Virtuele wereld
Reëel recht foto: Nmedia - Fotolia.com
invirtuele een wereld T
ientallen miljoenen mensen leven online een tweede leven in een virtuele wereld. Ze vervullen opdrachten of strijden met elkaar in spelletjes als World of Warcraft, waaraan wereldwijd meer dan tien miljoen deelnemers meedoen. Ook zijn er de sociale virtuele omgevingen, met als bekendste voorbeeld Second Life, waar particulieren en bedrijven via zelfontworpen alter ego’s – avatars – converseren en creëren. Second Life bleek een hype. “Maar het fenomeen virtuele wereld is dat niet”, zegt Bart Schermer. Schermer is universitair docent bij eLaw@Leiden bij de Universiteit Leiden en medeoprichter van een consultancykantoor gespecialiseerd in internet en IT-strategie, beleid en recht. “Veel mensen zien virtuele werelden nog als een spel. Toch zullen we er serieus naar moeten blijven kijken.”
Nieuw wetboek Net als in de echte wereld kunnen ook gebruikers van virtuele werelden hun investeringen kwijtraken. Auteursrecht- en merkinbreuken vinden in virtuele werelden als Second Life op grote schaal plaats. Bestaande merken worden er in virtuele vorm aangeboden, vaak zonder dat de merkaanbieder zelf actief is. Twee Second Life ondernemers startten onlangs een proces tegen de producent, Linden Lab, omdat hij gebruikers toestaat knockoffs van hun virtuele producten te verkopen, zoals van kleding en geslachtsorganen. Daarmee maakt hij inbreuk op hun intellectuele eigendomsrechten, vinden ze. “Naarmate meer mensen zich in virtuele werelden begeven, wordt schending van intellectuele eigendoms-
rechten een steeds groter probleem”, voorspelt Arno Lodder, universitair hoofddocent IT & recht bij de Vrije Universiteit in Amsterdam. Behalve intellectuele eigendoms- en strafrechtelijke kwesties spelen ook vragen over grond- en consumentenrechten. De vraag rijst of wet- en regelgeving uit de fysieke wereld ook in virtuele werelden toe te passen is. “In het algemeen wel”, zeggen Lodder en Schermer. Schermer: “Toen het internet kwam dacht men eerst dat daarvoor een heel nieuw wetboek nodig was. Gaandeweg bleek de huidige wet- en regelgeving goed toepasbaar. Hetzelfde geldt voor online virtuele werelden.” Wel zullen de rechtsvragen zich uitbreiden, verwacht hij. “Een bedrijf wil beslag leggen op virtuele goederen van een andere onderneming. Hoe waardeer je die goederen? Dat zijn de vragen van de toekomst.” Ook volgens Serge Zwanen, partner bij de praktijkgroep Technologie, media en procesrecht van Loyens & Loeff, maakt het weinig verschil of een inbreuk op een recht in de off line wereld of in een virtuele wereld wordt gemaakt. “Er zit uiteindelijk altijd een ondernemer of particulier achter die kan worden aangesproken. Ook als de inbreuk over de grenzen is gepleegd. Zit er een Chinees bedrijf achter, dan schakel je een Chinese advocaat in.”
Virtuele diefstal Dat bestaand recht zich laat toepassen in de virtuele wereld bewees de rechtbank in Leeuwarden in oktober 2008. De rechter veroordeelde twee jongens van veertien en vijftien jaar tot een taakstraf van 160 en 200 uur en een voorwaar-
Naarmate de virtuele wereld meer vervlochten raakt met de fysieke wereld ontstaan meer geschillen en komt het recht om de hoek kijken. Maar welk recht? Volstaat onze reële rechtsorde, of is aanvullend ‘virtueel’ recht nodig? door Alieke Bruins
74
nr. 1 – 2010
074-082_MR0110_ART-Virtuee 74-75
nr. 1 – 2010
nr. 1 – 2010
nr. 1 – 2010
75
13-01-2010 11:07:27
Arno Lodder Arno Lodder is als universitair hoofddocent IT & recht verbonden aan het Computer/Law Institute van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij is coördinator van de afstudeerrichting IT en Recht en programmaleider van het IT en recht onderzoek. Hij doet onderzoek naar het recht rond de elektronische handel, juridische argumentatie en op het snijvlak van beide: online geschillenoplossing. In de zomer van 2003 richtte hij het Centre for Electronic Dispute Resolution (CEDIRE) op. Dit richt zich op juridische en technische aspecten van technologiegebruik bij geschillenoplossing. Lodder is bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor IT & Recht. Hij publiceerde meer dan twintig boeken, waaronder Recht rond elektronische handtekeningen, Information Technology and Lawyers, Recht in een virtuele wereld, Filteren van kinderporno op internet, Recht in online reality, Jurisprudentie Internetrecht en Technology enhanced dispute resolution.
ontstaan, die niet in alle opzichten kan worden afgedaan als louter illusie, ten aanzien waarvan het plegen van strafbare feiten niet mogelijk zou zijn.” Ook de Amsterdamse rechtbank sprak zich uit in een strafrechtelijke zaak, in april dit jaar. De zaak, die wereldwijd werd gevolgd, ging over computervredebreuk en diefstal van virtuele goederen binnen het online computerspel Habbo hotel. Zodra een gebruiker een Habbo-karakter heeft aangemaakt, kan hij door dit virtuele hotel rondlopen, mensen ontmoeten, chatten en een kamer inrichten met zijn favoriete meubels. Eind 2007 namen jongens digitale meubels weg uit kamers van anderen. Diefstal, oordeelde de jeugdrechter. Daarnaast veroordeelde hij de jongens voor computervredebreuk. De rechter vond dat met het alsmaar groeien van het belang en de afhankelijkheid van internet in de samenleving gebruikers daarvan veilig gebruik moeten kunnen maken. Hij veroordeelde de jongens tot werkstraffen van zestig en dertig uur. “De overheid zal eerder tegen strafbare gedragingen optreden naarmate er meer mensen aan virtuele werelden zullen deelnemen”, verwacht Lodder. “Het maatschappelijk belang wordt groter.”
Overheidsingrijpen delijke gevangenisstraf van één en twee maanden. Ze hadden een dertienjarige RuneScape-speler mishandeld en hem onder dreiging van een mes beroofd van zijn virtuele rijkdom. Het slachttoffer had veel tijd gestoken in het spel, zijn account was daardoor van grote waarde. De advocaten van de twee jongens stelden dat er geen sprake van diefstal was, omdat het niet om tastbare goederen ging. De rechter volgde hen daarin niet. Met deze eerste veroordeling voor virtuele diefstal had Nederland een primeur. “Een bijzondere uitspraak”, zegt Lodder. “De meeste landen erkennen diefstal van virtuele goederen niet.” In hoger beroep heeft het Hof Leeuwarden onlangs bevestigd dat sprake is van diefstal van een goed, als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof overweegt “dat als gevolg van de digitalisering van de maatschappij een virtuele realiteit is
De vraag is wel in hoeverre we de regels uit de fysieke wereld binnen virtuele werelden willen toepassen, meent Lodder. “Dit hangt onder meer af van de aard van de virtuele wereld en wie eraan deelneemt.” Daarmee belanden we in een discussie die ook in de fysieke wereld speelt. Wat is in een virtuele wereld toelaatbaar? In hoeverre moeten fascisme, racisme, seksisme, intolerantie en geweld daar worden geaccepteerd? Wanneer is er sprake van strijd met (grond) rechten? Vanzelfsprekend zijn er uitingen of gedragingen die ook in een virtuele wereld de grenzen van toelaatbaarheid overschrijden. Anderzijds zijn virtuele werelden relatief besloten. En in de beslotenheid van de huiselijke kring is er veel mogelijk. Als iemand wil, mag hij wellicht best thuis achter de gordijnen in zijn zelf gemaakte nazi-pak rondlopen en fascistische kreten slaken. Maar moet een
“Een bedrijf wil beslag leggen op virtuele goederen van een andere onderneming. Hoe waardeer je die goederen?”
76
nr. 1 – 2010
074-082_MR0110_ART-Virtuee 76
nr. 1 – 2010
13-01-2010 11:07:28
De reactie op eventueel ontoelaatbaar gedrag zal allereerst van m edespelers of spelaanbieders moeten komen virtuele wereld worden geaccepteerd, die speciaal voor mensen met zulke behoeften is ontwikkeld? “Men moet zich steeds realiseren dat een veroordeling in de buurt kan komen van strafbaarstelling van gedachten”, zegt Lodder. Wie internet gebruikt, kiest “welbewust een medium met een groot potentieel publieksbereik”, zei het Amsterdamse hof onlangs in een zaak waarin een man grove beledigingen op een openbaar internetforum gepubliceerd had over zwarten, vrouwen en joden. Het hof veroordeelde hem tot een voorwaardelijke boete van 900 euro met een proeftijd van twee jaar. Toegang tot de gewraakte site was niet met een wachtwoord beveiligd en de schrijver had er zelf op gewezen dat de site als openbaar bedoeld was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat geen sprake was van opzettelijke discriminatie, omdat de man zijn uitlatingen niet echt in het openbaar zou hebben gedaan maar op een moeilijk te vinden website. Wie daarop wilde reageren moest zich bovendien registreren, stelde de rechtbank. De schrijver mocht er daarom van uitgaan dat hij alleen een groep gelijkgestemden zou bereiken. De reactie op eventueel ontoelaatbaar gedrag zal allereerst van medespelers of spelaanbieders komen, stellen Lodder en Jacob van Kokswijk in hun rapport Virtuele werelden en regulering, dat zij in juni 2008 uitbrachten in opdracht van het Rathenau Instituut. Pas als een producent niet optreedt of het een op zichzelf staande wereld betreft speelt de vraag of de overheid moet ingrijpen, stellen zij. Ook bij terrorismebestrijding rijst de vraag wanneer overheidsingrijpen gerechtvaardigd is, en in welke mate. Virtuele werelden kunnen worden gebruikt als platform voor terroristische activiteiten. Een hard bewijs dat dit daadwerkelijk gebeurt, is er nog niet, zegt Lodder. Maar duidelijk is dat de overheid gedrag in virtuele werelden wil monitoren. “De indruk bestaat dat de overheid veel actiever in het virtuele domein is dan vooralsnog naar buiten is gekomen”, stellen Lodder en Van Kokswijk. Zo gaf de Amerikaanse overheid vorig jaar toe dat zij de mogelijkheden onderzoekt om datamining technieken in te zetten in goedbezochte virtuele werelden. Met de potentiële overheidstoegang wordt het steeds makkelijker voor inlichtingendiensten om data te verzame-
78
nr. 1 – 2010
074-082_MR0110_ART-Virtuee 78
len. Het gevaar van inbreuk op grondrechten van burgers ligt op de loer. “Besluit een overheidsinstantie tot vervolging over te gaan, dan is dit doorgaans niet eenvoudig”, zegt Lodder. “In virtuele werelden is het in de regel lastig te achterhalen met wie je te maken hebt. Zelfs als gebruikers moeten inloggen met hun burgerservicenummer – waar ik overigens geen voorstander van ben, maar wat in sommige landen verplicht is – lost dat niet veel op, want ook daarmee kan worden gesjoemeld.” Ook als duidelijk is wie achter een avatar zit, is vervolging niet zonder meer mogelijk. Lodder: “Als blijkt dat een Nederlander een avatar gebruikt
Bart Schermer Bart Schermer is universitair docent bij eLaw@Leiden, het Centrum voor Recht in de Informatiemaatschappij van de Universiteit Leiden. Daarnaast is hij partner/medeoprichter van Considerati, een public affairs en juridisch adviesbureau voor nieuwe technologie en nieuwe media. Hij houdt zich bezig met de onderwerpen privacy, auteursrecht en de regulering van virtuele werelden. Schermer is als fellow verbonden aan het E. M. Meijers Instituut voor Rechtswetenschappelijk Onderzoek, en is interimvoorzitter van de United Nations CEFACT Legal Group. Als redacteur schrijft hij voor het Tijdschrift voor Internetrecht. In 2007 promoveerde hij op het proefschrift Software agents, surveillance, and the right to privacy: a legislative framework for agent-enabled surveillance. Daarin onderzocht hij in hoeverre het huidige juridische kader voor de bescherming van de privacy en vrijheid van burgers is toegerust om met de effecten van software agenten in de opsporing om te gaan. Afgelopen jaar nam Schermer met Van Doorne Advocaten en het ministerie van Economische Zaken deel aan een project ter ondersteuning van de implementatie van de e-commerce-richtlijn in Turkije.
nr. 1 – 2010
13-01-2010 11:07:28
Virtuele wereld
binnen een virtuele wereld van een buitenlandse producent, dan is diens medewerking nodig om privacygegevens prijs te geven. Vooral Amerikaanse aanbieders zullen niet snel meewerken. In Amerika wordt aan de vrijheid van meningsuiting bijzonder veel belang gehecht.”
Magic circle Hoewel het aantal deelnemers aan virtuele werelden groeit en daarmee ook het aantal inbreuken op rechten, is er weinig jurisprudentie. Een rondje bellen met een aantal IE-advocaten leert dat zij niet of zelden met ‘virtuele’ vragen worden geconfronteerd. Serge Zwanen van Loyens & Loeff: “Een cliënt benaderde me eens vanwege een merkinbreuk in een game. Ik schreef een sommatiebrief, de inbreukmaker paste een en ander aan en daarmee was de zaak opgelost.” Procedures zijn er dan ook, zeker in Nederland, niet veel gevoerd. Schaamte speelt hierbij een rol, denkt Schermer. “Een gebruiker stapt niet snel naar de rechter om te vertellen dat
zijn virtuele bed is gestolen. En procederen is kostbaar. Wil een gebruiker de identiteit van een schender achterhalen, dan zal hij daar in het algemeen veel geld en tijd in moeten steken. De economische waarde van virtuele objecten is bovendien meestal klein. Maar naarmate de virtuele wereld meer vervlochten raakt met de fysieke wereld, bijvoorbeeld door de uitwisseling van geld en doordat meer bedrijven er vestigingen openen, zullen er meer geschillen ontstaan.” Het gebrek aan jurisprudentie komt volgens Schermer ook doordat aanbieders hun zaken redelijk goed hebben geregeld. Het uitgangspunt bij virtuele werelden is om zoveel mogelijk zaken en belangen daar – via de zogenoemde Magic Circle – zelf op te lossen. Producenten bepalen in een overeenkomst met de deelnemer welke rechten en plichten er over en weer bestaan. Aangezien zij de virtuele wereld zelf creëren, beheren en veelal ook exploiteren, kunnen zij vrijwel altijd effectief ingrijpen. Lodder: “Zolang ze niet worden teruggefloten, is er geen reden het anders te gaan
Een virtueel kantoor midden in de oceaan. De voorganger van advocatenkantoor Eversheds Faasen, Faasen & Partners, haalde hiermee in 2008 de publiciteit. Bij wijze van experiment had het kantoor een vestiging geopend in Second Life. Deze bestond uit een carrière-eiland, een kantooreiland en een presentatie-eiland. Bezoekers konden een rondvaart maken met een zeilboot waar dolfijnen en walvissen omheen zwemmen. Ze konden zelfs een stukje meevaren op de rug van een walvis. De vestiging was gebouwd als ontmoetingsplek, waar kantoormedewerkers op
Gerrit-Jan Zwenne
De advocatuur en de virtuele wereld
een andere manier in contact konden komen met studenten en klanten. Sinds Eversheds Faasen is toegetreden tot Eversheds International ontplooit het kantoor geen activiteiten meer binnen Second Life of andere virtuele werelden. “Een advocatenkantoor binnen Second Life is ook niet erg spannend”, zegt Gerrit-Jan Zwenne, partner bij advocatenkantoor Bird & Bird in Den Haag en universitair hoofddocent bij eLaw@Leiden van de Universiteit Leiden. “Het gaat vaak om uitgestorven werelden.” Van een platform als Second Life is hij geen groot voorstander, maar virtuele werelden in het algemeen bieden volgens hem reële mogelijkheden voor zowel overheid als bedrijfsleven. “Zo heeft Bird & Bird verschillende multinationals geadviseerd over de aanschaf en het gebruik van specifieke toepassingen, waarin spelscenario’s kunnen worden uitgetest en mensen worden getraind.” Maar waar vooral veel interessant werk voor de advocatuur te doen is, zijn de games, vindt hij. “Zo is de War of Warcraft-industrie onvoorstelbaar groot geworden. Er worden winstmarges behaald die die van een gemiddelde Hollywoodfilm overstijgen.” Advocaten zijn nog onvoldoende doordrongen van de gevolgen hiervan, meent hij. “Vooral het monetaire aspect is interessant. Virtuele objecten vormen een code, maar deze programmeertaal heeft wel een bepaalde waarde. Zo heeft de Linden dollar uit Second Life ook in het dagelijkse leven economische waarde. In China verzamelt een grote groep mensen bedrijfsmatig enthousiast punten en items binnen War of Warcraft, zoals zwaarden of helmen. Luiere deelnemers in het rijkere Westen nemen die over. Daarmee is een heuse economie ontstaan.” Zwenne maakt een vergelijking met de mobiele telefoonindustrie. “Bij een beltegoed op een simkaart rijzen vragen over kredietverstrekking. In het kader van de OV-chipkaart speelt hetzelfde. Deze kwesties komen ook binnen virtuele werelden meer en meer voor. Een bijkomend probleem bij virtuele werelden is dat zij zich niet binnen één jurisdictie laten vangen.”
nr. 1 – 2010
074-082_MR0110_ART-Virtuee 81
nr. 1 – 2010
81
13-01-2010 11:07:28
doen. Maar het gaat hen uiteindelijk om de inkomsten. Zouden er gebruikers weggaan vanwege de voorwaarden, dan denken ze wel na over verandering. Maar komt het dan tot een rechtszaak, dan wordt er, zeker in de Verenigde Staten, vaak geschikt.” Ook spelers onderling komen er in het algemeen zelf wel uit, concludeert Schermer. “Via zelfregulering en zogeheten ‘netiquette’ lossen zij in 99 van de honderd gevallen kwesties zelf op.”
Zwarte en grijze lijst Hoewel de macht van producenten groot is, zijn er niettemin grenzen aan. Dit bleek uit een Amerikaanse rechtszaak uit 2007. Een speler, Marc Bragg, werd uit Second Life geweerd en verloor daarmee zijn virtuele bezittingen. Hij spande een rechtszaak aan tegen producent Linden Lab. De zaak ging primair om bezit binnen een virtuele wereld en hoever het eigendomsrecht hier strekt. Daarnaast waren de verstrekkende spelvoorwaarden onderwerp van het geschil. Op basis van de spelvoorwaarden van veel virtuele werelden is het namelijk mogelijk om uit het spel te worden gezet “for any reason or no reason at all”. Tot een eindoordeel kwam het niet. Wel kwam er een tussenuitspraak. Daarin schoof de rechter de arbitrageclausule terzijde. Hij achtte een deel van de overeenkomst onverbindend. Hoewel de geplande zitting niet doorging – er werd geschikt – werd duidelijk dat bezittingen die in een virtuele wereld op legitieme wijze zijn vergaard niet zonder meer van iemand kunnen worden afgenomen, ook al bedingen spelvoorwaarden dit wel.
De zaak staat niet op zichzelf. Lodder: “Producenten hanteren regelmatig voorwaarden die in strijd zijn met de grijze en zwarte lijst bij algemene voorwaarden uit ons Burgerlijk Wetboek. Deelnemers uitsluiten zonder daarvoor een reden te geven is een onredelijk bezwarend beding. Stel dat je in Second Life een schildersatelier hebt ingericht met prachtige ezels en paletten om cursisten in de schilderskunst te onderrichten, en van de ene op de andere dag is je account afgesloten. Dan komen er mogelijk ook grote financiële belangen bij kijken.” Schermer: “Stel dat Linden Lab morgen zegt: ‘We doeken Second Life op.’ Hebben de spelers dan een poot om op te staan? Dit soort vragen toont aan dat de discussie over de macht van producenten nog niet is uitgekristalliseerd.” Aanbieders zouden meer rekening moeten houden met de belangen van deelnemers, vindt Lodder. Een beroepsweg naar onafhankelijke arbitrage of mediation lijkt gewenst.
Voorlichting Anderzijds hebben ook gebruikers hun verantwoordelijkheid. Ze zouden zich beter moeten realiseren wat zij tekenen voordat zij een virtuele wereld betreden, vindt Schermer. “Ze moeten ook goed beseffen dat een virtuele wereld niet los staat van de echte. Als men er achter komt dat jij achter een bepaalde avatar zit, kun je ook in het echte leven op je gedrag worden afgerekend.” Voorlichting is dan ook belangrijk, vinden hij en Lodder, en moet al op basisscholen beginnen. Lodder: “De overheid zou hier met een voorbeeld als Habbo hotel meer aan kunnen doen.”
“Een gebruiker stapt niet snel naar de rechter om te vertellen dat zijn virtuele bed is gestolen”
82
nr. 1 – 2010
074-082_MR0110_ART-Virtuee 82
nr. 1 – 2010
13-01-2010 11:07:29