Pensioenprotocol 2014 Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) gevestigd te Zoetermeer namens de volgende leden: -
-
Friesland Campina N.V. uitsluitend voor de aan Friesland Campina N.V. gelieerde ondernemingen Friesland Campina Werknemers B.V., Friesland Campina Kievit B.V. en Friesland Campina Riedel B.V. ’DOC Kaas’ BA en de aan ‘DOC Kaas’ BA gelieerde onderneming DOC Volac Nutrition UA C.Z. ’Rouveen Kaasspecialiteiten’ BA. Coöperatieve zuivelonderneming CONO BA. Bel Leerdammer B.V. Vreugdenhil Dairy Foods B.V. uitsluitend voor de aan Vreugdenhil Dairy Foods B.V. gelieerde ondernemingen Promelca B.V., Nemelco B.V. en Phoenix B.V. De Graafstroom B.V. Arla Foods B.V.
enerzijds en de vakorganisaties: -
FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht De Unie, Vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd te Culemborg
anderzijds, overwegende -
dat de ‘COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE PENSIOENEN 2006 VOOR DE ZUIVELINDUSTRIE’ per 31 december 2012 is geëindigd dat per 1 januari 2014 het fiscale kader voor pensioenen, het zogenoemde Witteveen-kader, wijzigt waardoor de cao niet ongewijzigd kan ‘nawerken’ of herleven dat de verzekeringscontracten van een aantal NZO-leden per 31 december 2013 aflopen dat NZO en vakorganisaties belang hechten aan een toekomstbestendige, ‘branche-eigen’ pensioenregeling in samenhang met ‘branche-eigen’ arbeidsvoorwaarden/cao dat NZO en vakorganisaties belang hechten aan een zorgvuldig proces en maximaal draagvlak bij alle belanghebbenden en daarvoor voldoende tijd wensen te nemen
hebben de volgende pensioenafspraken gemaakt: 1
1. Doelstellingen 1.1 NZO en vakorganisaties hechten belang aan een uniforme, marktconforme, toekomstbestendige en begrijpelijke pensioenvoorziening voor medewerkers. 1.2 Vakorganisaties hechten daarbij tevens belang aan een gezamenlijke, collectieve pensioenuitvoering in een sector-pensioenfonds voor de Zuivel en aanverwante industrie. 1.3 NZO hecht daarbij tevens belang aan voorspelbare pensioenkosten op een acceptabel niveau in de vorm van een gedefinieerd premiebudget als onderdeel van de totale loonkosten (CDC). 2. Principes 2.1 Met dit protocol maken partijen wederzijds verplichtende, integrale afspraken, zowel voor 2014 als voor 2015 en de periode daarna. 2.2 De afspraken voor 2014 zijn definitief en concreet en betreffen aanpassingen op de ‘COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE PENSIOENEN 2006 VOOR DE ZUIVELINDUSTRIE’ die met deze aanpassingen per 1 januari 2014 voor de periode van één jaar herleeft. 2.3 De afspraken voor 2015 en de periode zijn definitief en concreet voor wat betreft een aantal principiële uitgangspunten, maar dat geldt noodzakelijkerwijs minder voor wat betreft de uitwerking in detail. Mede daarom geldt ten aanzien van de afspraken voor 2015 en de periode daarna een aantal ontbindende voorwaarden zoals hierna weergegeven in paragraaf 8 . 3. Afspraken voor 2014 Aanpassingen in de per 31 december 2012 geëindigde en per 1 januari 2014 voor de periode van één jaar herlevende ‘COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE PENSIOENEN 2006 VOOR DE ZUIVELINDUSTRIE’: 3.1 Pensioenleeftijd: 67 jaar (was 65 jaar) 3.2 Bijdrage werknemers: 2,3 % salaris (was 1,5 %). Bijdrage werknemers wordt voortaan uitgedrukt en ingehouden als percentage van de pensioengrondslag, met ingang van 2014: 3,47 % De overige bepalingen in de herlevende cao wijzigen niet en blijven derhalve onverkort van kracht. 4. Afspraken voor 2015 en verder 4.1 Uitvoering pensioenregeling zal met ingang van 2015 worden opgedragen aan een nieuw op te richten: ‘BPF Zuivel en aanverwant’. 4.2 De pensioenpremie wordt leidend: een collectieve beschikbare premieregeling. 4.3 Werkgevers betalen in totaal en gemiddeld 18,25 % van de som van de gemaximeerde salarissen (vast), werknemers betalen het benodigde overige te weten 3,05%.
2
4.4 Het totaal en gemiddelde premiepercentage van 18,25 % zal aan werkgevers in rekening worden gebracht als een percentage van de som van de gemaximeerde pensioengrondslagen. 4.5 Hierbij zal een opslag dan wel korting worden toegepast indien de gemiddelde leeftijd van de werknemers bij de betreffende werkgever afwijkt van de gemiddelde leeftijd van de werknemers. Deze opslagen dan wel kortingen zullen tenminste eenmaal in de drie jaar worden herijkt. 4.6 Pensioensysteem wijzigt van middelloon met onvoorwaardelijke indexatie tijdens dienstverband en voorwaardelijke indexatie na dienstverband in een voorwaardelijke middelloonregeling met voorwaardelijke indexatie. 4.7 Onvoorwaardelijke indexatie op basis van cao-loonstijging gedurende de actieve periode wordt voor het pensioen opgebouwd tot 1.1.2015 omgezet in indexatie vanuit een vast premiebudget (% salarissom). 4.8 Indexatie van de nieuwe pensioenopbouw van 1.1.2015 wordt voorwaardelijk, maar blijft robuust (de premie kent een opslag voor 100% verwachte indexatie-realisatie), afstempelrisico wordt minimaal. 4.9 De ‘niet afstempel’-garantie (100 % nominale zekerheid) voor het pensioen opgebouwd tot 1.1.2015 blijft gehandhaafd en deze garantie wordt geboden door de respectievelijke verzekeraars; dit is niet van toepassing voor Stichting Pensioenfonds Campina 4.10 De huidige 3,25 % cao-regeling zal vervallen en worden aangewend in de collectieve pensioenregeling. 5. Uitwerking (indicatief) In verkennend overleg door NZO en vakorganisaties is op basis van voornoemde uitgangspunten, om de gedachten te bepalen, de volgende pensioenregeling ontworpen (houtskoolschets). Uiteraard geldt voor de nieuwe regeling dat deze regeling wordt toegezegd voorzover deze uit de beschikbare premie kan worden gefinancierd. Indien er niet voldoende premie beschikbaar is, zal de pensioenopbouw naar rato worden verminderd.
3
Huidige pensioenregeling Franchise Jaarlijkse opbouw ouderdomspensioen Pensioenrichtleeftijd Indexatie actieven - opgebouwd tot 1.1.2015
-
opgebouwd vanaf 1.1.2015
Werknemersbijdrage 3,25 %-regeling
€ 17.848 2,1 % 65 jaar
Nieuwe pensioenregeling per 1.1.2015 € 15.000 2% 67 jaar
Onvoorwaardelijk CAOloonstijging
Voorwaardelijk vanuit vast premiebudget (gemiddelde van indexaties in periode 2010-2014 die achtereenvolgens waren: 3,25 %, 1 %, 1 %, 1,8 %, 1,7 %) Ambitie is 1,75 % per jaar
Idem
Voorwaardelijk met ruimte in het vast premiebudget Ambitie is 100 % verwachte indexatie-realisatie 3,05 % (zie onder) Vervallen
1,5 % salaris 3,25 %-regeling
Bij dit indicatief ontwerp behoort het volgende financiële plaatje: (% salarissom, berekeningen Towers Watson - percentages verschillen per werkgever door uiteenlopende leeftijd, gemiddeld salaris en opgebouwd pensioen) Pensioenregeling per 1.1.2015 Kostendekkende premie pensioenopbouw + risicodekking + kosten 17,1 % (niet gedempte premie, inclusief 25 % opslag voor solvabiliteit/indexatie) Koopsom voorwaardelijke indexatie (exclusief opslag 4,2 % *) voor solvabiliteit/indexatie) (indexatie-ambitie m.i.v. 2015: 1,75 % per jaar) 3,25 % -Totale pensioenpremie (vast) 21,3 % Af: werknemersbijdragen -/- 3,05 % **) Blijft: werkgeversbijdragen 18,25 % *) **)
bandbreedte tussen werkgevers globaal 2 % – 4,5 % - percentage loopt in de tijd af, 4,2 % blijft beschikbaar als pensioenpremie uitgedrukt in een uniform percentage van de nieuwe pensioengrondslag ca. 4,6 % 4
5.1 Bij het definitief ontwerp zal rekening moeten worden gehouden met wijzigingen in wet- en regelgeving per 1 januari 2015 die op dit moment nog niet bekend zijn. Het definitief ontwerp zal plaatsvinden binnen het nu afgesproken vaste budget en de kaders van paragraaf 4. 6. Verzekeringscontracten die doorlopen na 1.1.2015 Een aantal NZO-leden heeft verzekeringscontracten die doorlopen na 1.1.2015. Indien tussentijdse beëindiging van zo’n verzekeringscontract per 1.1.2015 – ondanks nadrukkelijk verzoek – voor het betreffende NZO-lid niet mogelijk blijkt, dan wel voor hem een onevenredig kostennadeel met zich zou meebrengen, kan het betreffende NZO-lid in overleg met betrokken medewerkers dan wel hun vertegenwoordiging besluiten het verzekeringscontract tot de einddatum uit te dienen en later tot het bedrijfstakpensioenfonds toe te treden. 7. Wijzigingen in wet- en regelgeving, rol toezichthouders Toekomstige wijzigingen in wet- en regelgeving kunnen aanpassing van de pensioenafspraken noodzakelijk dan wel wenselijk maken. Ook toezichthouders (DNB, AFM) kunnen aanpassing verlangen. Partijen zullen in voorkomend geval de noodzaak c.q. wenselijkheid van wijziging van de pensioenafspraken beoordelen en alsdan mogelijk nadere afspraken maken. 8. Overige afspraken en ontbindende voorwaarden 8.1 Met de nadere uitwerking van de houtskoolschets en de financiële, formele en actuariële uitwerking van het op te richten bedrijfstakpensioenfonds zal direct in het nieuwe jaar een aanvang worden gemaakt. Partijen zullen zich inspannen om de uitgewerkte ‘business case’ voor de nieuwe pensioenregeling (inhoud) en het nieuwe bedrijfstakpensioenfonds (uitvoering) uiterlijk 1 april 2014 beschikbaar te hebben. 8.2 Het is nog nader te bepalen of de indexatie gedurende de actieve periode van het tot 1.1.2015 opgebouwde pensioen zal plaatsvinden bij de huidige pensioenuitvoerders, of bij het bedrijfstakpensioenfonds. 8.3 De pensioenafspraken in dit protocol zijn tot stand gekomen onder de ontbindende voorwaarden dat: a. leden van vakorganisaties niet instemmen met de beoogde afspraken in dit protocol en de nadere uitwerking daarvan; b. NZO-leden met hun huidige pensioenuitvoerder geen acceptabele afspraken kunnen maken over de voorwaarden waaronder zij hun uitvoeringsovereenkomst met de betreffende pensioenuitvoerder kunnen beëindigen; c. NZO-leden met relevante vertegenwoordigende gremia geen overeenstemming bereiken over onderdelen van dit protocol waarvoor die overeenstemming noodzakelijk dan wel dringend gewenst is;
5
d. de hoogste bevoegde organen binnen NZO-leden geen toestemming geven voor de beoogde afspraken in dit protocol (aandeelhouders, moedermaatschappij, raad van commissarissen); e. NZO-leden geconfronteerd worden met onvoorziene, onevenredige nadelige effecten in het kader van de financiële verslaglegging (IFRS, IAS19R); f. ten gevolge van gewijzigde wet- en regelgeving of onvoorziene omstandigheden geen pensioenregeling kan worden ontworpen die: 1) een werkgeversbijdrage vergt van gemiddeld 18,25 % vast, 2) in voldoende mate past bij de uitgangspunten zoals geformuleerd in paragraaf 4, 3) in voldoende mate past bij het indicatieve ontwerp zoals weergegeven in paragraaf 5. Indien een of meer van deze ontbindende voorwaarden in werking treden, of dreigen te treden, zullen de NZO en/of de leden die zij in het kader van dit pensioenprotocol vertegenwoordigt, zo snel mogelijk met vakorganisaties in overleg treden over wijziging van de pensioenafspraken uit dit protocol en alsdan nadere afspraken maken met betrekking tot de beoogde nieuwe cao inzake pensioenen voor de zuivelindustrie.
Aldus vastgesteld op 18 december 2013. Voor: Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) J. Elfers
CNV Vakmensen te Utrecht
S. Swart
De Unie
J. Kapteijn
6