PRAKTIJKINFO STROOMSTORINGEN Een betrouwbare energievoorziening is van essentieel belang voor de samenleving. Elektriciteit speelt in onze moderne wereld een grote, zo niet de grootste, rol en is onmisbaar. Verlichting, koeling, allerlei machines en apparatuur, communicatiemiddelen, niets werkt zonder stroom. Het hebben van stroom is voor een ieder welhaast een vanzelfsprekendheid. Maar dat mag ook wel, er wordt immers voor betaald en de Nederlandse marktprijzen voor elektriciteit behoren tot de hoogste in Noordwest-Europa. Het uitvallen van de stroomvoorziening heeft grote gevolgen voor het functioneren van onze samenleving. Hoe moet daarmee worden omgegaan, kan iemand aansprakelijk worden gesteld? In deze Praktijkinfo tracht MKB-Nederland de ondernemer informatie te geven over stroomstoringen en mogelijkheden de gevolgen daarvan te verzachten. STORING EN REGISTRATIE De elektriciteitsvoorziening in Nederland is tot nu toe, zeker in vergelijking met veel andere Europese landen, zeer betrouwbaar. Dit wordt bevestigd in het derde benchmarkrapport (november 2005) van de Europese energietoezichthouders (CEER), waarin de jaarlijkse uitvalduur en onderbrekingsfrequentie van de Europese landen zijn vergeleken. Die betrouwbaarheid komt vooral dankzij het feit dat vrijwel het gehele laag- en hoogspanningsnetwerk in Nederland onder de grond ligt. Volgens de toezichthouder, de Directie Toezicht energie (Dte), kan in de huidige situatie worden gesproken van een leveringszekerheid van 99,99 procent. Echter, de Energieraad heeft zich in een rapport van januari 2008 kritisch uitgelaten over de betrouwbaarheid in de toekomst. Er zijn in de afgelopen jaren diverse onderzoeken gedaan naar de duur van stroomonderbrekingen in Nederland. Uit NIPO-onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat in het jaar 2001 eenderde van de middelgrote en kleine mkb-bedrijven werd getroffen door een stroom- of gasstoring, hetgeen een schadepost van 225 miljoen euro zou hebben veroorzaakt. Ook de Dte heeft onderzoek gedaan naar de jaarlijkse uitvalsduur. Voor heel Nederland bedroeg die in 2003 30 minuten per huishouden of bedrijf, in 2004 23 minuten, in 2005 ongeveer 27 minuten en in 2006 36 minuten.
CAPACITEIT EN INVESTERINGEN IN CONTINUÏTEIT Volgens de Elektriciteitswet 1998 (uitgewerkt in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas van december 2004) moet de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet voorzieningen treffen die de leveringszekerheid waarborgen. Indien er onvoldoende wordt geïnvesteerd in (het onderhoud aan) elektriciteitsnetten, kan dat echter afbreuk doen aan de leveringszekerheid en dus storingen veroorzaken. Over de noodzakelijke investeringen bestaan heel wat onduidelijkheden. In 2003 meldde de DTe dat er op korte termijn voldoende productiecapaciteit beschikbaar was, maar dat dit op langere termijn (na 2007) niet zonder meer was gegarandeerd. Naast reeds voorgenomen investeringen waren nieuwe investeringen in productiecapaciteit noodzakelijk. De productiebedrijven gaven echter aan dat zij investeringen in zogenoemde piekcapaciteit onvoldoende aantrekkelijk vonden. De minister van economische zaken heeft vervolgens, gezien de potentiële gevolgen voor de economie, bij wet maatregelen gesteld. Zo zijn netbeheerders op grond van de Elektriciteitswet verplicht om het jaar een zogenoemd kwaliteits- en capaciteitsdocument (KCD) in te dienen bij DTe. In dit document geven de netbeheerders inzicht in het kwaliteitsniveau dat zij nastreven en in de vraag of zij over voldoende capaciteit beschikken (nu en in de toekomst) om te voldoen aan de totale behoefte aan transport van elektriciteit. Een aantal Tweede Kamerleden heeft in 2006 gevraagd of energiebedrijven wel voldoende doen aan maatschappelijke noodzakelijke investeringen. De vrees was dat door het stellen van (te) strenge rendementseisen aan netinvesteringen, die aan private winsteisen moeten voldoen, dit in gevaar kwam. Volgens de toenmalige minister is er voldoende wet- en regelgeving om de kwaliteit van het netbeheer te bewaken en netbeheerders te stimuleren de daarvoor benodigde investeringen te doen. Tegelijkertijd gaf de bewindsman aan dat het toezicht hierop zeer complex is
en een omvangrijke inspanning vergt, door de huidige geïntegreerde structuur van de energiebedrijven. De Tweede Kamer heeft in oktober 2007 een wetsvoorstel aangenomen dat moet garanderen dan netbeheerders voldoende investeren in infrastructuur en inter-connecties. Dit om zeker te stellen dat de netwerken de toenemende vraag naar elektriciteit aankunnen en toekomstige stroomstoringen en black-outs uitblijven. Zo heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de mogelijkheid reserveproductiecapaciteit te contracteren voor de lange termijn. Hiermee wordt een vangnet in het leven geroepen dat bijdraagt aan het instandhouden van de leveringszekerheid. De wet bevat geen criteria voor het instellen van het vangnet. Volgens de minister is dat ook niet wenselijk, omdat het gaat over nu nog onbekende omstandigheden. Door het instellen van criteria, zoals een specifieke hoeveelheid te contracteren vermogen, wordt het vangnet volgens haar minder flexibel inzetbaar en bestaat het risico dat marktpartijen gaan anticiperen op de inzet van het instrument. De zekerheid dat voldoende productiecapaciteit ter beschikking staat om aan de vraag te voldoen wordt niet wettelijk geborgd, maar wordt bewerkstelligd door marktwerking. De minister heeft vertrouwen in een goede afloop. Maar voorzichtigheid dient in acht te worden genomen. Uit dit huidige capaciteitsplan van TenneT, dat een planhorizon heeft tot 2012, blijkt dat in de loop van de planperiode dreigende transportknelpunten kunnen optreden bij het uitblijven van netinvesteringen. En dan is er nog niet gekeken naar de beschikbaarheid van geschikt personeel, mede gezien de steeds meer geavanceerde technologische ontwikkelingen, die overigens ook meer mogelijkheden bieden voor het opvangen en opsporen van storingen.
Volgens een rapport van het Economisch Instituut voor het midden- en kleinbedrijf (EIM) uit mei 2006 zijn er gemiddeld 45 stroomstoringen per dag. Mkb-ondernemers die in het westen, buiten de grote steden, zijn gevestigd hebben volgens het EIM in 2005 de meeste stroomstoringen ervaren. Ondernemers die te maken hebben met een storing, kunnen bellen met een landelijk storingsnummer: 0800-9009. Via dit nummer wordt de melder doorverbonden naar de betrokken netbeheerder. Het meldpunt fungeert daarnaast als storingsregistratie en maakt controle door DTe mogelijk van de storingsrapportages die de netbeheerders (= energiemaatschappijen) verplicht moeten opmaken. Het meldpunt verkrijgt namelijk zo gegevens over de duur van stroomuitval en over het verhelpen van de storing.
WAAR GAAT HET FOUT? Stroomstoringen in Nederland zijn meestal klein van aard en worden vaak veroorzaakt in het laagspanningsnet, bijvoorbeeld door het raken van kabels door graafwerkzaamheden. Stroomstoringen in het hoogspanningsnet, die relatief zelden voorkomen, hebben daarentegen een veel grotere impact en daarmee ook grote bekendheid. Zo zaten in november 2005 door uitzonderlijke winterse weersomstandigheden in Haaksbergen ongeveer twaalfduizend huishoudens en bedrijven 30 tot 61 uur zonder stroom. Haaksbergen wordt gevoed door twee hoogspanningscircuits, die beiden in dezelfde hoogspanningsmasten hangen en beiden waren uitgevallen. Ook Rotterdam werd in 2005 getroffen door een grote stroomstoring, waarschijnlijk door een foute schakelhandeling van de betrokken netbeheerder. Shell heeft als gevolg hiervan alle 65 fabrieken op het raffinagecomplex in Pernis gecontroleerd moeten stilleggen. Het meest recente voorbeeld is de grote stroomstoring in december 2007 in de Bommeler- en Tielerwaard. Een Apachehelikopter van Defensie raakte een hoogspanningsmast, waardoor huishoudens en bedrijven tot 48 uur zonder stroom zaten. Stroomstoringen uit de afgelopen vier jaar die lang hebben geduurd of grote impact hebben gehad, werden naast weersomstandigheden veroorzaakt door overbelasting van voedingskabels, kortsluiting in een onderstation, het beschadigen van leidingen door derden (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden), fouten van operators, gebrekkige communicatie en afstemming tussen de verschillende netbeheerders enz. MOGELIJKHEDEN VOOR DE ONDERNEMER Uw bedrijf krijgt te maken met een stroomstoring. Welke mogelijkheden heeft u om uw schade te beperken door de aanschaf van noodvoorzieningen of door het aangaan van een verzekering? Hoe zit het met compensaties en schadevergoedingen? Kunt u de netbeheerder aansprakelijk stellen?
2
De op te lopen schade is divers. Gedacht kan worden aan materiële schade (producten die bederven), omzetverlies (geen productie, geen klanten), extra werk (herstel van de ontstane schade, manuren), alarmsystemen die niet meer werken en aan extra investeringen om de stroomvoorziening op gang te laten komen (aanschaf of huur noodaggregaten). Volgens een onderzoek van het EIM in 2006 zegt 37 procent van de mkb-ondernemers die in 2005 een stroomstoring hebben meegemaakt, bedrijfsschade te hebben ondervonden. Dat is 11 procent van alle mkb-ondernemers in Nederland. De ondernemers schatten hun schade op 549 euro per stroomstoring, wat resulteert in een gezamenlijke schadepost van 13 miljoen euro. Dergelijke schadebedragen zijn echter niet in verhouding met de compensatiebetalingen die de netbeheerders uitkeren. Compensatieregeling Na de grote stroomstoring te Haaksbergen hebben 130 bedrijven in totaal 1,3 miljoen euro schade geclaimd bij netbeheerder Essent. Essent heeft de toen geldende standaardcompensatie betaald, echter geen schadevergoeding. De energiemaatschappij baseerde zich op een onderzoek van KEMA, dat concludeerde dat er geen sprake was van verwijt. Het waren de extreme weersomstandigheden die de stroomstoring veroorzaakten. In de energiecontracten staat bovendien, dat bedrijven bij dit soort situaties zelf voor noodstroom moeten zorgen. De exacte schade van de grote stroomstoring in de Bommelerwaard is nog niet bekend. Dienst Regelingen, die de schadeclaims van de afnemers in behandeling neemt namens het ministerie van Defensie, heeft na het ontvangen van ruim 7.500 schadeformulieren een voorlopig schadebedrag berekend van 7,5 miljoen euro. Het aandeel van het bedrijfsleven zal zeker zo’n 3 miljoen euro kunnen zijn. Consumenten en bedrijven hebben (behoudens enkele uitzonderingen) recht op compensatie als zij worden getroffen door
een storing, die in beginsel langer duurt dan vier uur. De compensatie neemt stapsgewijs toe naarmate de onderbreking langer duurt. De zogenoemde Compensatieregeling is in het leven geroepen als één van de maatregelen om de kwaliteit van de elektriciteitsnetten te waarborgen en bedoeld als financiële prikkel voor netbeheerders om te investeren in hogere betrouwbaarheid en snellere hersteltijden en probleemoplossingen. Het is echter de vraag of deze prikkel wel werkt. De hoogte van de bedragen die netbeheerders uitkeren als compensatie zijn niet van die omvang dat ze dat voelen in hun bedrijfsvoering. De regeling is vorig jaar vernieuwd en op 1 april 2007 in werking getreden. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen kleinzakelijke gebruikers (inclusief huishoudens) en overige zakelijke verbruikers. Zie kader voor een overzicht. Overzicht wettelijke compensaties na stroomstoring, per 1 april 2007 A. Storing in een net met een spanningsniveau tot en met 1 kilovolt * Voor huishoudens en kleinzakelijke verbruikers (aansluiting < 3 x 25 Ampère): Tot 4 uur: geen vergoeding 4 tot 8 uur: 35 euro 8 uur of meer: 35 euro voor de eerste 4 uur, plus 20 euro voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. * middelgrote verbruikers (> 3 x 25 Ampère): Tot 4 uur: geen vergoeding 4 tot 8 uur: 195 euro 8 uur of meer: 195 euro voor de eerste 4 uur, plus 100 euro voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. B. Storing in een net met een spanningsniveau van 1 tot 35 kilovolt * Voor huishoudens en kleinzakelijke verbruikers (aansluiting < 3 x 25 Ampère op een net tot en met 1 kilovolt): Tot 4 uur: geen vergoeding 4 tot 8 uur: 35 euro 8 uur of meer: 35 euro voor de eerste 4 uur, plus 20 euro voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. * middelgrote verbruikers (> 3 x 25 Ampère op een net tot en met 1 kilovolt): Tot 2 uur: geen vergoeding 2 tot 8 uur: 195 euro
3
8 uur of meer: 195 euro voor de eerste 4 uur, plus 100 euro voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. * Grote verbruikers (op een net van 1 tot 35 kilovolt) Tot 2 uur: geen vergoeding 2 tot 8 uur: 910 euro 8 uur of meer: 910 euro voor de eerste 4 uur, plus 500 euro voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. C. Storing in een net met een spanningsniveau van 35 kilovolt of hoger * Voor huishoudens en kleinzakelijke verbruikers (aansluiting < 3 x 25 Ampère op een net tot en met 1 kilovolt): Tot 4 uur: geen vergoeding 4 tot 8 uur: 35 euro 8 uur of meer: 35 euro voor de eerste 4 uur, plus 20 euro voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. * middelgrote verbruikers (> 3 x 25 Ampère op een net tot en met 1 kilovolt): Tot 1 uur: geen vergoeding 1 tot 8 uur: 195 euro 8 uur of meer: 195 euro voor de eerste 4 uur, plus 100 euro voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. * Grote verbruikers (op een net van 1 tot 35 kilovolt) Tot 1 uur: geen vergoeding 1 tot 8 uur: 910 euro 8 uur of meer: 910 euro voor de eerste 4 uur, plus 500 euro voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur. * Grote verbruikers (op een net van 35 kilovolt of hoger) Tot 1 uur: geen vergoeding 1 tot 8 uur: 0,35 euro per kilowatt gecontracteerd 8 uur of meer: 0,35 euro per kilowatt gecontracteerd plus 0,20 euro per kilowatt gecontracteerd voor elke volgende aaneengesloten periode van 4 uur.
Het is de verantwoordelijkheid van de netbeheerder om de compensatieregeling correct uit te voeren. De DTe controleert dit. In de jaarverslagen van de Nederlandse Mededingingsautoriteit NMa is te vinden, dat de netbeheerders zowel in 2002 als in 2003 2,4 miljoen euro hebben uitgekeerd aan gedupeerde huishoudens en bedrijven. In 2004 was dit bedrag lager: 1,8 miljoen euro, maar over 2005 was juist sprake van bijna een verdubbeling, te weten 4,5 miljoen euro. Ook 2006 liet een stijging zien: in totaal werd 5,7 miljoen euro betaald aan compensatie.
Belangrijk om hier nog te vermelden is dat de compensatie géén schadevergoeding is, maar een tegemoetkoming voor het ongemak dat een ernstige storing met zich meebrengt. De tijdsduur van de storing bepaalt volgens de ‘Compensatieregeling’ de hoogte ervan. De werkelijke schade van de gebruiker doet er dus niet toe. Dit komt omdat de wetgever er van uit gaat dat noch het veroorzaken, noch het opheffen van een stroomonderbreking altijd in handen ligt van de netbeheerder. Het staat leveranciers van stroom uiteraard vrij om hun klanten een schadevergoeding uit te betalen. Zij zullen dat echter niet zo snel doen, omdat netbeheerders zich niet verantwoordelijk achten voor een storing (tenzij er sprake is van ernstige schuld, maar dat zal vrijwel nooit het geval zijn) en leveranciers hun de vergoedingen niet kunnen verhalen op de netbeheerders. Daarnaast hebben de leveranciers een storing niet zelf in de hand en zij hebben ook geen invloed op het verhelpen en repareren. Zij hebben derhalve in hun algemene voorwaarden vrijwel zonder uitzondering bepalingen opgenomen die aansprakelijkheid voor geleden schade inperkt. Zo is vrijwel overal vermeld dat schadevergoeding pas wordt betaald, indien de schade een rechtstreeks gevolg is van een aan de leverancier toe te rekenen tekortkoming. Dat zal zelden het geval zijn. Voor de eventuele vergoeding geldt voorts een drempelbedrag en een bedrag dat maximaal kan worden uitgekeerd per gebeurtenis voor alle contractanten samen. Bovendien is - behalve bij opzet of grove schuld van de leverancier of diens leidinggevende werknemers vergoeding voor schade aan zaken die de contractant gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf of een beroep en/of schade als gevolg van bedrijfsstilstand, het niet kunnen uitoefenen van een beroep of winstderving is uitgesloten. Juridische stappen – algemene voorwaarden Het is zeer moeilijk om schade te verhalen op de netbeheerder indien er sprake is van een stroomstoring. Formeel heeft de
4
netbeheerder ten gevolge van de Elektriciteitswet 1998 een inspanningsverplichting, dus geen resultaatverplichting. Aansprakelijkheid van de netbeheerder naar zakelijke verbruikers is er niet, tenzij er sprake is van grove schuld. Dat is moeilijk aantoonbaar en zelfs dan zullen de algemene leveringsvoorwaarden van netbeheerders zoveel mogelijk schulduitsluitingsbepalingen kennen. Netbeheerders hebben de zorg voor levering van elektriciteit. Deze zorgplicht jegens de afnemer is vaak opgenomen in de algemene voorwaarden. Maar wat is die zorgplicht? Gaat deze over de wijze waarop herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd? Over het nalaten van onderhoud waardoor de kwaliteit van het netwerk is verminderd? Over de informatieverschaffing waardoor wellicht verkeerde verwachtingen zijn ontstaan of verkeerde beslissingen zijn genomen? En waaruit moet het bewijs bestaan om eventuele schending van de zorgplicht te kunnen vaststellen? En hoe zit het met de redelijkheid en billijkheid en de schulduitsluitingsbedingen die meestal zijn opgenomen in de algemene voorwaarden? Hier is weinig duidelijkheid over. De ondernemer heeft een opening in dit juridische doolhof, als hij een beroep doet op consumentenbescherming, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (‘grijze en zwarte lijst’). De grijze lijst bestaat uit bedingen waarbij er een vermoeden is van onredelijkheid. De zwarte geeft een opsomming van bedingen die niet zijn toegestaan. Kleine energieafnemers kunnen zich direct beroepen op de zwarte lijst, als een algemene voorwaarde alle aansprakelijkheid uitsluit, zo heeft de Hoge Raad bepaald in de jaren negentig. Voor het overige geldt het vermoeden van onredelijkheid. Bij een geschil zal de rechter onder meer kijken naar de manier waarop de voorwaarde tot stand is gekomen en naar de aard en inhoud ervan. Indien de netbeheerders de bepaling hebben overlegd aan vertegenwoordigers van de afnemers, die daarmee hebben ingestemd, zal de rechter
niet snel oordelen dat een bepaling onredelijk is. Ondernemers doen er daarom goed aan de Algemene Voorwaarden (van netbeheerder en leverancier) onder de loep te nemen en bij het aangaan van een contract bepaalde voorwaarden schrappen. Tips bij de keuze van leverancier De verantwoordelijkheid voor de continuïteit van de levering ligt primair bij de netwerkbeheerder en niet bij de leverancier. Dit is zo vastgelegd in de wet. Dat betekent voor de ondernemer dat bij zijn keuze voor een leverancier de leveringszekerheid niet echt een belangrijk criterium is. Hij heeft immers weinig invloed daarop. Er zijn echter wel andere stappen die een ondernemer kan nemen. Zo heeft hij een onderhandelingspositie als het gaat over algemene (leverings) voorwaarden en de inhoud van het contract. Belangrijke afwegingspunten hierbij kunnen zijn: • aansprakelijkheid bij een eventuele stroomstoring, uitkering boven de wettelijke compensatieregeling; • een vorm van verzekering tegen stroomstoringschade (daarbij bijv. service level agreements waarbij en een bepaald ‘pakket’ kan worden verzekerd, bijvoorbeeld pakket A tegen een bepaalde premie, pakket B tegen een hogere premie enz.); • shoppen inzake de kwaliteit van de dienstverlening. Net als bij andere producten zal een ondernemer een goed product tegen een goede prijs willen hebben. Voor elektriciteit is keuze van leverancier op basis van kwaliteit lastig (een kWh is een kWh). Energieleveranciers kunnen zich onderscheiden met een goede service. Het gaat hier om zaken als het afhandelen van klachten, bereikbaarheid voor vragen, sancties bij het niet nakomen van afspraken, de snelheid en kwaliteit van een offerte en de informatievoorziening over wijzigingen; • een goede, juiste en duidelijke facturering (in veel facturen blijken fouten te zitten);
5
•
• • • • •
•
een adequate geschillenregeling (er bestaat een Geschillencommissie Energie en Water, maar deze is slechts toegankelijk voor huishoudens (consumenten), niet voor zakelijke afnemers); shoppen met de prijs en prijsstelling (vast/variabel; vastrecht en prijs per kWh, incl./excl. BTW); looptijd, opzegtermijn; pakketaanbieding (gas+elektriciteit); brandstofmix, te weten zogenoemde groene of grijze stroom; het aanbieden van noodaggregaten in het geval dat stroomonderbreking zou plaatsvinden. Dit kan de leverancier bijvoorbeeld gratis doen of in de vorm van een leasecontract met de aanbieders van noodaggregaten; duidelijke informatie over de meter.
Energiecentrum mkb In 2002 hebben MKB-Nederland en diverse brancheorganisaties het ‘Energiecentrum mkb’ opgericht. Daar kunnen ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf terecht voor advies, diensten en producten wat betreft (duurzame) energie en energiebesparingen. Zie verder www.energiecentrum.nl.
Noodvoorzieningen Het is de taak van de netbeheerder om de energievoorziening - al dan niet met inzet van noodstroomaggregaten - tijdig te herstellen. Maar wie is verantwoordelijk voor de noodvoorzieningen die de afnemers in de tussentijd nodig hebben, totdat de normale stroomvoorziening weer functioneert? De totale opgestelde capaciteit aan noodstroomaggregaten in Nederland in 2005 bedroeg volgens het in 2006 gepubliceerde onderzoek van de DTe naar de stroomstoring in Haaksbergen circa 700 megawatt. Dit zijn vast opgestelde noodvoornamelijk stroomaggregaten die bepaalde gebruikers (denk aan ziekenhuizen, luchthavens, telecombedrijven) in bezit hebben om in geval van stroomuitval hun bedrijfsproces te continueren en die dus niet snel op andere locaties kunnen worden ingezet. Naast deze vaste noodvoorzieningen is er nog voor zo’n
150 megawatt aan capaciteit beschikbaar aan mobiele aggregaten. De helft hiervan wordt verhuurd aan bijvoorbeeld kermissen en feesthallen en is dus evenmin direct inzetbaar. Als je weet dat voor een middelgrote stad de vermogensbehoefte 100 megawatt bedraagt (ter vergelijking: Haaksbergen betrof 36 megawatt), leert een simpele rekensom dat bij gelijktijdige of grote stroomonderbrekingen de totale capaciteit aan mobiele noodstroomaggregaten ontoereikend is. De meeste netbeheerders hebben zelf een beperkt aantal mobiele noodstroomaggregaten beschikbaar, ten tijde van het onderzoek totaal ter grootte van circa 10 megawatt. Deze worden voornamelijk ingezet tijdens reguliere onderhoudswerkzaamheden aan de transportnetten om overlast bij aangeslotenen zoveel mogelijk te beperken. Voor het op grote schaal inzetten ervan zijn de netbeheerders dus aangewezen op leveranciers en/of verhuurders van mobiele noodstroomaggregaten, waarbij het bovendien zeker twee uur duurt totdat deze ter plekke en operabel zijn. De noodstroomvoorziening hoeft niet alleen te komen van aggregaten. Netbeheerders kunnen ook besluiten tot het installeren van noodverbindingen (noodlijnen). Bij een noodlijn wordt tijdelijk een extra koppeling aangebracht tussen een plaats in het transportnet waarop nog spanning staat en de locatie waar de stroomonderbreking heeft plaatsgevonden. In principe kan een noodlijn in een periode van 24 tot 48 uur worden geplaatst maar wel over een maximum afstand van circa 5 kilometer. Enkele netbeheerders en ook de landelijke netbeheerder TenneT beschikken over een aantal noodlijnen. In het geval van Haaksbergen moest er een afweging worden gemaakt tussen reparatie van de hoogspanningslijn of de opbouw van een noodlijn. Gekozen werd voor reparatie omdat dit het snelst realiseerbaar was. De belangrijkste vraag is uiteraard: wat betekent dit voor de afnemers? Op de keuze voor een noodlijn als noodvoorziening hebben zij geen enkele invloed en bij het
6
eventueel in aanmerking komen voor noodaggregaten krijgen (begrijpelijk) zorginstellingen en verzorgingshuizen, watervoorraad, veehouderijen, huisartsen en dergelijke voorrang. Het betekent eigenlijk, dat noodstroomvoorzieningen niet beschikbaar zijn voor de afnemers behalve als zij die zelf hebben geregeld en betaald. De minister van economische zaken meldde in het voorjaar van 2007 dat haar departement onderzoek heeft gedaan naar de vraag in hoeverre het zinvol is dat de overheid en de energiesector investeren in de aanschaf van extra noodstroomaggregaten. De kosten zouden alleen opwegen tegen het herstel van stroomvoorziening bij frequent voorkomende ernstige storingen. Dit zijn storingen waarbij meer dan 60 megawatt langer dan 48 uur is afgeschakeld. Deze storingen zouden dan minimaal een keer in de tien jaar voor moeten komen. In Haaksbergen ging het om afschakeling van 36 megawatt - tot dan toe de grootste Nederlandse stroomstoring. De minister vindt de kosten derhalve niet in verhouding staan tot het doel.
De overheid stelt dat stroomafnemers een eigen verantwoordelijkheid hebben om een risico-inschatting te maken en de kosten van een mogelijke schade van een stroomonderbreking af te wegen tegen investering in een noodstroomvoorziening. Het is echter de vraag of een dergelijke inschatting van een ondernemer kan worden gevraagd. Immers wat houdt deze in? Kunnen ondernemers nagaan hoe vaak (en hoe lang) zij door een storing zijn getroffen? Hoe vaak dat wellicht in de toekomst zou kunnen gebeuren wordt al moeilijker door alle ontwikkelingen in de energiesector en eventuele toekomstige capaciteitsproblemen. Een ondernemer kan een hypothetische inschatting maken van de schade bij verschillende uitvaltijden. Maar geven deze een realistisch beeld en hoe kan worden beoordeeld hoe snel een storing verholpen kan zijn? De inschatting hangt van zoveel onzekere en onduidelijke factoren af en van zaken waarop de ondernemer geen invloed heeft, dat een investeringsafweging moeilijk valt te maken. En het is niet zo dat een ondernemer in het mkb zomaar een noodaggregaat kan aanschaffen. De kosten zijn aanzienlijk. Met een aggregaat van enkele honderden euro’s kan een koelkastje draaiende worden gehouden, maar indien
machines en dergelijke moeten doorwerken dan is de ondernemer al snel zo’n 10.000 euro kwijt. Ook huren is een kostbare zaak. Ter illustratie: in 2006 beschikte (volgens EIM-onderzoek) slechts 13 procent van de ondernemers in het midden- en kleinbedrijf over een noodaggregaat en was 4 procent van plan een dergelijk apparaat binnen twee jaar aan te schaffen. Met name de bouw en het vervoer blijken over de meeste noodaggregaten te beschikken. Vier netbeheerders (Essent, Nuon, Delta, Eneco) hebben na een aantal grote stroomstoringen, zoals die in Haaksbergen, bekeken hoe zij kunnen samenwerken in geval van calamiteiten. Zij meenden dat een storing van grote omvang statistisch gezien eenmaal in de vijf jaar plaatsvindt. Het leed zou bij storingen in het middenspanningsnet kunnen worden verzacht door de aanschaf van grote aggregaten van 2.000 KvA. Eén aggregaat kan 2.500 tot 3.000 klanten op het stroomnet aansluiten, dus zouden twaalf aggregaten een regulier spanningsnet kunnen overnemen in twee tot tien uur. De vier netbeheerders hebben afgesproken ieder drie mobiele aggregaten aan te schaffen, die grote calamiteiten snel ter plaatse kunnen zijn. Eind 2009 moet het twaalftal operabel zijn. Dit betekent, uiteraard, helaas niet dat alle stroomstoringen in zeer korte tijd kunnen worden verholpen. Stroomstoringen op het laagspanningsnet, zoals bijvoorbeeld door graafwerkzaamheden, los je hiermee niet op. Deze zijn wat betreft het aantal getroffen afnemers niet groot maar kunnen zeer langdurig zijn. Daarvoor blijft de ondernemer dus aangewezen op eigen maatregelen. Verzekerbaarheid Voor veel zaken kan de ondernemer zich verzekeren. Hij moet daarbij wel letten op bijvoorbeeld algemene voorwaarden, clausules, uitsluitingen en maximaal uit te keren bedragen. Vaak is er in de bedrijfsschadepolis sprake van gedekte schade in bepaalde gevallen van stroomstoring. Eigenlijk gaat het dan alleen over storingen op laagspanningsniveau door schade aan een transformatorhuis of koppelstation. Dit komt
7
echter nauwelijks voor. In Haaksbergen hebben verzekeraars uit coulance uitgekeerd. Echter, bij hoge schadebedragen, zoals in de Bommelerwaard, zal dit niet waarschijnlijk zijn. Een aantal verzekeraars biedt een expliciete stroomstoringverzekering. Zo bieden energieleverancier Nuon en Centraal Beheer Achmea een stroomschadeverzekering aan, die een vast bedrag per uur uitkeert, afhankelijk van de betaalde premie. Meldpunt MKB-Nederland is, naar aanleiding van de grote stroomstoring in de Bommelerwaard van eind 2007, voornemens een Meldpunt in te richten voor stroomstoringen via de MKB-Servicedesk. De wens is dit in samenwerking met VNO-NCW en de Kamer van Koophandel te doen. Ondernemers kunnen zich tot het meldpunt wenden met vragen over de schade-indiening, informatie over stroomstoringen en met klachten of opmerkingen over de schadeafhandeling met name door Dienst Regelingen (= de organisatie die de schadeafhandeling voor het ministerie van Defensie regelt).
CALAMITEITENPLANNEN VAN NETBEHEERDERS De DTe en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) oordeelden na Haaksbergen, dat het belangrijk is dat gemeenten en regio’s met hun netbeheerder(s) en leveranciers afspraken maken over de (beschikbaarheid van) noodstroomvoorziening en dat de processen in de (nood)plannen en draaiboeken worden vastgelegd. De afspraken moeten ook in de calamiteitenplannen van de verschillende netbeheerders worden verwerkt. Bij voorkeur is de netbeheerder coördinator van de aanvragen en aansluitvolgorden (wie krijgt voorrang) voor noodstroom. Het is de bedoeling, dat de netbeheerders contacten hebben met de lokale crisisorganisaties in een zogenoemde veiligheidsregio, dat er regelmatig wordt geoefend en dat de sector voldoende is voorbereid op incidenten. De netbeheerders hebben stappen gezet met de aanschaf van de grote 2000 KvA aggregaten. Het gebruik hiervan moet dan uiteraard niet worden tegengehouden door onjuiste besluiten van de coördinatoren in de veiligheidsregio. Voor de ondernemer is het van belang, dat plannen geen tegenstrijdigheden bevatten en
dat het duidelijk is waar het crisiscentrum is te vinden/te bereiken en vooral dat de communicatie juist en efficiënt verloopt. Correcte en vroegtijdige informatie én advisering zijn namelijk essentieel voor het maken van goede afwegingen op het juiste tijdstip om schade zo veel mogelijk te beperken. Zo was in Haaksbergen de communicatie verwarrend. Herhaaldelijk werd gemeld dat de storing op een bepaald moment verholpen zou zijn en evenzoveel keer werd dat daarna weer bijgesteld. Hierdoor hebben ondernemers soms te laat of onjuiste beslissingen genomen, bijvoorbeeld te laat producten uit schappen gehaald, te laat het bedrijf gesloten, te laat noodvoorzieningen proberen te regelen enz. De calamiteitenplannen van netbeheerders kunnen ook bepalingen bevatten voor de afnemers, over de mogelijke vervolgstappen die een ondernemer kan maken. Zo kunnen er bepalingen zijn opgenomen over de voorlichting die de netbeheerders geven over risico’s, over adviezen op maat aan klanten, over eigen maatregelen die afnemers kunnen/moeten nemen, over additionele vergoedingsmogelijkheden enz. De ondernemer doet er goed aan na te gaan welke netbeheerder of leverancier (veel) te veel wijst op de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer en welke meer naar oplossingen kijkt. KETEN VAN SPELERS EN VERANTWOORDELIJKHEDEN Voordat de elektriciteit door het stopcontact van de ondernemer komt, heeft het een weg afgelegd langs meerdere stations. Er zijn verschillende ‘spelers’ binnen de keten van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening. Grof gezegd zijn er producenten, netbedrijven, leveranciers en uiteindelijk de afnemers. Het nationale energiebeleid is de verantwoordelijkheid van het ministerie van economische zaken, dat maatregelen dient te nemen indien blijkt of te voorzien is dat bepaalde onderdelen van de elektriciteitsvoorziening onvoldoende functioneren. De uitvoering van de Elektriciteitswet en het toezicht op de naleving van de wet is
8
opgedragen aan de Dienst uitvoering en toezicht Energie (Dte). Producenten Elektriciteit wordt geproduceerd in elektriciteitscentrales. Een aanzienlijk deel van de elektriciteit wordt geïmporteerd. De producenten leveren elektriciteit aan zowel het hoogspanningsnet als aan de regionale netten. Met de producenten van elektriciteit heeft een bedrijf als afnemer in de praktijk nagenoeg niets te maken, maar het is wel mogelijk om rechtstreeks (eventueel via een bemiddelaar) van een producent in te kopen. Transport Via het hoogspanningsnet en regionale netten wordt de geproduceerde elektriciteit getransporteerd naar de afnemer. Het Nederlandse hoogspanningsnet (vanaf 220 kV, wordt per 1 januari 2008 vanaf 110 kV) is grotendeels eigendom van de Nederlandse staat om zo een onafhankelijke positie te kunnen garanderen. Het beheer van dit net is ondergebracht bij de landelijke netbeheerder, TenneT. TenneT zorgt verder ook nog voor een goede interconnectie met het buitenland en bewaakt de energiebalans en continuïteit van het gehele elektriciteitsnet. De regionale netbeheerders hebben de verantwoordelijkheid voor het transporteren van energie naar de uiteindelijke afnemers en maken de aansluitingen. De overheid heeft voorwaarden gesteld aan dat transport, zodat de betrouwbaarheid van de energievoorziening en de bescherming van klanten zoveel mogelijk is gewaarborgd. Een van die voorwaarden is dat de netbeheerders elk transport moeten verzorgen, ongeacht welke leverancier de energie aan de klant levert. Vervolgens dienen de netbeheerders te zorgen voor voldoende capaciteit, kwaliteit en veiligheid van het net, voor onderhoud en vervanging van netwerken en voor een zo spoedig mogelijk herstel van het stroomtransport bij storingen. Volgens de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) moet een netbeheerder een storing snel verhelpen en dient deze daarbij niet afhankelijk te zijn van derden; dit is in strijd is met de Elektriciteitswet. Regionale netbeheerders zijn vaak onderdeel van een
leverancier. Volgens de Elektriciteitswet moet het beheer van het netwerk zijn ondergebracht in een zelfstandige organisatie die juridisch en administratief is gescheiden van het leveringsbedrijf. Allerlei concernconstructies zijn dus wel mogelijk. Per 1 juli 2008 (met een uitloop van 2,5 jaar) is ook dat niet meer toegestaan. Netwerkbedrijven en handels- en/of productiebedrijven in de energiesector mogen dan niet langer onderdeel zijn van één bedrijf (splitsingswet). Nederland telt op dit moment 22 netbeheerders, waaronder TenneT. Een afnemer kan niet voor een andere netbeheerder kiezen, wel voor een andere energieleverancier. Leveranciers en afnemers Met de leverancier van gas of elektriciteit heeft de afnemer (= ondernemer of consument) in de praktijk het meest te maken. Consumenten en kleinzakelijke klanten kunnen sinds 1 juli 2004 zelf hun energieleverancier kiezen (grote bedrijven waren al eerder vrij). Leveranciers aan kleinverbruikers hebben een vergunning nodig van de DTe. Voordat deze wordt verstrekt moet de aanvrager aantonen over voldoende financiële, organisatorische en technische kwaliteiten te beschikken om op een betrouwbare wijze energie te leveren én redelijke voorwaarden te hanteren. Ook dienen vergunninghouders te voldoen aan kwaliteitscriteria die onder andere betrekking hebben op te hanteren technische specificaties, het verhelpen van storingen, de klantenservice en het voorzien van compensatie bij ernstige storingen. Een bedrijf of particulier maakt met de leverancier een contract over de afname en bijbehorende prijs, waarbij overwegend ook bepalingen zijn opgemaakt inzake dienstverlening (kwaliteitscriteria) en leveringsvoorwaarden. Er komen steeds meer nieuwe leveranciers op de Nederlandse markt, zo ook bedrijven die niet van oudsher zijn gespecialiseerd op het gebied van energie.
9
HET NEDERLANDSE ELEKTRICITEITSNETWERK De Ministeriële Regeling Elektriciteit regelt, dat het elektriciteitsnet moet voldoen aan het zogenaamde N-1-criterium. Dit houdt in, dat het net zodanig ontworpen moet zijn, dat het transport van elektriciteit is verzekerd, ook indien één net-element door een storing (waaronder ook onderhoudswerkzaamheden) uitvalt. Dit criterium wordt niet alleen in Nederland maar ook in het buitenland veel toegepast. Voor de ‘220 kV’-transportnetten geldt zonder uitzondering dat een enkelvoudige storing geen transportonderbreking tot gevolg mag hebben. Bij de netten tussen 110 kV en 220 kV wordt getoetst of het toepassen van het N-1 criterium uit kostenoverwegingen is te rechtvaardigen. Dat betekent, dat de maatschappelijke baten van extra betrouwbaarheid in het betrokken gebied van groter belang worden geacht dan de kosten van alledaagse toepassing van het N-1 criterium (proportionaliteitsclausule). Het netontwerp in Nederland kent verschillende ringstructuren. Dit biedt de mogelijkheid om bij onderbrekingen de stroomlevering snel te hervatten door de stroom via de andere kant te leveren. Daarnaast komen uitlopers van het net door heel Nederland voor. Circa 40 procent van de Nederlandse gemeenten ligt geheel of gedeeltelijk aan een uitloper. Dit houdt in, dat de elektriciteit slechts via één route naar de betreffende gemeente wordt getransporteerd. Uitlopers zijn, zoals Haaksbergen, gevoelig voor common cause storingen (storing door uitval van twee elementen al dan niet door dezelfde oorzaak). Het vervangen van de uitlopers door de aanleg van een ringstructuur zou volgens DTe en Economische Zaken de betrouwbaarheid niet in alle gevallen verbeteren. Een dergelijke maatregel zou leiden tot een disproportionele kostenstijging in de transporttarieven.
RELEVANTE WEBSITES Energiecentrum mkb www.energiecentrum.nl Dienst uitvoering en Toezicht energie www.dte.nl Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven/Geschillencommissie Energie en Water www.sgc.nl Ministerie van Economische Zaken www.ez.nl TenneT www.tennet.org Nederlandse Mededingingsautoriteit www.nmanet.nl
Colofon Deze brochure is een uitgave van de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland Tekst: mr. Susanne van Dijk, Beleid & Belangenbehartiging
[email protected] Eindredactie: Katja Lamers, Communicatie,
[email protected] MKB-Nederland Postbus 5096 2600 GB Delft Tel: 015-2191212 Fax: 015-2191414 Internet: www.mkb.nl Hoewel deze brochure met zorg is samengesteld, kan voor de inhoud geen enkele aansprakelijkheid worden aanvaard, noch rechten eraan ontleend.
10