PWS evolutie van de mens Concept versie Gemaakt door: Jeffrey Drost en Hylke Hoogenberg
2-december-2013
Zo heeft onze evolutie er misschien uitgezien
PWS: de evolutie van de mens
pagina
Inhoudsopgave
2
Inleiding
3
Hdst1: de evolutie in een notendop
4
Hdst2: enkele theorieën over waar we wegkomen
5
-Par1: de bijbel + inleiding
6
-Par2: multiregionale theorie
7
-Par3: enkele oorsprong hypothese
8
-Par4: interview met Maarten van Rossem
9
Hdst3: De wonderlijke wereld van fossilisatie -Par1: Wat is fossilisatie + inleiding
10
-Par2: Welke soorten fossielen zijn er
11
-Par3: Hoe ontstaan fossielen
12
-Par4: Wat is het wetenschappelijk belang van fossielen? (gidsfossielen)
13
-Par5: Wat zijn we te weten gekomen over onze voorouders door onderzoek naar fossielen?
14
-Par 6: interview met professor Leo W. Beukeboom
15
Hdst4: onze voorouders en de andere leden van het genus Homo (inleiding)
16
-Par1: genus australopithecus
17
-Par2: homo habiles
18
-Par3: homo ergaster
19
-Par4: homo erectus
20
-Par5: homo heidelbergensis
21
-Par6: homo sapiens sapiens en homo sapiens neanderthalensis
22
-Par 7: andere leden van de genus homo
23
Logboek
24
Bronnen
25
2
Inleiding De mens oftewel Homo Sapiens Sapiens, een nog niet zo’n oude diersoort, naar schatting ongeveer 200 duizend jaar. En hoewel we nu met zo`n 7 miljard zijn en in grote steden bij elkaar wonen, is dat niet altijd zo geweest. Lang geleden leefden we in groepjes van 20-50 mensen, die met puntige stukken hout op olifanten, elkaar en op andere mensen soorten liepen in te slaan. Huh? Andere mensen soorten? Zijn we niet alleen dan? Nou inmiddels wel, maar als we terug in de tijd gaan, zeg zo`n 100 duizend jaar, dan delen we de aarde met nog eens 4 andere leden van het genus homo. Waar die allemaal gebleven zijn, is een raadsel. De meeste soorten zijn waarschijnlijk verdwenen door het niet kunnen concurreren met ons, maar voor andere soorten is het een raadsel. Tot nu toe zijn er zeker 8 soorten in het genus homo bekend. Maar wellicht waren er nog eens 7 andere soorten. Er zijn ook een stuk of 10 sub soorten. Dus wie waren het? Waar kwamen ze vandaan? En hoe staan ze in relatie tot ons? Hopelijk kunt u na het lezen van dit PWS deze en nog meer vragen beantwoorden.
Van links naar rechts zijn dit schedels van: Australopithecus Afarensis Homo Habilis, H. Ergaster, H. Heidelbergensis en H Sapiens Sapiens
3
Hoofdstuk 1: De evolutie in een notendop. Stel je voor, je woont in Engeland en de datum is 24 november 1859. Je loopt een boekhandel binnen en ziet daar een nieuw boek liggen, genaamd: the origin of species door Charles Darwin. Daarin staat dat dieren niet volledig uit de schepping zijn gekomen, maar geworden zoals ze zijn door evolutie. Dit was een zeer schokkend boek in deze tijd en is tevens het eerste boek, waarin een alternatief wordt gegeven over het ontstaan van soorten, oftewel evolutie. Dit boek werd gevolgd door nog een boek, waar de mens centraal in stond, in al zijn facetten, namelijk: the descent of men. Dit boek ging met name over de menselijke evolutie. Voordat we ons aan de menselijke evolutie wagen, moeten we eerst weten wat evolutie is. Volgens wikipedia: Evolutie is van het Latijnse werkwoord evolvere afgeleid en betekent letterlijk "zich ontrollen" of "los-" of "afwikkelen". Figuurlijk betekent het "ontwikkeling". Evolutie is dus het geleidelijk ontwikkelen van soorten door de jaren heen. Dit kan verschillen van Darwins beroemde vinken met verschillende snavels op de Galapagos eilanden tot het veranderen van dinosaurussen in alle vogels die we nu kennen. Tot zover waarschijnlijk niets wat u al niet wist, maar laten we nu eens dieper op de evolutietheorie ingaan en eens kijken hoe de verandering eigenlijk tot stand komt. Om te beginnen, Darwin had een theorie gesteld, waarin drie basisprincipes voor evolutie zorgden, namelijk: 1) het overbrengen van erfelijke eigenschappen (later kwam men te weten dat DNA hiervoor zorgde), 2) de variatie van deze erfelijke eigenschappen binnen deze soort en 3) de concurrentie in de natuur. Dat principe gaat meestal als volgt: laten we de beroemde vinken er weer bij pakken. Deze vinken zijn bijna precies hetzelfde als de vinken op het vaste land op een belangrijk detail na. De vorm van de snavel. De snavel van de normale vink is groot en krachtig voor zaden, maar de snavels van deze vinken waren anders. Darwin ontdekte maar liefst 3 nieuwe vinkenrassen: 1) vinken met een nog grotere en krachtiger snavel, 2) met lange smalle snavels en 3) die met lange scherpe snavels. Dit kwam doordat de vogels verschillende soorten voedsel aten. De vogels met de nog grotere snavels aten noten en hadden deze snavel nodig om de noten open te breken. De vinken met lange smalle snavels aten insecten en de vogels met de scherpe snavels aten vruchten. Zij hadden deze snavels nodig om door de schil te kunnen komen. Voordat men iets van evolutie af wist, leek dat misschien heel mooi en goed ontworpen. Darwin had echter een ander idee en vormde een theorie over hoe die vinken verschillende snavels kregen. En die luidde als volgt: Er waren ooit vinken op deze drie eilanden, dezelfde als die op het vaste land. Op een dag werd op 1 eiland een vink geboren met een iets grotere en krachtigere snavel als de rest van de vinken. Omdat deze vink beter noten open kon breken dan de andere vinken, kreeg deze meer te eten. Als gevolg daarvan bleef deze vink langer leven dan de andere vinken en kon dus ook meer nakomelingen krijgen. En omdat de erfelijke eigenschappen van ouder op nageslacht worden overgedragen, hebben al zijn nakomelingen ook een iets grotere en krachtigere snavel, waardoor deze nakomelingen ook langer bleven leven en ook meer nakomelingen konden krijgen. Dat ging zo door, totdat je bij het moment kwam wanneer de snavel veel groter en krachteriger is dan die van de normale vink. Op de andere eilanden ging het precies zo. Er wordt gebruik gemaakt van de drie basis principes: 1) erfelijkheid van bepaalde eigenschappen, in dit geval de grotere snavel van de nakomelingen, 2) variatie van deze eigenschappen, hier het eerste jong dat geboren werd met een grotere snavel en 3) de harde concurrentie in de natuur, de vinken met de grotere snavel bleken beter te zijn in het vinden van voedsel en leefden dus langer dan de overige vinken.
4
Dawins beroemde vinken
Eerste druk van descent of man in 1871
5
Hoofdstuk 2: de oorsprongtheorieën Door de tijd heen zijn er veel verschillende theorieën ontstaan over onze afkomst. De bekendste zijn toch wel de bijbel en het afstammen van de apen. Maar er zijn ook nog vele andere theorieën. In de volgende paragrafen gaan we het over een paar hebben. De volgende zullen ter sprake komen: §1: de bijbel en afstammen van de apen §2: de multiregionale theorie §3: de enkele oorsprongtheorie §4: het interview met Maarten van Rossem Paragraaf 1: De bijbel en het afstammen van de apen De bijbel en de apen, wie kent ze niet. De meeste mensen hangen zelfs een van beide aan. Mensen die geloven waarschijnlijk de eerste en mensen die zich niet goed hebben ingelezen de tweede, want beide zijn helaas (vanuit wetenschappelijk oogpunt) fout. Laten we maar met de oudste beginnen. Het scheppingsverhaal. Het verschilt een beetje van stroming tot stroming, maar meestal gaat het als volgt. De wereld is in zeven dagen gemaakt met een volgende tijdsindeling, dag 1: licht en duister, dag 2: wateren onder en boven de aarde, dag 3: wateren en vast land en bomen en planten, dag 4: de zon, maan en sterren, dag 5: Het leven boven en onder water (vissen en vogels), dag 6 dieren en de mens en tenslotte dag 7 de rustdag. Dit is het idee in een notendop. Nu gaan we dan dieper op de schepping van de mens in. God schiep de eerste man Adam, naar een evenbeeld van zichzelf, om over alle beesten te heersen als een verstandige. De schepping op zich ging ongeveer als volgt, God maakte een poppetje van klei in de vorm van een mens en blies er simpelweg leven in. Later werd Adam eenzaam en vroeg aan god of hij een maatje voor hem kon scheppen en dat deed God. Hij liet Adam in een diepe slaap vallen en nam één van zijn ribben weg. Daar maakte hij een ander mens van, een vrouw (Eva) en zo ontstond er een mannetje plus een vrouwtje van een nieuw soort. Zo gaat ongeveer het scheppingsverhaal. Daarnaast hebben we het verhaal van de apen. Deze is wel ietsje makkelijker van opzet. De theorie dat de mens die afstamt van de apen was een van de eerste theorieën en een theorie van Darwin. Het was op niet veel anders gebaseerd dan het feit dat men vond dat chimpansees veel op mensen leken. Dit klopt ook wel en de theorie klopt redelijk goed. Maar later werden er fossielen en andere bewijzen gevonden, waardoor een andere, iets accuratere theorie gevormd werd. De theorie gaat als volgt: Er was eens een groepje chimpansees en deze werden volgens het principe van evolutie (beschreven in hoofdstuk 1) langzaam mensen waarna ze de wereld overnamen. Dat is ongeveer hoe de eerste evolutietheorie van de mens in elkaar steekt. Later werd deze theorie door wetenschappers afgewezen en ging men over naar de volgende theorie, zoals beschreven wordt in de volgende paragraaf.
Links: adam en god rechts: het geleidelijk veranderen van aap naar mens
6
Paragraaf 2: De multiregionale oorsprongstheorie Waarschijnlijk heeft u nog niet echt van deze theorie gehoord en dat is ook niet zo raar, want sinds de jaren 60 is deze ook niet meer in trek. De reden hiervoor komt straks nog aan bod, maar eerst gaan we het hebben over wat deze theorie nou precies inhoud. Het idee was dat er lang geleden verschillende mensensoorten op onze aarde liepen en die kregen allemaal kinderen met elkaar als ze elkaar tegen kwamen. Uiteindelijk gingen deze soorten zich in hun eigen gebied vestigen en bleven daar. Later zijn al deze soorten in de moderne mensen geëvolueerd. Deze theorie was ook zo in trek, omdat het een verklaring bood voor de verschillende mensenrassen die er zijn (zoals Blanken, Negroïden, Aziaten enzovoorts). Dit werd echter ook bewezen met fossielen, zo werd homo erectus voornamelijk in Azië gevonden en homo sapiens neanderthalensis dan weer voornamelijk in Europa. Dus wat deze theorie stelde, is dat we allemaal andere voorouders hebben, namelijk: de moderne Europeaan stamt af van homo neaderthalensis, Aziaten van homo erectus en de Aboriginals van javaman, een mensensoort die voornamelijk is gevonden op de eilanden van Indonesië. Later werd echter vastgesteld dat deze mensensoort gewoon een subsoort van homo erectus is. Lange tijd heeft men gelooft dat dit dé theorie was. Echter in de beginjaren 60 van de vorige eeuw werden er twee dingen ontdekt. Namelijk: mitochondreaal DNA werd ontdekt en men kon beter dateren door middel van de verschillende aardlagen. En dat zijn de twee dingen die deze theorie hebben ontkracht. Door de betere datering kon men beter vast stellen hoe oud de fossielen waren. Daardoor kwamen ze erachter dat deze enorm in oudheid verschilden. Verder kwam mitochondreaal DNA dat hele migratie routes liet zien. Mitochondreaal DNA werkt ongeveer zo: we hebben twee soorten DNA: het DNA in de celkern (het DNA waarvan we de helft van iedere ouder krijgen). Daarnaast hebben we nog het mitochondriaal DNA wat we alleen van onze moeder krijgen, omdat je alleen de mitochondrieën van de moeder hebt gekregen dit komt door dat de mitochondrieën van je vaders zaadcel in de staart van de cel zitten en die valt eraf als de zaadcel de eicel binnen gaat. Maar hoe kunnen we daar nou migratie routes van zien? Nou dat doen we zo: u heeft het zelfde mitochondreaal DNA als uw moeder, maar omdat zij dit ook alleen maar van haar moeder gekregen heeft, heeft u ook het zelfde DNA als uw oma. En weer hetzelfde als uw overgroot oma en ga zo maar door. En omdat dit DNA maar eens in de 10.000 jaar muteert, is het resultaat dat we voorouders (althans alleen de moederlijke lijn) heel ver terug kunnen volgen. Als bijvoorbeeld iemand in europa het nagenoeg hetzelfde mitochondreaal DNA heeft als een fossiel in Afrika kunnen we vast stellen dat deze twee of familie of voorouders zijn geweest. Dus nadat deze twee dingen waren ontdekt en toegepast kwamen we eropuit dat de oudste fossielen plus de oorsprong van alle migratie routes allemaal naar Afrika wezen als beginpunt en daar gaat de volgende paragraaf over: de enkele oorsprongstheorie. Zoals het multiregionale systeem eruit zag
7
Paragraaf 3: De enkele oorsprongstheorie De enkele oorsprongstheorie. Het is de theorie die onder wetenschappers vandaag de dag het meest in trek is. En dat is niet zonder reden, het is vandaag de dag de theorie met de meeste bewijzen. Zoals de stukken uit de vorige paragraaf over de verschillende soorten DNA. En het feit dat de oudste fossielen in Afrika zijn gevonden. Daarnaast zijn ook de fossielen van alle stamvaders in Afrika gevonden. Daarmee wordt bedoeld dat de stamvaders van onze soort allemaal uit Afrika zijn gevonden. De subsoorten van het genus homo komen er echter bijna niet voor. Wat stelt deze theorie nou? Hij stelt dat alle mensen soorten in Afrika zijn begonnen en zich dan vervolgens over de rest van de wereld hebben verspreid. Deze verspreiding kwam in twee golven. De eerste was ongeveer 70 duizend tot 125 duizend jaar geleden en ging via het Midden-Oosten Azië, Indonesië en Australië binnen. Later ging deze zelfde golf Noord- en Zuid Amerika binnen. De tweede golf was ongeveer 40 duizend jaar geleden. Tijdens deze golf gingen de mensen Europa binnen. Let op: met deze golven bedoel ik alleen de homo sapiens sapiens en niet de andere leden van het genus homo. Deze gingen al veel eerder op ontdekkingstocht dan wij. Maar deze theorie is op bijna ieder lid van het genus homo van toepassing aangezien ze bijna allemaal in Afrika zijn ontstaan. Met uitzondering van onze neef homo sapiens neanderthalensis en de pas ontdekte homo Floresiensis, oftewel de hobbit. Deze zijn allemaal ergens anders ontstaan, maar hun voorouders komen dan wel weer uit Afrika.
De verspreiding van de Homo Sapiens Sapiens over de aarde met jaartallen in jaren geleden
8
Paragraaf 4: Het interview met Maarten van Rossem We hebben op de 7e van november ’13 een interview met de heer van Rossem weten te krijgen en hebben hem een paar vragen gesteld. Zoals u weet, kan de heer van Rossem zeer goed en veel praten. Ook heeft hij nogal de neiging om snel af te dwalen, dus ik ga het zo goed mogelijk voor u proberen samen te vatten. Als eerste heb ik hem iets gevraagd, waarvan ik wist dat het een groot verhaal zou gaan worden namelijk: buiten dat de mens een lichamelijke evolutie heeft doorgemaakt, hebben we ook een sociale evolutie doorgemaakt. Wat vind u de belangrijkste van de afgelopen duizenden jaren. Hij vond dat de verzorgingsstaat bij uitstek het belangrijkste was. Deze was begonnen onder Bismark (de Duitse bondskanselier in de jaren 1870) en is toen langzaam ook naar Nederland gekomen. Hier begon het allemaal met het kinderwetje van van Houten. Dit was niet echt een wet, want het werd niet nageleefd, maar het was toch een mooi sociaal gebaar. Daarna kwamen de wetten voor de maximale werkuren en de basis voor de verzorgingsstaat was een feit. Daarna vroeg ik; veel mensen beschouwen onze soort niet als dieren. Wat vindt u hiervan en hoe denkt u dat het zo komt. Op het eerste deel was zijn antwoord heel helder. Hij vond deze mensen zeer achterlijke mensen, want het was niet minder dan een feit dat wij een sociale zoogdieren soort zijn. Over het tweede deel moest hij even nadenken. Zijn antwoord was, dat het volgens hem kwam omdat veel mensen in God geloofden en volgens de bijbel hij ons naar zijn evenbeeld had geschapen. En dus zeggen dat de mens een dier is zo dus eigenlijk een belediging tegen God zelf zijn. Voor de mensen die niet in God geloofden had hij ook wel een theorie, namelijk: mensen zijn voor zover wij weten de enige wezens op deze planeet met een zelfbewustzijn en een zeer hoge intelligentie. Dat zou volgens hem ervoor zorgen dat we onszelf beter voelen dan andere dieren en daar dus ook geen deel van willen uit maken. Vervolgens vroeg ik hem welke theorie van evolutie hij zelf het meest overtuigend vond. Hierop antwoordde hij, dat hij zelf een zeer fanatiek aanhanger was van het darwinisme en in het bijzonder de enkele oorsprong theorie de meest waarschijnlijke vond. Mijn laatste vraag voor de heer van Rossem was: denk u dat de mens nog verder zal evolueren? Ja hij dacht dat dit zeker zou gebeuren, maar niet op een lichamelijke manier. Zo hebben wij geen natuurlijke selectie meer, maar volgens hem zou de mens nog evolueren in de zin van. Dat we onze manier van voedsel genereren nog zullen gaan veranderen. En dat ons sociaal gedrag nog complexer zal gaan worden. Deze twee dingen evolueren zelfs in een zeer rap tempo volgens hem. Dit was mijn verkorte versie van het interview met de heer van Rossem
9
Hoofdstuk 3: de wonderlijke wereld van fossilisatie. We weten al relatief veel over hoe het er vroeger aan toe ging op aarde. De levensomstandigheden, welke dieren er leefden en zo ook de verschillende mensachtigen. Een groot deel van de informatie halen we uit fossielen en in dit hoofdstuk ga ik meer uitleggen over fossielen en de processen die hierbij meespelen. §1: Wat is fossilisatie §2: Welke soorten fossielen zijn er §3: Hoe ontstaan fossielen §4: Wat is het wetenschappelijk belang van fossielen? (gidsfossielen) §5: Wat zijn we te weten gekomen over onze voorouders door onderzoek naar fossielen? §6: interview met professor Leo W. Beukeboom Paragraaf 1: Wat zijn fossielen? Fossielen zijn bewaarde resten of sporen van dieren, planten en andere organismes. Er wordt pas echt van een fossiel gesproken als hij meer dan 10.000 jaar oud is. De oudste fossielen zijn ongeveer 3,4 miljard jaar oud (om dat in perspectief te stellen: De aarde zelf is ongeveer 4.54 miljard jaar oud volgens wetenschappers). Fossielen kunnen elke vorm of maat hebben, zo zijn er ook fossielen van eencelligen, maar de bekendste fossielen zijn toch echt de gigantische, zoals de fossielen van mammoeten en dinosauriërs. Vaak wordt slechts een klein deel van het organisme bewaard in het fossiel, de delen die overblijven zijn vaak de hardste delen, die hebben de grootste kans om bewaard te blijven, voorbeelden hiervan zijn; botten, tanden en schelpen. Het kan gebeuren dat ook de zachtere weefsels bewaard blijven maar dat gebeurd alleen onder de juiste omstandigheden. Er zijn dus een aantal factoren die bepalen hoe goed een organisme fossiliseert, de belangrijkste factoren zijn temperatuur van het oppervlakte (waar het organisme stierf, en waar het kadaver begraven is). Het medium waarin het organisme in begraven wordt, kijk hier naar bijvoorbeeld veenlijken deze blijven goed bewaard omdat het veen waarin ze begraven waren ervoor zorgt dat verrotting erg langzaam plaatsvind. Als laatste heb je ook nog de opbouw van het organisme zelf, met name de hoeveelheid zacht weefsel. Niet alleen (delen van) organismen kunnen gefossiliseerd worden. Ze kunnen namelijk ook pootafdrukken, kruipsporen, holen, nesten, holen en uitwerpselen achterlaten die ook kunnen fossiliseren. Dit soort fossielen noemen we ichnofossielen, afdrukken van organismen worden sporenfossielen genoemd en vallen gewoon onder de ichnofossielen. Later in dit hoofdstuk zal ik uitgebreider uitleggen wat het verschil is tussen deze twee soorten fossielen en wat de verschillende toepassingen zijn.
10
Niet alleen dieren kunnen gefossiliseerd worden, zo zijn er ook gefossiliseerde planten zoals hiernaast.
Paragraaf 2: Hoe ontstaan fossielen Fossilisatie is een proces dat niet vaak voorkomt, dit komt doordat fossielen alleen kunnen ontstaan onder de juiste omstandigheden. Meestal is het zo dat het lichaam van een dier al snel wordt opgegeten door een ander dier, of het wordt weggerot voordat de achterblijfzelen kunnen worden gefossiliseerd. Zelfs de hardste delen van een dier zullen op een gegeven moment kapot gaan door erosie en corrosie. Een grote factor in het fossilisatie proces is de locatie, het is erg belangrijk dat het organisme op de juiste plek sterft, een plek waar het lichaam wordt beschermt tegen aaseters en de elementen. De beste plek hiervoor is een rivier- of zee bedding, waar het organisme bedekt kan worden met Een vereenvoudigde weergave van het fossilisatie proces zand of modder. In hele zeldzame gevallen kan het ook zo zijn dat de zachte delen van een dier (het vlees, de huid en de interne organen) ook gefossiliseerd worden, dit gebeurt vaak niet omdat zelfs onder de grond gaat het proces van ontbinden door, maar door het gebrek aan zuurstof gaat dit veel minder snel als normaal. Als het skelet op dit moment zou worden opgegraven dan zal het nog steeds gewoon bestaan uit bot, dit komt de achterblijfzelen nog niet geheel zijn gefossiliseerd. Hierdoor kun je ze eigenlijk nog niet fossielen noemen, maar worden ze ‘sub-fossielen’ genoemd, hierover zullen we in het volgende hoofdstuk uitgebreider over praten. Na verloop van tijd zullen sub-fossielen steeds dieper en dieper onder de grond komen te liggen, hierdoor zal het zand en de modder worden samengedrukt tot sedimentatiegesteente. Maar zelfs nu de fossielen veilig onder de grond in een soort gesteente vast zitten staat de tijd niet stil, er zullen nog steeds bacteriën zijn die de originele botten of schelpen zullen kristalliseren tot er op het laatst niets meer van over is. Hierdoor ontstaat een holte in het gesteente die onderzoekers met een soort vloeibaar rubber kunnen opvullen waardoor een afgietsel wordt gemaakt van het fossiel. In andere gevallen kan het gebeuren dat de mineralen in het gesteente in het bot doordringen waardoor de chemische samenstelling wordt veranderd. Hierdoor kan het fossiel veel langer blijven bestaan, soms zelfs langer dan het gesteente waar het in verpakt zit. In het geval waar het originele fossiel is opgelost kunnen natuurlijke mineralen het gat opvullen waardoor ook een afgietsel ontstaat van het fossiel. Dit laat dus zien hoe het kan gebeuren dat een fossiel niet altijd het originele dier zelf is, maar slechts een afgietsel of afdruk ervan. Als het fossiel steeds dieper komt te liggen zal het gesteente rondom het fossiel door metamorfe zodanig worden samengedrukt dat alle fossielen erin kapot gedrukt worden, een voorbeeld hiervan is als kalksteen (waarin veel fossielen voorkomen) wordt samengedrukt tot marmer. Marmer ontstaat onder zo’n hoge druk dat er niets meer van de fossielen overblijft.
11
In andere gevallen kan het zo zijn dat het fossiel na verloop van tijd weer wordt blootgesteld doordat het gesteente eromheen erodeert of verweert. Een fossiel is dan weer op het oppervlakte te vinden waar het dan kan worden verzamelt, of net als het steen eromheen langzaam weg erodeert. Paragraaf 3: Soorten fossielen Als je op het internet zoekt naar afbeeldingen van fossielen kom je vaak als eerste foto’s van reusachtige dinosauriërs en andere botten tegen. Alleen deze soort fossielen zijn niet de enige soort, er zijn verschillende soorten fossielen waarover we in deze paragraaf zoveel mogelijk gaan behandelen. Sub-fossielen Sub-fossielen zijn de achterblijfzelen van een dood organisme waarbij het fossilisatie proces nog niet helemaal klaar is. Sub-fossielen worden vaak gevonden in sedimentlagen in meren en oceanen. Het feit dat de organismes nog niet geheel zijn gefossiliseerd kan komen door gebrek aan tijd of aan het feit dat de grond waarin het dode organisme zich bevindt niet geschikt is voor fossilisatie. Meestal geld vooral het eerste. Als er van het laatste sprake is dan kan het fossilisatie proces duizenden jaren duren. Wat erg speciaal is aan sub-fossielen is dat ze nog organisch materiaal bevatten, hierdoor kunnen wetenschappers beter onderzoek doen naar het organisme. Het organische materiaal zorgt ervoor dat men beter de leeftijd van het organisme kan bepalen, daarnaast kan het zo zijn dat het organisme zelfs nog (stukken) DNA bevat waardoor we veel meer informatie kunnen krijgen over dieren die bijvoorbeeld al honderden jaren uit gestorven zijn.
Dit skelet van een dodo is een sub-fossiel
Overgangsfossielen Overgangsfossielen zijn erg interessant voor evolutionair biologen, omdat ze kenmerken van hun voorouders en de levensvormen waarmee ze direct verwant zijn bevatten. Overgangsfossielen zijn daarom een belangrijk bewijs voor aanhangers van de theorie van Darwin, ze laten duidelijk zien hoe een diersoort over een grote tijd kan veranderen. Het bekendste voorbeeld is dat volgens de evolutie theorie mensen afstammen van mensapen zoals hieronder te zien is. Indexfossiel Index fossielen (ook wel gidsfossielen), zijn fossielen die gebruikt kunnen worden om een gesteentelaag te dateren. Hierbij wordt aangenomen dat verschillende gesteentelagen die dezelfde fossielen bevatten ongeveer in dezelfde periode zijn ontstaan. Een kenmerk van gidsfossielen is dat ze makkelijk te identificeren zijn, en zich in een korte periode over een groot gebied verspreiden. Sporenfossiel Een sporenfossiel (ichnofossiel) is een type fossiel dat niet de overblijfselen van een dood organisme bevat, de fossielen geven wel een beeld van de biologische activiteit in het gesteente. Voorbeelden hiervan zijn pootafdrukken, graafgangen of sleep/kruip sporen. Uit veel van deze fossielen kan men 12
veel informatie halen, zoals het gewicht en snelheid van het organisme die het fossiel heeft ‘gemaakt’.
Paragraaf 4: Het wetenschappelijk belang van fossielen Fossielen zijn voor wetenschappers en historici erg belangrijk, door het onderzoeken van fossielen kunnen onderzoekers een fragmentarisch beeld scheppen. Fossielen geven ons het enige kleine beetje informatie dat we hebben over dieren en organismes die ongeveer 3,5 miljard geleden over deze aarde liepen. Het aantal soorten dat we vandaag op de aarde kunnen vinden is maar een klein deel van de soorten die ooit hebben geleefd. Dit verhaal heeft ook een andere kant: zo laat het ons zien dat diersoorten zich ontwikkelen, maar toch uiteindelijk uitsterven. Dit zal voor de mens niet heel anders zijn. Met fossielen kunnen we dus niet alleen kijken naar hoe soorten hebben geleefd maar ook hoe en wanner ze (ongeveer) zijn uitgestorven. Voor mensen is de grootste motivatie om fossielen te zoeken en onderzoek natuurlijk nieuwsgierigheid. Sinds we meer inzicht hebben gekregen in evolutie weten we dat door onderzoek te doen naar fossielen we meer te weten kunnen komen van ons verleden, de oorsprong van de soorten die nu op de aarde te vinden zijn en het verleden van de wereld waarin we leven. Fossielen kunnen op veel fundamentele vragen die we eigenlijk altijd al hebben gehad, een goed voorbeeld hiervan is de vraag: ‘waar komen we vandaan?’. De evolutie theorie is een van de belangrijkste wetenschappelijke doorbraken van de laatste eeuwen, en fossielen kunnen ons erg goed helpen met het begrijpen van de werking van de evolutie. Een ander perspectief dat fossielen ons bieden, is dat het laat zien hoe verschillende organismes in verschillende locaties en omstandigheden kunnen leven. Nu we steeds meer nadenken over de wereld en het feit dat de wereld, en het leven erop altijd aan het veranderen is, is het belangrijk dat we steeds meer gaan nadenken over evolutie en adaptie. Door het bestuderen van het verleden doormiddel van fossielen kunnen we hier een goede basis voor leggen. Fossielen zijn ook erg nuttig voor onderzoek naar verschillende tijdsperiodes. De fossielinhoud van een bepaalde grondlaag kan ons veel vertellen over het klimaat en de omstandigheden in die tijd. Dit doen onderzoekers door informatie te gebruiken die nu al bekend is te vergelijken met de grondlaag in kwestie. Grondlagen met (ongeveer) dezelfde fossielinhoud zullen dan dus uit ongeveer dezelfde tijdsperiode komen. Bij het vergelijken maken onderzoekers vaak gebruik van gidsfossielen (genoemd in paragraaf 3) , dit zijn fossielen waarvan we (relatief) veel van weten en die zich binnen een zo kort mogelijke zich zo ver mogelijk over de wereld hebben verspreid. Mede met behulp hiervan kunnen wetenschappers dus heel precies zeggen uit welke tijdsperiode een bepaalde grondlaag komt. Op tv heeft u vast wel eens gezien of gehoord over diersoorten (zoals de panda in China), die vaak door toedoen van de mens met uitsterven worden bedreigd Fossielen kunnen ons een inzicht geven in hoe uitstervingen gebeuren en wat de impact hiervan is. Deze informatie is erg belangrijk.
Een foto van homo erectus die wordt opgegraven
13
Paragraaf 5: Wat zijn we te weten gekomen over onze voorouders door onderzoek naar fossielen? Uit de vorige paragraaf is wel gebleken dat voor wetenschappers en historici fossielen ongelofelijk belangrijk zijn. Veel van de informatie over het verre verleden wordt bijna helemaal verkregen uit onderzoek naar en het bestuderen van fossielen. Maar wat zijn nou belangrijke vraagstukken die fossielen kunnen helpen oplossen? In ons interview met Professor Beukeboom hebben we hem dit gevraagd. Het gehele interview met Professor Beukeboom is te vinden in de volgende paragraaf. In het interview heeft Professor Beukeboom ons vertelt dat fossielen zo belangrijk zijn, omdat ze ons een indruk geven over hoe de mensachtigen er vroeger uitzagen. Dit doen ze doormiddel van gezicht reconstructies die ze kunnen uitvoeren doormiddel van de opgegraven schedels. Door het reconstrueren kunnen we ook andere primitieve kenmerken van de soort zien. Andere botten kunnen gebruikt worden om de lengte van de mensachtigen te bepalen. Dit doen ze door een aantal botten die bij dezelfde mensachtige horen te onderzoeken en de lengtes te vergelijken, hierdoor kan met een precieze schatting doen naar de lengte van het dier. Een bijkomend stukje informatie waarbij fossielen kunnen helpen is het bepalen van de periode waarin deze bepaalde soort heeft geleefd, maar dit is pas echt precies te berekenen als er veel fossielen van die bepaalde soort worden gevonden. Koolstof datering is een belangrijk hulpmiddel dat wordt gebruikt voor het bepalen van de leeftijd en daarnaast kunnen paleontologen ook nog gebruik maken van gidsfossielen (Uitgebreider uitgelegd in paragraaf 3). In de laatste 15 jaar hebben we maar liefst 2 nieuwe mensachtigen ontdekt, zonder het bestaan van fossielen hadden we dat waarschijnlijk nooit ontdekt, dit geldt voor veel informatie die we nu hebben over onze voorouders. Zonder fossielen hadden we waarschijnlijk nooit het bestaan ontdekt van onze voorouders en hadden we waarschijnlijk nooit onze echte oorsprong gevonden.
Zonder fossielen hadden we waarschijnlijk nooit kunnen ontdekken hoe een Homo Habilis er uit zou hebben gezien, juist doormiddel van schedels die zijn teruggevonden kunnen we een reconstructie maken zoals hiernaast te zien is.
14
Paragraaf 6 interview met professor Beukeboom Op 3 december hebben we een interview met Professor Leo W. Beukeboom weten te regelen. Professor Beukeboom is een Evolutionair geneticus die zich vooral richt op onderzoek naar de oorsprong van eigenschappen, en die de eigenschappen zelf. Hij maakt bij dit onderzoek gebruik van fruitvliegen en sluipwespen die hij onderzocht om duidelijkheid te krijgen over de geslachtsbepaling van deze insecten. Als eerste hebben we hem gevraagd wat fossielen betekenen voor onderzoek naar bijvoorbeeld menselijke evolutie. Hij vertelde ons hierbij dat fossielen ons konden vertellen hoe de mensachtigen en vroeger uitzagen en lieten ze de primitieve kenmerken van de soorten zien. Daarnaast kunnen mensen doormiddel van koolstofdatering een tijdlijn maken, waardoor we een goed beeld kregen van wanneer bepaalde soorten leefden. Vervolgens hebben we Professor Beukeboom gevraagd wat hij de belangrijkste doorbraak in het onderzoek naar menselijke evolutie in de afgelopen jaren vond. Hier vertelde hij ons dat door de nieuwe DNA-technieken we veel nieuwe dingen hebben ontdekt. Zo geeft onderzoek naar het DNA (Zowel DNA in de kern als DNA in de mitochondriën) ons een manier om onze huidige tijdlijn preciezer te maken. Onze volgende vraag was of wij als mens in de afgelopen duizenden jaren nog een belangrijke fysieke verandering hebben ondergaan. Hierover moest hij even nadenken. Hij vertelde ons dat de mens in de afgelopen duizenden jaren wel groter is geworden (vooral de Nederlanders). Hij wist alleen niet zeker of dit door een genetische mutatie komt of omdat we tegenwoordig een goede gezondheidszorg en veel meer en gezonder eten. Om nog verder op de volgende vraag in te gaan hebben we hem ook nog gevraagd of hij dacht dat de mens nog verder zal evolueren. Hierop antwoorde hij dat hij bijna zeker wist dat we nog verder zouden evolueren, maar dat wij dit zeker niet meer zullen meemaken door onze lange generatietijd. Een andere theorie die hij had was dat we misschien te maken zouden kunnen krijgen met een omgekeerde evolutie door onze zorgzaamheid. Zo is er geen sprake meer van natuurlijke selectie en houden we met de hedendaagse technieken de ‘zwakke’ mensen in leven. Om ons interview af te sluiten hebben we hem nog gevraagd waarom wij als mens voor zover wij weten de enige hoog-intelligente diersoort zijn. Hierover moest hij wel even nadenken, maar hij vertelde dat wij simpelweg de eersten waren en dat we niet genoeg plek overlieten voor een andere soort om ver genoeg te evolueren.
15
Hoofdstuk 4 onze voorouders en andere leden van het genus Homo Na 3 hoofdstukken van achtergrond informatie en uitleg komen we dan nu bij het hoofdstuk waar het om draait, namelijk de vraag: waar komen we als soort nou eigenlijk vandaan? Helaas zijn niet alle puzzelstukjes aanwezig en om de paar jaar worden er nieuwe ontdekkingen gedaan. Maar we zullen een zo compleet mogelijk beeld proberen te schetsen met de data die we nu hebben. Het kan dus wel zo zijn dat het verslag dat we nu presenteren helemaal fout is. Onze voorouders zijn nagenoeg ontelbaar, dus zal ik me alleen focussen op onze directe voorouders van de afgelopen 2.5 miljoen jaar. Het genus Autralopithecus van 4.5 tot 2 miljoen jaar geleden zal ik in een groep doen, omdat de evolutie die tot ons leid over een grote tijdsspan gaat. In dit hoofdstuk gaan we het hebben over: §1: Genus Australopithecus §2: Homo Habilis §3: Homo Ergaser §4: Homo Erectus §5: Homo Heidelbergensis §6: Homo Sapiens Sapiens en Homo Sapiens Neanderthalensis §7: Andere leden van het genus Homo
Onze voorouders tot 7 miljoen jaar geleden hier wel zonder Homo Ergaster
16
Paragraaf 1: Genus Australopithecus Het genus Australopithecus is de voorloper van het genus homo en stamde af van onze eerste voorouders die zich ongeveer 7 miljoen jaar geleden afscheidden van de apen. Het geslacht leefde ongeveer 4.3 tot 2 miljoen jaar geleden en waren de eerste soort van mensachtigen. Ze waren ongeveer 1.20 meter hoog en leken een beetje qua structuur op moderne chimpansees (deze twee zijn dan ook gerelateerd). Hun herseninhoud was nou niet bepaald reusachtig te noemen, deze was ongeveer 400 cc, maar dat is ook niet interessant, want die ontwikkeling kwam later pas. Dit geslacht heeft echter wel een paar evolutionaire doorbraken doorgemaakt waar we vandaag de dag nog steeds gebruik van maken. Deze hadden natuurlijk ook oorzaken en dit begon allemaal toen Afrika een klimaatsverandering doormaakte. Onze voorouders werden van het oerwoud op de open savannes gedreven en hier ontwikkelde de eerste echte doorbraak zich, het bipedalisme. Dit is eigenlijk een mooi woord voor rechtop en op twee benen lopen. Dit weten we want we hebben diverse fossielen van ze en ze hadden een botstructuur waaruit blijkt dat ze recht op liepen. Verder hebben we ook versteende voetafdrukken van ze gevonden. Het rechtoplopen was dus blijkbaar een voordeel op het open grasland, waar ze dus op deze manier beter roofdieren aan konden zien komen. En omdat het nog herbivoren waren, konden ze dus op deze manier beter vruchten (uit de paar bomen die er nog stonden) plukken. Dit was een stoot aangevend effect, want omdat deze apen nu op 2 benen liepen in plaats van 4 hadden ze ineens 2 ledematen die een beetje rond hingen en dan is het volgende wat je misschien gaat doen, een steen oppakken en daar dan mee op dingen inslaan. Zo ontstond dus de aap die ook gereedschap kan gebruiken. Dit was hun tweede evolutionaire doorbraak, een precieze grip. De platte gekromde vingers die we kennen aan de handen van chimpansees en gorilla’s werden langzaam verplaatst met de handen die wij nu ook hebben met kleine flexibele vingers en, nog belangrijker, een duim. Nu lopen deze apen dus rechtop en kunnen ze kleine objecten vasthouden en veranderen. Dit zou uiteindelijk leiden tot het eerste gereedschap die hun afstammelingen homo habilis zouden gaan gebruiken. Over hen gaat de volgende paragraaf.
Van links naar rechts: lucy een gereconstrueerde australopithecus afarensis. De schedel van een australopithecus afarensis De botten waar lucy op is gebaseerd
17
Paragraaf 2: Homo Habilis Nu begint ons verhaal echt. De soort die nu aan bod komt is Homo Habilis, voor zoals het nu staat de eerste soort en de stamvader van het genus homo. Een individu was ongeveer 1 tot anderhalve meter hoog en heeft naar schatting ongeveer 30 tot 55 kilo gewogen. Ze leefden ongeveer 2.5 tot 1.5 miljoen jaar geleden. Zijn naam is mooi gekozen, want het betekent in het latijns handige mens. De homo habilis was waarschijnlijk de eerste soort dat gereedschappen ging gebruiken. Maar daar moet je je niet al te veel van voorstellen. Heel veel meer dan een stok of een steen zal het niet zijn geweest. Voor deze ontwikkeling hadden ze natuurlijk een groter stel hersenen nodig dan hun voorouders. Deze soort hadden dan ook ongeveer 600 cc aan volume. Verder hebben ze een van de grootste evolutionaire doorbraken geleverd, namelijk: een omnivoors dieet. Let hierbij wel, het waren geen jagers, vermoedelijk waren het aaseters. Toch vormde vlees een groot genoeg deel van hun dieet om omnivoor te worden. Sommige wetenschappers denken zelfs dat Homo Habiles de eerste Homo was die het koken van voedsel onder knie kreeg. Kortom: het dieet van deze soort verbeterde enorm. Dat had leuke gevolgen, want hersenen zijn namelijk heel erg energie eisend en aangezien ze nu vlees begonnen te eten en waarschijnlijk konden koken, konden deze hersens worden onderhouden en zelfs meer. Zij zijn namelijk dé soort die het proces van de hersens groei hebben gestart. Wat ze een nog een belangrijke doorbraak gaf. Zo zijn onze hersenen sindsdien ongeveer 3x zo groot geworden, maar het is niet alleen de grootte van de hersenen die uitmaakt, ook de groei van de verschillende stukken. Twee stukken springen daaruit, namelijk onze prefrontale cortex en onze temporale kwab. De prefrontale cortex heeft als functie complexe keuzes maken en sociaal gedrag. De temporale kwab daarentegen is het stuk, waar bij ons het gebied voor spraak en taal zich bevind. Kortom: De Homo Habilis werd een socialer dier en ging waarschijnlijk nu ook in hechtere groepen leven. Waarom ze dit deden is goed te vinden in de fossielen van Homo Ergaster waar de volgende paragraaf over zal gaan.
Schedel van Homo Habilis
zo heeft Homo Habilis er waarschijnlijk uitgezien
18
Paragraaf 3: Homo Ergaser We komen nu al wat dichter bij ons en ze gaan nu ook al wat meer op ons lijken. We zijn aangekomen bij de Homo Ergaster. De hersenen zijn nu 700 tot 850 cc in volume en de totale lengte van een individu was ongeveer 1.80 meter net een gemiddeld gewicht van zo`n 60 kilo. Ze leefden 1.9 tot 1.25 miljoen jaar geleden. Volgens sommige onderzoekers was dit ook de eerste grotendeels vacht loze mensachtige. Verder is het waarschijnlijk de eerste mensachtige die in hechte groepen leefde, zoals we die ook kennen bij Homo Sapiens Sapiens. Daarnaast was het ook de eerste Homo die ging jagen. De naam Homo Ergaster is een combi van een Latijns en een Grieks woord. Met als betekenis iets in de trend van menselijke werker. Hij heet zo, omdat het de eerste mensachtige was, die echte gereedschappen ging maken. Hier moet u denk aan vuistbijlen en vuurstenen messen. Deze soort heeft ook een doorbraak op zijn naam staan, namelijk: complex sociaal gedrag. Dit is door het volgende waarschijnlijk ontstaan: zoals u kunt zien in deze en de vorige paragrafen werden de hersenen van onze voorouders steeds groter. Een groter stel hersenen heeft ook een grotere schedel nodig om in te passen. Baby`s kregen door de jaren heen dus een steeds groter hoofd. Nu is dit op zich geen probleem natuurlijk, maar wel als je bedenkt dat de dijbenen en het geboortekanaal van de vrouwelijke leden van deze soort niet even hard meegroeiden. De enige oplossing voor dit probleem is dus om baby`s geboren te laten worden voordat hun hersenen helemaal zijn gevormd. Nu dat probleem is opgelost zit je met het volgende. Bij de geboorte heb je een baby die tamelijk hulpeloos is en ook relatief heel lang nodig heeft om volwassen te worden. Dus nu nog meer als in de vorige soorten hadden Homo Ergaster elkaar echt hard nodig voor het zorgen voor de baby`s en voor het vinden van genoeg voedsel om iedereen van de onderhouden. Later zal dit ook het eerste lid zijn van het genus Homo die Afrika gaat verlaten, veel verder dan Armenië en Georgië kwamen ze trouwens niet. De homo Ergaster zijn waarschijnlijk de directe voorouders van de Homo Erectus, waar de volgende paragraaf over gaat.
Schedel van Homo Ergaster
Zo heeft Homo Ergaster er waarschijnlijk uit gezien
19
Paragraaf 4: Homo Erectus Homo Erectus, latijns voor rechtopgaande mens, is waarschijnlijk een van de meest bekende leden van het genus Homo en dat is ook niet zo gek. Want het is op ons na de meest succesvolle lid. Het is zelfs de succesvolste als je kijkt naar hoe lang ze geleefd hebben. Het begin jaar is niet helemaal zeker te zeggen, deze lopen uiteen van 1.9 tot 1.25 miljoen jaar geleden. Het einde is ook niet helemaal vast te prikken, want als je de primaire soort pakt sterft deze al uit zo`n 400 duizend jaar geleden. Als je daarentegen ook de subsoorten van Homo Erectus meerekent, sterft de laatste pas zo`n 15 duizend jaar geleden uit. Over het ontstaan van Homo Erectus is niet heel veel bekend. Er zijn twee leidende theorieën. 1. de soort is wederom in Afrika ontstaan als afstammeling van Homo Ergaster of zelfs Homo Habiles. 2. Homo Erectus is ontstaan uit het groepje van Homo Ergaster dat uit Afrika is gegaan en later terug gekeerd naar Afrika. De meeste onderzoekers denken de tweede, maar dat kunnen we helaas nooit met zekerheid zeggen. De leden van de primaire soort Homo Erectus waren 1.80 meter lang en wogen 60 kilo. Verder hadden ze een hersen inhoud van 900 tot 1100 cc. Ik noem hier de primaire soort, omdat anders de sub-soorten het nogal moeilijk maken. De Homo Erectus Soloensis had bijvoorbeeld een hersen inhoud van 1350 cc en was veel verder gevorderd dan de gewone Homo Erectus. Dus vanaf nu zullen we het bij de primaire soort houden. De Homo Erectus was de eerste lid van het genus Homo waarvan de resten in grote getallen buiten Afrika gevonden zijn. Verder waren het nomaden en grotendeels jagers, er wordt ook gedacht dat Homo Erectus tussen dezelfde plaatsen heen en weer reisde afhankelijk van de jaargetijden. Hoewel dit bij Homo Habiles nog een vraag was, is het nu een zekerheid. De Homo Erectus beheerste het maken van vuur en ook het koken van eten. Verder was het ook de eerste mensachtige die over zee kon reizen en schuilplaatsen voor zichzelf bouwde. Toch staan er bij deze soort veel vraagtekens. Sterker nog: we weten niet eens zeker op het wel een voorouder van ons is geweest. Over de volgende weten we dit wel zeker namelijk Homo Heidelbergensis.
Schedel van Homo Erectus
zo heeft Homo Erectus er vermoedelijk uitgezien
20
Paragraaf 5: Homo Heidelbergensis Homo Heidelbergensis is de eerste soort zonder Latijnse of Griekse naam, de naam verwijst nu naar het plaatsje waar hij voor het eerst is opgegraven in Heilberg te Duitland. Men weet niet helemaal zeker waar hij is ontstaan, maar over het algemeen wordt er vanuit gegaan dat ook deze soort in Afrika ontstaan is. Het kan ook zijn dat hij in Europa is ontstaan. Hij heeft dan ook twee mogelijke voorouders namelijk: Homo Erectus of Homo Ergaster. Deze soort leefde ongeveer 500 duizend tot 200 duizend jaar geleden en leken qua bouw verschrikkelijk veel op ons. Hun herseninhoud was wederom groter, namelijk 1100 tot 1400 cc, wat niet heel veel kleiner is dan de onze. Verder waren ze 1.80 meter hoog en wogen ze 60 kilo. Ze hebben niet een grote doorbraak op hun naam staan, eigenlijk waren ze het zelfde als de voorgaande leden van het genus Homo, maar dan iets meer sociaal en maatschappelijk gevorderd. Hun werktuigen waren wel beter als die van voorgaande leden. Ze leefden nog wel voornamelijk in natuurlijke schuilplaatsen. Maar er zijn aanwijzingen dat ze ook simpele hutten konden bouwen. Ook op het gebied van de jacht waren ze flink gevorderd. Het waren waarschijnlijk de eerste mensachtigen die op groot wild jaagden als bizon, neushoorn of olifant. Sommige onderzoekers denken dat het ook de eerste homo was die zijn doden begroef. Hier is echter geen bewijs voor. Wat er wel speciaal is aan deze soort is dat volgens de meeste onderzoekers hij in twee soorten mensachtigen is geëvolueerd. Namelijk: Homo Sapiens Sapiens en Homo Sapiens Neanderthalensis oftewel, wij en de neanderthalers. Over die twee gaat de volgende paragraaf.
Schedel en reconstructie van Homo Heidelbergensis
21
Paragraaf 6: Homo Sapiens Sapiens en Homo Sapiens Neanderthalensis We zijn bijna aan het einde van ons verhaal gekomen. We zijn bij Homo Sapiens Sapiens en Homo Neanderthalensis. Deze zijn waarschijnlijk uit de zelfde voorouder geëvolueerd en hadden dan ook op heel veel gebieden raakvlaken. Ons DNA is zelfs voor 2.5% afkomstig van Neanderthalers. De theorie is dat een groep Homo Heidelbergensis die in Afrika leefde, is geëvolueerd in Homo Sapiens Sapiens en een groep die in Europa is gaan wonen zijn geëvolueerd in Homo Sapiens Neanderthalensis. Laten we het eerst uitgebreid hebben over de Homo Sapiens Sapiens, wat in het Latijns de verstandige mens betekent. Wat ook niet zo gek is, want we hebben de grootste herseninhoud van alle homo`s namelijk 1000 tot 1850 cc inhoud. We zijn tussen de 1.40 en 1.90 meter hoog en wegen meestal tussen de 55 en de 80 kilo. We leven van 250 duizend jaar geleden tot nu. Tevens zijn wij ook de enigste leden van het genus Homo waarvan de resten op alle continenten zijn gevonden behalve Antarctica. Nu de Homo Sapiens Neanderthalensis, wat betekent verstandige uit de Neandervallei waar ze voor het eerst gevonden zijn. Hun hersenen waren gemiddeld ietsje groter als die van ons, namelijk : 1200 tot 1700 cc. Ze waren dan wel weer ietsjes kleiner als ons en de vorige soorten met een miezerige 1.60 hoog. Toch waren ze sterker dan dat wij zijn en wogen ze tussen de 55 en de 70 kilo. Ze leefden van 230 duizend tot 23 duizend jaar geleden. Dus qua postuur en dergelijke verschilden we veel van elkaar. Toch hadden we op sociaal gebied wel raakvlakken. Beide soorten deden vermoedelijk aan rotstekeningen en aan het begraven van hun doden. Ze hadden allebei ook iets wat tot dan toe nog geen enkel dier had. Ze hadden een primitieve religie. Ze begroeven beide hun doden met rituelen en de dode kreeg bij beide soorten vaak grafgiften mee als messen, hoorns en soms zelfs bloemen. Bij beide soorten is het ook duidelijk dat ze beschikten over een strottenhoofd, wat tot dan toe nog niet gezien was. Dus misschien konden ze beide ook wel praten. Over de vraag of Homo Neanderthalensis kon praten is echter nog wel veel discussie. Nu hebben we onze hele lijn gehad, maar er zijn wel nog meer leden van het genus Homo. Het zijn dan wel niet onze voorouders, maar we zouden ze wel achterneven of ooms kunnen noemen. Over hen gaat de laatste paragraaf.
Links een schedel van Homo Sapiens Sapiens rechts een schedel van Homo Sapiens Neanderthalensis De verschillen qua postuur Homo Sapiens Neanderthalensis links en Homo Sapiens Sapiens rechts
22
Paragraaf 7: Andere leden van het genus homo Er zijn heel veel zijtakken in het genus Homo, de meeste zijn sub-soorten of soorten waarvan we niet zeker weten of het wel een aparte soort is. In deze paragraaf gaan we dan ook alleen de soorten behandelen waarvan we nu met zekerheid kunnen zeggen dat het aparte soorten zijn. Dus tot voor kort was het verhaal zoals je het leest in de paragrafen 1 t/m 6, maar sinds 2000 zijn er een paar ontdekkingen gedaan en is ons stamboom met twee nieuwe soorten verrijkt namelijk: Homo Denisova voor het eerst gevonden in 2000 en Homo Floresiensis voor het eerst gevonden in 2003. Van de eerste weten we nog bijna niets. De enige gevonden resten van deze soort zijn slechts 1 vinger, 1 maaltand en 1 teen, allemaal behorende tot verschillende individuen. De enige reden waarom we weten dat het om een aparte mensensoort gaat, is het mitochondraal DNA uit de vinger, dat niet in overeen komt met de andere leden van het genus Homo. De aardlaag waarin de resten gevonden zijn, is de aardlaag van 48 duizend tot 29 duizend jaar geleden. Van de tweede soort Homo Floresiensis, de naam die hij heeft gekregen omdat de overblijfselen van deze soort exclusief op het eiland Flores in Indonesië zijn gevonden, is zonder twijfel het vreemdste lid van onze familie. Het leed namelijk aan eilanddwerggroei. Dit houdt in, dat als een populatie van een bepaalde soort op een eiland komt te zitten met een zwaar gelimiteerde hoeveelheid voedsel en water, de individuen die het minste nodig hebben overleven. Dit is in feite omgekeerde evolutie, want in plaats van dat het dier groter of slimmer wordt, werd dit dier kleiner en dommer. Vermoedelijk was het een populatie Homo Erectus die op het eiland kwam te zitten. De beginstand is dus 1.80 hoog, 60 kilo en 1100 cc hersen inhoud. Aan het einde van deze soort waren de leden hiervan nog maar een meter hoog, wogen ze nog maar 25 kilo en hadden ze nog maar 400 cc hersen inhoud over. Deze soort leefde van 200 duizend tot 12 duizend jaar geleden. Er zijn echter nog wel discussies over of deze soort wel een aparte soort is en niet homo sapiens die aan de genetische aandoening microcefalie leden. Een ziekte waarbij de schedel te klein is voor de hersenen dus die groeien dan niet. Maar nu staat het nog te boek als een aparte soort.
De schedel van Homo Floresiensis (links) in verhouding tot de schedel van Homo Sapiens Sapiens (rechts)
Het vinger botje van Homo Denisova
23
Logboek Jeffrey PWS dag partner zoeken Onderwerp uitkiezen 13-9-2013 Hoofdstuk indeling 25-9-2013 Basis informatie opgezocht over fossielen en fossilisatie 8-10-2013 Begonnen met het schrijven van Hoofdstuk 3 (Inleiding en §1) 23-10-2013 §1 van Hoofdstuk 3 afgemaakt en fouten verbeterd 10-11-2013 §2 van Hoofdstuk 3 gemaakt 15-11-2013 §3 van Hoofdstuk 3 gemaakt en later verbeterd 24-11-2013 §4 van Hoofdstuk 3 gemaakt met uitbreiding 29-11-2013 tot 1-11-2013 verbeteren van fouten en opmaak 1-11-2013 §5 gedeeltelijk gemaakt 3-12-2013 Interview met professor Beukenboom 4-12-2013 Uitwerking van interview met professor Beukenboom en uitbreiding §5 Over de hele periode inlezen in het onderwerp evolutie en fossielen
1 uur 3 uur 2 uur 3 uur 2 uur 2 uur 2 uur 2 ½ uur 2 uur 7 uur ½ uur 3 uur 2 ½ uur 25 uur ____________+ 57 ½ uur
Hylke: PWS dag partner zoeken Onderwerp uitkiezen 13-9-2013 hoofdstuk indeling 29-9-2013 eerste hoofdstuk schrijven 8-10-2013 eerste paragraaf hdst 2 7-11-2013 tweede paragraaf hdst 2 16-11-2013 hdst 2 afgemaakt Maand oktober interview met maarten van rossem regelen Het interview zelf 8-11-2013 hdst 4 inleiding+paragraaf 1 Weekend van 29-11 tot 1-12 hdst 4 afgemaakt+ fouten verbeterd Regelen interview met professor Beukenboom Onderzoek en inlezen tussendoor 3-12-2013 Interview met professor Beukenboom 12-12-2013 laatste hand eraan leggen
1 uur 3 uur 2 uur 2 uur 2 uur 3 uur 5 uur 2 uur 1 uur 3 uur 10 uur 2 uur 20uur 3 uur 2 uur ____________+ 61 uur
24
Bronnen Jeffrey: -
Wikipedia (Nederlands en Engelse versie) Google afbeeldingen voor foto’s Website van scientias: www.scientias.nl Website: www.enchantedlearning.com/subjects/dinosaurs/dinofossils Website: www.fossielen.net Website van BBC: www.BBC.co.uk Website: www.fossils-facts-and-finds.com Boek: Kaas en de evolutie theorie Maarten van Rossem en professor Beukenboom
Hylke: -
Wikipedia ( voor nummers en statistieken) Google afbeeldingen voor de foto`s Tijdschrift historia Tijdschrift quest Boek, kaas en de evolutie theorie Boek descent of man Maarten van Rossem en professor Beukenboom
25