PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP Tilburg University Department of developmental psychology
masterthesis Leoni Limpens anr: 621955
1ste beoordelaar: Evi de Cock 2e beoordelaar: Max Feltzer
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP Abstract Wie omgaat met moeders zal regelmatig opmerkingen horen als ‘ik ben na het krijgen van mijn kind zoveel emotioneler dan voordat ik een kind had’, van vaders hoor je opmerkingen in de trant van ‘sinds ik kinderen heb is mijn verantwoordelijkheidsgevoel veel groter geworden’. Deze ouders lijken te impliceren dat de persoonlijkheid veranderd is na het krijgen van kinderen. Het doel van dit onderzoek is om te kijken of er wetenschappelijk bewijs kan worden gevonden voor veranderingen in de persoonlijkheid bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Daarnaast is er gekeken of er invloed is van de bevallingsmethode op de persoonlijkheidsverandering. Voor deze prospectieve longitudinale cohort studie hebben zowel moeders (N=236239) als vaders (N=170-175) de Quick Big Five persoonlijkheidstest ingevuld. Dit hebben zij gedaan tijdens de 26ste week van de zwangerschap, op het moment dat het kind vier maanden oud was en op het moment dat het kind 24 maanden oud was. Uit de resultaten bleek dat er een persoonlijkheidsveranderingen plaatsvonden bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Bij moeders werden er veranderingen vier persoonlijkheidstrekken gevonden (extraversie, aardig, emotionele stabiliteit en vindingrijkheid) bij vaders werden er veranderingen er drie persoonlijkheidstrekken gevonden (nauwgezetheid, aardig en emotionele stabiliteit). Er werden geen aanwijzingen gevonden dat de bevallingsmethode, keizersnede dan wel vaginaal, invloed heeft op de persoonlijkheidsveranderingen. Er worden dus persoonlijkheidsveranderingen gevonden bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Hiermee wordt bevestigd dat de persoonlijkheid plastisch is en onder invloed van belangrijke levensgebeurtenissen kan veranderen. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn veranderingen in het sociale leven van de ouders, veranderingen in de gerapporteerde tevredenheid met het leven, het geven van borstvoeding en rust, reinheid en regelmaat.
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP Wie omgaat met moeders zal regelmatig opmerkingen horen als ‘ik ben na het krijgen van mijn kind zoveel emotioneler dan voordat ik een kind had’, van vaders hoor je vaak opmerkingen in de trant van ‘sinds ik kinderen heb is mijn verantwoordelijkheidsgevoel veel groter geworden’. Deze ouders lijken te impliceren dat de persoonlijkheid veranderd is na het krijgen van kinderen. Het doel van dit onderzoek is om te kijken of er wetenschappelijk bewijs kan worden gevonden voor veranderingen in de persoonlijkheid bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Onderzoek naar persoonlijkheid en persoonlijkheidsverandering houdt de wetenschap al decennia bezig. Vooraanstaande onderzoekers binnen dit vakgebied zijn McCrae en Costa. Zij hebben het five factor model (FFM) ontwikkeld (Costa & McCrae, 1994). Het FFM is geen persoonlijkheidstheorie, maar kan wel gebruikt worden in het onderzoek naar persoonlijkheid. Dit model kan als onderdeel van de trait theory worden gezien. Trait theory is een onderzoeksveld binnen de persoonlijkheidspsychologie. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat persoonlijkheid bestaat uit verschillende persoonlijkheidstrekken (Eysenck, 1947; Cattell, 1972). Volgens het FFM zijn er vijf persoonlijkheidstrekken: extraversie (de mate waarin een persoon aangeeft spraakzaam, stil, gesloten, terughoudend, teruggetrokken, enzovoorts te zijn), aardigheid (de mate waarin een persoon aangeeft vriendelijk, behulpzaam, sympathiek, aangenaam, prettig, enzovoorts te zijn), nauwgezetheid (de mate waarin een persoon aangeeft nauwgezet, systematisch, nauwkeurig, netjes, zorgvuldig, enzovoorts te zijn), neuroticisme, ook wel emotionele stabiliteit genoemd (de mate waarin een persoon aangeeft onrustig, prikkelbaar, zenuwachtig, angstig, nerveus, enzovoorts te zijn) en vindingrijkheid (de mate waarin een persoon aangeeft creatief, veelzijdig, fantasierijk, artistiek, onderzoekend, enzovoorts te zijn) (Vermulst & Gerris, 2005). Deze persoonlijkheidstrekken worden de Big-Five genoemd. Wanneer er in deze studie gesproken wordt over persoonlijkheid worden daarmee de Big-Five
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP persoonlijkheidstrekken bedoeld. In de loop van de jaren is er een verschuiving zichtbaar van de manier waarop naar persoonlijkheidsverandering gekeken wordt (McCrae, & Costa, 2008). Een groot deel van de theorieën over persoonlijkheidsveranderingen kunnen worden geschaard onder twee visies (Srivastava, John, Gosling & Potter, 2003). De eerste visie is dat persoonlijkheid stabiel is, de tweede visie is dat persoonlijkheid plastisch is. De visie dat persoonlijkheid stabiel is kan, binnen de moderne psychologie, worden terug gevoerd tot aan James (1890). Hij gaf aan dat de persoonlijkheid zich tot aan het 25ste levensjaar ontwikkelt. Na het 25ste levensjaar verloopt deze ontwikkeling langzamer, en vanaf het dertigste levensjaar is er sprake van een stabiele persoonlijkheid. Om dit duidelijk te maken gebruikte hij de volgende woorden: “by the age of thirty, the character has set like plaster, and will never soften again” (James, 1890, p.121). James heeft deze stelling niet onderzocht, McCrae en Costa (1982) deden dat wel. Uit het crosssectionele onderzoek dat zij uitvoerden bleek dat persoonlijkheid niet of nauwelijks veranderde na het dertigste levensjaar, zoals James voorspelde. Persoonlijkheid bleef stabiel gedurende de rest van het leven, zowel op groepsniveau als op individueel niveau. Volgens McCrae en Costa's (1996) five-factor model van persoonlijkheid kan de rigiditeit van persoonlijkheid worden verklaard doordat persoonlijkheidstrekken vanaf de geboorte aanwezig zijn. Deze liggen vast op de genen binnen het desoxyribonucleic acid (DNA). De persoonlijkheid bereikt volledige ontwikkeling in het dertigste levensjaar onder invloed van deze genen. Vandaar dat deze theorie er vanuit gaat dat persoonlijkheidstrekken zich tot het dertigste levensjaar kunnen ontwikkelen. Vanaf het dertigste levensjaar zijn het stabiele trekken die niet meer veranderen. Het tweede kamp bestaat uit onderzoekers die vonden dat persoonlijkheid plastisch is. Uit onderzoeken die gedaan zijn bleek dat persoonlijkheid zich gedurende het hele leven bleef ontwikkelen. Uit cross-sectioneel onderzoek (Donnellan & Lucas, 2008) in Groot-Brittannië en Duitsland bleek dat extraversie en vindingrijkheid afnamen naar mate men ouder werd,
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP aardigheid nam toe naarmate men ouder werd en nauwgezetheid was het hoogst op middelbare leeftijd en nam daarna weer af. Emotionele stabiliteit nam bij de deelnemers uit GrootBrittannië licht toe, maar nam bij de deelnemers uit Duitsland juist licht af. Uit dit onderzoek bleek dat de Big-Five persoonlijkheidstrekken veranderden gedurende het leven. Hetzelfde bleek uit onderzoek van Allemand, Zimp en Hertzog (2007). In dit cross-sectionele longitudinale onderzoek werd een toename van emotionele stabiliteit en een afname van vindingrijkheid gevonden bij een toename van de leeftijd. Veranderingen in persoonlijkheid, gedurende het leven, zouden verklaard kunnen worden doordat persoonlijkheid door twee soorten mechanismen wordt beïnvloed (Klimstra, Bleidorn, Asendorpf, van Aken, & Denissen, 2013). Als eerste bestaan er brede mechanismen, deze hebben effect op meerdere persoonlijkheidstrekken tegelijk. Het tweede soort mechanisme dat bestaat zijn de zogenoemde smalle mechanismen, deze hebben effect op één persoonlijkheidstrek. Uit dit onderzoek bleek dat een deel van de persoonlijkheidsveranderingen kon worden verklaard door de cognitieve capaciteiten van die persoon. Naar aanleiding van de uitkomsten van diverse onderzoeken op het gebied van persoonlijkheidsontwikkeling hebben McCrae en Costa (2008) aangegeven dat de theorie over persoonlijkheid enigszins gewijzigd moest worden. In de herziende versie (McCrae et al., 2000) van de ideeën over persoonlijkheidsverandering wordt er vanuit gegaan dat de persoonlijkheid een biologische basis heeft die onveranderlijk is. Echter deze basis staat onder invloed van de omgeving. Deze omgeving beïnvloedt het zichtbare gedrag waarmee persoonlijkheid gemeten wordt, hierdoor kan lijkt de persoonlijkheid wel te veranderen. Naast dat er onderzoeken zijn gedaan die keken naar persoonlijkheidsveranderingen gedurende het hele leven, zijn er onderzoeken gedaan naar persoonlijkheidsveranderingen die meer plotseling plaats vonden. Zo bleek uit onderzoek dat persoonlijkheidsveranderingen plaats kunnen vinden gedurende major life events (Agronick & Duncan, 1998). Dit hangt
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP waarschijnlijk samen met de impact van sociale veranderingen die major life events met zich mee kunnen brengen. Uit onderzoek (Zimmermann & Neyer, 2013) naar persoonlijkheidsveranderingen bij personen die voor langere tijd op reis gaan bleek dat relatief snelle persoonlijkheidsveranderingen voor een deel worden verklaard door de mediërende rol van sociale relaties. Uit dit onderzoek bleek dat wanneer mensen voor langere tijd op reis gaan, zij een verhoging laten zien in vindingrijkheid en aardigheid, en een verhoging in emotionele stabiliteit. De door het reizen verworven internationale relaties verklaarden het grootste deel van het effect van reizen op persoonlijkheid. Uit dit onderzoek bleek dat persoonlijkheid kan veranderen onder invloed van grote gebeurtenissen en ervaringen in het leven. Zwanger zijn en een kind krijgen is een grote gebeurtenis in het leven. Vandaar dat er gekeken kan worden of het krijgen van een kind een verandering in persoonlijkheid veroorzaakt. Uit onderzoek bij een groep Zweedse vrouwen (Wiklund, Edman, Larsson & Andolf, 2009) bleek dat er inderdaad een verandering plaats vond in persoonlijkheid. In dit onderzoek werd gekeken naar persoonlijkheidstrekken met behulp van de Karolinska Personality Scale. Vrouwen scoorden, vier maanden na de bevalling, lager op nauwgezetheid, dan tijdens de laatste periode van de zwangerschap. Daarnaast scoorden zij lager op extraversie. In dit onderzoek werd gekeken of persoonlijkheidsveranderingen verschilden tussen vrouwen die vaginaal bevallen waren op verzoek van de zwangere (N=240) en vrouwen die bevielen met behulp van een keizersnede(N=74). Hieruit bleek dat vrouwen die een vaginale bevalling hadden hoger scoorden op de subonderdelen schuld- en angstgevoelens, in vergelijking met vrouwen die met behulp van een keizersnede waren bevallen. Een mogelijke verklaring die hiervoor gegevens werd is dat vrouwen die bevielen met een zelfgekozen keizersnede korter borstvoeding gaven aan hun baby dan vrouwen die op vaginale wijze bevallen waren (Wiklund, I., Edman, G., & Andolf, E., 2007). Bij het geven van borstvoeding komt oxytocine vrij, dit heeft invloed op de interactie en de hechting tussen moeder en kind (Uvnäs-Moberg, Jo-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP hansson, Lupoli, & Svennersten-Sajaunja, 2001) omdat dit bij vrouwen met een zelf gekozen keizersnede minder lang vrijkomt zou dit het verschil tussen beide groepen kunnen verklaren. Een andere mogelijke verklaring die door Wiklund et al., 2007 is dat vrouwen die een zelf gekozen keizersnede hebben gehad de bevalling als prettiger hebben ervaren dan vrouwen die op vaginale wijze zijn bevallen. Uit deze gegevens bleek dat er sprake was van persoonlijkheidsverandering bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Het huidige onderzoek zal naar persoonlijkheidsveranderingen kijken bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. De verwachting is dat er een verandering in persoonlijkheid wordt gevonden, omdat eerder beschreven onderzoeken de plasticiteit van de persoonlijkheid gedurende het leven hebben aangetoond (Donnellan & Lucas, 2008; Allemand, Zimp & Hertzog, 2007; Klimstra, et al., 2013). Daarnaast blijkt dat de persoonlijkheid eveneens kan veranderen onder invloed van belangrijke levensgebeurtenissen (Agronick & Duncan, 1998; Zimmermann & Neyer, 2013), het krijgen van een kind is een belangrijke levensgebeurtenis. Uit eerder onderzoek naar persoonlijkheidsverandering en het ouderschap blijkt dat er een verandering van persoonlijkheid plaats vindt bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap (Wiklund, et al., 2009). In het onderzoek van Wiklund et al., (2009) zijn enkel Zweedse vrouwen onderzocht. In het huidige onderzoek wordt gekeken naar zowel vrouwen als mannen uit een Nederlandse populatie. Omdat Wiklund et al., (2009) niet alleen een verandering in persoonlijkheidstrekken bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap hebben gevonden, maar ook een effect van bevallingsmethode op deze veranderingen in persoonlijkheid zal er in het huidige onderzoek worden gekeken of er een effect van bevallingsmethode, vaginaaldan wel met een keizersnede, gevonden wordt op de Big Five persoonlijkheidstrekken. In het huidige onderzoek zal rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van het opleidingsniveau van de ouders op de persoonlijkheidsveranderingen bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Dit omdat uit eerder onderzoek bleek (Klimstra et al., 2013)
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP dat cognitieve capaciteiten een deel van persoonlijkheidsveranderingen kan verklaren. Met de informatie uit de literatuur is de verwachting dat in het huidige onderzoek wordt gevonden dat er sprake is van persoonlijkheidsveranderingen bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Specifieker wordt er verwacht dat extraversie, nauwgezetheid en emotionele stabiliteit afnemen. Daarnaast wordt er een effect verwacht van bevallingsmethode op de persoonlijkheidsverandering. Het is van belang te weten of, en hoe, de persoonlijkheid verandert bij de transitie van zwangerschap naar het krijgen van een kind. Bijvoorbeeld omdat vrouwen met bepaalde persoonlijkheidskenmerken, waaronder vermijdende en een afhankelijke persoonlijkheidskenmerken, een verhoogde kans hebben op een post-partusdepressie (Akman, Uguz & Kaya, 2007). Hoe beter het beeld is over wat persoonlijkheid precies is, en hoe dit verandert in deze belangrijke periode, hoe beter de zorg rondom de zwangerschapsperiode kan worden ingericht. Methode Participanten Participanten waren onderdeel van de “In verwachting”-studie van Tilburg University (Maas, Vreeswijk, de Cock, Rijk, & van Bakel, 2012). De deelnemers aan dit onderzoek werden in de periode van november 2008 tot juli 2009 benaderd. Dit gebeurde bij vier verloskundige praktijken in de regio Eindhoven. De verloskundigen gaven mondeling informatie over dit onderzoek tijdens het eerste routine bezoek bij 9 tot 15 weken zwangerschap. Hierna kregen de zwangere vrouwen een informatiebrochure en een toestemmingsformulier mee. De partners werden niet rechtstreeks benaderd, de vrouwen mochten zelf aan hun partner vragen of deze mee wilde doen aan het onderzoek. Op deze manier werden 835 personen uitgenodigd om mee te doen aan het onderzoek. Vrouwen met een slecht begrip van de Nederlandse of Engelse taal, vrouwen met een meerling zwangerschap en vrouwen die langer dan twintig
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP weken zwanger waren op het moment van aanmelding zijn niet in het onderzoek meegenomen. Hetzelfde gold voor vrouwen die geen geschreven toestemmingsformulier hadden ondertekend. De redenen hiervoor waren: terug trekking uit het onderzoek, een miskraam en niet reageren. Hierdoor bleven er 466 vrouwen en 319 mannen over die een toestemmingsformulier hadden ondertekend. Hiervan werden 409 vrouwen en 319 mannen bereid gevonden om vragenlijsten in te vullen. De overige groep ondertekende voor passieve deelname. Dit hield in dat onderzoekers informatie over de zwangerschap en bevalling mochten opvragen bij de verloskundigen en consultatiebureau. Deelnemers die missings in de antwoordcategorieën van een bepaalde persoonlijkheidstrek hadden, werden bij die trek niet meegenomen. Hierdoor bleven er per trek maximaal 239 vrouwen en 175 mannen over waarvan de data is bekeken. De gemiddelde leeftijd van deze vrouwen was 32,4 jaar (lopend van 21,3 jaar tot 42,1 jaar), de gemiddelde leeftijd van deze deelnemende mannen was 34,6 jaar (lopend van 24,6 jaar tot 49,9 jaar). Het gemiddelde opleidingsniveau van de participanten is terug te vinden in Tabel 1: gegevens over leeftijd en opleidingsniveau. Van de zwangere vrouwen bevielen 12,1% met behulp van een keizersnede en 87,9% beviel op vaginale wijze. Design De studie is een prospectieve longitudinale cohort studie, waarbij ouders gedurende de zwangerschap verscheidene vragenlijsten moesten invullen. Voor het huidige onderzoek werd een vragenlijst naar de ouders toegestuurd met 26 weken zwangerschap, vier maanden na de geboorte van de baby en 24 maanden na de geboorte van de baby. In de tussenliggende periode is aan de ouders gevraagd om andere vragenlijsten in te vullen, deze zijn niet van belang voor het huidige onderzoek. Meetinstrumenten Voor de hele studie zijn verscheidene meetinstrumenten gebruikt. Voor het huidige on-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP derzoek zijn echter alleen de meetinstrumenten voor het beoordelen van de persoonlijkheidstrekken van de ouders van belang. Deze persoonlijkheidstrekken zijn gemeten door middel van zelf rapportage met behulp van een vragenlijst. De vragenlijst die de ouders hebben ingevuld tijdens de 26ste week van de zwangerschap, vier maanden na de geboorte van de baby en 24 maanden na de geboorte van de baby was de Quick Big Five persoonlijkheidstest (Vermulst & Gerris, 2005). De Quick Big Five persoonlijkheidstest is een Nederlandse versie van het Big Five meetinstrument van Goldberg (1992). De Quick Big Five (in dit onderzoek α= 0.83) meet de persoonlijkheidstrekken extraversie (moeders (m): α=0.90; vaders (v): α=0.91), aardigheid (m: α=0.80; v: α=0.86), nauwgezetheid (m: α=0.90; v: α=0.94), emotionele stabiliteit (m: α=0.86; v: α=0.85) en vindingrijkheid (m: α=0.92 v: α= 0.93). Voor het meten van iedere persoonlijkheidstrek werden in de Nederlandse versie zes stelling voorgelegd. De Quick Big Five persoonlijkheidstest bestaat daardoor uit dertig vragen die beantwoord worden op een zeven punt Likertschaal (lopend van klopt helemaal niet tot klopt helemaal wel). De vragenlijst bevat vragen waarbij de participanten aan moeten geven in welke mate een bepaalde persoonlijkheidstrek op hem/haar van toepassing is. Een voorbeeld van een stelling voor het meten van de persoonlijkheidstrek extraversie is “ik ben spraakzaam”. Het meten van de persoonlijkheidstrek nauwgezetheid werd onder andere gedaan met de stelling “ik ben ordelijk”, het meten van aardig ging onder andere met de stelling “ik ben vriendelijk”. Voor het meten van de persoonlijkheidstrekken emotionele stabiliteit en vindingrijkheid kunnen respectievelijk “ik ben prikkelbaar” en “ik ben creatief” als voorbeeld worden gegeven. Om een score op een persoonlijkheidstrek te berekenen moeten er per trek een nieuwe variabelen aangemaakt worden, dit omdat enkele stellingen anders gescoord dienden te worden. Hierdoor ontstaat er per meetmoment een nieuwe variabelen van de desbetreffende persoonlijkheidstrek. Een hoge score op de persoonlijkheidstrek extraversie betekent dat de deelnemer aangeeft spraakzaam, open, op de voorgrond tredend,
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP enzovoorts te zijn. Met een hoge score op de persoonlijkheidstrek aardigheid geeft de ouder aan vriendelijk, behulpzaam, sympathiek, enzovoorts te zijn. Een hoge score op de trek nauwgezetheid betekent dat de persoon in grote mate aangeeft systematisch, netjes, zorgvuldig, enzovoorts te zijn. Een hoge score op de trek emotionele stabiliteit geeft aan dat de ouder vindt dat hij of zij rustig is, niet snel prikkelbaar is, niet snel zenuwachtig is, enzovoorts. Als een ouder een hoge score heeft op vindingrijkheid geeft dit aan dat hij of zij creatief, veelzijdig, onderzoekend, enzovoorts is. Statistische analyse Doordat de Quick Big Five per persoonlijkheidstrek per meetmoment een nieuwe variabele krijgt komt dit neer op drie meetmomenten per trek. Deze drie meetmomenten zijn vervolgens, per trek, met elkaar vergeleken met behulp van een repeated measure analysis of variance. Bij de analyse werd gebruik gemaakt van een Bonferroni correctie. Wanneer de assumptie van sphericity geschonden werd is er gebruik gemaakt van Greenhouse-Geisser. Hiermee is bekeken of er een significante verandering optrad in de vijf trekken in de tijdsperiode van 26 weken zwangerschap tot 24 maanden na de bevalling. Daarna is met behulp van pairwise comperison post hoc toetsen gekeken welke meetmomenten van elkaar verschilden. Er is gekozen om te controleren voor opleidingsniveau, leeftijd van de ouder en of het om een eerst geborene gaat of om een volgend kind in lijn, omdat dit mogelijk invloed heeft op de persoonlijkheidsverandering. Als laatste is gekeken of er een significant effect van bevallingsmethode is op de persoonlijkheidsverandering door het interactie-effect van tijd x bevallingsmethode te bekijken. Resultaten Uit de uitgevoerde analyses blijkt dat er veranderingen in de persoonlijkheid plaats vinden bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap (Tabel 2). Bij de persoonlijkheidstrekken extraversie, aardig, emotionele stabiliteit en vindingrijkheid bij moeder en bij de per-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP soonlijkheidstrekken aardig, emotionele stabiliteit en nauwgezetheid werd er een significant effect van tijd gevonden (Tabel 3). Om te kijken welke meetmomenten van elkaar verschillen is er gebruik gemaakt van post hoc toetsen (Tabel 2). Persoonlijkheidsveranderingen bij moeder Er werden significante effecten van persoonlijkheidsverandering bij moeders gevonden. Alle analyses zijn gecontroleerd voor leeftijd, opleidingsniveau en de aanwezigheid van broertjes of zusjes in het gezin ten tijden van de geboorte. De controlevariabelen hadden geen significante effecten op de uitgevoerde analyses. Bij de analyse van de persoonlijkheidstrek extraversie (Grafiek 1a) bleek uit Mauchly’s Test of Spehricity dat er niet werd voldaan aan de assumptie van sphericity, daarom is er een Greenhouse-Geisser correctie uitgevoerd. Hieruit bleek dat er een significant effect was van tijd op de zelfbeoordeling van moeder op extraversie (F=3.917; p=0.023). De post hoc testen waarbij gebruik werd gemaakt van de Bonferroni correctie toonden aan dat moeders zichzelf extraverter beoordeelden op het moment dat het kind vier maanden oud was ten opzichte van de 26ste week van de zwangerschap (∆M= 0.803; p = 0.002). Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de overige meetmomenten. Bij de analyse van de persoonlijkheidstrek nauwgezetheid (Grafiek 1b) bleek uit Mauchly’s Test of Spehricity eveneens dat er niet werd voldaan aan de assumptie van sphericity, vandaar dat ook hier een Greenhouse-Geisser correctie werd uitgevoerd. Hieruit bleek dat er geen significant effect was van tijd op de zelfbeoordeling van nauwgezetheid (F=2.477; p=0.087). Uit de analyse van de persoonlijkheidstrek aardig (Grafiek 1c) bleek dat er een significant effect was van tijd op de zelfbeoordeling van aardigheid bij moeders (F=4.235; p=0.016). Uit de post hoc testen met Bonferroni correctie bleek dat moeders zichzelf als aardiger beoordelen op het moment dat het kind vier maanden oud was ten opzichte van de 26ste week van
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP de zwangerschap (∆M=0.529; p=0.010) en op het moment dat het kind 24 maanden oud was ten opzichte van de 26ste week van de zwangerschap (∆M =0.492; p=0.025). Er werden geen significante verschillen gevonden in de beoordeling op het moment dat het kind vier maanden oud was en twee jarige leeftijd van het kind. Moeders beoordelen zichzelf dus als aardiger na de zwangerschap dan tijdens de zwangerschap zelf. Bij de analyse van emotionele stabiliteit (Grafiek 1d) bleek uit Mauchly’s Test of Spehricity dat er niet werd voldaan aan de assumptie van sphericity, vandaar dat er een Greenhouse-Geisser correctie is uitgevoerd. Hieruit bleek dat er een significant effect is van tijd op de zelfbeoordeling van emotionele stabiliteit (F=20.231, p<0.001). Post hoc toetsen wezen uit dat de beoordeling tijdens de 26ste week van de zwangerschap significant lager was dan de beoordeling op het moment dat het kind vier maanden oud was (∆M=1.212; p<0.001) en dat de beoordeling significant hoger was dan het moment dat het kind 24 maanden oud was (∆M =0.992; p=0.008). Hiernaast bleek dat de beoordeling op het moment dat het kind vier maanden oud was significant hoger was dan het moment waarop het kind 24 maanden oud was (∆M =2.203; p<0.001). Dit houdt in dat moeders zichzelf emotioneel stabieler vinden op het moment dat het kind vier maanden oud is ten opzichte van de 26ste week van de zwangerschap en dat ze zichzelf minder emotioneel stabiel vinden op het moment dat het kind twee jaar oud is ten opzichte van het meetmoment tijdens de 26ste week van de zwangerschap en het meetmoment waarop het kind vier maanden oud was. Uit de analyse van het effect van tijd op vindingrijkheid (Grafiek 1e) bleek dat tijd een significant effect had op vindingrijkheid (F=8.746; p <0.001). Uit de post hoc analyse met Bonferroni correctie bleek dat de zelfbeoordeling van moeders op vindingrijkheid significant lager lag op de meting tijdens de 26ste week van de zwangerschap ten opzichte van het moment waarop het kind twee jaar oud is (∆M =1.013; p<0.001). De beoordeling op het moment dat het kind vier maanden oud is eveneens significant lager dan de beoordeling op het mo-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP ment dat het kind 24 maanden oud is (∆M =0.669; p=0.004). Dit houdt in dat moeders zichzelf vindingrijker vinden na de bevalling in vergelijking met de 26ste week van de zwangerschap. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag, is er een verschil tussen persoonlijkheidsveranderingen bij vrouwen die met een keizersnede zijn bevallen ten opzichte van vrouwen die op vaginale wijze zijn bevallen, is het interactie-effect van tijd x bevallingswijze meegenomen in de analyse. Hieruit bleek dat er op geen enkele persoonlijkheidstrek een interactie-effect van tijd x bevallingsmethode was (F=1.046, p=0.349; F=0.747, p=0.471; F=0.299, p=0.742; F=0.069, p=0.928; F=20138, p=0.101). Er zijn dus geen verschillen in persoonlijkheidsverandering tussen vrouwen die met of zonder keizersnede zijn bevallen. Persoonlijkheidsveranderingen bij vader Naast dat er gekeken is naar veranderingen in de Big-Five persoonlijkheidstrekken bij moeders bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap is hier ook naar gekeken voor vaders. Bij vaders werd er een verandering van de persoonlijkheidstrekken aardig, emotionele stabiliteit en nauwgezetheid gevonden. Bij alle analyses is er gecontroleerd voor invloed van leeftijd, opleidingsniveau en de aanwezigheid van broertjes of zusjes in het gezin ten tijde van de bevalling. Bij geen van de uitgevoerde analyses is een effect van de controlevariabelen gevonden. Uit de analyse van het effect van tijd op de zelfbeoordeling van extraversie (Grafiek 1a) bleek dat er geen significante verschillen bestaan tussen de beoordeling op de verschillende meetmomenten (F=1.898; p=0.153). Er zijn bij vaders dus geen verschillen in de persoonlijkheidstrek extraversie tijdens de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Uit de analyse van het effect van tijd op de zelfbeoordeling van nauwgezetheid (grafiek 1b) bij vaders, bleek nauwgezetheid significant te veranderen over tijd (F=6.227; p=0.002). Uit de post hoc analyse met Bonferroni correctie bleek dat vaders zichzelf als
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP nauwgezetter beoordelen op het moment dat het kind vier maanden oud is ten opzichte van de 26ste week van de zwangerschap (∆M = 1.053; p=0.001). Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de overige meetmomenten. Dit houdt in dat vaders zichzelf op het moment dat het kind vier maanden oud is nauwgezetter vinden dan tijdens de 26ste week van de zwangerschap maar dat dit effect genormaliseerd is op het moment dat het kind 24 maanden oud is. Uit de analyse van het effect van tijd op de zelfbeoordeling van de persoonlijkheidstrek aardig (Grafiek 1c) door vaders blijkt dat er een significant effect van tijd is op aardig (F=3.433; p=0.035). Uit de post hoc analyse met Bonferroni correctie blijkt dat vaders zichzelf als minder aardig beoordelen op het moment dat het kind 24 maanden oud is ten opzichte van het moment waarop het kind vier maanden oud is (∆M =0.577; p=0.013). Er worden geen significante verschillen tussen de overige meetmomenten gevonden. Dit betekent dat vaders zichzelf minder aardig vinden tussen het moment dat het kind vier maanden oud is en het moment dat het kind 24 maanden oud is. Hoewel er een daling in aardig zichtbaar is, verschilt de mate van aardigheid tijdens de 26ste week van de zwangerschap niet van de mate van aardig op het moment dat het kind 24 maanden oud is. Bij de analyse van emotionele stabiliteit (Grafiek 1d) bleek uit Mauchly’s Test of Spehricity dat er niet werd voldaan aan de assumptie van sphericity, vandaar dat er een Greenhouse-Geisser correctie is uitgevoerd. Hieruit bleek dat er een significant effect is van tijd op de zelfbeoordeling van emotionele stabiliteit door vader (F=23.181; p<0.001). Post hoc toetsen wezen uit dat de beoordeling tijdens de 26ste week van de zwangerschap significant lager was dan de beoordeling op het moment dat het kind vier maanden oud was (∆M =0.630; p=0.032). De beoordeling tijdens de 26ste week van de zwangerschap lag hoger dan de beoordeling op emotionele stabiliteit op het moment dat het kind 24 maanden oud was (∆M =1.572; p<0.001). De zelfbeoordeling op het moment dat het kind vier maanden oud was lag
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP hoger dan de zelfbeoordeling op het moment dat het kind 24 maanden oud was (∆M =2.202; p<0.001). Dit houdt in dat vaders zichzelf emotioneel stabieler vinden op het moment dat het kind vier maanden oud is ten opzichte van de 26ste week van de zwangerschap. Daarnaast beoordelen ze zichzelf als emotioneel instabieler als het kind op het moment dat het kind twee jaar oud is ten opzichte van de 26ste week van de zwangerschap en het moment dat het kind vier maanden oud is. Uit de analyse van het effect van tijd op de persoonlijkheidstrek vindingrijkheid (Grafiek 1e) wordt geen significant effect gevonden (F=1.191; p=0.306). Er is dus geen verandering in de zelfbeoordeling van vindingrijkheid bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag of er een effect is van bevallingsmethode op de persoonlijkheidsveranderingen bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap is er gekeken naar het interactie-effect van tijd x bevallingsmethode. Er werden geen interactieeffecten gevonden ( F=0.601, p=0.550; F=0.167, p=0.846; F=1.140, p=0.322; F=0.594, p=0.544; F=1.658, p= 0.194). De persoonlijkheidsveranderingen zijn dus niet anders voor mannen waarvan de partner een vaginale bevalling heeft gehad ten opzichte van mannen waarvan de partner een keizersnede heeft gehad. Discussie Persoonlijkheidsveranderingen bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap Het doel van dit onderzoek was om te kijken of er persoonlijkheidsveranderingen plaatsvinden bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Dit is bekeken voor zowel moeders als vaders. Uit het huidige onderzoek blijkt dat er inderdaad veranderingen in de persoonlijkheid plaatsvinden tijdens deze transitie. Dit impliceert dat de persoonlijkheid plastisch in plaats van stabiel is. Het huidige onderzoek heeft niet gekeken naar veranderingen gedurende het hele leven, maar naar de invloed van een belangrijke levensgebeurtenis op de per-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP soonlijkheid. Er kan gesteld worden dat de persoonlijkheid in een relatief korte tijd kan veranderen omdat het gevoelig is voor de invloed van belangrijke levensgebeurtenissen. Een aantal van deze persoonlijkheidsveranderingen waren langdurig, in ieder geval tot het moment waarop het kind twee jaar oud was. Zo vonden moeders zichzelf blijvend vindingrijker en aardiger. Voor zowel moeders als vaders gold dat zij zich emotioneel stabieler voelden op het moment dat het kind vier maanden oud was, in vergelijking met de 26ste week van de zwangerschap, en dat zij zich op het moment dat het kind twee jaar oud was emotioneel instabieler voelden dan tijdens de andere twee meetmomenten. De overige persoonlijkheidsveranderingen waren van tijdelijke aard, zoals extraversie bij moeders en nauwgezetheid bij vaders. De zelfbeoordelingen op deze persoonlijkheidstrekken namen op het moment dat het kind twee jaar oud was weer dezelfde waarden aan als op het moment van de 26ste week van de zwangerschap. Er werden bij vader op de persoonlijkheidstrek aardig veranderingen in de zelfbeoordelingen gevonden, wanneer de meting van het moment waarop het kind vier maanden oud was en het moment waarop het kind twee jaar oud was, met elkaar vergeleken werden. Deze verandering wordt dus niet veroorzaakt door de transitie van zwangerschap naar ouderschap. Bij moeders had de transitie van zwangerschap naar ouderschap een effect op de mate van gerapporteerde extraversie. In tegenstelling tot het onderzoek van Wiklund et al., (2007) werd er in het huidige onderzoek een toename in plaats van afname van de beoordeling op extraversie gevonden, wanneer de meting tijdens de 26ste week van de zwangerschap werd vergeleken met de meting op het moment dat het kind vier maanden oud was. Tevens vonden Wilund et al., (2007) een afname van de zelfbeoordeling op de persoonlijkheidstrek nauwgezetheid, in het huidige onderzoek werd er geen significante verandering van de persoonlijkheidstrek nauwgezetheid gevonden. Deze verschillen zouden verklaard kunnen worden doordat er een verschil bestaat tussen de meetinstrumenten die gebruikt zijn bij beide onder-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP zoeken. Wiklund et al., (2009) hebben gebruik gemaakt van de Karolinska Personality Scale terwijl in het huidige onderzoek gebruik is gemaakt van de Quick Big Five persoonlijkheidstest. Een deel van de persoonlijkheidsveranderingen die gevonden worden lijken veroorzaak te worden door smalle mechanismen terwijl een ander deel lijkt veroorzaakt te worden door brede mechanismen (Klimstra, Bleidorn, Asendorpf, van Aken, & Denissen, 2013). Uit het huidige onderzoek bleek dat de emotionele stabiliteit tijdens het tweede meetmoment hoger beoordeeld werd dan het eerste en het derde meetmoment bij zowel vaders als moeders. Een mogelijke verklaring hiervoor bij moeders is het geven van borstvoeding. In Nederland geeft 74% van de moeders vanaf de geboorte borstvoeding aan haar baby (centraal bureau voor de statistiek, 2013). Op het moment dat het kind drie maanden oud is geeft nog steeds 53% borstvoeding, wanneer de baby zes maanden oud is geeft nog maar 34% van de moeders borstvoeding. Uit onderzoek (Mezzacappa, Kelsey & Katkin, 2005) blijkt dat het geven van borstvoeding zorgt voor een reducering van stress bij de moeder. Deze reducering van stress wordt mogelijk veroorzaakt door de invloed van hormonen die vrijkomen bij het geven van borstvoeding (Uvnäs-Moberg, Johansson, Lupoli, & Svennersten-Sajaunja, 2001). Dit kan verklaren waarom moeders op het moment dat het kind vier maanden oud was meer emotionele stabiliteit rapporteren dan tijdens de 26ste week van de zwangerschap en op het moment dat het kind 24 maanden oud was. Mogelijk heeft de emotionele stabiliteit van de moeder een effect op de gerapporteerde emotionele stabiliteit van de vader. Dit dient nader onderzocht te worden. Twee brede mechanismen die een deel van de persoonlijkheidsveranderingen kunnen verklaren zijn sociale veranderingen (Agronick, & Duncan, 1998) en sociale relaties (Zimmerman, & Neyer, 2013). Bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap vinden er veranderingen in deze mechanismen plaats. De relatie tussen de partners veranderd, ze zijn niet
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP meer alleen partners maar ook ouders. Daarnaast kunnen er veranderingen ontstaan in de relatie tussen de partners en hun ouders. Zo zijn vrouwen niet alleen meer de dochter van hun moeder, maar zijn ze inmiddels zelf ook moeder. Dit kan voor een verschuiving in de sociale relatie zorgen. Naast veranderingen in sociale relaties vinden er tevens veranderingen plaats op algemeen sociaal vlak. Tijdens het laatste trimester van de zwangerschap krijgen moeders zwangerschapsverlof, hierdoor verdwijnen (tijdelijk) de sociale contacten met hun collega’s. Na de bevalling krijgen ouders kraambezoek waardoor sociale relaties weer kunnen worden aangehaald. In de periode hierna zal het voor veel ouders in mindere mate mogelijk zijn om evenveel sociale activiteiten te ontplooien als voor de bevalling. Uit eerder onderzoek (Zimmerman, & Neyer, 2013) bleek dat veranderingen op het gebied van sociale relaties en het sociale leven in het algemeen in ieder geval een effect hebben op de persoonlijkheidsfactoren vindingrijkheid, aardig en emotionele stabiliteit. De zelfbeoordeling van nauwgezetheid bij vaders was op het moment dat het kind vier maanden oud was hoger dan tijdens de 26ste week van de zwangerschap. Dit kan verklaard worden doordat er tot op heden nog steeds wordt geadviseerd om te zorgen voor rust, reinheid en regelmaat voor een baby (centrum voor jeugd en gezin, n.d.). Dit houdt onder andere in dat er voor regelmaat en structuur moet worden gezorgd. Waarschijnlijk leidt dit tevens tot meer rust, reinheid en regelmaat in het leven van de vader. Het is mogelijk dat vaders dit op het moment dat het kind vier maanden oud was ervoeren en dat daarom de beoordeling op nauwgezetheid hoger was dan in vergelijking met de andere meetmomenten. Verder onderzoek zou dit moeten uitwijzen. Uit onderzoek (Dyrdal, & Lucas, 2013) bleek dat ouders een stijging rapporteerden in tevredenheid met het leven tijdens de zwangerschap en na de geboorte van hun kind. Deze tevredenheid nam weer het niveau aan van voor de zwangerschap vanaf het moment dat het kind 24 maanden oud was. Dit brede mechanisme kan een verklaring zijn voor de persoon-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP lijkheidsveranderingen op de persoonlijkheidstrekken emotionele stabiliteit en aardigheid. In het huidige onderzoek zijn geen metingen uitgevoerd voorafgaand aan de zwangerschap. Hierdoor is het onduidelijk of de beoordelingen van aardig, voor zowel vader als moeder op het moment dat het kind 24 maanden oud is, weer terug zijn op hetzelfde niveau als voor de zwangerschap. Het is derhalve niet mogelijk te stellen dat er sprake is van een blijvende verandering in de persoonlijkheid door het ouderschap, of dat er sprake is van een tijdelijke verandering. Verder onderzoek met een meetmoment voor de zwangerschap zou hier meer duidelijkheid over kunnen verschaffen. In het huidige onderzoek zijn de verschillen in persoonlijkheidsveranderingen tussen mannen en vrouwen niet met elkaar vergeleken. Er kan dus niet worden gesteld dat de persoonlijkheid van moeders meer veranderd onder invloed van het krijgen van een kind dan van vaders. Hier zou in een vervolgonderzoek aandacht aan kunnen worden besteed zodat er meer duidelijkheid geschept wordt over de impact van het krijgen van een kind. Daarnaast is het aan te bevelen om bij een vervolgonderzoek extra meetmomenten te nemen. Het eerste extra meetmoment zou plaats moeten vinden voordat de vrouw in verwachting raakt, zodat er een basisniveau van de persoonlijkheidstrekken kan worden vastgesteld. Een tweede extra meetmoment zou net voor de start op de basisschool kunnen plaatsvinden. Dit om te meten wat de nieuwe sociale interactie, namelijk met andere ouders op het schoolplein, voor effect heeft op de persoonlijkheid. Een meetmoment gedurende de loop van de basisschool is noodzakelijk om dit effect goed te kunnen meten. Met deze extra meetmomenten kan tevens onderzocht worden of de langdurige persoonlijkheidsveranderingen, die in het huidige onderzoek werden gevonden, permanent zijn of dat er sprake is van een tijdelijke verandering. Persoonlijkheidsveranderingen bij een keizersnede in vergelijking met een vaginale bevalling Naast dat er in het huidige onderzoek is gekeken naar persoonlijkheidsveranderingen bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap, is er gekeken naar verschillen tussen ou-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP ders waarvan het kind met een keizersnede of op vaginale wijze geboren was. In het huidige onderzoek werden geen verschillen in persoonlijkheidsveranderingen gevonden tussen geboortes met een keizersnede en geboortes die op vaginale wijze verliepen. Dit gold voor zowel moeders als vaders. De resultaten uit het huidige onderzoek komen eveneens niet overeen met de resultaten van het onderzoek van Wiklund et al., (2009). Ook hierbij kan het verschil in gebruikte meetinstrumenten een mogelijke verklaring zijn voor de gevonden verschillen. Daarnaast is er een verschil in het aantal bevallingen waarbij gebruik is gemaakt van een keizersnede. In het huidige onderzoek is 12,1% van de bevallingen uitgevoerd met behulp van een keizersnede en in het onderzoek van Wiklund et al., (2009) is dat 4,2%. Hierbij moet tevens worden opgemerkt dat er bij het onderzoek van Wiklund et al., (2009) alleen keizersneden zijn meegenomen waarbij het de keuze van de moeder zelf was om met een keizersnede te bevallen. In het huidige onderzoek is er geen onderscheid gemaakt tussen spoedkeizersnede, geplande keizersneden en zelf gekozen keizersneden. Er zou een verschil kunnen zijn tussen de impact van een spoedkeizersnede en de impact van een keizersnede die door de zwangere vrouw zelf is gevraagd. Vandaar dat hier in een volgend onderzoek rekening mee moet worden gehouden. Algemene discussie Gezien de kleine effect size van het huidige onderzoek kan worden afgevraagd wat de klinische relevantie van het onderzoek is. Echter, dit onderzoek is uitgevoerd bij een representatieve groep van de Nederlandse populatie. De gevonden resultaten zeggen daardoor niets over een klinische doelgroep. Het is daarom voor een vervolgonderzoek interessant om een soortgelijk onderzoek uit te voeren binnen een klinische populatie. De resultaten uit een dergelijk onderzoek zouden kunnen verschillen met de resultaten van het huidige onderzoek en kunnen daardoor wel klinisch relevant zijn. Dit kan helpen bij vroegtijdige interventie van ouders met persoonlijkheidstrekken die een verhoogde kans geven op een postpartum depres-
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP sie (Akman, Uguz & Kaya, 2007). Een zwakte van dit onderzoek is het gemiddeld hoge opleidingsniveau van de deelnemers. Doordat hoogopgeleiden vaker en langduriger hun medewerking verlenen aan onderzoeken kan dit leiden tot selectie bias. Vandaar dat er op opleidingsniveau is gecontroleerd in het huidige onderzoek, wat ervoor heeft gezorgd dat de onderzoeksresultaten betrouwbaarder zijn. Een andere zwakte van dit onderzoek behelst dat er geen onderscheid is gemaakt tussen de verschillende varianten van een keizersnede. De verwachting is namelijk dat de impact van een geplande keizersnede anders zou kunnen zijn dan de impact van een spoedkeizersnede. Een sterk punt van het huidige onderzoek is het prospectieve longitudinale cohort design op basis waarvan de onderzoeksresultaten gegenereerd zijn na het bekijken van verschillende meetmomenten. Hierdoor zijn persoonlijkheidsveranderingen beter te onderzoeken doordat er kan worden gekeken of er sprake is van een tijdelijk effect of dat er sprake is van een meer permanente verandering in de persoonlijkheidstrek. Een ander sterk punt van het huidige onderzoek is de grote van de onderzoekspopulatie. Hierdoor zijn de resultaten beter generaliseerbaar naar de Nederlandse populatie. Conclusie Het huidige onderzoek heeft overtuigende bewijzen gevonden voor veranderingen in de Big Five persoonlijkheidstrekken bij de transitie van zwangerschap naar ouderschap voor zowel moeders als vaders. Bij moeders had de transitie van zwangerschap naar ouderschap veranderingen tot gevolg op vier persoonlijkheidstrekken (extraversie, aardig, emotionele stabiliteit en vindingrijkheid). Bij vaders had de transitie veranderingen tot gevolg op drie persoonlijkheidstrekken (nauwgezetheid, aardig en emotionele stabiliteit). Hiermee wordt bevestigd dat de persoonlijkheid plastisch is en onder invloed van belangrijke levensgebeurtenissen
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP kan veranderen. In het huidige onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden dat de bevallingsmethode, keizersnede dan wel vaginaal, invloed heeft op de persoonlijkheidsveranderingen. Dit onderzoek is van belang, omdat het inzichten geeft in persoonlijkheidsveranderingen en in de impact van het krijgen van een kind op de persoonlijkheid.
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP Tabel 1 Gegevens over leeftijd en opleidingsniveau Leeftijd
Opleidingsniveau in %
M (min.-max.)
SD
Laag1
Midden2
Hoog3
Moeders
31.6 (17.6- 44.7)
3.71
5.4
25,8
68.8
Vaders
34.3 (22.5- 49.8)
4.34
5.5
21.5
72.4
1
Geen enkele opleiding voltooid/ Basis onderwijs/ Lager onderwijs/ Speciaal onderwijs/ LBO/ LTS/ MAVO/ VMBO/ MULO
2
HAVO/ VWO/ MBO
3
HBO/WO
Tabel 2 Gemiddelden, standaard deviaties en statistiek post hoc toetsen van de Big Five persoonlijkheidstrekken ∆M
Gemiddelden
P
(SD) N
26ste week
4 maanden
24 maan-
zwanger-
oud
den oud
1-21
1-32
2-33
1-21
1-32
2-33
-0.597
0.206
0.002**
0.069
0.496
-
-
-
-
-
schap Moeder Extraversie
238
31.5 (6.70)
32.3 (6.18)
32.1 (6.66) -0.803
Nauwgezetheid
238
30.7 (6.27)
31.3 (6.30)
31.0 (6.29)
Aardig
238
34.7 (3.49)
35.2 (3.70)
35.1 (3.73) -0.529
-0.492
0.038
0.010*
0.025*
0.869
Emotionele stabiliteit
236
29.5 (6.31)
30.7 (6.40)
28.5 (6.74) -1.212
0.992
2.203
0.000***
0.008**
0.000***
Vindingrijkheid
239
29.0 (5.51)
29.3 (5.53)
30.0 (5.64) -0.343
-1.013
-0.669
0.123
0.000***
0.004**
Extraversie
172
29.0 (6.91)
29.6 (6.89)
29.7 (6.78)
-
-
-
-
-
Nauwgezetheid
170
28.4 (7.07)
29.5 (6.58)
28.9 (7.06) -1.053
-0.576
0.476
0.001**
0.076
0.126
Aardig
175
34.5 (4.02)
34.6 (4.21)
34.0 (4.09) -0.074
0.503
0.577
0.770
0.061
0.013*
Emotionele stabiliteit
173
32.8 (5.06)
33.4 (4.93)
31.2 (5.60) -0.914
1.348
2.262
0.176
0.087
0.007**
Vindingrijkheid
171
29.9 (5.50)
29.7 (5.51)
30.1 (5.22)
-
-
-
-
-
-
Vader -
-
*p<0.05 **p<0.01 ***p<0.001 1
verschil (∆M) tussen meetmoment 26ste week van de zwangerschap - kind vier maanden oud
PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING BIJ DE TRANSITIE NAAR OUDERSCHAP 2
verschil (∆M) tussen meetmoment 26ste week van de zwangerschap - kind 24 maanden oud
3
verschil (∆M) tussen meetmoment kind vier maanden oud - kind 24 maanden oud
OUDERSCHAP EN PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING Tabel 3 Repeated measurement analysis verandering in Big Five scores over tijd MS1
df
F
p
Effect size2
Extraversie
44.00
1.88
3.917
0.023*
0.016
Nauwgezetheid
25.13
1.95
2.477
0.087
0.010
-
-
4.235
0.016*
0.035
297.44
1.93
20.231
0.000***
0.079
-
-
8.746
0.000***
0.069
Extraversie
-
-
1.898
0.153
0.022
Nauwgezetheid
-
-
6.227
0.002**
0.069
Aardig
-
-
3.433
0.035*
0.038
235.15
1.89
23.181
0.000***
0.119
-
-
1.191
0.306
0.014
Moeder
Aardig Emotionele stabiliteit Vindingrijkheid Vader
Emotionele stabiliteit Vindingrijkheid
*p<0.05 **p<0.01 ***p<0.001 1
Mean Square
2
Partial Eta Squared
OUDERSCHAP EN PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING Grafiek 1a
Grafiek 1b
gemiddelden extraversie
gemiddelden nauwgezetheid
Grafiek 1c
Grafiek 1d
gemiddelden aardig
gemiddelden emotionele stabiliteit
Grafiek 1e gemiddelden vindingrijkheid
1
meetmoment 26ste week van de zwangerschap.
2
meetmoment kind is vier maanden oud.
3
meetmoment kind is 24 maanden oud.
OUDERSCHAP EN PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING Referenties Agronick, G. S., & Duncan, L. E. (1998). Personality and social change: individual differences, life path, and importance attributed to the women's movement. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 1545-1555 Akman, C., Uguz, F., & Kaya, N. (2007). Postpartum-onset major depression is associated with disorders. Comprehensive psychiatry, 48, 343-347 Allemand, M., Zimp, D., & Hertzog, C. (2007). Cross-sectional age differences and longitudinal age changes of personality in middle adulthood and old age. Journal of Personality, 52, 323-358 Cattell, R. B. (1972). The 16 personality factors and basic personality structure. Journal of Behavioral Science, 1(4), 169-187 Centraal bureau voor de statistiek. (2013). Stateline: bevalling, lengte en gewicht bij geboorte, borstvoeding. Retrieved from http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM= SLNL&PA=37302&D1=0-1,45-48&D2=0,5-l&HD=110413-1418&HDR=G1&STB=T Centrum voor jeugd en gezin (n.d.). Opvoedtip: Rust, reinheid en regelmaat. Retrieved from http:// www.cjgleiden.nl/nieuws/Opvoedtip%3A-Rust,-reinheid-en-regelmaat/-1/222/1533 Costa, P. T., Jr., & McCrae, R. R. (1994). Set like plaster: Evidence for the stability of adult personality. T. F. Heatherton & J. L. Weinberg [electronic version], Can personality change? Washtingtond DC: American Psychological Association, 21-44 Donnelan, M. B., & Lucas, R. E. (2008). Age differences in the Big Five across the life span: evidence from two national samples. Psychology and Aging, 23, 558-566 Dyrdal, G. M., & Lucas, R. E. (2013). Reaction and adaption to the birth of a child: a couple level analysis. Developmental Psychology, 49(4), 749-761 Eysenck, H. J. (1947). Dimensions of personality (Rev. ed.). Retrieved from http://books.google.nl /books?hl=nl&lr=&id=yetzyOzYl-4C&oi=fnd&pg=PR9&dq= Eysenck+dimensions+of+ personality&ots=MbJ1nsn804&sig=AY96hr6Scc4nCt27tcpgURO5VE#v=onepage&q=Eyse
OUDERSCHAP EN PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING nck%20dimensions%20of%20personality&f=false Goldberg, L. R. (1992). The development of markers for the Big-Five factor structure. Psychological assessment, 4, 26-42 James, W. (1890). The principles of psychology [electronic version]. New York: H. Holt and company. Klimstra, T. A., Bleidorn, W., Asendorpf, van Aken, M. A. G., & Denissen, J. J. A. (2013). Correlated change of Big-Five personality traits across the lifespan: search for determinants. Journal of Research in Personality, 47, 768-777 Maas, A. J. B. M., Vreeswijk, C. M. J. M., de Cock, E. S. A., Rijk, C. H. A. M., & van Bakel, H. J. A. (2012). “Expectant Parents”: Study protocol of a longitudinal study concerning prenatal (risk) factors and postnatal infant development, parenting, and parent-infant relationships. BMC Pregnancy and Childbirth, 12, 1-8 McCrae, R.R., & Costa, P. T. (1996). Toward a new generation of personality theories: theoretical context for the five factor model. Uit J. S., Wiggings [electronic version] The five factor model of personality. New York: The Guilford Press, 51-87 McCrae, R. R., Costa, P. T., Ostendorf, F., Angleitner, A., Hrebickova, M., Avia, M. D., Sanz, J., Sanches-Bernardos, M., Kusdil M, E., Woodfield, R., Saunders, P. R., & Smith, P. B. (2000). Nature over nurture: temperament, personality and lifespan development. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 173-186 McCrae, R. R., & Costa, P. T. (1982). Self-concept and the stability of personality: Cross-sectional comparisons of zelf-reports and ratings. Journal of Personality and Social Psychology, 43, 1282-1292 McCrae, R. R., & Costa, P. T. (2008). The five-factor theory of personality. Uit O. P. John., R. W. Robins., & L. A. Pervin [electronic version] Handbook of Personality: third edition, theory and research. New York: The Guilford Press, 159-181 Mezzacappa, E. S., Kelsey, R. M., & Katkin, E. S. (2005). Breast feeding, bottle feeding, and
OUDERSCHAP EN PERSOONLIJKHEIDSVERANDERING maternal autonomic responses to stress. Journal of psychosomatic research, 58(4), 351-365 Srivastava, S., John, O. P., Gosling S. D., & Potter, J. (2003). Development of personality in early and middle adulthood: set like plaster or persistent change? Journal of Personality and Social Pesychologiy, 84(5), 1041-1053 Uvnäs-Moberg, K., Johansson, B., Lupoli, B. & Svennersten-Sajaunja, K., (2001). Oxytocin facilitates behavioral, metabolic and psychological adaptions during lactation. Applied Animal Behavior Science, 73, 225-234 Vermulst, A. A., & Gerris, J. R. M. (2005). Quick big five persoonlijkheidstest [the quick big five personality test]. Leeuwarden, NL: LDC Publishers Wiklund, I., Edman, G., & Andolf, E. (2007). Cesarean section on maternal request: reasons for the request, self-estimated health, expectations, experience of birth and signs of depression among first-time mothers. Acta Obstetrica et Gyneacologica Scandinavica, 86(4), 451-456 Wilund, I., Edman, G., Larsson, C., & Andolf, E. (2009). First-time mothers and changes is personality in relation to mode of delivery. Journal of Advanced Nursing, 65, 1636-1644 Zimmermann, J., & Neyer, F. J. (2013). Do we become a different person when hitting the road? Personality development in sojourner. Journal of Personality and Social Psychology, 105, 515-530