Rapport ‘Eigen regie en zelfredzaamheid’; een enquête onder senioren
Woerden, juli 2014
Inhoudsopgave
I.
Omvang en samenstelling groep respondenten
p. 3
II.
Wat verstaan senioren onder eigen regie en zelfredzaamheid?
p. 5
III.
Wat verwachten senioren ten aanzien van de toekomst?
p. 14
IV.
In hoeverre kunnen senioren terugvallen op hun sociaal netwerk?
p. 21
V.
Conclusies
p. 25
VI.
Slotbeschouwing
p. 26
VII.
Bijlage: vragenlijst
p. 28
Colofon: Tekst en redactie:
ANBO/Kienonderzoek
Foto cover:
Web beeldbank ANBO
Vormgeving:
ANBO (afdeling communicatie)
1
Inleiding Het Kabinet heeft een ingrijpende wijziging in de langdurige zorg ingezet. Hiervoor verandert de Wet maatschappelijke ondersteuning op essentiële onderdelen per 1 januari 2015 (Wmo 2015). Onderdelen uit de AWBZ gaan via de nieuwe Wmo naar gemeenten - zoals dagbesteding- en de Wet Langdurige Zorg vervangt de AWBZ. Kern van de wijziging is dat mensen eerst na moeten gaan in hoeverre ze zorg en ondersteuning zelf en met behulp van hun eigen sociale netwerk kunnen regelen, voordat ze een beroep doen op de overheid. De termen eigen regie en zelfredzaamheid hebben daarin een essentiële rol. Hoe kijken senioren zelf aan tegen begrippen ‘eigen regie’ en ‘zelfredzaamheid’? Dit was aanleiding voor een enquête onder senioren. ANBO heeft de abonnees van haar nieuwsbrief ANBO@actueel uitgenodigd deel te nemen aan een enquête met 12 vragen over eigen regie en zelfredzaamheid in de periode 20 mei- 8 juni 2014. Het abonneebestand bevatte ca. 75.000 (gratis) abonnees. Hier vallen zowel ANBO leden als niet ANBO leden onder. Ruim 11.000 respondenten (11.547) hebben de vragenlijst ingevuld. De vragenlijst treft u aan in de bijlage. Van de respondenten hebben 10.164 alle vragen beantwoord. Hierna treft u de resultaten aan, verdeeld over 5 hoofdstukken:
I. II. III. IV. V. VI.
Omvang en samenstelling groep respondenten. Wat verstaan senioren onder eigen regie en zelfredzaamheid? Wat verwachten senioren ten aanzien van de toekomst? In hoeverre kunnen senioren terugvallen op hun sociaal netwerk? Conclusies Slotbeschouwing en aanbevelingen
2
I.
Omvang en samenstelling groep respondenten.
Aan de enquête namen ruim 11.000 respondenten deel. Het aandeel mannen was iets hoger dan vrouwen (54% vs. 46%). Kijkend naar de leeftijd van de respondenten, valt 5% in de jongste leeftijdsgroep van 50-59 jaar. De grootste groep valt in de leeftijdscategorie 60 – 69 jaar (46%) met daarop volgend 70 – 80 jaar (38%). Een tiende is 80 jaar of ouder. (grafieken 1 en 2). Bijna de helft geeft aan helemaal gezond te zijn (46%), dan wel gezond maar minder mobiel. Nagenoeg een vijfde is “gezond met een aandoening’’ (18%). Een derde heeft één of meerdere aandoeningen (33%). Als men de fysieke gesteldheid per leeftijdscategorie bekijkt, valt op dat een grote groep respondenten met een relatief hoge leeftijd nog helemaal gezond is. Pas vanaf 80 jaar is het aandeel gezond met een aandoening hoger dan de categorie ‘gezond’ (grafieken 3 en 3a).
grafiek 1 verdeling man/vrouw
grafiek 2. verdeling leeftijdscategorie
grafiek 3. verdeling fysieke gesteldheid
3
grafiek 3 a verdeling fysieke gesteldheid per leeftijdscategorie
grafiek 4. verdeling opleidingsniveau
4
II.
Wat verstaan senioren onder eigen regie en zelfredzaamheid?
Op de vraag wat men onder ‘eigen regie’ verstaat, scoren de volgende antwoorden bij alle leeftijdsgroepen het hoogst: ‘Dat ik zelf bepaal op welke wijze ik mijn eigen leven inricht op het gebied van wonen en werk en zorg’ (51%) en ‘dat ik bij ziekte en/of begeleiding bij eventuele ziekte zelf mag meedenken over wat ik graag wil en wat nog mogelijk is’ (50%). Voor drie op de tien betekent eigen regie (ook) dat zij zelf mogen beslissen wie hen komt helpen mochten zij hulp nodig hebben en/of dat zij kunnen gaan en staan waar zij willen (29%) (grafiek 5 en 5a) Hoger opgeleiden (HBO opleiding en universitair) geven in verhouding tot senioren met een lagere opleiding vaker aan dat eigen regie voor hen betekent dat zij zelf bepalen op welke wijze zij hun leven inrichten. Senioren met lager onderwijs geven relatief vaak aan: ‘Weet niet/geen mening’ (grafiek 5 b). Opvallend is dat 65% van de respondenten als belangrijkste factor voor zelfredzaamheid aangeeft ‘niet afhankelijk van anderen’ te willen zijn (65% grafiek 6). Voor bijna alle leeftijdscategorieën (50 – 90 jaar) is dit het geval, maar naarmate de leeftijd hoger is, staat dit minder vaak voor zelfredzaamheid (50-59 jaar 72%; 90+ 38%) (grafiek 6a). Vergelijk in dit verband wat senioren belangrijk vinden om het gevoel te hebben te hebben de eigen regie te hebben over het eigen leven: 52% geeft in dit verband aan: ‘niet afhankelijk zijn van anderen’ (grafieken 7 en 7 a). Relatie met opleidingsniveau Senioren met een hogere opleiding (middelbare school of hoger) geven vaker dan lager opgeleide senioren aan dat zelfredzaamheid voor hen betekent ‘niet afhankelijk van anderen’ te hoeven zijn. Hoog opgeleiden (Hbo en universiteit) geven meer gevarieerde antwoorden bij zelfredzaamheid Dit geldt ook voor de vraag over wat men onder eigen regie verstaat (grafiek 5 b). Bij invulling van ‘wat verstaat u onder zelfredzaamheid’ wordt bij ‘anders, namelijk’ onder meer genoemd: -
Zelf bepalen welk soort hulp/zorg en de omvang ik krijg als ik zorg nodig heb/ zelf zorgverlener kunnen uitkiezen’. In feite is dit een verfijning van de antwoord categorieën: ‘dat ik bij ziekte en/of begeleiding bij eventuele ziekte zelf nog mag meedenken over wat ik graag wil en wat mogelijk is‘ en ‘dat ik zelf mag beslissen wie mij komt helpen mocht ik hulp nodig hebben’.
-
Regie/ invloed op eigen levenseinde/euthanasie.
Ook wordt genoemd, zij het in mindere mate: ‘zelf mijn (gezonde) leefwijze bepalen’, ‘de wijze bepalen waarop ik verzorgd wordt (bejegening)’, zelf betalen voor de zorg die ik wil’. En ‘hulp kunnen weigeren’. Op basis van bovenstaande lijkt het erop dat senioren met een hogere opleiding zich relatief goed bewust zijn van wat ‘eigen regie’ en ‘zelfredzaamheid’ voor hen inhoudt. Senioren met lager onderwijs geven op de vraag wat men onder eigen regie en zelfredzaamheid verstaat relatief vaak aan: ‘Weet niet/geen mening’.
5
grafiek 5. verdeling ‘Wat verstaat u onder eigen regie?’
Y as Van boven naar beneden Dat ik zelf bepaal op welke wijze ik mijn eigen leven inricht op het gebied van wonen, werken en sociale contacten Dat ik bij ziekte en/of begeleiding bij eventuele ziekte zelf nog mag meedenken over wat ik graag wil en wat nog mogelijk is. Dat ik zelf mag beslissen wie mij komt helpen mocht ik hulp nodig hebben Dat ik zelf kan gaan en staan waar ik wil Weet niet/geen mening Anders, namelijk
6
grafiek 5 a. verdeling ‘Wat verstaat u onder eigen regie’ en leeftijdscategorie
Y as Van boven naar beneden Dat ik zelf bepaal op welke wijze ik mijn eigen leven inricht op het gebied van wonen, werken en sociale contacten Dat ik bij ziekte en/of begeleiding bij eventuele ziekte zelf nog mag meedenken over wat ik graag wil en wat nog mogelijk is. Dat ik zelf mag beslissen wie mij komt helpen mocht ik hulp nodig hebben Dat ik zelf kan gaan en staan waar ik wil Weet niet/geen mening Anders, namelijk
7
grafiek 5 b. verdeling ‘Wat verstaat u onder eigen regie’ en opleidingsniveau
Y as Van boven naar beneden Dat ik zelf bepaal op welke wijze ik mijn eigen leven inricht op het gebied van wonen, werken en sociale contacten Dat ik bij ziekte en/of begeleiding bij eventuele ziekte zelf nog mag meedenken over wat ik graag wil en wat nog mogelijk is. Dat ik zelf mag beslissen wie mij komt helpen mocht ik hulp nodig hebben Dat ik zelf kan gaan en staan waar ik wil Weet niet/geen mening Anders, namelijk
8
Grafiek 6 verdeling ‘Wat verstaat u onder zelfredzaamheid’
Y as van boven naar beneden Dat ik mezelf red met boodschappen en huishouden Dat ik zelf de invulling van mijn dag bepaal Dat ik zelf regel met wie ik omga Dat ik zelf mijn financiën regel Dat ik kan gaan en staan waar ik wil Dat ik niet afhankelijk van anderen ben Weet niet/geen mening Anders, namelijk…
9
Grafiek 6 a verdeling ‘Wat verstaat u onder zelfredzaamheid en leeftijd
Y as van boven naar beneden Dat ik mezelf red met boodschappen en huishouden Dat ik zelf de invulling van mijn dag bepaal Dat ik zelf regel met wie ik omga Dat ik zelf mijn financiën regel Dat ik kan gaan en staan waar ik wil Dat ik niet afhankelijk van anderen ben Weet niet/geen mening Anders, namelijk…
10
grafiek 6 b verdeling Wat verstaat u onder zelfredzaamheid en opleidingsniveau
Y as van boven naar beneden Dat ik mezelf red met boodschappen en huishouden Dat ik zelf de invulling van mijn dag bepaal Dat ik zelf regel met wie ik omga Dat ik zelf mijn financiën regel Dat ik kan gaan en staan waar ik wil Dat ik niet afhankelijk van anderen ben Weet niet/geen mening Anders, namelijk…
11
grafiek 7 verdeling voorwaarden eigen regie
Y as van boven naar beneden Zelf bepalen hoe ik mijn dag invul Zelf bepalen met wie ik omga Zelf bepalen hoe ik mijn huishouden regel Zelf bepalen wie ik over de vloer krijg als ik hulp nodig heb zelf kunnen gaan en staan waar ik wil Niet afhankelijk zijn van anderen Weet niet/geen mening Anders, namelijk…
12
Grafiek 7 a verdeling ‘voorwaarden gevoel behoud eigen regie en opleiding’
Y as van boven naar beneden Zelf bepalen hoe ik mijn dag invul Zelf bepalen met wie ik omga Zelf bepalen hoe ik mijn huishouden regel Zelf bepalen wie ik over de vloer krijg als ik hulp nodig heb zelf kunnen gaan en staan waar ik wil Niet afhankelijk zijn van anderen Weet niet/geen mening Anders, namelijk…
13
III.
Wat verwachten senioren ten aanzien van de toekomst?
Wat verwachten de respondenten voor de toekomst ten aanzien van eigen regie en zelfredzaamheid? Eigen regie Bijna drie op de tien respondenten hebben geen verwachting van de mate waarin zijn in de toekomst de eigen regie kunnen houden over hun leven (28% weet niet) (grafiek 8). Dit geldt nagenoeg even vaak voor senioren van 60- 69 als 70 – 80 (grafiek 8 a) Zelfredzaamheid Opvallend is dat bijna een derde verspreid over alle leeftijdscategorieën senioren aangeeft niet te weten in hoeverre zij verwachten in de toekomst zelfredzaam te zullen zijn (32%) (grafiek 9). Opvallend is ook dat een beduidend aantal 80-plussers niet weet of zij zelfredzaam blijven en de regie op hun leven houden (grafiek 9 a). Net als bij de verwachting ten aanzien van de eigen regie valt op dat veel senioren tussen 70 en 80 jaar verwachten deels/zelfredzaam te blijven. Vanaf 80 jaar wordt dit percentage lager (grafiek 9 a). Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de fysieke gesteldheid van de groep 80-plussers minder is dan senioren jonger dan 80 jaar. Vergelijk grafiek 3: 24% van de 80-plussers zegt helemaal gezond te zijn tegenover 48% van degenen jonger dan 80 jaar (grafiek 3). Verschil verwachting behoud eigen regie en behoud zelfredzaamheid De verwachting om in de toekomst volledig de eigen regie te behouden (34%) ligt bij alle leeftijdscategorieën hoger dan de verwachting om helemaal zelfredzaam te blijven (13%) (grafieken 8 a en 9a). Relatie tot opleidingsniveau Zowel als het gaat om de zelfredzaamheid als de eigen regie is er een duidelijke relatie met opleiding waarneembaar. In het algemeen constateren wij dat hoe hoger men is opgeleid des te meer men verwacht zelf de eigen regie en zelfraadzaamheid te kunnen behouden. Senioren met een opleiding op HBO niveau verwachten relatief het vaakst dat ze (deels) de eigen regie over hun leven kunnen houden (72% vs. 65% onder andere opleidingsniveaus) en (grotendeels) zelfredzaam blijven (57% vs. 51% onder andere opleidingsniveaus) (grafieken 8 b en 9 b)
14
grafiek 8 verdeling verwachting behoud eigen regie in toekomst
Y as van boven naar beneden Ik verwacht de regie over mijn leven te kunnen houden Ik verwacht dat ik de eigen regie over mijn leven deels te kunnen houden Ik verwacht dat ik de regie over mijn leven deels kwijt raak Ik verwacht dat ik de regie over mijn leven helemaal kwijtraak Weet ik niet, dat kan ik nu niet zeggen
15
grafiek 8 a verdeling verwachting behoud eigen regie in toekomst en leeftijdscategorie
Y as van boven naar beneden Ik verwacht de regie over mijn leven te kunnen houden Ik verwacht dat ik de eigen regie over mijn leven deels te kunnen houden Ik verwacht dat ik de regie over mijn leven deels kwijt raak Ik verwacht dat ik de regie over mijn leven helemaal kwijtraak Weet ik niet, dat kan ik nu niet zeggen
16
grafiek 8 b verdeling verwachting behoud eigen regie en opleidingsniveau
Y as van boven naar beneden Ik verwacht de regie over mijn leven te kunnen houden Ik verwacht dat ik de eigen regie over mijn leven deels te kunnen houden Ik verwacht dat ik de regie over mijn leven deels kwijt raak Ik verwacht dat ik de regie over mijn leven helemaal kwijtraak Weet ik niet, dat kan ik nu niet zeggen
17
grafiek 9 verdeling verwachting behoud zelfredzaamheid
Y as van boven naar beneden Ik verwacht in de toekomst helemaal zelfredzaam te kunnen blijven Ik verwacht in de toekomst voor het grootste deel zelfredzaam te zijn/blijven Ik verwacht in de toekomst voor een klein deel zelfredzaam te zijn/blijven Ik verwacht in de toekomst helemaal niet meer zelfredzaam te zijn\weet ik niet, dat kan ik nu niet zeggen
18
grafiek 9 a verdeling verwachting behoud zelfredzaamheid en leeftijdscategorie
Y as van boven naar beneden Ik verwacht in de toekomst helemaal zelfredzaam te kunnen blijven Ik verwacht in de toekomst voor het grootste deel zelfredzaam te zijn/blijven Ik verwacht in de toekomst voor een klein deel zelfredzaam te zijn/blijven Ik verwacht in de toekomst helemaal niet meer zelfredzaam te zijn\weet ik niet, dat kan ik nu niet zeggen
19
grafiek 9 b verdeling verwachting behoud zelfredzaamheid en opleidingsniveau
Y as van boven naar beneden Ik verwacht in de toekomst helemaal zelfredzaam te kunnen blijven Ik verwacht in de toekomst voor het grootste deel zelfredzaam te zijn/blijven Ik verwacht in de toekomst voor een klein deel zelfredzaam te zijn/blijven Ik verwacht in de toekomst helemaal niet meer zelfredzaam te zijn\weet ik niet, dat kan ik nu niet zeggen
20
IV.
In hoeverre denken senioren terug te kunnen vallen op hun sociaal netwerk?
Ongeveer vier op de tien senioren gaan ervanuit dat ze kunnen terugvallen op hun (huwelijks) partner (43%) en/of kinderen (38%). Na ‘partner’ en ‘kinderen’ wordt ‘geen sociaal netwerk’ het meest genoemd; bijna een kwart geeft aan geen aanspraak te kunnen maken op een sociaal netwerk (24%). Daarna pas noemt ment – in mindere mate- ‘buren’ (19%) en/of ‘vrienden’ (18%) (grafiek 10). Voor mannen geldt vaker dan voor vrouwen dat zij verwachten te kunnen terugvallen op hun (huwelijks)partner (54% vs. 31%) (grafiek 10 a). Hoe is de relatie met verwachtingen ten opzichte van het sociale netwerk met opleidingsniveau? Bij alle opleidingsniveaus zijn er senioren die aangeven niet te kunnen terugvallen op een sociaal netwerk. Opvallend is dat senioren met een HBO of universitaire opleiding relatief vaker denken te kunnen terugvallen op buren en/of vrienden, in veel sterkere mate dan senioren met een lagere opleiding (lager dan HBO) (grafiek 10 b).
21
grafiek 10 verdeling verwachting terug te kunnen vallen op netwerk
Y as van boven naar beneden (Huwelijks)partner Kinderen Kleinkinderen Familie behalve (klein)kinderen Buren Vrienden Kennissen Vereniging Sociale/sportieve club Religieuze verbanden Ik kan geen aanspraak maken op een netwerk Weet niet/geen mening
22
grafiek 10 a verdeling verwachting terugvallen op netwerk en man/vrouw
Y as van boven naar beneden (Huwelijks)partner Kinderen Kleinkinderen Familie behalve (klein)kinderen Buren Vrienden Kennissen Vereniging Sociale/sportieve club Religieuze verbanden Ik kan geen aanspraak maken op een netwerk Weet niet/geen mening
23
grafiek 10 b verdeling soort netwerk waarop men denkt te kunnen terugvallen en opleiding
Y as van boven naar beneden (Huwelijks)partner Kinderen (Klein)kinderen Familie behalve (klein)kinderen Buren Vrienden Kennissen Vereniging Sociale/sportieve club Religieuze verbanden Ik kan geen aanspraak maken op een netwerk Weet niet/geen mening
24
V Conclusies
Indien we de resultaten analyseren, kunnen we de volgende conclusies uit de enquête trekken:
1. Voor senioren van alle leeftijdscategorieën (50 – 90 jaar) is essentieel dat ze niet afhankelijk zijn van anderen (65%). Zij geven dit aan bij wat zij verstaan onder zelfredzaamheid. Ruim de helft (52%) van de respondenten vindt dit ook een belangrijke voorwaarde om de eigen regie te kunnen voeren. Over wat eigen regie en zelfredzaamheid inhoudt, hebben hoger opgeleide senioren meer, en meer gevarieerde opvattingen dan lager opgeleide senioren. Lager opgeleide senioren weten vaker niet wat zij onder ‘eigen regie’ en ‘zelfredzaamheid’ moeten verstaan. 2. Senioren gaan ervan uit dat ze, als ze zorg en ondersteuning nodig hebben, met name kunnen terugvallen op partner en kinderen. Mannen verwachten in dit opzicht meer van hun partner dan omgekeerd. Senioren verwachten door de bank genomen weinig terug te kunnen vallen op georganiseerde verbanden, zoals verenigingen en religieuze verbanden. Hoger opgeleide senioren (HBO of universitaire opleiding) verwachten vaker dan lager opgeleide senioren aan te kunnen kloppen bij buren en/of vrienden. 3. Bijna een kwart van de senioren -over alle leeftijdscategorieën - zegt over geen sociaal netwerk te beschikken waarop ze kunnen terugvallen (24%). Senioren met de laagste opleiding geven het vaakst aan niet te weten op wie zij kunnen terugvallen. 4. Bijna een derde van de respondenten geeft aan niet te weten in hoeverre ze in de toekomst de eigen regie kunnen houden en zelfredzaam kunnen blijven. Dit geldt even vaak voor senioren van 60- 69 en 70 – 80. Hoe hoger senioren zijn opgeleid hoe meer zij verwachten de eigen regie te kunnen houden en zelfredzaam te blijven.
25
I Slotbeschouwing en aanbevelingen
Als we de uitkomsten van de enquête op ons laten inwerken maken we ons over drie gebieden zorgen. Voorbereid op de toekomst? Opvallend is dat bijna een derde van de senioren niet weten in hoeverre zij zelfredzaam zullen blijven respectievelijk de eigen regie te zullen behouden. Dit percentage is bijna net zo groot voor de groep 60-69 jaar als 70 en 80 jaar. Dat is aan de ene kant vanzelfsprekend omdat de meeste senioren nog redelijk gezond zijn en zich geen beeld kunnen vormen wat hun te wachten staat als ze wel zorg nodig hebben. Ook past dit in de tendens dat steeds meer senioren ouder worden en lang gezond blijven. Maar het is wel opvallend dat zelfs een derde van de senioren van 70 – 80 jaar niet weten of ze zelfredzaam blijven en greep op hun leven houden. Toch is ook bekend dat na 80 jaar de kans op fysieke achteruitgang snel toeneemt. De vraag is of senioren tegen de 80 hier wel op voorbereid zijn. Dat betekent dat senioren nu al moeten gaan nadenken over op wie zij later een beroep kunnen doen als ze zorg en ondersteuning nodig hebben. Maar zijn senioren zich hier wel voldoende van bewust? Dat valt te betwijfelen. En als ze zich hiervan bewust zijn: ondernemen ze daadwerkelijk stappen om zich voor te bereiden op een oude dag waarin zij afhankelijk worden van zorg van anderen? Uit de enquête kun je de algemene conclusie trekken dat senioren zich nog onvoldoende voorbereiden en dat is op zijn minst gezegd zorgelijk. Begrippen eigen regie en zelfredzaamheid Het lijkt erop dat senioren met een hogere opleiding beter uit de voeten kunnen met de begrippen ‘eigen regie’ en ‘zelfredzaamheid’; ze hebben hier ook vaker expliciete ideeën over. Senioren met een lagere opleiding geven relatief vaak aan ‘weet niet’ bij vragen wat zij over eigen regie en zelfredzaamheid verstaan. Niet onderzocht is waarom zij ‘weet niet’ aangeven maar het wekt de indruk dat ‘eigen regie’ en ‘zelfredzaamheid’ minder goed aansluiten bij senioren met een lagere opleiding. Een participatiesamenleving waarin hoger opgeleide senioren zich beter redden dan lager opgeleide senioren kan leiden tot een tweedeling. Een ontwikkeling die we ook in andere beleidsterreinen bespeuren (huisvesting, inkomen). ANBO maakt zich sterk voor langdurige zorg voor ouderen waarin iedereen zich kan redden en gelijke kansen heeft op een goede derde of vierde levensfase. Sociaal netwerk? In elke leeftijdscategorie boven de 50 jaar is er nagenoeg een kwart senioren die niet kan teugvallen op een sociaal netwerk. Ook dient men zich te realiseren dat veel senioren weliswaar een sociaal netwerk hebben maar om een of andere reden hier niet op kunnen willen terugvallen. Denk bijvoorbeeld aan een verstoorde relatie met kinderen (in extreme vorm ontaard in ouderenmishandeling), senioren met een andere seksuele geaardheid, niet reguliere levensstijl of andere etnische achtergrond waardoor zij minder aansluiting vinden in hun omgeving. Wat gebeurt er als zij wat hun behoefte aan zorg (nog) niet onder de criteria voor verblijf in een verzorgings-/verpleeghuis vallen? Bij ANBO komen regelmatig signalen binnen van senioren die uitkijken naar een plek in een verzorgingshuis, juist als middel om weer contact 26
en aanspraak te hebben met anderen. Een verzorgingshuis- of vergelijkbare woonvorm- kan voor deze senioren een middel bij uitstek zijn om weer aan de samenleving te kunnen meedoen en erbij te horen. En dat past ook bij de kern van de participatiesamenleving. Aanbevelingen voor het Rijk
A. Besteed in de publiekscampagne aandacht aan de noodzaak voor aanstaande en komende senioren om zich voor te bereiden op hun laatste levensfasen met een pakkende slogan. B. De begrippen ‘eigen regie’ en ‘zelfredzaamheid’ vinden niet bij iedereen aansluiting. Gebruik in de publiekscampagne een communicatiestijl (inclusief voorbeelden) die mensen van alle opleidingsniveaus aanspreken. C. Zorg dat ook mensen met geen sociaal netwerk – of een sociaal netwerk waar zij niet op kunnen terugvallen, toch in een vorm van beschut wonen (in een verzorgingshuis of woonunit in de eigen omgeving) onderdak kunnen vinden. Bij de ontwikkeling van de zorgprofielen door de Zorgautoriteit Nederland zouden naast zorginhoudelijke criteria ook sociale criteria moeten worden meegenomen.
27