Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo Hoofdstuk 17 tot en met 28
Normering Opgave 1 1: 2 punten 2: 2 punten 3: 2 punten
Opgave 1 1: 2 punten 2: 1 punt 3: 2 punten 4: 1 punt 5: 1 punt
Opgave 2 a: 2 punten b: 3 punten c: 2 punten
Aantal punten x 9 + 1 = cijfer 63
Opgave 4 1: 3 punten 3: 1 punt 3: 2 punten 4: 3 punten 5: 1 punt 6: 2 punten
Opgave 5 1: 2 punten 2: 1 punt 3: 1 punt 4: 2 punten 5: 2 punten 6: 2 punten
Opgave 6 1: 2 punten 2: 2 punten 3: 1 punt 4: 1 punt 5: 5 punten 6: 1 punt 7: 2 punten
Opgave 7 1: 2 punten 2: 1 punt 3: 1 punt 4: 1 punt 5: 1 punt 6: 1 punt
Opgave 1 De volgende tekst is ontleend aan een bericht in de Volkskrant. FORSE KORTING OP AUTO BIJ AANKOOP VAN EEN STOFZUIGER. Wie in Frankrijk voor de volle prijs een stofzuiger koopt van het merk Moulinex heeft recht op een forse korting bij de aanschaf van een auto naar keuze. Een strijkijzer, koffiezetapparaat of een magnetron is ook goed, als het maar gaat om een aanschaf van in totaal minstens 330 gulden. Voor Moulinex is het, afgezien van de gunstige invloed op de onmiddellijke verkoopresultaten, een manier om het merk te associëren met "kracht en snelheid". Moulinex is in zee gegaan met een importeur. Deze kan vijfentwintig merken leveren, met inbegrip van Renault en Peugeot, en twaalfhonderd modellen, die elders in Europa belastingvrij en vaak tegen een lagere fabrieksprijs worden ingeslagen. Wie een Moulinex fritespan of haardroger heeft gekocht, ontvangt een "paspoort voor de weg", op vertoon waarvan de importeur de auto met korting levert. De korting is mogelijk omdat de tussenhandel van het traditionele dealernet wordt uitgeschakeld. Moulinex geeft als fabrikant aan al haar huishoudelijke artikelen dezelfde merknaam. 1 Hoe wordt zo'n fabrikantenmerk genoemd? Producten hebben voor kopers materiele en immateriële eigenschappen. 2 Gaat het bij de actie van Moulinex om de materiële of om de immateriële eigenschappen van haar producten? Verklaar het antwoord. Renault en Peugeot passen blijkens het krantenbericht prijsdiscriminatie toe 3 Wat is prijsdiscriminatie? Opgave 2 Ajuga bv heeft per 1 januari 2013 een goederenvoorraad van 1.900 stuks à € 4,70. In januari 2013 koopt zij in: –
op 13 januari 3.000 stuks à € 5;
–
op 26 januari 2.000 stuks à € 5,10.
Op 29 januari worden 2.500 stuks verkocht tegen de prijs van € 7.
Gevraagd 1 Bereken de brutowinst op deze verkoop volgens het fifo-systeem. 2 Bereken de balanswaarde van de goederenvoorraad op 9 februari wanneer het fifo-systeem wordt toegepast. 3 Bereken de brutowinst op deze verkoop volgens het lifo-systeem. 4 Bereken de balanswaarde van de goederenvoorraad op 9 februari wanneer het lifo-systeem wordt toegepast. 5 Noem een bezwaar tegen de balanswaardering van de goederenvoorraad volgens het lifosysteem.
Opgave 3 In deze opgave blijft de BTW buiten beschouwing. Op 1 januari 2013 heeft Verstegen B.V. een nieuwe productielijn in bedrijf genomen. De investering viel uiteen in een aankoopbedrag en bijkomende installatiekosten. Deze installatiekosten bedroegen € 37.000,-. Verstegen B.V. heeft een voorzichtige schatting gemaakt van de levensduur en deze gesteld op 4 jaar. De investering wordt via jaarlijks gelijkblijvende bedragen afgeschreven tot een geschatte restwaarde aan het einde van deze levensduur van 9% van het oorspronkelijke investeringsbedrag. Op 1 januari 2015 bedraagt de boekwaarde van deze productielijn € 299.750,-. 1 Leg uit dat een al te voorzichtige schatting van de levensduur ook nadelig voor Verstegen B.V. kan zijn. 2 Bereken het bedrag van de jaarlijkse afschrijving van deze productielijn. 3 Bereken het aankoopbedrag van de op 1 januari 2013 aangeschafte productielijn.
Opgave 4 Een handelsonderneming verkoopt een product per doos van 50 stuks. Voor het jaar 2012 heeft zij de volgende gegevens verzameld: – inkoop en afzet 25.000 dozen; – opslag inkoopkosten 20%; – opslag overheadkosten 24%; – opslag nettowinst 25%; – omzetbelasting 6%; – verkoopprijs inclusief omzetbelasting per doos € 29,57. Begin januari 2013 komen de volgende cijfers over 2012 ter beschikking: – inkoop en afzet 25.000 dozen; – inkoopprijs € 15,50 per doos; – werkelijke inkoopkosten € 68.000; – werkelijke overheadkosten € 114.000; – werkelijke verkoopprijs € 28, exclusief omzetbelasting, per doos; – omzetbelasting 6%. Gevraagd 1 Bereken voor 2012 de verwachte inkoopprijs per doos. 2 Bereken voor 2012 de verwachte nettowinst. 3 Bereken voor 2012 het gerealiseerde verkoopresultaat. 4 Bereken voor 2012 de gerealiseerde budgetresultaten. 5 Bereken voor 2012 de gerealiseerde nettowinst. 6 Geef een controleberekening van de gerealiseerde nettowinst door de omzet te verminderen met alle kosten.
Opgave 5 Gegeven Onderneming Dracuul nv verkoopt het artikel Mocuul voor de prijs van € 54 per stuk. De inkoopprijs van Mocuul is € 37. Beide prijzen zijn exclusief omzetbelasting. De overige variabele kosten per artikel bedragen € 6,50. De constante kosten voor 2013 worden geschat op € 155.925. Gevraagd 1 Bereken de dekkingsbijdrage per stuk. 2 Bereken de break-evenafzet. 3 Bereken de break-evenomzet. 4 Bepaal de break-evenafzet met behulp van een grafiek met daarin de constante kosten, totale kosten en totale opbrengsten (zie bijlage). 5 Dracuul nv wil over 2013 een nettowinst behalen van € 54.075. Bereken de omzet die behaald moet worden om een winst van € 54.075 te kunnen realiseren. Gegeven De afzet zal in 2013 volgens schattingen 16.000 artikelen zijn. Dracuul nv kan per 1 januari 2013 een verpakkingsmachine kopen. Als gevolg hiervan nemen de overige variabele kosten per artikel af met € 1,50 en nemen de constante kosten per jaar toe met € 42.075. Gevraagd 6 Is het verstandig voor Dracuul nv deze machine te kopen? Motiveer je antwoord.
Opgave 6 In een bedrijf van een industriële onderneming wordt een artikel in massaproductie vervaardigd. Voor de bepaling van de standaardkostprijs van dit artikel zijn de volgende gegevens beschikbaar: a. Normale productie 4.000 eenheden product per maand. b. Direct grondstoffenverbruik 1,4 kg per eenheid product. De prijs van de grondstoffen is € 8,- per kg. c. Directe arbeid per eenheid product 1,5 uur. Standaarduurloon directe arbeid € 24,-. d. De indirecte (constante) productiekosten zijn voor 2013 begroot op € 624.000,- per jaar bij een normale productie van 48.000 eenheden per jaar. De productie is gelijkmatig over het jaar verdeeld. Gevraagd: 1 Bereken voor 2013 de standaardkostprijs per eenheid product. Het voor maart 2013 begrote onderbezettingsverlies is € 3.510,2 Van welke verwachte (werkelijke) productie is hierbij uitgegaan? (zie formuleblad) Eind maart 2013 worden de volgende gegevens aan de boekhouding over de afgelopen maand ontleend: a. Aantal vervaardigde eenheden gereed product 3.800. b. Direct grondstoffenverbruik 5.325 kg à € 8,04 = € 42.813,c. Aantal gewerkte uren directe arbeid 5.710, waarvoor betaald € 136.800,d. Indirecte productiekosten € 51.740,e. Verkocht en afgeleverd 3.800 stuks à € 100,- = € 380.000,-. Gevraagd: 3 Bereken het bedrijfsresultaat over maart 2013, als het verschil tussen omzet en totale werkelijk kosten. 4 Bereken het verkoopresultaat over maart 1998. 5 Bereken het budgetresultaat over 2013 gesplitst in prijsverschillen, efficiencyverschillen en het verschil op indirecte productiekosten (Zie formuleblad). 6 Bereken opnieuw het bedrijfsresultaat, nu met behulp van de antwoorden van vraag 4 en 5. 7 Hoe groot zou de afzet in de maand maart geweest moeten zijn wil er sprake zijn van winst noch verlies?
Opgave 7 Het machine uur tarief van een machine is € 100,-, waarvan € 60,- constante kosten en € 40,- variabele kosten. De normale productie omvang is 500 uur per maand voor 1.500 eenheden product. Over de maand mei zijn de volgende gegevens bekend: aantal machine uren 520 voor 1590 eenheden product in totaal is aan machinekosten uitgegeven: constante machinekosten € 32.240,variabele machinekosten € 20.280,Gevraagd: 1 Bereken over de maand mei het budgetresultaat op machinekosten. 2 Bereken het efficiencyverschil op machine uren (zie formuleblad). 3 Bereken het prijsverschil op constante machine kosten (zie formuleblad). 4 Bereken het prijsverschil op variabele machine kosten (zie formuleblad). 5 Bereken het bezettingsresultaat (zie formuleblad). 6 Controleer met behulp van de uitkomsten 2 tot en met 5 de uitkomst van 1.
Bijlage opgave 5 Naam:....................................................................... .. Vraag d
Formule blad Bij opgave 6 en 7 kunnen de volgende formules worden gebruikt Prijsverschil: (Standaardprijs – Werkelijke prijs) x Werkelijke hoeveelheid Efficiencyverschil: (Standaardhoeveelheid – Werkelijke hoeveelheid) x Standaardprijs Bezettingsresultaat: (Werkelijke bezetting – Normale bezetting) x Constante kosten Normale bezetting
Uitwerkingen Opgave 1 1 Familiemerk of paraplumerk. 2 Bij Moulinex gaat het om de immateriële eigenschappen. Zij wil haar merk associëren met "kracht en snelheid". 3 Prijsdiscriminatie vindt plaats als verschillende afnemers verschillende prijzen voor hetzelfde product betalen. Opgave 2 1
Omzet 2.500 à € 7 = Inkoopwaarde Brutowinst
€ 17.500 € 11.930 –––––––– € 5.570
2
2.400 stuks à € 5 = € 12.000 2.000 stuks à € 5,10 = € 10.200 –––––––– € 22.200
3
Omzet 2.500 à € 7 = Inkoopwaarde Brutowinst
€ 17.500 € 12.700 –––––––– € 4.800
4
1.900 stuks à € 4,70 = € 8.930 2.500 stuks à € 5 = € 12.500 –––––––– € 21.430
5
In een periode van prijsstijgingen komt het lifo-systeem tot een te lage waardering van de voorraad omdat deze is gebaseerd op (lage) historische prijzen.
Opgave 3 1 Bij een te voorzichtige schatting wordt de levensduur te kort ingeschat en worden de jaarlijkse afschrijvingsbedragen hoger dan feitelijk nodig. Daarmee wordt de kostprijs en misschien de verkoopprijs te hoog vastgesteld. 2 Gedurende de totale levensduur wordt 100% − 9% = 91% afgeschreven, per jaar 22,75%. Op 1 januari 2005 is er 2 keer afgeschreven, resteert nog 22,75% × 2 + 9% = 54,5%. jaarlijkse afschrijving 299.750 / 0,545 × 0,2275 = € 125.125,-. 3 • aanvankelijke investering 299.750 / 0,545 = 550.000 1p • aankoopbedrag 550.000 – 37.000 = € 513.000,- 1p
Opgave 4
Opgave 5
Opgave 6 1. Grondstoffenverbruik 1,4 kg x € 8,Lonen 1,5 uur x € 24,Indirecte kosten € 624.000,48.000
= € 11,20 = € 36,= € 13,-
Standaardkostprijs
€ 60,20
2. ( ? - 4.000) x € 13 = € 3.510,- nadelig
? = 3.730
3. Omzet € 380.000,grondstoffenverbruik € 42.813,lonen € 136.800,indirecte productiekosten € 51.740,€ 231.353,Bedrijfsresultaat € 148.647,4. € 39,80 x 3.800 = € 151.240,5. Efficiencyverschil grondstoffen € 40,- negatief Efficiencyverschil lonen € 240,- negatief Verschil indirecte productiekosten € 2.340,- negatief Prijsverschil grondstoffen € 213,- negatief Prijsverschil lonen € 240,- positief Budgetresultaat € 2.593,- negatief 6. € 151.240,- - € 2.593,- = € 148.647,7. € 624.000,-/(€ 100,- - € 47,20) = 11.818 producten Opgave 7 1 Toegestane machine kosten 1590/3 x € 100,= € 53.000,Werkelijke machine kosten € 32.240,- + € 20.280,- = € 52.520,€ 480,- voordelig 2 (SH - WH) x SP (530 - 520) x € 100,= € 1.000,- voordelig 3 (SP - WP) x WH ( 60 - 64,48) x 500 uur = € 2.240,- nadelig 4 (SP - WP) x WH ( 40 - 39,- ) x 520 uur = € 520,- voordelig 5 (W - N) x C/N (520 - 500) x € 60,= € 1.200,- voordelig 6 € 1.000,- - € 2.240,- + € 520,- + € 1.200,- = € 480,- voordelig Normering Opgave 1 1: 2 punten 2: 2 punten 3: 2 punten
Opgave 1 1: 2 punten 2: 1 punt 3: 2 punten 4: 1 punt 5: 1 punt
Opgave 2 a: 2 punten b: 3 punten c: 2 punten
Aantal punten x 9 + 1 = cijfer 63
Opgave 4 1: 3 punten 3: 1 punt 3: 2 punten 4: 3 punten 5: 1 punt 6: 2 punten
Opgave 5 1: 2 punten 2: 1 punt 3: 1 punt 4: 2 punten 5: 2 punten 6: 2 punten
Opgave 6 1: 2 punten 2: 2 punten 3: 1 punt 4: 1 punt 5: 5 punten 6: 1 punt 7: 2 punten
Opgave 7 1: 2 punten 2: 1 punt 3: 1 punt 4: 1 punt 5: 1 punt 6: 1 punt