Regeling erkenning opleidingsinstellingen
De Algemene Raad,
Gelet op artikel 3, vijfde lid, Verordening op de vakbekwaamheid juncto artikel 6 Regeling vakbekwaamheid, Gelet op artikel 11a Stageverordening 1988 en 2005,
Stelt de volgende regeling vast: Hoofdstuk I - begripsbepaling Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. advocaat: de in Nederland ingeschreven advocaat die een stageverklaring als bedoeld in artikel 10 Stageverordening 1988 en 2005 heeft, alsmede de advocaat bedoeld in artikel 16h Advocatenwet; b. Algemene Raad: de Algemene Raad als bedoeld in artikel 18 Advocatenwet; c. stagiaire: de advocaat die niet in het bezit is van de verklaring als bedoeld in artikel 10 Stageverordening 1988 en 2005; d. instelling: de erkende opleidingsinstelling als bedoeld in artikel 1, aanhef, onder 3, Regeling vakbekwaamheid; e. kwaliteitsplan: een door een instelling opgestelde beschrijving van de organisatie van de opleiding en van de wijze waarop de kwaliteit van de opleiding wordt geborgd; f. kwaliteitsmonitor: een digitaal door de Algemene Raad ontwikkeld kwaliteitsinstrument ter toetsing van de kwaliteit van de opleiding; g. cursus: opleiding van academisch niveau ten behoeve van het onderhouden of ontwikkelen van de professionele kennis en kunde als bedoeld in artikel 3 Verordening op de vakbekwaamheid; h. Voortgezette Stagiaire-Opleiding (VSO): de opleiding van de stagiaire die volgt op de Beroepsopleiding als bedoeld in artikel 9c Advocatenwet.
1
Hoofdstuk 2 – voorwaarden Artikel 2 1. Op schriftelijk verzoek kan de Algemene Raad opleidingsinstellingen erkennen. 2. Erkenning vindt plaats met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. de instelling heeft opleiden als kernactiviteit of heeft dat ondergebracht bij een aparte opleidingsafdeling; b. de instelling draagt zorg voor continuïteit van de opleiding en wijst een vaste contactpersoon aan; c. de instelling beschikt over een door de Algemene Raad goedgekeurd kwaliteitsplan; d.
de instelling die opleiden heeft ondergebracht bij een aparte opleidingsafdeling neemt het kwaliteitsplan en de monitor op in haar jaarplan en draagt zorg dat deze werkzaamheden worden afgebakend van de overige werkzaamheden van die instelling;
e. de instelling sluit zich binnen twee maanden na goedkeuring van het kwaliteitsplan aan bij de kwaliteitsmonitor; f.
de instelling geeft de Algemene Raad desgevraagd inzage in de resultaten van haar kwaliteitsmonitor;
g. de instelling laat jaarlijks ten minste vijf cursussen plaatsvinden die van academisch niveau zijn en de praktijkvoering en –uitoefening van advocaten ten goede komen; h. de cursussen hebben als hoofddoelgroep(en): - advocaten; - academisch geschoolde juristen; - leden van een andere beroepsgroep als bedoeld in artikel 4, derde lid juncto artikel 6 Samenwerkingsverordening 1993; of - een combinatie van deze doelgroepen. i.
de instelling heeft - met uitzondering van de advocatenkantoren als instelling erkend - een schriftelijke klachtenregeling.
2. Voor VSO-cursussen geldt dat het onderwijs aantoonbaar is gericht op de scholing van de stagiaire naar vakbekwaamheid, als bedoeld in artikel 11a Stageverordening 1988 en 2005.
Artikel 3 1. In het kwaliteitsplan is beschreven: a.
de visie en strategie van de opleidingsinstelling;
b.
op welke wijze een cursus bijdraagt aan het onderhouden of ontwikkelen van de professionele kennis en kunde, en hoe een cursus hiertoe vorm krijgt;
c.
op welke wijze wordt getoetst dat kennisoverdracht heeft plaatsgevonden;
d.
op welke wijze het academische niveau van een cursus wordt geborgd;
e.
op welke wijze de opleidingsinstelling de inbreng vanuit het advocatuurlijke beroepenveld waarborgt bij de totstandkoming, evaluatie en verbetering van een cursus;
f.
de cursusorganisatie;
g.
het cursusaanbod; 2
h.
op welke wijze de docenten van de cursussen worden geselecteerd en begeleid;
i.
hoe de kwaliteit van opleiding wordt geborgd.
Artikel 4 1. De instelling voert minimaal een maal per jaar de kwaliteitsmonitor uit. 2. De resultaten van de kwaliteitsmonitor dienen inzichtelijk te maken of de opleidingsinstelling voldoet aan het gestelde in en tot welke aanpassingen van het kwaliteitsplan de resultaten van de kwaliteitsmonitor hebben geleid. Artikel 5 1. De erkende instelling is verplicht: a.
jaarlijks een bedrag aan contributie ter dekking van kosten en aansluiting bij de kwaliteitsmonitor aan de Algemene Raad te betalen;
b.
het puntenlogo van de Orde te gebruiken bij publicaties betreffende het aanbod van cursussen.
2. Het bedrag als bedoeld in het eerste lid, onder a, is voor 2012 op een bedrag van € 300,- gesteld en kan jaarlijks door de Algemene Raad worden herzien.
Hoofdstuk 3 – intrekking erkenning Artikel 6 1. De erkenning als opleidingsinstelling wordt ingetrokken indien de instelling daartoe schriftelijk een verzoek tot de Algemene Raad richt. 2. De erkenning kan door de Algemene Raad worden ingetrokken als: a. de instelling niet langer voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 2, tweede lid, aanhef, onderdelen a, b, d, f, g of i; b. het kwaliteitsplan niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 3; c.
de resultaten van de kwaliteitsmonitor niet voldoen aan het bepaalde in artikel 4; of
d. de instelling verzuimt haar verplichtingen op grond van artikel 5, eerste lid na te komen.
Hoofdstuk 4 – overgangsbepaling Artikel 7 1. De instelling die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling reeds erkend is, behoudt deze erkenning, mits deze: a. voldoet aan het bepaalde in artikel 2, tweede lid, aanhef, onderdelen a, b, d, f, g of i; b. binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze regeling een kwaliteitsplan ter goedkeuring indient; en c.
zich binnen twee maanden na goedkeuring van het kwaliteitsplan aansluit bij de kwaliteitsmonitor.
2. Indien het kwaliteitsplan bij een eerste toetsing niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3, wordt overleg gevoerd met de instelling en kan een verbetertermijn van drie maanden volgen. 3. Tijdens deze verbetertermijn: 3
a. is de instelling nog niet verplicht zich aan te sluiten bij de kwaliteitsmonitor; b. kan de instelling cursussen laten plaatsvinden als ware de instelling erkend. 4. Na afloop van de in het tweede lid bedoelde verbetertermijn wordt het kwaliteitsplan opnieuw getoetst en kan het kwaliteitsplan: a. worden goedgekeurd, waarna de erkenning van de instelling wordt verlengd; b. niet worden goedgekeurd, waarna de erkenning van de instelling wordt ingetrokken per laatste dag van de verbetertermijn. In de periode gelegen tussen laatste dag van de verbetertermijn en de beslissing omtrent de goedkeuring, kan de instelling geen cursussen laten plaats vinden als erkende instelling. 5. Indien de erkenning wordt verlengd op de wijze voorzien in het vierde lid, onder a, sluit de instelling zich binnen twee maanden aan bij de kwaliteitsmonitor als bedoeld in artikel 4. 6. Het bepaalde in artikel 5, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de instelling die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling reeds erkend is.
Artikel 8 Bij inwerkingtreding van deze regeling komt het Besluit Erkennen Opleidingsinstellingen Voortgezette Stagiaire Opleiding en Permanente Opleiding Advocatuur 2010 te vervallen.
Hoofdstuk 5 - overige bepalingen Artikel 9 Tegen een beslissing van de Algemene Raad, inhoudende een weigering tot het verlenen van de erkenning, de intrekking van de erkenning dan wel de weigering van de verlenging van de erkenning kan een belanghebbende binnen zes weken een bezwaarschrift indienen bij de Algemene Raad. Artikel 10 Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.
4
Nota van toelichting van de Regeling erkenning opleidingsinstellingen
Algemene toelichting Bij het ontwerp van het nieuwe erkenningssysteem is de Algemene Raad uitgegaan van de volgende criteria: - de kwaliteit van de opleiding staat centraal; - de verantwoordelijkheid voor die kwaliteit ligt primair bij de instellingen. - terugdringing administratieve lasten. Het nieuwe systeem is gebaseerd op twee pijlers: het kwaliteitsplan en de kwaliteitsmonitor. In het kwaliteitsplan beschrijft de opleidingsinstelling – kortgezegd – hoe de opleiding wordt vormgegeven en hoe met zaken als organisatie en presentie wordt omgegaan. In de kwaliteitsmonitor legt de opleidingsinstelling vervolgens vast hoe het kwaliteitsplan tot uitvoering wordt gebracht. De monitor maakt inzichtelijk in hoeverre de opleidingsinstelling voldoet aan de criteria uit het kwaliteitsplan, en - indien van toepassing – op welke onderdelen de instelling zich zou kunnen ontwikkelen. In het kwaliteitsplan kan de instelling dan vervolgens weer aangeven wat zij met de uitkomsten van de kwaliteitsmonitor heeft gedaan.
De monitor is primair bedoeld als instrument voor zelfevaluatie voor de instellingen zelf, en kan bijdragen aan de ontwikkeling van de (advocatuurlijke) cursussen die de instelling organiseert. Voorts kan de kwaliteitsmonitor ook worden ingezet als toetsingsinstrument voor de Orde.
Met het nieuwe systeem komen de cursusadministratie, de cursuswijzer en de audit te vervallen. Via de website van de Orde is voortaan een zoekmachine beschikbaar waar erkende instellingen informatie kwijt kunnen over hun cursusaanbod. Advocaten kunnen op deze manier makkelijk aan informatie over het cursusaanbod van een erkende instelling komen. In artikel 2, tweede lid, onderdeel a wordt gesproken van een bij een aparte opleidingsafdeling ondergebrachte kernactiviteit. De opleidingsafdeling zou duidelijk herkenbaar moeten zijn als aparte unit binnen de instelling. Voor cursisten zou de afdeling altijd goed bereikbaar moeten zijn, en er zou minstens één duidelijk aanspreekpunt moeten zijn. Binnen de instelling zou er een hoofdverantwoordelijke voor opleiding moeten zijn, die de opleidingsafdeling van input voorziet. Op een advocatenkantoor zou dit bijvoorbeeld een partner kunnen zijn die opleiding in zijn/haar portefeuille heeft. Binnen het kantoor is er minstens één medewerker die zich bezighoudt met werkzaamheden rondom de uitvoering van de opleiding (planning, aanwezigheidsregistratie, evaluatie etc.). Deze medewerker heeft als hoofdtaak opleiding in het kader van de vakbekwaamheid. Dit hoeven overigens niet de enige werkzaamheden van deze medewerker te zijn, e.e.a. kan gecombineerd worden met werkzaamheden voor opleiding van bijvoorbeeld ondersteunend personeel, of andere werkzaamheden. De werkzaamheden voor opleiding in het kader van de vakbekwaamheid zouden goed moeten kunnen worden afgebakend van eventuele andere werkzaamheden. De medewerker wordt vervangen bij afwezigheid. 5
In het kwaliteitsplan dat de instelling voor erkenning moet indienen, zou de instelling moeten beschrijven welke plaats de opleidingsafdeling inneemt in de organisatie, hoe de afdeling is georganiseerd, en hoe de werkzaamheden rondom opleiding zijn vormgegeven, zodat duidelijk wordt dat de afdeling opleiden als kernactiviteit heeft. Hierbij kan gedacht worden aan het opnemen van (delen van) het jaarplan van de opleidingsafdeling in het kwaliteitsplan.
Anders dan voor de commerciële instellingen is het bepaalde omtrent de klachtenregeling niet van toepassing op het advocatenkantoor als erkende instelling daar de afnemers van het onderwijs veelal beperkt zullen zijn tot de medewerkers van het kantoor behorend tot de doelgroepen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel h.
In artikel 6 Regeling vakbekwaamheid is bepaald dat de Algemene Raad voor erkenning in het kader van deze regeling toetst of de instelling daadwerkelijk onderwijs verzorgt dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering van advocaten ten goede komt. Onderwijs ten behoeve van de praktijkuitoefening kan ofwel vakinhoudelijk/juridisch onderwijs zijn ofwel onderwijs op het gebied van beroepsvaardigheden. Onderwijs ten behoeve van de praktijkvoering ligt doorgaans op het gebied van de organisatie van de juridische dienstverlening.
6