Reader Profielkeuze
Voor klas 3 schooljaar 2015-2016
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................ 3 Algemene informatie over de profielkeuze ................................................................ 4 Informatie Aardrijkskunde ...................................................................................... 8 Informatie Biologie ...............................................................................................10 Informatie Business Class voor havo 4 ....................................................................12 Informatie Culturele Kunstzinnige Vorming ..............................................................13 Informatie Duits + Goethe .....................................................................................14 Informatie Econasium vwo 4 en 5 ...........................................................................16 Informatie Economie .............................................................................................17 Informatie Engels + Cambridge ..............................................................................19 Informatie Frans + Delf .........................................................................................22 Informatie Geschiedenis ........................................................................................25 Informatie Jong ondernemen vwo 5 ........................................................................26 Informatie Kunst Beeldend en Kunst Algemeen ........................................................27 Informatie Kunst Muziek ........................................................................................29 Informatie Latijn & Grieks (Klassieke Talen) .............................................................30 Informatie Levensbeschouwing...............................................................................32 Informatie Lichamelijke Oefening ...........................................................................33 Informatie Maatschappijleer ...................................................................................34 Informatie Management & Organisatie ....................................................................35 Informatie Natuurkunde ........................................................................................38 Informatie Nederlands...........................................................................................39 Informatie Scheikunde ..........................................................................................41 Informatie Spaans + Dele ......................................................................................42 Informatie Wiskunde voor havo leerlingen ...............................................................44 Informatie Wiskunde voor vwo leerlingen ................................................................46 Bijlage 1: De profielen met vakken op Havo 4 ..........................................................49 Bijlage 2: De profielen met vakken op Atheneum 4 ...................................................50 Bijlage 3: De profielen met vakken op Gymnasium 4 ................................................51 Bijlage 4: Toelatingseisen HBO ...............................................................................52 Bijlage 5: Toelatingseisen WO ................................................................................57
2
Voorwoord Het maken van een profielkeuze is vaak lastig voor jou, als leerling van 14 of 15 jaar oud. Je bent nog volop in ontwikkeling, maar moet wel al keuzes maken voor de toekomst. Je mentor begeleidt je in deze ontdekkingsreis waarbij je niet alleen jezelf leert kennen, maar ook de buitenwereld wat beter gaat bekijken. Je ouders spelen een grote rol bij de profielkeuze. Maar voor alle partijen geldt dat ze goed geïnformeerd moeten zijn voordat er een keuze wordt gemaakt. Je krijgt veel informatie van je mentor en de decaan in de mentorlessen. In de reguliere lessen krijg je van de vakdocenten voorlichting over de inhoud van de vakken in de bovenbouw. Voor de ‘nieuwe’ vakken (management & organisatie en biologie) worden voorlichtingen gepland in overleg met de vakdocenten. Alle informatie over de keuzemogelijkheden binnen de profielen wordt gepresenteerd aan jou in het mentoruur en aan je ouders tijdens een informatieavond. Deze reader is een naslagwerk waarin al deze informatie gebundeld is. Hierin staat algemene informatie over de profielkeuze en informatie over de vakken in de bovenbouw. Tevens staan in de bijlagen de profielen met de vakken en de toelatingseisen voor het HBO en WO. N.B. de informatie in deze reader is aan verandering onderhevig. In verband met de fusie zal er het een en ander veranderen de komende jaren. Afgelopen schooljaar zijn de profielen voor havo aangepast. We streven ernaar dat alle informatie in deze reader juist is. Kortom, met deze reader heb je alle informatie die nodig is om een weloverwogen profielkeuze voor de bovenbouw te maken in handen. Veel succes!
3
Algemene informatie over de profielkeuze In het 3e leerjaar dienen alle leerlingen een profiel te kiezen. Met dit gekozen profiel gaat de leerling de bovenbouw in en met een diploma naar een vervolgopleiding. Er zijn vier profielen: Profiel Cultuur & Maatschappij (C&M) Economie & Maatschappij (E&M) Natuur & Gezondheid (N&G) Natuur & Techniek (N&T)
Opleidingsrichtingen kunst & cultuur, talen, toerisme, gedrag & maatschappij, onderwijs en opvoeding economie en bedrijf, recht & bestuur milieu, natuur, (para)medisch exact, techniek
Een profiel bestaat uit drie delen: 1. Het gemeenschappelijk deel. De vakken in dit deel zijn verplicht en hetzelfde voor ieder profiel. 2. Het profieldeel. Dit valt uiteen in: a. profielvakken: verplichte vakken bij het gekozen profiel. b. profielkeuzevakken: keuzevakken die bij het profiel horen. 3. Het vrije deel. Hier is de keuze van één vak verplicht en een tweede keuzevak is mogelijk indien wordt voldaan aan de voorwaarden op het profielkeuzeformulier. Het is een puzzel… Binnen de profielen zijn veel keuzemogelijkheden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om je C&M-profiel te kiezen met de vakken van een E&M-profiel. Of een N&G-profiel te kiezen met wiskunde B en natuurkunde zodat je eigenlijk ook een N&T-profiel hebt. Of je N&Tprofiel verbreden door in het vrije deel economie of management & organisatie te kiezen. Kortom er zijn heel veel mogelijkheden. Een overzicht van de keuzemogelijkheden en vakken binnen een profiel vindt u in de bijlagen. Vakkenvoorlichting De leerlingen krijgen informatie over de vakken in de bovenbouw tijdens de les. De docenten zullen tijdens hun les vertellen wat er anders is in de bovenbouw, welke onderwerpen aan bod komen et cetera. Zo wordt er bijvoorbeeld bij wiskunde verteld welke hoofdstukken wiskunde A of wiskunde B stof bevatten. Er zijn ook keuzevakken waarin de leerlingen tijdens het derde jaar geen les hebben. Dit zijn management & organisatie en biologie. De voorlichting over management & organisatie vindt plaats tijdens de lessen economie. De voorlichting van biologie wordt gepland in overleg met de vakdocenten. Toelatingseisen Bij het maken van de profielkeuze dient de leerling rekening te houden met de toelatingseisen van hogescholen en universiteiten. Het wel of niet kiezen van een bepaald vak kan gevolgen hebben voor de toelating. Hieronder staan de aandachtspunten per sector grofweg beschreven. Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen op de regel. Voor een volledig overzicht zie bijlage 4 en 5. In het algemeen gelden grofweg de volgende aandachtspunten per sector: Economische sector: HBO: economie óf management & organisatie én wiskunde vereist. Voor internationaal georiënteerde opleidingen waarbij talen belangrijk zijn wordt vaak een tweede moderne vreemde taal geëist (fa, du of sp). WO: géén economie of m&o vereist maar wel wiskunde a en soms b. Wiskunde b is een aanrader mits je dit aankan. Gedrag & Maatschappij: HBO: toegelaten met alle profielen! WO: toegelaten met alle profielen! Gezondheidszorg: 4
HBO: toelaatbaar met alle profielen! Bij een enkeling is wiskunde vereist. Alleen voor Verloskunde wordt biologie en scheikunde geëist. Voor alle andere opleidingen zijn deze vakken niet verplicht maar wel aan te raden. WO: bijna alle opleidingen eisen biologie, scheikunde en natuurkunde om toegelaten te worden. Met een uitzondering van 3 opleidingen. Landbouw & natuurlijke omgeving: HBO: vaak wordt scheikunde of biologie vereist. WO: bijna alle opleidingen eisen scheikunde of biologie soms natuurkunde. Recht: Op beide niveau’s geen profieleisen. Natuur & Techniek: HBO: voor veel opleidingen zijn scheikunde, wiskunde b en natuurkunde vereist. Het advies is kies N&G of N&T. Opmerking: HBO-ICT is met alle profielen toelaatbaar. WO: wiskunde b, scheikunde en natuurkunde zijn voor bijna alle studies verplicht, soms ook biologie.
Doorstromen van havo naar vwo Het is mogelijk om na het behalen van het havodiploma door te stromen naar het vwo. Op het vwo is één vak meer dan op de havo vereist, namelijk een tweede moderne vreemde taal. Mocht een leerling door willen stromen naar het vwo dan is het verstandig om een tweede keuzevak te kiezen. Let hierop wel op dat de vakken ook voldoen aan de eisen van het vwo profiel! Zie hiervoor de bijlage. De methode Yubu De leerlingen gaan vanaf oktober aan de slag met Yubu, een interactieve methode met spellen in de klas en opdrachten op een website. Deze methode laat de leerlingen met elkaar nadenken over de eigen kwaliteiten en motieven. Tevens gaat de leerling al voorzichtig nadenken over wat voor beeld hij/zij heeft bij de toekomst. De leerling krijgt opdrachten voorgeschoteld die bij zijn fase in het traject passen. De mentor houdt de voortgang van de leerling in de gaten en een ouder kan ook toegang krijgen. Oriëntatieactiviteiten Om de leerlingen te helpen een keuze te maken bieden we een aantal oriëntatieactiviteiten aan. Alle derdeklassers gaan naar de Beroepenvoorlichtingsavond om zo een idee te krijgen wat je allemaal kan worden. Daarnaast brengen alle havoleerlingen voor het eerst een bezoek aan een hogeschool tijdens de Profieloriëntatiedag op de Fontys. De vwo-leerlingen bezoeken voor het eerst een universiteit, de Technische Universiteit Eindhoven. Voorlopige en definitieve profielkeuze Tussen maandag 25 en donderdag 28 januari 2016 kiezen de leerlingen voorlopig een profiel. Dit geeft ze de gelegenheid om nog eens stil te staan bij hun keuze en na te denken of dit echt is wat ze willen. In de periode na de voorlopige profielkeuze spreken alle leerlingen met de decaan. De definitieve profielkeuze wordt ingevuld direct nadat de cijfers van toetsweek 3 bekend zijn; tussen vrijdag 15 april en maandag 18 april 2016. De leerling denkt dan nog eens goed na over zijn voorlopige profielkeuze en past zijn keuze aan of bevestigt zijn keuze. Vervolgens dient het profielkeuzeformulier ondertekend door de ouders ingeleverd te worden bij de mentor. De adviezen Na periode 2 krijgen alle leerlingen een advies van de vakdocent in Magister. Dit advies heeft betrekking op de slaagkans van het vak in de bovenbouw. Voor een vak kan het volgende advies gegeven worden:
5
-
Positief (+): de docent denkt dat de leerling dit vak met een voldoende moet kunnen afronden in de bovenbouw. Twijfel (T): de docent twijfelt of de leerling dit vak in de bovenbouw aankan. Negatief (-): de docent is van mening dat de leerling problemen krijgt met dit vak in de bovenbouw en raadt daarom af om dit vak te kiezen.
Bij het geven van een advies wordt rekening gehouden met de resultaten van periode 1 en 2, de capaciteiten en de werkhouding van de leerling met daarbij de verandering van de vakinhoud in de bovenbouw. Per vak kunnen meerdere factoren een rol spelen, dit leest u in de toelichting bij de vakken. Het is erg belangrijk om deze adviezen serieus te nemen. Wij hebben onderzocht wat het gevolg is voor doorstromen naar de eindexamenklas als leerlingen een profiel kiezen met één of meerdere negatieve adviezen. Het resultaat is dat maar 18% van de leerlingen met één of meerdere negatieve adviezen de eindexamenklas haalt zonder te doubleren of af te stromen naar een lager niveau! Dus 82% van de leerlingen doubleert of stroomt af naar een lager niveau. Sterker nog, leerlingen met meer dan één negatief advies in het gekozen profiel doubleren of stromen af! Ontheffing 2e moderne vreemde taal in verband met dyslexie Op het vwo is het verplicht om een tweede moderne vreemde taal te kiezen in het gemeenschappelijk deel: Duits, Frans of Spaans. Leerlingen met dyslexie kunnen een ontheffing aanvragen voor de tweede moderne vreemde taal, mits zij in het bezit zijn van een officiële dyslexieverklaring. De leerling dient een vervangend vak te kiezen voor de 2e moderne vreemde taal. Het aanvragen van de ontheffing kan door schriftelijk een verzoek in te dienen bij de teamleider. Bij dit verzoek dient vermeld te worden welk vervangend vak de leerling kiest en waar wij de officiële dyslexieverklaring kunnen vinden. Regels omtrent wijzigingen In het derde jaar staat de profielkeuze centraal. Het is een uitgebreid en zorgvuldig traject, begeleid door mentor, decaan en vakdocenten. Wij gaan ervan uit dat leerlingen een bewuste keuze maken. Het definitieve profiel, dat de leerlingen kiezen in april, bevat de vakken waarmee de leerling in het eindexamenjaar zijn/haar diploma behaalt. Het vakkenpakket zoals gekozen bij de definitieve profielkeuze kan in de loop van het 3 e leerjaar niet meer gewijzigd worden. Enkel om gewichtige redenen kan de leerling in periode 4 een verzoek indienen bij de decaan. Dit verzoek wordt door de bevorderingsvergadering beoordeeld. De directie neemt uiteindelijk de beslissing. Tweede keuzevak / versterkt talenonderwijs Indien een leerling een versterkte taal of tweede keuzevak gekozen heeft is de leerling verplicht om dit vak gedurende het gehele jaar te blijven volgen. In periode 4 kan de leerling een aanvraag doen om dit vak het volgend schooljaar te laten vallen. Dit kan tot toetsweek 4. Let op: ook al vervalt het vak het volgend schooljaar, het telt mee voor de overgang! Bevorderingsnormen De gekozen vakken in het profiel kunnen van invloed zijn op de overgangsvergadering. Een leerling is namelijk bespreekgeval als hij of zij een onvoldoende heeft in het gekozen profieldeel (inclusief het eerst gekozen vak in de vrije ruimte). Kies daarom wijs! Ook vakken die de leerling niet kiest tellen mee in de overgangsvergadering, daardoor kan een leerling bespreekgeval worden. Voor de volledigheid leest u hieronder de bevorderingsnormen van klas 3 naar klas 4: maximaal 2 onvoldoendes (ondergrens: 1x5 en 1x4) in het hele profiel;
6
maximaal 1 onvoldoende (ondergrens 1x5) in de vakken Nederlands, wiskunde en Engels; alle vakken samen gemiddeld een zes of meer; én geen onvoldoendes in het gekozen profieldeel voor klas 4 (inclusief het eerst gekozen vak in de vrije ruimte).
Versterkt Talenonderwijs Naast de keuze voor een profiel krijgen de leerlingen in klas 3 ook de mogelijkheid om van de talen een versterkt programma te volgen. Als school bieden wij al vele jaren versterkte lesprogramma’s aan in de moderne vreemde talen. Daarmee kunnen leerlingen die dat willen en kunnen internationaal gewaardeerde certificaten halen in de talen Duits, Engels, Frans en Spaans. De afgelopen jaren hebben veel leerlingen daar gebruik van gemaakt. Een taalcertificaat heeft vele voordelen. Uiteraard kost het behalen van zo’n taalcertificaat extra moeite en zijn er kosten verbonden aan de opleiding en het examen. Bovendien is een positief advies van de vakdocent voorwaarde om te kunnen deelnemen aan het opleidingsprogramma van één of meer versterkte talen. Meer informatie over iedere versterkte taal is te vinden bij de taal in deze reader. Contactpersoon voor de versterkte talen is meneer Heijmans.
7
Informatie Aardrijkskunde Wat is het verschil tussen de onder- en bovenbouw? Aardrijkskunde is een breed en algemeen vormend vak, waarbij allerlei veranderingen in de wereld aan bod komen. Door middel van verdieping en verbreding wordt in de bovenbouw verder gegaan met thema’s uit de onderbouw. Daarnaast komen enkele nieuwe onderwerpen aan bod. Welke onderwerpen/onderdelen komen aan bod? In de bovenbouw van de havo komen de volgende domeinen en onderwerpen aan de orde: vaardigheden: geografische vragen opstellen, geografische problemen oplossen, wisselen van schaalniveau, onderzoek doen en werken met de atlas en computer. Domein Wereld: Wereldbeeld Domein Aarde: Klimaat en landschap Domein Leefomgeving: Stedelijke gebieden Domein Leefomgeving: Wateroverlast Domein Wereld: Globalisering Domein Aarde: Endogene en exogene processen Domein Gebieden: Indonesië Voor de bovenbouw van het VWO zijn dat de volgende domeinen en onderwerpen: vaardigheden: geografische vragen opstellen, geografische problemen oplossen, wisselen van schaalniveau, onderzoek doen en werken met de atlas en computer. Domein Wereld: Wereldbeeld Domein Aarde: Klimaat Domein Gebieden: Zuidoost-Azië (2x) Domein Leefomgeving: Wateroverlast Domein Wereld: Globalisering Domein Aarde: Endogene en exogene processen Domein Leefomgeving: Stedelijke gebieden Domein Wereld: Stedelijke gebieden in de VS Domein Aarde: Landschapszones Domein Aarde: Middellandse Zeegebied Hoe komt het advies tot stand? In het algemeen kunnen alle leerlingen die aardrijkskunde in de onderbouw met een voldoende hebben afgerond, dit vak ook in de bovenbouw succesvol afronden. Waarom heeft een leerling soms een voldoende als eindcijfer en een ontrading als advies? Toetsen bestaan uit verschillende onderdelen: kennis, vaardigheden en toepassing. Leerlingen die voornamelijk op de twee laatstgenoemde onderdelen minder scoren, kan het vak ontraden worden. Daarnaast zijn zichtproblemen een belangrijke factor om het vak aardrijkskunde te ontraden, omdat er veel vragen zijn met atlaskaarten en bronnen. Welke onderdelen zitten er in het schoolexamen en welke onderdelen zitten in het Centraal Schriftelijk Eindexamen? Alle onderdelen die in de aardrijkskundelessen worden behandeld en schriftelijk worden afgenomen, zijn onderdelen die terugkomen op het Centraal Schriftelijk Eindexamen (m.u.v. Gebieden Zuidoost-Azië in VWO-5) Hoe wordt het vak gegeven? Wij werken met de methode BuiteNLand. Deze methode heeft per leerjaar vier hoofdstukken (behalve in het examenjaar, dan zijn het drie hoofdstukken) over een bepaald onderwerp. In iedere periode wordt één hoofdstuk behandeld. Daarnaast wordt er met de stof geoefend met behulp van het werkboek en vele eindexamenopgaven. 8
In havo 4 zijn er twee lesuren per week, havo 5 heeft drie lesuren per week In VWO 4 zijn er twee lesuren per week, in VWO 5 en 6 zijn dat drie lesuren per week. Waarom past dit vak goed in een bepaald profiel? Aardrijkskunde is een algemeen vormend vak en vormt de verbinding tussen veel vakken. Uit het N-profiel zijn dat vakken als biologie, natuurkunde en scheikunde. Dit komt terug bij onderwerpen als fysische geografie en klimatologie. Tevens past het goed in het M-profiel bij andere vakken als economie, maatschappijleer en geschiedenis. Dit komt terug bij onderwerpen als globalisering, culturele vraagstukken, stedelijke vraagstukken en overstromingsgevaar. Aardrijkskunde wordt als een nuttig vak gezien bij vervolgopleidingen als journalistiek, milieustudies, planologie, Pabo, toerisme en recreatie. Dat geldt ook voor universitaire studies als Aarde en Economie en Fysische Geografie. Overige informatie Wil je meer weten over de mogelijkheden met aardrijkskunde of over de inhoud van het vak in de bovenbouw, stap dan binnen bij de docenten aardrijkskunde voor een uitgebreide voorlichting.
9
Informatie Biologie Wat is het verschil tussen de onder- en bovenbouw? Er is een aantal verschillen tussen de biologie, gegeven in klassen 1 en 2 en in de klassen 4, 5 en 6. Houd er rekening mee bij het maken van je profielkeuze dat biologie in de bovenbouw anders is dan je tot nu toe ervaren hebt. In de eerste en tweede klas is biologie te vergelijken met vakken als geschiedenis en aardrijkskunde. Biologie is dan meer beschrijvend en je moet veel leren en dit wordt getoetst. In de onderbouw komen veel onderwerpen aan bod die ook in de bovenbouw aan bod komen, maar in de bovenbouw wordt veel dieper ingegaan op de processen. Bijvoorbeeld: in de onderbouw leer je bij de bloedsomloop dat de rode bloedcellen zuurstof vervoeren, in de bovenbouw leer je hoe dit vervoer gaat en welke stoffen hierbij een rol spelen. Het gaat dan ook over natuurkundige en scheikundige processen en dit maakt dat biologie in de bovenbouw meer met scheikunde en natuurkunde te vergelijken is. Daarnaast ligt het tempo in de bovenbouw hoger. De toetsen zijn groter in omvang en bevatten altijd meerdere hoofdstukken. Met alleen leren red je het niet in de bovenbouw; het gaat om inzicht in de samenhang. Hoe wordt het vak gegeven? Zowel op havo als op VWO zijn er in elk leerjaar drie lessen biologie per week. Havoleerlingen worden in twee jaar voorbereid op de zelfstandige werkwijze zoals die gebruikelijk is in het hoger beroepsonderwijs (HBO). Vwo-leerlingen worden in drie jaar voorbereid op de zelfstandige werkwijze zoals die gebruikelijk is in het wetenschappelijk onderwijs (WO). Praktische opdrachten Je krijgt meerdere praktische opdrachten. Hierbij moet je een stukje leerstof zelfstandig bestuderen in een practicum of onderzoek. Het gaat dan om vaardigheden als zelfstandig kunnen plannen en werken, samen kunnen werken, inzicht en overzicht hebben, presentaties verzorgen over je onderzoek en in het algemeen meer tegelijk en meer zelf doen De methode op de havo Bij de havo wordt de methode van Malmberg ‘Biologie voor jou’ gebruikt. De leerling maakt gebruik van boeken en werkboeken en dit biedt de havoleerling een goede leidraad door de stof. Bij de boeken maken we ook gebruik van de ePack die hoort bij ‘Biologie voor jou’. Hier kun je animaties vinden over ingewikkelde onderwerpen en toets vragen uit verschillende centrale examens. De methode op het vwo Bij het vwo wordt de methode ‘10voorbiologie’ gebruikt. Dit is een digitale lesmethode die aansluit bij de vernieuwde tweede fase; er wordt gewerkt vanuit een context-concept benadering. Alle leerstof van klas 4, 5 en 6 staat op de site www.10voorbiologie.nl. Ook staan er films, animaties en verwijzingen naar sites in de lesstof. De opdrachten en de artikelen waar je mee werkt in de klas krijg je op papier. Je maakt kennis met een andere manier van leren. Volgde je in de onderbouw de stof vanuit het boek, nu ga je werken vanuit vraagstukken. Zonder dat je de stof eerst gaat lezen of uitgelegd krijgt, word je uitgedaagd de oplossing van een probleem te achterhalen met behulp van de theorie.
10
Welke onderwerpen komen aan bod? In de havo leer je onder andere de volgende zaken: Stofwisseling van de cel; eiwitsynthese; wat is homeostase; het beweegt een organisme; de regulatie in een ecosysteem; hoe werken de genen; gedrag bij organismen; evolutietheorie; biodiversiteit; seksualiteit. Het accent bij de biologie ligt bij processen die bij de mens en bij planten plaatsvinden. Ecologie krijgt ook veel aandacht; het onderwerp mens en milieu komt in mindere mate aan de orde. In vwo-4 start je met het onderwerp cellen. Alle organismen bestaan uit cellen en kennis van de werking van cellen is nodig om de andere onderwerpen te begrijpen. Later komen onder andere de volgende onderwerpen aan bod: eiwitsynthese; stofwisseling van de cel; gedrag; biodiversiteit; evolutietheorie; genetica; zintuigen en de werking van de hersenen; moleculaire genetica; fysiologie van plant en dier. Welke onderdelen zitten er in het schoolexamen en welke onderdelen zitten in het Centraal Schriftelijk Eindexamen? In havo 4 gaat elke toets over de hoofdstukken die in de afgelopen periode zijn behandeld. In havo 5 geldt dat ook, maar daarnaast worden hoofdstukken uit het vorige jaar of uit een eerdere periode van hetzelfde jaar herhaald. De toetsen van het vijfde jaar vormen samen met het gemiddelde cijfer van de praktische opdrachten het schoolexamen (SE). Op vwo wordt volgens hetzelfde principe getoetst. Waar moet je rekening mee houden als dit vak wil kiezen? Een leerling kan een gebrek aan inzicht in de onderbouw nog redelijk compenseren met hogere cijfers voor leerwerk. Zoals hierboven al aangegeven, wordt in de bovenbouw echter veel meer getoetst op inzicht dan in de onderbouw. Ook zijn de toetsen in de bovenbouw groter en complexer en gaan over veel grotere hoeveelheden lesstof dan in de onderbouw. Het compenseren van slechte cijfers door hard leren wordt daardoor moeilijker. Waarom past dit vak goed in een bepaald profiel? Profielen zijn afgestemd op (mogelijke) toekomstige beroepen en de daarbij horende opleidingen. Binnen het profiel N&G is biologie een verplicht vak. Dit profiel leidt vooral op voor beroepen in de gezondheidszorg zoals arts, fysiotherapeut, hoofdverpleegkundige, forensisch onderzoeker, laboratoriummedewerker, etc. Binnen het profiel N&T is biologie een profielkeuzevak. Moet het een opleiding worden in de techniek of gezondheidszorg maar ben je er nog niet helemaal uit, dan kun je overwegen N&T te kiezen inclusief biologie als profielkeuzevak. Het vak biologie in de bovenbouw is interessant en verdiept zich in de processen die zich afspelen in organismen. Het heeft veel raakvlakken met scheikunde en natuurkunde en past dus goed bij de exacte profielen. Met name de aandacht voor gezondheid, ontwerpen van robots en milieuproblematiek zorgt dat biologie een vak voor de toekomst is.
11
Informatie Business Class voor havo 4 Lyceum Bisschop Bekkers is een school waar veel leerlingen belangstelling hebben voor de economische vakken. Ruim 60% van de leerlingen doet examen in het vak economie en/of in management & organisatie. Een groot deel van de leerlingen stroomt door naar hbo- of wo-opleidingen in de economische sector. Om de leerlingen goed voor te bereiden op hun toekomst, om extra uitdaging te bieden en om naast kennis overdragen ook aan vaardigheden te kunnen werken, biedt de sectie economie de Businessclass voor havo 4 aan. Voor wie Alle havo 4 leerlingen met economie en management & organisatie in het pakket. Onderdompeling De leerlingen in havo 4 krijgen al 4 uur economie en 3 uur management & organisatie in de week. Daar komt nog 2 uur van de Business Class bovenop, in totaal dus een mooie onderdompeling in de business van ten minste 9 uur per week. Welke onderwerpen/onderdelen komen aan bod? Het programma, dat er elk jaar weer iets anders uit kan zien, is opgebouwd rond modules. Voorbeelden van modules zijn: ‘Hoe schrijf je een ondernemingsplan?’ en ‘Crisis!!’. Deze modules zijn op basis van materiaal van banken, bedrijven en overheden door de docenten speciaal voor de leerlingen van de Business Class op maat gemaakt. Daardoor ontstaat er een goede balans tussen nieuwe kennis opdoen, bijvoorbeeld over de meer dan 4 p’s van marketing (prijs, plaats, product, etc.), kennis toepassen bijvoorbeeld door met Excel te werken en vaardigheden trainen, zoals zelf op onderzoek uitgaan, presenteren en vergaderen. Praktijk Een van de leuke kanten van de Business Class is dat er aan alle modules excursies gekoppeld zijn. Deze excursies zijn ieder jaar anders. Afgelopen jaren zijn we naar De Nederlandse Bank in Amsterdam geweest. We kregen daar inzicht in het betalingsverkeer, superinflatie, de kredietcrisis en het monetair beleid. Voor de module over het ondernemingsplan bezoeken de leerlingen een groot bedrijf in de regio waar zij een rondleiding krijgen en een uitleg over hoe het bedrijf in de markt staat. Tenslotte geeft een accountant voorlichting op school. Iets extra’s bieden aan de leerlingen De sectie economie vindt het leuk en belangrijk om iets extra’s te bieden aan hun leerlingen. Dat daar veel uren in gaan zitten is zeker waar, maar het levert gemotiveerde leerlingen op! Voort wat hoort wat Het volgen van de Business Class levert ook punten op. Het ondernemingsplan dat de leerlingen maken telt mee voor het schoolexamen M&O en het profielwerkstuk. Het profielwerkstuk hoeven de leerlingen nu niet meer in havo 5 te doen en dit bespaart een hoop tijd in het belangrijke examenjaar.
12
Informatie Culturele Kunstzinnige Vorming Wat is het verschil tussen de onder- en bovenbouw? Culturele en kunstzinnige vormgeving heeft als doel je algemene vaardigheden en kennis bij te brengen op het gebied van kunst en cultuur. CKV is een verplicht vak. In de onderbouw gebeurt dit door bezoek aan verschillende kunst- en cultuuractiviteiten en deelnemen aan workshops, zoals het festival STRP-S. In de bovenbouw ga je hier verder mee aan de slag en ga je dieper op een aantal kunstdisciplines in, zoals film, theater, dans en muziek. Welke onderwerpen/onderdelen komen aan bod? Je doet dit door zelf onderzoek te doen naar de discipline, praktisch (een videoclip maken) en theoretisch (presentaties) en door middel van workshops en bezoek/bekijken van voorstellingen of musea (culturele activiteit). Regelmatig ga je met je klas op pad of komt er op school een theatervoorstelling bijvoorbeeld. Van deze culturele activiteiten en workshops maak je verslagen die in je kunstdossier komen. Je moet een bepaald aantal culturele activiteiten en workshops hebben gevolgd om het vak CKV voldoende of goed af te sluiten. Hoe wordt het vak gegeven? We gebruiken de methode Palet mono als hulpmiddel, maar voornamelijk gebruiken we een eigen methode. In klas 4 heb je 1 uur CKV en in vwo 5 ook 1 uur, maar in havo 5 heb je alleen het eerste semester 1 uur CKV. Alle onderdelen zijn een schoolexamen. Het zijn handelingsdelen en moeten dus allemaal voldoende worden afgerond, anders kun je geen diploma krijgen.
13
Informatie Duits + Goethe Wat is inhoudelijk het verschil tussen de onderbouw en bovenbouw? Afgezien natuurlijk van het niveau is er eigenlijk geen wezenlijk verschil. Vaardigheden, die in de onderbouw worden aangeleerd, moeten in de bovenbouw worden verbreed en verdiept. Omdat we met doorlopende leerlijnen werken komen alle vaardigheden in elke jaarlaag terug. Uitgangspunt voor het aandeel in de lestijd is daarbij de weging, die voor het uiteindelijke examencijfer geldt. Hoe komt het advies tot stand? Gezien het bovenstaande, is het logisch dat bij het advies een groot belang wordt gehecht aan tekstbegrip. Dit bepaalt namelijk voor 50% het uiteindelijke examencijfer. Verder wordt natuurlijk gekeken naar de overige vaardigheden: spreek- en gespreksvaardigheid, luistervaardigheid en schrijfvaardigheid. Woordkennis en grammaticale kennis vormen een onmisbare basis voor alle genoemde vaardigheden. Waarom heeft een leerling soms een voldoende als eindcijfer en een ontrading als advies? Een leerling kan een gebrek aan inzicht in de onderbouw nog redelijk compenseren met cijfers voor leerwerk. In de bovenbouw wordt het geleerde echter uitgebreid en moet de leerling het in nieuwe situaties kunnen toepassen. Tevens worden in de bovenbouw grotere stukken stof getoetst en is er nauwelijks nog sprake van kleinere compenserende overhoringen. Het kan dus zo zijn, dat de docent ook bij een voldoende cijfer een ontrading uitspreekt op basis van een gebrek aan inzicht bij de leerling. Welke onderdelen zitten er in het schoolexamen en welke onderdelen zitten er in het Centraal Schriftelijk Examen? Het CSE bestaat uit een aantal leesteksten met vragen, dit bepaalt de helft van het examencijfer. De andere vaardigheden zitten in de schoolexamens: kijk- en luistervaardigheid, spreek- en gespreksvaardigheid, schrijfvaardigheid en literatuur. Hoe wordt het vak gegeven? We werken met de methode ‘Neue Kontakte’ (net als in de onderbouw), aangevuld met eigen actuele opdrachten. In bovenbouw hebben alle leerlingen 3 lessen Duits per week. De vaardigheden komen in de les allemaal evenveel aan bod; lezen, luisteren, schrijven, spreken. De theorie (grammatica) is hierbij ondersteunend en wordt daar waar nodig uitgelegd en herhaald. Van de drie lessen per week wordt gemiddeld ongeveer een halve les aan theorie besteed en de rest aan de vaardigheden. Wat moet een leerling kunnen en leuk vinden om dit vak te kiezen? Een leerling zou Duits moeten kiezen als hij geïnteresseerd is in de Duitse taal en cultuur en bereid is te investeren in het uitbreiden van zijn woordenschat. Dit betekent niet alleen de vragen bij de teksten in het boek beantwoorden, maar ook in de tekst duiken en zorgvuldig kijken of hij alles begrijpt en zo nodig een woordenboek gebruiken. Als hij hier het nut niet van inziet, loopt hij uiteindelijk vast bij het eindexamen. Dit hangt namelijk nauw samen met het tekstbegrip; een leerling die niet kan tekst verklaren krijgt het erg moeilijk bij het CE. De leerling moet bovendien lezen (zowel teksten als boeken) niet vervelend vinden.
14
Goethe Voor leerlingen die goed zijn in Duits en graag extra uitdaging willen bieden wij Goethe aan. Goethe is een versterkt talenprogramma dat de leerling voorbereidt op het behalen van een internationaal erkend taalcertificaat. Voor het versterkt Duits volgen de leerlingen naast hun reguliere lessen vanaf de vierde klas één lesuur Goethe per week extra. In deze les worden de verschillende taalvaardigheden/ competenties op een hoger niveau dan in de reguliere lessen getraind met de nadruk op spreek- en schrijfvaardigheid. Het mag duidelijk zijn dat de leerling volop kan profiteren van deze extra oefening tijdens de gewone lessen en toetsen. In principe wordt er geen of nauwelijks huiswerk opgegeven. De studiebelasting voor de leerling blijft daardoor zeer beperkt. Voor elk niveau worden de 4 volgende competenties geëvalueerd: luistervaardigheid, spreekvaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Er zijn dus geen specifieke grammaticaoefeningen! Wel speelt beheersing van de grammatica een rol bij met name de schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid. Voor wie? In principe zijn de lessen voor iedereen toegankelijk maar het is wel van belang te beseffen dat de Goethelessen geen bijlessen zijn. Een gemiddelde van minimaal een 7,0 op havo/vwo is aan te bevelen om het tempo en niveau aan te kunnen. Je krijgt aan het einde van de 3e klas een advies van de vakdocent voor het volgen van versterkt Duits. Dat advies is niet alleen gebaseerd op het cijfergemiddelde maar ook op getoonde inzichten en vaardigheden. Inschrijving is niet vrijblijvend. Er wordt in het rooster en in Magister een Goethelesgroep aangemaakt en de leerling wordt geacht te komen. Leerlingen kunnen tussentijds wel instromen. Examens Op het LBB kunnen leerlingen zich in de bovenbouw voorbereiden op Goethe-examens op niveau B2 of C1. De examens van het Goethe Institut, de organisatie die wereldwijd het Duits promoot en internationaal erkende taalcertificaten uitgeeft, zijn gekoppeld aan de niveaus van het Europees Referentiekader voor de Talen (ERK). De niveaus variëren van A1 (absolute beginners), A2, B1, B2, C1 tot C2 (very near native/bijna moedertaal niveau). Het voordeel is dat wereldwijd in principe bekend is wat de niveaus inhouden, hetgeen bijvoorbeeld bij een Havo of Vwo-diploma met Duits in het pakket niet het geval is. In Duitsland weet men dan niet welk niveau Duits dat inhoudt. Om aan een Duitse universiteit te kunnen studeren, wordt B2 geëist. Vaak wordt het B2niveau ook vereist als minimum niveau om in Duitsland te werken. Dit geldt bijvoorbeeld voor piloten die hun geluk in Duitsland willen beproeven. Kosten Leerlingen schaffen zelf de lesboeken aan, de kosten hiervoor bedragen ongeveer 50 euro per niveau. Daarnaast moeten zij, indien zij examen doen, examengeld betalen in hun laatste studiejaar. De kosten hiervoor zijn momenteel 160 euro (B2-niveau) en 180 euro (C1-niveau) euro per volledig examen. De examens worden in januari in het eindexamenjaar afgenomen door het Goethe Institut in Amsterdam of Rotterdam. De examens kunnen niet herkanst worden. Meer informatie Alle extra informatie is te vinden op onderstaande site van het Goethe Institut: http://www.goethe.de/ins/nl/nl/ams.html
15
Informatie Econasium vwo 4 en 5 Het LBB mag zich sinds juni 2014 officieel een Econasiumschool noemen. Dat Eindhoven voorop loopt qua technische innovatie is alom bekend, maar geen enkel bedrijf kan bestaan zonder een economische achtergrond. Dit is aanleiding tot een samenwerkingsverband tussen het LBB en Tilburg University. Het Econasium is een tweejarig plusprogramma (een samenwerking met de Tilburg University) in de bovenbouw van het vwo (klas 4 en 5). Leerlingen die interesse hebben in de economische vakken, economie en/of management & organisatie, en die goed zijn in wiskunde kunnen het programma volgen. Het programma biedt de leerlingen o.a.:
een extra uitdaging training in onderzoeksvaardigheden die belangrijk zijn voor veel universitaire studies motivatie voor het kiezen van een vervolgstudie op een universiteit, met name in een economische richting begeleiding bij het profielwerkstuk excursies naar bijvoorbeeld: het EP in Brussel, de Rotterdamse haven
Leerlingen die het Econasiumprogramma met goed gevolg hebben afgesloten, krijgen daarvoor een aantekening op hun diploma. Daarnaast ontvangen ze van de universiteit het diploma “Certificate of Economic Proficiency”. Dit diploma geeft voordelen als zij aan Tilburg University een economische of bedrijfseconomische studie gaan volgen. Zo zijn zij dan verzekerd van plaatsing en krijgen vrijstelling van een onderdeel van die studie. Coördinator van het Econasiumprogramma is onze economiedocent dhr. Ronnie Peters. Kijk voor meer informatie op: www.econasium.eu
16
Informatie Economie Waarin verschilt dit vak met de onderbouw? Het vak economie wordt in de derde klas gegeven als een soort kennismaking met bepaalde onderwerpen en met vaardigheden waarover je moet beschikken. Het grote verschil in de bovenbouw met klas drie zit in de grotere omvang van de leerstof (ook bij de toetsen) en daaraan gekoppeld het werktempo. Welke onderwerpen komen aan bod? Waarschijnlijk heb je al wel eens iets gehoord over de economische crisis, de dalende huizenprijzen of over de werkloosheid in Nederland. Dit zijn enkele onderwerpen die aan bod komen bij het vak economie. Wellicht weet je dus meer van het vak economie dan dat je zelf beseft. Het vak economie is onderverdeeld in een aantal concepten. Concepten zijn eigenlijk allemaal verschillende onderwerpen zoals bijvoorbeeld werkloosheid, belasting, rente en wisselkoersen. Daarnaast moet je een aantal (reken)vaardigheden beheersen zoals bijvoorbeeld rekenen met procenten en het aflezen van grafieken en tabellen. Kortom: wanneer je wilt begrijpen wat er allemaal in de wereld gebeurt, dan is het vak economie een must! Hoe wordt het vak gegeven? In de bovenbouw wordt er met meerdere lesbrieven gewerkt. Een lesbrief gaat steeds over een bepaald onderwerp. Enkele titels zijn: Europa, Arbeidsmarkt en Wereldeconomie. Je zou het kunnen vergelijken met hoofdstukken in een “normaal” boek, maar dan uitgebreider. Deze lesbrieven zijn van dezelfde uitgever (LWEO) als de lesbrief in klas 3. Behalve klassikale lessen zal er ook aandacht besteedt worden aan het in de praktijk brengen van de theorie door middel van zogenaamde klaslokaalexperimenten. Tijdens de lessen economie leer je dus inzicht te krijgen waarom o.a. "landen" bepaalde beslissingen nemen en wat de gevolgen hiervan zouden kunnen zijn. In havo 4 en 5 krijg je vier uur economie per week. Op het vwo krijg je in vwo 4, 5 en 6 drie uur les per week. Op het vwo wordt er uitgebreider en dieper op de onderwerpen ingegaan dan op de havo. Waarom heeft een leerling soms een voldoende als eindcijfer en een ontrading als advies? Zoals gezegd is economie in klas 3 een eerste kennismaking waarbij je ook cijfers krijgt voor de onderdelen die bij M&O aan bod komen. Een hoog cijfer in klas 3 is niet per se een succesgarantie voor de bovenbouw. Een laag cijfer wil niet zeggen dat de kans op succes in de bovenbouw ontbreekt. De mate van succes wordt bepaald door een combinatie van succesindicatoren. Enkele succesindicatoren zijn: - De mate van algemene ontwikkeling en de bereidheid hier iets aan te doen; - De leesvaardigheid en de liefde voor getallen; - De mate van fysieke en/of geestelijke aanwezigheid in de lessen; - De bereidheid om te luisteren en te werken; - Het inzicht; Waarom economie kiezen? Het vak economie geeft je inzichten hoe en waarom regeringen en het Europees parlement bepaalde beslissingen nemen. Beslissing bijvoorbeeld met betrekking tot de belastingtarieven en de sociale zekerheid. Dus als je wilt begrijpen wat er allemaal in de
17
wereld gebeurt, is het vak economie een must. Dit is natuurlijk ook goed voor je algemene ontwikkeling. Verder geeft het vak economie je een goede basis voor veel vervolgopleidingen. Vaak kom je met een HBO- of WO-studie in leidinggevende functies terecht waarbij economisch inzicht een pre is. Te denken valt aan de volgende studies:
Alle economisch getinte opleidingen (denk hierbij ook aan de hotelschool). Technische opleidingen (leidinggevende functies). Opleidingen zoals bijvoorbeeld psychologie, maatschappelijk werk en andere sociale studies waarbij algemene ontwikkeling gewenst is.
Zowel wiskunde A als wiskunde B zijn geschikt om te combineren met economie. De meeste opleidingen hanteren wiskunde A als toelatingseis. Dit is ook een prima combinatie omdat wiskunde A onderwerpen behandelt die goed aansluiten bij economie. Een paar opleiding eisen wiskunde B. Dit zijn dan wel opleidingen waarbij wiskunde een grote rol speelt. Dat wil zeggen dan moet je graag met wiskunde bezig zijn. Over het algemeen geldt dus dat wiskunde A het meest gekozen wordt in combinatie met economie. Maar natuurlijk moet het je vooral leuk lijken!
18
Informatie Engels + Cambridge Wat is inhoudelijk het verschil tussen de onderbouw en de bovenbouw? In de bovenbouw wordt de bestaande kennis van grammatica, vocabulaire en vaardigheden verder uitgebreid en verdiept. De leerlingen leren langere en inhoudelijk (qua vocabulaire) zwaardere teksten uit kranten en tijdschriften lezen. Ook leren ze langer en intensiever te luisteren/kijken naar Engelstalige radio- en tv-fragmenten. Bovendien moeten ze formele en informele Engelstalige teksten leren schrijven. Kennismaking met enkele onderdelen van/periodes uit de Engelstalige literatuur en het lezen van enkele literaire werken is tevens een onderdeel van het programma. Geen advies voor Engels!? Iedere leerling heeft Engels in de bovenbouw, dus de keuze wel/geen Engels is er niet. Engels is wel een kernvak, dus het is slim om zelf na te denken of je het vak op havo of vwo aankan in de bovenbouw. In het eindexamenjaar wegen naast leesvaardigheid ook de drie toegepaste vaardigheden luister-, spreek- en schrijfvaardigheid zwaar mee. Wanneer een leerling deze vaardigheden minder goed beheerst, kan dit een indicatie zijn dat Engels met een onvoldoende wordt afgesloten. De toetsen waarin basiskennis (vocabulaire en/of grammatica) wordt getoetst, zijn van minder voorspellende waarde voor de bovenbouw. Welke onderdelen zitten er in het schoolexamen en welke onderdelen zitten er in het Centraal Schriftelijk Examen? Het centraal schriftelijk eindexamen is 50% van het eindcijfer en bestaat alleen uit leesvaardigheid. Het schoolexamen is de andere helft van het eindcijfer. Dit bestaat uit: Kijk- en luistervaardigheid (25%) Gespreksvaardigheid (debatten voeren / presenteren / mondeling) (25%) Schrijfvaardigheid (25%) Boeken lezen en Literatuurkatern (25%) Hoe wordt het vak gegeven? Engels wordt in V4 drie uur per week gegeven, in V5 ook drie uur en in V6 twee uur. In H4 krijg je Engels vier uur per week en in H5 drie uur. In havo 4 werken we met de methode English in Mind level 4. Dit is een compleet Engelse leergang die aansluit op de methode New Headway (die we in de onderbouw gebruiken). Alle vaardigheden komen aan bod, plus de noodzakelijke herhaling en uitbreiding van de grammatica en vocabulaire. Er zijn overwegingen om volgend schooljaar van methode te veranderen. In V4 werken we met FCE Result, een E-E methode op Europees niveau B2. In V5 werken we nu nog met CAE Result, een E-E methode op Europees niveau C1. In H5 en V6 hebben we een apart eindexamenprogramma, waarin iedere periode een vaardigheid centraal staat met daarbij de extra lesopdrachten als het lezen van boeken en het behandelen van de literatuur. Waarom past dit vak goed in een bepaald profiel? Beheersing van het Engels is tegenwoordig noodzakelijk voor bijna elke vervolgopleiding. Colleges worden vaak in het Engels gegeven, studieboeken zijn in het Engels, er worden stages in het buitenland gelopen, je krijgt te maken met buitenlandse studiegenoten en in sommige gevallen is de opleiding zelfs helemaal in het Engels.
19
Cambridge Voor leerlingen die goed zijn in Engels en graag extra uitdaging willen bieden wij Cambridge aan. Leerlingen krijgen de mogelijkheden om internationaal erkende diploma’s te behalen op verschillende niveau’s: First Certificate (B2), Advanced (C1) en Proficiency (C2). De diploma’s zijn erkend over de hele wereld en het bezit ervan wordt door het bedrijfsleven en vervolgonderwijs erg gewaardeerd. Vanaf het Advanced-niveau leidt een Cambridge diploma tot vrijstellingen bij veel (buitenlandse) hogescholen en universiteiten. Alle leerlingen in het vierde leerjaar krijgen een opleiding tot het B2-niveau (First Certificate) tijdens de gewone lessen. Goede leerlingen kunnen in klas 4 al deelnemen aan het Cambridge programma door te beginnen met het C1-niveau (Advanced) door een extra lesuur per week te volgen. In vwo 5 krijgen alle leerlingen tijdens de gewone lessen de opleiding voor het C1-niveau. Leerlingen die voor dit niveau zijn geslaagd kunnen in klas 5 havo/vwo of 6 vwo verder gaan met het C2-niveau (Proficiency). Hiervoor wordt ook 1 extra taaluur gegeven. Instaptoets Aan het einde van leerjaar 3 kunnen leerlingen die graag mee zouden willen doen aan het bovenbouwprogramma Cambridge examens zich opgeven voor de cursus in leerjaar 4. Alle leerlingen die zich opgegeven hebben nemen deel aan een ingangstoets. Leerlingen worden toegelaten voor de Cambridge lessen in het 4e leerjaar als zij de toets met goed gevolg afleggen en een positief advies krijgen van de lesgevende docent. Wat gebeurt er met de reguliere lessen en toetsen Engels? Leerlingen in het Advanced traject in klas 4 zullen de reguliere lessen moeten volgen en alle toetsen in dit leerjaar moeten maken. Het Advanced traject is een extra lesuur naast de reguliere lessen Engels. De leerlingen in het Proficiency traject (vwo 5) die het Advanced Certificate hebben behaald zullen in de reguliere lessen aanwezig zijn in de les dan wel in een studieruimte maar hoeven niet met de les mee te doen. Zij kunnen de tijd besteden met het zelfstandig werken aan opdrachten voor hun extra cursus. Deze leerlingen hoeven niet deel te nemen aan de reguliere toetsing aangezien zij door het behalen van het Advanced Certificate hebben aangetoond dat zij in ieder geval op het eindniveau V5 zijn. Het moet voor hen EN ZEKER VOOR HUN OUDERS! wel duidelijk zijn dat zij dus geen cijfer voor het vak Engels zullen krijgen wat compensatiepunten zou kunnen opleveren! Indien leerlingen wel een cijfer voor Engels op hun rapport willen hebben zullen zij mee moeten doen met ALLE toetsen in V5, dus ook de toetsen over de methode. In 5 Havo kunnen de leerlingen het Proficiency traject volgen, echter NAAST hun eindexamenprogramma. Zij volgen dus de reguliere lessen en maken de toetsen in de toetsweken en hebben een extra lesuur voor Cambridge. Uitvallers Als leerlingen in het Advanced Certificate traject besluiten op te houden met de extra les kunnen zij deze gewoon opgeven. Zij volgen immers het reguliere programma. Voor leerlingen in het Proficiency traject die besluiten niet deel te nemen aan het Proficiency examen of op te houden met de extra les geldt dat zij de les kunnen opgeven. De verplichting om aanwezig te zijn tijdens de reguliere lesuren blijft bestaan!
20
Examens De examens vallen onder de verantwoordelijkheid van de Universiteit van Cambridge en vinden elk jaar plaats in juni en december. Deelname aan de examens geschiedt geheel op vrijwillige basis. In de periode januari/februari/maart worden de deelnemers aan de cursussen getest op hun geschiktheid voor deelname aan de examens. De lesgevende docent(en) zal/zullen een VRIJBLIJVEND oordeel geven n.a.v. de resultaten. Deze beoordeling geeft aan of de docent(en) de leerling geschikt achten, twijfel hebben of deelname afraden. Uiteraard kan/kunnen de docent(en) geen garanties geven. De leerling met zijn ouders beslissen ZELF op basis van eigen inzicht of hij/zij deelneemt aan het examen. Kosten Leerlingen zullen zelf de kosten van de aanschaf van de benodigde leermiddelen moeten dragen. Ook aan de examens zijn kosten verbonden die voor rekening van de leerling zijn. Meer informatie Wil je meer weten? Met vragen over Cambridge kun je terecht bij je Engels docenten. Op youtube is ook een filmpje beschikbaar met uitleg over de examens van Cambridge. Zie: https://www.youtube.com/watch?v=3nXRzMTlnAA
21
Informatie Frans + Delf Wat moet een leerling kunnen en leuk vinden om dit vak te kiezen? Het vak Frans is een aanrader voor alle leerlingen die de taal op de eerste plaats leuk vinden, die best mooie cijfers halen, die iets willen weten over Frankrijk en haar geschiedenis, maar ook voor leerlingen die iets willen gaan doen in het nationale en internationale bedrijfsleven. Uit wetenschappelijk onderzoek (verricht door de HAN met als titel: “Talen en hun economisch belang” gebaseerd op gegevens van 2011 en 2012), blijkt dat er binnen ondernemend Nederland grote behoefte is aan personeel dat de Franse taal beheerst. Wat is het (inhoudelijke) verschil tussen de onderbouw en bovenbouw? Afgezien van het oplopende niveau is er geen wezenlijk verschil. Alle vaardigheden die in de onderbouw aangeleerd zijn, komen in de bovenbouw aan bod. We hebben het dan over kijk- en luistervaardigheid, spreekvaardigheid, schrijfvaardigheid, literatuur én… leesvaardigheid. Er is natuurlijk wel sprake van verbreding en verdieping van alle onderdelen. De lessen in de bovenbouw worden enigszins anders gestructureerd. De doorlopende leerlijnen blijven aanwezig maar door middel van modulen komen de verschillende vaardigheden in elke jaarlaag van 4, 5 en 6 expliciet aan de orde. De grammaticakennis wordt herhaald en geïntegreerd in de lessen. In elke jaarlaag is er dezelfde opbouw. Dit schept overzicht en helderheid en het modulegerichte onderwijs sluit aan bij het vervolgonderwijs in zowel het HBO als in het WO. De verdeling van de lestijd die besteedt wordt aan alle vaardigheden wordt mede bepaald door de weging die voor het uiteindelijke examencijfer geldt. Hoe wordt het vak gegeven? In de klassen 4 havo en 4, 5, 6 vwo krijgen de leerlingen 3 lesuren Frans per week. In klas 5 havo krijgen leerlingen 4 lesuren Frans per week. In de klassen 4 en 5 van beide schooltypen wordt er naast een methode gewerkt met materiaal dat toegespitst is op de module van dat moment en dat voldoet aan de actualiteit. In vwo 6 vervalt de methode, maar wordt er enkel en alleen gewerkt met (eigen) materiaal dat volledig is afgestemd op de actualiteit en op de eisen die het schoolexamen en het eindexamen van de leerling heeft. In de hele bovenbouw is het mogelijk om Delf lessen te volgen in het kader van het versterkt taalonderwijs. Welke onderdelen zitten in het Schoolexamen en welke onderdelen zitten in het Centraal Schriftelijk Eindexamen? In het Programma van Toetsing en Afsluiting, het zogenaamde PTA, dat iedere leerling aan het begin van de 4e klas havo/vwo via de ELO kan raadplegen, staat precies aangegeven wat er voor het vak Frans in elke jaarlaag getoetst wordt en welke weging er aan gegeven wordt. Alle eerder genoemde vaardigheden komen aan bod en worden getoetst. Het is voor iedere leerling van groot belang dat document goed te bestuderen. Het eindexamen Frans bestaat uit tekstverklaring. Dat betekent automatisch dat leesvaardigheid, zowel in toetsing als in weging, een prominente plaats inneemt in het curriculum van het vak Frans. Hoe komt het advies tot stand? Al in februari /maart moeten leerlingen uit de derde klas een voorlopige keuze maken voor een profiel. Het vak Frans behoort dan tot een mogelijk keuzevak, voor alle profielen! Er wordt van vakdocenten op dat moment verwacht een keuzeadvies uit te brengen, ook al is het nog erg vroeg in het derde leerjaar. Het advies wordt gebaseerd op de tot dan toe behaalde resultaten, d.w.z. op toetsen die zowel inzicht als reproductie getoetst hebben. Het advies wordt bepaald door deze resultaten maar ook door de wetenschap dat in de bovenbouw de cijfers behaald voor leerwerk alléén geen compensatie meer leveren. Er is wel degelijk veel waardering voor leerwerk, immers voor een taal moet je veel woordjes en grammatica kennen, maar de balans helt over naar de
22
toepassing van die kennis in de vaardigheden. Het kan dus zo zijn dat een docent, ook bij een voldoende (gemiddelde) rapportcijfer, het vak Frans als keuzevak afraadt. Excursies Om leerlingen met enige regelmaat met de Franse taal en cultuur in aanraking te laten komen, worden er voor klas 3 t/m klas 5 havo en klas 3 t/m 6 vwo educatieve dagexcursies naar Franstalige plaatsen georganiseerd. In elke jaarlaag ligt het accent op een ander aspect. In de onderbouw ligt de nadruk voornamelijk op het kennismaken met de cultuur en in de bovenbouw ligt de nadruk vooral op productief taalgebruik: het spreken van de Franse taal! Deze dagen zijn niet alleen leerzaam maar ook erg leuk! Kortom: het vak Frans… de moeite van het kiezen waard!
23
Delf Voor het vak Frans kunnen leerlingen van 4, 5 en 6 vwo en 4 en 5 havo deelnemen aan lessen die voorbereiden op het examen in het kader van het DELF Scolaire. Dit is een internationaal erkend diploma dat aantoont dat zij hun studie Frans hebben afgesloten op een bepaald niveau. Op het LBB beperken we ons tot het opleiden voor B1 en B2 examens. Door het behalen van het examen B2 kunnen leerlingen in Frankrijk of Franstalige landen instromen in het HBO of de universiteit. Voor elk niveau worden de 4 volgende competenties geëvalueerd: luistervaardigheid, spreekvaardigheid, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Voor het versterkt Frans volgen de leerlingen naast hun reguliere lessen één lesuur Frans per week extra in een kleine groep. (max 10 lln.) In deze Delfles worden de verschillende taalvaardigheden/ competenties op een hoger niveau dan in de reguliere lessen getraind met de nadruk op de spreekvaardigheid. Het mag duidelijk zijn dat de leerling volop kan profiteren van deze extra oefening tijdens de gewone lessen en toetsen. In principe wordt er geen of nauwelijks huiswerk opgegeven. Het onderwijsprogramma van de Delflessen sluit aan bij de onderwijsmodules uit het PTA. De studiebelasting voor de leerling blijft daardoor zeer beperkt. Voor wie? In principe zijn de lessen voor iedereen toegankelijk maar het is wel van belang te beseffen dat de Delflessen geen bijlessen zijn. Een gemiddelde van minimaal een 7,0 op havo/vwo is aan te bevelen om het tempo en niveau aan te kunnen. Je krijgt op het einde van de 3e klas een advies van de vakdocent voor het volgen van versterkt Frans. Dat advies is niet alleen gebaseerd op het cijfergemiddelde maar ook op getoonde inzichten en vaardigheden. Inschrijving is niet vrijblijvend. Er wordt in het rooster en in Magister een Delfklas aangemaakt en de leerling wordt geacht te komen. Leerlingen kunnen tussentijds wel instromen. Kosten en examens Er zijn voor de leerlingen geen kosten voor lesgeld of aanschaf van boeken. Wel moeten zij, indien zij examen doen, examengeld betalen in hun laatste studiejaar. De kosten op dit moment variëren tussen de 120 en 140 euro per volledig examen. De locatie voor luister-, lees- en schrijfvaardigheid is het LBB, maar voor de mondelingen moeten de leerlingen naar een locatie in Venlo. Er zijn daardoor ook twee afname momenten. De examens vinden in verband met de eindexamens elk jaar plaats in de maand maart en kunnen niet herkanst worden. In het algemeen kunnen er 6 verschillende diploma’s behaald worden die gelijk staan aan de zes niveaus van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader. Meer informatie Alle extra informatie is te vinden op onderstaande site van het “Institut français” http://institutfrancais.nl/uploads/c069dc0af82c48fbefab515347b716aa.pdf
24
Informatie Geschiedenis Wat is het verschil tussen de onder- en bovenbouw? Geschiedenis is een van de mooiste schoolvakken, zowel in de onderbouw als in de bovenbouw. Er is wel een belangrijk onderscheid tussen onder- en bovenbouw. De hoeveelheid kennis die je tot je moet nemen over de tien tijdvakken, die behandeld zijn in de onderbouw, komt allemaal weer terug in de bovenbouw: uitgebreider en op een hoger niveau. Daarnaast is er extra verdieping van de stof. Via thema’s en ‘historische contexten’ wordt van je verwacht dat je meer kennis en vaardigheden kunt toepassen. Zodoende wordt je kennis van de geschiedenis groter en daardoor interessanter. De extra verhalen en anekdotes maken het alleen maar mooier. Zeker omdat je door je eigen ontwikkeling (ouder worden) zelf steeds meer gaat inzien wat geschiedenis ook nu nog kan betekenen. “De geschiedenis is het heden, gezien door de toekomst.’’ – Godfried Bomans Welke onderwerpen/thema’s komen aan bod? Alle grote onderwerpen uit de geschiedenis komen aan bod, van prehistorie tot heden. Hoe wordt het vak gegeven? In de bovenbouw kan je hier drie uur in de week van gaan genieten. Hierbij wordt gewerkt met een tekstboek en losse katernen van Feniks. De enthousiaste docenten slepen je mee en laten jou je inleven in het verleden. Hoe komt het advies tot stand? Het advies dat je krijgt in klas 3 is grotendeels gebaseerd op je resultaat bij de inzichtvragen in de toetsen. Alleen iets kunnen onthouden is namelijk niet genoeg. Je moet de kennis die je opdoet goed kunnen toepassen. Je bent daarbij in het voordeel als je interesse hebt in de geschiedenis. Wat moet een leerling kunnen en leuk vinden om dit vak te kiezen? Een leerling die voor geschiedenis kiest moet geïnteresseerd zijn in het verleden en een koppeling willen leggen tussen heden en verleden.
25
Informatie Jong ondernemen vwo 5 Lyceum Bisschop Bekkers is een school waar veel leerlingen belangstelling hebben voor de economische vakken. Ruim 60% van de leerlingen doet examen in het vak economie en/of in management & organisatie. Een groot deel van de leerlingen stroomt door naar hbo- of wo-opleidingen in de economische sector. Om de leerlingen goed voor te bereiden op hun toekomst, om extra uitdaging te bieden en om naast kennis overdragen ook aan vaardigheden te kunnen werken, biedt de sectie economie Jong Ondernemen voor vwo 5 aan. Voor wie Alle vwo 5 leerlingen met economie en management & organisatie in het pakket Onderdompeling De leerlingen in vwo 5 krijgen al 3 uur economie en 3 uur management & organisatie in de week. Daar komen nog 2 uur van het Jong ondernemen bovenop, in totaal dus een mooie onderdompeling in de business van ten minste 8 uur per week. Hoe ziet het programma eruit? Het programma is opgebouwd uit 1 module waar de leerlingen een mini onderneming beginnen. Een eigen bedrijf oprichten en samen doelgericht werken aan succes: dat is de kern van dit realistische en uitdagende programma. De leerlingen werken in een team en zetten zich een heel schooljaar in voor hun bedrijf. Ze schrijven een bedrijfsplan, kopen en verkopen producten, geven aandelen uit en houden hun administratie bij. Het programma sluit aan op competentiegericht onderwijs en geeft jongeren de kans om theoretische kennis in de praktijk toe te passen. Junior Company is een ideale aanvulling op vakken als economie, management & organisatie, en handel en administratie. Het programma kan ook worden ingezet als ‘profielwerkstuk’. Zie ook: http://www.jongondernemen.nl/junior-company Praktijk Een van de leuke kanten van de Jong Ondernemen is dat er ook excursies aan het programma gekoppeld zijn. Deze excursies zijn ieder jaar anders. Afgelopen jaren zijn we naar De Nederlandse Bank in Amsterdam geweest. Daarnaast bezoeken de leerlingen een groot bedrijf in de regio waar zij een rondleiding krijgen en een uitleg over hoe het bedrijf in de markt staat. Dit kunnen zij toepassen in hun mini onderneming. Tenslotte bezoekt een accountant ons ieder jaar om voorlichting te geven over zijn beroep. Iets extra’s bieden aan de leerlingen De sectie economie vindt het leuk en belangrijk om iets extra’s te bieden aan hun leerlingen. Dat daar veel uren in gaan zitten is zeker waar, maar het levert gemotiveerde leerlingen op. De leerlingen: leren ondernemen; werken met echte producten, echt geld, echte klanten en echte leveranciers; ontwikkelen kennis en vaardigheden die aansluiten bij andere vakken, zoals economie, wiskunde, maatschappijleer en Nederlands; ontwikkelen competenties zoals samenwerken, onderhandelen, vergaderen, afspraken maken en nakomen; ervaren de waarde van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Voor wat hoort wat Het volgen van de Jong Ondernemen levert ook punten op. Het ondernemingsplan dat de leerlingen maken telt mee als profielwerkstuk. Het profielwerkstuk hoeven de leerlingen nu niet meer in vwo 6 te doen en dit bespaart een hoop tijd in het belangrijke examenjaar.
26
Informatie Kunst Beeldend en Kunst Algemeen Kunst Beeldend De snelste manier om te communiceren is via beelden. Dat zie je overal in onze maatschappij. Denk maar aan reclameposters; in één oogopslag snap je wat er wordt bedoeld. Om tekst te lezen heb je toch langer nodig. Natuurlijk kun je met heel duidelijke symbolen iets vertellen, maar heb je dan een interessant en boeiend beeld? Dat is wat je onderzoekt bij KB. Tijdens KB krijg je een klein aantal uren vaktheorie, waarbij je vooral veel kijkt naar kunst en ervan probeert te leren, zodat je wat je van de meesters kunt leren, in je eigen werk kan toepassen. De praktijk is het belangrijkste en dat zie je ook terug in de weging van de cijfers. Wat is het verschil tussen de onder- en de bovenbouw betreft KB? De lijn die in de onderbouw is ingezet, wordt in de bovenbouw doorgetrokken. In de bovenbouw krijg je uiteenlopende praktijkopdrachten voorgeschoteld. Je wordt uitgedaagd te werken met verschillende materialen en technieken, met als doel zicht te krijgen op de mogelijkheden van beeldende vormgeving en je eigen voorkeuren en talenten te ontdekken. We werken met thema’s die met verloop van tijd steeds individueler worden. Het proces van schetsen en experimenten is vooral heel belangrijk, naast natuurlijk je eindwerk. Een groot deel van de praktijkopdrachten is gekoppeld aan een theoretische onderbouwing. Bij het zoeken naar oplossingen voor de diverse beeldende probleemstellingen, bestudeer je werk van kunstenaars, zodat je jezelf traint in kunstbeschouwing. Het onder de knie krijgen van de expressionistische beeldtaal gaat nu eenmaal niet zonder een grondige analyse van het werk van bijvoorbeeld Van Gogh. Het vak KB staat voor 2 uur per week in je rooster (dit geldt voor vwo 4, 5 en 6, havo 4 en havo 5). Welke onderdelen zitten in het schoolexamen en welke onderdelen zitten in het Centraal Schriftelijk Eindexamen? Voor zowel het theoriegedeelte als het praktijkgedeelte doe je examen. De praktijk (jouw werkstukken) wordt getoetst door middel van een schoolexamen. Je werk wordt tijdens de toetsweken beoordeeld door één of meerdere docenten. In je eindexamenjaar exposeer je jouw werk voor ouders, familie en vrienden. De theorie van Kunst Algemeen wordt getoetst middels een schoolexamen (toetsen tijdens de toetsweken) én een Centraal Schriftelijk Examen (in je laatste jaar). Een onderdeel van Kunst Beeldend is Kunst Algemeen In Kunst Algemeen staat centraal: muziek, dans, beeldende kunst, film, drama, architectuur hebben in een bepaalde tijd allemaal overeenkomsten in hoe ze eruit zien of klinken. Waarom is dat? Dat onderzoeken we door naar de tijd van het ontstaan van deze kunsten te kijken. En vooral door veel te bekijken en te beluisteren. Hierbij staat de relatie tussen kunst/cultuur en maatschappij centraal (past perfect in het profiel Cultuur en Maatschappij!). Je leert dat de vorm, inhoud en functie van een kunstwerk worden bepaald door de cultuurhistorische situatie waarin het ontstaat. Je leert verbanden leggen tussen de verschillende kunstdisciplines, zoals dans, drama, muziek, beeldende kunst en architectuur. Doordat je hierbij telkens de economische, sociale en politieke situatie in een bepaalde cultuurperiode betrekt, word je je bewust van de betekenis van kunst en cultuur als vitaal element in elke samenleving. Kennis en vaardigheden worden getoetst middels toetsen in de toetsweek. Er kunnen vragen worden gesteld naar aanleiding van teksten, afbeeldingen en beeld- en geluidsfragmenten. Hoe wordt Kunst Algemeen gegeven? In havo 4 en 5 en in vwo 5 en 6 heb je het vak KA (vwo 4 heeft dus nog geen KA). Aan de hand van de door je docent speciaal ontwikkelde readers, PowerPoint, dvd’s en de
27
methode “Art History”, wandel je in de bovenbouw door de verschillende cultuurperioden van de geschiedenis. Op de havo zijn er dat 3 en op het vwo 4 cultuurperioden. Deze 3 of 4 komen uit de volgende perioden: - Cultuur van de kerk in de 11e t/m de 14 eeuw - Hofcultuur in de 16e en 17e eeuw - Burgerlijke cultuur van Nederland in de 17e eeuw - Cultuur van romantiek en realisme in de 19e eeuw - Cultuur van het moderne in de 1e helft van de 20e eeuw - Massacultuur vanaf 1950 tot heden Het vak Kunst Algemeen staat voor de havo als 1 uur in je rooster en voor het vwo als 2 uur in je rooster. Wat moet een leerling leuk vinden om Kunst Beeldend te kiezen? Kunst Beeldend (en Kunst Algemeen) in de bovenbouw is een vak dat je voor heel veel beroepen kunt gebruiken. Je kunt natuurlijk Kunst kiezen als jouw richting en daarom een C&M profiel kiezen. Echter ook in de andere profielen neemt dit vak een bijzondere plaats in (je kunt het kiezen in het vrije deel). Met het kiezen van dit vak ontwikkel je jouw creatieve denkvermogen, je leert je eigen ideeën onderzoeken en hoe je jouw ideeën kunt verbeelden. Deze vaardigheden zijn heel waardevol voor jouw toekomst in welk vakgebied je ook terecht komt.
28
Informatie Kunst Muziek Wat is het verschil tussen de onder- en de bovenbouw? Muziek uit de onderbouw wordt Kunst Muziek (KM) in de bovenbouw. Het vak is gekoppeld aan Kunst Algemeen (KA). Een gedeelte van je cijfer bouw je op bij KM en het andere gedeelte bij KA. KM wordt afgesloten met een schoolexamen en KA met een schoolexamen én een centraal eindexamen. In de bovenbouw wordt veel dieper ingegaan op de stof, zowel in theorie als in praktijk. De theorie wordt behandeld in de methode die we gebruiken en met behulp van luistervoorbeelden. Daar waar het kan, wordt de theorie gekoppeld aan het spelen van muziek of het zingen van liederen. Hierdoor kunnen we veel tijd besteden aan de praktische kant van muziek. Daarnaast gaan we meerstemmig zingen en bewerkingen van pop en klassiek spelen. Deze muziekstukken worden ten gehore gebracht op het schoolconcert. Op het schoolconcert laat ook elke leerling zich solistisch horen. Je mag daarbij kiezen op je iets zingt of iets speelt. Zodoende kun je je ontwikkelen en presenteren op het gebied waar jij het prettigst bij voelt. Ook je muzikale voorstellingsvermogen wordt ontwikkeld door middel van gehoor- en notatie-oefeningen. Hoe komt het advies tot stand? In de onderbouw kun je zeggen dat iedereen die goed zijn best doet een hoog cijfer kan halen. In de bovenbouw komt er een beetje talent, aanleg en sociale vaardigheden bij kijken. Je maakt immers samen muziek. Dat is ook het verschil met de muziekschool. Daar leer je prima hoe jij een instrument moet bespelen. Bij het eindexamen muziek leer je meer samen spelen en zingen. Toch kan ook een leerling met minder bagage die goed zijn best doet en bereid is om zich te ontwikkelen een voldoende halen. Het advies van de docent is daarom gebaseerd op interesse, inzet, capaciteiten en sociale vaardigheden. Waarom past muziek goed in elk profiel? Muziek hoort natuurlijk thuis bij het profiel Cultuur & Maatschappij. In dat profiel is het een profielvak. Maar muziek kan ook goed gekozen worden in de vrije ruimte van elk ander profiel, omdat het zorgt voor een balans tussen de cognitieve en de creatieve ontwikkeling van jou als leerling. Jouw individuele karakter kun je laten meespelen bij het zelf bepalen van interesses, niveau en repertoirekeuzes. Waarom kies je muziek? In de allereerste plaats, omdat je muziek leuk vindt. Omdat je geïnteresseerd bent in muziek. Omdat je afwisseling zoekt in je EM, NT, NG profiel. Omdat je een opleiding in een aansluitende richting gaat doen. Omdat je je persoonlijk wilt blijven ontwikkelen in muziek. Omdat je verdieping zoekt in muziek. Omdat je drempels in presentatie wilt wegnemen. Muziek is een ideaal vak voor leerlingen die bijvoorbeeld richting muziek, kunst, cultuur, theater, film, televisie, audiovisuele vormgeving, kunstmanagement, reclame, media, kunst en techniek, communicatie, sociaal/maatschappelijk georiënteerd een opleiding zoeken. Wat moet een leerling kunnen en leuk vinden om Kunst Muziek te kiezen? Leerlingen moeten het leuk vinden om samen te zingen en te spelen en het leuk vinden om meer over de achtergrond van muziek in het algemeen te weten. Het niet nodig is om buiten school een instrument te bespelen, maar dan moet je daarvoor in de plaats wel goed kunnen zingen. Verder is een redelijke beheersing van het notenschrift wel aan te bevelen.
29
Informatie Latijn & Grieks (Klassieke Talen) In de tweede klas heb je Latijn en Grieks gehad. Daarna volgde je in de derde klas allebei deze talen, of één van beide. Nu sta je op het punt dat je moet kiezen om ermee door te gaan. Wat is het verschil tussen de onder- en de bovenbouw? In de tweede en derde klas ben je bezig geweest om de basis te leggen voor je kennis van deze talen. Daarbij werd aandacht besteed aan de grammatica ervan en het idioom, en deed je steeds meer ervaring op met steeds weer iets moeilijkere zinnen en teksten. Maar die teksten gíngen steeds ook ergens over: over de samenleving en de cultuur van de Grieken en de Romeinen. De ene tekst nodigde er wat meer toe uit dan de andere, maar je bent tussen de bedrijven door ook veel over deze antieke volkeren te weten gekomen. In klas vier maak je in de eerste helft van het jaar de basismethode af. Dan is er nog geen groot verschil tussen onder- en bovenbouw. Maar na de kerstvakantie komt er wel degelijk een verschil. De bedoeling van Latijn en Grieks is namelijk niet om grammatica en idioom te leren. Het leren van die dingen heeft twee heel andere doelen: met behulp van die kennis antieke teksten lezen (door ze te vertalen) en over de inhoud ervan spreken. Dat zijn dus de dingen die je dan gaat doen. Vanaf dat moment komt grammatica alleen nog maar aan bod wanneer het nodig blijkt, bijvoorbeeld als je een bepaald onderdeel niet meer zo goed kent. Welke onderwerpen/thema’s komen aan bod? Deze antieke teksten kunnen allerlei inhoud en vorm hebben: tragedie, komedie, geschiedenis, heldendichten, liefdesgedichten, brieven, filosofie, mythen, avonturen. Er bestaan zelfs antieke spookverhalen, verhalen over weerwolven en vampiers. Uit deze teksten wordt een keuze gemaakt, desgewenst in overleg met de klas. Verschillende onderwerpen en genres komen aan bod in de loop van klas 4 en klas 5. In klas 6 ben je dan bezig met het onderwerp voor het Centraal Examen. Dat wordt steeds landelijk vastgesteld en wisselt van jaar tot jaar. Behalve over de teksten spreken we dus ook vaak en uitgebreid over de tijd waarin ze zijn ontstaan, de cultuur van Grieken en Romeinen, hoe we in latere tijden de doorwerking ervan nog steeds duidelijk kunnen zien, en hoe verschillend maar ook hoezeer hetzelfde de mensen van nu denken als de mensen van toen. Allerlei kunstvormen en kunstuitingen komen ons daarbij dan helpen. Kunstzinnige Culturele Vorming Anders dan in voorgaande jaren is met ingang van het schooljaar 2013-2014 het vak KCV (Klassieke Culturele Vorming) geen apart vak meer, maar wordt het (zoals vroeger) weer onderdeel van Latijn en Grieks. Op het moment van schrijven is nog niet bekend, hoe de lesuren over de verschillende jaren van de bovenbouw verdeeld zullen worden. Hoe wordt het vak gegeven? In de loop van de derde klas verandert de lesplanner die je nu kent: die gaat je steeds meer ruimte bieden om je eigen planning te maken voor Latijn en/of Grieks. Op die manier leer je zelfstandig te werken en je opdrachten voor Latijn en/of Grieks goed in je agenda in te passen. Dat heb je ook nodig om in de bovenbouw goed met deze vakken om te gaan, want in de vierde klas maak je ook zelf een planning. Als we antieke teksten gaan lezen, doen we dat als het ware op twee sporen. In de klas lezen en vertalen we samen een originele tekst van een bepaalde schrijver. Wanneer je na enige tijd een beetje aan die schrijver gewend bent, krijg je een andere tekst mee om in bg-uren en thuis te lezen en te vertalen. Hoe, met wie en wanneer je dat doet, is aan jou: zolang je er maar mee klaar bent op de aangegeven datum. In de loop van klas vier en zeker in klas vijf, behandelen we zo een aantal schrijvers en onderwerpen. Bij het
30
verplichte landelijke onderwerp voor het Centraal Examen volgen we dezelfde manier van werken. Natuurlijk ben je bij dat zelf werken niet aan je lot overgelaten: je docent helpt je waar je dat nodig hebt. Jij geeft aan wanneer dat het geval is. Welke onderdelen zitten in het schoolexamen en welke onderdelen zitten in het Centraal Schriftelijk Eindexamen? In de vierde klas worden alleen toetsen afgenomen die meetellen voor de overgang. Eerst zijn dat nog toetsen die gaan over onderdelen van de basisstof, daarna toetsen over gelezen antieke teksten. Er zijn nog geen toetsen die meetellen voor het Schoolexamendossier (SE). In klas vijf is dat anders. Daar tellen alle toetsen mee voor de overgang, maar enkele toetsen (namelijk die over gelezen antieke teksten) tellen bovendien mee voor het Schoolexamendossier. In klas zes ten slotte zijn er alleen nog toetsen voor het Schoolexamendossier. Je schoolexamencijfer voor Latijn/Grieks is het gewogen gemiddelde van alle daarin opgenomen toetsen, en bepaalt de helft van je eindexamenpunt. De andere helft van het cijfer behaal je door middel van het Centraal Examen (CE).
31
Informatie Levensbeschouwing Levensbeschouwing is geen keuzevak. Alle leerlingen in de Tweede Fase volgen dit vak en sluiten het af met een schoolexamen. Als je je best doet en geïnteresseerd bent in levensbeschouwelijke onderwerpen, moet een goed eindcijfer geen probleem zijn! Wat is het verschil tussen de onder- en de bovenbouw? In de onderbouw ben je gewend om bij levensbeschouwing te lezen en praten over verschillende levensvragen, religies en onderwerpen als sport, relaties en de dood. Ook het boeddhisme heeft veel aandacht gekregen. In de Tweede Fase, zowel bij havo als vwo, gaan we met een aantal nieuwe onderwerpen aan de slag. We bespreken verschillende levensbeschouwelijke thema’s, die ons laten zien wat de achtergrond kan zijn van het handelen van mensen. We praten dan over ethiek, over goed en kwaad. Welke onderwerpen komen aan bod? We komen onderwerpen tegen als geweld, reclame, sociale media, bedrijfsethiek en euthanasie. Zowel bij havo als bij vwo gebruiken we de methode Zin in Zin, van dezelfde auteur als de methode Standpunt in de onderbouw. Hoe komt het eindcijfer tot stand? In zowel havo als vwo bespreken we zes thema’s, die gegeven worden in een lesuur per week. De laatste vier thema’s tellen mee voor het schoolexamen en het gemiddelde is een cijfer dat weer een onderdeel is van het combinatiecijfer. Dit laatste cijfer staat op je eindlijst en is het gemiddelde van een aantal schoolvakken en het profielwerkstuk. Nu klinkt dat nog heel ingewikkeld, maar bij de start van de vierde klas wordt dit allemaal nog eens goed uitgelegd en is het voor iedereen duidelijk. Er is dus geen centraal examen, maar wel een schoolexamen.
32
Informatie Lichamelijke Oefening Lichamelijke opvoeding draagt bij aan een gezonde levensstijl! Dit is misschien wel een van de belangrijkste doelen van het vak. Als je op jonge leeftijd weinig beweegt, is de kans klein dat je op latere leeftijd wel gaat bewegen. Lichamelijke opvoeding heeft een belangrijke rol in het aanbieden van veel en veelzijdige bewegingsactiviteiten, waardoor kinderen plezier in bewegen krijgen. Wat is het verschil tussen de onder- en bovenbouw? In de onderbouw gaat het met name om het aanleren van motorische vaardigheden en spelregels. Het is de bedoeling dat we deze vaardigheden in de loop van jullie schoolperiode steeds meer gaan toepassen. L.O. is in de bovenbouw een handelingsdeel en dient te worden afgesloten met een voldoende voordat je je diploma krijgt. Deze voldoende is voor iedereen te halen mits je maar je best doet. Wat leer je bij lichamelijke oefening? Het doel van de lessen L.O. in de bovenbouw is niet om van iedereen een topsporter te maken, maar er zijn andere belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt bij dit vak. Bij de aanmelding op het Lyceum Bisschop Bekkers zijn jullie allemaal getoetst op cognitieve vaardigheden (dat betekent dat er gekeken is hoe slim je bent) door middel van het basisschool advies en de CITO toets. Dit zegt natuurlijk niets over je eventuele motorische vaardigheden. Het niveauverschil in de gemiddelde les L.O. is dan ook vaak erg groot. We verwachten dan ook niet van je dat je alles perfect beheerst. We passen alle lessen zo aan dat iedereen op zijn of haar niveau mee kan doen aan de lessen, zelfs leerlingen met een blessure of handicap. Naast het bewegen ontwikkel je in de lessen ook vaardigheden zoals: Organiseren en regelen; Het komt regelmatig voor dat leerlingen, die niet volledig mee kunnen doen met de les, worden ingezet als scheidsrechter of dat ze een toernooi (of een gedeelte ervan) in elkaar moeten zetten. Samenwerken; Tijdens de les wordt van onze leerlingen verwacht dat ze daar waar nodig elkaar helpen. Je kunt hierbij denken aan elkaar helpen bij bijvoorbeeld een handstand maar ook een leerling die goed is in een bepaalde balsport die er in zijn team voor zorgt dat andere leerlingen beter gaan presteren. Het ontwikkelen van doorzettingsvermogen en overwinnen van angst; Voor niet alle leerlingen zijn alle onderdelen even gemakkelijk, denk maar aan leerlingen met hoogtevrees. Zo zijn er leerlingen die moeite hebben met de klimwand. In de les lichamelijke oefening worden deze leerlingen uitgedaagd en ondersteund om door te zetten en hun angst te overwinnen. Het voelt voor hen als een overwinning als ze helemaal boven zijn gekomen. Ook duurlopen wordt niet door iedereen even leuk gevonden, toch komt dit onderdeel ieder jaar terug en is het verplicht. Sommige leerlingen hebben hier weinig zin in, maar ook in je verdere leven zal je vaak dingen moeten doen die je niet of minder leuk vindt, het helpt je als je daar niet moeilijk over doet. We werken met een zeer gevarieerd programma, bijna alle bekende en minder bekende sporten komen aan bod. Van voetbal tot racketsporten, van turnen en atletiek tot wandklimmen op onze klimwand. Plezier in bewegen staat voorop. Het gaat er bij ons niet om dat je iets perfect kunt maar dat je laat zien dat je er je best voor doet en op jouw niveau vooruitgang boekt!
33
Informatie Maatschappijleer Alle leerlingen in 4 havo en 5 en 6 vwo krijgen verplicht maatschappijleer. Dat is een soort basiscursus “Inburgering in Nederland”. Het is dus geen keuzevak zoals de vakken in je profiel. Maar het is wel een compleet nieuw vak. Met maatschappijleer proberen wij drie doelen te behalen. Wij willen dat jullie politieke en maatschappelijke kennis verwerven. Dat jullie een politiek en maatschappelijk oordeelsvermogen creëren en dat jullie een leren hoe je politiek en maatschappelijk aan de samenleving kan deelnemen. Hoe wordt het vak gegeven? In havo 4 krijgen jullie twee uur maatschappijleer in de week. In VWO 5 en VWO 6, één uur in de week. In de lessen zullen er 5 thema’s behandeld worden en daarnaast geven we veel aandacht aan de actualiteiten. Discussies, film, nieuwsquizzen en eigen onderzoek zullen ook voorbij komen. Welke onderwerpen/thema’s komen aan bod? De 5 thema’s die aan bod zullen komen zijn (in willekeurige volgorde): Wat is maatschappijleer? Rechtsstaat Parlementaire democratie Pluriforme samenleving Verzorgingsstaat In deze 5 thema’s komt van alles aan bod, bijvoorbeeld hoe er in Nederland om wordt gegaan met criminaliteit. Hoe Nederland een multiculturele samenleving is geworden. Hoe wij in Nederland omgaan met de vergrijzing. Waarom de pensioenleeftijd omhoog gaat. Hoe de regering wordt gekozen. Hoe jij zelf politiek actief kan zijn en op welke manier de politiek de media gebruikt om de burgers te beïnvloeden. Dit zijn natuurlijk maar een paar voorbeelden. Waarom Omdat je Omdat je Omdat je Omdat je Omdat je Omdat je Omdat je
is maatschappijleer een interessant vak? geïnteresseerd bent in de wereld om je heen. je afvraagt waarom sommige mensen crimineel worden en anderen niet. journalist of politicus wilt worden. wilt weten wat de invloed van de social media is op „ons‟ leven. je goed wilt voorbereiden op een sociaal georiënteerde opleiding. wilt ontdekken dat politiek er echt toe doet. in discussies graag wat zinnigs wilt kunnen zeggen.
Maatschappijleer verruimt jouw zicht op de wereld waar jij deel van uitmaakt. Maatschappijleer gaat namelijk dieper in op de verschillende thema’s die in onze samenleving van belang zijn. Het is bovendien een goede voorbereiding op verschillende sociaal georiënteerde opleidingen zoals: Journalistiek, Rechten, Bestuurskunde, Communicatiewetenschappen, Sociologie, Pedagogiek, Psychologie, Criminologie en tal van andere (ook HBO-)studies.
34
Informatie Management & Organisatie Uw kind heeft veel te kiezen als het om het vakkenpakket gaat. Hierbij zitten ook keuzes voor vakken die niet in de onderbouw gegeven worden, zoals het vak M&O. Om een verantwoorde keuze mogelijk te maken vindt u hier enige informatie over de inhoud van het vak, de wijze waarop het onderwezen wordt, de relatie met het vak economie en over welke vaardigheden een leerling idealiter zou beschikken om met plezier en succes het vak M&O te volgen in de 2e fase. Waar gaat het vak M&O over? M&O staat voor Management en Organisatie. In het vak M&O gaan we op de stoel zitten van iemand die een bedrijf (of een non-profit organisatie) bestuurt. Zo iemand moet natuurlijk over veel aspecten van een bedrijf iets weten. Hieronder volgt een kort overzicht en uitleg van de inhoud van het vak.
Informatievoorziening Welke informatie heb je nodig om een bepaalde beslissing voor een bedrijf te nemen? Hoe kom je aan die informatie? Hoe moet je de informatie interpreteren? Hoe creëer je zelf die informatie? Met al deze vragen gaan we aan de slag. Leerlingen zullen veel oefenen met het selecteren en verwerken van de juiste informatie uit diverse (uitgebreide) realistische bronnen. Financieel beleid Hoe bepaal je een verkoopprijs? Wat kost het om je product te maken? Welke winst verwacht je? Waar ligt het aan als je winst tegenvalt? Welke afdelingen presteren goed, welke minder en waar ligt dat aan? Kortom, in dit aspect worden de financiële prestaties (met name de winst/het verlies en kosten) geanalyseerd en geïnterpreteerd en wordt er nagedacht over verbeteringen. Externe financiële verslaggeving In dit aspect staat de verslaggeving naar de buitenwereld centraal. Leerlingen leren om een balans en resultatenrekening op te stellen en te analyseren. Daarnaast leren ze om prestaties van bedrijven met elkaar te vergelijken en te analyseren. Financiering van activiteiten Hier leren leerlingen om te kijken naar de verschillende mogelijkheden die bedrijven hebben om aan geld te komen zodat men het bedrijf kan beginnen, runnen en uitbreiden. Wat zijn de gevolgen van al die mogelijkheden en hoe beïnvloedt dit de rest van het bedrijf? Organisatie en personeelsbeleid In dit kleinere onderdeel wordt ingegaan op hoe een organisatie opgezet en ingedeeld kan worden. Wie doet wat en waarom? Ook kijken we wat er komt kijken bij het plaatsen van de juiste persoon op de juiste plaats, waarbij o.a. solliciteren een rol speelt. Tot slot kijken we kort naar de verschillende rechtsvormen die organisatie aan kunnen nemen en hun eigenschappen. Marketing In dit aspect maken de leerlingen kennis met de 4P’s van een goed of dienst: prijs, promotie, plaats en product. Ze leren welke keuzes een bedrijf kan maken op elk van die elementen van de marketingmix en hun onderlinge samenhang. Na het doorlopen van dit onderdeel lopen leerlingen vaak met een andere blik door een winkel en kijken ze anders naar reclame-uitingen.
Informatievoorziening zal als een rode draad door het vak heen lopen en het verbindend element vormen tussen alle financiële en aspecten. Aan de laatste twee aspecten (Organisatie en personeelsbeleid en Marketing) zal wel aandacht worden besteed maar in mindere mate dan de overige voornoemde aspecten.
35
Hoe wordt het vak gegeven? Er wordt gebruik gemaakt van de lesmethode “Lesbrieven van Stoffels”. Deze methode is zodanig opgezet dat leerlingen zich met een grote mate van zelfstandigheid de stof eigen kunnen maken. Voor extra informatie over de lesmethode kunt u de website van de uitgever bezoeken: www.uitgeverijstoffels.nl De docent is er om de grote lijn duidelijk te maken en te houden, verbanden tussen de diverse aspecten te leggen, linken met de praktijk te laten zien en natuurlijk moeilijke onderwerpen en opgaven uit te leggen. Naast de lesbrief wordt er diverse keren in het computerlokaal gewerkt om bijvoorbeeld met Excel spreadsheets op te stellen om op een andere manier met de lesstof te oefenen. Dit programma wordt bij veel bedrijven gebruikt, evenals tijdens veel vervolgopleidingen Tot slot maken de leerlingen een praktische opdracht op basis van een onderwerp dat ze zelf inbrengen en afstemmen met hun docent. Zo hebben leerlingen afgelopen jaren o.a. op papier een eigen bedrijf opgericht, jaarverslagen van bedrijven geanalyseerd en een bedrijf geleid via internet in een managementcompetitie. In onderstaande tabel staan het aantal lesuren M&O per week weergegeven: Aantal lesuren per week Jaar 4 5 6
havo 3 uur 3 uur n.v.t.
Vwo 2 uur 3 uur 3 uur
Wat is de relatie tussen M&O en economie? Economie is gedefinieerd als een sociale wetenschap die zich bezighoudt met de voortbrenging en verdeling van schaarse goederen en diensten. Daarnaast wordt aandacht besteed aan hoe bepaalde economisch wenselijke situaties bereikt kunnen worden. M&O als schoolvak is voortgevloeid uit de bedrijfseconomie (wat op haar beurt weer een aftakking binnen economie is, gericht op het functioneren van organisaties). In de bedrijfseconomie wordt voornamelijk gekeken naar hoe een individueel bedrijf of organisatie zijn/haar middelen aan kan wenden om een gewenste situatie (doorgaans het maken van winst) te realiseren. Kort gezegd bekijken leerlingen in het vak economie de zaken in het grotere geheel en bij M&O vanuit de optiek van het individuele bedrijf of organisatie. De situaties zijn bij M&O daardoor vaak concreter en gedetailleerder dan bij het vak economie, waar het abstractieniveau wat hoger ligt. Waarom M&O kiezen?
Als je later zelf een bedrijf wilt beginnen is boekhoudkundige kennis in je eigen voordeel. Als je later zelf wilt gaan beleggen is het in je eigen belang als je weet waar je informatie met betrekking tot de financiële positie van bedrijven kunt vinden en deze kunt lezen en analyseren. De verschillende hypotheekvormen en de voor- en nadelen vormen onderdeel van de M&O-lessen. Dit kan je later veel geld besparen als je zelf een huis gaat kopen. Er wordt uitleg gegeven over de aandachtsgebieden: marketing, personeelsbeleid, financiering en informatie (hoe kom ik aan geld en hoeveel heb ik nodig). Dit komt bij een leidinggevende functie in het bedrijfsleven goed van pas. 36
Wat moet een leerling kunnen om het vak M&O aan te kunnen en leuk te vinden? Er wordt sterk geadviseerd wiskunde in het pakket te hebben indien M&O gekozen wordt. De leerling moet beschikken over voldoende cijfermatig inzicht en basale rekenvaardigheden. Ingewikkeld zijn de berekeningen meestal niet, maar de leerling moet het leuk vinden om met cijfers te werken. Daarnaast is het nodig dat de leerling goed leest en niet opziet tegen het doorzoeken van de nodige informatiebronnen om tot een oplossing te komen. Tot slot heeft een leerling die gestructureerd en netjes werkt een duidelijke voorsprong bij het vak M&O. Je ziet namelijk gemakkelijk iets over het hoofd en een rekenfoutje is ook zo gemaakt. Beschikt een leerling niet over één of meerdere van bovenstaande vaardigheden, dan zal het vak moeilijker en waarschijnlijk als minder leuk worden ervaren. Natuurlijk kan door oefening aan deze vaardigheden gewerkt worden en daarvoor is ook voldoende gelegenheid. Echter, enige aanleg en interesse moet wel aanwezig zijn.
37
Informatie Natuurkunde Wat is inhoudelijk het verschil tussen de onderbouw en de bovenbouw? De onderwerpen zijn in de vierde klas ongeveer gelijk, maar worden verder uitgebreid. In de vijfde en zesde klas komen de nieuwe onderwerpen aan bod. De stof is meer uitgebreid en er wordt dieper op ingegaan. Bijvoorbeeld: in de onderbouw wordt de rechtlijnige beweging behandeld en in de bovenbouw komt daar een cirkelbeweging bij. Nieuwe onderwerpen zijn bijvoorbeeld: medische beeldvorming, straling, zonnestelsel en heelal, kwantumfysica (vwo) en astrofysica (vwo). Welke onderwerpen komen aan bod? Natuurkunde geeft inzicht in hoe verschijnselen in de natuur te verklaren zijn. Het vak levert inzicht en de mogelijkheid logisch te beredeneren (“wat gebeurt er als…” of “hoe komt het dat….”). Onderwerpen die we behandelen zijn: mechanica, elektriciteitsleer, trillingen en golven, warmteleer en moderne natuurkunde zoals kwantummechanica en relativiteitstheorie. Hoe wordt het vak gegeven? Voornamelijk theorie, aangevuld met een paar praktische opdrachten per jaar. Drie lesuren natuurkunde in de week voor VWO 4,5 en 6 en vier lesuren natuurkunde per week voor Havo 4 en Havo 5. De methode die we gebruiken heet ‘Systematische Natuurkunde’. Hoe komt het advies tot stand? Alle toetsen worden meegenomen in het advies voor de keuze naar de bovenbouw. Echter wordt er vooral gekeken naar de onderwerpen die meegenomen worden naar de bovenbouw en die ook al in de derde klas het nodige inzicht vragen. Dit inzicht wordt namelijk ook in meerdere mate verwacht in de bovenbouw. Waarom heeft een leerling soms een voldoende als eindcijfer en een ontrading als advies? Een leerling moet met hard werken ook een voldoende kunnen halen voor natuurkunde. Als dit geen ruime voldoende is gaat de docent natuurkunde kijken naar de specifieke leerling en naar de cijfers van de onderwerpen van de bovenbouw. Als dan blijkt dat het inzicht ontbreekt en de voldoende tot stand is gekomen met heel hard werken, kan er een ontrading voor het vak worden gegeven. Ook wordt er gekeken naar het cijfer voor wiskunde (B) aangezien er flink wat wiskundige vaardigheden vereist zijn. Welke onderdelen zitten er in het schoolexamen en welke onderdelen zitten er in het Centraal Schriftelijk Examen? Voor beide examens geldt bijna dezelfde stof. De verschillen zijn in detail te lezen in het PTA. Het schoolexamen heeft ook een praktische component: deze bestaat uit verschillende cijfers van practicumopdrachten. Wat moet een leerling kunnen en leuk vinden om dit vak te kiezen? Een leerling moet het vooral uitdagend vinden om probleemoplossend bezig te zijn. Inzicht hierin en doorzettingsvermogen zijn daarbij de belangrijkste eigenschappen.
38
Informatie Nederlands Om succesvol te zijn in je studie en latere beroep, is het belangrijk dat je de verschillende onderdelen van je moedertaal goed beheerst. Het vak Nederlands helpt je daarbij. Wat is inhoudelijk het verschil tussen de onderbouw en bovenbouw? Het vak Nederlands bestaat uit de onderdelen
taalverzorging leesvaardigheid schrijfvaardigheid spreekvaardigheid luistervaardigheid literatuur/letterkunde
Onderbouw In de onderbouw komen de basisvaardigheden van elk onderdeel aan bod. Veel nadruk ligt op de grammatica en de spelling van (werk-)woorden. In klas drie worden deze onderdelen met een eindtoets afgesloten. Daarnaast is er in alle lagen aandacht voor het zakelijk schrijven en e-mailverkeer. De basisbegrippen van verhaalanalyse komen vanaf de tweede klas aan bod. Ook zijn er veel oefeningen in leesvaardigheid, het CSE-onderdeel, en taalschat. Bovenbouw In de bovenbouw is sprake van verdieping van deze onderdelen. Je houdt je bezig met zakelijke teksten en literaire (fictionele) teksten. Zakelijke teksten komen aan bod bij leesvaardigheid, schrijfvaardigheid en mondelinge taalvaardigheid. Bij al deze vaardigheden gaan we dieper in op de tekstsoorten uiteenzetting, beschouwing en betoog met de bijbehorende tekstdoelen en –kenmerken. Bij betogende teksten komt argumentatie uitgebreid aan de orde. De moeilijkheidsgraad van alle tekstsoorten neemt in de loop van de bovenbouw toe. Bij literaire teksten houdt de leerling zich bezig met het lezen van Nederlandse literaire werken. Een belangrijk doel van dit literatuuronderwijs is het vergroten van je leesplezier. De leerling legt ook een leesdossier aan, waarin hij/zij per jaar een aantal boekentoetsen van de door hem/haar gelezen werken verzamelt. De vaardigheden: Leesvaardigheid is een belangrijk onderdeel van het vak Nederlands. Het Centraal Schriftelijk Eindexamen bestaat er zelfs voor 100% uit. Daarom besteden we ruimschoots aandacht aan deze vaardigheid. Bij schrijfvaardigheid legt de leerling gedurende de bovenbouwjaren een schrijfdossier aan, waarin hij/zij verschillende door hem/haar geschreven teksten verzamelt. Ook besteden we ieder jaar aandacht aan mondelinge taalvaardigheid (spreken en luisteren). Dit kan in de vorm van een discussie, debat, groepsgesprek of presentatie zijn. Bij alle vaardigheden speelt taalverzorging (o.a. spelling en formulering) een belangrijke rol. Geen advies voor Nederlands!? Iedere leerling heeft Nederlands in de bovenbouw, dus de keuze wel/geen Nederlands is er niet. Nederlands is wel een kernvak, dus het is slim om zelf na te denken of je het vak op havo of vwo aankan in de bovenbouw. In het eindexamenjaar wegen naast leesvaardigheid ook de drie toegepaste vaardigheden luister-, spreek- en schrijfvaardigheid zwaar mee. Wanneer een leerling
39
deze vaardigheden minder goed beheerst, kan dit een indicatie zijn dat Nederlands met een onvoldoende wordt afgesloten. De toetsen waarin basiskennis (vocabulaire en/of grammatica) wordt getoetst, zijn van minder voorspellende waarde voor de bovenbouw. Welke onderdelen zitten er in het schoolexamen en welke onderdelen zitten er in het CSE? Het Centraal Schriftelijk Eindexamen omvat leesvaardigheid en samenvatten. Het cijfer bepaalt voor 50% het eindcijfer. Het schoolexamen omvat spreekvaardigheid, schrijfvaardigheid, leesvaardigheid, ondersteunende vaardigheden (zoals argumenteren) en literatuur. Het gemiddelde cijfer hiervan bepaalt voor 50% het eindcijfer.
40
Informatie Scheikunde Wat is inhoudelijk het verschil tussen de onderbouw en bovenbouw? Het vak bevat meer rekenwerk en er is meer inzicht vereist dan in de onderbouw. In de bovenbouw zijn er minder practica en krijg je minder toetsen. In de vierde klas krijg je in de eerste twee kwartalen 2 toetsen, in de laatste twee periodes 1 toets per periode. Welke onderwerpen komen aan bod? Op de havo komen de volgende onderwerpen aan bod: Atoomopbouw, zouten, brandstoffen, koolstofverbindingen, reacties met zoutoplossingen, meten en weten, water, zuren en basen, redox, molberekeningen, voedsel, chemische industrie, evenwichten en polymeren. Op het vwo komen dezelfde onderwerpen aan bod plus: reactiesnelheden zuren en basen, redox, stereochemie, organische verbindingen, sterke en zwakke zuren en basen, entropie en chemische technieken. Hoe komt het advies tot stand? Het advies is gebaseerd op meerdere factoren. Cijfers spelen mee, maar ook of de leraar wel of niet inzicht bij de leerling ziet. Daarnaast wordt er gelet op de rekenvaardigheden en formuleringskwaliteiten van de leerling. Waarom heeft een leerling soms een voldoende als eindcijfer en toch een negatief advies? Er zijn leerlingen die door heel hard werken/leren in de 3e klas nog een voldoende behalen. Soms denken we redelijk goed te kunnen inschatten dat een leerling het volgende jaar geen voldoende zal halen. In het belang van de leerling wordt dan een negatief advies gegeven. Welke onderdelen zitten er in het schoolexamen en welke onderdelen zitten er in het Centraal Schriftelijk Examen? De stof in het Schoolexamen (SE) is uitgebreider dan in het Centraal Schriftelijk Examen (CSE). In het SE zitten onderdelen die in het CSE niet getoetst worden. Bij het SE kunnen ook praktische– en onderzoeksvaardigheden getoetst worden. Hoe wordt het vak gegeven? We gebruiken de methode Chemie van Noordhoff. In de vierde en vijfde klas hebben we steeds 3 uur les in de week. In de zesde klas vwo hebben we twee uur les. Waarom past scheikunde goed in het NG en NT profiel? In beide profielen is scheikunde een verplicht vak. In beide profielen is de inhoud gelijk. Bij verschillende vervolgopleidingen waarvoor scheikunde nodig is, zoals technische richtingen of gezondheidszorg, is een N-profiel gewenst of verplicht. Wat moet een leerling kunnen en leuk vinden om dit vak te kiezen? Het is belangrijk dat een leerling inzicht heeft, practica leuk vindt en creatief kan denken.
41
Informatie Spaans + Dele Wat is inhoudelijk het verschil tussen de onder- en bovenbouw? Het voornaamste verschil is de training in de vier vaardigheden, die bijna iedere toetsweek getoetst worden. Ieder jaar trainen we deze vaardigheden uitgebreider. Leesvaardigheid: we behandelen een aantal leesteksten van verschillende soorten, ter voorbereiding op de eindtoets bij het CSE. Gespreksvaardigheid: we oefenen gesprekken over echte situaties/gebeurtenissen in de les en de docent geeft feedback. Vaak wordt het gesprek opgenomen en per mail naar de docent verstuurd. De fragmenten worden daarna klassikaal besproken. Kortom: interactie staat centraal. Luistervaardigheid: in het OLC trainen we via kijk/luisteroefeningen deze vaardigheid. Schrijfvaardigheid: je leert langere teksten te schrijven, opbouwend van advertenties, brieven, levensbeschrijving tot een opstel over de voors- en tegens van een onderwerp. Hoe wordt het vak gegeven? De methode die wordt gebruikt, Paso Adelante, loopt door van de delen 1 t/m 3 in de drie jaren van de onderbouw tot in de katernen 1 t/m 4 van deel 4 voor de leerjaren 4 t/m 6 (vwo) en 4 t/m 5 (havo) van de bovenbouw. De methode hanteert een communicatieve benadering; dit betekent dat de vaardigheden altijd in de opdrachten verweven zitten. De afzonderlijke delen van de onderbouw kennen een leer- en werkboek, in de katernen zitten leer- en werkboek bij elkaar. In de bovenbouw wordt de leerstof gegroepeerd rond een thema (2 per katern) waarin de in 1 genoemde vaardigheden allemaal aan bod komen. De stof wordt in 3 uren per week gegeven, waarvan 2 uren aan de katernen wordt besteed en 1 uur aan de specifieke vaardigheid die voor de betreffende toetsweek wordt getraind. Welke onderdelen zitten in het Schoolexamen en welke onderdelen zitten in het Centraal Schriftelijk Eindexamen? In het CSE zit leesvaardigheid, zoals bij de andere moderne vreemde talen. De andere vaardigheden, waaronder leesvaardigheid nog een keer, zitten in het schoolexamen. Tevens telt mee het taaldossier (2x) bij havo en het taaldossier (2x) én leesdossier (1x) bij vwo. In het taaldossier zitten alle gemaakte schriftelijke werken, internetopdrachten, kijk/luisteroefeningen, can-do statements en taaltaken die gedurende de twee eerste jaren van de bovenbouw zijn gedaan. In het leesdossier (alleen voor v6) zitten de boekverslagen en een literatuurproefwerk. Hoe komt het advies tot stand? De docent van de derde klas kijkt naar capaciteiten en motivatie van de leerling, naar de cijfers voor de onderdelen die op de vaardigheden zijn gericht, neemt een eventueel dyslexierapport mee in de besluitvorming en komt zo tot een advies. Waarom heeft een leerling soms een voldoende als cijfer en toch een negatief advies? Als de leerling niet voldoende motivatie voor het vak heeft, veel moeite heeft met de vaardigheden of als er sprake is van ernstige dyslexie, kan het gebeuren dat de docent moeilijkheden in de latere jaren voorziet en vooral op het CSE, dat de helft van het eindexamenpunt vormt en daarom tot een negatief advies komt. Wat moet een leerling kunnen en leuk vinden om dit vak te kiezen? In ieder geval moet de leerling gevoel voor talen hebben. Verder moet hij/zij geïnteresseerd zijn in Spanje en de Spaanstalige wereld. Het helpt ook, wanneer de
42
leerling een idee heeft wat hij/zij later met het Spaans wil gaan doen: handel, toerisme, internationale studie, reizen, etc.
Dele Voor vwo leerlingen die goed zijn in Spaans en graag extra uitdaging willen bieden wij DELE aan. DELE is een versterkt talenprogramma dat de leerling voorbereidt op het behalen van een internationaal erkend taalcertificaat. De leerlingen die voor DELE kiezen doen, na drie jaar, examen op B2 niveau. Spaans is na Engels en Mandarijn Chinees de derde wereldtaal. Personen die deze taal beheersen kunnen bijna overal ter wereld werken en/of studeren. Leerlingen kunnen met het DELE diploma op buitenlandse scholen terecht omdat het internationaal herkend is. Ze hebben bij banen in het buitenland ook een pre. Leerlingen die voor DELE kiezen hebben 1 lesuur extra per week. Tijdens deze lessen wordt het huiswerk besproken en er worden opdrachten gemaakt. Voor eerstgenoemde hebben leerlingen 2 à 3 voorbereidingsuren nodig. In deze les worden de verschillende taalvaardigheden/ competenties op een hoger niveau dan in de reguliere lessen getraind met de nadruk op de spreekvaardigheid. Het mag duidelijk zijn dat de leerling volop kan profiteren van deze extra oefening tijdens de gewone lessen en toetsen. Voor wie? In principe zijn de lessen voor iedereen toegankelijk maar het is wel van belang te beseffen dat de DELE lessen geen bijlessen zijn. Een gemiddelde van minimaal een 7,0 op vwo is aan te bevelen om het tempo en niveau aan te kunnen. Je krijgt aan het einde van de 3e klas een advies van de vakdocent voor het volgen van versterkt Spaans. Dat advies is niet alleen gebaseerd op het cijfergemiddelde maar ook op getoonde inzichten en vaardigheden. Inschrijving is niet vrijblijvend. Er wordt in het rooster en in Magister een DELE-lesgroep aangemaakt en de leerling wordt geacht te komen. Leerlingen kunnen tussentijds wel instromen. Examens De DELE- lessen beginnen in vwo 4 en in vwo 6 kunnen leerlingen het DELE- examen maken. Leerlingen kunnen zelf bepalen wanneer ze de examens willen doen. Hoewel het beste is om het meteen in mei te doen, is dit door de drukte van de schoolexamens niet altijd haalbaar. In de maanden augustus en november kunnen de leerlingen ook op examen. De DELE- examens worden in Utrecht afgenomen bij de Instituto Cervantes. Het programma wordt momenteel alleen op vwo- niveau aangeboden. Kosten Leerlingen schaffen zelf het lesboek aan, de kosten hiervoor bedragen ongeveer 25 euro. Daarnaast moeten zij, indien zij examen doen, examengeld betalen in hun laatste studiejaar. De kosten hiervoor zijn momenteel 139 euro (B1-niveau) en 195 euro (B2niveau) euro per volledig examen. Meer informatie Op de site http://utrecht.cervantes.es/nl/default.shtm kunnen leerlingen de verschillende niveaus terugvinden. Ze kunnen verder ook voorbeeldexamens raadplegen.
43
Informatie Wiskunde voor havo leerlingen Wiskunde is een boeiend vak dat bij veel andere schoolvakken, studies en beroepen terugkomt. Je leert vaardigheden aan die je kunt gebruiken om eenvoudige en complexe vraagstukken op te lossen. Zo vormt wiskunde de basis voor vakken als natuurkunde, scheikunde en biologie. Bovendien loop je in beroepen als bouwkundige, bedrijfseconoom of levensmiddelentechnoloog regelmatig tegen problemen aan die je alleen kunt oplossen als je over wiskundige vaardigheden beschikt. Wat is het verschil tussen de onder- en bovenbouw? In de onderbouw heb je de wiskundige basisvaardigheden geleerd. In de Tweede Fase ga je verder met het uitdiepen van die basisvaardigheden. Bovendien kun je in de bovenbouw kiezen uit verschillende soorten Wiskunde. Het verschil zit hem in de onderwerpen en de mate waarin je deze onderwerpen verdiept. Hieronder vind je informatie over het vak wiskunde in de bovenbouw van het havo Wiskunde A concreter meer verhalend, contextrijke vraagstukken antwoorden vaak bij benadering grafische rekenmachine wordt veel gebruikt voor het verkrijgen van oplossingen goede voorbereiding op niet-exacte studies
Wiskunde B abstracter veelal zuiver wiskundige vraagstukken antwoorden meestal exact grafische rekenmachine wordt vaak gebruikt om een beeld van het probleem te krijgen goede voorbereiding op exacte studies
Welk profiel en welke wiskunde kies jij op de havo? Bij wiskunde A gaat het om onderwerpen, die je later misschien nodig hebt bij een vervolgopleiding. Bij studies zoals in de sector economie en natuur/milieu is wiskunde onmisbaar. In wiskunde A zit daarom een flink stuk statistiek en kansrekening. Ook moet je met functies en grafieken kunnen werken. Je moet op een wiskundige manier het verband tussen bijvoorbeeld vraag en aanbod weer kunnen geven. Ook bij sommige gezondheidsopleidingen komt enige wiskundekennis goed van pas. In wiskunde A zit geen meetkunde. Bij wiskunde B komen onderwerpen aan bod, die je later hard nodig zult hebben als je een exacte kant op gaat, bijvoorbeeld in de sector Techniek of Natuur & Milieu. Er wordt veel aandacht besteed aan functies, veranderingen, ruimtemeetkunde en algebra. Je leert hoe je van allerlei figuren en voorwerpen de oppervlakte en inhoud kunt uitrekenen. Hoe exacter en technischer je vervolgopleiding, des te meer je wiskunde B nodig zult hebben. Het zijn meestal opleidingen, waarvoor ook natuurkunde belangrijk of verplicht is. In wiskunde B zit geen statistiek en kansrekening. Profiel Keuze mogelijkheid
C&M WA 3 uur in de week of geen WI maar een rekenklas
E&M WA of WB 3 uur in de week
N&G WA of WB 3 uur in de week (als je na kiest is WB verplicht).
N&T WB 3 uur in de week Plus eventueel WD
Waar moet je absoluut rekening mee houden als je kunt kiezen tussen de twee vakken? Voor wiskunde B geldt dat je geïnteresseerd bent in het vak wiskunde. Je zult behoorlijk wat tijd aan het huiswerk moeten besteden. Je moet het zoeken naar mogelijke oplossingen als een uitdaging zien. Wiskunde B is voor je hersenen, wat beweging is voor je lichaam. Het ontwikkelt je denkvermogen.
44
Waarom heeft een leerling soms een voldoende als eindcijfer en toch een negatief advies? Een leerling die door heel hard werken een gebrekkig inzicht weet te compenseren en net in staat is voor wiskunde een kleine voldoende te scoren, kan van de vakdocent toch een ontrading krijgen voor de keuze van het vak wiskunde (B) in de bovenbouw. Dat kan ook gelden voor een getalenteerde leerling die zichzelf niet kan motiveren met regelmaat zijn huiswerk te maken/leren. Welke onderwerpen komen aan bod? Wiskunde A handig tellen statistiek kansrekening binomiale verdeling normale verdeling tabellen en grafieken lineaire groei exponentiele groei veranderingen allerlei formules
Wiskunde B oppervlakte en inhoud aanzichten en doorsneden goniometrie (o.a. sinusfuncties) functies: lineair/gebroken/machts/wortel exponentiele functies logaritmische functies vergelijkingen en ongelijkheden veranderingen afgeleide functie product-, quotiënt- en kettingregel
En dan is er nog wiskunde D Door wiskunde D te kiezen, vergroot je de succeskansen in je vervolgopleidingen, want: je gaat dieper op de wiskunde in, je ervaart hoe je praktische problemen met behulp van de wiskunde kunt oplossen, je wordt handiger in algebra, je wordt uitgedaagd, je neemt al een voorsprong op de wiskunde uit je vervolgopleiding. Je mag wiskunde D als profielvak (alleen bij NT!) of als vak in het vrije deel kiezen als je ook wiskunde B hebt gekozen. Je volgt dus twee wiskundevakken, namelijk B en D. Dat is vooral van belang als je echt de exacte kant op gaat, bijvoorbeeld naar een technische opleiding. Je wilt iets gaan studeren waar de vakken wiskunde B en meestal ook natuurkunde verplicht zijn. In wiskunde D komen de volgende onderwerpen aan bod: statistiek en kansrekening, dynamische modellen, toegepaste analyse (algebra) en ruimtemeetkunde. Wiskunde D biedt dus vooral een verbreding en verdieping van wiskunde B. De verbreding krijg je door kansrekening en statistiek (belangrijk bij allerlei vervolgstudies) en ruimtemeetkunde (belangrijk bij veel technische studies). De verdieping krijg je door een flinke uitbreiding van de toegepaste analyse (algebra). Dat betekent onder andere dat je met meer type functies te maken krijgt dan bij wiskunde B. Onderwerpen zoals kansrekening en ruimtemeetkunde zijn niet moeilijker dan de onderwerpen die je bij wiskunde B krijgt. Als je wiskunde D kiest is het belangrijk dat je wiskunde leuk vindt en er veel tijd in wil steken. Hoe wordt het vak gegeven? Wiskunde D volg je in de vierde klas samen met de leerlingen die op het vwo wiskunde D hebben gekozen. Je hebt het vak dan 2 uur in de week. In 5 havo (zonder vwoleerlingen) krijg je één uur in de week wiskunde D, dit vanwege het feit dat het aantal leerlingen dat het vak wiskunde D op de havo kiest erg klein is. Wiskunde D wordt afgesloten met een schoolexamen; er is geen centraal examen.
45
Informatie Wiskunde voor vwo leerlingen Wiskunde is een boeiend vak dat bij veel andere schoolvakken, studies en beroepen terugkomt. Je leert vaardigheden aan die je kunt gebruiken om eenvoudige en complexe vraagstukken op te lossen. Zo vormt wiskunde de basis voor vakken als natuurkunde, scheikunde en biologie. Bovendien loop je in beroepen als bouwkundige, bedrijfseconoom of levensmiddelentechnoloog regelmatig tegen problemen aan die je alleen kunt oplossen als je over wiskundige vaardigheden beschikt. Wat is het verschil tussen de onder- en bovenbouw? In de onderbouw heb je de wiskundige basisvaardigheden geleerd. In de Tweede Fase ga je verder met het uitdiepen van die basisvaardigheden. Bovendien kun je in de bovenbouw kiezen uit verschillende soorten wiskunde. Het verschil zit hem in de onderwerpen en de mate waarin je deze onderwerpen verdiept. Hieronder vind je informatie over het vak wiskunde in de bovenbouw van het vwo profiel Keuze mogelijkheid
CM WA of WC, 3 uur in de week
EM WA of WB, 3 uur in de week
NG WA of WB, 3 uur in de week (als je na kiest is WB verplicht).
NT WB, 3 uur in de week Plus eventueel WD
Wat zijn de verschillen tussen WA, WB en WC? Wiskunde B is meer abstract, meer theoretisch en gaat dieper op de wiskundige theorieën in. Niet alleen berekeningen, maar ook de achtergronden en bewijzen komen aan bod. Wiskunde A is meer gericht op toepassingen. De opdrachten zijn veel meer voorzien van teksten en grafieken. Ook de onderwerpen die aan bod komen verschillen. Wiskunde C is alleen bestemd voor leerlingen met het profiel C&M. Die gaan in het algemeen geen sterk wiskundig getinte studies doen. Het vak lijkt op wiskunde A, maar het onderwerp differentiëren ontbreekt. De wiskunde C-leerlingen volgen het vak samen met de wiskunde A-leerlingen, dit komt omdat de stof de eerste twee jaar nagenoeg hetzelfde is. Er zit bij wiskunde C wel statistiek en kansrekening in, net zoals bij wiskunde A en ook functies en grafieken. Met wiskunde C in je bagage kun je dus de kant van “Gedrag en Maatschappij” op. Voor de sector “Economie” kun je beter wiskunde A of -B kiezen. Bij sommige studies komt op het eerste gezicht geen wiskunde aan de orde. Denk maar aan rechten. Maar bij sommige onderdelen die op economisch of fiscaal (belastingwetten) terrein liggen, is inzicht in getallen en grafieken toch wel erg handig. Daarom krijgen ook C&M-leerlingen op het vwo verplicht wiskunde. Bij WB spelen een aantal aspecten een grotere rol dan bij WA en WC. Zoals: meer algebra meer abstractie meer wiskunde die voortbouwt op de voorgaande wiskunde; indien de basis slecht is ondervind je bij WB daar meer nadeel van dan bij WA en WC. Bij WB werk je meer met formules, meer met de “wiskundige taal” dan bij WA of WC. WA en WC zijn veel tekstrijker dan WB. Het is daarmee wel zo dat degenen die moeite met wiskundige teksten hebben juist WA en WC als moeilijker kunnen ervaren dan WB. Zo zit er bijvoorbeeld het onderwerp kansrekening in bij WA en WC. Voor veel leerlingen is dat een pittig onderwerp. In het algemeen kun je zeggen dat WB de meer klassieke, exacte wiskunde is, gericht op de meer exacte (technische/bèta-) studies. WA en WC zijn breder, bedoeld voor de alfaen gammastudierichtingen.
46
Wiskundekeuze en vervolgstudie Voor alle technische studies is WB verplicht. Voor studies in de sociale wetenschappen is WA een logische keuze. Voor de studie economie is WA voldoende, maar hebben studenten met WB een duidelijke voorsprong. Voor andere studierichtingen kun je bij de vervolgopleiding of de decaan van onze school terecht. Onderwerpen wiskunde A Domein A: vaardigheden Domein B: functies en grafieken Differentiaalrekening met toepassingen Domein C: discrete analyse (rijen en recurrente betrekkingen) Domein E: combinatoriek en kansrekening Grafieken Domein F: statistiek en kansverdelingen Domein G: keuzeonderwerpen Algebraïsche kennis vaardigheden en inzicht (meer dan bij wiskunde C). Onderwerpen wiskunde B Domein A: vaardigheden Domein B: functies en grafieken Differentiaal- en integraalrekening Domein C: discrete analyse Domein D: goniometrische functies Domein F: keuzeonderwerpen Domein G: voortgezette meetkunde (werken met definities, stellingen en het bewijzen daarvan, dit gaat dus duidelijk verder dan de gewone meetkunde.) Algebraïsche kennis vaardigheden en inzicht (veel meer dan bij WA), Onderwerpen wiskunde C Domein A: vaardigheden Domein B: functies en grafieken Domein C: discrete analyse (rijen en recurrente betrekkingen) Domein E: combinatoriek en kansrekening Grafieken en matrices Domein F: statistiek en kansverdelingen Domein G: keuzeonderwerpen Algebraïsche kennis, vaardigheden en inzicht (minder dan bij wiskunde A) En dan is er nog wiskunde D Door wiskunde D te kiezen, vergroot je de succeskansen in je vervolgopleidingen, want: je gaat dieper op de wiskunde in, je leert beter abstract te denken, je wordt handiger in algebra, je wordt uitgedaagd en leert om door te zetten, je leert op eigen houtje wiskundige ontdekkingen te doen. je neemt al een voorsprong op de wiskunde uit je vervolgopleiding. Je mag wiskunde D alleen als profielvak (alleen bij NT) of als vak in het vrije deel kiezen als je ook wiskunde B hebt gekozen. Je hebt dan dus twee wiskundevakken, B en D. Dat is vooral van belang als je echt de exacte kant op gaat, bijvoorbeeld naar één van de technische universiteiten. Je wilt iets gaan studeren waar de vakken wiskunde B en meestal ook natuurkunde verplicht zijn. In wiskunde D komen de volgende onderwerpen aan bod: statistiek en kansrekening, dynamische modellen (rekenen aan veranderende of bewegende systemen), analytische meetkunde en complexe getallen.
47
Wiskunde D is over het algemeen niet moeilijker dan wiskunde B. Bij veel vervolgstudies aan universiteiten en hogescholen krijg je te maken met onderwerpen uit wiskunde D. Als je kiest voor wiskunde D is het belangrijk dat je wiskunde leuk vindt en dat je er veel tijd in wilt stoppen. Hoe wordt het vak gegeven? Wiskunde D volg je in de vierde klas samen met de leerlingen die op het havo wiskunde D hebben gekozen. Je hebt het vak dan 2 uur in de week. In 5 en 6 vwo krijg je ook twee uur in de week wiskunde D, zonder havoleerlingen Examinering Wiskunde D wordt afgesloten met een schoolexamen; er is geen centraal examen.
48
Bijlage 1: De profielen met vakken op Havo 4 Gemeensch. deel Profiel
De vakken:
Nederlands, Engels, Maatschappijleer, Lichamelijke Oefening, Culturele en Kunstzinnige Vorming en Levensbeschouwing. De onderdelen: Loopbaan Oriëntatie & Begeleiding en het Profielwerkstuk N&T N&G E&M C&M
Profieldeel Verplicht:
Wiskunde B Natuurkunde Scheikunde n.v.t.
Biologie Scheikunde
Economie Geschiedenis
Geschiedenis
Wiskunde A Wiskunde B
Wiskunde A Wiskunde B
Aanvullend vak 1 vak kiezen uit:
Biologie Wiskunde D
Natuurkunde² Aardrijkskunde
Aanvullend vak 1 vak kiezen uit:
n.v.t.
n.v.t.
Management & Organisatie Aardrijkskunde n.v.t.
Frans Duits Spaans Economie4 Aardrijkskunde
Kunst Beeldend¹ Kunst Muziek¹ Biologie Frans Duits Spaans Man.& Organisatie --------------------------Economie* Aardrijkskunde*
Kunst Beeldend¹ Kunst Muziek¹ Frans Duits Spaans Man.& Organisatie --------------------------Economie* Aardrijkskunde*
Verplicht vak 1 vak kiezen uit:
Kunst Beeldend¹ Kunst Muziek¹ Frans Duits Spaans
Vrije Deel Keuzevak 1: Verplicht één vak kiezen uit:
Keuzevak 2: optioneel
Algemeen
n.v.t.: ¹: ²: ³: 4:
*:
Kunst Beeldend¹ Kunst Muziek¹ Frans Duits Spaans Man.& Organisatie --------------------------Biologie*
Kunst Beeldend¹ Kunst Muziek¹ Wiskunde A³ Frans Duits Spaans Aardrijkskunde ----------------------------
Biologie*
Het is mogelijk in het vrije deel een tweede keuzevak te kiezen, daarvoor gelden de volgende regels: - De tweede keuze is alleen mogelijk als de leerling voor dit vak een positief advies heeft van de vakdocent én een niet afgerond jaarcijfer van 7.0 of hoger. - Indien er een tweede vak gekozen wordt, en het kan worden ingeroosterd, is de leerling verplicht om dit vak in de 4 e klas het gehele jaar te blijven volgen. Ondanks dat wij ons uiterste best zullen doen om aan alle keuzes tegemoet te komen, kunnen wij niet garanderen dat het 2 e keuzevak kan worden ingeroosterd. In de eerste week na de zomervakantie informeren wij u en de leerling over het al dan niet inroosteren van het 2e keuzevak
niet van toepassing bij dit profiel bij beide vakken zit het gemeenschappelijke vak KA = Kunst Algemeen Natuurkunde kan alleen worden gekozen in combinatie met Wiskunde B Indien dit vak niet gekozen wordt dient de leerling een rekencursus te volgen. Economie kan alleen gekozen worden in combinatie met Wiskunde A. Deze vakken kunnen in het vrije deel gekozen worden mits dit binnen het rooster van dit profiel mogelijk is. Het is verplicht om een alternatief vak te kiezen boven de streep.
per schooljaar 2015-2016
Bijlage 2: De profielen met vakken op Atheneum 4 Gemeensch. deel Profiel
De vakken:
Nederlands, Engels, maatschappijleer, lichamelijke oefening, culturele en kunstzinnige vorming en levensbeschouwing. Bovendien moet de leerling één van de volgende talen kiezen: Duits, Frans of Spaans. De onderdelen: Loopbaan Oriëntatie & Begeleiding, het profielwerkstuk N&T N&G E&M C&M
Profieldeel Verplicht: Verplicht vak 1 vak kiezen uit: Aanvullend vak 1 vak kiezen uit: Aanvullend vak 1 vak kiezen uit:
wiskunde B natuurkunde scheikunde n.v.t.
biologie scheikunde
economie geschiedenis
geschiedenis
biologie wiskunde D
wiskunde A wiskunde B natuurkunde² aardrijkskunde
wiskunde A wiskunde C economie aardrijkskunde
n.v.t.
n.v.t.
wiskunde A wiskunde B Management & Organisatie aardrijkskunde n.v.t.
kunst beeldend¹ kunst muziek¹ Frans Duits Spaans
Vrije Deel Keuzevak 1 Voor zover nog niet eerder gekozen 1 vak kiezen uit: Keuzevak 2
kunst beeldend¹ kunst beeldend¹ kunst beeldend¹ kunst beeldend¹ kunst muziek¹ kunst muziek¹ kunst muziek¹ kunst muziek¹ economie economie Man.& Organisatie economie biologie Man.& Organisatie Man.& Organisatie Man.& Organisatie Indien er een tweede vak in het vrije deel wordt gekozen moet er rekening worden gehouden met het volgende: - De tweede keuze is alleen mogelijk als de leerling voor dit vak een positief advies heeft van de vakdocent én een niet afgerond jaarcijfer van 7.0 of hoger. - Indien er een tweede vak gekozen wordt, en het kan worden ingeroosterd, is de leerling verplicht om dit vak in de 4 e klas het gehele jaar te blijven volgen. - Ondanks dat wij ons uiterste best zullen doen om aan alle keuzes tegemoet te komen, kunnen wij nooit garanderen dat het 2e keuzevak kan worden ingeroosterd. In de eerste week na de zomervakantie informeren wij u en de leerling over het al dan niet inroosteren van het 2 e keuzevak
Algemene opmerking:
In een enkel geval kan het voorkomen dat een gemaakte (profiel)keuze niet inpasbaar is. De school neemt in voorkomend geval z.s.m. contact op met de leerling en de ouders.
n.v.t.: ¹: ²:
niet van toepassing bij dit profiel bij beide vakken zit het gemeenschappelijke vak KA = Kunst Algemeen Natuurkunde kan alleen worden gekozen in combinatie met Wiskunde B
De verschillende vakken op het vwo met de bijhorende studielast (vernieuwde 2 e fase) NE 480 EN 400 DU 480 FA 480 GS 440 GS 480(c&m) AK 440 WI A 520 WI C 480 WI D 440 NA 480 SK 440 EC 480 M&O 440 KB/KA 480 KM/KA 480 LO 160 CKV 160 of KCV 160 ANW 120 Profielwerkstuk 80
SP WI B BI MA LB
480 600 480 120 160
Totaal 4800 uur
50
Bijlage 3: De profielen met vakken op Gymnasium 4 Gemeensch. deel
Profiel
De vakken:
Nederlands, Engels, maatschappijleer, lichamelijke oefening, levensbeschouwing en Klassieke Culturele Vorming. Bovendien moet de leerling één van de volgende talen kiezen: Latijn, Grieks, Duits, Frans of Spaans. Indien de Gymnasium-leerling in het gemeenschap. deel géén Grieks of Latijn kiest moet een van deze talen in het vrije deel als 1 e of 2e keuzevak worden gekozen. Onderdelen: Loopbaan Oriëntatie & Begeleiding, het profielwerkstuk N&T N&G E&M C&M
Profieldeel Verplicht: Verplicht vak 1 vak kiezen uit: Aanvullend vak 1 vak kiezen uit: Aanvullend vak 1 vak kiezen uit:
wiskunde B natuurkunde scheikunde n.v.t.
biologie scheikunde
economie geschiedenis
geschiedenis
biologie wiskunde D
wiskunde A wiskunde B natuurkunde² aardrijkskunde
wiskunde A wiskunde C economie aardrijkskunde
n.v.t.
n.v.t.
wiskunde A wiskunde B Management & Organisatie aardrijkskunde n.v.t.
kunst beeldend¹ kunst muziek¹ Frans Duits Spaans
Vrije Deel Keuzevak 1 Voor zover nog niet eerder gekozen 1 vak kiezen uit: Keuzevak 2
Algemene opmerking:
kunst beeldend¹ kunst beeldend¹ kunst beeldend¹ kunst beeldend¹ kunst muziek¹ kunst muziek¹ kunst muziek¹ kunst muziek¹ economie economie Man.& Organisatie economie biologie Man.& Organisatie Latijn Man.& Organisatie Man.& Organisatie Latijn Grieks Latijn Latijn Grieks Grieks Grieks Indien er een tweede vak in het vrije deel wordt gekozen moet er rekening worden gehouden met het volgende: - De tweede keuze is alleen mogelijk als de leerling voor dit vak een positief advies heeft van de vakdocent én een niet afgerond jaarcijfer van 7.0 of hoger. - Indien er een tweede vak gekozen wordt en het kan worden ingeroosterd, is de leerling verplicht om dit vak in de 4 e klas het gehele jaar te blijven volgen. - Ondanks dat wij ons uiterste best zullen doen om aan alle keuzes tegemoet te komen, kunnen wij nooit garanderen dat het 2e keuzevak kan worden ingeroosterd. In de eerste week na de zomervakantie informeren wij u en de leerling over het al dan niet inroosteren van het 2 e keuzevak In een enkel geval kan het voorkomen dat een gemaakte (profiel)keuze niet inpasbaar is. De school neemt in voorkomend geval z.s.m. contact op met de leerling en de ouders.
n.v.t.: niet van toepassing bij dit profiel ¹: bij beide vakken zit het gemeenschappelijke vak KA = Kunst Algemeen ²: Natuurkunde kan alleen worden gekozen in combinatie met Wiskunde B De verschillende vakken op het gymnasium met de bijhorende studielast (vernieuwde 2e fase) NE 480 EN 400 DU 480 FA 480 GR 600 LA 600 GS 440 GS 480(c&m) WI A 520 WI B 600 WI C 480 WI D 440 SK 440 BI 480 EC 480 M&O 440 KM/KA 480 MA 120 LO 160 ANW 120 LB 160 Profielwerkstuk 80 Totaal 4800 uur
51
SP AK NA KB/KA KCV
480 440 480 480 160
Bijlage 4: Toelatingseisen HBO Vooropleidingseisen hoger onderwijs: van havo naar hbo (gebaseerd op de publicatie ‘Nadere vooropleidingseisen’ gepubliceerd door het ministerie van OCW op 24 april 2014) Disclaimer: De lijst is gebaseerd op de officiële doorstroomeisen van het ministerie van onderwijs. Bij het overnemen van deze gegevens kunnen er tikfouten zijn gemaakt. Controleer daarom altijd (en op tijd) wat de school zelf over de toelatingseisen van een studie zegt. Betekenis van gebruikte tekens en afkortingen:
: toegangsrecht : géén toegangsrecht Als er 1 of meer vakken staan, dan betekent dit dat er toegangsrecht is indien daaraan is voldaan. (…) : uit de tussen haken vermelde vakken kan worden gekozen. Eén van de genoemde vakken is voldoende.
Sector economie nr 1.
Opleidingen Accountancy
N+T (ec of m&o)
N+G (ec of m&o)
E+M
2.
Advanced Business Creation
(ec of m&o)
(ec of m&o)
3.
Bedrijfseconomie
(ec of m&o)
4. 5.
Bestuurskunde /overheidsmanagement Bedrijfskunde MER
ec (ec of m&o)
ec (ec of m&o)
6. 7. 8.
Business Administration in Hotel Management1 Business IT & Management Business studies
2e mvt (ec of m&o)
2e mvt (ec of m&o)
2e mvt
9.
Commercieel Management
10.
Commerciële economie
(ec of m&o)
(ec of m&o)
11. 12. 13. 14.
Communicatie Communicatiesystemen European Studies Facility management
2e mvt (ec of m&o)
2e mvt (ec of m&o)
2e mvt
15.
Financial services management
(ec of m&o)
(ec of m&o)
16.
Fiscaal Recht en Economie
(ec of m&o)
(ec of m&o)
17.
Food and business
18.
Functiegerichte bachelor in toerisme en recreatie Hbo-Rechten Hogere Juridische opleiding Hoger Hotelonderwijs1 Hoger toeristisch en recreatief onderwijs Informatiedienstverlening en -management Informationmanagement Integrale veiligheid Integrale veiligheidskunde International Business
C+M (ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o) + (wia of wib) ec (ec of maw of m&o) (ec of m&o) (ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o)) + (wia of wib) (ec of m&o) + (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib) (ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o)
2e mvt
2e mvt
2e mvt
(ec of m&o) (ec of m&o)
ec
ec
(ec of m&o) (ec of m&o of 2e mvt) (ec of m&o)
(ec of m&o) (ec of m&o of 2e mvt) (ec of m&o)
30.
International business and languages International business and management studies International Fresh Business Management
(ec of m&o) ec (ec of m&o) of wia (ec of m&o)
31. 32. 33.
Journalistiek Kunst en economie Lifestyle
19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
(ec of m&o) + (wia of wib)
52
34.
Logistiek en economie
(ec of m&o)
(ec of m&o)
35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44.
Media and entertainment Management Media, informatie en communicatie Oriëntaalse talen en communicatie People and Business Management Security Management Small business & retail management Sport, management en ondernemen1 Toegepaste Bedrijfskunde Trade management Azië Vastgoed en makelaardij
(ec of m&o) (ec of m&o) 2e mvt (ec of m&o)
(ec of m&o) (ec of m&o) 2e mvt (ec of m&o)
2e mvt
45. Vertaalacademie5 2e mvt 2e mvt 2e mvt 46. Vitaliteitsmanagement & Toerisme 47. Vrijetijdsmanagement 1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen. 5 Frans of Duits verplicht indien deze taal wordt gekozen.
(ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o) (ec of m&o) (ec of m&o) (wia of wib) (ec of m&o) (ec of m&o) + (wia of wib) (ec of m&o)
Sector gedrag en maatschappij nr Opleidingen 1. Creatieve therapie¹ 2. Culturele en maatschappelijke vorming 3. Godsdienst-pastoraal werk 4. Human Resource Management 5. Integrale veiligheidskunde 6. Maatschappelijk werk en dienstverlening 7. Pedagogiek 8. Pedagogisch management Kinderopvang 9. Sociaal-juridische dienstverlening 10. Sociaal pedagogische hulpverlening 11. Social work 12. Sport en bewegen¹ 13. Sport en bewegingseducatie 14. Toegepaste psychologie ¹ Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen.
N+T ec
N+G ec
E+M
C+M ec (wia of wib)
Opleidingen Ergotherapie Farmakunde Fysiotherapie, opleiding tot Huidtherapie Kunstzinnige therapie Logopedie, opleiding voor¹ Management in de zorg¹ Medisch beeldvormende en radiotherapeutische technieken Medische Hulpverlening Mondzorgkunde Oefentherapie Cesar Oefentherapie Mensendieck Optometrie Orthoptie Podotherapie, opleiding Psychomotorische Therapie en Bewegingsagogie Sport, gezondheid en management Toegepaste gerontologie Verloskunde¹
N+T
N+G
E+M
C+M (wia of wib)
(wia of wib) (wia of wib)
bi
bi + sk
20. Verpleegkundige, opleiding tot 21. Voeding en diëtiek ¹ Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen.
bi + sk + (wia of wib)
Sector gezondheidszorg nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
53
Sector landbouw en natuurlijke omgeving (HBO: instroom met havo-diploma nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Opleidingen Bedrijfskunde en agribusiness Biotechnologie Bos- en natuurbeheer Dier- en veehouderij Diermanagement Educatie en kennismanagement groene sector ² Food Commerce & Technology Food design and Innovation Geo Media & Design Greenport Business & Retail Kust- en zeemanagement Land- en watermanagement Landscape and Environment Management
N+T
N+G
E+M sk bi
C+M (wia of wib) (wia of wib)
(wia of wib) sk
N+T (ec of m&o) (ec of m&o) du (ec of m&o) fa
N+G (ec of m&o) (ec of m&o) du (ec of m&o) fa
E+M (bi of nl&t) du fa
C+M ec ec (bi of nl&t) (wia of wib) (wia of wib) du ec (wia of wib) fa (wia of wib)
(na of nl&t)
(wia of wib) (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib)
(wia of wib) wia (wia of wib) (wia of wib) wia (ec of wia of wib) 14. Milieukunde sk 15. Plattelandsvernieuwing (wia of wib) 16. Toegepaste Biologie sk 17. International Development Management (wia of wib) + ec 18. Tuinbouw en akkerbouw sk 19. Tuin- en landschapsinrichting (wia of wib) 20. Voedingsmiddelentechnologie wia+sk 21. Watermanagement 2Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs en/of beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van de tweede graad.
Sector onderwijs (HBO: instroom met havo-diploma) nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34.
Opleidingen Aardrijkskunde² Algemene economie² Basisonderwijs, opleiding tot leraar Beeldende kunst en vormgeving, docent¹ Bedrijfseconomie² Biologie² Bouwkunde I en II ² Bouwtechniek I en II ² Consumptieve techniek I en II ² Dans, docent¹ Duits² Economie² Elektrotechniek I en II ² Engels² Frans² Fries² Geschiedenis² Gezondheidszorg en welzijn² Godsdienst² Informatie- en communicatietechnologie, docent² Installatietechniek I en II ² Islam-godsdienst² Lichamelijke opvoeding ¹ Maatschappijleer² Mechanische techniek I en II ² Mens en maatschappij² Mens en Technologie² Motorvoertuigentechniek I en II ² Muziek, docent¹ Natuurkunde² Nederlands² Omgangskunde² Opleiding tot Leraar Nederlandse gebarentaal (NGT) / Bacheloropleiding tot Tolk NGT¹,² Opleidingskunde
54
35. Pedagogiek² 36. Scheikunde² 37. Spaans² 38. Techniek² 39. Technisch Beroepsonderwijs (wia of wib) 40. Theater, docent1 41. Verzorging / huishoudkunde² 42. Verzorging / gezondheidskunde² 43. Werktuigbouwkunde I en II ² (wia of wib) 44. Wiskunde² wib wib wib 1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen. 2 Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs en/of beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van de tweede graad.
Sector taal en cultuur nr Opleidingen 1. Autonome beeldende kunst¹ 2. Beeldende kunst en vormgeving 3. Circus and Performance Art ¹ 4. Circus Arts¹ 5. Cultureel Erfgoed 6. Dans¹ 7. Film en televisie¹ 8. Muziek¹ 9. Muziektherapie¹ 10. Theater¹ 11. Vormgeving¹ 1 Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen.
N+T
N+G
E+M
C+M
C+M (wia of wib) wib (wia of wib) (wia of wib of na) (wia of wib) ec + (wia of wib) mw, (ec of m&o) (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib)
Sector techniek (HBO: instroom met havo-diploma) nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 90. 10. 11.
Opleidingen Advanced Sensor Applications Applied Science Aquatische ecotechnologie Archeologie Autotechniek Automotive Aviation Bedrijfsmanagement mkb Bedrijfswiskunde Bewegingstechnologie Bio-informatica
N+T
N+G wb (na of nl&t) (na of nl&t) (na of nl&t)
E+M na wib
12. 13. 14. 15. 16.
Biologie en medisch laboratoriumonderzoek Biometrie Biotechnologie Bouwkunde Bouwmanagement en vastgoed
(na of nl&t)
wib + na
17. 18. 19.
Bouwtechnische bedrijfskunde Built environment Business Management
(ec of m&o)
(na of nl&t) (ec of m&o)
20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
Chemie Chemische technologie Civiele techniek Climate & Management Communication and multimedia design Creative Media and Game Technology Elektrotechniek Embedded Systems Engineering Energie- en Procestechnologie (AOT) Engineering Engineering, design and innovation Forensisch onderzoek Game architecture and design
(na of nl&t) (na of nl&t) (na of nl&t) (na of nl&t) (na of nl&t) (na of nl&t)
na
55
33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58.
Geodesie Gezondheidszorgtechnologie HBO-ICT Human technology Industrieel product ontwerpen Industriële automatisering Informatica Information Security Management International Maintenance Management Kunst en techniek¹ Logistiek en technische vervoerskunde Luchtvaarttechnologie Maritiem officier¹ Mechatronica Mediatechnologie Milieugerichte materiaaltechnologie Milieukunde Mobiliteit Netwerk infrastructuur design Ocean Technology Orthopedische technologie Ruimtelijke ordening en planologie Scheepsbouwkunde Stedenbouwkundig Ontwerpen Technische bedrijfskunde Technische commerciële confectiekunde
59. Technische commerciële textielkunde 60. Technische informatica 61. Technische natuurkunde 62. Watermanagement 63. Werktuigbouwkunde ¹ Voor deze opleiding gelden aanvullende eisen.
na na
(wia of wib)
(na of nl&t) (na of nl&t) Informatica (na of nl&t) (na of nl&t) (na of nl&t) (na of nl&t) (na of nl&t)
sk
(na of nl&t) (na of nl&t)
wib
(wia of wib) (wia of wib) (wia of wib) (ec of m&o) + (wia of wib) (wia of wib) wib
N+T
N+G
E+M
C+M (wia of wib)
Sectoroverstijgend nr 1. 2. 3.
Opleidingen Delta Management HBO-ICT Windesheim Honours College
56
Bijlage 5: Toelatingseisen WO Vooropleidingseisen hoger onderwijs: van vwo naar wo (gebaseerd op de publicatie ‘Nadere vooropleidingseisen’ gepubliceerd door het ministerie van OCW op 24 april 2014) Disclaimer: De lijst is gebaseerd op de officiële doorstroomeisen van het ministerie van onderwijs. Bij het overnemen van deze gegevens kunnen er tikfouten zijn gemaakt. Controleer daarom altijd (en op tijd) wat de school zelf over de toelatingseisen van een studie zegt. Betekenis van gebruikte tekens en afkortingen: = toegangsrecht = géén toegangsrecht Als er 1 of meer vakken staan, dan betekent dit er toegangsrecht is indien daaraan is voldaan. (…) : uit de tussen haken vermelde vakken kan worden gekozen. Eén van de genoemde vakken is voldoende bi: biologie mvt: moderne ‘vreemde’ taal sk: scheikunde ec: economie fa: Frans wia: wiskunde A gs: geschiedenis du: Duits wib: wiskunde B m&o: management en na: natuurkunde wic: wiskunde C organisatie nl&t: natuur, leven en mw: technologie maatschappijwetenschappen
Sector Economie nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Opleidingen Actuariële wetenschappen Bedrijfseconomie Bedrijfskunde Econometrie en Operationele research Economie Economie en Bedrijfseconomie Economie en Bedrijfskunde Fiscale economie International Business International Business Administration
N+T
N+G wib wib
E+M wib wib
C+M wib (wia of wib) (wia of wib) wib (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib)
N+T
N+G
E+M
C+M
(wia of wib)
Sector Gedrag en Maatschappij nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
57
Opleidingen Algemene sociale wetenschappen Bestuurs- en Organisatiewetenschap Bestuurskunde Communicatiewetenschap Criminologie Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie European Public Administration Europese Studies Geografie, Planologie en Milieu International Bachelor’s Programme in Communication and Media Milieu-maatschappij-wetenschappen Onderwijskunde Organisatiewetenschappen Pedagogische wetenschappen Personeelwetenschappen Politicologie Psychologie Sociale Geografie en Planologie Sociologie Technische Planologie Vrijetijdwetenschappen
Sector Gezondheidszorg nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Opleidingen Bewegingswetenschappen Biomedische wetenschappen Diergeneeskunde European Public Health Geneeskunde B Geneeskunde Gezondheid en leven Gezondheidswetenschappen Klinische technologie Medische informatiekunde
N+T bi bi bi bi bi bi bi
N+G na na na na na na + wib na
E+M bi + sk na
11.
Tandheelkunde
bi
na
C+M (wia of wib) + na
Sector Landbouw en Natuurlijke omgeving nr 1.
Opleidingen Agrotechnologie
N+T
N+G na
2. 3. 4.
Bedrijfs- en Consumentenwetenschappen Biologie Biotechnologie
bi
na
5.
Bodem, Water, Atmosfeer
na
E+M wib + na + (sk of bi) 2 uit na,sk en bi na + sk
6. 7. 8.
Bos- en natuurbeheer Communicatiewetenschappen Dierwetenschappen
bi of ak sk
9. 10. 11.
Economie en Beleid Gezondheid en Maatschappij Internationaal Land- en Waterbeheer
na
na
12. 13.
Internationale Ontwikkelingsstudies Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning
14. 15.
Levensmiddelentechnologie Milieuwetenschappen
na
wib + na + sk na + sk
16.
Moleculaire Levenswetenschappen
wib + na + sk
17.
Plantenwetenschappen
na of (wib + nl&t)
18.
Voeding en Gezondheid
C+M wib + na + (sk of bi) (wia of wib) na + sk + bi (wia of wib) + na + sk wia + (bi of ak) (wia of wib) + sk (wia of wib) (wia of wib) (wia of wib) + na (wia of wib) (wia of wib) + (ak of bi) wib + na + sk (wia of wib) + na + sk wib + na + sk bi + na + sk
2 uit wib, na en sk sk + bi
C+M (wia of wib) (wia of wib) + na + sk wib + na + sk wib wib (wia of wib) + na + sk (wia of wib) + na + sk wib (wia of wib) (wia of wib) wib
sk + bi
Sector Natuur (universiteit) nr 1. 2.
Opleidingen Aarde en Economie Aardwetenschappen
N+T
N+G na
E+M na + sk
3. 4. 5. 6. 7. 8.
Bèta-gamma Biofarmaceutische Wetenschappen Biologie Business Analytics Computer Science Farmaceutische Wetenschappen
bi bi
wib + na na wib wib na
wib + na + sk bi + na + sk wib wib na + sk
9.
Farmacie
na
na + sk
10. 11. 12. 13.
Informatica Informatica, Multimedia en Management Informatiekunde Kennistechnologie
wib wib
wib wib
58
14. 15. 16. 17. 18.
Kunstmatige Intelligentie Life Science and Technology Lyfestyle Informatics Medische Natuurwetenschappen Milieu-natuurwetenschappen
wib + na wib + na na
wib + na + sk wib + na + sk na + sk
19. 20. 21. 22. 23.
Moleculaire Levenswetenschappen Molecular Science and Technology Natuur- en Sterrenkunde Natuurkunde Natuurwetenschap en Innovatiemanagement
wib + na wib + na wib + na wib + na na
wib + na + sk wib + na + sk wib + na wib + na na + sk
24. 25. 26. 27. 28. 29.
Psychobiologie Scheikunde Science Science, Business & Innovation Sterrenkunde Wiskunde
bi
na wib + na wib + na wib + na wib + na wib
wib + na + sk wib + na + sk wib + na + sk wib + na wib
(wia of wib) wib + na + sk (wia of wib) wib + na + sk (wia of wib) + na + sk wib + na + sk wib + na + sk wib + na wib + na (wia of wib) + na + sk wib + na + sk wib + na + sk wib + na + sk wib + na wib
N+T
N+G
E+M
C+M
N+T (la of gr)
N+G (la of gr)
E+M (la of gr)
C+M (la of gr)
Sector Recht (universiteit) nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
opleidingen Bestuurskunde European Law School Fiscaal recht Global Law Internationaal en Europees Recht Notarieel Recht Rechtsgeleerdheid
Sector Taal en Cultuur (universiteit) nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31.
59
Opleidingen Afrikaanse talen en culturen Algemene Cultuurwetenschappen American Studies Arabische Taal en Cultuur Archeologie Archeologie en Prehistorie Chinastudies Communicatie- en Informatiewetenschappen Culturele Informatiewetenschap Cultuurwetenschappen Duitse Taal en Cultuur Engelse Taal en Cultuur Europese Studies Europese Talen en Culturen Film- en Literatuurwetenschap Finoegrische Talen en Culturen Franse Taal en Cultuur Friese Taal en Cultuur Geschiedenis Godgeleerdheid Griekse en Latijnse Taal en Cultuur Hebreeuwse Taal en Cultuur Humanistiek Internationale betrekkingen en Internationale organisatie Islam en Arabisch Islamitische theologie Italiaanse Taal en Cultuur Japanstudies Keltische Talen en Cultuur Koreastudies Kunsten, Cultuur en Media
32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63.
Kunstgeschiedenis Latijns-Amerikastudies Latijnse Taal en Cultuur Liberal Arts en Sciences Literatuurwetenschap Literatuur en Samenleving Media en Cultuur Media, Kunst, Ddesign en Architectuur Midden-Oostenstudies Muziekwetenschap Nederlandkunde / Dutch studies Nederlandse Taal en Cultuur Nieuwgriekse Taal en Cultuur Oude Culturen van de Mediterrane Wereld Oudheidkunde Religie in Samenleving en Cultuur Religiewetenschappen Romaanse Talen en Culturen Russische Studies Scandinavische Talen en Culturen Slavische Talen en Culturen Spaanse Taal en Cultuur Taal en Cultuurstudies Taalwetenschap Theater-, Film- en Televisiewetenschap Theaterwetenschap Theologie Theologie Klassiek Theologie Plus Wijsbegeerte Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied Zuid- en Zuidoost-Aziëstudies
N+T bi
N+G¹ wib + na wib wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib wib + na wib wib wib + na wib wib + na
E+M wib + na + sk wib wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na + sk wib + na wib + na wib + na + sk wib + na + sk wib + na + sk wib wib + na wib wib wib + na wib wib + na
C+M wib + na + sk wib wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na wib + na + sk wib + na wib + na wib + na + sk wib + na + sk wib + na + sk wib wib + na wib wib wib + na wib wib + na
Sector Techniek (universiteit) Nr 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
Opleidingen Advanced Technology Bedrijfsinformatietechnologie Biomedische technologie Bouwkunde Civiele Techniek2 Creative Technology Electrical Engineering Industrial Design Industrieel Ontwerpen Life Science & Technology Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek Maritieme Techniek Nanobiologie Scheikundige Technologie Molecular Science and Technology Technische Aardwetenschappen Technische Bedrijfskunde Technische Bestuurskunde Technische Informatica Technische Innovatiewetenschappen Technische Natuurkunde Technische Wiskunde Werktuigbouwkunde2
Voor alle opleidingen geldt dat de instelling aan de student met het profiel NG de gelegenheid kan geven om aan de eisen ‘na’ en ‘wiB’ uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase te voldoen. 2 Voor deze opleidingen geldt dat de instelling aan de student met het profiel EM of CM de gelegenheid kán geven om aan de eisen ‘na’ en ‘wiB’ uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase te voldoen. 1
60
Sectoroverstijgend (universiteit) nr 1.
61
Opleidingen Tourism
N+T
N+G¹
E+M
C+M (wia of wib)