BIJLAGE M stagereglement Specifieke Lerarenopleidingen Hoofdstuk 1 – Omschrijvingen Art. 1
Stage
Stage is een opleidingsonderdeel, deel van een opleidingsonderdeel of een onderwijsactiviteit, waarbij een student gedurende een bepaalde periode taken uitvoert in een reële werksituatie. De stage heeft als doel om de verworven competenties te toetsten aan de realiteit en verder in te oefenen, wat resulteert in beroepservaring. Voor de duidelijkheid en transparantie worden het betrokken opleidingsonderdeel, deel van een opleidingsonderdeel of de onderwijsactiviteit, benoemd met stage, conform de onderrichtingen studiefiche en studiegids, eventueel met aanvullingen.
Art. 2
Stagebegeleider
Personeelslid van de Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen, die de studentstagiair tijdens de stage daadwerkelijk begeleidt.
Art. 3
Stagegever
Instelling of persoon die aan een studentstagiair de mogelijkheid biedt, om in het kader van een opleiding één of meerdere stageperiodes te volbrengen.
Art. 4
Stagementor
Persoon aangesteld door de stagegever, die de studentstagiair tijdens de stage begeleidt.
Art. 5
Stageovereenkomst
Document opgemaakt in drievoud waarbij tussen de 3 betrokken partijen (Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen, de student-stagiair en de stagegever), bepaalde rechten en plichten worden afgesproken en bepaald.
Art. 6
Stageplaats
Daadwerkelijke plaats waar de stage doorgaat.
Art. 7
Student-stagiair
Student van de Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen die in het in het kader van zijn opleiding één of meerdere stageperiodes volbrengt.
Hoofdstuk 2 – Toepassingsgebied en kader
Art. 8
Toepassingsgebied
Dit stagereglement is van toepassing op: – de studentstagiair – de stagegever – de stagementor – de verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel waaronder stage ressorteert – de stagebegeleider
Art. 9
Studiefiche
De stageperiodes zijn als onderdeel van de opleiding beschreven in de studiefiche van het betrokken opleidingsonderdeel [artikel 4 van de Stageovereenkomst]. De beschrijving, de volledigheid, de uitvoering en de evaluatie ervan vallen onder de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel. De studiefiche, opgenomen in de toetredingsovereenkomst, wordt ook aan de stagegever overhandigd voor “gelezen en goedgekeurd”.
Art. 10
Stageovereenkomst
Voor elke stageperiode wordt een stage-overeenkomst opgemaakt. Voor preservice stages wordt een raamovereenkomst opgemaakt tussen KCA en de stageschool voor het stagepakket van alle stagiairs.
Voor de inservice stages wordt een LIObaanovereenkomst opgesteld per
studentstagiair per periode.
Art. 11
De verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel
Het is de taak van de verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel om toe te zien op de naleving van het stagereglement en de bepalingen opgenomen in de betreffende en betrokken studiefiche.
Art. 12
Kosten
De prestaties van de studentstagiair worden niet bezoldigd. Eventueel mogen gemaakte kosten, verbonden aan de stage, worden terugbetaald. Uitzondering: inservice stage: de student verwerft hier het statuut “leraar in opleiding” (LIO) en wordt bezoldigd volgens bekwaamheidsbewijs “andere”.
Hoofdstuk 3 – Keuze van stagegever en stageplaats
A - binnenland Art. 13
Stagegever en stageplaats worden aangeboden
Indien de verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel zelf de stagegever en de stageplaats aanduidt, dan worden volgende procedure en criteria gehanteerd: Criteria: -
Verscheidenheid: van de student wordt verwacht dat hij/zij lesgeeft aan kinderen, jongeren en volwassenen in de lagere, de middelbare en de hogere graad of beginners/met ervaring/gevorderden, lagere graad: DKO, basisonderwijs (muzische vakken), privé onderwijs, DKO, KSO, ASO, TSO, BSO, privéonderwijs.
-
Vakgerichte, gespecialiseerde begeleiding
-
Ondersteunende praktische en pedagogische begeleiding
-
Optimale communicatie tussen opleiding en stagegever
Werkwijze: -
Er wordt een lijst van stagescholen/stagementoren aanbevolen. Deze scholen zijn partners van KCA in de opleiding van de student tot leraar. De stageplaatsen worden individueel toegekend in samenspraak met de student.
-
Bij niet consensus bepaalt de opleiding waar de student stage loopt.
-
Na toekenning van de stageplaats neemt de student zelf contact op met de stageschool en de stagementor en maakt praktische afspraken.
-
De student vult de praktische gegevens in op het formulier “stage” en bezorgt dit formulier aan de secretariaatsmedewerker SLO. Deze bezorgt het formulier aan alle betrokkenen in de begeleiding.
-
De opleiding stuurt hierop een stageraamovereenkomst (preservice) ter bevestiging aan de betrokken directies en/of mentoren.
-
De opleiding duidt één of meerdere stagebegeleiders aan. De stagebegeleider bezoekt de student en geeft feedback over zijn functioneren.
-
Bij het betreden van de stageschool melden zowel student als stagebegeleider zich steeds op het secretariaat of bij de directie zodat de stageschool op de hoogte is van hun aanwezigheid.
-
Op de stageplaats wordt de begeleiding gegarandeerd door de stagementor. Deze is bij preservicestage tijdens de stagelessen aanwezig, bij inservicestage bezoekt hij de student en geeft feedback over zijn functioneren. De stagementor begeleidt de student tijdens de volledige stage.
-
De stagegever of de stagementor bezorgt de student na de stage een stagebeoordeling via de formulieren “verslag lesbegeleiding” (verslag na observatie/begeleiding van een les) en “syntheseverslag” (syntheseverslag na observatie/begeleiding van verscheidene lessen).
Art. 14
Stagegever en stageplaats te kiezen uit aanbod
Indien de student de stagegever en stageplaats dient te kiezen uit een vooraf bekende lijst van stagegevers en – plaatsen, dan worden volgende procedure en criteria gehanteerd: Zie artikel 13 en 15
Art. 15
Stagegever en stageplaats zelf aan te brengen door studentstagiair
Indien de student voor de keuze van de stagegever en de stageplaats zelf dient in te staan, dan worden volgende procedure en criteria gehanteerd:
De student kan zelf een voorstel van stageplaats formuleren in overleg met de verantwoordelijken voor de stage. De stageplaatsen dienen te worden goedgekeurd door de opleidingscoördinator. Bij niet-consensus bepaalt de opleiding waar de student stage zal lopen. Criteria: -
Verscheidenheid: van de student wordt verwacht dat hij lesgeeft aan kinderen, jongeren en volwassenen in de lagere, de middelbare en de hogere graad of beginners/met ervaring/gevorderden, lagere graad: DKO, basisonderwijs (muzische vakken), privé onderwijs, DKO, KSO, ASO, TSO, BSO, privéonderwijs.
-
Gespecialiseerde, vakgerichte begeleiding
-
Ondersteunende praktische en pedagogische begeleiding
-
Optimale communicatie tussen opleiding en stagegever
-
Stageplaatsen bevinden zich bij voorkeur in de regio Antwerpen, Stageplaatsen in andere regio’s worden uitzonderlijk toegelaten op aanvraag, mits goedkeuring van de stagebegeleider en de coördinator.
Werkwijze: – Na goedkeuring door de opleiding neemt de student zelf contact op met de stageschool en de stagementor en maakt praktische afspraken. – De student vult de praktische gegevens in op het formulier “stage”. Dit formulier wordt bezorgd aan de secretariaatsmedewerker SLO. Deze bezorgt het formulier aan alle betrokkenen in de begeleiding. – De opleiding stuurt hierop een stageraamovereenkomst (preservice) of een LIObaanovereenkomst (inservice) ter bevestiging aan de betrokken directies en/of mentoren. – De opleiding duidt één of meerdere stagebegeleiders aan. De stagebegeleider bezoekt de student en geeft feedback over zijn functioneren. – Bij het betreden van de stageschool melden zowel student als stagebegeleider zich steeds op het secretariaat of bij de directie zodat de stageschool op de hoogte is van de aanwezigheid. – Op de stageplaats wordt de begeleiding gegarandeerd door de stagementor. Deze is bij preservicestage tijdens de stagelessen aanwezig, bij inservicestage bezoekt hij de student en geeft feedback over zijn functioneren. De stagementor begeleidt de student tijdens de volledige stage. – De stagegever (stagementor) bezorgt de student na de stage een stagebeoordeling via de formulieren “verslag lesbegeleiding” (verslag na observatie/begeleiding van een les) en “syntheseverslag” (syntheseverslag na observatie/begeleiding van verscheidene lessen). (On)verenigbaarheden: wat zijn de criteria en procedure om een stagegever en een stageplaats niet goed te keuren, en wat zijn de beroepsmogelijkheden van de student stagiair. Criteria: -
Verscheidenheid; van de student wordt verwacht dat hij lesgeeft aan kinderen, jongeren en volwassenen in de lagere, de middelbare en de hogere graad of beginners/met ervaring/gevorderden, lagere graad: DKO, basisonderwijs (muzische vakken), privé onderwijs, DKO, KSO, ASO, TSO, BSO, privéonderwijs.
-
Gespecialiseerde, vakgerichte begeleiding
-
Ondersteunende praktische en pedagogische begeleiding
-
Optimale communicatie tussen opleiding en stagegever
-
Stageplaatsen enkel in de regio Antwerpen (preservice), stageplaatsen in andere regio’s worden enkel uitzonderlijk toegelaten op aanvraag, mits goedkeuring van de coördinator.
-
De stagementor is ten minste 2 jaar afgestudeerd als leraar in het onderwijs, of als deskundige in de sector waar de stage plaatsheeft. De stagementor heeft tenminste 2 jaar werkervaring.
Wanneer aan de criteria hoger vermeld niet wordt voldaan zal de stageplaats niet worden goedgekeurd. Beroep hiertegen is niet mogelijk. Er zal in overleg met de student worden gezocht naar een andere stageplaats. Bij niet-consensus bepaalt de opleiding waar de student stage zal lopen.
B – buitenland (= buiten de grenzen van België) Art. 16
Stagegever en stageplaats worden aangeboden
Indien de verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel zelf de stagegever en de stageplaats aanduidt, dan worden volgende procedure en criteria gehanteerd: Zie artikel 13
Art. 17
Stagegever en stageplaats te kiezen uit aanbod
Indien de student de stagegever en stageplaats dient te kiezen uit een vooraf bekende lijst van stagegevers en – plaatsen, dan worden volgende procedure en criteria gehanteerd: Zie artikel 13 en 15
Art. 18
Stagegever en stageplaats zelf aan te brengen door studentstagiair
Indien de student voor de keuze van de stagegever en de stageplaats zelf dient in te staan, dan worden volgende procedure en criteria gehanteerd: Zie artikel 15 (On)verenigbaarheden: wat zijn de criteria en procedure om een stagegever en een stageplaats niet goed te keuren, en wat zijn de beroepsmogelijkheden van de studentstagiair. Zie artikel 15
Art. 19
Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel, ook wanneer de student zelf dient in te staan voor de keuze van de stagegever en de stageplaats, zorgt ervoor dat de stage enkel kan doorgaan op plaatsen gedekt door de hogeschoolpolis (bv. niet in landen of streken van oorlog of oproer) Bij twijfel dient contact opgenomen te worden met de directie personeel (+32 3 213 93 32 -
[email protected]). Indien de studentstagiair meent activiteiten te moeten ontplooien die niet gedekt zijn door de verantwoordelijke van het opleidingsonderdeel en de hogeschoolpolis, handelt hij in eigen naam en is de hogeschool de facto/de jure niet verantwoordelijk. De hierboven bedoelde en vermelde activiteiten kunnen nooit in aanmerking komen voor evaluatiepunten in het kader van zijn opleiding. De opgedane expertise kan wel via de AUHA EVC-procedure in aanmerking komen voor het behalen van een “bewijs van bekwaamheid”.
Hoofdstuk 4 – Aan- en afwezigheid, inhaalstage De studentstagiair volgt de werktijden van de stagegever. Hij begeeft zich naar de stagegever op de gestelde dagen en binnen de gestelde uren, overeenkomstig de stageovereenkomst.
Art. 20
Werktijden
De studentstagiair volgt de werktijden van de stagegever. Hij begeeft zich naar de stagegever op de gestelde dagen en binnen de gestelde uren, overeenkomstig de stageovereenkomst. [artikel 2 van de Stageovereenkomst]
Art. 21
Afwezigheid
Bij afwezigheid van de studentstagiair wordt volgende procedure gevolgd:
De student verwittigt de stagegever, de stagebegeleider, de stagementor en de coördinator minimum een dag vooraf (bij overmacht zo snel mogelijk) telefonisch én per mail. Bij onverwachte wijzigingen in het lesrooster geldt dezelfde procedure: de student verwittigt de stagegever, de stagebegeleider, de stagementor en de coördinator minimaal een dag vooraf (bij overmacht zo snel mogelijk) telefonisch én per mail.
Art. 22
Wettiging afwezigheid
Om te bepalen of een afwezigheid van een studentstagiair al dan niet gewettigd is, worden volgende procedure en criteria gehanteerd: De student is gewettigd afwezig enkel wanneer de afwezigheid kan gestaafd worden met een geldig doktersattest én wanneer de procedure correct wordt opgevolgd. Indien aan één van beide voorwaarden niet wordt voldaan wordt de afwezigheid als onwettig beschouwd.
Art. 23
Te weinig uren stage
Wanneer een studentstagiair omwille van bepaalde omstandigheden niet voldoet aan de vooraf bepaalde en gestelde uren stage, worden volgende procedure en criteria gehanteerd: Bij ongewettigde en gewettigde afwezigheid kan, na overleg met de stagegever, de stagebegeleider en de coördinator een inhaalstage worden opgelegd door de opleiding. Bij ongewettigde afwezigheid kan, na overleg met de stagegever, de stagebegeleider en de coördinator én na een gesprek met de student, de stage worden stopgezet.
Art. 24
Inhaalstage
Wanneer de student omwille van bepaalde omstandigheden niet voldoet aan de gestelde uren stage, kan een “inhaalstage” georganiseerd worden. Hierbij worden volgende procedure en criteria gehanteerd: De opleiding kan in consensus met de stagegever een inhaalstage opleggen wanneer de student onvoldoende de beoogde lerarencompetenties heeft bereikt in het desbetreffende stage-onderdeel volgens de opleiding. Een inhaalstage vindt plaats op initiatief van de opleiding in overleg met de stagegever. De student kan een inhaalstage niet afdwingen. Voor de inhaalstage gelden dezelfde criteria en werkwijze als voor de stage.
Hoofdstuk 5 – Preventie, Gezondheid en Milieu
Art. 25
Onthaal
De stagegever staat in voor het onthaal van de studentstagiair op de stageplaats. Hij bezorgt de studentstagiair de noodzakelijke informatie met betrekking tot het arbeidsreglement, de veiligheidsvoorschriften (bv het dragen van werkkledij,…), eerste hulp bij ongevallen, noodprocedures, de aanwijzingen en gedragsregels (bv. roken,…) eigen aan de stageplaats. De persoonlijke beschermingsmiddelen (bv. werkkledij, handschoenen,…) worden door de stagegever ter beschikking gesteld van de studentstagiair.
Art. 26
Werkpostfiche en risicoanalyse
Aangezien de stage, zoals gedefinieerd in artikel 1, overeenkomt met de omschrijving van stage vanuit welzijnsoogpunt (Koninklijk Besluit van 21 september 2004 betreffende de bescherming van stagiairs), is de stagegever verplicht om een risicoanalyse en een werkpostfiche op te stellen. [artikel 7 van de Stageovereenkomst]
Art. 27
Regelgeving van de stageplaats
De studentstagiair is verplicht het arbeidsreglement, de regelgeving inzake roken, de voorschriften eigen aan de onderneming en/of sector en de werkvoorschriften die voortvloeien uit de risicoanalyse na te leven.
Art. 28
Risicoanalyse van een werkpost
Stap 0 De opleidingsonderdeelverantwoordelijke voert een screening uit van de stageplaats (school, bedrijf, instelling,…). De stageplaats moet uiteraard een pedagogische meerwaarde bezitten, zonder de veiligheid van de student in gevaar te brengen. Hij gaat na of de stageplaats een risicoanalyse en werkpostfiche voor de werknemers ter beschikking heeft. Heeft de stageplaats een preventieadviseur en arbeidsgeneesheer in dienst? Indien niet, door wie worden deze functies vervuld? Op basis van deze screening kan de opleidingsonderdeel-verantwoordelijke beslissen of de voorgenomen stageplaats al dan niet geschikt is voor het veilig uitvoeren van een stage. Stap 1 Heeft de stageplaats een risicoanalyse en/of werkpostfiche ter beschikking van de eigen werknemers? JA: vraag ze op en voeg deze toe aan de stageovereenkomst. NEE: de stageplaats zal een risicoanalyse moeten opmaken. De Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen stelt hiervoor enkele modeldocumenten ter beschikking. Voor de keuze van het juiste document, zie stap 2. Stap 2 De stageplaats betreft een: BEDRIJF/INSTELLING/ORGANISATIE/…: de stageplaats dient gebruik te maken van het formulier “risicoanalyse model C”. Vervolg zie stap 4. SCHOOL: zie stap 3. Stap 3 De stage vindt plaats in het kader van: LERARENOPLEIDING KLEUTER, LAGER, SECUNDAIR (algemene vakken, lichamelijke opvoeding , muzische opvoeding), SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING, BANABA BUITENGEWOON ONDERWIJS of POSTGRADUAAT NIET-CONFESSIONELE ZEDENLEER: De stageplaats dient gebruik te maken van het formulier “risicoanalyse model A”. Vervolg zie stap 4. LERARENOPLEIDING (secundair technische vakken): de stageplaats dient gebruik te maken van het formulier “risicoanalyse model B”. Vervolg zie stap 4. Stap 4 De student dient het document over te maken aan de directie van de stageplaats. Wanneer het document is ingevuld en ondertekend dient het te worden bezorgd aan de opleidingsonderdeel-verantwoordelijke, samen met de stageovereenkomst.
Art. 29
Studentongeval
Afgezien het feit dat de studentstagiair een dubbelstatuut heeft (student en werknemer) worden ongevallen van een studentstagiair niet beschouwd en behandeld volgens de arbeidsongevallenwet, maar wel als “studentongeval”. Meer informatie over de aangifte van een studentongeval is te vinden: * in de informatiebrochure preventie, gezondheid en milieu * op de website via www.ap.be/gezondheid * bij de medewerker personeel-preventie (+32 3 213 93 32-
[email protected]).
Art. 30
Moederschapsbescherming
Meer informatie over moederschapsbescherming is te vinden in de informatiebrochure preventie, gezondheid en milieu of op de website via www.ap.be/gezondheid.
Hoofdstuk 6 – Verzekeringen
Art. 31 Meer informatie over de verzekeringen ( burgerlijke aansprakelijkheid en lichamelijke ongevallen; reizen en verblijven in het buitenland ) is te bekomen bij de directie Personeel via +32 3 213 93 32 of -
[email protected]
Hoofdstuk 7 – Bepalingen, taken, opdrachten, plichten en bevoegdheden
Art. 32
Wettelijke bepalingen
Koninklijk besluit van 21 september 2004 betreffende de bescherming van stagiairs (BS 4 oktober 2004) met wijzigingen door het KB van 30 september 2005 (BS 13 oktober 2005) en het KB van 2 juni 2006 (BS 17 juli 2006).
Art. 33 -
Taken, opdrachten, plichten en bevoegdheden van de stagebegeleider De stagebegeleider onderhoudt het contact met de stagegever (stagementor) en de opleidingscoördinator in functie van de begeleiding van de student stagiair.
-
Bij het betreden van de stageschool meldt de stagebegeleider zich steeds op het secretariaat of bij de directie zodat de stageschool op de hoogte is van zijn aanwezigheid.
-
De stagebegeleider begeleidt de student tijdens de hele stage.
-
De stagebegeleider bezoekt de student tijdens de stage en geeft feedback aan de student.
-
De stagebegeleider vult een formulier “lesverslag en/of synthese verslag stagebegeleiding” in en bezorgt dit aan de student.
Art. 34
Taken, opdrachten, plichten en bevoegdheden van de stagegever
De stagegever garandeert een optimale begeleiding van de student (cf. criteria en procedures in het stagereglement)
Art. 35 -
Taken, opdrachten, plichten en bevoegdheden van de stagementor De stagementor onderhoudt het contact met de opleidingscoördinator in functie van de begeleiding van de student stagiair.
-
De stagementor begeleidt de student tijdens de hele stage.
-
De stagementor bezoekt de student tijdens de stage en geeft feedback aan de student.
-
De stagementor vult het formulier “lesverslag en/of synthese verslag stagebegeleiding” in en bezorgt dit
1
aan de student voor 1 juni.
1
Dit kan eventueel ook gebeuren door de mentor/directeur, dit is afhankelijk van de takenverdeling van de betrokken
stageschool.
Art. 36
Taken, opdrachten, plichten en bevoegdheden van de studentstagiair
De student engageert zich om zo goed mogelijk de lestaken en de daarmee samenhangende activiteiten uit te voeren. Hij/zij houdt rekening met de richtlijnen vanuit de lerarenopleiding en met de eisen en verwachtingen van de stageschool. Stage opdracht onderwijs Voorbereiding Na bepaling van de stageplaats neemt de student zelf contact op met de stageschool en de mentor en maakt praktische afspraken na goedkeuring door de stageschool. De planning dient ook te gebeuren in overleg met de stagebegeleider van de opleiding. De praktische gegevens worden ingevuld op het formulier “stage”. Dit formulier wordt bezorgd aan de 2
secretariaatsmedewerker SLO ten laatste zie onderwijskalender in de Trotter . De preservice-stages starten pas na de inlevering van de goedgekeurde planning. Het stageformulier wordt meegestuurd als addendum bij de stage-overeenkomst. Observeren Telkens men aan een andere groep lesgeeft, observeert men de groep gedurende minimum 1 les en hiervan maakt men een verslag. Lesgeven De preservicestage bestaat uit stage-blokken (5 lessen = 3 studiepunten). Van iedere les wordt vooraf een lesvoorbereiding gemaakt. De lesvoorbereiding bevat volgende elementen:
Doelstellingen: wat wil ik bereiken?
Beginsituatie: aan wie geef ik de les?
Lesverloop met leerinhouden: hoe ga ik te werk om mijn doel te bereiken?
Organisatie van de les: Hoe organiseer ik het lesverloop?
Didactische werkvormen: welke werkvorm gebruik ik? (demonstreren, vertellen, doceren, groeps/individuele opdracht,…)
Tijdsorganisatie: hoeveel tijd besteed ik aan elk deel van de les?
Onderwijsleermiddelen. Welke muziek, partituur, tekst, beeld- of ander materiaal
gebruik ik? Er is een voorgedrukt lesvoorbereidingsblad (zowel digitaal als op papier) ter beschikking. Gebruik ervan wordt gezien als een hulpmiddel doch is niet verplicht. Evalueren Na de les maakt de student een kort reflectie van zijn les met de positieve punten en met de onderdelen die niet helemaal verliepen zoals gepland. Stagemap De stagemap is een belangrijk element in de communicatie tussen student – stagementor– stagebegeleider en moet beschikbaar zijn tijdens de stagelessen. De stagemap bevat volgende onderdelen: 1.
Agenda van de stage
2.
Observatieverslagen
3.
Lesvoorbereidingen + zelfevaluatie van de lessen die reeds zijn gegeven (tot op de dag geactualiseerd)
2
4.
profielen van leerlingen (muziek)
5.
Evaluaties stagebegeleider/stagementor (eventueel, indien reeds voorhanden.
Opleidingsgids voor specifieke lerarenopleidingen dans, drama muziek van het Koninklijk Conservatorium
Stage-opdracht educatief project Procedure Na de inleidende contacturen met de opleidingsonderdeel-verantwoordelijke formuleren de studenten een projectvoorstel. Zij omschrijven daarbij hun doelgroep, hun doelstellingen, het kader,... (kortom: wie, wat, waar, wanneer?) Het voorstel van het Educatief Project dient vervolgens goedgekeurd te worden door de opleidingsonderdeel-verantwoordelijke en door de opleidingscoördinator. De student maakt een werkplanning op die resulteert in een toonmoment en bezorgt die aan de opleidingsonderdeel-verantwoordelijke. De opleidingsonderdeel-verantwoordelijke staat in voor de begeleiding van de student. Hij bezoekt de student geregeld tijdens de uitvoering van het Educatief Project, en stuurt bij waar nodig. Na afronding van het Educatief Project organiseert de opleidingsonderdeel-verantwoordelijke een evaluerend gesprek met de studenten. Na afronding van het Educatief Project dient de student een reflectieverslag in bij de opleidingsonderdeel-verantwoordelijke: dat verslag is een soort dagboek of logboek van het Educatief Project in al zijn facetten, waarbij kort nota wordt gemaakt van de werking, de evolutie, het functioneren van de deelnemers én het eigen functioneren binnen het project. De opleidingsonderdeel-verantwoordelijke maakt een schriftelijke evaluatie van elke student.
Stage-opdracht opvolging repetitieproces Procedure De student moet een observatie verrichten bij een professioneel theatergezelschap (minimaal 9 repetities observeren gedurende het hele repetitieproces: van eerste repetitie tot eerste voorstelling). De student kan te rade gaan bij de coördinator om een lijst van professionele theatergezelschappen te krijgen. Het bepalen van het gezelschap waarbij een repetitieproces wordt opgevolgd gebeurt steeds in overleg met de opleidingscoördinator. Na goedkeuring neemt de student zelf contact op met het theatergezelschap en de regisseur en maakt praktische afspraken. De praktische gegevens worden op papier gezet en bezorgd aan de coördinator van de lerarenopleiding of aan de secretariaatsmedewerker. De student maakt een verslag over de opvolging van het repetitieproces (=logboek). Het verslag bevat gegevens over: o
de productie en het gezelschap
o
de observatie/participatie van de acteurs
o
de observatie van het concreet (didactisch) optreden van de regisseur
o
het repetitieproces (werking en evolutie)
o
de persoonlijke evaluatie van de observatie
de student gaat na welke basiscompetenties van een leraar drama expliciet of impliciet aan bod komen in een begeleidingspraktijk buiten het reguliere onderwijssysteem. Start: na goedkeuring van het voorstel
Acteurs die meer dan 5 jaar beroepservaring kunnen bewijzen in het theater moeten geen repetitieproces opvolgen, maar maken een verslag waarin ze reflecteren over hun eigen ervaringen als acteur bij een repetitieproces dat begeleid werd door een regisseur.
De student maakt dan een casestudy waarbij hij/zij een repetitieproces uitkiest dat hem/haar nog helder voor de geest staat. In zijn/haar verslag komen de volgende aspecten aan bod: 1.
Wie/Wat/Waar/Wanneer? Welk repetitieproces neem je als ‘casestudy’? (welke voorstelling, spelers, gezelschap/theater, regisseur, speelperiode,…? Voeg eventueel een flyer, programmaboekje of verwijzing naar een website toe aan je verslag).
2.
Geef een kort overzicht van de opbouw van het repetitieproces: a)
Wat was het vertrekpunt? Hoe verliep de eerste repetitie?
b)
Hoe verliep de samenwerking tussen de spelers en de regisseur?
c)
Op welke manier begeleidde de regisseur het proces?
d)
Welke aanwijzingen en/of gebeurtenissen beïnvloedde(n) het repetitieproces in positieve en welke in negatieve zin?
e)
Welke zaken zou jij anders aanpakken dan de regisseur, en welke vaardigheden/tips/aanwijzingen/… neem je zelf mee als je een repetitieproces begeleidt/zou begeiden?
3.
Wat zijn volgens jou de voornaamste gelijkenissen en verschillen tussen een repetitieproces en een lesgeefsituatie? En tussen een regisseur en een leraar toneel?
4.
Welke basiscompetenties van een leraar drama komen volgens jou expliciet, impliciet of helemaal niet aan bod in een repetitieproces (zie bijlage)? Argumenteer je antwoorden bij één van de basiscompetenties uitvoeriger.