Postindustriële buurten Een onderzoek naar gentrifcation en spreiding van sectoren ICT, creatieve industrie, zakelijke diensten, horeca en detailhandel in Amsterdamse buurten tussen 2000 - 2010
Projectnummer: 11036
Rogier van der Groep Jolijn Broekhuizen Jeroen Slot
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300
Telefoon 020 251 10442
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam
www.os.amsterdam.nl
[email protected] Amsterdam, mei 2013
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
1
Foto voorpagina: Blankenstraat Fotograaf: Edwin van Eis
2
Postindustriële buurten
Inhoud 1 Inleiding 1.1 De postindustriële economie
5 6
2 Postindustriële productie 2.1 Inleiding 2.2 Zakelijke diensten 2.3 Creatieve industrie 2.4 ICT-sector 2.5 Financiële sector 2.6 Conclusie: postindustriële werkgelegenheid
13 13 13 15 16 18 20
3 Postindustrieel wonen 3.1 Inleiding 3.2 Nieuwe stedelingen
23 23 23
4 Postindustriële consumptie 4.1 Inleiding 4.2 Horeca 4.3 Detailhandel 4.4 Conclusie: postindustriële consumptie
25 25 26 27 29
5 Conclusie 5.1 Postindustriële economie 5.2 Ten slotte
31 31 33
Definities
37
Literatuur
43
3
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
4
Postindustriële buurten
1 Inleiding
Van een industriële naar een postindustriële stedelijke economie Na een periode van de-industrialisatie en suburbanisatie in de jaren zeventig is Amsterdam sinds de jaren tachtig weer in trek bij nieuwe groepen bewoners, ondernemers en bezoekers. Het gevolg is dat Amsterdam (weer) een groeimotor is van de Nederlandse economie. Het gaat vanaf 1985 met name goed met de zakelijke diensten, de ICT-sector, de financiële sector, de toerismesector, horeca en delen van de creatieve industrie. Bedrijven, ondernemers en werknemers in deze verzameling sectoren vormen de kern van wat in deze studie de stedelijke postindustriële economie genoemd wordt. Het is daarbij opvallend dat bedrijven, ondernemers, werknemers en andere actoren van de postindustriële stedelijke economie steeds vaker voor een werk- en woonlocatie in de binnenstad van Amsterdam kiezen, maar dat niet alle Amsterdamse buurten even gewaardeerd worden. Met name gerenoveerde panden en bijbehorende e ontspanningsmogelijkheden in de oude binnenstad en (delen van) de 19 eeuwse ring zijn geliefd (Musterd & Murie, 2010). Bovendien neemt het aantal buurten waar postindustriële actoren zich vestigen toe, maar verloopt deze verspreiding niet concentrisch vanuit het centrum naar de randen van de stad. Niet alleen wordt (of liever: werd) ‘t IJ gezien als een barrière voor uitwaaiering van deze sector, de gedachte is ook dat buurten met veel naoorlogse woningbouw of een hoog aandeel in de sociale woningbouw gemeden worden door actoren in de postindustriële economie. In dit rapport brengen we in kaart welke buurten in de loop der tijd wel of niet onderdeel zijn gaan vormen van de postindustriële stedelijke economie. Hiervoor wordt eerst in paragraaf 1.2 een overzicht gegeven van wat de postindustriële economie in Amsterdam is en hoe deze zich manifesteert in de (1) werkgelegenheid, (2) de veranderende organisatiestructuur van bedrijven en (3) de bevolkingssamenstelling in de stad. In hoofdstuk 2 wordt het begrip de postindustriële economie afgebakend en geoperationaliseerd voor het verdere onderzoek.
5
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
1.1 De postindustriële economie Wat is de postindustriële economie? Een eerste uitleg daartoe geven we aan de hand van onderstaande figuur (fig. 1.1), waaruit blijkt dat de Amsterdamse economie is veranderd. Na een daling van het aantal banen tussen tot 1984 met bijna een halve procent per jaar, stijgt het gemiddeld aantal banen vanaf 1984 met twee procent per jaar tot ruim 460.000 in 2010. Deze stijging is onder andere veroorzaakt door de toename van bedrijven in de dienstensector. Met name het aantal banen en vestigingen in de zakelijke diensten is explosief gestegen (12%), terwijl het aantal banen in bijvoorbeeld de industrie is afgenomen (-3%). Ofwel, de-industrialisatie maakt plaats voor postindustrialisatie. De opleving van de dienstensector valt samen met de ontwikkeling van andere economische sectoren, zoals delen van de vrijetijdseconomie. Zo neemt het aantal banen in de horeca met 5% per jaar toe tussen 1975 en 2010 en het aantal banen in de detailhandel in Amsterdam neemt toe met ongeveer 1% per jaar vanaf 1988 tot 2010. De groei van de werkgelegenheid in de detailhandel en horeca laat zien dat naast kennisintensieve sectoren in de zakelijke diensten, de vrijetijdseconomie (of breder: de consumptie-economie) ook een belangrijk onderdeel van de postindustriële stedelijke economie zijn. Figuur 1.1 Werkgelegenheid in Amsterdam, 1975 – 2010 I (aantallen banen) 500.000 Onderwijs
450.000
Overheid 400.000
Gezondheid- en welzijnszorg
350.000
Overige dienstverlening Zakelijke dienstverlening
300.000
Financiele instellingen
250.000
Post/telecommunicatie Transport en logistiek
200.000
Horeca 150.000
Detailhandel,reparatie
100.000
Groothandel Bouwnijverheid
50.000 0 1975
Industrie 1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
NB: overheid en onderwijs werd pas vanaf 1983 geregistreerd (Bron: ARRA/O+S)
6
Postindustriële buurten
Deze ontwikkeling is overigens niet alleen zichtbaar in Amsterdam, maar is terug te vinden in andere westerse steden, waar de opleving van de kenniseconomie parallel loopt 2 aan de opleving van vrijetijdseconomie. Bedrijven worden kleiner Daarnaast worden bedrijven in Amsterdam kleiner. In vijfentwintig jaar tijd is het gemiddelde aantal banen per vestiging (zowel in de maaksectoren als de diensteneconomie) gedaald van tien naar zes en in Centrum zelfs naar vijf banen in 2010 (zie figuur 1.3 en 1.4). Dit duidt op een omslag binnen de organisatiecultuur van bedrijven, waarbij steeds minder producten en diensten volledig ‘in-huis’ gemaakt worden, maar juist uitbesteed aan toeleveranciers (niet perse in lage lonenlanden) in tijdelijke projectsamenwerkingsverbanden. Met dergelijke bedrijfsstrategieën worden marktfluctuaties opgevangen (lean production) en kunnen bedrijven ook makkelijker aanspraak maken op externe kennisbronnen om innovaties door te voeren. Vanaf 2000 is ook het aantal eenpersoonsbedrijven (waaronder veel zzp’ers) sterk 3 gestegen wat resulteerde in een nog lagere gemiddelde bedrijfsgrootte. Een groter aantal zzp’ers betekent dat de arbeidsmarkt flexibeler wordt. Hiermee wordt bedoeld dat arbeid in vaste loondienst vervangen wordt door arbeid met kortlopende contracten. Deze tendens naar schaalverkleining is ook in andere westerse landen te zien die te maken hebben gehad met een overgang van een industriële naar een postindustriële economie, waar traditionele schaalvoordelen in hiërarchische omgevingen geen 4 concurrentievoordeel meer opleveren (Scott, 2010; EIM, 2010). In tegendeel: concurrentievoordeel wordt juist gezocht in samenwerking in netwerken en clusters om kennis uit te wisselen, onderzoekskosten te delen en om uiteindelijk innovaties te realiseren. Postindustriële steden zoals Amsterdam zijn met andere woorden ‘clusters’ (i.e. plaatsgebonden netwerken) van wederzijds afhankelijke bedrijven en onderaannemers met daaromheen een systeem van lokale en regionale instituties dat samenwerking en 5 netwerken stimuleert.
2
Grofweg kan men stellen dat met name steden zonder een uitgesproken of dominant industrieel verleden (zoals Amsterdam, zoals London, zoals New York) eerder aansluiting hebben gevonden bij deze postindustriële economie dan steden en regio’s met een sterk industrieel karakter, zoals in Noord-England, Zuid-Holland en delen van Wallonië en Noord-Frankrijk (Scott, 2010). Padafhankelijkheid speelt dus een rol bij postindustriële opleving van de stedelijke economie. 3 O+S 2011 Zelfstandigen Zonder Personeel 4 EIM (2010) maakt in dit kader onderscheid in efficiency-driven economies waar schaalvoordelen nog wel een concurrentievoordeel opleveren en innovation-driven economies. 5 Ook in het rapport Digitale Media in MRA (O+S 2012) geven verschillende geïnterviewde ondernemers aan dat de rol voor de lokale overheid bij uitstek is het samenbrengen van actoren op congressen en netwerkmeetings en het bevorderen van kennisuitwisseling.
7
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
6
Figuur 1.2 Werkgelegenheid in Amsterdam en Centrum 1975-2010 II (indexcijfers banen en vestigingen)
Gemiddelde bedrijfsgrootte (banen per vestiging)
300
12
250
10
8 200
6 150
4 100
2
50 1975
1980
1985
1990
1995
2000
Amsterdam vestingen
Centrum vestingen
Amsterdam banen
Centrum banen
2005
2010
0
1975
1980
1985
1990
Amsterdam
1995
2000
2005
2010
centrum
Figuur 1.3 Banen per bedrijf in Amsterdam van geselecteerde sectoren 1975-2010 (aantallen) 40 Ambacht en Industrie
35
30 Bouwnijverheid
25
Transport en logistiek
20
15 Financiele instellingen
10
Zakelijke dienstverlening
5
0
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
bron:ARRA
Toegevoegde waarde neemt toe Sectorale veranderingen, veranderingen in de organisatiestructuur hebben ertoe geleid dat er meer verdiend wordt in Amsterdam. Een indicator daarvoor is de gestegen gemiddelde toegevoegde waarde vanaf 2000. Vanaf 2000 ligt de economische groei 7 gemiddeld boven die van de Metropoolregio (MRA) en van heel Nederland.
6
Het aantal vestigingen is sinds 2008 fors gestegen mede door de nieuwe Wet op de Handelsregister (actief sinds 2008), waardoor ondernemingen zichtbaar werden van ondernemers die zich voorheen niet hoefden in te schrijven bij de Kamer van Koophandel. 7 Uit: O+S 2012 De Juiste Stad: De toegevoegde waarde zijn de berekende basisprijzen van bedrijven minus de kosten. De basisprijs is het bedrag dat een producent daadwerkelijk overhoudt. Dit is de verkoopprijs van een
8
Postindustriële buurten
Figuur 1.4 Economische groei (op basis van toegevoegde waarde) 6,0
%
4,0
2,0
0,0 1980-1990 Amsterdam
1990-1995
1995-2000
2000-2005
Metropoolregio Amsterdam
2005-2009 Nederland
bron: O+S, 2012 De juiste stad (via Economische Verkenningen 2011)
Nieuwe stedelingen, gentrifiers en de creatieve klasse Parallel aan de economische transitie is de toegenomen interesse van groepen bewoners met cultureel en financieel kapitaal om in de stad te wonen. Over deze kenniselite is veel geschreven en hoewel het niet onze bedoeling is om achterliggende theoretische concepten over een kam te scheren kunnen we stellen dat er toch redelijk wat overlap is tussen begrippen als yuppen en gentrifiers (Zukin, 1995; Smith, 1995), stedelijke kenniswerkers (Musterd and Murie, 2010) en de creatieve klasse (Florida, 2002). In alle gevallen gaat het om een influx van hooggeschoolde bewoners die in postindustriële sectoren werken en op basis van een specifiek cultureel kapitaal er een mondaine levensstijl op na houden ter onderscheiding van andere (stedelijke) groepen. In figuur 1.5 is goed te zien dat de Amsterdamse bevolkingssamenstelling de afgelopen 35 jaar is veranderd. Hoewel het binnenlands migratiesaldocijfer na 1984 in Amsterdam nog steeds negatief is (ofwel, door suburbanisatie vertrekken meer mensen naar andere Nederlandse steden dan dat er in komen), neemt deze af en is deze tussen 1984 en 2004 een stuk lager dan in de periode daarvoor. De natuurlijke aanwas (in fig. 1.3 in groen weergegeven) neemt ook toe, een teken dat steeds vaker (of steeds langer) gezinnen in Amsterdam blijven wonen (zie ook Boterman, 2012). Daarnaast is er nog iets opvallends: vanaf 2005 is de binnenlandse migratie positief: er verhuizen meer Nederlanders naar Amsterdam dan Amsterdammers naar andere gemeenten in Nederland. Amsterdam is een van de weinige grote Nederlandse steden met een positief binnenlandsmigratiesaldo. De verschillende processen bij elkaar opgeteld leiden ertoe dat de Amsterdamse bevolking weer toeneemt vanaf 1985. In 2010 telt Amsterdam ongeveer 770.00 inwoners (fig. 1.6). Eind 2012 telt Amsterdam 800.000 inwoner.
goed of dienst exclusief de handels- en vervoersmarge en exclusief productgebonden belastingen en subsidies.
9
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 1.5 Loop van de bevolking, 1975-2010 20.000 15.000 10.000 5.000 0 -5.000 -10.000 -15.000 -20.000 -25.000 1975
1980
1985
1990
natuurlijke aanwas buitenlands migratiesaldo
1995
2000
2005
2010
binnenlands migratiesaldo toe/afname
Figuur 1.6 Inwoneraantal Amsterdam, 1975-2010 780.000
760.000
740.000
720.000
700.000
680.000
660.000
640.000
620.000 1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
Resumé Tot 1984 was er in Amsterdam sprake van de-industrialisatie en suburbanisatie. Dit resulteerde in dalende werkgelegenheid en een dalend inwonertal. Vanaf 1984 neemt de werkgelegenheid weer toe en stijgt het inwoneraantal. Met name de werkgelegenheid in de zakelijke dienstensector en in het verlengde daarvan door de opkomende vrijetijdseconomie. Vanaf 2000 leidt dit tot een sterkere economische groei dan gemiddeld in Nederland.
10
Postindustriële buurten
In de volgende hoofdstukken kijken we naar de ruimtelijke effecten van het postindustrialisatieproces in Amsterdam op gebied van werken, recreëren en wonen. Door ons te richten op postindustriële creatieve kennissectoren, de vrijetijdssector en nieuwe groepen bewoners die werkzaam zijn in de zakelijke diensten, creatieve industrie en financiële dienstverlening, sluiten we aan bij bestaande studies van O+S en de Cross Mediamonitor waar de creatieve industrie, de toerismebranche, de crossmediasector en 8 ICT-sector in kaart gebracht zijn. Omdat deze studies gebruikt zijn voor diverse 9 economische beleidsprogramma’s in Nederland, Amsterdam en de regio is het van 10 belang om dezelfde focus te hanteren.
8
Zie bijv: O+S 2010 Monitor Creatieve Industrie; O+S 2010 Winkelen in Amsterdam; Rutten 2012 Cross Media Monitor 9 EZ en OCW 2005: Ons Creatief Vermogen, Den Haag 10 Zo wordt bijvoorbeeld in het sectorbeleid van het Economic Development Board Amsterdam van de gemeente Amsterdam en MRA kennissectoren als Life Sciences, de financiële dienstverlening, de zakelijke diensten, toerisme en creatieve industrie als topsectoren gedefinieerd.
11
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
12
Postindustriële buurten
2 Postindustriële productie
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de vraag beantwoord hoe postindustriële economische sectoren zich ruimtelijk - binnen Amsterdam - manifesteren. Als uitgangspunt worden de economische sectoren genomen die Saskia Sassen tot het ‘postindustrieel stedelijk productiecomplex’ van postindustriële steden en Global Cities rekent (Sassen, 2000). Zij 11 doelt hier op kennisintensieve toeleveranciers voor internationale hoofdkantoren op gebied van marketing, creatieve industrie (design en reclame en in het verlengde daarvan de media- en entertainmentsector), de juridische dienstverlening en de financiële dienstverdeling. Nabijheid en clustering in steden is voor deze sectoren van belang omdat het om een manier van produceren gaat, waar flexibele specialisatie, innovatiegerichtheid en ambachtelijke productiemethoden in teamverband voorop staan (Scott, 2010). 12 Nabijheid maakt face to face contact mogelijk, wat van belang is voor het uitwisselen van gedachten en het maken van gedetailleerde werkafspraken. Deze afspraken vinden niet alleen op kantoor plaats maar ook in semiopenbare plekken (third spaces) zoals cafés en parken. Specifiek wordt het aandeel werkzame personen per buurt in kaart gebracht van de volgende sectoren: Postindustriële sectoren gerelateerd aan werken aandeel werkzame personen in zakelijke diensten aandeel werkzame personen in creatieve industrie aandeel werkzame personen in ICT aandeel werkzame personen in financiële sector
2.2 Zakelijke diensten De zakelijke diensten vormen het fundament van de postindustriële economie in Amsterdam wat betreft aantallen werkzame personen en vestigingen. Tot de zakelijke diensten rekent men onder andere verhuur en handel in onroerend goed, (fiscaal) juridische dienstenverlening, holdings, bedrijfsvoering, organisatie en advies, creatieve zakelijke diensten, arbeidsbemiddeling en facilitair management (in de bijlage is een overzicht van alle sectoren te vinden). De zakelijke diensten zijn de afgelopen tien jaar zowel wat betreft werknemers als vestingen sterk gestegen, respectievelijk met 10% en 8%. Deze sector is verspreid over de stad te vinden met vrijwel in alle buurten binnen de ring een relatief hoog aandeel werkzame personen in dit segment.
11
Uit de studie ‘Met hoofdkantoren naar de top’ (Topteam Hoofdkantoren 2011) blijkt dat de provincie NoordHolland de meeste internationale hoofdkantoren huisvest. Deze zijn voor het grootste deel in Amsterdam en rond Schiphol gevestigd. 12 Of: ‘eyeball to eyeball’, zoals John Lennon het componeren van songs met Paul mcCartney omschreef in de beginjaren van The Beatles (Norman 2011).
13
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Tabel 2.1 Ontwikkeling zakelijke diensten in Amsterdam, vestigingen en werkzame personen, 2000 - 2010 vestigingen zakelijke diensten vestingen totaal werkzame personen zakelijke diensten werkzame personen totaal
2000 2005 2010 2000-2010 (%) 11.146 13.150 22.044 10 54.481 58.227 80.575 5 15.988 18.134 28.514 8 389.792 410.338 461.238 2
In 2000 was veel zakelijke dienstverlening te vinden in stadsdeel Zuid en West en het Oostelijk Havengebied. In 2010 is er sprake van clustering in vrijwel het gehele gebied binnen de ring A10. Bij Sloterdijk en bijvoorbeeld het bedrijventerrein Westerpark, het Sciencepark en de Houthavens en de Centrale Markt (bedrijventerrein in De Baarsjes) is het aandeel sterk gestegen, maar daarnaast is de zakelijke dienstverlening vrijwel in de hele binnenstad gestegen en ook in delen van Nieuw-West. Figuur 2.2a Aandeel zakelijke diensten t.o.v. totaal aantal banen 2000
zakelijke diensten 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
2010
zakelijke diensten 2010 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000 Figuur 2.2b Ontwikkeling zakelijke diensten 2000 – 2010 (verschil op basis van procentpunten)
14
Postindustriële buurten
2.3 Creatieve industrie De creatieve industrie is één van de snelst groeiende sectoren in Nederland en 13 Amsterdam. In Amsterdam is het aantal vestigingen in tien jaar tijd met 18% toegenomen tegenover 5% van alle vestigingen. Het aantal werkzame personen in dit segment is 5% gestegen tegenover 2% van de werkzame personen in alle sectoren. Schaalverkleining en flexibilisering van de arbeidsmarkt Het is opvallend dat het aantal werkzame personen minder snel is gestegen dan het aantal vestigingen (Bij de zakelijke diensten is dit verschil minder groot.) Dit betekent dat de gemiddelde bedrijfsgrootte is gedaald en dat in deze branche sprake is van schaalverkleining, zoals eerder aangegeven in het eerste hoofdstuk. De stijging van het aantal vestigingen is ook een gevolg van de toename van zzp’ers in deze sector en de impact van de nieuwe Wet op de Handelsregister, waardoor sinds 2008 veel meer zelfstandig ondernemers zichtbaar zijn geworden die zich voorheen niet hoefden in te schrijven. De toename van het aantal zzp’ers wijst op flexibilisering van de arbeidsmarkt, waarbij bedrijven steeds minder personeel vast in dienst nemen, maar tijdelijk inhuren. Tabel 2.3 Ontwikkeling creatieve sector in Amsterdam, vestigingen en werkzame personen, 2000 – 2010 vestigingen creatieve industrie vestingen totaal werkzame personen creatieve industrie werkzame personen totaal
2000 7.403 54.481 32.609 389.792
2005 9.156 58.227 35.694 410.338
2010 20.827 80.575 48.250 461.238
2000-2010 (%) 18 5 5 2
Centrum versterkt positie, maar creatieve industrie verspreidt zich tevens over stad In figuur 2.3a zijn de aandelen in de creatieve industrie per buurt weergeven. De buurten met concentraties onder het stedelijk gemiddelde van 2000 (12%) zijn oranje en de buurten met concentraties boven het gemiddelde zijn groen gekleurd. De figuren maken duidelijk dat de werkgelegenheid in de creatieve industrie in 2000 onder andere geconcentreerd was in de grachtengordel en in het westelijk deel van het oude centrum en rond het Vondelpark. Tien jaar later blijkt dat het Centrum haar positie als hotspot van de creatieve industrie versterkt heeft, maar daarnaast is deze sector ook sterker verspreid in andere delen van de stad, zoals Amsterdam-Noord, in buurten in voormalig stadsdeel De Baarsjes, de Schinkelbuurt en Overtoomse Veld (tussen A10 en de metroringlijn in).
13
De creatieve industrie is in navolging van Rutten et al. (2010) gedefinieerd als kunstensector (waaronder naast kunstenaars ook musea, podia en galerieën), media en entertainment (waaronder televisie, film en uitgeverijen) en creatief zakelijke diensten (waaronder reclame en design). Dit komt overeen met Scott (2002) die aangeeft dat creatieve industrie producten en diensten levert waarvan de esthetische waarde minstens zo belangrijkheid als de functionele waarde. In de bijlage is een gedetailleerde definitie van creatieve industrie te vinden.
15
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 2.3a Aandeel creatieve industrie t.o.v. totaal aantal banen (%) 2000
creatieve industrie 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
2010
creatieve industrie 2010 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000 Figuur 2.3b Ontwikkeling creatieve industrie 2000 – 2010 (verschil op basis van procentpunten)
2.4 ICT-sector De derde postindustriële productiesector die hier geanalyseerd is, is de ICT-sector. In dit segment wordt onderscheid gemaakt in ICT-content, ICT-diensten en ICT-hardware (zie bijlage). De ICT-sector is een typische postindustriële sector, maar deze is minder sterk in de stad geclusterd dan de creatieve industrie, maar verspreid te vinden over de Noordvleugel met werkgelegenheidspieken in Amsterdam en Utrecht (zie Rutten et al. 2010). In Amsterdam zelf zijn ook pieken aan te wijzen, zoals bij Sloterdijk, de Zuidas, Sciencepark en in Zuidoost (met name in bedrijventerrein Amstelpark I). Het aantal buurten met een meer dan gemiddeld aandeel banen in de ICT-sector is toegenomen, maar dit is niet ten koste gegaan van de buurten waar in 2000 al sprake was van een
16
Postindustriële buurten
hoog aandeel werkzame personen in dit segment. Net als bij de creatieve industrie geldt dus dat er een sterke toename van werkgelegenheid te vinden is aan de westkant van de stad tussen metroringlijn en de westring A10. Dit heeft uiteraard te maken met de aanwezigheid van bedrijventerreinen in dit gebied. Tabel 2.4 Ontwikkeling ICT in Amsterdam, vestigingen en werkzame personen, 2000 - 2010 2000 2005 2010 2000-2010 (%) 6.360 8.235 13.448 11 54.481 58.227 80.575 5 33.214 36.219 43.872 3 389.792 410.338 461.238 2
vestigingen ICT sector vestigingen totaal werkzame personen ICT sector werkzame personen totaal Figuur 2.5a Aandeel banen ICT t.o.v. totaal aantal banen 2000
ICT 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
2010
ICT 2010 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000
17
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 2.5b Ontwikkeling ICT 2000-2010 (verschil op basis van procentpunten)
2.5 Financiële sector Tot de financiële sector worden gerekend de geldscheppende financiële instellingen, financiële holding, beleggingsinstellingen, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen, bemiddeling en advisering en vermogensbeheer. Hoewel de financiële sector bekend staat als een typische urbane postindustriële sector (Sassen, 2000) en Amsterdam bekend staat als een financieel centrum van weleer, lijkt Amsterdam niet meer te kunnen profiteren van dit padafhankelijk voordeel. Dit komt niet alleen door de financiële crisis van eind 2008, maar ook door de vorming van de Europese Muntunie wat tot schaalvergroting geleid heeft waar Frankfurt en London meer van geprofiteerd hebben dan Amsterdam (Engelen, 2009). Ook is gesuggereerd dat automatisering in deze sector de werkgelegenheid van de beursvloer heeft gehaald en achter de computer heeft gestopt, wat ook gepaard is gegaan met personele reorganisaties. Tussen 2000 en 2005 is dan ook al sprake van stagnatie, wat tot uiting komt in een lichte daling van het aantal banen. In 2010 komt het effect van de financiële crisis hier bovenop. Tussen 2000 en 2010 daalt de werkgelegenheid en het aantal vestigingen met 2% (zie ook www.os.amsterdam.nl/nieuws/10553). Tabel 2.6 Ontwikkeling financiële sector in Amsterdam, vestigingen en werkzame personen, 2000 - 2010 vestigingen financiële sector vestigingen totaal werkzame personen financiële sector werkzame personen totaal
18
2000 2005 2010 2000-2010(%) 3.690 3.882 2.899 -2 54.481 58.227 80.575 5 5.062 5.042 3.826 -2 389.792 410.338 461.238 2
Postindustriële buurten
Consolidatie Zuidas Net als de zakelijke dienstverlening is de financiële sector in 2000 verspreid over de stad te vinden, met enkele clusters, rondom het Centrum, zoals bij de Zuidas en ten zuiden van het Vondelpark. In 2010 is de financiële sector voor een groot deel ‘achtergebleven’ op de Zuidas en aantal buurten in stadsdeel Zuid. Er is dus min of meer sprake van consolidatie in de traditionele financiële wijken van de stad. Maar ook in deze buurten is het aandeel in de financiële sector geslonken zoals blijkt uit figuur 2.6b. Figuur 2.6a Aandeel financiële sector t.o.v. totaal aantal banen 2000
2010
financiële sector 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000 Figuur 2.6b Ontwikkeling financiële sector 2000 – 2010 (verschil op basis van procentpunten)
19
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
2.6 Conclusie: postindustriële werkgelegenheid Toename postindustriële werkgelegenheid clustert rondom Westring A10 In deze afsluitende paragraaf is het gemiddelde aandeel in de werkgelegenheid in de sectoren creatieve industrie, zakelijke diensten, financiële sector en ICT samengevoegd om een beeld te krijgen van de gemiddelde ontwikkeling van alle besproken postindustriële sectoren in elke buurt in Amsterdam in 2000 en in 2010 gezamenlijk. In de figuur is de verandering van de spreiding van de alle postindustriële sectoren 14 weergegeven. In 2000 is de postindustriële werkgelegenheid met name geclusterd rondom het Centrum (of liever: de grachtengordel), terwijl in 2010 vrijwel overal in het gebied binnen de ring A10 hoge werkgelegenheidsconcentraties te vinden zijn. Daarnaast valt op dat postindustriële bedrijven zich ook vestigen in buurten ten westen van de ring A10. Dit komt door toegenomen werkgelegenheid in de ICT-sector bij de bedrijventerreinen in dit gebied. Dit zijn niet de meest prestigieuze delen van de stad en we kunnen dan ook concluderen dat ondernemers in de postindustriële sector niet per se op zoek zijn naar de mooiste gebieden van de stad, maar eerder naar de ‘lege’ en 15 betaalbare randen om het economische centrum van de stad heen. Figuur 2.7a Postindustriële werkgelegenheid ten opzichte van totale werkgelegenheid (procenten) 2000
2010
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000
14
Door het gemiddelde te nemen van de drie aandelen wordt aan elke sector evenveel gewicht toegekend. Wanneer de banen van de drie sectoren opgeteld zouden worden zou de figuur weinig verschillen met de figuur van de zakelijke diensten (de grootste sector wat betreft banen). 15 De procentuele groei van de werkgelegenheid in de postindustriële economie correleert negatief met het gemiddelde oordeel in de buurt, prijspeil en percentage nieuwe stedeling
20
Postindustriële buurten
Figuur 2.7b Ontwikkeling postindustriële werkgelegenheid t.o.v. totale werkgelegenheid 2000 - 2010 (procentpunten verandering)
21
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
22
Postindustriële buurten
3 Postindustrieel wonen
3.1 Inleiding De ontwikkeling van het postindustrieel stedelijk productiecomplex in westerse steden loopt parallel met de opkomst van nieuwe groepen bewoners in de stad. Zij werken in postindustriële sectoren als de creatieve industrie, de zakelijke diensten en ICT-sector. Deze nieuwe groepen bewoners worden in algemeen gekenmerkt door een hoge opleiding en daarmee een hoge sociale en economische status (Zukin 1995). Men onderscheidt zich van andere economische klassen en statusgroepen door middel van cultureel kapitaal wat bijvoorbeeld tot uiting komt in specifieke woonpreferenties en - zoals in het volgende hoofdstuk wordt uitgelegd - in specifieke consumptiepreferenties. Dit proces leidt tot de upgrading van wijken en in sommige gevallen tot gentrification en uitsluiting van groepen bewoners (Smith 1995). In Amsterdam ontwikkelde de eerste upgrading- en gentrification-processen zich in de Jordaan en later in de Pijp. Vooral afgestudeerde inwoners kozen er voor om langer in de stad te blijven wonen. Maar daarnaast blijkt ook dat steeds meer gezinnen hun vertrek naar randgemeenten uitstellen (zie bijv. Boterman 2012).
3.2 Nieuwe stedelingen Zoals aangegeven in de inleiding is de postindustriële stad (en daarbinnen de stedelijke centra) voor een groot deel het woon- werk- en leefdomein van de kenniswerker, een groep met een relatief hoge sociaaleconomische status. De kenniswerker wordt in dit onderzoek in beeld gebracht door concentraties van ‘nieuwe stedelingen’ te laten zien. Dit e zijn alle Amsterdammers die zich na het 18 jaar in Amsterdam hebben gevestigd en van autochtone of westers allochtone afkomst zijn. Deze groep bestaat voor een groot deel uit studenten en afgestudeerden en vormt daarmee een afspiegeling van het aantal kenniswerkers dat werkzaam is in postindustriële sectoren. Het wordt duidelijk dat de nieuwe stedeling in 2010 minder een echte centrumbewoner is dan in 2000. Het aandeel nieuwe stedelingen in het Centrum is in 10 jaar tijd gedaald van 54% naar 47%. Daarbuiten, zoals in De Pijp, Oost, Watergraafsmeer en in De Baarsjes stijgt het aandeel nieuwe stedelingen juist. Daarnaast is ook het aandeel nieuwe stedelingen in een aantal buurten in stadsdeel Noord gestegen. Desondanks is het aandeel nieuwe stedelingen nog steeds bovengemiddeld hoog in stadsdeel Centrum.
23
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Figuur 3.21 Aandeel nieuwe stedeling (percentage t.o.v. alle bewoners) 2000
nieuwe stedelingen 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
2010
nieuwe stedelingen 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000 Figuur 4.3 Ontwikkeling aandeel nieuwe stedeling t.o.v. totale bevolking, 2000 – 2010 (procentpunten)
24
Postindustriële buurten
4 Postindustriële consumptie
4.1 Inleiding Nieuwe stedelingen en kenniswerkers in postindustriële steden onderscheiden zich van andere groepen bewoners door ander cultureel kapitaal (Bourdieu, 1990). De manifestatie van dit culturele kapitaal komt tot uiting in specifieke (woon)preferenties en oordelen over smaak en esthetiek. Dit heeft gevolgen gehad voor de ontwikkeling van postindustriële consumptie- en vrijetijdssector in steden (Zukin 1995, 2010). De opkomst van een hoogstedelijke uitgaanssector in de vorm van semiopenbare ontmoetingsplekken in de vorm van high-end cafés en restaurants in Amerikaanse steden als New York (zie Currid 2010), Londen en Amsterdam is hier een voorbeeld van. Een ander voorbeeld is de opleving van winkelstraten in postindustriële stedelijke economieën. Soms is daarbij sprake van schaalvergroting en van dominantie van Flagship Stores van grote (kleding)merken van Nike, Gucci en Hennes & Maurits in de kernwinkelgebieden van grote steden. Anderzijds lukt het sommige postindustriële steden met voldoende draagvlak ook om nichewinkelgebieden te handhaven met een duidelijke culturele distinctiecomponent dat inspeelt op een verlangen naar authenticiteit in de vorm van biologische boerenlandmarkten en winkelstraten met nostalgisch straatmeubilair (ouderwetse lantaarns, klinkers en winkelruiten met art deco-letters). De Utrechtsestraat is hier een voorbeeld van aldus Zukin (2012), maar de Haarlemmerstraat en de Negen Straatjes zou men ook tot daartoe kunnen rekenen. Een derde aspect van vrijetijdsbesteding is de opleving van de entertainmentsector en de kunstensector in de vorm van musea (met museumshops) en podia voor hoge en lage cultuur. Bedrijven in deze sector vallen onder de creatieve industrie, en de ontwikkeling daarvan is besproken in het vorige hoofdstuk. Daarnaast ontwikkelen veel steden diverse tijdelijke kunst-, entertainment- en sportevenementen als onderdeel van het citymarketingbeleid en ter ondersteuning van de tourismesector. Er zijn weinig postindustriële steden waar de afgelopen vijftien jaar geen marathon, Mozartjaar, Shakespeare-biënnale of Grachtenfestival georganiseerd is. Het moge duidelijk zijn dat men vaak hoopt dat detailhandel en horeca van dergelijke evenementen profiteert. Bij de spreiding van detailhandel en horeca gaat het niet om de werkgelegenheid, maar om de aanwezigheid van vestigingen van winkels en horeca in buurten. Het aantal horecagelegenheden en detailhandelszaken vormt in dit opzicht een graadmeter van de aantrekkelijkheid van de buurt (volg Florida 2002). Hoe meer winkels en hoe meer horecazaken, hoe groter de kans dat de buurt ook in trek is bij bedrijven in de eerder genoemde branches van de postindustriële economie en bij nieuwe stedelingen.
25
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
4.2 Horeca Aantal vestigingen stabiel – personeel gestegen Eén van de meest kenmerkende postindustriële vrijetijdsectoren - zeker in Amsterdam - is de horeca. Hoewel het aantal vestigingen in de horeca de afgelopen 25 jaar is gestegen, is het aantal in de afgelopen 10 jaar gelijk gebleven rond de 4.000 vestingen. Het aantal werkzame personen is wel toegenomen van 21.000 tot 27.000 personen. In deze sector is dus sprake van schaalvergroting. Daarnaast was er in 2000 sprake van een sterke concentratie van horecavestigingen in Centrum: 14% van alle vestigingen in Centrum was een horecavestiging. In 2010 is deze vestigingenconcentratie lager (11%). Tabel 4.1 Ontwikkeling horeca sector in Amsterdam, vestigingen en werkzame personen, 2000 – 2010 (aantallen) vestigingen horeca vestigingen totaal werkzame personen horeca werkzame personen totaal
2000 2005 2010 3.963 3.942 3.980 54.481 58.227 80.575 21.059 21.949 27.057 389.792 410.338 461.238
2000-2010 0,0 4,8 2,9 1,8
In tegenstelling tot de ICT-sector, de creatieve industrie en de zakelijke diensten, waar zzp’ers en andere kleine bedrijven ervoor zorgen dat de werkgelegenheid zich verspreidt over woonwijken buiten het Centrum, is horeca sterk geclusterd in de uitgaansbuurten in de binnenstad. Daarnaast zijn er in 2010 nog lichte concentraties te vinden in de winkelcentra buiten de stad zoals bij de villa Arena, Waterlandplein en bij de Ceintuurbaan. In de figuur wordt ook duidelijk dat vestigingen in 2010 nog sterker geconcentreerd zijn in deze uitgaansgebieden, Nieuwmarkt, Rembrandtplein en Leidseplein dan in 2000. Net zoals de financiële sector zicht terugtrekt in de financiële buurten van weleer, zo trekt de horeca zich terug in de 17e eeuwse binnenstad. Figuur 4.2 Aandeel horecavestigingen (percentage t.o.v. totaal aantal vestigingen) 2000
horeca 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
2010
horeca 2010 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000
26
Postindustriële buurten
Figuur 4.3 Ontwikkeling horeca 2000 – 2010 (o.b.v. procentpunten)
4.3 Detailhandel Het aandeel vestigingen in de sector detailhandel (en detailhandel voor niet-dagelijkse boodschappen) is in deze analyse gebruikt om te achterhalen hoe de consumptiefunctie zich ruimtelijk heeft ontwikkeld. Zoals vermeld in de inleiding, is door de postindustriële bedrijvigheid de koopkracht in Amsterdam toegenomen. Dit kwam tot uiting in het feit dat de werkgelegenheid in de detailhandel licht gestegen is met 1% per jaar vanaf 1988 tot 2010. Het aantal vestigingen is echter tussen 2000 en 2005 gedaald en vervolgens weer gestegen. Over de gehele periode is sprake van een lichte stijging van het aantal vestigingen. Uit ander onderzoek van O+S (Winkelen in Amsterdam 2012) blijkt dat deze lichte stijging het gevolg is van de stijging van het aantal supermarkten. Wanneer men deze branche niet meerekent, dan is er sprake van een daling van het aantal vestigingen in de detailhandel. De lichte stijging van het aantal werkzame personen laat ook zien dat er een tendens is richting schaalvergroting (zoals in de rest van Nederland, zie bijv. Randstad Koopstromenonderzoek 2011, zie ook Winkelen in Amsterdam 2012). Tabel 4.4 Detailhandel, 2000, 2005 en 2010 (procenten) 2000 vestigingen detailhandel (dagelijks en niet dagelijks) vestigingen totaal werkzame personen detailhandel (dagelijks en niet dagelijks) werkzame personen totaal
2005
2010
2000-2010
8.643
8.555
8.763
1,4
54.481
58.227
80.575
4,8
27.187
23.822
27.965
0,3
389.792 410.338 461.238
1,8
In 2000 zijn meerdere buurten met een bovengemiddeld aandeel winkels, zoals de Burgwallen Nieuwe Zijde in het Centrum (Kalverstraat, Nieuwendijk), maar ook in de e winkelgebieden in de 19 eeuwse gordel zoals rond het Sarphatipark, de Dapperbuurt in Oost en de Kinkerbuurt en Bilderdijkbuurt in Oud-West. In 2010 zijn hier alleen nog de Burgwallen, Kinkerbuurt en Sarphatipark van over. Ook in deze branche is dus – net als bij de financiële sector en de horeca - sprake van consolidatie in de kerngebieden.
27
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Terwijl het aandeel vestigingen in de horeca en detailhandel in vrijwel alle buurten daalde, bleef deze stabiel in buurten in Centrum. Daarnaast zijn de nieuwe winkelgebieden en uitgaansgebieden, WTC/Zuidas, Gelderlandplein en de ArenaBoulevard sterk in opkomst . Figuur 4.5 Aandeel detailhandel vestigingen (percentage t.o.v. alle vestigingen) 2000
detailhandel 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
2010
detailhandel 2010 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000 Figuur 4.6 Ontwikkeling detailhandel 2000- 2010 (verandering op basis van procentpunten)
28
Postindustriële buurten
4.4 Conclusie: postindustriële consumptie In deze afsluitende paragraaf is het gemiddelde aandeel vestigingen in de postindustriële consumptie berekend op basis van de twee indicatoren horeca en detailhandel. Dit gemiddelde aandeel is hoog in het Centrum van Amsterdam en in het algemeen laag in de woonbuurten buiten de ring A10. In 2010 wordt duidelijk dat de sector ‘consumptie’ binnen het centrum van Amsterdam een terugtrekkende beweging maakt naar het hoofdwinkelgebied rond Kalverstraat en Leidsestraat en bijbehorende pleinen. Dit komt overeen met de bevindingen uit de detailhandelsnota van de gemeente Amsterdam waaruit blijkt dat de leegstand in de Kalverstraat nihil is en de huurprijzen blijven stijgen, in tegenstelling tot andere winkelstraten in Amsterdam (EZ/Amsterdam 2012). Figuur 4.7 Aandeel vestigingen postindustriële consumptie (horeca en detailhandel) t.o.v. totale aandeel vestingen 2000
consumptie 2000 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
2010
consumptie 2010 veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld
NB: kleurindeling is gebaseerd op het gemiddelde van 2000
Figuur 4.8 Ontwikkeling consumptie t.o.v. totale vestigingen 2000 - 2010 (procentpunten)
29
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
30
Postindustriële buurten
5 Conclusie
5.1 Postindustriële economie In de voorgaande hoofdstukken is de dynamiek van de verschillende onderdelen van postindustriële stedelijke economie, productie, consumptie en wonen bestudeerd, waaruit op te maken is dat van eenzijdige uitrol van verschillende postindustriële sectoren vanuit het Centrum geen sprake is. Sterker zelfs: bij sommige sectoren, zoals horeca, financiële e sector en detailhandel, is juist sprake van een terugtrekkende beweging richting 17 eeuwse binnenstad. Sectoren die wel uitwaaieren, waaieren niet in een en dezelfde richting. Zo waaiert de ICT-sector wel uit tot over de westring A10, maar nieuwe stedelingen nog niet van harte. Wanneer de gemiddelde procentuele verandering bestudeerd is van alle postindustriële segmenten (werken, wonen en consumeren) dan kan er geconstateerd worden dat het westelijk deel van de stad tot aan de ring A10 profiteert van de postindustriële economie, ofwel de voormalige stadsdelen De Baarsjes, Bos en Lommer en Westerpark. Daarnaast stijgt het aandeel ‘postindustriële economie’ in de buurten aan de Noordkant van ’t IJ onder andere op de bedrijventerreinen Buiksloterham en Nieuwendammerham. Met name de detailhandel en horeca. De monofunctionele woongebieden in Zuidoost en NieuwWest blijven achter. Figuur 4.1 Ontwikkeling postindustriële economie, 2000 - 2010 (o.b.v. procentpunten)
31
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
In de figuur 4.2 is de procentuele groei tussen 2000 en 2010 weergegeven per sector per stadsdeel. Dan is duidelijk te zien dat de stadsdelen met een bovengemiddelde werkgelegenheidsgroei in postindustriële sectoren ook een stijging laten zien van het aandeel nieuwe stedelingen. Ook wordt duidelijk dat in het Centrum in feite geen groei meer is. Figuur 4.2 Procentuele toename per stadsdeel, 2000 – 2010 (%) 800
700
600
500
400 nieuwe stedeling detailhandel
300
horeca zakelijke diensten
200
financiele sector ICT Creatieve industrie
100
-100
-200 Centrum
Zuidoost
Nieuw-West
Westpoort
Zuid
Oost
Noord
West
Amsterdam
NB: in geval van productie gaat het om werkgelegenheid en bij consumptie om vestigingen
Figuur 4.3 Procentuele toename postindustriële economie per segment per stadsdeel, 2000 – 2010 (%) 250
200
150 productie 100 consumptie 50 nieuwe stedeling
-50
-100 Centrum
Zuidoost
Nieuw-West
Westpoort
Zuid
Oost
Noord
West
Amsterdam
NB: in geval van productie gaat het om werkgelegenheid en bij consumptie om vestigingen
32
Postindustriële buurten
Figuur 4.5 Procentuele toename postindustriële economie per stadsdeel, 2000 – 2010 (%) 70
60
50
40
30
20
10
0 Centrum
Zuidoost
Nieuw-West
Westpoort
Zuid
Oost
Noord
West
Amsterdam
NB: in geval van productie gaat het om werkgelegenheid en bij consumptie om vestigingen
5.2 Ten slotte Randen van het centrum In Cities in Civilisation zet Peter Hall onder andere uiteen dat jonge innovatieve en/of kennisintensieve ondernemers vaak de randen van economische kerngebieden van creatieve steden opzoeken. Enerzijds zit men dan dichtbij potentiële opdrachtgevers, klanten, personeel en onderaannemers waar men mee samen wil werken. Anderzijds profiteert men (wellicht tijdelijk) van goedkope grond en ruimte. Uit de voorgaande hoofdstukken blijkt dat dit ook voor de nieuwste generatie postindustriële ondernemers in Amsterdam geldt. De sterkste stijgingen van de postindustriële werkgelegenheid zijn te vinden in die gebieden die rondom het economisch hart van Amsterdam liggen, ofwel in de randen van stadsdeel West (Bos en Lommer), de randen van stadsdeel Zuid (Schinkelbuurt en Hoofddorppleinbuurt) en zelfs ten westen daarvan in het gebied tussen de Westring A10 en ringlijn. Ook is de natuurlijke barrière ’t IJ min of meer doorbroken en is postindustriële werkgelegenheid (en dan met name creatieve industrie en ICT) gevestigd aan de IJ-oevers van Amsterdam-Noord. De postindustriële bewoner volgt de werkgelegenheid en zoekt de randen van het centrumgebied op die qua woonpreferentie passen bij het onderscheidend cultureel kapitaal van deze groep. Maar daar waar werkgelegenheid in ICT en creatieve industrie eenvoudig lijkt uit te wijken naar het westen, neemt het aandeel nieuwe stedelingen zeer selectief toe in een diagonale as rondom Bos en Lommer, de oostkant van De Baarsjes en de westkant van stadsdeel Zuid. Nieuw-West staat vooralsnog nog niet bekend als gebied met een prettig woonklimaat voor nieuwe stedelingen. Krimp en schaalvergroting Tegenover de uitwaaiering van de sectoren ICT en creatieve industrie en nieuwe stedelingen, staat de geografische inkrimping van detailhandel, horeca en financiële sector. Deze sectoren zijn getroffen door de crisis, maar ook door andere structurele ontwikkelingen als vergrijzing, toegenomen mobiliteit en de opkomst van internet. Het is
33
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
ook opvallend dat in periodes van hoogconjunctuur deze sectoren zich sterk verspreid hebben over delen van de stad, maar in tijden van laagconjunctuur (en crisis) weer consolideren in de buurten waar deze sectoren van oudsher geclusterd zijn. Daarnaast is er bij deze sectoren een trend richting schaalvergroting zichtbaar. Pioniersfunctie Voor een eventueel vervolgstudie is het relevant om na te gaan waarom postindustrialisatie in sommige buurten eerder dan in andere buurten plaats heeft plaats gevonden. Uit de literatuur zijn diverse mogelijke oorzaken te vinden zoals grondprijzen, het stadsdeelbeleid, de aanwezigheid van groen en afstand tot het Centrum. In Hoofdstuk 2 was al in een voetnoot voorzichtig geconstateerd dat de procentuele groei van de werkgelegenheid in de postindustriële economie negatief correleert met het gemiddelde oordeel over de buurt, het prijspeil en het percentage nieuwe stedeling. Hieruit valt op te maken dat postindustriële economische sectoren als zakelijke diensten en creatieve industrie min of meer een pioniersrol vervullen en de lege gebieden van stad opzoeken, waarna kenniswerkers en voorzieningen volgen. Deze aanname zou in een vervolgstudie echter beter empirisch onderbouwd moeten worden. Duale economie Uitwaaiering van de postindustriële economie laat ook een ander stedelijk verschijnsel zien, te weten het ontstaan van een duale stad. Kort gezegd: Sommige delen van de stad vinden aansluiting bij de postindustriële economie en andere niet. Zo is in een aantal buurten nauwelijks sprake van postindustriële groei, zoals in Nieuwendam-Noord en in diverse wijken in Zuidoost (met uitzondering het kantorenpark rond Bullewijk) en NieuwWest. Beleid zou zich dan ook moeten richten op het stimuleren (en faciliteren) van de postindustriële economie en tegelijk de negatieve effecten daarvan, zoals het ontstaan van een duale stad, tegen moeten gaan. Tot slot: postindustrieel beleid De wisselwerking tussen postindustriële economie en het feitelijke postindustriële stedelijke beleid is niet onderzocht in deze studie. Terwijl wij ons bewust zijn van het feit dat ook het stedelijk beleid de afgelopen tien jaar veranderd is ten gunste van de postindustriële stedeling en werker (zie bijvoorbeeld Fainstain, 2010). Zo is het woningbouwbeleid van Amsterdam veranderd, waarbij het accent verschuift ten gunste van de kenniswerker en de hoogopgeleide gezinnen (Van Gent, 2011; Uitermark, 2011). Dit is zichtbaar in de sloop van naoorlogse bouwblokken, de afname van het aandeel sociale woningbouw, versoepeling van de splitsingswetgeving en aanscherping van de regels om gebruik te maken van woningbouwwoningen (Booi; 2012). Dit blijkt ook uit het discours van economische beleidsprogramma waar ondernemerschap en innovatiegerichtheid voorop staan (EZ, 2011) en uit het eerder genoemde beleidsprogramma van de Economic Development Board, waar duidelijke keuzes zijn gemaakt om specifieke postindustriële sectoren (life sciences, financiële sector, creatieve industrie, ICT) te stimuleren. Daarnaast komt het postindustrieel beleid terug in het ruimtelijk ordeningsbeleid van de gemeente Amsterdam waar aan de voorwaarden gewerkt wordt om uitrol van postindustriële centrumfuncties mogelijk te maken door functiemenging in buurten te stimuleren, door revitalisatieprogramma’s van winkelstraten en door het bevorderen van third spaces (semipublieke ruimtes die van belang zijn bijvoorbeeld face to face
34
Postindustriële buurten
kennisuitwisseling en onderhandeling in postindustriële sectoren) (DRO, 2011; Trendrapport Centrum 2012). Maar ook het stedelijk veiligheidsbeleid wordt aangescherpt om te zorgen dat de postindustriële kenniswerker, ondernemer en toerist zich prettig voelen in de publieke ruimtes van de stad. Zo zijn blowverboden op diverse pleinen afgekondigd, alcoholverboden in parken en samenscholingsverboden in winkelgebieden. Ook zijn risicogebieden aangewezen waar andere regels voor burger en politie gelden dan in de rest van de stad om bijvoorbeeld preventief fouilleren mogelijk te maken. Om dit veiligheidsbeleid waar te kunnen maken zijn diverse nieuwe vormen van toezicht in het leven geroepen zoals cameratoezicht en DNA-spray. Daarnaast krijgen buitengewoon opsporingsambtenaren en task forces extra bevoegdheden om passanten aan te houden te beboeten, straatterroristen in te rekenen en verwijderingsbevelen uit de delen. De Wet Bibob maakt het mogelijk om criminogene activiteiten in het Wallengebied op te sporen en te ontmantelen met als doel de vrijgekomen bedrijfsruimte te gunnen aan ondernemers in postindustriële sectoren zoals startende modeontwerpers (Aalbers en Deinema 2012). Er is dus een sterke wisselwerking tussen postindustriële economische ontwikkeling en de ontwikkelingen in het postindustrieel stedelijk beleid, maar het gaat te ver om de institutionele inbedding van de postindustriële economie mee te nemen in deze studie omdat deze op buurtniveau zich niet duidelijk manifesteert. Bovenstaande maakt wel duidelijk dat de gemeentelijke beleidsfocus sterk gericht is op ondersteuning van de postindustriële economie, het is de beleidsopgave om daarmee het duale karakter van Amsterdamse economie niet te versterken.
35
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
36
Postindustriële buurten
Definities
Creatieve industrie kunsten 7990
Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus
90011
Beoefening van podiumkunst
90012
Producenten van podiumkunst
9002
Dienstverlening voor uitvoerende kunst
9003
Schrijven en overige scheppende kunst
90041
Theaters en schouwburgen
91011
Openbare bibliotheken
91012
Kunstuitleencentra
91019
Overige culturele uitleencentra en openbare archieven
91021
Musea
91022
Kunstgalerieën en -expositieruimten
9103
Monumentenzorg
94993
Steunfondsen (niet op het gebied van welzijnszorg)
94994
Vriendenkringen op het gebied van cultuur, fanclubs en overige kunstbevordering
media en entertainment 5811
Uitgeverijen van boeken
5813
Uitgeverijen van kranten
5814
Uitgeverijen van tijdschriften
5819
Overige uitgeverijen (niet van software)
5821
Uitgeverijen van computerspellen
5829
Overige uitgeverijen van software
59111
Productie van films (geen televisiefilms)
59112
Productie van televisieprogramma's
5912
Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie
5913
Distributie van films en televisieproducties
5914
Bioscopen
5920
Maken en uitgeven van geluidsopnamen
6010
Radio-omroepen
6020
Televisie-omroepen
6321
Persagentschappen
6329
Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie n.e.g.
74201
Fotografie
90013
Circus en variété
93211
Pret- en themaparken
93212
Kermisattracties
creatieve zakelijke diensten 7021
Public relationsbureaus
7111
Architecten
7311
Reclamebureaus
7312
Handel in advertentieruimte en -tijd
7410
Industrieel ontwerp en vormgeving
8230
Organiseren van congressen en beurzen
37
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
ICT content 5811
Uitgeverijen van boeken
5813
Uitgeverijen van kranten
5814
Uitgeverijen van tijdschriften
5819
Overige uitgeverijen (niet van software)
5821
Uitgeverijen van computerspellen
5829
Overige uitgeverijen van software
59111
Productie van films (geen televisiefilms)
59112
Productie van televisieprogramma's
5912
Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie
5913
Distributie van films en televisieproducties
5914
Bioscopen
5920
Maken en uitgeven van geluidsopnamen
6010
Radio-omroepen
6020
Televisie-omroepen
6321
Persagentschappen
6329
Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie n.e.g.
7021
Public relationsbureaus
7311
Reclamebureaus
7312
Handel in advertentieruimte en -tijd
7410
Industrieel ontwerp en vormgeving
74201
Fotografie
diensten 1811
Drukkerijen van dagbladen
18121
Drukkerijen van boeken e.d.
18122
Drukkerijen van tijdschriften
18123
Drukkerijen van reclame
18124
Drukkerijen van verpakkingen
18125
Drukkerijen van formulieren
18129
Overige drukkerijen n.e.g.
1813
Prepress- en premedia-activiteiten
1814
Grafische afwerking en overige activiteiten verwant aan de drukkerij
1820
Reproductie van opgenomen media
6110
Draadgebonden telecommunicatie
6120
Draadloze telecommunicatie
6190
Overige telecommunicatie
6201
Ontwikkelen, produceren en uitgeven van software
6202
Advisering op het gebied van informatietechnologie
6203
Beheer van computerfaciliteiten
6209
Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie
6311
Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten
6312
Webportals
hardware
38
2611
Vervaardiging van elektronische componenten
2620
Vervaardiging van computers en randapparatuur
2630
Vervaardiging van communicatieapparatuur
2640
Vervaardiging van consumentenelektronica
2651
Vervaardiging van meet-, regel-, navigatie- en controleapparatuur
2670
Vervaardiging van optische instrumenten en apparatuur
Postindustriële buurten
2680
Vervaardiging van informatiedragers
2732
Vervaardiging van overige elektrische en elektronische kabel
2790
Vervaardiging van overige elektrische apparatuur
3323
Installatie van elektronische en optische apparatuur
7733
Verhuur en lease van computers en kantoorapparatuur
9511
Reparatie van computers en randapparatuur
Financiële sector 641
Geldscheppende financiële instellingen
64191
Coöperatief georganiseerde banken
64192
Effectenkredietinstellingen
64194
Algemene banken
6420
Financiële holdings
6420
Financiële holdings
643
beleggingsinstellingen
64301
Beleggingsinstellingen in financiële activa
64302
Beleggingsinstellingen in vaste activa
64303
Beleggingsinstellingen met beperkte toetreding
649
Kredietverstrekking en overige financiële intermediates
64921
Hypotheekbanken en bouwfondsen
64922
Volkskredietbanken en commerciële financieringsmaatschappijen
64923
Participatiemaatschappijen
64924
Wisselmakelaars en overige kredietverstrekking
651
Verzekeringen (geen herverzekering)
65111
Levensverzekeringen (geen herverzekering)
6512
Schadeverzekeringen (geen herverzekering)
6520
Herverzekering
6520
Herverzekering
653
pensioenfondsen
65301
Bedrijfspensioenfondsen
65302
Ondernemingspensioenfondsen en -spaarfondsen
65303
Beroepspensioenfondsen
661
Financiële bemiddeling, advisering e.d. (niet voor verzekeringen en pensioenfondsen)
6611
Beheer van financiële markten
6612
Commissionairs en makelaars in effecten, beleggingsadviseurs e.d.
66191
Administratiekantoren voor aandelen en obligaties
66192
Marketmakers
66193
Hypotheek- en kredietbemiddeling, geldwisselkantoren, bank- en spaaragentschappen e.d.
662
Dienstverlening op het gebied van verzekeringen en pensioenfondsen
6622
Assurantietussenpersonen
66291
Verzekeringsbeurzen
66292
Actuariële en pensioenadviesbureaus; beheer en administratie van pensioenvermogens
66299
Overige dienstverlening op het gebied van verzekeringen en pensioenfondsen n.e.g.
6630
Vermogensbeheer
6630
Vermogensbeheer
39
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
Zakelijke diensten
68
verhuur in handel en onroerend goed
6810
Handel in eigen onroerend goed
68201 Woningbouwverenigingen en -stichtingen 68203 Verhuur van overige woonruimte 68204 Verhuur van onroerend goed (niet van woonruimte) 6831
Bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed
6832
Beheer van onroerend goed
691
Rechtskundige dienstverlening
69101 Advocatenkantoren 69102 Rechtskundige adviesbureaus 69103 Notariskantoren 69104 Deurwaarderskantoren 69105 Octrooibureaus 692
Accountancy, belastingadvisering en administratie
69201 Registeraccountants 69202 Accountants-administratieconsulenten 69203 Boekhoudkantoren 69204 Belastingconsulenten 69209 Overige administratiekantoren 701
Holdings (geen financiële) en concerndiensten binnen eigen concern
70101 Concerndiensten binnen eigen concern 70102 Holdings (geen financiële) 702
Advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering
7021
Public relationsbureaus
7022
Advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering (geen public relations)
70221 Organisatie-adviesbureaus Advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering (geen public relations en organisatie70222 adviesbureaus) 71
Architecten, ingenieurs en technisch ontwerp en advies; keuring en controle
7111
Architecten
7112
Ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies
71201 Keuring en controle van agrarische producten en voedingsmiddelen 71202 Keuring en controle van machines, apparaten en materialen 71203 Overige keuring en controle 72
Speur- en ontwikkelingswerk
72191 Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij (niet biotechnologisch) 72192 Technisch speur- en ontwikkelingswerk 72193 Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van gezondheid en voeding (niet biotechnologisch) 72199 Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk (niet biotechnologisch) 7220
Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van de maatschappij- en geesteswetenschappen
731
Reclamebureaus en handel in advertentieruimte en -tijd
7311
Reclamebureaus
7312
Handel in advertentieruimte en -tijd
7320
Markt- en opinieonderzoekbureaus
74
Industrieel ontwerp en vormgeving, fotografie, vertaling en overige consultancy
7410
Industrieel ontwerp en vormgeving
74201 Fotografie 74202 Ontwikkelwinkels 74203 Ontwikkelcentrales
40
Postindustriële buurten
7430
Vertalers en tolken
7490
Overige specialistische zakelijke dienstverlening
75
Veterinaire dienstverlening
7500
Veterinaire dienstverlening
77
verhuur
77111 Verhuur van personenauto's en lichte bedrijfsauto's (geen operational lease) 77112 Operational lease van personenauto's en lichte bedrijfsauto's 7721
Verhuur van sport- en recreatieartikelen
7722
Videotheken
77292 Verhuur van kleding en huishoudelijke artikelen 77299 Verhuur van overige consumentenartikelen n.e.g. 7732
Verhuur en lease van machines en installaties voor de bouw
7733
Verhuur en lease van computers en kantoorapparatuur
7734
Verhuur en lease van schepen
7735
Verhuur en lease van vliegtuigen
77391 Verhuur van automaten 77399 Verhuur en lease van overige machines en werktuigen en van overige goederen (geen 7740
Lease van niet-financiële immateriële activa
78
Arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer
7810
Arbeidsbemiddeling
78201 Uitzendbureaus 78202 Uitleenbureaus 78203 Banenpools (werkgelegenheidsprojecten) 7830
Payrolling (personeelsbeheer)
79
Reisbemiddeling, reisorganisatie, toeristische informatie en reserveringsbureaus
7911
Reisbemiddeling
7912
Reisorganisatie
7990
Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus
80
Beveiliging en opsporing
8010
Particuliere beveiliging
8030
Opsporing
81
Facility management, reiniging en landschapsverzorging
8110
Facility management
8121
Interieurreiniging van gebouwen
8122
Gespecialiseerde reiniging van gebouwen en industriële reiniging
8129
Overige reiniging
8130
Landschapsverzorging
82
overige zakelijke diensten
8211
Brede administratieve dienstverlening
8219
Secretariële dienstverlening
8220
Callcenters
8230
Organiseren van congressen en beurzen
8291
Kredietinformatie- en incassobureaus
8292
Pakken, sorteren e.d. in loon
82992 Veilingen van huisraad, kunst, antiek, machines e.d. roerende goederen 82999 Overige zakelijke dienstverlening n.e.g.
41
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
42
Postindustriële buurten
Literatuur
M.B. Aalbers & M. Deinema (2012). Placing prostitution: the spatial-sexual order of Amsterdam and its growth coalition. City: analysis of urban trends, culture, theory, policy, action, 16 (1-2), 129-145. Boterman W. 2012 Residential practices of middle classes in the field of parenthood. Proefschrift, UvA, Amsterdam. Centrum 2012 Trendrapport, gemeente Amsterdam. DRO 2011 Structuurvisie Amsterdam, gemeente Amsterdam. Currid E. 2010 The Warhol Economy: How Fashion, Art, and Music Drive New York City EZ 2010 Algemeen Ondernemersplan: Innovatie en ondernemerschap, gemeente Amsterdam. EZ & Gemeente Amsterdam 2012 Amsterdam Winkelstad: Een kwaliteit aan winkelgebieden. EZ en OCW 2005. Ons Creatief Vermogen. Den Haag EIM 2010 Internationale Benchmark ondernemerschap, Zoetermeer. Engelen E. 2007 ‘Amsterdamned’? The uncertain future of a financial centre. Environment and planning A Fainstein, S. The Just City 2010. Cornel University 2010. O+S 2012 Monitor creatieve industrie, gemeente Amsterdam O+S 2012 Winkelen in Amsterdam, gemeente Amsterdam O+S 2012 De juiste stad, gemeente Amsterdam O+S 2012 Digitale media, gemeente Amsterdam O+S 2012 ZZP-ers in Amsterdam, gemeente Amsterdam Musterd S. en Murie 2009 Making Competitive Cities. Wiley, London Norman, P. 2009 John Lennon: The life. HarpersCollins, London. Randstad Koopstromenonderzoek 2012 (I&O Research, HBD) Rutten, P. en O. Koops 2012 Cross Media Monitor, TNO & IMMovator. Hilversum/Delft. SEO Economische Verkenningen 2012, Amsterdam. Sassen, S. 2000 The Global City, Princeton University, Princeton. Scott 2012 The Social Economy of Cities, Oxford University Press, Oxford. Scott 2000 The Cultural Economy of Cities, London: Sage 2000. Smith 1995 The Revanchist city. Routledge, London. Van Gent, W.P.C. (2012) "Neo-liberalization, Housing Institutions and Variegated Gentrification; How the ‘Third Wave’ Broke in Amsterdam", International Journal for Urban and Regional Research. Uitermark 2011 Dynamics of Power in Dutch integration politics. Proefschrift, UvA Amsterdam. Zukin 1995 The Cultures of Cities, Blackwell, London. Zukin 2010 Naked City: The Death and Life of Authentic Urban Places, Oxford University Press. geraadpleegde websites: www.aim.nl/EDBA
43
Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek
http://www.top-sectoren.nl/hoofdkantoren www.os.amsterdam.nl/nieuws/10553
44