Vernieuwingstraject Opleidingen Verpleegkunde
Overzicht van 6 deelprojecten
PROJECTSCHETS
Documentbeheer Opdrachtgever:
AMC & OLVG, Wilma Scholte op Reimer, lector & hoofd HBO-V, voorzitter stuurgroep VOV
Auteur:
Ype van der Brug, projectleider
Adres:
Kamer C.2.07, Tafelbergdreef 51, Amsterdam (e-mail:
[email protected])
Project:
Vernieuwingstraject Opleidingen Verpleegkunde ASHP
Deelproject:
Overzicht van 6 deelprojecten, met accent op deelproject 1: Programma voor talentvolle studenten
Fase:
Idea conception
Projectdocument:
Projectschets
Datum:
12 februari 2010
Versie:
1.9
Status:
Concept
ASHP. Alle in dit document opgenomen informatie is vertrouwelijk en moet als zodanig worden behandeld. Dit document mag alleen worden gebruikt voor het doel waarmee het is geschreven en mag niet zonder uitdrukkelijke toestemming van het ASHP aan derden ter inzage worden gegeven.
VERNIEUWINGSTRAJECT OPLEIDINGEN VERPLEEGKUNDE ASHP Het Vernieuwingstraject Opleidingen Verpleegkunde ASHP omvat een koppeling van 6 projecten dat nieuwe onderwijskundige inzichten en wensen uit het werkveld (e.g. horizontale differentiatie en flexibilisering) integreert tot nieuwe leerroutes binnen de HBO-V. Hierbij staat de wens uit het AMC en het OLVG centraal om kennis, vaardigheden en houding uit diverse Verpleegkundige Vervolg Opleidingen (Afgekort, VVO, zie CZO, 2009) in te passen in de 4 jarige basisopleiding. LEESWIJZER In deze projectschets wordt eerst een overzicht gegeven van de 6 deelprojecten (pagina 2-5). In bijlage 1 is een figuur opgenomen om de verbanden tussen de deelprojecten te visualiseren. De onderlinge relaties zijn vooral uitgewerkt in de idee- en definitiefase van deelproject 1. Dit is een excellentieprogramma voor de HBO-V. In het tweede deel van dit document wordt specifieker ingegaan op de start van dit excellentieprogramma (pagina 6-9).
WAAROM DEELPROJECTEN? Er is sprake van unieke en tastbare beoogde resultaten die gerealiseerd moeten worden in een complexe omgeving. De resultaten kunnen moeilijk bereikt worden door te improviseren of door routinematig te werken. Tevens is het project zo omvangrijk dat het overzicht snel verloren gaat als je alles in één groot project vorm geeft. Om overzicht en sturing te bevorderen (en onzekerheid en risico’s te beperken) is ervoor gekozen om het traject vorm te geven in een koppeling van de volgende deelprojecten : 1. Programma voor talentvolle studenten (1e-3e jaar van het excellentietraject, waarin 90% van de HBO-V lesstof aan de orde komt), 2. Gemeenschappelijke basis VVO, de zogenaamde common trunck (het 4e jaar van het excellentietraject), 3. Kopjaar verpleegkundige vervolgopleiding (in het 5e jaar van het excellentietraject één of twee verwante VVO’s, zoals bijv. SEH en IC), 4. Formaliseringtrajecten van vakspecifieke HBO-master (art 3 Wet BIG) en VVO’s, 5. Borging van kennis en vaardigheden in beroepspraktijk, 6. P.M. Master Verpleegkundig Specialist, HBO of WO (art 14 Wet BIG). BEOOGDE RESULTATEN (vergelijk figuur 1 en bijlage 1)
1. Het maken van een driejarig HBO-V programma dat excellente studenten (deelproject 1) uitdaagt, vertrouwen geeft, verantwoordelijkheid vraagt en vaardigheden vanaf dag 1 aanleert en stimuleert. Hierbij ligt het accent op integratie van nieuwe onderwijskundige (cf. Kayzel, 2009) inzichten en wensen uit het werkveld (specialistische kennis en verpleegtechnische vaardigheden aanleren in het HBO-V programma).
2
e
2. Het ontwikkelen van een 4 jaars programma (deelproject 2). Hierin staat de common trunk ofwel de gemeenschappelijke kennis (vitale functies) uit een aantal gerelateerde verpleegkundige vervolgopleidingen centraal. Dit in combinatie met uitbouw van de academische vaardigheden zoals presenteren, onderzoek lezen en schrijven. Het streven is dat afgestudeerde studenten aanzienlijke korting krijgen op een aansluitende specialistische vervolgopleiding, maar we sturen er op aan dat e
e
studenten aansluitend kiezen voor jaar 5 (zie deelproject 3). Samen vormen het 4 en 5 jaar dan een twee jarig mastertraject waarin twee verwante Verpleegkundige Vervolg Opleidingen behaald e
kunnen worden. Excellente studenten die dit traject volgen kiezen deze specialisaties voor het 4 jaar. Er is er nadrukkelijk oog voor de reguliere HBO-ers. Zij kunnen kunnen kiezen voor: 1. Een Verpleegkundige Vervolg Opleiding (zonder mastertitel). Met, ook hier, de common trunk als basis zal het behalen van een verwante vervolgopleiding in de toekomst efficiënter en meer gericht plaats vinden. 2. Een 2 jarige mastertraject in combinatie met een Verpleegkundige Vervolg Opleiding (hierbij kan een schakelprogramma nodig zijn). e
3. Het ontwikkelen van 5 jaars programma (deelproject 3). Het gaat in dit jaar om specifieke kennis en vaardigheden uit de aangeboden specialisaties. Voor reguliere HBO-ers die voor een Verpleegkundige Vervolgopleiding gaan, zit hier het zwaartepunt van de contextspecifieke competenties. Binnen het mastertraject wordt dit gecombineerd met een verfijning van de academische vaardigheden die noodzakelijk zijn voor een HBO-master titel. 4. In de deelprojecten 1 t/m 3 staat ontwikkeling van onderwijs centraal. Stapeling van deze projecten vormt de vakspecifieke HBO master en een aanbod van Verpleegkundige Vervolg Opleidingen. In deelproject 4 staat de formalisering van de onderwijsontwikkeling centraal. Het gaat hierbij om erkenningen, accreditaties en doelmatigheidsonderzoeken. Het gaat met name om het verkrijgen van de CZO erkenningen voor de Verpleegkundige Vervolg Opleidingen en de accreditatie van de masteropleiding binnen het Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). 5. Deelproject 5 gaat over de (long term) implementatie in de beroepspraktijk. Met dit deelproject wordt zo snel mogelijk gestart om de theoretische kennis en praktische vaardigheden in de beroepspraktijk te borgen. Daarbij staat een goede inbedding van de studenten en afgestudeerden met 2 specialisaties in de praktijk centraal. Dit is nodig om veilig te stellen dat de afgestudeerden na de opleiding voldoende vaardig blijven om in 2 specialisaties inzetbaar te zijn. Deze flexibilisering vraagt om mentale wendbaarheid. Vanaf het begin leren studenten om basisprincipes en competenties toe te passen in een wisselende context. Het maken van transfers van de ene zorgcontext naar de andere moet als het ware een tweede natuur worden. Daarnaast zal deze flexibilisering ook consequenties hebben voor de inrichting van de praktijk en beloningsstructuur. Dit legitimeert dus van meet af aan specifiek aandacht voor ‘Borging van kennis en vaardigheden in beroepspraktijk’. 3
6. Deelproject 6 is in feite pro memorie. Wenselijk, maar complex gezien het er een moratorium is tot 2015 voor aanvragen ANP- en PA-opleidingen (OC&W, 2009). Wens is nog steeds het (op termijn) in de markt zetten van een HBO master tot Verpleegkundig Specialist, zodat het binnen de ASHP mogelijk is om tot een art. 14 Wet BIG registratie te komen. VERWACHTE OPBRENGSTEN
Met het excellentieprogramma (deelproject 1) verwachten we:
VWO-ers en zeer goede havisten uit te dagen en te binden tijdens de opleiding;
Studenten een basisprogramma te bieden dat snellere inzet mogelijk maakt in de acute- en intensieve zorg:
Ervaring op te doen met een (doelgroepgericht) curriculum gebaseerd op andere onderwijskundige uitgangspunten (Kayzel, 2009), wat voorwerk is voor een totale herziening van het curriculum. e
Met het 4 jaars programma (deelproject 2) het zogenaamde common trunk jaar, verwachten we:
een aantal gemeenschappelijke onderwerpen uit respectievelijk de volgende verpleegkundige vervolgopleidingen in een aansprekend programma, integraal aan te bieden: o
Medium Care Verpleegkundige;
o
Intensive Care Verpleegkundige,
o
Intensive Care Kinderverpleegkundige,
o
Intensive Care Neonatologie Verpleegkundige,
o
Spoedeisende Hulp Verpleegkundige,
o
Cardiac Care verpleegkundige,
o
Ambulance verpleegkundige,
o
Recovery/high care verpleegkundige,
o
Anesthesieverpleegkundige (nu nog een medisch ondersteunende opleiding).
dat werkgevers opleidingskosten kunnen omzetten in begeleidingskosten;
talenten een springplank te bieden naar een snelle carrière in de zorg. e
Met het ontwikkelen van 5 jaars programma (deelproject 3), verwachten we:
specifieke kennis en vaardigheden uit twee gerelateerde specialisaties aan te bieden zodat dit op termijn horizontale mobiliteit gemakkelijker maakt;
dat medewerkers op termijn voordeel hebben met het oog op flexibilisering;
een impuls te geven aan meer efficiëntie bij de verpleegkundige vervolgopleidingen; regulier afgestudeerde verpleegkundigen kunnen ook voor één verpleegkundige vervolgopleiding kiezen, zonder mastertraject.
4
Met het formaliseren en in de markt zetten van een HBO master (deelproject 4) binnen de acute- en intensief klinische zorg verwachten we:
verpleegkundige vervolgopleidingen aantrekkelijker te maken voor talenten;
het volgen van een verpleegkundige vervolgopleiding aantrekkelijk te maken;
dat werkgevers opleidingskosten kunnen omzetten in begeleidingskosten;
een meer compleet opleidingspakket aan de ASHP, met aantrekkelijke leerroutes en meer mogelijkheden voor alumni beleid;
dat gediplomeerde studenten van de reguliere HBO-V de Hbo-master Gespecialiseerd e
e
Verpleegkundige te volgen, door zowel het 4 als 5 jaar als eigenstandig programma te volgen.
Met ‘Borging kennis en vaardigheden in beroepspraktijk’ (deelproject 5) verwachten we:
van meet af aan te werken aan een goede begeleiding van studenten in de beroepspraktijk;
een goede inbedding van de afgestudeerden te creëren op participerende afdelingen;
veilig te stellen dat de afgestudeerden na de opleiding voldoende vaardig blijven om in 2 specialisaties inzetbaar te zijn;
de beloningsstructuur afhankelijk te maken van flexibilisering (en niet van opleiding).
Met het zo in de markt zetten van een HBO (of WO) master (deelproject 6) hopen we:
het opleidingsaanbod aan de ASHP te vervolmaken, zodat talenten niet elders hun opleiding verpleegkundig specialist (art 14) hoeven te volgen;
studenten die niet kiezen voor de acute- en specialistische zorg wordt ook een mogelijkheid geboden om aan de ASHP een beroepgerichte master te volgen.
HAALBAARHEID & RISICO'S Het streven is om in augustus 2010 te starten met het excellentieprogramma. Om in het eerste jaar ook al leerstof uit de ‘common trunk’ op te nemen is snel een analyse van de programma’s en medewerking vanuit het werkveld noodzakelijk. Risico voor het excellentieprogramma is dat dit te laat opgang komt, waardoor uitkomsten niet meer in het programma verwerkt kunnen worden. De risico’s van de vervolgtrajecten zijn vooral verbonden met politieke wil, samenwerkingsmogelijkheden, stagemogelijkheden/begeleidingscapaciteit en begeleidingskwaliteit. PROJECTFASERING & PLANNING Om de deelprojecten te realiseren zijn de benodigde projectactiviteiten geordend volgens de volgende projectfasering: idea conception, define, design, communicate, develop, prepair, endorsement, start program, measure, analyze, improve, control. Streven is om het excellentieprogramma in september 2010 te starten. Voor de start van de overige deelprojecten zijn ook startdata genoemd (cf. bijlage 1). Om deze deadlines te halen zijn aan zoveel mogelijk projectactiviteiten verantwoordelijkheden en streefdatums gekoppeld. 5
DEELPROJECT 1: PROGRAMMA VOOR TALENTVOLLE STUDENTEN
DOEL EN PRODUCT FASE 1 Deelproject 1 omvat de vormgeving van een excellentieprogramma voor de HBO-V. Concreet houdt dit in dat het huidige vierjarige curriculum in een vernieuwde vorm wordt aangeboden als driejarige variant. De eerste fase (idea conception) levert een ‘globale beschrijving van het idee’ d.w.z. het expliciteert ontwikkelde gedachten, wensen, ambities, belangen, mogelijkheden en plannen. Concreet levert dit een document op: de projectschets. Doel van deze eerste projectfase is te komen tot een breed-gedragen visie op een het vernieuwen van de verpleegkundige opleiding. Breed-gedragen omvat een intensive samenwerking tussen de AMC, OLVG en ‘school’. Goedkeuring van dit projectdocument vormt de basis voor (en het markeerpunt naar) de volgende projectfase (‘define’) waarin exacte afspraken worden gemaakt en de vraag steeds weer zal zijn ‘Hoe concretiseren we de uitgangspunten in de praktijk het ziekenhuis en de school?’. AANPAK IN FASE 1 Om tot een beschrijving te komen zijn de volgende activiteiten ondernomen: 1. Bestuderen van notulen, beleidsdocumenten, presentaties enz. 2. Gesprekken/ interviews met de sleutelpersonen binnen school en potentiële partners. 3. Oriëntatie op kansen en bedreigingen in inhoud en structuur (actoreninventarisatie). ACTOREN INVENTARISATIE
Ontwikkeling stellingname HvA-ASHP Positie HvA sinds november 2006: In het besluit van het College van Bestuur (CvB) d.d. 02 november 2006 wordt gesteld dat het initiatief van ontwikkelen van een Master wordt gestimuleerd. Positie ASHP september 2008: De HvA/ASHP heeft in september 2008 besloten om een aanvraag in te dienen bij het CvB om de opleiding master ‘verpleegkundig specialist’ (art 14 Wet BIG) te ontwikkelen. Positie ASHP juli 2009: De master ANP wordt al op meerdere plekken aangeboden, maar de beoogde HBO-master bij de HvA zal onderscheidend dienen te zijn, doordat deze master zeer klinisch gericht is, werkt volgens evidence-based richtlijnen en een internationale dimensie heeft. Positie ASHP oktober 2009: Er is in juni 2009 een verlenging van het moratorium afgesproken dat loopt tot 2015 (OC&W, 2009). Hierdoor is op korte termijn een realisatie van een bekostigde master die een registratie tot Verpleegkundig Specialist mogelijk maakt (zoals ANP) niet realiseerbaar. De huidige stellingname is wel om constructies te verkennen waarin het aanbieden van de master Verpleegkundig Specialist binnenkort wel tot de mogelijkheden behoort. In eerst instantie wordt echter vooral nadruk gelegd op de ontwikkeling van een excellentietraject en indaling van de verpleegkundige vervolgopleidingen. De kop van het traject vormt een vakspecifieke HBO-master, waarbij niet gestreefd wordt om inschrijving in het verpleegkundig specialisten register mogelijk te maken. (zie bijlage 1). 6
Behoefte inschatting in werkveld Op basis van een eerste peiling in het werkveld worden de beoogde resultaten onderschreven. Als belangrijk voordeel wordt gezien dat de wendbaarheid tussen taakgebieden groter wordt. Hierdoor kan gemakkelijker ingespeeld worden op vereiste inzet van deskundigheden. Momenteel is er nog een strikte scheiding tussen de afzonderlijke vervolgopleidingen. Tevens is het onwenselijk dat de opleiding tot anesthesieverpleegkundige ontbreekt. Als een verpleegkundige in een andere setting wil werken, moet er ook een andere vervolgopleiding worden gevolgd (met overlap aan lesstof). Dit beperkt de flexibiliteit en inzetbaarheid. Ook een master titel voor de ‘verpleegkundige – VVO’ is positief ontvangen. Het is een extra ‘erkenning’, ondanks het feit dat art. 14 niet voor hen geldig is. De ASHP wil de ontwikkeling van het traject bij voorkeur samen met het OLVG vormgeven. Andere zorginstellingen (e.g. St. Lucas Andreas of Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis) kunnen uiteraard in later stadium als gebruiker van het traject participeren. Voor werkgevers is de constructie financieel gunstig, een deel van de vervolgopleiding zit al in de reguliere HBO-V. VBOC Het voorstel van de ASHP bouwt grotendeels voort op de contouren die geschetst zijn in het project ‘Verpleegkundige Beroepsstructuur en Opleidingscontiniuüm’ (VBOC). Vanuit de matrix van deelgebieden (VBOC, p.35) richt de ASHP zich met dit traject op de acute- en intensieve zorg bij somatische aandoeningen in de ziekenhuiscontext. Naast generieke competenties, wordt dus al gewerkt aan specifieke competenties. Een belangrijk verschil met de VBOC is echter, dat de ASHP bij horizontale flexibilisering geen mbo-verpleegkundigen voor ogen heeft (cf. VBOC, p. 37), maar juist getalenteerde HBO-ers. Tevens is het een breuk met het streven om tijdens de HBO-V vooral te focussen op de breedte (cf. p. 47). De verzwaring (extra lesstof, complexiteit) ligt op somatische georiënteerde verpleegkunde in de ziekenhuiscontext, waardoor psychische aandoeningen en gedragstoornissen relatief minder aandacht krijgen. Het ASHP sluit uiteraard deels aan bij het VBOC-advies om initiële en vervolgopleidingen beter op elkaar af te stemmen. Verschil is dat de ASHP de gemeenschappelijke basis van vervolgopleidingen (uit 2 gerelateerde deelgebieden) al in het vierde jaar integreert (cf. VBOC, p35, 47-48). INHOUDELIJKE- EN ONDERWIJSKUNDIGE ACCENTEN EXCELLENTIETRAJECT
De inhoud van het bestaande curriculum is het uitgangspunt. Deze stof wordt echter op een manier aangeboden die beter aansluit bij VWO en HAVO+ studenten. Er zal meer appel worden gedaan op: motivatie (doorzettingsvermogen), zelfstandigheid, verantwoordelijkheid, het maken van transfers, studievaardigheden, practische- en academische vaardigheden. Concreet zullen de boeken moeilijker zijn en de stof diepgaander. Bij lesstof over het hart, zullen nu bijvoorbeeld ook ritme- en geleidingsstoornissen aan de orde komen en worden studenten al vertrouwd gemaakt met het lezen van een ECG. Dit impliceert dat het programma zowel korter, als zwaarder is. Maar ook uitdagender en met meer keuzevrijheid en toegespitste stagerouting (e.g. complex tot hoog complex). 7
Figuur 1. Visualisering van routes Jaar
Diploma verpleegkundige vervolgopleiding (op termijn Master) Verdere specialisatie in 2 VVO's, contextgericht
VVO M A S T E R
5
Academische vaardigheden zoals onderzoek lezen, schrijven & presenteren HBO-V diploma & certificaat common trunk Common trunk, het gemeenschappelijke gedeelte van een aantal verwante opleidingen verpleegkundige vervolgopleidingen.
4 10% reguliere HBO-V programma
3 H b o V
Excellentieprogramma: het programma van de reguliere HBO-V wordt voor 90% in jaar 1 t/m 3 aangeboden. + onderdelen uit de common trunk
Gedeeltelijke indaling van de common trunk in het HBO-V programma
2
Propadeuse (inclusief onderdelen uit de common trunk) 1
IN- EN UITSTROOMPROFIEL Instroomprofiel: In het excellentieprogramma worden maximaal 32 studenten toegelaten. Dit zijn studenten met een VWO-diploma of HAVO. Havisten worden toegelaten met gemiddelde cijfers ≥ 7,5 als biologie in het pakket zit, zonder biologie in het pakket moeten de gemiddelde cijfers ≥ 8 zijn. Er worden (voorlopig) geen aanvullende eisen gesteld, hoewel er wel wordt overwogen om studenten zonder biologie in het pakket een vakantieopdracht te geven. De aanname is dat studenten met VWO al voldoende hebben laten zien: ze kunnen doorzetten en complexere vraagstukken aan. Door zelf te kiezen voor een zwaarder programma, is motivatie aannemelijk. Bij studenten die zich inschrijven wordt overigens wel een intake gesprek gevoerd. De voornaamste reden is om aanvullende informatie te geven zodat studenten goed weten waar ze voor kiezen. Tevens wordt nagegaan of er voldoende belangstelling is voor de intensieve- en acute zorg. Daarnaast wil de ASHP voorkomen dat studenten het excellentieprogramma als een ‘parkeerstudie’ zien (om vervolgens in te stromen bij geneeskunde). Uitstroomprofiel: Het uitstroomprofiel (na 4 jaar) is HBO-plus. Afgestudeerde studenten bezitten meer kennis en vaardigen op het terrein van de intensieve- en acute zorg. Dit wordt bevestigd door deelcertificaten die aantonen dat ze de basistheorie uit de verpleegkundige vervolgopleidingen beheersen.
8
Bijlage 1: Vernieuwingstraject Opleidingen Verpleegkunde ASHP
(6 deelprojecten)
9
Bijlage 2: Bronvermelding
CZO, College Ziekenhuis Opleidingen, website geraadpleegd op 28 oktober 2009 http://www.ziekenhuisopleidingen.nl/czo/ Kayzel, R (2009). Bouwstenen voor goed onderwijs. Interne notitie, 1 versie. Amsterdam: ASHP.
VBOC (2006). Verpleegkundige Beroepsstructuur en Opleidingscontiniuüm. Verpleegkundige toekomst in goede banen. Samenhang en samenspel in de beroepsuitoefening. Utrecht: VOBC-AVVV.
OC&W (2009). Moratorium Aanvragen ANP- en PA-opleidingen. Brief van 4 juni 2009 namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de voorzitter van de HBO-Raad. Hamric, A. B., J.A. Spross en C.M. Hanson (1996). Advanced Nursing Practice; an Integrative Approach. Philadelphia: Saunders.
10
Bijlage 3: Afkortinngen, links en toelichtingen ASHP
Amsterdam School of Health Professions. De ASHP is een samenwerkingsverband tussen de Hogeschool van Amsterdan (HvA), de Universiteit van Amsterdam (UvA) en het Academisch Medisch Centrum (AMC). Door een intensieve samenwerking bundelen de instellingen hun expertise op het vlak van paramedisch en verpleegkundig onderwijs, onderzoek en patientenzorg in de gezondheidszorg om optimaal in te kunnen spelen op de behoeften van studenten, de patienten/clienten, het zorgveld en de docenten. In 2008 waren ruim 2.700 studenten ingeschreven (waarvan 200 in graduate onderwijs). http://www.uva-hva.nl/samenwerking/gezondheid.htm
OLVG
Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Het OLVG is een groot algemene topklinische ziekenhuis dat letterlijk en figuurlijk midden in het hectische hoofdstedelijke leven staat. Jaarlijks bezoeken ruim 290.000 mensen de polikliniek, worden ongeveer 13.000 dertienduizend mensen behandeld in dagbehandeling en vinden zo'n 19.000 meerdaagse opnamen plaats. Het ziekenhuis heeft o.a. de volgende bijzondere functies:
een Hartcentrum met Cardio-thoracale Chirurgie en Interventiecardiologie;
een Level III Intensive Care met twintig bedden;
een afdeling Spoedeisende Hulp met jaarlijks zo’n 49.000 bezoekers.
Het OLVG is een opleidingsziekenhuis met een groot aanbod aan medisch-specialistische, paramedische en verpleegkundige opleidingen en initieert toegepast patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek. Om de samenwerking op deze terreinen verder uit te breiden, hebben het OLVG en het AMC een overeenkomst gesloten. Het OLVG heeft daarbij de exclusieve status van Teaching Hospital gekregen. Het OLVG is één van de zesentwintig topklinische ziekenhuizen die samenwerken in de Vereniging Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ). http://www.olvg.nl/ AMC
Academisch Medisch centrum. Het AMC omvat het Academisch Ziekenhuis en de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. Jaarlijks bezoeken ruim 350.000 mensen de polikliniek, worden ongeveer 29.000 mensen behandeld in dagbehandeling en vinden zo'n 25.000 meerdaagse opnamen plaats. Het ziekenhuis heeft o.a. de volgende bijzondere functies:
een Hartcentrum met Cardio-thoracale Chirurgie en Interventiecardiologie;
een Level III Intensive Care met 28 bedden (2000 opnames);
een afdeling Spoedeisende Hulp met jaarlijks zo’n 32.000 bezoekers.
De kernactiviteiten van het AMC liggen op het gebied van patientenzorg, (medisch) wetenschappelijk onderwijs en (medische) opleidingen, en wetenschappelijk onderzoek. Kennis is hierbij de bindende factor: het gaat bij de kernactiviteiten om kennisontwikkeling, kennisoverdracht en kennistoepassing. De wetenschappelijk output omvatte in 2008 circa 2.500 publicaties opgenomen in de in de (Social) Science Citation Index http://www.amc.nl/ CZO
College Ziekenhuis Opleidingen. Het is het orgaan dat op afstand landelijk toezicht houdt op de medisch ondersteunende en verpleegkundige vervolgopleidingen (VVO). De organisatie bewaakt de kwaliteit van ziekenhuisopleidingen door opleidingen een landelijke erkenning te geven in de vorm van een CZO keurmerk. Een belangrijk deel van de werkzaamheden van het CZO is dan ook het beoordelen van verzoeken voor erkenning. Het CZO bewaakt de kwaliteit en de relevantie van de ziekenhuisopleidingen ook door de regie te voeren over de inhoud van deze opleidingen. Een goed scholingsaanbod moet steeds aangepast worden aan de ontwikkelingen in de sector. http://www.ziekenhuisopleidingen.nl/
11
VVO
Verpleegkundige vervolgopleidingen. CZO erkende verpleegkundige vervolgopleidingen zijn momenteel de opleidingen tot dialyse verpleegkundige, intensive care verpleegkundige, intensive care kinderverpleegkundige, intensive care neonatologieverpleegkundige, kinderverpleegkundige, obstetrie verpleegkundige, oncologie verpleegkundige en spoedeisende hulp verpleegkundige. Deze verpleegkundigen werken in een specifiek deelgebied in de gezondheidszorg. Het CZO gebruikt voor deze groepen de aanduiding ‘verpleegkundige – VVO’. Hiermee wordt een onderscheid aangebracht tussen verpleegkundigen die een verpleegkundige vervolgopleiding hebben gevolgd en andere verpleegkundigen. http://www.ziekenhuisopleidingen.nl/czo/index.php?c=opleidingen&cat=vvo
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. De NVAO is een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's instaat voor de kwaliteit van het hoger onderwijs. Belangrijke taken zijn onder meer: 1.
accrediteren van bestaande opleidingen in het hoger onderwijs (beoordelen basiskwaliteit);
2.
toetsen van nieuwe opleidingen in het hoger onderwijs (beoordelen te verwachten basiskwaliteit).
http://www.nvao.net/
ANP
Advanced Nursing Practice. In deze tekst verwijst ANP naar de professionele master die het getuigschrift “Master of Advanced Nursing Practice” geeft. Tijdens de studie is aandacht voor:
Klinisch redeneren en handelen
Verpleegkundig leiderschap
Kennisontwikkeling en wetenschap
De basis hiervoor is door Hamric gegeven. Hamric et al. (1996) beschrijven de NP als Advanced Practice Nursing: “APN is the application of an expanded range of practical, theoretical, and research-based therapeutics to phenomena experienced by patients within a clinical area of the larger discipline of nursing.” (p. 57). Zie bijv. http://www.inholland.nl/Graduate+School/Opleidingen/Master+of+Advanced+Nursing+Practice/ NP
Nurse Practitioner. De American Academy of Nurse Practitioners definieert: ‘NPs are advanced practice nurses who provide high-quality healthcare services similar to those of a doctor. NPs diagnose and treat a wide range of health problems. They have a unique approach and stress both care and cure. Besides clinical care, NPs focus on health promotion, disease prevention, health education and counseling. They help patients make wise health and lifestyle choices.’ http://www.aanp.org/
PA
Physician assistant. Volgens de Nederlandse Associatie voor Physician Assistants ligt het beroep physician assistant volledig in het medische domein en dient (mede) ter verlichting van taken van de specialist. De PA werkt onder supervisie van de specialist, is breed medisch opgeleid en verdiept zich in de gehele breedte van het specialisme waar hij/zij werkt. De PA's worden ingezet op taken die vergelijkbaar zijn met die van de artsassistent: opname, poli's, zaalarts, OK, ontslag. en biedt professionele medische zorg. Met de start van 119 nieuwe PA's in opleiding in september 2009 is het aantal in Nederland werkzame PA's (PA's & PAi.o.'s) gestegen tot 480. http://www.physicianassistant.nl/
12