Jeugdinterventies (DEJ, zie www.jeugdinterventies.nl) is MIM opgenomen met als kwalificatie van de Erkenningscommissie: theoretisch goed onderbouwd. Zie in het kader op bladzijde 11 de beknopt weergegeven tekst zoals die in de databank is opgenomen. Aanvullend onderzoek naar de effectiviteit is gewenst. Samenwerkingsverband Moeders Informeren Moeders De organisaties die MIM uitvoeren vormen samen met het Nederlands Jeugdinstituut het Samenwerkingsverband MIM. Doel van deze samenwerking is de belangen te behartigen en de voortgang te bewaken van de implementatie van het programma MIM als deel van de jeugdgezondheidszorg. Daarnaast heeft het samenwerkingsverband tot doel om de inhoud van MIM te beheren en verder te ontwikkelen. Organisaties die deel uitmaken van het samenwerkingsverband krijgen ondersteuning door het Nederlands Jeugdinstituut bij de uitvoering van MIM.
10
Moeders Informeren Moeders (MIM) Tekst ontleend aan de Databank Effectieve Jeugdinterventies MIM is een programma voor voorlichting en opvoedingsondersteuning van moeders met een eerste kind tussen 0 en 18 maanden. De bedoeling is het zelfvertrouwen, de zelfredzaamheid en het zelfzorgvermogen van de moeders te vergroten en hun sociale netwerk versterken. Classificatie uitkomsten Nederlandse effectstudies Hanrahan-Cahuzak (2002): Effectiviteit niet aangetoond. Doel
De bedoeling van MIM is het zelfvertrouwen, de zelfredzaamheid en het zelfzorgvermogen van moeders met een eerste kind vergroten en hun sociale netwerk te versterken.
Doelgroep
Het programma is gericht op moeders met een eerste kind tussen 0 en 18 maanden en dan vooral moeders met specifieke sociaaleconomische kenmerken, moeders van baby's met complicaties die voor, tijdens of na de bevalling zijn opgetreden, en moeders van baby's met een handicap.
Aanpak
Moeders met een ruime ervaring in het opvoeden en verzorgen van kinderen, de vrijwilligsters, gaan eens per maand op bezoek bij moeders van een eerste kind en praten met hen over de opvoeding en verzorging van de baby. De vrijwilligsters worden begeleid en ondersteund door een coördinator.
Materiaal
Bij hun bezoeken maken de vrijwilligsters gebruik van twee hulpmiddelen: het praatpapier en beeldverhalen. Verder zijn er een handleiding en videomaterialen beschikbaar voor de coördinatoren.
Onderzoek effectiviteit
Er is in Nederland een quasi-experimenteel onderzoek naar MIM uitgevoerd. Daarin stonden echter niet de doelen van MIM centraal, maar die van de oorspronkelijke versie van het programma (Community Mothers Program), die niet precies dezelfde zijn. Het uitgevoerde onderzoek liet bij de MIMmoeders geen significante effecten zien op gezondheidsvariabelen als voeding en ervaren gezondheidssituatie, maar wel is de ervaren opvoedingscompetentie van de deelnemers aan MIM toegenomen. In follow-up onderzoek van het Comunnity Mothers Program vond Molloy (2002) dat er na zeven jaar nog steeds positieve effecten waren op de opvoedingsvaardigheden van de moeders. Zij lazen meer, bezochten vaker de bibliotheek en hadden betere eetgewoontes dan de moeders in de controlegroep. Zij hadden meer zelfvertrouwen en zij hadden ook vaker strategieën ontwikkeld om conflicten met hun kinderen op te lossen.
Erkend door
Panel Jeugdgezondheidszorg en Preventie d.d. 06/06/2006 Oordeel: Theoretisch goed onderbouwd
11
MIM-coördinatoren Aantal en formatie in uren In totaal zijn er in 2011 18 MIM-coördinatoren. Uit de beschikbare gegevens wordt duidelijk dat de coördinatoren minimaal 5 uur en maximaal 20 uur per week hebben voor de coördinatie. In Breda, Dordrecht, Groningen, Schiedam en Vlaardingen werken de coördinatoren als solofunctionaris in deze functie. De overige coördinatoren werken met z’n tweeën op één locatie of met collega-coördinatoren in het werkgebied. Sommige coördinatoren combineren MIM met het werk in de reguliere jeugdgezondheidszorg op het consultatiebureau. Ervaring en opleiding MIM-coördinatoren Veel MIM-coördinatoren hebben ervaring in de jeugdgezondheidszorg. Andere ervaringsgebieden zijn de jeugdhulpverlening en jeugdzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg, kraamzorg, docent MBO, begeleid wonen voor jongeren, PR- en communicatie, opvoedbureau/opvoedingsvoorlichting. Steeds meer coördinatoren hebben een andere dan verpleegkundige opleiding, HBO-V of verpleegkunde aangevuld met MGZ. Die andere (aanvullende) opleidingen zijn: HBO-J, HBO Pedagogiek, HBO sociaal cultureel werk, HBO-marketing, kraamzorg, praktijkopleider, PPG, omgangskunde, SPH, post-HBO pedagogisch adviseren, coaching opleiding.
12
MIM-moeders In totaal bereikte het MIM-programma in 2011 842 MIM-moeders. Dit aantal is nagenoeg gelijk aan 2010, toen het aantal MIM-moeders 844 bedroeg. Het aantal MIM-moeders varieert per locatie tussen de 401 (Den Haag) en 6 (Borne en Hof van Twente). Het percentage westerse en niet-westerse allochtone MIM-moeders is ten opzichte van 2010 licht gestegen, namelijk van 64% naar 66%. De diversiteit in nationaliteiten is groot; MIM heeft in Den Haag bijvoorbeeld te maken met 60 verschillende nationaliteiten. MIM-moeders komen uit alle delen van de wereld, van China, Tsjetsjenië en Niger tot Argentinië, Vietnam, Benin, Bangladesh, Litouwen en Burundi. Percentages MIM-moeders en hun etnische achtergrond
34% van de MIM-moeders is van Nederlandse afkomst. De verdeling van andere nationaliteiten is verhoudingsgewijs gelijk gebleven aan die in 2010. In totaal was 9% van de MIM-moeders Turks, 5% Marokkaans en het aantal Surinaamse en Antilliaanse moeders is respectievelijk 2% en 3%. De overige MIM-moeders hebben hun wortels in landen in Europa (16%), Afrika (6%), Azië (4%), Midden-Oosten (4%), en Noord-, Zuid- en Midden-Amerika (1%). Bij 16% van de moeders is de nationaliteit niet gespecificeerd. Leeftijd MIM-moeders Evenals vorige jaren is de groep MIM-moeders in de leeftijd van 25 tot en met 29 jaar het grootst, namelijk 34%. Daarna volgen kort op elkaar respectievelijk de leeftijdsgroepen 30-34 jaar (29%), 35-40 jaar (16%) en 20-24 jaar (15%) De groep moeders jonger dan 20 jaar beslaat 2%, en de groep ouder dan 40 jaar beslaat 3%.
13
Opleidingsniveau MIM-moeders De meeste MIM-moeders (36%) hebben qua opleidingsniveau middelbaar beroepsonderwijs. 32% van de MIM-moeders heeft lager beroepsonderwijs of lager gevolgd. Het percentage moeders met een opleiding op HBO niveau is 32%.
Gezinssamenstelling Het overgrote deel van de MIM-moeders woont (al dan niet gehuwd) samen, namelijk 75% (81% in 2010). 22 % van de moeders is alleenstaand (16% in 2010). De overige MIM-moeders wonen in bij ouders (2%) of bij iemand anders (1%). Dit is in beide gevallen gelijk aan 2010.
14
Inkomen 13% van de MIM-moeders heeft een eigen inkomen (in 2010 ook 13%) en 16 % van de MIMmoeders heeft een uitkering (in 2010 22%). Een toename van 2 % zien we bij het inkomen van de partner als inkomensbron: in 2010 was dit 37%, in 2011 steeg dit naar 39%. Een gezamenlijk inkomen steeg van 28% in 2010 naar 32% in 2011.
Specifieke omstandigheden MIM wordt vaak aan moeders aangeboden waarvan de baby in specifieke omstandigheden verkeert. Maar ook biedt MIM ondersteuning aan moeders die zelf in specifieke omstandigheden verkeren. Bij de specifieke omstandigheden van de moeder, wordt een gebrekkig sociaal netwerk het vaakst genoemd (485 moeders). Andere omstandigheden die vaak voorkomen zijn: onzeker
15
zijn in het moederschap (411 moeders) en de taal niet goed spreken en/of onzeker zijn in Nederland (240 moeders). Bij de specifieke omstandigheden van de baby worden slaapproblemen het meest genoemd (115 baby’s). Andere omstandigheden die vaak voorkomen zijn: voedingsproblemen (69 baby’s) en een huilbaby (70). Per MIM-moeder en -baby zijn meerdere specifieke omstandigheden geregistreerd als dit van toepassing was.
16
Voltooiing en beëindiging programma Van de 443 moeders die in 2011 het programma beëindigden (527 in 2010), was dat voor 200 (45%) van hen om de reden dat ze het gehele MIM-traject van anderhalf jaar hadden doorlopen (60% in 2010). Dat impliceert dat 65% van de gestopte moeders het programma niet geheel heeft gevolgd. Redenen om het programma eerder te beëindigen zijn: voldoende vooruitgang en geen behoefte meer aan het programma (20%), verhuizing (7%), geen tijd meer (7%) of een baan gevonden (7%). Andere redenen die genoemd worden zijn: het klikte niet tussen de MIM-moeder en de vrijwilligster, problemen waren te groot voor MIM c.q. er vond een verwijzing plaats naar andere hulpverlening, er was geen contact meer te krijgen met de moeder.
17
Vrijwilligsters In totaal zijn er in Nederland in 2011 405 vrijwilligsters actief in het MIM-programma. Dit is nagenoeg gelijk aan 2010, toen er 406 vrijwilligsters waren. Er zijn 18 MIM-coördinatoren, dus gemiddeld begeleidt één coördinator ongeveer 23 vrijwilligsters. Een vrijwilligster begeleidt gemiddeld ongeveer twee MIM-moeders. 6% van de vrijwilligsters heeft voordien zelf als MIM-moeder aan MIM deelgenomen (8% in 2010). Deze vrijwilligers bezitten dus extra aanvullende ervaringskennis. Etnische achtergrond De meeste vrijwilligsters hebben een Nederlandse achtergrond, namelijk 54%. Dit percentage was in 2010 61%. Het percentage allochtone vrijwilligsters bedraagt dus 46%, een toename van 7% ten opzichte van 2010, toen dit nog 39% bedroeg. De percentages Turkse en Marokkaanse vrijwilligsters zijn beide 5%. In 2011 is er een percentage van 4% Europese vrijwilligsters (5% in 2010), 1% vrijwilligsters uit het Midden-Oosten (gelijk aan 2010), 1% Afrikaanse vrijwilligsters (2% in 2010) en 2% Surinaamse vrijwilligsters (3% in 2010). In 2011 waren er bijna geen vrijwilligsters uit Azië en Noord-, Zuid- en Midden-Amerika (afgerond 0%). Dit was in 2010 ook het geval. Bij 27 % van de vrijwilligsters is de nationaliteit niet gespecificeerd.
Leeftijden vrijwilligsters Het grootste deel van de vrijwilligsters is ouder dan 30 jaar. De groep 40-plussers is het grootst (en licht toegenomen). Het percentage vrijwilligsters dat jonger is dan 25 jaar of tussen de 25 en 30 jaar is gedaald. Leeftijd vrijwilligsters < 25 jaar 25 – 30 jaar 30 – 35 jaar 35 – 40 jaar > 40 jaar
2010 4% 14% 21% 24% 36%
2011 2% 11% 22% 27% 38%
18
Doorstroming vrijwilligsters Het werven van vrijwilligster is een voortdurend proces. Het verloop was in 2011 groter dan in 2010. Toen stopten 83 vrijwilligsters, in 2011 waren dat er 114. De reden voor beëindiging die het meest genoemd werd, is ‘baan gevonden’ (25%). De daaropvolgende grote categorie was ‘geen tijd meer’ (14%). Naast dat er in 2011 114 vrijwilligsters zijn gestopt, zijn er 113 nieuwe vrijwilligsters geworven. Dit is dus ruim zes per coördinator.
19
Vergoeding voor vrijwilligers Alle instellingen die met vrijwilligsters werken geven een tegemoetkoming in de onkosten die zij maken, zoals telefoon- kopieer- en reiskosten. Soms worden oppaskosten vergoed. Een enkele locatie heeft ervoor gekozen om de vrijwilligsters een vast bedrag per MIM-moeder per maand te geven. Een aantal anderen bieden per bezoek een vaste onkostenvergoeding. Daarnaast is er extra aandacht voor de vrijwilligsters in de vorm van attenties bij speciale gelegenheden, zoals Kerst en geboorte, of een jaarlijks etentje of andere gezamenlijke activiteit met de vrijwilligsters. Ook worden op enkele locaties lunches georganiseerd, met vrijwilligsters en MIM-moeders samen, waarbij ook andere mensen uit de buurt kunnen aanschuiven. Hier wordt ook diverse (opvoedings)voorlichting en informatie gegeven. Alle organisaties hebben een vrijwilligersstatuut en/of een vrijwilligersovereenkomst, waarin faciliteiten, verzekering en verwachtingen en verplichtingen vastliggen. Twee organisaties vragen vrijwilligsters ook een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) bij aanvang van het vrijwilligerswerk. Ervaring en opleiding Vrijwilligsters hebben zeer vaak werkervaring in de zorg of het onderwijs, en in mindere mate ook in ander werk, zoals administratief werk, commercie, of ander vrijwilligerswerk. 41% van de vrijwilligsters heeft een opleiding op MBO niveau (42% in 2010), 37% heeft een opleiding op HBO niveau (36% in 2010) en 22% op LBO niveau (22% in 2010). In vergelijking met 2010 zijn er dus iets meer hoog opgeleide vrijwilligsters.
Vrijwilligsters leggen soms niet alleen huisbezoeken af. Zo zijn Poolse vrijwilligsters in Den Haag een ontmoetingsgroep van Poolse moeders gestart in een van de wijkwelzijnscentra. Dit sluit heel goed aan op de empowerment filosofie van MIM en op het gedachtengoed van de ‘pedagogische civil society’.
20
Landelijke ondersteuning MIM In 2011 zijn er binnen Moeders Informeren Moeders twee nieuwe producten ontwikkeld, namelijk de brochure: ‘Opvoedingsondersteuning aan gezinnen met jonge kinderen door vrijwilligsters: Succesvolle werkwijzen binnen Moeders Informeren Moeders (MIM)’ en een handleiding voor MIM-coördinatoren: ‘Moeders Informeren Moeders themabijeenkomsten voor vrijwilligsters’. Beide producten zijn ontwikkeld in nauwe samenwerking met coördinatoren, vrijwilligsters en MIM-moeders en mogelijk gemaakt door een subsidie van ZonMw. Zowel de brochure over succesvolle werkwijzen als de handleiding met themabijeenkomsten zijn niet alleen bedoeld voor een betere onderbouwing en uitvoering van MIM, maar zullen in 2012 ook landelijk worden verspreid naar andere organisaties die vrijwilligers ondersteunen, maar ook welzijns- en vrijwilligersorganisaties die onderlinge en informele ondersteuning rond opvoeden en opgroeien (bijv. in huiskamerbijeenkomsten) organiseren. Hiermee kunnen de resultaten van dit project dus ook een meerwaarde krijgen voor de toerusting van coördinatoren/begeleiders, vrijwilligers en moeders/cliënten van andere programma’s. De uitvoering van MIM landelijk ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut. Allereerst worden er per jaar drie bijeenkomsten voor MIM-coördinatoren georganiseerd. Deze bijeenkomsten hebben enerzijds tot doel om informatie, tips en ervaringen uit te wisselen ter verbetering van de lokale uitvoering van MIM. Anderzijds hebben zij tot doel om de verdere ontwikkeling en actualisering van MIM te stimuleren. Waar nodig worden nieuwe MIMcoördinatoren getraind en ingewerkt. Ten tweede wordt er één keer per jaar een managersoverleg van het Samenwerkingsverband MIM georganiseerd. Het doel van dit overleg is het volgen van de landelijke ontwikkeling van MIM en beleidsbepaling voor de toekomst. Ook het onderhouden van de website www.moedersinformerenmoeders.nl en deze jaarregistratie 2011 behoren tot de ondersteuning van het Nederlands Jeugdinstituut. Daarnaast werden in 2011 nog een aantal andere activiteiten uitgevoerd door het NJi. - Medewerking is verleend aan een door Stichting Kinderpostzegels Nederland gefinancierd project om samen met programma’s zoals Triple P en de Stap-programma’s nieuw beeldmateriaal over opvoeden en opgroeien te ontwikkelen. Dit materiaal ‘Opvoeden en opgroeien in beeld’ zal in 2012 de bestaande verouderde beeldverhalen van MIM vervangen. - Op verzoek van en begeleid door het NJi heeft een studente pedagogiek van de Universiteit van Amsterdam in 2011 een onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van MIM uitgevoerd (van Haren, 2011). Hierbij stond de vraag centraal in hoeverre diverse vormen van voorbereiding en begeleiding door de coördinatoren bijdragen aan vaardigheden van de vrijwilligsters om empowerment bij de MIM-moeders te stimuleren. Ook is geïnventariseerd in hoeverre de huidige uitvoering van MIM overeenkomt met hetgeen hierover in de methodiekhandleiding beschreven staat.
21
Toekomst MIM Moeders Informeren Moeders (MIM) is een programma dat door middel van vrijwillige inzet de eigen kracht van gezinnen stimuleert. Het sluit daarmee goed aan bij de opdracht van gemeenten die in het kader van de transitie en transformatie van de jeugdzorg de ‘voorkant’ van het CJG willen versterken. MIM is één van de programma’s die gemeenten kunnen inzetten, als een eerste en lichte sociale steun- en voorlichtingsinterventie. Wat betreft de kansen voor de toekomst schetsen we drie ontwikkelingen waarmee MIM nu te maken heeft. 1. MIM, sociale steun en opvoedingsondersteuning MIM biedt een vorm van onderlinge en sociale steun bij de opvoeding en past in de functie informatie en voorlichting van de vijf gemeentelijke Wmo-taken op het gebied van gezins- en opvoedondersteuning. Er liggen kansen voor gemeenten en instellingen om een brug te slaan tussen de professionele en de informele – door vrijwilligers gedragen – opvoedingsondersteuning. Het belang van sociale steun is eerder krachtig bepleit door de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling en komt terug in het recente RMO-advies over het belang van ‘ontzorgen en normaliseren’ in de ondersteuning van kwetsbare gezinnen, en de versterking van een eerstelijns jeugd- en gezinszorg. De nadruk op het versterken van de eigen kracht en de sociale netwerken rond kinderen en gezinnen is ook te vinden in de huidige visies van rijks- en lokale overheden op het nieuwe jeugdzorgstelsel (o.a. de beleidsbrief ‘Geen kind buiten spel’ van de ministeries van VWS en VenJ, en het visiedocument van de G32 op de transitie jeugdzorg). 2. MIM en maatschappelijke verbinding MIM is goed in het bereiken van diverse doelgroepen, zowel bij de deelnemende moeders als de vrijwilligsters. Al jaren zien we bij beide groepen een breed scala aan opleidingsniveaus, leeftijdscategorieën en nationaliteiten. Van de MIM-moeders in 2011 is 66% van allochtone afkomst, van de vrijwilligsters geldt dit voor 46%. MIM draagt daarmee een wezenlijk steentje bij aan de bevordering van de maatschappelijke participatie van diverse doelgroepen en bewerkstelligt dat het sociaal isolement van moeders wordt doorbroken. Een goed sociaal netwerk en sociale steun van ouders onderling vormen het startpunt van alle opvoedingsondersteuning. Daarmee levert MIM een bijdrage aan een sterkere ‘pedagogische civil society’. Gelijkwaardigheid tussen vrijwilligers en moeders en bevordering van maatschappelijke participatie zijn daarbij belangrijke elementen. 3. MIM in het Centrum voor Jeugd en Gezin Met zijn status van ‘theoretisch goed onderbouwd’ past MIM goed in het pakket opvoedingsondersteuning van het CJG en draagt het vanwege zijn functies van voorlichting en onderlinge sociale steun bij aan de laagdrempeligheid van het CJG. Door de inzet van vrijwilligers en het bereik van diverse doelgroepen vormt MIM een goed toegankelijke brug naar het CJG. In de recente gedachtevorming over de inrichting van het nieuwe jeugdzorgstelsel wordt MIM genoemd als een programma dat past binnen de basisinfrastructuur voor jeugd en opvoeding, waarin het gewone opvoeden en opgroeien versterkt wordt. 3 MIM kan door informele zorg en creëren van onderlinge betrokkenheid helpen de eigen kracht van opvoeders te versterken. Om zich daarin verder te profileren is kwaliteitsverbetering en verdere professionalisering, samen met aanvullend effectonderzoek, gewenst en noodzakelijk.
3
Van Yperen, T. & Woudenberg, A. (2011). Werk in uitvoering. Bouwen aan een nieuw jeugdstelsel. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Hermanns, J. & Van Yperen, T. (2011). Effectieve opgroei- en opvoedhulp. Op weg naar een nieuw stelsel. Lezing VNG-regioconferenties, mei 2011. 22
MIM over vijf registratiejaren bekeken
MIM registratie
2007
2008
2009
2010
2011
Locaties
19*)
19**)
19***)
19****)
17*****)
MIM-moeders
692
703
846
844
842
Percentage allochtone MIM-moeders
60%
65%
65%
64%
66%
Vrijwilligsters
362
349
413
406
405
Percentage allochtone vrijwilligsters
30%
39%
35%
39%
46%
*) **) ***) ****) *****)
van 18 locaties zijn gegevens geregistreerd, 1 locatie heeft geen gegevens aangeleverd. van 19 locaties zijn gegevens geregistreerd. van 19 locaties zijn gegevens geregistreerd. van 19 locaties zijn gegevens geregistreerd. van 17 locaties zijn gegevens geregistreerd.
23