Receptive multilingualism De inzet van gesprekstechnieken
BA- scriptie Interculturele communicatie
| Universiteit Utrecht
Rike Weeda
| 3670619
Blok 1
|21 maart 2012
Begeleider
| dr. J. ten Thije
Voorwoord Voor u ligt mijn bachelorscriptie interculturele communicatie. Een scriptie die met veel plezier is gemaakt. Een werkstuk waarmee een zeer leerzame periode is afgerond. Het was voor mij de eerste keer om een dergelijk stuk alleen te schrijven, spannend, maar bovenal ontzettend uitdagend! Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om mijn begeleider Dhr. Ten Thije te bedanken. Zijn grote kennis van het interculturele vakgebied, zijn humoristische benadering om kennis over te dragen en zijn ongekende enthousiasme hebben ervoor gezorgd dat het een zeer boeiende periode bleef. Daarnaast wil ik mijn groepsgenoten Larissa Versloot, Niels van den Heuvel en Sharon van der Duine bedanken. De wekelijkse sessies om van gedachte te wisselen over het onderzoek of om de problemen te bespreken waar je persoonlijk tegen aanliep, waren voor mij zeer waardevol. Tot slot wil ik mijn familie, vrienden en kennissen van de basketballclub bedanken. Super dat jullie hebben meegewerkt aan het experiment of dat jullie met me van gedachte wilden wisselen als ik het soms even niet meer wist. Veel plezier met het lezen van mijn bachelorscriptie over luistertaal, ik heb er in ieder geval van genoten:
“Slim om eerst te bepalen hoe we allebei naar de plattegrond kijken Bei der Runden? Eg: eh…de blauwdruk…de/ hoe we naar eh….toekijken Aaaah, da’s essen! Ehm…..in dem raum wo das essen ist? Nee, nee, nee……ik geloof niet dat je me begrijpt.”
2
Inhoud 1.
Introductie ..................................................................................................................................5
2.
Theoretisch kader .......................................................................................................................6 2.1 Het gebruik van luistertaal ........................................................................................................6 2.3 Verschillende benaderingen geïntegreerd .................................................................................6 2.2 Karakteristieken van luistertaal .................................................................................................7 2.4 Overeenstemming bereiken ......................................................................................................8 2.5 Gesprekstechnieken in meertalige communicatie......................................................................9 2.6 De invloed van taalniveau....................................................................................................... 10
3.
Onderzoeksvraag en hypothese ................................................................................................ 11
4.
Methode ................................................................................................................................... 12 4.1 Onderzoeksopzet .................................................................................................................... 12 4.2 Opzet experiment ................................................................................................................... 13 4.3 Instrumenten .......................................................................................................................... 13 4.3.1 Plattegrond ...................................................................................................................... 13 4.3.2 Instructie .......................................................................................................................... 13 4.3.4 C-test ............................................................................................................................... 14 4.3.4 Programmatuur ................................................................................................................ 14 4.4 Deelnemers............................................................................................................................. 14 4.5 Onderzoeksprocedure ............................................................................................................. 15 4.6 Betrouwbaarheid en validiteit ................................................................................................. 15
5.
Resultaten en conclusie ............................................................................................................. 16 5.2 Indeling taalniveau ................................................................................................................. 16 5.2 Onderzoeksvraag 1: gebruikte technieken ............................................................................... 18 5.3 Onderzoeksvraag 2: gebruikte technieken en het taalniveau .................................................. 20 5.3.1 Gebruikte technieken bij het lage taalniveau .................................................................... 21 5.3.2 Gebruikte technieken bij het gemiddelde taalniveau ........................................................ 22 5.3.3 Gebruikte technieken bij het hoogste taalniveau .............................................................. 23 5.4 Conclusie................................................................................................................................. 23
6.
Discussie en aanbeveling ........................................................................................................... 24
7.
Bronnenlijst............................................................................................................................... 25
8. Bijlagen ......................................................................................................................................... 26 8.1 Extra regels voor gesprekstechnieken in EXMARaLDA .............................................................. 26 8.2 Plattegronden ......................................................................................................................... 27 3
8.3 Instructies ............................................................................................................................... 28 8.4 Vragenlijsten ........................................................................................................................... 31 8.5 C-testen .................................................................................................................................. 38 8.6 Bevestigingsmail...................................................................................................................... 41 8.7 Dataset SPSS ........................................................................................................................... 42
4
1. Introductie De wereld wordt steeds groter, grenzen vervagen, verre landen komen dichterbij. Mensen werken gemakkelijker in een ander land door het bestaan van internationale bedrijven (en vice versa). Al deze dingen zorgen ervoor dat er nieuwe manieren van communicatie worden ontwikkeld. Lingua Receptiva is hier één van, dit wordt ook wel luistertaal genoemd. Lingua receptiva (LaRa) is the ensemble of those linguistic, mental, interactional as well as intercultural competences which are creatively activated when listeners are receiving linguistic actions in their “passive” language or variety. The essential point is that speakers apply additional competencies in order to control the ongoing process of understanding.”1 Allereerst wordt stilgestaan bij de definitie van luistertaal (2). Vervolgens wordt er bekeken wanneer luistertaal wordt ingezet (2.1) en worden de verschillende benaderingen geïntegreerd (2.2). Daarna worden de karakteristieken van luistertaal beschreven (2.3) en wordt er beschreven hoe je overeenstemming kunt bereiken in een gesprek (2.4). Hierna volgt een beschrijving van de verschillende gesprekstechnieken bij meertalige communicatie (2.5) en erna wordt de invloed van het taalniveau bij meertalige communicatie besproken ( 2.6). Vervolgens leidt dit tot het volgende hoofdstuk (3) waarin de centrale onderzoeksvraag en de verschillende hypothese worden beschreven. Daarna wordt in het volgende hoofdstuk (4) de onderzoeksmethode beschreven. Allereerst wordt stilgestaan bij de onderzoeksopzet (4.1), daarna wordt de opzet van het experiment beschreven (4.2), vervolgens worden de gebruikte instrumenten beschreven (4.3), hierna volgt een beschrijving van de deelnemers (4.4) en volgt een beschrijving van de onderzoeksprocedure (4.5). Daarna eindigt de methode van onderzoek met een beschrijving van de betrouwbaarheid en validiteit (4.6). Hierna volgt een hoofdstuk met de resultaten en conclusie (5), waarin in de eerste paragraaf wordt stilgestaan bij de indeling op taalniveau (5.1), in de volgende paragraaf bij onderzoeksvraag één: gebruikte technieken (5.2) en in de volgende paragraaf wordt onderzoeksvraag twee: gebruikte technieken en het taalniveau bekeken (5.3). Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de conclusie (5.4). In het volgende hoofdstuk volgt de discussie en aanbeveling (6), om vervolgens in het hierna volgende hoofdstuk af te sluiten met een bronnenlijst (7). De pagina’s erna bevatten de bijlage (8) waarin de extra regels voor gesprekstechnieken in EXMARaLDA zijn terug te zien (8.1), de gebruikte plattegronden zijn te bekijken (8.2), de instructies (8.3), de gebruikte vragenlijsten (8.4), de C-testen (8.5), de bevestigingsmail (8.6) en de dataset uit SPSS (8.7).
1
Rehbein, ten Thije en Verschik 2012, blz.3
5
2. Theoretisch kader Lingua Receptiva (LaRa) ofwel luistertaal is een variant van meertalige communicatie, waarbij deelnemers een andere taal, dan die van hun gesprekspartner gebruiken en elkaar toch begrijpen, zonder dat daarbij een andere (derde) taal wordt ingezet. Het gaat om een vorm van communicatie, waarin personen met een verschillende talige en culturele achtergrond elk hun eigen taal blijven spreken, maar voldoende receptieve vaardigheid in de taal van de ander hebben om deze in zijn of haar eigen taal te kunnen verstaan.2
2.1 Het gebruik van luistertaal Het gebruik van luistertaal is een effectieve methode voor meertalige omgevingen en zorgt daarnaast ook voor culturele diversiteit.3 Verder kan luistertaal als een efficiënte wijze van verstandhouding uitkomst bieden, wanneer het Engels als lingua franca niet mogelijk is. Ieder spreekt zijn eigen taal en verstaat tóch de ander.4 Luistertaal wordt voornamelijk gebruikt bij nauw verwante taalfamilies.5 Mensen die in een grensgebied wonen, bijvoorbeeld Nederland en Duitsland. Zij kunnen elkaar verstaan, ondanks dat ze ieder in hun eigen moedertaal blijven spreken. In deze grensoverschrijdende communicatie, wordt receptieve meertaligheid meer gebruikt dan het locale dialect. 6 Verder blijkt uit onderzoek van het Goethe Institut in Amsterdam, dat daar de Nederlandse en Duitse collega’s in een taalteam op deze LaRa manier communiceren. Uit een gespreksanalyse van dit gebruik van luistertaal door Ribbert & Ten Thije in 2007, blijkt dat in een Duits – Nederlandse setting in institutionele context LaRa effectief is. De auteurs wijzen er echter op dat dit in de betreffende situatie aan een verschillende factoren heeft kunnen liggen, bijvoorbeeld een hoge competentie in de taal van de ander en de periode dat de gesprekspartners met elkaar samenwerkten.7 Beerkens (Ibid.) heeft tien casestudies bestudeerd, waarin gebruik werd gemaakt van luistertaal. Deze gesprekken waren Nederlands – Duits en vonden plaats in een institutionele context in het Euregiogebied van het Nederlands – Duitse grensgebied. Dit gebied bestaat uit de omgevingen rond de steden Enschede, Münster en Osnabrück. Ook zij concludeert dat LaRa werkt in een Nederlands – Duitse omgevingen in verschillende typen organisaties (Ibid.).
2.3 Verschillende benaderingen geïntegreerd De hoofdzaak van luistertaal wordt besproken vanuit communicatieve, psycholinguïstieke en taalpsychologische benaderingen van meertaligheid. Bij de communicatieve benadering gaat het om de doelgerichtheid van een taal. Het gaat er hier om dat mensen met verschillende talige competenties, een taal gebruiken om effectieve en efficiënte
2
Ten Thije 2010 Rehbein, ten Thije en Verschik 2012 4 Ten Thije 2010 5 Rehbein, ten Thije en Verschik 2012 6 Ten Thije 2010 3
7
Beerkens, 2010 6
communicatie tot stand te brengen. Het gebruiken van een taal zorgt ervoor dat iemand zich kan uitdrukken.8 Bij deze taalpsychologische benadering in meertalige contexten gaat om de bestudering van taalverwerking van de structuren en processen van taalverwerving. Ook de wisselwerking tussen de moedertaal en de bijvoorbeeld tweede taal is van belang. Het zou immers zo kunnen zijn dat de verwerving van een tweede taal wordt beïnvloed door de kennis van onze eerste taal. Hoe mensen een taal gebruiken en opslaan, wordt bestudeerd door de psycholinguïsten. De term psycholingstiek legt de nadruk op de opslag en het gebruik van taalkundige regels en eenheden in talen.9 Bij de psycholinguïstische benadering gaat men er vanuit dat taal op zichzelf een gegeven is.10 Verder gaat deze benadering uit van taalgebruik als informatieverplaatsing. De productie van taal is volgens deze benadering het encoderen van betekenis naar geluid en de begripstest van het decoderen van geluid naar betekenis. Vanuit dit psycholinguïstische perspectief is dit vooral een proces van het kraken van de code, waar de luisteraar geen effect heeft op de stimulus zelf. Ditzelfde geldt voor de spreker.11 Luistertaal integreert psycholinguïstiek, taalpsychologie en communicatieve aanpakken. Hierbij komen meervoudige competenties aan bod. Bijvoorbeeld luistervaardigheden en het kunnen herformuleren van woorden of zinnen. Maar wat gebeurt er nou precies bij gesprekken waarbij luistertaal wordt ingezet? In de volgende paragraaf wordt een omschrijving gegeven van de karakteristieken van luistertaal.
2.2 Karakteristieken van luistertaal Hierna volgen de drie kenmerken van het begrip luistertaal, omschreven door Rehbein, ten Thije en Verschik: 1. Ideologische blokkades kunnen zorgen voor asymmetrisch begrip. De condities waarbij mensen de ene keer met, en de andere keer zonder succes luistertaal gebruiken zijn niet geheel duidelijk. Het is niet symmetrisch. Ook al is een taal nauw verwant, dan nog kunnen er andere redenen zijn, waarom luistertaal opeens niet effectief gebruikt kan worden. Een negatieve houding bijvoorbeeld ten opzichte van het land waar de taal gesproken wordt, kan ervoor zorgen dat een persoon opeens volledig kan blokkeren, terwijl de andere deelnemer aan het gesprek nog steeds actief wil meewerken aan een succesvolle communicatie. Ideologische bedenkingen ten opzichte van een taal en hun sprekers kan er permanent voor zorgen dat er ongelijkheid in het gesprek ontstaat en een succesvolle communicatie hierdoor onmogelijk wordt. 2. Vaardigheid over het trekken van conclusies, die helpen bij het verwerken van tekst en gesprek. Om tijdens een LaRa gesprek de juiste conclusies te kunnen trekken, heb je naast linguïstische kennis van de eigen en gesproken taal (fonologische, morfologische, syntactische en lexicale) ook algemene institutionele kennis van het eigen land en het land van de persoon met wie je spreekt nodig. Verder is er ook kennis nodig over het voeren van 8
Ten Thije 2010 Dijkstra 2007 10 Garrod en Doherty 1994 11 Pickering en Garrod 2006 9
7
gesprekken, bijbehorende patronen, linguïstische kennis van de taalfamilie en van het type taalcontact nodig. Op deze wijze kun je begrijpen wat er gebeurt en de juiste conclusie tijdens een gesprek trekken. 3. Functies en mechanismen van taalgebondenheid Dit punt is zeer belangrijk bij de totstandkoming van meertalige gesprekken. Verschillende talen kunnen op een bepaalde manier met elkaar verbonden zijn, waardoor er een algemene vaste manier van formuleren van spraak is. Een voorbeeld hiervan is het Nederlands en Duits, deze talen zijn op een bepaalde manier met elkaar verbonden. 12 Naast de voorgenoemde karakteristieken gebeurt er nog iets tijdens LaRa gesprekken, gesprekspartners dienen overeenstemming te bereiken om tot succesvolle communicatie te komen. Hierover gaat de volgende paragraaf.
2.4 Overeenstemming bereiken Wanneer mensen met elkaar spreken hebben ze de neiging om hun manier van praten op elkaar aan te passen. Ze laten hun keuze voor taaluitingen op een bepaalde manier samenvallen, ze bereiken overeenstemming over een manier van communiceren. Dit wordt door Branigan, Pickering en Garrod aligment genoemd.13 Het voeren van een gesprek is een gezamenlijke activiteit. De conversatiepartners moeten samenwerken, om dit gezamenlijke begrip te ontwikkelen en om vervolgens tot een manier van overeenstemming te komen om het gesprek tot een succes te laten worden. Aligment is hiervoor fundamenteel. Hiermee krijg je volgens Branigan, Pickering en Garrod een succesvolle communicatie tot stand. Sprekers ontwikkelen tijdens een dialoog eenzelfde soort mentale staat en deze aligment ontstaat als deelnemers aan de dialoog eenzelfde begrip hebben van relevante zaken van de realiteit. Tijdens het gesprek ontwikkelen ze een zo genoemde common groud, op basis waarvan ze het gesprek kunnen voortzetten.14 Het tot overeenstemming komen gaat voor een groot gedeelte onbewust. Mensen passen zich automatisch aan elkaars keus voor woorden, geluiden, grammaticale vormen en betekenissen aan. Deze zogenaamde interactieve overeenstemming, ontstaat door twee gerelateerde redenen: 1. De gespreksdeelnemers gebruiken eenzelfde soort taaluitingen en hebben op eenzelfde wijze begrip van voorstellingen tijdens het spreken en luisteren. 2. De gespreksdeelnemers ontwikkelen een zelfde basis bij het gebruik van voorstellingen tijdens het spreken en luisteren. Dit leidt tot imitatie en imitatie leidt tot overeenstemming van de voorstellingen tussen deelnemers. Interactieve overeenstemming komt tot stand, doordat de spreker bij het formuleren van zijn antwoord de structuur gebruikt die hij zojuist heeft geïnterpreteerd van de luisteraar. De natuur van de mens voor dialoog, ondersteunt de interactieve overeenstemming tijdens gesprekken. Mensen zijn als het ware ontworpen voor dialoog en minder voor monoloog, aldus Garrod en Pickering (2004). Je hebt low-level aligment, waarbij mensen enkel op woorden/ syntax zich op elkaar aanpassen. Elke 12
Rehbein, ten Thije en Verschik, 2012 Branigan, Pickering, Pearson en McLean 2010 14 Bahtina 2011 13
8
spreker genereert spraak naar aanleiding van hetgeen hij zojuist gehoord heeft. Dit doet hij door te luisteren, door semantiek te herhalen en door syntactische vormen te herhalen.15 De analyse bij luistertaal focust zich op de dynamische constructies van gedeelde betekenissen. Volgens Bathina en ten Thije kunnen mensen tijdens een gesprek op verschillende niveaus tot overeenstemming komen, bijvoorbeeld over semantische, syntactische of lexicale punten.16 Verder is er volgens Branigan, Pickering, Pearson en McLean aligment op het niveau van: -
accent, spreeksnelheid, fonetische realisatie en herhaling van woorden structuur in relatie tot de betekenis (dit hangt samen met semantische voorstellingen) woordkeus (het lexicale vlak)17
De overeenstemming op syntactisch niveau is in een conversatie vooral van belang. Syntactische en lexicale overeenstemming leiden tot overeenstemming in het situatiemodel. Met een situatiemodel wordt volgens Pickering en Garrod een schematische representatie van de mentale staat van de spreker weergegeven. Hierin wordt de huidige situatie weergegeven en de daarbij behorende linguïstische kennis die is geactiveerd, wanneer de spreker een taaluiting doet. Als de situatiemodellen van zowel hoorder als spreker sterk overeenkomen, is er sprake van het bereiken van een common ground.18 In de volgende paragraaf worden gesprekstechnieken besproken die tijdens een LaRa gesprek ingezet kunnen worden om tot overeenstemming te komen.
2.5 Gesprekstechnieken in meertalige communicatie Om in LaRa gesprekken overeenstemming te bereiken heeft Bathina (2010) op basis van onderzoek uiteindelijk vier gesprekstechnieken gedefinieerd : Techniek 1 deelnemers bereiken overeenstemming over hun doelen en rollen in het gesprek. Er ontstaat een algemeen begrip in termen van de verzameling van acties en vooringenomen set van handelingen die genomen worden om hun gemeenschappelijk doelen te behalen. Dit wordt een handelingsconstellatie genoemd.19 Techniek 2 deelnemers bereiken overeenstemming hoe zij de omgeving benoemen. Deze techniek is gericht op het behouden van het gemeenschappelijke conceptuele oriëntatie systeem in de tijd en ruimte die tijdens een gesprek noodzakelijk is. Hier gaat het om het afstemmen van een gemeenschappelijk cognitief frame, in de vorige paragraaf werd dit onder het situatiemodel omschreven. Techniek 3 deelnemers bereiken overeenstemming over het gebruiken van kennis die wordt ingezet op de verschillende linguïstische niveaus (semantische, syntactische of lexicale). Deze techniek is erop gericht om het begrip talige realisatie tijdens het gesprek af te stemmen.
15
Garrod en Pickering 2004 Ten Thije en Bathina 2011 17 Branigan, Pickering, Pearson en McLean 2010 18 Pickering en Garrod 2006 19 Ten Thije 2011 16
9
Techniek 4 deze techniek is er pas later bijgekomen en gaat om het checken van begrip bij beide deelnemers.20 Deze bovengenoemde metalinguïstische technieken treden pas in werking wanneer er onbegrip dreigt. Ze worden ingezet door deelnemers aan een gesprek wanneer er preventief of achteraf mogelijk misbegrip besproken wordt.21
2.6 De invloed van taalniveau In LaRa onderzoek van Mangar uit 2011 naar Duits en Nederlands constellaties, is gekeken naar de invloed van het taalniveau (in L2) op de spreeksnelheid. Hieruit is gebleken dat het taalniveau van invloed is op de gemiddelde spreeksnelheid. Uit ander LaRa onderzoek van Voorhout (2010) naar Nederlands Italiaanse constellaties,blijkt ook een verband te zijn gevonden tussen het taalniveau (in L2) en het formuleren van instructies en het formuleren van acceptaties. Dat het taalniveau ook een betekenisvolle rol heeft in LaRa conversaties is een interessante invalshoek. Zouden de gedefinieerde gesprekstechnieken van Bathina wellicht samenhangen met de taalniveaus van de gespreksdeelnemers? Dit nieuwe onderzoek valt dan in een lopend project, waarbinnen een reeks van de bovengenoemde onderzoeken zijn gedaan.
20 21
Bathina 2011 Ten Thije 2011
10
3. Onderzoeksvraag en hypothese Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar de relatie tussen het taalniveau en de inzet van gesprekstechnieken van Bathina tussen Nederlandse en Duitse mensen. In het volgende onderzoek wordt deze relatie nader bekeken, daarvoor zijn de volgende onderzoeksvragen en bijbehorende hypothesen geformuleerd: 1. Door middel van welke van de vier gesprekstechnieken (Bahtina 2010), wordt er in een LaRa interactioneel proces common ground bereikt? H₀ Er wordt in LaRa interactioneel proces geen gebruik gemaakt van alle vier de gesprekstechnieken. H₁ Er wordt in een LaRa interactioneel proces altijd gebruik gemaakt van de vier gesprekstechnieken. 2. Kan er een uitspraak worden gedaan over het taalniveau en het gebruik van de verschillende gesprekstechnieken? Techniek 1 H₀ Er is geen relatie tussen taalniveau en het bereiken van overeenstemming over doelen en rollen. H₁ Er is een relatie tussen taalniveau en het bereiken van overeenstemming over doelen en rollen. Techniek 2 H₀ Er is geen relatie tussen taalniveau en het bereiken van overeenstemming om de omgeving te benoemen. H₁ Er is een relatie tussen taalniveau en het bereiken van overeenstemming om de omgeving te benoemen. Techniek 3 H₀ Er is geen relatie tussen taalniveau en het bereiken van overeenstemming over het gebruiken van kennis die wordt ingezet voor de talige realisatie. H₁ Er is een relatie tussen taalniveau en het bereiken van overeenstemming over het gebruiken van kennis die wordt ingezet voor de talige realisatie. Techniek 4 H₀ Er is geen relatie tussen taalniveau en de wijze waarop begrip gecheckt wordt bij de ander. H₁ Er is een relatie tussen taalniveau en de wijze waarop begrip gecheckt wordt bij de ander.
11
4. Methode Dit hoofdstuk geeft een uiteenzetting van de onderzoekmethode die is gebruikt bij dit experiment. Allereerst wordt er stilgestaan bij de onderzoeksopzet (4.1), vervolgens wordt de opzet van het experiment toegelicht (4.2), daarna worden de gebruikte instrumenten besproken (4.3) , vervolgens worden de deelnemers aan het onderzoek doorgenomen (4.4) , daarna wordt de onderzoeksprocedure besproken (4.5) en als laatste wordt de betrouwbaarheid en validiteit (4.6) besproken.
4.1 Onderzoeksopzet De opzet van dit onderzoek is experimenteel. Hiermee wordt bedoeld dat de onderzoeksvraag wordt getracht te beantwoorden door middel van het uitvoeren van een experiment. Het taalvaardigheidniveau van de sprekers is de onafhankelijke variabele bij dit onderzoek. Met behulp van deze variabel wordt het onderzoek gemanipuleerd en kan er gekeken worden wat het effect van taalniveau is op het gebruik van de verschillende gesprekstechnieken. De afhankelijke variabelen zijn in dit onderzoek de gebruikte technieken die kunnen worden ingezet om overeenstemming te bereiken: Techniek 1 deelnemers bereiken overeenstemming over hun doelen en rollen in het gesprek. Er ontstaat een algemeen begrip in termen van de verzameling van acties en vooringenomen set van handelingen die genomen worden om hun gemeenschappelijk doelen te behalen. Dit wordt een handelingsconstellatie genoemd.22 Een voorbeeld hiervan uit een gesprek is : “Het is nu de bedoeling dat jij naar mij toekomt, hiervoor ga ik je een uitleg geven.” Hierbij geeft de ene gespreksdeelnemer aan de andere heel concreet aan wat de bedoeling is en wat de verwachting is over het verdere verloop. Techniek 2 deelnemers bereiken overeenstemming hoe zij de omgeving benoemen. Deze techniek is gericht op het behouden van het gemeenschappelijke conceptuele oriëntatie systeem in de tijd en ruimte die tijdens een gesprek noodzakelijk is. Hier gaat het om het afstemmen van een gemeenschappelijk cognitief frame, in de vorige paragraaf werd dit onder het situatiemodel omschreven. Een voorbeeld hiervan uit een gesprek is : “Wanneer je van links boven de eerste en dan naar rechts, dan is daar één lange kamer.” Techniek 3 deelnemers bereiken overeenstemming over het gebruiken van kennis die wordt ingezet op de verschillende linguïstische niveaus (semantische, syntactische of lexicale). Deze techniek is erop gericht om het begrip talige realisatie tijdens het gesprek af te stemmen. Een voorbeeld hiervan uit een gesprek is : “Ben je in een kamer of in een gang? Een corridor?” Techniek 4 hierbij gaat om het checken van begrip bij beide deelnemers. Voorbeelden hiervan zijn het herhalen van een taaluiting of vragen om of de ander het begrepen heeft. 23 Een voorbeeld hiervan uit een gesprek is : “Dus het is in het midden van de plattegrond? Bovenin?” Het gebruik van de verschillende gesprekstechnieken wordt per segment van een gesprek geteld met behulp van het programma EXMARaLDA (zie 4.3.4). Elk segment bestaat uit een taalhandeling. Een taalhandeling bestaat uit een set vooringenomen acties om een bepaald doel, wat men voor ogen 22 23
Ten Thije 2011 Bathina 2011
12
heeft onder woorden te brengen. Met taal kun je handelingen verrichten.24 Er worden in elk transcript extra regels aangemaakt per gesprekstechniek, zie bijlage 8.1. Vervolgens worden deze aantallen geteld door de functie ‘count segments’ in het programma, waarna deze aantallen in de dataset van SPSS worden verwerkt (zie 4.3.4). Aangezien de gesprekken verschillende lengtes hebben, dient er nog een verrekening plaats te vinden, zodat je de aantallen van de gesprekstechnieken daadwerkelijk met elkaar kunt vergelijken. Alle gesprekken worden omgerekend naar 5 minuten tijd (= 300 seconden). Dit gaat als volgt. Wanneer gesprekstechniek 2, 15x gebruikt wordt in een gesprek van 12 minuten en 10 seconden (=730 seconden) (15 x 300)/ 730 = 6,2 . Dit wordt toegevoegd aan de dataset van SPSS, zie bijlage 8.6.
4.2 Opzet experiment Dit onderzoek is op dezelfde manier opgezet als dat van Hagemeier en Mangar, dit is door hen eerder ontwikkeld. De Nederlandse en Duitse personen die deelnamen aan het onderzoek diende eerst een vragenlijst en C-test in te vullen en voerden vervolgens een Skype gesprek. De vragenlijst en C-test ontving men per mail en diende om een beeld van het taalniveau om de achtergrond van de deelnemers te krijgen. De opdracht die men tijdens het Skype gesprek diende te doen, was gebaseerd op Garrod & Andersons maze game diologue.25 De opdracht bestond uit twee fases, eerst dienden de deelnemers elkaar te vinden op de plattegrond (punt A) en vervolgens moesten ze naar de andere locatie geraken (punt B). Beide deelnemers beschikten over een andere plattegrond, waardoor ze niet wisten waar de ander zich bevond.
4.3 Instrumenten Hierna volgt een beschrijving van de verschillende middelen die er zijn gebruikt tijdens dit experiment. Dit zijn: de plattegrond (4.3.1), de vragenlijst (4.3.2), de C-test (4.3.3) en de gebruikte programmatuur (4.3.4). 4.3.1 Plattegrond In dit onderzoek is gebruik gemaakt van het doolhof wat Bahtina in 2010 haar onderzoek naar LaRa gesprekken tussen Esten en het Russen heeft gebruikt.26 Het doolhof is wel iets aangepast, zodat het een plattegrond van een ingericht gebouw is geworden. De looprichting en structuur is hetzelfde gebleven, maar de indeling van de ruimtes is aangepast. Bij dit onderzoek is het een plattegrond van een kantoorgebouw geworden. Er zijn twee verschillende plattegronden, één voor deelnemer A en één voor deelnemer B. Deze plattegrond kregen de deelnemers net voor de start van het Skype gesprek met een instructie gemaild. Deze plattegrond diende men te openen in het programma Paint. Tijdens het Skype gesprek diende men de gelopen route mee te tekenen. In bijlage 8.2 zijn de beide plattegronden te zien. 4.3.2 Instructie Zoals hiervoor gezegd, kregen de deelnemers net voor het Skype gesprek de instructie gemaild. Deze informatie bestond uit een PDF met meerder pagina’s, waarin uitgelegd stond wat de bedoeling was. Voor beide deelnemers was de instructie hetzelfde, enkel de taal was anders (Duits, dan wel Nederlands). In deze instructie stond vermeld dat participant A een zakelijk contract diende te tekenen met participant B. Deelnemer A was al een tijd niet meer in het kantoorgebouw geweest en in het pand waren inmiddels al een aantal wijzigingen geweest. Hierdoor was de plattegrond van deelnemer A niet meer actueel. Participant B had de juiste plattegrond, waardoor deze persoon A naar zich kon 24
Oostendorp 2004 Garrod & Anderson 1987 26 Bahtina 2010 25
13
loodsen. In bijlage 8.4 zijn de beide instructies te zien. 4.3.3 Vragenlijst Voorafgaand aan het experiment kregen deelnemers een vragenlijst gemaild. Deze bestond uit vragen overleeftijd, geslacht, opleidingsniveau en vervolgens werden er een aantal vragen gesteld taalervaring: hoeveel talen iemand spreekt, wat de ervaring met de Duitse/ Nederlandse taal is, welke taal de moedertaal is en hoe het niveau van de eigen kennis van de andere taal wordt ingeschat. In bijlage 8.4 zijn de beide vragenlijsten te zien. 4.3.4 C-test Dit is een test waarbij er korte verhalen in een taal geschreven zijn. In deze korte verhalen ontbreken woorden, die de respondent dient in te vullen. De Nederlandse C-test is door Y. Voorhout ter beschikking gesteld, deze test is onlangs gebruikt in het onderzoek naar luistertaal gebruik tussen Italiaanse en Nederlandse personen in 2010. De Duitse C-test is ontwikkeld op basis van de Duitse ctest op de website van het taaldepartement van de Universiteit van Munster. Deze versie is aangepast aan het moeilijkheidsniveau van de Nederlandse c-test. 27 Beide testen bevatten vier teksten en bij elke c-test ontbraken 18 woorden/ woordeinden. De Nederlandse deelnemers ontvingen een Duitse c-test en vice versa. In bijlage 8.5 zijn de beide c-testen te zien. De c-testen werden beoordeeld op het percentage goed ingevulde antwoorden. Als ze een score hadden hoger dan 50% werden ze ingedeeld in high-categorie, hadden ze een score lager dan 50% werden ze ingedeeld in de low-categorie. Deze grove indeling is gehanteerd, zodat er koppels gemaakt konden worden. Vervolgens worden de deelnemers ingedeeld en aan andere personen gekoppeld. Zodat er van de verschillende niveaus koppels ontstonden: high –high, high-low en low-low. Dit is een operationalisatie van de afhankelijke variabele. Deze zijn vervolgens weer onderverdeeld in drie categorieën: 1= laag, 2=gemiddeld en 3= hoog. In hoofdstuk 5.1 is hiervan het resultaat te zien. 4.3.4 Programmatuur De gespreken werden opgenomen met de gratis Mp3 Skype recorder. De plattegronden werden in het programma Paint bewerkt. Voor het transcriberen van de gesprekken is gebruik gemaakt van het programma EXMARaLDA.3 (http://www.exmaralda.org/). De gegevens zijn vervolgens geanalyseerd met het statistische programma IBM SPSS versie 19. Met behulp van dit programma zijn de aantallen omgerekend, opgeteld en zijn de correlaties geanalyseerd.
4.4 Deelnemers In totaal hebben er 40 mensen deelgenomen aan dit experiment. Hiervan zijn er 24 vrouwen en 16 mannen geweest. De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen is 29 jaar. Van de 20 Nederlandse vrouwen waren en 13 vrouwen 7 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 31 jaar. Van de 20 Duitse deelnemers waren er 11 vrouwen en 9 mannen met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar.
27
Hagemeijer en Mangar, 2011
14
4.5 Onderzoeksprocedure Er is met een team van vier onderzoekers, te weten Larissa Versloot, Niels van den Heuvel, Sharon van der Duine en Rike Weeda gewerkt. Hiervoor was de volgende instructie opgesteld: 1. Respondenten benaderen Via e-mail, telefoon of een persoonlijk gesprek de proefpersonen uitnodigen om mee te doen aan het onderzoek. Hierbij nog geen inhoudelijke informatie verstrekken, maar wel een afspraak maken en laten weten hoe lang het onderzoek ongeveer in beslag zal nemen. 2. C-test en vragenlijst mailen De proefpersonen via de e-mail een C-test en vragenlijst toesturen. 3. C-test nakijken en indelen op taalvaardigheidniveau maken Wanneer alle ingevulde C-tests en vragenlijsten binnen zijn, kunnen de proefpersonen in koppels worden ingedeeld (hoog-laag, laag-laag, hoog-hoog). 4. Vaststellen datum en tijd Skype gesprek De proefpersonen ontvangen een e-mail om de datum en tijd van het experiment te bevestigen en om hun Skype naam (zie bijlage 8.5). 5. Aanmelden Skype Meld de participanten aan op Skype. Laat de proefpersonen eerst testen of de Skypeapparatuur werkt; inclusief headset. Test zelf of de Skype recorder goed functioneert. 6. Instructies + plattegrond mailen De deelnemers ontvangen beiden de instructies en plattegrond via de mail of Skype. Vervolgens dienden zij deze aandachtig door te lezen. 7. Laatste check De participanten zullen aangeven of ze op dat punt nog vragen hebben of dat alles duidelijk is. Als beide participanten klaar zijn met het lezen van de instructie en geen vragen meer hebben, gaat het experiment starten. 8. Start experiment Verbind de beide personen aan elkaar op Skype en start vervolgens de Skype recorder. Als onderzoeker blijf je op de achtergrond tijdens het experiment en help ze niet. 9. Einde experiment Stop de recorder wanneer de proefpersonen zijn geslaagd in hun opdracht of als de tijd voorbij is ( zeven minuten). 10. Opslaan Bedank de proefpersonen voor hun medewerking en vraag of zij de plattegrond opslaan en via de e-mail opsturen. Sla vervolgens zelf alle gegevens zorgvuldig op.
4.6 Betrouwbaarheid en validiteit Bij de betrouwbaarheid gaat het om de consistentie van de onderzoeksresultaten, stel dat het onderzoek nogmaals wordt gedaan, zou er dan hetzelfde uitkomen. Als dit het geval is, kan er gezegd worden dat het onderzoek betrouwbaar is. Bij de validiteit gaat het erom dat er gemeten wordt wat je wilt meten of dat er eigenlijk iets anders gemeten wordt. In dit onderzoek is dat getracht door het onderzoeksteam via bovenstaande onderzoeksopzet te laten werken, zodat het onderzoek steeds op eenzelfde manier werd uitgevoerd.
15
5. Resultaten en conclusie In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven en de bijbehorende conclusie beschreven. De data die zijn verkregen door middel van het uitgevoerde experiment. In 5.1 zal eerst worden stilgestaan bij de indeling van het taalniveau. Vervolgens wordt in 5.2 onderzoeksvraag één beschreven en in 5.3 onderzoeksvraag twee. In bijlage 8.7 is de dataset terug te vinden, waarop onderstaande resultaten en conclusies zijn gebaseerd.
5.2 Indeling taalniveau Allereerst dienen alle deelnemers aan het experiment in categorieën te worden ingedeeld, zodat een analyse op de gegevens mogelijk is. In tabel 1 is deze nieuwe indeling zichtbaar. Nummer 1
2
3
4
5
6
7
Gespreksdeelnemers
Percentage C-test
Yuri (NL)
19 %
Stephan (DUI)
0%
Archana (NL)
31 %
René (DUI)
0%
Ysatis (NL)
38 %
Daniel (DUI)
11 %
Lalita (NL)
48 %
David (DUI)
2%
Eduard (NL)
42 %
Katharina (DUI)
26 %
Ferdi (NL)
70 %
Nele (DUI)
0%
Tobias (DUI)
7%
Jannemarij (NL)
Percentage tezamen
Categorie
19
1
31
1
49
1
50
1
68
1
70
1
75
2
68 %
16
8
9
10
11
12
13
14
15
Jayant (NL)
0%
Milena (DUI)
94 %
Christiane (DUI)
59 %
Elly (NL)
45 %
Dirk (NL)
60 %
Katarine (DUI)
49 %
Markus (DUI)
67 %
John (NL)
44 %
Pia (DUI)
79 %
Marloes (NL)
43 %
Inge (NL)
55 %
Stephanie (DUI)
81 %
Corine (NL)
65 %
Felix (DUI)
73 %
Marijn (NL)
44 %
94
2
104
2
109
2
111
2
122
2
136
2
138
3
17
16
17
18
19
20
Tanja (DUI)
95 %
Eva (NL)
80 %
Klaas-Henning (DUI)
63 %
Tarik (NL)
61 %
Patricia (DUI)
88 %
Jorien (NL)
55 %
Susanne (DUI)
96 %
Marion (NL)
69 %
Ellen (DUI)
87 %
Rick (NL)
85 %
Jutta (DUI)
87 %
139
3
143
3
149
3
151
3
156
3
172
3
Tabel 1: Indeling taalniveau gesprekken
5.2 Onderzoeksvraag 1: gebruikte technieken In deze paragraaf wordt eerst stilgestaan bij de vraag door middel van welke gesprekstechnieken (Bahtina 2011) er in een LaRa interactioneel processen common ground bereikt wordt. Hiervoor zijn de volgende hypothesen geformuleerd: H₀ Er wordt in LaRa interactioneel proces niet altijd gebruik gemaakt van alle vier de gesprekstechnieken beschreven door Daria Bathina.
18
H₁ Er wordt in een LaRa interactioneel proces altijd gebruik gemaakt van de vier gesprekstechnieken beschreven door Daria Bathina.
Gesprekstechniek
Aantal LaRagesprekken
1 2 3 4
20 20 20 20
Totaal aantal Minimum (niet omgerekend) aantal 32 440 72 132
0,00 6,16 0,00 1,48
Maximum aantal 5,34 21,13 8,22 11,92
Tabel 1: frequentie gesprekstechnieken
In tabel 1 is af te lezen dat er in totaal twintig waarnemingen zijn geweest. Hiermee worden de twintig LaRa-gesprekken bedoeld uit het experiment dat is uitgevoerd. Vervolgens valt af te lezen hoe vaak een gesprekstechniek is voorgekomen, zo is gesprekstechniek twee het meest is gebruikt (440 keer). Echter zijn deze gegevens vertekend, want de gesprekken hadden verschillende lengtes, waardoor je de aantallen op deze manier niet zou kunnen vergelijken. Zo duurde het langste gesprek bijvoorbeeld 12 minuten en 10 seconden. Terwijl het kortste gesprek na 4 minuten en 54 seconden al was afgerond. Om de gegevens toch met elkaar te kunnen vergelijken zijn de gegevens omgerekend (zie 4.1 voor de omrekenmethode). Vanwege deze omrekenstap van de verschillende lengte van gesprekken naar eenzelfde lengte, zijn er in tabel 1 aantallen met decimalen achter de komma af te lezen. Bij minimum aantal, wordt bedoeld hoe vaak een techniek minstens in een gesprek is voorgekomen. Zo is er af te lezen uit de tabel, dat techniek één en drie niet altijd zijn voorgekomen in gesprekken (minimum aantal 0,00). In sommige gesprekken zijn deze technieken dus niet voorgekomen. Techniek twee en vier zijn wel altijd voorgekomen (minimum aantal 6,16 en 1,48 keer). Bij maximum aantal, wordt bedoeld hoe vaak een techniek maximaal in een gesprek is gemeten. Zo is er af te lezen uit de tabel, dat techniek twee het meeste is voorgekomen (21,13 keer) en dat techniek één het minst vaak is voorgekomen (5,34 keer). Hierdoor kan H₀ worden aangenomen, er wordt in een gesprek niet altijd gebruik gemaakt van alle vier de gesprekstechnieken.
19
5.3 Onderzoeksvraag 2: gebruikte technieken en het taalniveau In deze paragraaf staan we stil bij de vraag of er een uitspraak kan worden gedaan over het taalniveau en het gebruik van de verschillende gesprekstechnieken (Bathina 2011)? Door middel van de correlatietest uit SPSS kan worden vastgesteld of er een zekere lineaire samenhang tussen het taalniveau en de gebruikte gesprekstechnieken is vast te stellen. De meest gebruikte correlatiecoëfficiënt is die van Karl Pearson. Bij een correlatiecoëfficiënt van +1 of -1 betekent dat er een lineair verband is, tussen de beide variabelen. Dit betekent dat de ene variabele volledig uit de andere is te herleiden via een lineaire relatie. Bij een correlatiecoëfficiënt van 0,0 tot– 0,2 spreken we van nauwelijks verband, bij een correlatiecoëfficiënt van 0,2 -0,4 is er een zwak verband en bij een correlatiecoëfficiënt van 0,4-0,6 is er een redelijk verband. Taalniveau Techniek 1 Techniek 2 Techniek 3 Techniek 4 T-niveau
Pearson Correlation
1
,17
-,02
-,35
-,26
Techniek 1 Pearson Correlation
,17
1
-,13
-,14
-,14
Techniek 2 Pearson Correlation
-,02
-,13
1
-,25
-,29
Techniek 3 Pearson Correlation
-,35
-,14
-,25
1
,49
Techniek 4 Pearson Correlation
-,26
-,14
-,29
,49
1
Tabel 2: Pearson Correlation gesprekstechnieken
Uit tabel 2 is af te lezen dat er nauwelijks tot een redelijk verband is tussen het algemene taalniveau en de gebruikte gesprekstechnieken. Alle waarden liggen erg dicht bij de waarde nul en dit duidt op afwezigheid van samenhang. Ondanks de zwakke samenhang tussen taalniveau en de ingezette gesprekstechnieken, worden in de navolgende paragrafen toch voor de zekerheid de taalniveaus individueel geanalyseerd in combinatie met de gebruikte gesprekstechnieken.
20
5.3.1 Gebruikte technieken bij het lage taalniveau In deze paragraaf is het lage taalniveau uitgelicht in combinatie met de ingezette gesprekstechnieken.
Techniek Techniek Techniek Techniek Taalniveau 1 2 3 4 Taalniveau Pearson Correlation .a N
.a 6
Techniek 1 Pearson Correlation .a N
6
Techniek 2 Pearson Correlation .a N
6
Techniek 3 Pearson Correlation .a N
6
Techniek 4 Pearson Correlation .a N
6
.a
.a
.a
6
6
6
6
1
,13
,15
-,56
6
6
6
6
,13
1
-,43
-,49
6
6
6
6
,15
-,43
1
,51
6
6
6
6
-,56
-,49
,51
1
6
6
6
6
Tabel 3: gebruikte gesprekstechnieken bij lage taalniveau
Uit tabel 3 is af te lezen dat er zes gesprekken zijn geweest met het laagste taalniveau. Verder is af te lezen uit de tabel dat alle technieken zijn waargenomen op dit lage taalniveau. Hierbij is de correlatiecoëfficiënt bij de meeste technieken vlakbij de 0, waardoor er geen relatie is vastgesteld tussen het lage taalniveau en gesprekstechniek één tot en met drie. Enkel gesprekstechniek vier toont een redelijk verband met het taalniveau.
21
5.3.2 Gebruikte technieken bij het gemiddelde taalniveau In deze paragraaf is het gemiddelde taalniveau uitgelicht in combinatie met de ingezette gesprekstechnieken.
Techniek Techniek Techniek Techniek Taalniveau 1 2 3 4 Taalniveau Pearson Correlation .a N
.a 7
Techniek 1 Pearson Correlation .a N
7
Techniek 2 Pearson Correlation .a N
7
Techniek 3 Pearson Correlation .a N
7
Techniek 4 Pearson Correlation .a N
7
.a
.a
.a
7
7
7
7
1
-,29
,56
-,09
7
7
7
7
-,29
1
-,25
,012
7
7
7
7
,56
-,25
1
,30
7
7
7
7
-,09
,01
,30
1
7
7
7
7
Tabel 4: gebruikte gesprekstechnieken bij gemiddelde taalniveau
Uit tabel 4 is af te lezen dat er zeven gesprekken zijn geweest met het gemiddelde taalniveau. Verder is af te lezen uit de tabel dat alle technieken zijn waargenomen op dit gemiddelde taalniveau. Ook hierbij is de correlatiecoëfficiënt bij de meeste technieken vlakbij de 0, waardoor er geen relatie is vastgesteld tussen het gemiddelde taalniveau en gesprekstechniek één tot en met drie. Enkel gesprekstechniek vier toont een redelijk verband met het taalniveau.
22
5.3.3 Gebruikte technieken bij het hoogste taalniveau In deze paragraaf is het hoogste taalniveau uitgelicht in combinatie met de ingezette gesprekstechnieken.
Techniek Techniek Techniek Techniek Taalniveau 1 2 3 4 Taalniveau Pearson Correlation .a N
.a 7
Techniek 1 Pearson Correlation .a N
7
Techniek 2 Pearson Correlation .a N
7
Techniek 3 Pearson Correlation .a N
7
Techniek 4 Pearson Correlation .a N
7
.a
.a
.a
7
7
7
7
1
-,14
-,79
-,03
7
7
7
7
-,14
1
,31
,27
7
7
7
7
-,79
,31
1
-,17
7
7
7
7
-,03
,27
-,17
1
7
7
7
7
Tabel 5: gebruikte gesprekstechnieken bij hoogste taalniveau
Uit tabel 5 is af te lezen dat er zeven gesprekken zijn geweest met het hoogste taalniveau. Verder is af te lezen uit de tabel dat alle technieken zijn waargenomen op dit hoogste taalniveau. Ook hierbij is de correlatiecoëfficiënt bij de meeste technieken vlakbij de 0, waardoor er geen relatie is vastgesteld tussen het lage taalniveau en gesprekstechniek één, twee en vier. Bij het hoogste taalniveau springt echter gesprekstechniek drie eruit met sterk negatief verband (-0.79). Dit betekent dat als gesprekstechniek één wordt ingezet op het hoogste taalniveau, gesprekstechniek drie afneemt.
5.4 Conclusie In dit onderzoek is gekeken naar de relatie tussen de gebruikte gesprekstechnieken en de verschillende taalniveaus. Uit de resultaten blijkt dat er niet eenduidig dat er een relatie zou kunnen zijn tussen het taalniveau en de ingezette gesprekstechnieken.
23
6. Discussie en aanbeveling Er moet gezegd worden dat er maar twintig gesprekken hebben plaatsgevonden, waarin de gesprekstechnieken zijn geteld en waarop deze uitspraken zijn gebaseerd. Dit is een erg kleine groep en eigenlijk zijn er te weinig gegevens om een goede statistische analyse op te kunnen uitvoeren. Hierdoor komt de generaliseerbaarheid van de resultaten in de knel. Bij de toetsen in SPSS werd bijvoorbeeld geen eenduidige correlatie gevonden tussen de gesprekstechnieken en de taalniveaus. Hierbij kan afgevraagd worden of de afwezigheid van een eenduidige samenhang wel klopt. Misschien zou er bij meer waarnemingen van gesprekstechnieken op verschillende taalniveaus, wel een heel andere uitkomst uitkomen. Wat betreft validiteit is er ook een punt van aandacht. De voorkennis van bepaalde deelnemers aan het experiment met betrekking tot de uit te voeren opdracht is niet goed gemeten, wat de resultaten zou kunnen hebben beïnvloed. Een voorbeeld hiervan zijn de deelnemers Tanja en Marijn, de één bleek architect en de ander bouwkundige te zijn in hun dagelijks werk. Hierdoor hadden zij veel ervaring met het lezen van plattegronden en bekendheid met het spreken hierover. Dit koppel had maar weinig gesprekstechnieken nodig en doorliepen het experiment zonder al teveel problemen. Ze hadden de opdracht het snelst met succes afgerond van alle twintig gesprekken. Hierdoor kan de vraag worden gesteld of er wel het juiste is gemeten. Daarnaast vraagt het punt betrouwbaarheid ook aandacht, want het tellen van de verschillende gesprekstechnieken was ook lastig te operationaliseren. Sommige gesprekstechnieken bleken in de praktijk zo dicht bij elkaar te liggen of op elkaar te lijken, dat er een grijs gebied ontstond. Wanneer werd iets bij techniek één geteld en wanneer bij techniek twee. Hierdoor is maar de vraag of het onderzoek bij herhaling eenzelfde uitkomst geeft. Betere operationalisatie van de telmethode van de gesprekstechnieken zou bij vervolgonderzoek noodzakelijk zijn. Uit bovenstaande kritieke punten kan worden afgeleid dat er een grootschaliger onderzoek zou moeten plaatsvinden om de daadwerkelijke relatie tussen taalniveau en gesprekstechnieken vast te stellen. Hierbij zouden de koppels op een dergelijke wijze moeten worden samengesteld, zodat de voorkennis die handig kan zijn voor de uit te voeren opdracht wegvalt. Dit kan kennis zijn over het lezen van plattegronden, maar denk ook aan het tegenover gestelde wanneer iemand juist te weinig kennis heeft van het programma Skype. Zeker genoeg aanknopingspunten om verder onderzoek te doen, want het gebruik van luistertaal in deze globaliserende wereld zou wel eens de toekomst kunnen zijn! Met dit onderzoek is getracht een bijdrage te leveren aan het lopende LaRa-onderzoeksproject van D.Bahtina.
24
7. Bronnenlijst Bahtina, D., ‘Lingua Receptiva: Explicit Alignment in Estionian-Russian Conversation’. Paper gepresenteerd op de ‘Approaches to Lingua Receptiva’ conferentie, 14 april 2010, Dubrovnik. Beerkens, R. & J. D. ten Thije, ‘Receptive Multilingualism in the Dutch-German Border Area’, Transnational Communication. Copenhagen Studies in Biligualism (2012, te verschijnen). Branigan, H.P., M.J. Pickering, J. Pearson, J.F. McClean, ‘Linguistic alignment between people and computers’. Journal of Pragmatics (Volume 42), 2009. Bührig, K. & J. D. ten Thije (eds), ‘Beyond Misunderstanding’. Linguistic Analysis of Intercultural Communication, 2006. Costa, A., M. J. Pickering, & S. Garrod, ‘Alignment in second language dialogue’, Language and cognitive processes 23: 4 (2008) pp. 528-556. Dijkstra, T. prof. dr. , ‘Met Andere woorden: over taal en meertaligheid ’, Inaugurele rede (2007) Garrod, S. & A. Anderson, ‘Saying what you mean in dialogue: A study in conceptual and semantic co-ordination’, Cognition 27 (1987) pp. 181-281. Garrod, S. & M. J. Pickering, ‘Why is conversation so easy?’, Trends in Cognitive Sciences 8: 1 (2004) pp. 8-11. Garrod, S. & M. J. Pickering, ‘Joint Action, Interactive alignment, and Dialog’, Topics in Cognitive Science 1 (2009) pp. 292-304. Hagemeier, E. , Bachelorscriptie Universiteit Utrecht, September 2011. Mangar, J., ‘Niet-linguïstische alignmentstrategieën in lingua receptiva in Nederlands-Duitse dyad constellaties. Het effect van het L2 vaardigheidsniveau op spreeksnelheid’, Bachelorscriptie Universiteit Utrecht, September 2011. Oostendorp, M., ‘Basisbegrippen van de taalwetenschap: Pragmatiek’, Presentatie Universiteit Leiden, november 2004. Pickering, M. J. & S. Garrod, ‘Alignment at the Basis for Succesful Communication’, Research on Language and Computation 4 (2006) pp. 203-228. Pickering, M.J. & S. Garrod, ‘Toward a mechanistic psychology of dialogue’, Behavioral and brain sciences 27 (2004) pp. 168-226. Rehbein, J., J. D. ten Thije, & A. Verschik, ‘Lingua Receptiva (LaRa) – Remarks on the Quintessence of Receptive Multilingualism’, Receptive Multilingualism. Special issue of International Journal of Biligualism (2012, te verschijnen). Ribbert, A. & J. D. ten Thije, ‘Receptive Multilingualism in Dutch-German intercultural team cooperation, Receptive Multilingualism and intercultural communication (2007) pp. 73103. 25
Thije, J. D. ten, ‘Lingua receptive als bouwsteen voor de transnationale neerlandistiek’, Themanummer van Internationale Neerlandistiek (2010).
8. Bijlagen 8.1 Extra regels voor gesprekstechnieken in EXMARaLDA
26
8.2 Plattegronden Plan A
Plan B
27
8.3 Instructies Participant A – Duits Lieber Teilnehmer, Lese dir diese Slides mit den Anweisungen bitte aufmerksam durch. Nachher siehst du einen Grundriss von einem großen Bürogebäude, wo du zu Besuch bist. Punkt A ist dein jetziger Standort. Du hast ein Termin mit einem Geschäftspartner. Du willst einen wichtigen Vertrag mit ihm abschliessen. Punkt B ist der Ort deines Geschäftspartners. Du weißt jetzt noch nicht, wo Punkt B ist, also auch nicht, wo sich dein Geschäftspartner befindet. Der Termin findet statt bei Punkt B, in einem Zimmer wo schon alles vorbereitet ist für das Gespräch. Gleich rufst du deinen Geschäftspartner an. Du musst ihm/ihr erst erklären, wo du dich befindest, und ihn/sie bitten, dich zu seinem/ihrem Standort zu führen. Ihr müsst euch so schnell wie möglich treffen, weil du noch einen anderen Termin hast und der Vertrag sonst nicht unterschrieben wird. Die Grundrisse, die du und dein Geschäftspartner vom Gebäude haben, zeigen das selbe Gebäude. Alle Flure und Zimmer haben die gleiche Form und sind am gleichen Ort. Die Türen sind an der gleichen Stelle. Die letzten Jahre wurde in der Firma, in deren Gebäude ihr euch trefft, viel umstrukturiert. Abteilungen sind umgezogen, wodurch Zimmer für andere Sachen genutzt werden und ein Teil der Möbel umgestellt ist. Es ist schon eine Weile her, dass du das letzte Mal die Firma besucht hast, und der Grundriss den du runtergeladen hast ist auch nicht mehr up-to-date. _Dein Geschäftspartner arbeitet in dem Gebäude und ist informiert über dieÄnderungen im Gebäude und hat einen Grundriss, der up-todate ist. Darum wird dein Geschäftspartner dir Schritt für Schritt Anweisungen geben und dich von einem Punkt zum nächsten lotsen bis du seinen Standort, Punkt B, erreicht hast. Im Grunde kannst du alle Flure in beide Richtungen durchqueren. Aber pass auf! Es finden kleine Bauarbeiten im Gebäude statt. An den Orten kannst du den Flur nur aus einer Richtung durchqueren. In dem Fall läufst du in Richtung des Pfeils. Der Pfeil gilt nur für die schmalen Stücke des Flurs bis zur nächsten Kreuzung. Beispiel Du siehst einen Grundriss mit dem Punkt A._Dein Geschäftspartner sieht auf dem Grundriss nur seinen eigenen Standort, Punkt B. Achtung! Dein Geschäftspartner spricht nur Niederländisch. Wie gut er/sie Deutsch versteht, ist unklar, aber er/sie wird dich wahrscheinlich verstehen. Versuche nur Deutsch zu sprechen. Du musst den Grundriss gleich mit dem Programm Paint öffnen und deine Route einzeichnen. Fragen zum Programm Paint oder andere Fragen kannst du uns jederzeit über den Skype-Chat oder ein Skype Gespräch stellen. Lass es uns auch wissen, wenn du keine Fragen hast. Öffne das Dokument "Plan A ", dass du per Email erhalten hast. Der Versuchsleiter verbindet dich mit deinem Geschäftspartner, nachdem deiner Bestätigung. Das Experiment kann beginnen. Achtung! Verwende die Farbe Blau, um deine Route einzuzeichnen. Falls du deine Route ändern, Korrigiere es dann nicht in der Paint-Dokument. Participant A Nederlands Beste Participant, lees de slides met instructies aandachtig. Je ziet straks een plattegrond van een groot kantoorgebouw waar jij op bezoek bent. Punt A is jouw huidige locatie. Je hebt een afspraak met een zakenrelatie. Je wilt een belangrijk contract met hem afsluiten. Punt B is de locatie van jouw zakenrelatie. Je weet momenteel nog niet waar punt B is, dus waar jouw zakenrelatie zich in het gebouw bevindt. De afspraak vindt plaats bij punt B, een kamer waar alles klaar staat voor het gesprek. Jij belt straks jouw zakenrelatie. Je moet eerst aan hem uitleggen waar jij je bevindt en hem vragen jou richting zijn locatie (punt B) te leiden. Jullie moeten elkaar zo snel mogelijk ontmoeten, omdat jij een andere afspraak hebt gepland en anders het contract niet wordt getekend. De plattegronden die jij en jouw zakenpartner hebben van het gebouw beschrijven hetzelfde gebouw. De locatie en vorm van alle gangpaden en kamers zijn hetzelfde en de deuren zitten op dezelfde plaats. De laatste jaren zijn er echter veel reorganisaties geweest binnen het bedrijf dat in het gebouw is gevestigd. Afdelingen zijn verhuisd, waardoor kamers een andere functie hebben gekregen en een deel van het meubilair is verplaatst. Het is lang geleden dat jij voor het laatst het bedrijf hebt bezocht en de plattegrond die jij hebt gedownload van de bedrijfssite is niet up-to-date. Jouw zakenrelatie, die werkzaam is in het gebouw, is wel op de hoogte van de 28
huidige situatie en heeft een plattegrond die up-todate is. Daarom zal jouw zakenrelatie stap voor stap instructies geven en jou van één punt naar een ander punt leiden tot jij zijn locatie, punt B, hebt bereikt. Je kunt in principe de gangpaden in alle richtingen belopen. Maar let op! Er vinden onderhoudswerkzaamheden in het gebouw plaats. Op die plaatsen kun je maar in één richting lopen. In dat geval loop je in de richting van de pijl. De pijl geldt alleen voor de kleine delen van de gang tot aan de kruispunten. Voorbeeld plattegrond Jij ziet een plattegrond met punt A. Jouw zakenrelatie ziet op de plattegrond alleen zijn eigen locatie, punt B. Let op! Jouw zakenrelatie spreekt alleen Duits. De mate waarin hij/zij Nederlands verstaat is onbekend, maar hij/zij zal jou waarschijnlijk verstaan. Probeer alleen Nederlands te spreken. Je moet straks de plattegrond via Paint openen en tijdens het experiment jouw route tekenen. Vragen over het programma Paint of overige onduidelijkheden kun je nu via Skype-chat of een Skype gesprek aan de onderzoeker stellen. Heb je geen vragen, laat dit dan ook weten. Open nu via paint het document ‘plattegrond A’ dat je hebt ontvangen via de e-mail. De onderzoeker legt na bevestiging contact tussen jou en jouw zakenrelatie. Het onderzoek start. Let op! Geef met de kleur blauw aan welke route jij loopt. In het geval dat je de route wijzigt, corrigeer dit dan niet in het Paint document door bijv. de vorige route te verwijderen. Succes! Sla de route na afloop op en stuur het document naar de onderzoekers. Bedankt! Participant B Duits Lieber Teilnehmer, Lese dir diese Slides mit den Anweisungen bitte aufmerksam durch. _Nachher siehst du einen Grundriss von einem großen Bürogebäude, in dem du arbeitest. _Punkt B ist dein jetziger Standort. Du hast ein Termin mit einem Geschäftspartner. Du willst einen wichtigen Vertrag mit ihm abschliessen. Punkt A ist der Ort an dem sich dein Geschäftspartner befindet. Du weißt jetzt noch nicht, wo Punkt A ist, also auch nicht, wo sich dein Geschäftspartner befindet. Der Termin findet statt bei Punkt B, in einem Zimmer wo du schon alles für das Gespräch hast vorbereiten lassen. Dein Geschäftspartner ruft dich gleich an. Du musst rausfinden, wo er/sie sich im Gebäude befindet. Ihr müsst euch so schnell wie möglich finden, da er/sie noch einen anderen Termin hat und der Vertrag sonst nicht unterschrieben werden kann. Die Grundrisse die du und dein Geschäftspartner haben sind vom selben Gebäude. _Alle Flure und Zimmer haben die gleiche Form und sind am gleichen Ort. Die Türen sind an der gleichen Stelle. Die letzten Jahre wurde in der Firma, in deren Gebäude ihr euch trefft, viel umstrukturiert. Abteilungen sind umgezogen, wodurch Zimmer für andere Sachen genutzt werden und ein Teil der Möbel umgestellt ist. Du weißt, wo die Abteilungen sind und wie die Flure und Zimmer eingeteilt und eingerichtet sind, weil du hier arbeitest und dein Grundriss up-to-date ist. Es ist allerdings eine Weile her, dass deine Geschäftspartner deine Firma besucht hat und sein Grundriss ist veraltet. Darum musst du deinem Geschäftspartner Schritt für Schritt Anweisungen geben und ihn/sie bis zu dir durch das Gebäude führen. Dein Geschäftspartner kan im Grunde alle Flure aus beiden Richtungen durchqueren. Aber pass auf! Es gibt kleine Bauarbeiten im Gebäude. Dort kann dein Geschäftspartner die Flure nur aus einer Richtung durchqueren. In dem Fall musst du ihn/sie in Richtung des Pfeils schicken. Der Pfeil gilt nur für die schmalen Stücke des Flurs bis zur nächsten Kreuzung. Beispiel Du siehst einen Grundriss mit Punkt B. Dein Geschäftspartner sieht auf dem Grundriss nur seinen eigenen Standort, Punkt A. Achtung! Dein Geschäftspartner spricht nur Niederländisch. In wie weit er/sie deutsch versteht, ist nicht klar, aber wahrscheinlich versteht er/sie dich. Versuche nur deutsch zu sprechen. Du musst den Grundriss gleich mit dem Programm Paint öffnen und deine Route einzeichnen. Fragen zum Programm Paint oder andere Fragen kannst du uns jederzeit über den Skype-Chat oder Skype Gespräch stellen. Lass es uns auch wissen, wenn du keine Fragen hast. Öffne das Dokument "Plan B ", dass du per Email erhalten hast. Der Versuchsleiter verbindet dich mit deinem Geschäftspartner, nachdem deiner Bestätigung. Das Experiment kann beginnen. Achtung! Verwende die Farbe Blau, um deine Route einzuzeichnen. Falls du deine Route ändern, Korrigiere es dann nicht in der Paint-
29
Dokument. Speicher die Datei am Ende des Experiments und sende sie dem Versuchsleiter. Vielen Dank und viel Erfolg! Participant B Nederlands Beste Participant, Lees de slides met instructies aandachtig. Je ziet straks een plattegrond van een groot kantoorgebouw waar jij werkt. Punt B is jouw huidige locatie. Je hebt een afspraak met een zakenrelatie. Je wilt een belangrijk contract met hem afsluiten. Punt A is de locatie van jouw zakenrelatie. Je weet momenteel nog niet waar punt A is,dus waar jouw zakenrelatie zich in het gebouw bevindt. De afspraak vindt plaats bij punt B, een kamer waar jij alles voor het gesprek hebt laten klaarzetten. Je wordt straks door jouw zakenrelatie gebeld. Je moet erachter komen waar hij zich in het gebouw bevindt. Jullie moeten elkaar zo snel mogelijk ontmoeten, omdat hij een andere afspraak heeft gepland en anders het contract niet wordt getekend. De plattegronden die jij en jouw zakenpartner hebben van het gebouw beschrijven hetzelfde gebouw. De locatie en vorm van alle gangpaden en kamers zijn hetzelfde en de deuren zitten op dezelfde plaats. De laatste jaren zijn er echter veel reorganisaties geweest binnen het bedrijf dat in het gebouw is gevestigd. Afdelingen zijn verhuisd, waardoor kamers een andere functie hebben gekregen en een deel van het meubilair is verplaatst. Jij weet welke afdelingen zich waar bevinden, hoe de gangpaden en kamers zijn ingedeeld en aangekleed, omdat jij er werkt en jouw plattegrond up-to-date is. Het is echter enkele jaren geleden dat jouw zakenrelatie jouw bedrijf heeft bezocht en de plattegrond die hij van de bedrijfssite heeft gehaald is niet up-to-date. Daarom moet jij jouw zakenrelatie stap voor stap instructies geven en hem van één punt naar een ander punt leiden tot hij jouw locatie, punt B, heeft bereikt. Jouw zakenrelatie kan in principe de gangpaden in alle richtingen belopen. Maar let op! Er vinden onderhoudswerkzaamheden in het gebouw plaats. Op die plaatsen kan jouw zakenrelatie maar in één richting lopen. In dat geval moet je hem in de richting van de pijl sturen. De pijl geldt alleen voor de kleine delen van de gang tot aan de kruispunten. Voorbeeld plattegrond Jij ziet een plattegrond met punt B. Jouw zakenrelatie ziet op de plattegrond alleen zijn eigen locatie, punt A. Let op! Jouw zakenrelatie spreekt alleen Duits. De mate waarin hij/zij Nederlands verstaat is onbekend, maar hij/zij zal jou waarschijnlijk verstaan. Probeer alleen Nederlands te spreken. Je moet straks de plattegrond via Paint openen en tijdens het experiment de route tekenen, die jij jouw zakenpartner laat lopen. Vragen over het programma Paint of overige onduidelijkheden kun je nu via Skype-chat of een Skype gesprek aan de onderzoeker stellen. Heb je geen vragen, laat dit dan ook weten. Open nu via paint het document ‘plattegrond B’ dat je hebt ontvangen via de e-mail. De onderzoeker legt na bevestiging contact tussen jou en jouw zakenrelatie. Het onderzoek start. Let op! Geef met de kleur blauw aan welke route jij jouw zakenpartner laat lopen. In het geval dat je de route wijzigt, corrigeer dit dan niet in het Paint document door bijv. de vorige route te verwijderen. Succes! Sla de route na afloop op en stuur het document naar de onderzoekers. Bedankt!
30
8.4 Vragenlijsten Vragenlijst Nederlands Beste participant, Deze vragenlijst is onderdeel van het onderzoek naar receptieve meertaligheid in Nederlands-Duitse dialogen. Jij hebt aangegeven deel te nemen aan dit onderzoek. Voordat wij met het experiment kunnen beginnen hebben wij informatie nodig over jouw talige achtergrond en Duitse taalgebruik. De vragenlijst bestaat uit tien vragen. Het beantwoorden van deze vragen zal ongeveer vijf minuten duren. Alvast bedankt voor jouw medewerking. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Persoonsgegevens -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Leeftijd : Geslacht o o
Man Vrouw
Nationaliteit(en)
:
Hoogst genoten opleiding
:
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Vragen -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. Hoeveel talen spreek je? (Vul op de stippellijn het aantal in.) …… talen spreek ik vloeiend …… talen spreek ik redelijk tot slecht …… talen kan ik redelijk tot goed verstaan, maar niet spreken 2. o o o
Is Nederlands jouw enige moedertaal? Ja Nee, mijn andere moedertaal is………………………………………………………….. Nee, mijn enige moedertaal is……………………………………………………………..
3. Spreken jouw directe familieleden of goede vrienden Duits als moedertaal? (Specificeer op basis van ouder, tante, grootouder, vriend/vriendin etc.) o Ja, …………………………………………………………………………………………………………. o Nee 4. o o o o
Hoe heb jij Duits geleerd? Je mag meer dan één antwoord geven. Ik heb nooit geprobeerd Duits te leren Door middel van formele educatie Door interactie met personen Anders, namelijk………………………………………………………………………………………… 31
z.o.z. vraag 5 t/m 7
5. Kruis aan hoe de volgende uitspraken op jou van toepassing zijn. Volledig
Gedeeltelijk
Niet
Ik kan vloeiend communiceren in het Duits Ik kan met mijn Duitse talenkennis korte en simpele gesprekken in het Duits voeren. Ik kan simpele teksten, zoals een persoonlijke brief, in het Duits schrijven. Ik kan artikelen, nieuwsberichten etc. in het Duits lezen en begrijpen. Ik kan tv-programma’s/films en colleges in het Duits volgen en begrijpen.
6. Kruis aan hoe vaak jij in de onderstaande situaties wordt blootgesteld aan Duits. Nooit
Dagelijks
Wekelijks
Maandelijks
Jaarlijks
Thuis Werk/school Media (televisie/radio/ schriftelijke media) Interactieve media (op internet b.v. facebook, skype) Vrije tijd (vakanties/feestjes/ uitstapjes) In het algemeen
32
7. Kruis aan wat op jouw van toepassing is. Altijd
Vaak
Zelden
Nooit
Als iemand mij in het Duits aanspreekt, reageer ik in het Nederlands Als iemand mij in het Duits aanspreekt, reageer ik in het Duits Als iemand mij in het Duits aanspreekt, reageer ik in het Engels
z.o.z. vraag 8 t/m 11 8. Heb je ooit drie maanden of langer in een Duitstalig land gewoond of gereisd o
Nee, ga door naar vraag 10.
o
Ja, in ……………………………….., voor een tijdsduur van…………………………
9. Kruis aan hoe jouw contact met de lokale Duitse taal tijdens jouw verblijf te beschrijven is. Altijd
Vaak
Zelden
Nooit
Ik heb in het Duits gecommuniceerd Ik heb in het Engels gecommuniceerd Ik heb in mijn moedertaal gecommuniceerd
10. Kruis aan in hoeverre je het met de onderstaande uitspraken eens bent. Volledig mee eens
Mee eens
Geen mening
Oneens
Volledig oneens
Ik vind Duits een moeilijke taal om te leren. Ik vind het leuk om Duits te spreken Ik ben tevreden over mijn taalvaardigheid in het Duits.
33
De Nederlandse taalvaardigheid van de gemiddelde Duitser is hoog.
11. Hoe vaak ben je zelf in Duitsland? o o o o o
Nooit minder dan 1 keer per jaar 1 tot 5 keer per jaar 5 tot 10 keer per jaar 10 keer per jaar of meer
Vragenlijst Duits Lieber Teilnehmer, Dieser Fragebogen ist Teil von unserer Studie über rezeptive Mehrsprachigkeit in deutschniederländischen Gesprächen. Du hast dich bereit erklärt, an dieser Studie teil zu nehmen. Bevor wir mit dem Experiment anfangen können, brauchen wir ein paar Hintergrundinformationen von dir und deinem Bezug zu Niederländisch. Der Fragebogen umfasst zehn Fragen, das Beantworten wird ungefähr fünf Minuten dauern. Vielen Dank für deine Hilfe! -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Angaben zur Person -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Alter : Geschlecht o o
männlich weiblich
Nationalität(en)
:
Höchster Bildungsabschluss
:
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Fragen -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------12. Wie viele Sprachen sprichst du? …… Sprachen spreche ich flieβend …… Sprachen spreche ich mittelmäβig bis schlecht …… Sprachen kann ich recht gut verstehen, aber nicht sprechen 13. Ist Deutsch deine einzige Muttersprache? 34
o o o
Ja Nein, meine andere Muttersprache ist………………………………………………………….. Nein, meine einzige Muttersprache ist……………………………………………………………
14. Spricht jemand in deiner Familie oder jemand deiner Freunde Niederländisch als Muttersprache? (Gib an ob es ein Elternteil, eine Tante, Grosseltern, Freund/Freundin, usw. ist) o Ja, …………………………………………………………………………………………………………………….. o Nein 15. o o o o
Wie hast du Niederländisch gelernt? Du darfst auch mehrere Antworten auswählen. Ich habe nie versucht, Niederländisch zu lernen Durch Unterricht (Schule/Uni) Durch Kontakt/ Interaktion mit Leuten Anders, nämlich……………………………………………………………………………………………………..
16. Kreuze an, welche der Aussagen auf dich zutrifft. Völlig
Teilweise
Gar nicht
Ich kann mich flieβend unterhalten auf Niederländisch. Ich kann mit meinen NiederändischKenntnissen kurze und einfache Gespräche auf Niederländisch führen. Ich kann einfache Texte, wie z.B. einen persönlichen Brief, auf Niederländisch schreiben. Ich kann Artikel, Zeitungsberichte, usw. auf Niederländisch lesen und verstehen. Ich kann Fernsehsendungen/Filme auf Niederländisch gucken und verstehen.
17. Wie oft wirst du in den unten genannten Situationen Niederländisch ausgesetzt? Nie
Täglich
Wöchentlich
Monatlich
Jährlich
Zuhause Arbeit/Schule/Uni
35
Medien (Fernsehen/Radio/ Printmedien) Interaktive medien (im Internet z.B. durch Facebook, Skype, usw.) Freizeit (Urlaub/Parties/ Ausflüge) Allgemein
18. Kreuze an, was auf dich zutrifft. Immer
Häufig
Selten
Nie
Wenn mich jemand auf Niederländisch anspricht, antworte ich auf Deutsch. Wenn mich jemand auf Niederländisch anspricht, antworte ich auf Niederländisch. Wenn mich jemand auf Niederländisch anspricht, antworte ich auf Englisch.
19. Hast du jemals 3 Monate oder länger in einem niederländisch-sprachigem Land gelebt oder rumgereist? o
Nein, geh zu Frage 10.
o
Ja, in ……………………………….., für eine Dauer von …………………………
20. Wie würdest du deinen Kontakt mit der lokalen Sprache während deines Aufenthaltes beschreiben? Immer
Häufig
Selten
Nie
Ich habe so viel wie möglich auf Niederländisch kommuniziert. Ich habe so viel wie möglich auf Englisch kommuniziert.
36
Ich habe nur in meiner Muttersprache kommuniziert.
21. Kreuze an, in wie weit du mit den Aussagen übereinstimmst. Stimme völlig zu
Stimme zu
Keine Meinung
Stimme nicht zu
Stimme gar nicht zu
Ich finde Niederländisch eine schwierig zu lernende Sprache. Es macht mir Spaβ Niederländisch zu sprechen. Ich bin zufrieden mit meiner Sprachfertigkeit im Niederländischen. Die deutsche Sprachfertigkeit vom Durchschnitts-Niederländer ist hoch.
22. Wie oft bist du selbst in den Niederlanden? o o o o
Nie Weniger als 1 mal pro Jahr 1 bis 5 mal pro Jahr 5 bis 10 mal pro Jahr. o 10 mal pro Jahr oder mehr
37
8.5 C-testen C-Test Duits Van sommige van de volgende woorden ontbreekt het laatste deel. Probeer de ontbrekende letters in te vullen. Wees niet bang om fouten te maken, het gaat niet om de juiste spelling. Ook is er verder geen reden om bang te zijn of fouten te maken. Het gaat bij deze test NIET om slagen, wij gebruiken hem alleen ter inschatting van jouw taalvaardigheid. Als je dus probeert hem extra goed te maken door bijvoorbeeld een woordenboek erbij te pakken, verliest de test zijn waarde. Probeer een passend woord in te vullen. Als je het echt niet weet, mag je het woord overslaan. Let op, de lengte van de lijn zegt niets over de lengte van het woord. Veel succes! Nahrungsmittel Für die deutsche Ernährungsindustrie erfüllen sich nicht alle Erwartungen. Dennoch i____ die Branche, wie Vorstandsvorsit____ Dr. Oetker in Köln erkl____, insgesamt no____ zufrieden. I____ den ers____ neun Mon____ konnte den Umsatz u____ zwei Pro____ gesteigert wer____. Das Weihnachtsgeschäft könnte da____ beitragen, da____ die re____ Wachstumsrate i____ diesem Ja____ doch no____ 1 Prozent erre____. Während im Inland in den let____ Monaten Streiks, Regensommer und auch ein Lagerabbau für stagnierende Umsätze sorgten, brachte der Export erfreuliche Impulse. Lernen Lernen läßt sich überall. Informationen si____ an vie____ Stellen zu finden. Denken Sie nur a____ Museen. Di____ Institutionen bie____ mitunter auch Bücher z____ Kauf an und verans____ Vorträge. Den____ Sie des weiteren a____ Exkursionen, sowohl in d____ nähere Umge____ als i____ Ausland. V____ Zeit zu Zeit gi____ es "Ta____ der off____ Tür", wäh____ derer Fir____ und Behörden Besuchern ihre Arbeit näherbringen. Italiener In Deutschland leben 563 000 Italiener. Nach d____ Türken u____ den Bürgern aus d____ ehemaligen Jugos____ stellen sie heute d____ drittgrößte Gru____ von Auslä____. Vor vie____ Jahren waren sie d____ ersten geladenen Gäste d____ deutschen Nachkriegsarbeitsmar____.Auch we____ es hierzulande 36 000 italie____ Betriebe gi____: Mehr als die Häl____ von d____ italienischen Erwerbstätigen sind Arbe____, die mei____ ohne Berufsausbildung. Ihre Kinder beherrschen nur selten beide Sprachen. Benzinpreise Die hohen Benzinpreise, die teureren Flugtickets, die Inflationsraten und nicht zuletzt die ständige Ermahnung, den Gürtel enger zu schnallen, da schwere Zeiten auf uns zukommen - dies si____ nach Ansicht der Reiseverans____ die Grü____ dafür, da____ eingefleischte Fernre____-Fans ih____ Urlaubsstrategie geän____ haben und im Extremfa____ auch ber____ sind, in deutschen Landen Ferien z____ machen. Man____ bundesdeutsche Ferienor____ haben d____ Trend rechtzei____ erkannt, investieren in
38
die____ Sommer me____ als bis____ in d____ Werbung und stellen nun Ende Juli schon fest, dass das "absolut gut angelegtes Geld war".
C-Test Nederlands Bei manchen der Wörter im Text fehlt der letzte Teil. Probiere die fehlenden Buchstaben einzutragen. Du brauchst keine Angst zu haben, Fehler zu machen – Rechtschreibfehler werden nicht angerechnet. Auch sonst brauchst du keine Angst zu haben, etwas falsch zu machen. Bei diesem Test geht es NICHT um bestehen! Er dient nur zur Einschätzung für uns. Es bringt uns also nichts, wenn du den Test perfekt machen willst, und z.B. ein Wörterbuch zu Rate ziehst. Probiere ein passendes Wort zu finden. Wenn du es nicht weisst, kannst du das Wort auslassen. Beachte, dass die Länge der Lücke nichts mit der Länge des Wortes zu tun hat. Viel Erfolg!
Weinig vrees in Nederland voor aanslag Nederlanders voelen zich veilig en achten de kans op een terroristische aanslag in eigen land zeer klein. Als men_____ spontaan hun grote zor_____ kunnen mel_____, scoren zaken als nor_____ en waa_____, werkgelegenheid en veili_____ op str_____ veel ho_____. Dat bli_____ uit h_____ jaarlijkse onde_____ naar d_____ risicobeleving v_____ terrorisme onder burgers, dat donderdag i_____ gepubliceerd. V_____ de achth_____ respondenten noemt 1 procent terro_____ en aans_____. In 2005 was dat nog 39 procent, een jaar later 20 procent. Autoriteiten Kaapstad in maag met stelende bavianen Dat de populaire Zuid-Afrikaanse vakantiebestemming Kaapstad hoge misdaadcijfers kent is veel toeristen bekend. Onbek_____ is h_____ risico d_____ zij lopen beroofd t_____ worden do_____ een harige schurk: d_____ baviaan. De ap_____ zijn i_____ staat autopotieren te ope_____ en do_____ ramen t_____ springen o_____ zoek na_____ broodjes e_____ snacks. D_____ stad voert een verw_____ strijd met de ste_____ agressiever word_____ apen. Gevreesd wordt dat het probleem nog eens zal toenemen als volgend jaar veel toeristen de stad zullen aandoen vanwege het wereldkampioenschap voetbal. Mishandelde buschauffeur rijdt tegen brug Een 49-jarige chauffeur van een streekbus is donderdagavond in Utrecht mishandeld, waardoor hij een aanrijding veroorzaakte. Dat he_____ de pol_____ vrijdag bek____ gemaakt.
39
De chau_____ kreeg een vuistslag te_____ zijn ho_____ van e_____ passagier, ter_____ hij d_____ bus bestuurde. De buscha_____ raakte bui_____ bewustzijn e_____ reed o_____ de Lucasbrug i_____ Utrecht m_____ zijn b_____ tegen e_____ metalen afze_____. De dertig passagiers in de bus bleven allen ongedeerd. De verdachte is aangehouden door de politie. Brand in opslagbedrijf Amsterdam-Noord In een pand op een bedrijventerrein in Amsterdam-Noord is donderdagochtend een grote brand uitgebroken. Het i_____ een opslagbedrijf waar partic_____ kleine loo_____ kunnen hu_____ om spu_____ in o_____ te sl_____. De bran_____ roept omwon_____ op ra_____ en deu_____ gesloten t_____ houden vanwege de eno_____ rookontwikkeling, al_____ een woordv_____. Het vu_____ in h_____ gebouw a_____ de tt. Vasumweg brak rond half twaalf uit. Het is nog niet duidelijk of bij de brand gevaarlijke stoffen vrijkomen.
40
8.6 Bevestigingsmail Nederlandse mail
Hallo……., Leuk dat je deel wilt nemen aan ons onderzoek. ……….. om …………. uur zal het experiment worden afgenomen en die tijd verwacht de onderzoeker jou op Skype. Je zult dan zien dat de onderzoeker jou heeft toegevoegd op Skype, graag dit verzoek accepteren. De onderzoeker zal jou vervolgens via Skype-chat verdere instructies geven. Alvast bedankt, Rike, Niels, Sharon en Larissa (PS: De onderzoeker die bij jou het experiment zal afnemen is …………….) Duitse mail
Hallo …….., Schön, dass du an unserer Studie teilnimmst. Heute um ……..Uhr wird das Experiment durchgeführt und dann erwartet dich die Versuchsleiterin online bei Skype. Du wirst sehen, dass die Versuchsleiterin dir eine Einladung bei Skype geschickt hat. Bitte nimm die Einladung an. Die Versuchsleiterin wird dir weitere Anweisungen geben über den SkypeChat. Danke, Rike, Niels, Sharon und Larissa (P.S. Deine Versuchsleiterin bei dem Experiment heute abend ist ……….)
41
8.7 Dataset SPSS
42