CAOP/januari 2010
Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling van de procedure voor het melden van een vermoeden van een misstand en van de (rechts)bescherming van de melder en de vertrouwenspersoon integriteit. Hoofdstuk 1 Definities Artikel 1 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a. organisatie: Huis & Erf te Schijndel; b. melder: - de werknemer die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW bij de organisatie in dienst is; - de ex-werknemer die bij de organisatie werkzaam is geweest en die op het tijdstip van melding niet langer dan één jaar uit dienst is; - met de hiervoor bedoelde (ex-)werknemer wordt gelijkgesteld degene die op een andere basis dan een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW èn op niet-incidentele wijze bij de organisatie werkzaam is (geweest). c. bestuur: één of meerdere personen die statutair bestuurlijke bevoegdheden hebben; d. raad van toezicht / raad van commissarissen: de raad van toezicht / raad van commissarissen van de organisatie; e. vertrouwenspersoon integriteit: de vertrouwenspersoon die is benoemd op basis van artikel 2; f.
commissie integriteit woningcorporaties (CIW): de in hoofdstuk 4 geregelde commissie;
g. vermoeden van een misstand: 1. Een (op basis van redelijke gronden) bij de melder aanwezig vermoeden dat bij de organisatie waar melder werkt (werkzaam is geweest) sprake is van: - een schending van wettelijke regels of andere voorschriften; - een gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu; - een onbehoorlijke wijze van functioneren die het goed functioneren van de organisatie c.q. de branche woningcorporaties in het geding brengt; - het misleiden of bewust onjuist informeren van instanties die met een publieke, rechtsprekende, opsporende, controlerende of toezichthoudende taak zijn belast; - een verspilling van maatschappelijk bestemd vermogen; - het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over voormelde feiten c.q. omstandigheden. 2. Indien melder aannemelijk kan maken dat binnen de organisatie sprake is van een ontwikkeling die binnen afzienbare termijn zal leiden tot een misstand, kan hij eveneens een melding doen.
-1-
CAOP/januari 2010
2. Onder een misstand wordt niet begrepen: - een handeling of maatregel jegens melder die zijn rechtspositie of arbeidsomstandigheden (nadelig) beïnvloedt dan wel een bejegening van melder die als ongewenst gedrag aangemerkt kan worden. Voor verweer daartegen zijn andere (klacht- of rechtspositionele) procedures beschikbaar; - een vermoeden (van een misstand) dat zich richt tegen (een onderdeel van) het door de organisatie vastgestelde en gevoerde beleid; - een vermoeden (van een misstand) dat zich richt tegen een algemeen verbindend voorschrift. Hoofdstuk 2 Lokale vertrouwenspersoon integriteit Artikel 2
Vertrouwenspersoon integriteit
Het bestuur zorgt in overeenstemming met de ondernemingsraad c.q. personeelsvertegenwoordiging ten behoeve van de uitvoering van hoofdstuk 3 voor de benoeming van een of meer vertrouwenspersonen integriteit. Hoofdstuk 3 Procedure binnen de organisatie Artikel 3
Melding bij bestuur na gesprek met vertrouwenspersoon integriteit
1. De melder die een vermoeden van een misstand in de organisatie waar hij werkzaam is wil melden, overlegt hierover met de vertrouwenspersoon integriteit. De melder stuurt vervolgens zijn schriftelijke melding aan het bestuur. 2. De melder die bij de organisatie werkzaam is geweest doet zijn melding overeenkomstig het eerste lid, met dien verstande dat dit tot uiterlijk één jaar na de datum van zijn uitdiensttreding kan geschieden. Artikel 4
Melding bij raad van bestuur / raad van toezicht / raad van commissarissen na gesprek met vertrouwenspersoon integriteit
1. Indien het bestuur bij de vermoede misstand is betrokken doet melder zijn melding overeenkomstig artikel 3 aan de raad van bestuur / raad van toezicht / raad van commissarissen. 2. De artikelen 5 t/m 8 en hoofdstuk 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van een conform het eerste lid gedane melding. Artikel 5
Ontvangstbevestiging
Het bestuur die conform artikel 3 in kennis is gesteld van de melding: a. bevestigt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk een week na de in kennisstelling schriftelijk de ontvangst en de inhoud van de melding aan de melder en de vertrouwenspersoon integriteit; b. informeert de raad van toezicht / raad van commissarissen over de melding en over de afhandeling daarvan. Dit geldt overeenkomstig voor een melding waarover het bestuur volgens artikel 13 onder b is geïnformeerd; c. informeert de persoon of personen op wie de melding betrekking heeft schriftelijk over de melding, tenzij daardoor een onderzoeksbelang kan worden geschaad dan wel artikel 6, tweede lid, wordt toegepast; d. zorgt ervoor dat de identiteit van de melder niet verder bekend wordt dan noodzakelijk is voor het onderzoek en de behandeling van de melding.
-2-
CAOP/januari 2010
Artikel 6
Niet-ontvankelijk / afzien van behandeling
1. Het bestuur kan de melding niet-ontvankelijk verklaren c.q. van het in artikel 7 bedoelde onderzoek en de verdere behandeling van de melding afzien indien: a. het vermoeden van een misstand kennelijk ongegrond is; b. het gewicht van de vermoede misstand kennelijk onvoldoende is; c. de melding bedoeld in artikel 3, eerste lid, kennelijk onredelijk laat is gedaan; d. de melding bedoeld in artikel 3, tweede lid, niet binnen de daar genoemde termijn is ontvangen; e. de melding een vermoeden van een misstand betreft waarover reeds eerder een melding is gedaan die met toepassing van dit hoofdstuk is of wordt behandeld; f. de melding een vermoeden van een misstand betreft waarover uit andere hoofde een onderzoek is of wordt verricht door of namens de overheid; g. de misstand die wordt vermoed in een andere procedure ter beoordeling van een rechterlijke instantie voorligt of heeft voorgelegen; h. de misstand die wordt vermoed (een onderdeel van) het door de organisatie vastgestelde en gevoerde beleid betreft; i. de misstand die wordt vermoed een (algemeen) verbindend voorschrift betreft. 2. Indien op grond van het eerste lid het onderzoek en de verdere behandeling achterwege wordt gelaten bericht het bestuur dit schriftelijk onder vermelding van redenen zo spoedig mogelijk maar uiterlijk twee weken na de ontvangstbevestiging aan de melder en de vertrouwenspersoon integriteit. Bij de kennisgeving aan de melder wordt mededeling gedaan van de in hoofdstuk 5 opgenomen mogelijke externe procedure. Artikel 7
Onderzoek
Het bestuur stelt naar aanleiding van een conform artikel 3 gedane melding zo spoedig mogelijk een onderzoek in, tenzij het bestuur daarvan op grond van artikel 6, tweede lid, afziet. Het onderzoek wordt niet verricht door een persoon die betrokken is of is geweest bij de vermoede misstand waarop de melding betrekking heeft. Artikel 8
Standpunt directeur/bestuurder n.a.v. de interne melding
1. Het bestuur stelt de melder en de vertrouwenspersoon integriteit zo spoedig mogelijk maar uiterlijk acht weken na de datum van de ontvangstbevestiging van de melding schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek, het standpunt daarover en de (eventuele) maatregelen die worden genomen. Bij de kennisgeving wordt aan de melder mededeling gedaan van de in hoofdstuk 5 opgenomen mogelijke externe procedure. 2. Indien het standpunt niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden gegeven worden de melder en de vertrouwenspersoon integriteit hierover tijdig en gemotiveerd geïnformeerd. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn het standpunt tegemoet gezien kan worden. 3. Indien volgens melder sprake is van een onredelijk lange verlenging van de in het eerste lid genoemde termijn kan hij daartegen schriftelijk bezwaar maken bij het bestuur. Het bestuur stelt melder en de vertrouwenspersoon integriteit zo spoedig mogelijk maar uiterlijk twee weken na ontvangst van het bezwaar schriftelijk in kennis van zijn standpunt hierover.
-3-
CAOP/januari 2010
4. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 5 onder c wordt (worden) de daar bedoelde persoon (personen) eveneens geïnformeerd, tenzij daardoor een onderzoeksbelang kan worden geschaad. Hoofdstuk 4 Commissie Integriteit Woningcorporaties (CIW) Artikel 9 1. Er is een Commissie Integriteit Woningcorporaties (hierna: CIW). 2. De samenstelling, benoeming, zittingsduur, werkwijze en het secretariaat van de CIW worden nader geregeld. 3. De CIW heeft tot taak een door de melder overeenkomstig hoofdstuk 5 voorgelegd vermoeden van een misstand te onderzoeken en daarover aan het bestuur, dan wel in het geval van artikel 4 aan de raad van bestuur of de raad van toezicht of de raad van commissarissen, te adviseren. 4. De CIW stelt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden op, waarin in elk geval in geanonimiseerde vorm wordt vermeld het aantal en de aard van de ontvangen meldingen, het aantal verrichte onderzoeken en het aantal en de aard van de uitgebrachte adviezen, alsmede hoeveel meldingen niet tot een onderzoek hebben geleid en anders zijn afgedaan. Hoofdstuk 5 Procedure bij de CIW Artikel 10
Melding bij CIW na procedure binnen de organisatie
1. De melder die overeenkomstig hoofdstuk 3 een melding heeft gedaan kan het vermoeden van een misstand schriftelijk aan de CIW voorleggen indien a. melder het niet eens is met de kennisgeving als bedoeld in artikel 6, tweede lid; b. melder het niet eens is met het standpunt als bedoeld in artikel 8, eerste lid; c. melder niet binnen de termijn genoemd in artikel 8, eerste lid, schriftelijk in kennis is gesteld van het standpunt en bovendien geen bericht over verlenging van de termijn als bedoeld in artikel 8, tweede lid, heeft ontvangen; d. melder niet binnen de verlengde termijn als bedoeld in artikel 8, tweede lid, schriftelijk in kennis is gesteld van het standpunt; e. melder ingevolge artikel 8, derde lid, bezwaar heeft gemaakt tegen de verlenging van de termijn en dit bezwaar is afgewezen dan wel daarop door het bestuur niet binnen de genoemde termijn is gereageerd. 2. De melder legt het vermoeden van een misstand schriftelijk aan de CIW voor binnen zes weken: a. na ontvangst van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid onder a; b. na ontvangst van het standpunt als bedoeld in het eerste lid onder b; c. na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid onder c; d. na afloop van de termijn als bedoeld in het eerste lid onder d; e. na ontvangst van de kennisgeving over het afgewezen bezwaar als bedoeld in het eerste lid onder e dan wel na het zonder kennisgeving aflopen van de in artikel 8, derde lid, genoemde termijn van twee weken. Artikel 11
Rechtstreekse melding bij CIW
1. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 3 en artikel 10 kan melder een vermoeden van een misstand direct schriftelijk aan de CIW voorleggen indien zwaarwegende redenen toepassing van de interne procedure van hoofdstuk 3 in de weg staan. 2. Zwaarwegende redenen kunnen zijn gelegen in:
-4-
CAOP/januari 2010
a. betrokkenheid tot en met de raad van bestuur of raad van toezicht of raad van commissarissen bij de vermoede misstand; b. een reële dreiging van verduistering of vernietiging van bewijsmateriaal bij het doen van een interne melding; c. het (aantoonbaar) aanwezig zijn van een (bedreigende) situatie waarin melder bij het doen van een interne melding met reden kan vrezen voor tegenmaatregelen; d. een eerdere interne melding overeenkomstig de procedure van hoofdstuk 3 van in wezen hetzelfde vermoeden van een misstand die niet tot wegneming hiervan heeft geleid. 3. De CIW beoordeelt of en zo ja in hoeverre sprake is van zwaarwegende redenen op grond waarvan directe toegang tot de externe procedure kan worden verleend. De CIW stelt melder zo spoedig mogelijk maar uiterlijk twee weken na ontvangst van de melding van het standpunt hierover in kennis. Artikel 12
Inhoud melding en informatieplicht
1. De overeenkomstig artikel 10 of 11 voorgelegde melding bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de melder en een dagtekening; b. de naam van de organisatie waarop de melding betrekking heeft; c. een duidelijke omschrijving van de misstand die wordt vermoed; d. op grond van welke aan artikel 10 of 11 ontleende reden melder zich tot de CIW wendt en een motivering daarvan. 2. De melder verschaft de gegevens en stukken die de CIW nodig acht en waarover de melder redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Hieronder valt in ieder geval een afschrift van de in artikel 6, tweede lid, bedoelde kennisgeving, van het in artikel 8, eerste lid, bedoelde standpunt, van de in artikel 8, tweede lid, bedoelde kennisgeving over de verlengde termijn en van de in artikel 8, derde lid, bedoelde kennisgeving over de afwijzing van het bezwaar tegen de verlengde termijn. Artikel 13
Ontvangstbevestiging
De CIW: a. bevestigt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk een week na ontvangst hiervan schriftelijk aan melder een conform artikel 10 of 11 gedane melding; b. stelt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk twee weken na ontvangst van de melding het bestuur schriftelijk hiervan in kennis; c. informeert de persoon of personen op wie de melding betrekking heeft schriftelijk over de melding, tenzij daardoor een onderzoeksbelang kan worden geschaad dan wel artikel 14, tweede lid, wordt toegepast; d. zorgt ervoor dat de identiteit van de melder niet verder bekend wordt dan noodzakelijk is voor het onderzoek en de behandeling van de melding. Artikel 14
Niet-ontvankelijk / afzien van behandeling
1. De CIW kan de melding niet-ontvankelijk verklaren c.q. van het in artikel 15 bedoelde onderzoek en de verdere behandeling van de melding afzien indien: a. de melding niet binnen de in artikel 10, tweede lid, genoemde termijn is ontvangen; b. de melder niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 12 terwijl hem een redelijke termijn is gegeven om de geconstateerde tekortkoming alsnog te herstellen; c. het vermoeden van een misstand kennelijk ongegrond is; d. het gewicht van de vermoede misstand kennelijk onvoldoende is; e. de melding bedoeld in artikel 11 kennelijk onredelijk laat is gedaan;
-5-
CAOP/januari 2010
f.
de melding een vermoeden van een misstand betreft waarover reeds eerder een melding is gedaan die met toepassing van dit hoofdstuk is of wordt behandeld g. de melding een vermoeden van een misstand betreft waarover uit andere hoofde een onderzoek is of wordt verricht door of namens de overheid; h. de melding een vermoeden van een misstand betreft die bij een andere instantie aanhangig is gemaakt; i. de misstand die wordt vermoed in een andere procedure ter beoordeling van een rechterlijke instantie voorligt of heeft voorgelegen; j. de misstand die wordt vermoed (een onderdeel van) het door de organisatie vastgestelde en gevoerde beleid betreft; k. de misstand die wordt vermoed een (algemeen) verbindend voorschrift betreft. 2. Indien op grond van het eerste lid het onderzoek en de verdere behandeling achterwege wordt gelaten bericht de CIW dit schriftelijk onder vermelding van redenen zo spoedig mogelijk maar uiterlijk twee weken na de ontvangstbevestiging aan de melder en het bestuur. Artikel 15
Onderzoek en informatieplicht
1. De CIW stelt naar aanleiding van een conform artikel 10 of 11 gedane melding een onderzoek in, tenzij de CIW daarvan op grond van artikel 14, tweede lid, afziet. 2. De CIW stelt de melder en het bestuur en, indien aangewezen, de persoon of personen op wie de melding betrekking heeft in de gelegenheid hun standpunt toe te lichten. 3. De CIW beslist of de toelichting schriftelijk dan wel mondeling in een hoorzitting en in het laatste geval al dan niet in elkaars tegenwoordigheid, wordt gegeven. 4. De in het tweede lid bedoelde betrokkenen zijn in beginsel gehouden om aan een oproep voor een hoorzitting gevolg te geven. 5. De in het tweede lid bedoelde betrokkenen zijn gehouden de gegevens en stukken die de CIW ten behoeve van het onderzoek en het vormen van een oordeel nodig acht en waarover zij in redelijkheid kunnen beschikken te verstrekken. Betrokkenen kunnen de CIW ten aanzien van bepaalde verstrekte informatie om vertrouwelijke behandeling verzoeken. In dat geval blijft deze informatie in beginsel uitsluitend ter kennis van de CIW. 6. De CIW kan ten behoeve van het onderzoek getuigen en/of deskundigen inschakelen. 7. De CIW kan zo nodig een onderzoek ter plaatse instellen. De in het tweede lid bedoelde betrokkenen verlenen hieraan de medewerking die redelijkerwijs van hen verlangd kan worden. 8. De in het tweede lid bedoelde betrokkenen kunnen zich door een gemachtigde laten bijstaan dan wel vertegenwoordigen. Artikel 16
Advies
1. De CIW stuurt binnen drie maanden na ontvangst van de melding een advies hierover aan het bestuur. Het advies bevat de bevindingen van het onderzoek, het oordeel daarover en het advies met eventuele aanbevelingen naar aanleiding van het onderzochte vermoeden van een misstand. 2. De CIW stuurt de melder een afschrift van het advies met inachtneming van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid. 3. De CIW kan de in het eerste lid genoemde termijn met een bepaalde periode verlengen. De CIW informeert de melder en het bestuur zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd over de nodig geachte verlenging en geeft daarbij aan binnen welke termijn het advies tegemoet gezien kan worden.
-6-
CAOP/januari 2010
4. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 13 onder c wordt (worden) de daar bedoelde persoon (personen) eveneens geïnformeerd, tenzij daardoor een onderzoeksbelang kan worden geschaad. Artikel 17
Standpunt directeur/bestuurder n.a.v. het advies
1. Het bestuur stelt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk vier weken na ontvangst van het advies de melder, de raad van toezicht / raad van commissarissen en de CIW schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het standpunt hierover en de (eventuele) maatregelen die worden genomen. Voorts wordt (worden) de persoon (personen) op wie de melding betrekking heeft geïnformeerd, tenzij daardoor een onderzoeksbelang kan worden geschaad. 2. Indien het standpunt en de (eventueel) daaraan verbonden maatregelen afwijken van het advies vermeldt het bestuur de redenen hiervoor. Hoofdstuk 6 Bescherming tegen benadeling Artikel 18
Bescherming (ex)melder
Het bestuur draagt er zorg voor dat de (ex)melder als gevolg van de door hem overeenkomstig deze regeling gedane melding geen nadelige gevolgen ondervindt in zijn (rechts)positie, functie-uitoefening, arbeidsomstandigheden, loopbaanontwikkeling en bejegening binnen de organisatie. Deze bescherming geldt in ieder geval gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van de gedane melding. Artikel 19
Bescherming (ex) vertrouwenspersoon integriteit
Het bestuur draagt er zorg voor dat de (ex) vertrouwenspersoon integriteit als gevolg van de door hem overeenkomstig deze regeling uitgeoefende taken geen nadelige gevolgen ondervindt in zijn (rechts)positie, functie-uitoefening, arbeidsomstandigheden, loopbaanontwikkeling en bejegening binnen de organisatie. Deze bescherming geldt ook gedurende in ieder geval een periode van drie jaar vanaf de datum van beëindiging van de functie van vertrouwenspersoon integriteit. Hoofdstuk 7 Slotbepalingen Artikel 20
Vaststelling regeling
Deze regeling wordt in overleg tussen het bestuur en de OR/personeelsvertegenwoordiging van de woningcorporatie vastgesteld. Artikel 21
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010. Artikel 22
Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als: ‘Regeling melding misstand woningcorporaties/Huis & Erf te Schijndel’.
-7-