2-699-693-61 (1)
Printerstuurprogramma (voor Mac OS X) Installatiehandleiding In deze handleiding leest u hoe u de printerstuurprogramma's voor Mac OS X kunt installeren en gebruiken. Voordat u deze software gebruikt
Voordat u het printerstuurprogramma gebruikt, moet u eerst het "ReadMe" (Leesmij) bestand op de cd-rom lezen.
UP-CX1 serie © 2006 Sony Corporation
Windows 2000
Inhoudsopgave Systeemvereisten ....................................................3 Over dit document .................................................3 Het printerstuurprogramma installeren ..............4 Voor de installatie ...............................................4 Installatieprocedure .............................................4 Meer dan een printer gebruiken ...........................7 Installatieprocedure .............................................7 Het printerstuurprogramma verwijderen ...........9 Procedure voor verwijderen ................................9 Paginainstellingen wijzigen .................................10 Afdrukinstellingen wijzigen ................................11 Selecteer het aantal kopieën ..............................11 De grafische eigenschappen instellen ...............11 De printerinstellingen controleren ....................12 Afdrukken .........................................................12
Apple, Mac, Macintosh en Mac OS zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Andere bedrijfsnamen en productnamen in dit document zijn geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaren.
2
Windows 2000
Systeemvereisten
Over dit document
De systeemvereisten voor het gebruik van het printerstuurprogramma zijn als volgt: • Besturingssysteem: Mac OS X 10.3 of later • Computer: Macintosh-computer met Mac OS X en een USB-poort standaard geïnstalleerd • Geheugen: 128 MB of meer • Harde schijf: Ten minste 2 MB vrije ruimte vóór installatie
De schermmeldingen en andere informatie die in dit document wordt weergegeven gaat er van uit dat u een UP-CX1 hebt aangesloten. Hebt u een andere printer uit de UP-CX1 serie aangesloten, moet u in plaats van "UPCX1" de naam van uw printer lezen. De schermmeldingen en andere informatie die in dit document wordt weergegeven gaat er van uit dat u Mac OS X 10.4.x gebruikt. Afhankelijk van uw systeem en toepassingssoftware kunnen de werkelijke meldingen enigszins afwijken.
Over USB 2.0 • De UP-CX1 serie voldoet aan de specificaties van USB 2.0. • USB 2.0 is volledig achterwaarts compatibel met USB 1.1. • USB 2.0 ondersteunt conventioneel gebruik op Volledige (lage) en Hoge Snelheid. • In een USB 1.1-omgeving is gebruik op Volledige snelheid mogelijk. Voor gebruik op Hoge snelheid zijn de volgende specificaties noodzakelijk. – Besturingssysteem Mac OS X 10.3 of later – Computer Macintosh-computer met een USB 2.0-poort standaard geïnstalleerd – Gecertificeerde USB 2.0-kabel Opmerking
De printer werkt niet in een Mac OS X Classicomgeving.
Systeemvereisten / Over dit document
3
Windows 2000
3
Het printerstuurprogramma installeren
Dubbelklik op het pictogram [UP-CX1Series.pkg]. Het volgende installatievenster verschijnt.
Voor de installatie Meerdere printers aansluiten Wanneer u meerdere printers uit de UP-CX1-serie op één computer hebt aangesloten installeert u het stuurprogramma voor de eerste printer volgens de aanwijzingen onder "Installatieprocedure". Sluit dan de volgende printers uit de UP-CX1-serie aan op de computer en raadpleeg de paragraaf "Meer dan een printer gebruiken".
4
Klik op [Continue] (doorgaan). Het venster met de programmalicentieovereenkomst verschijnt.
Installatieprocedure
1
Zet de computer aan terwijl u de printer nog niet hebt aangesloten.
2
Leg de meegeleverde cd-rom "PRINTER DRIVER & INSTRUCTIONS FOR USE UP-CX1" in het cdromstation en dubbelklik op het pictogram [UPCX1Series] op het bureaublad. Als u het stuurprogramma van een website hebt opgehaald dubbelklikt u op het opgehaalde bestand om het te laden, en dubbelklik dan op het pictogram [UPCX1Series] op het bureaublad.
5
Lees de programmalicentieovereenkomst en klik dan op [Continue] (doorgaan).
Het volgende scherm opent. Het acceptatieblad van de programmalicentieovereenkomst verschijnt.
Het printerstuurprogramma installeren
4
Windows 2000
6
Wilt u de programmalicentieovereenkomst accepteren, klik dan op [Agree] (akkoord). Het scherm verschijnt waarin u de locatie voor de installatie kunt uitkiezen.
9
Voer [Name] (naam) en [Password] (wachtwoord) van de systeembeheerder in en klik op [OK]. Het blad waarin u toestemming kunt geven voor het opnieuw opstarten verschijnt.
10 Klik op [Continue Installation] (doorgaan met installatie). De installatie start. Wanneer het proces is voltooid verschijnt het volgende herstartbericht.
7
Selecteer de bootschijf als bestemming en klik op [Continue] (doorgaan). Het scherm verschijnt waarin u het type installatie kunt uitkiezen.
11 Klik op [Restart] (opnieuw opstarten). De computer start opnieuw op en de installatie is voltooid.
8
Klik op [Install] (installeren) of op [Upgrade] (bijwerken). Het scherm Authenticate (verifiëren) verschijnt.
12 Nadat de computer opnieuw is opgestart sluit u de printer aan op de computer met een USB-kabel en zet u de printer aan. Na een tijdje wordt de printer automatisch herkend en is hij beschikbaar voor gebruik.
Het printerstuurprogramma installeren
5
Windows 2000 Wilt u controleren of de printer klaar is voor gebruik dan opent u de printerlijst in de Printer Setup Utility (afdrukbeheer). Als de modelnaam van uw UP-CX1serie printer in de lijst staat kan de printer worden gebruikt. Wilt u het Printer Setup Utility (afdrukbeheer) starten, open dan [Applications] - [Utilities] - [Printer Setup Utility] (toepassingen - hulpprogramma's afdrukbeheer).
2
Klik op de knop [Add] (toevoegen). Het scherm waarin u naar printers kunt zoeken verschijnt. U kunt dit scherm ook oproepen door op de knop [+] te klikken in [Print and Fax] (printers en faxapparaten).
Opmerking
In Mac OS X 10.4.x kunt u de printerlijst ook controleren vanuit [Print and Fax] (printers en faxapparaten) onder System Preferences (systeemvoorkeuren). Als de printer niet automatisch wordt herkend stelt u hem handmatig in als volgt:
Onder Mac OS X 10.4.x
1
3
Selecteer de printer met de naam van uw printer onder [Printer Name] (naam van printer) en "USB" onder [Connection] (aansluiting).
4
Onder [Print Using] (afdrukken met) selecteert u "SONY UP-CX1 series printer" en u klikt op de knop [Add] (toevoegen).
Open [Applications] - [Utilities] - [Printer Setup Utility] (toepassingen - hulpprogramma's afdrukbeheer).
De printer is nu gereed voor gebruik. De lijst met printers verschijnt.
Onder Mac OS X 10.3.x
1
Open [Applications] - [Utilities] - [Printer Setup Utility] (toepassingen - hulpprogramma's afdrukbeheer). De lijst met printers verschijnt.
Het printerstuurprogramma installeren
6
Windows 2000
2
Klik op de knop [Add] (toevoegen). Het volgende scherm opent.
Meer dan een printer gebruiken Installatieprocedure Als u meer dan een UP-CX1-serie printer wilt aansluiten op de computer voer dan de installatieprocedure voor de tweede en volgende printers uit als hieronder beschreven. De eerste printer moet correct zijn geïnstalleerd, zoals beschreven in de voorafgaande paragraaf. Hieronder wordt uitgelegd hoe u de tweede printer aansluit.
3
In het snelmenu selecteert u [USB].
4
Selecteer de printer met de naam van uw printer onder [Product] en "Sony" onder [Type]. Selecteer "SONY UP-CX1 series printer" onder [Printer Model]. Klik dan op de knop [Add] (toevoegen).
Onder Mac OS X 10.4.x
1
De printer is nu gereed voor gebruik.
Sluit de UP-CX1-serie printers waarvoor de installatieprocedure al is doorlopen aan op de computer. Als u al meer twee UP-CX1-serie printers op de computer hebt geïnstalleerd dan sluit u ze allemaal op de computer aan.
2
Zet vervolgens alle aangesloten printers aan.
3
Open [Applications] - [Utilities] - [Printer Setup Utility] (toepassingen - hulpprogramma's afdrukbeheer).
4
Controleer of alle aangesloten UP-CX1-serie printers worden weergegeven in de lijst met printers.
Meer dan een printer gebruiken
7
Windows 2000
5
Sluit de printer die u wilt toevoegen aan op de computer en zet vervolgens die printer aan.
4
Na een tijdje wordt de printer automatisch herkend en wordt hij toegevoegd aan de lijst met printers. Wanneer de printer is toegevoegd aan de lijst is de installatie compleet.
U kunt de printerlijst ook controleren vanuit [Print and Fax] (printers en faxapparaten) onder System Preferences (systeemvoorkeuren).
Onder Mac OS X 10.3.x
1
Sluit de UP-CX1-serie printers waarvoor de installatieprocedure al is doorlopen aan op de computer.
Controleer of alle aangesloten UP-CX1-serie printers worden weergegeven in de lijst met printers. Als er al een printer aanwezig is met dezelfde naam als de printer die u wilt toevoegen, wijzig dan de naam van de bestaande printer. Als bijvoorbeeld de nieuwe printer "UP-CX1" is en er is al een "UPCX1" in de lijst met printers wijzig dan de naam van die printer als volgt: 1 Selecteer de printer waarvan u de naam wilt wijzigen in de lijst met printers en klik op de knop [Show Info] (info weergeven). 2 Typ een nieuwe naam in het veld [Printer Name] (naam van printer) en klik op de knop [Apply Changes] (wijzigingen toepassen).
5
Sluit de printer die u wilt toevoegen aan op de computer en zet vervolgens die printer aan. Na een tijdje wordt de printer automatisch herkend en wordt hij toegevoegd aan de lijst met printers. Wanneer de printer is toegevoegd aan de lijst is de installatie compleet.
Als u al meer twee UP-CX1-serie printers op de computer hebt geïnstalleerd dan sluit u ze allemaal op de computer aan.
2
Zet vervolgens alle aangesloten printers aan.
3
Open [Applications] - [Utilities] - [Printer Setup Utility] (toepassingen - hulpprogramma's afdrukbeheer).
Meer dan een printer gebruiken
8
Windows 2000
Het printerstuurprogramma verwijderen Procedure voor verwijderen Als u het printerstuurprogramma wilt verwijderen gaat u als volgt te werk.
1
Sluit alle toepassingen af.
2
Zet alle UP-CX1-serie printers die op de computer zijn aangesloten uit en koppel de USB-kabels los.
3
Open [Applications] - [Utilities] - [Printer Setup Utility] (toepassingen - hulpprogramma's afdrukbeheer).
7
Open [Library] - [Printers] - [SONY] - [UP] (bibliotheek - printers - Sony - UP).
8
Verplaats de bestanden [UPCX1PM.plugin] en [UPCX1PrintColorSetup.plugin] naar de prullenbak.
9
In het menu [Finder] (zoeken) selecteert u [Empty Trash] (prullenbak legen). Het printerstuurprogramma is nu verwijderd.
De lijst met printers verschijnt.
4
Selecteer het model printer dat u wilt verwijderen in de lijst met printers en klik op de knop [Delete] (verwijderen). Voer deze handeling uit voor alle printers van hetzelfde type die u wilt verwijderen. (In Mac OS X 10.4.x kunt u de printerlijst ook selecteren vanuit [Print and Fax] (printers en faxapparaten) onder System Preferences (systeemvoorkeuren) en dan de printer verwijderen door op de knop [-] te klikken.)
5
Open [Library] (bibliotheek) - [Receipts] (bonnen).
6
Verplaats [UP-CX1Series.pkg] naar de prullenbak.
Het printerstuurprogramma verwijderen
9
Windows 2000
Paginainstellingen wijzigen Voordat u vanuit een toepassing kunt gaan afdrukken, dient u de juiste pagina-eigenschappen in te stellen. Pagina-eigenschappen zijn o.a. de te gebruiken printer, het papierformaat, de papierrichting en schalingsinstellingen.
1
4
Selecteer de gewenste papierrichting onder [Orientation].
5
Selecteer de gewenste instelling voor [Scale] (schalen) wanneer u het beeld wilt vergroten of verkleinen bij het afdrukken. Klik op de knop [OK] wanneer u klaar bent met aanpassen.
In het menu [File] (bestand) in de toepassing kiest u Page Setup (pagina-instellingen). Het blad met pagina-instellingen verschijnt.
2
Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Format for] (opmaken voor).
3
Bij [Paper Size] (papierformaat) selecteert u [UPCC13], [UPC-C14], [UPC-C15] of [UPC-C48PF], afhankelijk van het papierformaat dat u in de printer hebt geplaatst.
Als u een andere instelling selecteert is afdrukken niet mogelijk. Het maximumafdrukbereik, afhankelijk van de instelling [Paper Size] (papierformaat), is als volgt. Papierformaat
Maximum afdrukbereik
UPC-C13
1.536 × 1.100 (pixels)
UPC-C14
1.848 × 1.248 (pixels)
UPC-C15
2.148 × 1.536 (pixels)
UPC-C48PF
2.448 × 1.248 (pixels)
Paginainstellingen wijzigen
10
Windows 2000
Afdrukinstellingen wijzigen Voordat u vanuit een toepassing kunt gaan afdrukken, dient u de afdrukeigenschappen in te stellen op het afdrukblad. Wilt u het afdrukblad weergeven dan gaat u naar het menu [File] (bestand) van de toepassing, selecteert u [Print] (afdrukken) en selecteert u de printer in het snelmenu [Printers]. Afdrukinstellingen zijn o.a. het aantal af te drukken exemplaren, het gebruik van digitale cameracorrectie, kleurbalansinstellingen en helderheid.
De grafische eigenschappen instellen Selecteer het snelmenu [Graphics] (grafisch) op het afdrukblad. De instellingen voor digitale cameracorrectie, kleurbalans en helderheid kunnen gewijzigd worden.
Digitale cameracorrectie In het snelmenu [Color Adjust] (kleuren aanpassen) selecteert u [Digital Camera Correction] (digitale cameracorrectie).
Selecteer het aantal kopieën
1
2
Selecteer het snelmenu [Copies & Pages] (kopieën & pagina's) op het afdrukblad.
Stel het aantal kopieën in in het veld [Copies] (kopieën). U kunt kiezen tussen 1 en 100 kopieën. Stelt u meer dan 100 exemplaren in dan worden er 100 kopieën gemaakt.* * In sommige toepassingen kunnen instellingen hoger dan 100 toegestaan zijn.
Wanneer u het aankruisvakje [Use Digital Camera Correction] (digitale cameracorrectie gebruiken) selecteert, kunt u de instellingen aanpassen. • [Auto] betekent dat de afbeeldingen automatisch worden verwerkt, voor optimale resultaten. • [Custom] (aangepast) betekent dat de schuifbalken voor [Brightness], [Contrast] and [Saturation] (helderheid, contrast en levendigheid) actief worden. U kunt ook rechtstreeks waarden typen in de invoervelden. Klik op de knop [Restore Defaults] (standaardwaarden herstellen) als u alle digitale cameracorrectieinstellingen wilt terugstellen op hun standaardwaarden.
Afdrukinstellingen wijzigen
11
Windows 2000 Kleurbalans In het snelmenu [Color Adjust] (kleuren aanpassen) selecteert u [Color Balance] (kleurbalans).
Pas de kleurbalans aan door de schuifbalken naar links of rechts te verschuiven, of door rechtstreeks waarden te typen in de invoervelden. Klik op de knop [Restore Defaults] (standaardwaarden herstellen) als u alle kleurbalansinstellingen wilt terugstellen op hun standaardwaarden.
Lichtheid
De printerinstellingen controleren Selecteer het snelmenu [Summary] (overzicht) op het afdrukblad. Een lijst met printerinstellingen verschijnt.
Afdrukken Wanneer alle printerinstellingen naar uw zin zijn klikt u op de knop [Print] (afdrukken). Het afdrukken gebeurt met de instellingen die u hebt gekozen op de bladen voor pagina-eigenschappen en voor afdrukken.
In het snelmenu [Color Adjust] (kleuren aanpassen) selecteert u [Lightness] (lichtheid).
Pas de lichtheid aan door de schuifbalken naar links of rechts te verschuiven, of door rechtstreeks waarden te typen in de invoervelden. Klik op de knop [Restore Defaults] (standaardwaarden herstellen) als u alle lichtheidsinstellingen wilt terugstellen op hun standaardwaarden.
Afdrukinstellingen wijzigen
12