Procedures rond ongewenst gedrag binnen de provincie Zeeland: 1. 2. 3.
Hulp van buiten Begeleidingscommissie Vertrouwenspersonen
1. Hulp van buiten Werknemers kunnen ook hulp van buiten de organisatie inroepen. Veelal zal dit pas gebeuren als de klager van oordeel is dat intern onvoldoende aandacht aan zijn of haar situatie wordt besteed. Zo is de Arbeidsinspectie de toezichthoudende instantie op de naleving van de arbeidsomstandigheden. In de ARBO-wet staan veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemers centraal en daaronder valt dus ook het bestrijden van ongewenst gedrag op het werk. Zeeland valt onder de Arbeidsinspectie Zuid-West in Rotterdam. Aan de inspectie is een inspecteur seksuele intimidatie verbonden. De functionaris kan op eigen initiatief tot controle overgaan. Ook kan actie worden ondernomen aan de hand van klachten. De Arbeidsinspectie is onderdeel van het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid. De landelijke commissie gelijke behandeling in Utrecht richt zich op klachten waaraan discriminatie ten grondslag ligt. Het is een onafhankelijke commissie die zich richt op het anti-discriminatie-artikel in de grondwet. Wie meent naar sekse, ras of geloof binnen het werk achtergesteld te worden, kan zich tot de commissie wenden met een klacht. Er zijn gevallen van ongewenst gedrag die gerechtelijk ingrijpen rechtvaardigen. Iedereen die zich in die omstandigheden bevindt, kan zich via de vertrouwenspersoon of het Bureau voor Rechtshulp in Middelburg laten adviseren over welke stappen moeten worden gevolgd om tot de juiste procedure te geraken. De wet biedt de mogelijkheid de dader, de werkgever of alletwee aan te klagen. Per geval moet worden bekeken welke weg het best kan worden bewandeld. De werkgever is gehouden de regels van goed werkgeverschap na te leven. Als een aanklacht wegens het niet nakomen van die regels wordt ingediend bij de rechter zijn er twee mogelijkheden. De aard van het dienstverband is maatgevend voor welke mogelijkheid moet worden gekozen. Medewerkers in vaste dienst beroepen zich op een onrechtmatige daad, zoals die in het Burgerlijk Wetboek is opgenomen. De definitie voor onrechtmatige daad is ‘Als onrechtmatige daad wordt aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen en nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met
hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond’. Stagiair(e)s en uitzendkrachten zijn doorgaans in dienst op arbeidsovereenkomst; hun klacht moet gebaseerd zijn op het Arbeidsovereenkomstenrecht. Als de rechter de klager in het gelijk stelt, is de werkgever verplicht de schade te vergoeden die uit de nalatigheid is voortgekomen. Werknemers kunnen ook via een kort geding de werkgever aanklagen. Wie de dader gerechtelijk wil laten vervolgen, is doorgaans aangewezen op het strafrecht. In de regel gaat het dan om zware vergrijpen, zoals aanranding en verkrachting. De eerste stap in de procedure is het doen van aangifte bij de politie. De vertrouwenspersonen helpen de klagers, zo zij dat wensen, bij de benadering van de instanties buiten de werksfeer. Het kan ook raadzaam zijn de bond in te schakelen. Adressen: pagina .. uit de brochure Dat gaat te ver - ongewenst gedrag op het werk Arbeidsinspectie, regio Zuid-West, inspecteur seksuele intimidatie, postbus 9580, 3007 AN Rotterdam, telefoon 010-4798300, fax 010-4797093 Commissie gelijke behandeling, postbus 16001, 3500 DA Utrecht, telefoon 0302234800, fax 030-2234848, e-mail:
[email protected], website: www.cgb.nl Bureau voor Rechtshulp, Vlasmarkt 28, 4331 PE Middelburg, telefoon 0118-637120, fax 0118-640011, e-mail:
[email protected]
2. Begeleidingscommissie Ter ondersteuning van het werk van de vertrouwenspersonen en het management is er een begeleidingscommissie. De commissie is breed samengesteld; de leden zijn: o o o o o
de medewerker doelgroepenbeleid van de stafafdeling personeel, organisatie en informatie (POI) een jurist een ARBO-deskundige een medewerker op voordracht van de commissie georganiseerd overleg in ambtenarenzaken een medewerker op voordracht van het directieteam.
Behalve voor de adviserende taak naar de vertrouwenspersonen en het management zorgt de begeleidingscommissie voor publiciteit en voorlichting naar alle medewerkers van de provincie en de Zeeuwse Bibliotheek. Onder de medewerkers vallen ook de stagiair(es) en ander tijdelijk personeel. In de praktijk wordt de voorlichting nogal eens verzorgd in samenspraak met de vertrouwenspersonen. Zo zijn er per directie voorlichtingsbijeenkomsten gehouden, sommige met acteurs die voorbeelden geven van ongewenst gedrag en hoe daartegen op te treden. De vertrouwenspersonen gaan ook zelfstandig op pad om hun taak en werkwijze nader toe te lichten; zij doen dat bij voorbeeld tijdens werkoverleg van afdelingen. Verder wordt via de personeelsbladen aandacht voor de ongunstige werkomstandigheden door pesten, agressie en seksuele intimidatie gevraagd. Dit alles uiteraard met het doel die omstandigheden te verbeteren. De begeleidingscommissie adviseert het management onder meer over de cursussen die de vertrouwenspersonen volgen om alert te blijven op de valkuilen en strikken die nu eenmaal inherent zijn aan het voorkomen en bestrijden van ongewenst gedrag. Zo kan het in eerste instantie voorkomen dat een klager maar de helft van de problemen ter sprake brengt. Een vertrouwenspersoon moet er dan achter zien te komen of dat wel het hele verhaal is. In de cursussen is ook aandacht voor psychologische aspecten, waarmee benadeelden te kampen kunnen hebben, doordat zij voortdurend gepest of seksueel geïntimideerd worden. Om de taken en werkwijze goed op elkaar afgestemd te houden, vergaderen de begeleidingscommissie en de vertrouwenspersonen in de regel twee keer per jaar gezamenlijk. In die vergaderingen worden knelpunten gesignaleerd en aangepakt en een gezamenlijke strategie wordt uitgezet. Om het werk zo zuiver mogelijk te houden is het niet toegestaan functies te vermengen. Zo kan een vertrouwenspersoon geen lid zijn van de begeleidingscommissie of de klachtencommissie en dat geldt omgekeerd evenzeer. Samenstelling begeleidingscommissie: o o
[naam] (voorzitter) [naam] (secretaris)
o o o o
[naam] (advocaat) [naam] (medewerker op voordracht van de Ondernemingsraad) [naam] (medewerker op voordracht van de commissie georganiseerd overleg in ambtenarenzaken) [naam] (medewerker op voordracht van het directieteam)
De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris.
3. Vertrouwenspersonen Vertrouwenspersonen zijn collega’s bij wie iedereen terecht kan die met agressie, pesten, treiteren of seksuele intimidatie van doen krijgt. Per directie zijn er twee vertrouwenspersonen, bij voorkeur een man en een vrouw. Zij zijn speciaal opgeleid om als eerste opvang te bieden als iemand klachten heeft over ongewenst gedrag. Ook in het vervolgtraject kunnen zij klagers/slachtoffers met raad en daad terzijde staan. Verder kan in de nazorg een beroep op hen worden gedaan. Zij kunnen adviseren over oplossingen om problemen in die sfeer aan te pakken. Dat kan zowel aan de klagers zijn als aan het management; ook kunnen zij in het reguliere werkoverleg aandacht vragen voor het voorkomen en bestrijden van pesten en treiteren of seksuele intimidatie. Vertrouwenspersonen kunnen attenderen op algemene knelpunten in de organisatie. Daarbij kan worden gedacht aan sociaal onveilige plekken in de diverse gebouwen vanwege te weinig verlichting of aan de extra kwetsbaarheid van tijdelijk personeel en stagiair(e)s in de organisatie. Wie vertrouwenspersoon is, verplicht zich tot geheimhouding van hetgeen hem of haar in die functie vertrouwelijk ter ore komt. Pas als de klager ermee instemt, kan informatie bij anderen worden ingewonnen. Iedereen binnen de organisatie is op dat moment verplicht de gevraagde informatie te verstrekken. Ook nadat de vertrouwenspersoon van zijn speciale taak is ontheven, bij voorbeeld door ontslag of doordat hij of zij die taak niet langer meer wenst uit te voeren, blijft de geheimhoudingsplicht bestaan. Wie een vertrouwenspersoon wil raadplegen, kan binnen de eigen directie of de stafafdelingen terecht, maar dat is niet per se nodig. Wie dat te dicht bij vindt of andere redenen heeft om zijn beklag buiten de eigen werksfeer te doen, kan dat zonder meer. Omgekeerd kunnen vertrouwenspersonen zich niet de juiste man of vrouw achten om de klager ter zijde te staan. Dat kan bij voorbeeld zijn als de aangeklaagde zijn of haar buurman of buurvrouw is. In dat geval zal naar de andere vertrouwenspersonen worden verwezen. De vertrouwenspersonen krijgen binnen hun gewone werk tijd en ruimte om hun speciale taak te kunnen uitoefenen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat zij een kamer binnen handbereik hebben om vertrouwelijke gesprekken te kunnen voeren. Als die ruimte niet beschikbaar is binnen het werk, dan moet dat ook daarbuiten kunnen. Verder moeten de vertrouwenspersonen ervan verzekerd kunnen zijn dan hun werk geen nadelige invloed heeft op hun positie. Het zou bij voorbeeld kunnen dat een chef het maar lastig vindt dat een van zijn medewerkers veel tijd en moeite in de speciale taak moet investeren. Dat mag dan geen gevolgen hebben voor de loopbaan binnen het reguliere werk. Om de vertrouwenspersonen zo onafhankelijk mogelijk te laten opereren, worden zij benoemd door het hoogste bestuurscollege. Bij de provincie zijn dat Provinciale Staten, bij de Zeeuwse Bibliotheek benoemt het algemeen bestuur. De Staten benoemen aan de hand van een voorstel van Gedeputeerde Staten, die op hun beurt beschikken over een voordracht van de betreffende ondernemingsraad. Voorwaarde voor benoeming is dat de vertrouwenspersonen werknemer zijn van de provincie of
de Zeeuwse Bibliotheek. Een vertrouwenspersoon houdt op dat te zijn op eigen verzoek, bij ontslag uit de dienstbetrekking bij de provincie of de bibliotheek of bij het niet goed uitoefenen van de speciale functie. Het niet functioneren van de vertrouwenspersoon moet blijken uit klachten die over haar of hem worden ingediend bij Gedeputeerde Staten. Om de klacht te onderzoeken wordt een commissie van onderzoek ingesteld. De begeleidingscommissie en de commissie gelijke behandeling stellen elk een afgevaardigde voor de commissie beschikbaar; het derde lid wordt aangewezen door het hoofd van de organisatie-eenheid waar de vertrouwenspersoon werkt. Als het advies van de commissie van onderzoek voor Gedeputeerde Staten aanleiding is de vertrouwenspersoon van zijn speciale functie te ontheffen, horen zij de begeleidingscommissie. Alleen als die het ook met het advies eens is, volgt het ontslag als vertrouwenspersoon.