Passende Beoordeling 'Tram 9' Uitvoering van een nieuwe tramlijn en de herinrichting van de openbare ruimte Simonis - noordwesten van Jette – H. De Strooperlaan te Jette - Ganshoren - Brussel
DIOV Directie Infrastructuur van het Openbaar vervoer Mobiel Brussel Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Communicatiecentrum Noord Vooruitgangsstraat, 80 bus 1 1035 Brussel Grontmij Belgium SumProject Gent, 25 april 2012
TB/5216, Revisie
Verantwoording
Titel
:
Passende Beoordeling 'Tram 9'
Subtitel
:
Uitvoering van een nieuwe tramlijn en de herinrichting van de openbare ruimte Simonis - noordwesten van Jette - Houba De Strooperlaan te Jette - Ganshoren - Brussel
Projectnummer
:
266277/TB5216
Datum
:
20 april 2012
Auteur(s)
:
Arne Maes, Paul Durinck, Tomas Luyten, Livia de Bethune
Gecontroleerd door
:
PDU / LdB
Contact
:
Grontmij Belgium NV Meersstraat 138A B-9000 Gent T +32 9 241 59 20 F +32 9 241 59 30
[email protected] www.grontmij.be
TB/5216, Revisie Pagina 2 van 30
Inhoudsopgave
Woord vooraf ................................................................................................................................. 4 1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.2.1 1.2.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied ........................ 5 Beschrijving plan of project ........................................................................................... 5 Doel van het project ...................................................................................................... 5 Relatie tussen het plan/project en de betrokken Speciale Beschermingszone(s)........ 5 Projectomschrijving....................................................................................................... 6 Andere plannen of projecten die in combinatie met dit plan of project mogelijk significante gevolgen kunnen hebben .......................................................................... 9 Beschrijving SBZ......................................................................................................... 10 Korte omschrijving van het Habitatrichtlijngebied ....................................................... 10 Criteria aanwijzing....................................................................................................... 10 Omschrijving voorkomende habitattypes.................................................................... 10 Beschrijving voorkomende soorten............................................................................. 12 Instandhoudingsdoelstellingen.................................................................................... 13 Integriteit van het gebied............................................................................................. 15 Overige gebiedsgegevens .......................................................................................... 17
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Effecten ....................................................................................................................... 18 Beschrijving van de effecten ....................................................................................... 18 Beoordeling van de significantie van de impact.......................................................... 23 Te nemen mitigerende maatregelen ........................................................................... 23 Effecten na het nemen van de mitigerende maatregelen........................................... 24
3
Alternatieve oplossingen............................................................................................. 25
4
Dwingende redenen van openbaar belang................................................................. 26
5
Compenserende maatregelen .................................................................................... 27
Literatuur 28 Bijlage
29
TB/5216, Revisie Pagina 3 van 30
Woord vooraf
In het voorliggend document worden de mogelijke effecten op het NATURA2000-gebied ‘Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest’ (SBZIII) ten gevolge van de aanleg van een nieuwe tramlijn tussen het metrostation Simonis, het noordwesten van Jette en de Tentoonstellingslaan, alsook de herinrichting van de openbare ruimte, onderzocht. In het onderhavig document wordt de effectbeoordeling toegespitst op dit deel van het tracé van de tramlijn en binnen een straal van 60 m errond waar mogelijke effecten optreden ten gevolge van het voorliggend project waar de Tentoonstellingslaan de Molenbeekvallei kruist (tussen de haltes ‘Dieleghem’ en ‘Exposition’). Onderhavig document is opgesteld volgens de vereisten voor de opmaak van een passende beoordeling van een plan of project, zoals vastgelegd in Bijlage VIII van de Ordonnantie betreffende het Natuurbehoud van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 maart 2012. Deze ordonnantie heeft tot doel bij te dragen aan het verzekeren van de instandhouding en het duurzame gebruik van de elementen die deel uitmaken van de biologische diversiteit en dat door maatregelen voor de bescherming, het beheer, de verbetering en het herstel van de soortenpopulaties van de wilde fauna en flora, evenals hun habitats, natuurlijke habitats en terrestrische en aquatische ecosystemen, en door de daartoe vereiste behouds- of herstelmaatregelen voor de milieukwaliteit. De ordonnantie betreffende het Natuurbehoud beoogt namelijk de omzetting van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora, Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand en het Verdrag van 19 september 1979 inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa.
TB/5216, Revisie Pagina 4 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
1
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
1.1
Beschrijving plan of project
1.1.1
Doel van het project
De aanleg van tramlijn 9 omvat de volgende doelstellingen:
• De verbetering van de toegankelijkheid van het noordwestelijke deel van het Brussels Gewest De tramlijn zal de bereikbaarheid met het openbaar vervoer van het noordwestelijke deel van Brussel aanzienlijk verbeteren, momenteel is het gebied alleen met de bus ontsloten. De lijn vormt zo een ontbrekende schakel in het openbaar vervoersnetwerk. De tramlijn zal als een ‘feeder’ fungeren tussen de gemeenten Jette en Ganshoren en de metrostations Simonis en Koning Boudewijn. • Verbeteren van de leefkwaliteit Het project behelst meer dan de aanleg van de infrastructuur van de tram. De komst van de tram biedt de mogelijkheid om de publieke ruimtes langsheen het trace ook daadwerkelijk te herwaarderen. Een integrale aanpak voor de heraanleg van de lanen dringt zich op. Bij de aanleg van de tram en fietspaden wordt rekening gehouden met de doorkruiste wijken. Er wordt gestreefd naar een juiste balans tussen auto, tram, fiets, voetganger en groen. Dit komt de leefkwaliteit van de bewoners ten goede en maakt dat het project de aanleg van de tramlijn overstijgt. De bomen langs de lanen vormen een groen lint dat de tram langs zijn parcours begeleidt. De visie is om zoveel mogelijk bomen te behouden of nieuw aan te planten langs het tramtraject. De éénheid van het traject zal versterkt worden door het aanplanten van een beperkt aantal soorten bomen. Het groen karakter van de tramlijn zal nog versterkt worden door het inzaaien van gras tussen de tramsporen. • Verbeteren van de verkeersveiligheid voor de verschillende weggebruikers De aanpassing van de rijwegen door de aanleg van de tram wordt aangegrepen om een aantal kruispunten veiliger te maken. Door een aantal maatregelen zoals verkeersdrempels en verhoogde kruispunten zal het autoverkeer zich ter hoogte van de pleinen, haltes en kruispunten dienen aan te passen aan het stedelijk karakter. De achterstand die er is op vlak van fietspaden kan worden weggewerkt. Een aantal voetpaden wordt verbreed en langs het ganse traject worden fietspaden of fietssuggestiestroken aangelegd. De bestaande gewestelijke fietsroutes worden aangevuld en aangesloten op de nieuwe fietspaden.
1.1.2
Relatie tussen het plan/project en de betrokken Speciale Beschermingszone(s)
Tramlijn 9 zal het Natura 2000-gebied SBZ III – passeren ter hoogte van de Tentoonstellingslaan (Figuur 1). In bijlage is een detail van het plan van het voorliggend project t.h.v. de Tentoonstellingslaan opgenomen.
TB/5216, Revisie Pagina 5 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Figuur 1. Situering van het project ten aanzien van het SBZ ‘Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest’ met de verschillende habitattypes
1.1.3
Projectomschrijving
De effectbespreking van het voorliggend project op het SBZ-gebied vormt het onderwerp van het onderhavig document. Zo is de effectbeoordeling toegespitst op dit deel van het tracé van de tramlijn waar mogelijks effecten optreden ten gevolge van het voorliggend project. Zoals reeds eerder aangehaald wordt hier als projectgebied het tramlijntracé beschouwd waarbij binnen een perimeter van 60 m SBZ-gebied voorkomt. Dit komt neer op het tramlijntracé langs de Tentoonstellingslaan tussen de haltes ‘Dieleghem’ en ‘Exposition’. De onderstaande projectomschrijving is dan ook louter toegespitst op dit deel van het project. In de Tentoonstellingslaan worden de tramsporen gelegd in een centrale grasbedding (Figuur 2) met aansluitend een strook met bomen en een wadi waarin het water van de trambedding opgevangen zal worden. Aan beide zijden van de trambedding worden dubbele rijstroken aangelegd in kws. Een fietspad en een trottoir worden losliggend aan weerszijden van de weg aangelegd met tussenliggende groene stroken met hoge grassen. Het fietspad wordt in ter plaatse gestorte grijs gewassen beton voorzien met glijbekisting en wordt verbreedt van de huidige 1.5m tot 1.8m. De trottoirs ter hoogte van het Koning Boudewijnpark worden behouden. Langs de oostkant loopt een pad in betonklinkers achter de opgehoogde berm door, langs de westkant loopt het pad in dolomietzand achter een strook met bomen. Deze materialen worden hier behouden. Ter hoogte van de bestaande dwarsing van de Tentoonstellingslaan en de spoorweglijn wordt een tramhalte voorzien onder de oversteekplaats en spoorwegbrug. Langsheen de Tentoonstellingslaan zal de bestaande verlichting (type Triangle) daar waar mogelijk behouden blijven en zoniet worden verplaatst. Deze verlichting werd maar een tiental jaar geleden geplaatst en belicht met haar masten met een dubbele console zowel de rijweg als het voet- en fietspad. Als laanbeplanting voorziet het voorliggend project in beplantingen met inheemse soorten, zoals Esdoorn. Op heden dient nog nagegaan te worden of het bestaande rioolstelsel dient aangepast of vernieuwd te worden. Vooreerst zal een cameraonderzoek de toestand van de bestaande riolering onderzoeken. Bespreking met de concessiehouder Vivaqua zal moeten gevoerd worden om uit te maken of en welke aanpassingen moeten gebeuren. Eén van de denkpistes bestaat eruit om het hemelwater, afkomstig van de wegenis, af te koppelen van de riolering en aan te sluiten op de Molenbeek. Hierbij kan de voorste dakhelft van de woningen eveneens afgekoppeld worden.
TB/5216, Revisie Pagina 6 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Langs de Tentoonstellingslaan wordt in de middenberm waar deze voldoende breed is, een lange wadi voorzien die het regenwater van de trambedding verzamelt en traag laat infiltreren in de bodem.
Figuur 2. Dwarsdoorsnede t.h.v. de ‘Tentoonstellingslaan’: bestaande toestand (links) – toekomstige toestand (rechts)
De twee buitenste rode lijnen vormen de grens van de SBZ III, De twee middelste stippellijnen duiden de positie van de huidige middenberm aan.
TB/5216, Revisie Pagina 7 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Figuur 3. Technische doorsnede
TB/5216, Revisie Pagina 8 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
1.1.4
Andere plannen of projecten die in combinatie met dit plan of project mogelijk significante gevolgen kunnen hebben
Infrabel voorziet de aanleg van een GEN-station “Ganshoren-expo” ter hoogte van de huidige spoorwegbrug over de Tentoonstellingslaan. Hiervoor dient te bestaande brug vervangen te worden door een bredere brug met ruimte voor drie perrons. De extra ruimte die hiervoor vereist is valt mogelijk deels in de SBZ. Dit project kan dus een cumulatief effect hebben in combinatie met het project voor tram 9. De exacte locatie van dit treinstation is slechts principieel bepaald (zie plan hieronder). De ligging van de tramhalte uit het voorliggend project sluit hier op aan, waardoor de impact van het te bouwen treinstation nog kan wijzigen. Beide projecten moeten dus op elkaar worden afgestemd, ook in functie van Natura 2000.
Principeplan GEN-Halte Ganshoren – Expo van Infrabel
Langsheen de Laerbeeklaan zal een nieuwe Franstalige school gebouwd worden ten noorden van het Poelbos. In functie van tram 9 wordt de publieke ruimte voor de school heringericht. Het bestaande ruimte-opslorpende kruispunt maakt plaats voor een compacte wegenstructuur. De extra verharde oppervlaktes die ontstaan door de bouw van de Poelbosschool worden zo ruimschoots gecompenseerd in de publieke ruimte voor de school. Hier is dus sprake van een compenserend effect in plaats van een cumulatief effect.
TB/5216, Revisie Pagina 9 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
1.2
Beschrijving SBZ
1.2.1
Korte omschrijving van het Habitatrichtlijngebied
Het Habitatrichtlijngebied ‘Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest’ (SBZIII) bestaat uit vijf deelgebieden die een geheel van kalkrijke bossen (Poelbos, Laarbeekbos en Dielegembos) met opmerkelijke voorjaarsflora en een uitgestrekte moeraszone (het Moeras van Jette-Ganshoren) omvatten en verbonden zijn via een open groengebied (Koning Boudewijnpark). Het geheel vormt een belangrijk foerageeren leefgebied voor minstens 9 vleermuissoorten. Het Habitatrichtlijngebied omvat een totale oppervlakte van ca. 117 ha. Het voorliggend projectgebied is gelegen t.h.v. de Tentoonstellingslaan tussen de deelgebieden ‘Moeras van Jette’, ‘Koning Boudewijnpark - fase 3’ (ten westen) en ‘Koning Boudewijnpark - fase 2’ (ten oosten).
Figuur 4. Situering van het projectgebied ten aanzien van de verschillende deelgebieden van het SBZ ‘Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest’ (Indeherberg et al. (2007))
1.2.2
Criteria aanwijzing
1.2.2.1
Omschrijving voorkomende habitattypes
Het SBZ ‘Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest’ werd aangewezen als Habitatrichtlijngebied omwille van de volgende habitattypes.
TB/5216, Revisie Pagina 10 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Tabel 1. Habitattypes voor het Habitatrichtlijngebied ‘Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest’ (SBZIII) SBZIII ‘Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest’ Habitats 6430 7220* 9160 91E0*
Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion) Sub-Atlantische en Midden-Europese Wintereikenbossen of Eikenhaagbeukbossen behorend tot het Carpinion Betuli Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
* Europees prioritair habitattype
Figuur 5. Actueel voorkomen van de Europese habitattypes en RBB in SBZIII (Indeherberg et al. (2007))
In Figuur 5. en Tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de habitattypes die voorkomen nabij het voorliggende projectgebied (< 60 m - cfr. voorwoord). Hierbij wordt de huidige toestand van het habitattype omschreven op basis van Indeherberg et al. (2007): Tabel 2. Situering en kwalitatieve omschrijving van de habitattypes nabij het projectgebied (Indeherberg et al. (2007)) Habitattype
situering
6430 - Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones
Het habitattype komt verspreid in de deelgebieden ‘Koning Boudewijnpark - fase 2’ en ‘Moeras van Jette’ voor.
9160 - Sub-Atlantische en Midden-Europese Wintereikenbossen of Eikenhaagbeukbossen behorend tot het Carpinion Betuli
In de vallei van de Molenbeek t.h.v. het deelgebied ‘Koning Boudewijnpark - fase 2’ komt het habitattype 9160 voor.
kwalitatieve omschrijving
• •
door verdroging (normaliter is het valleigebied veel natter) zijn de abiotische omstandigheden voor dit habitattype geschikt, t.h.v. het ‘Koning Boudewijnpark - fase 2’, langs de Molenbeek, komen lokaal overgangen van natte ruigte en rietvegetaties voor.
• •
jongere, deels aangeplante, bosgedeelten die nog niet gekenmerkt worden door een uitermate goede habitatstructuur en vegetatiesamenstelling staat onder invloed van randverstoring en afval
TB/5216, Revisie Pagina 11 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Habitattype
situering
91E0* - Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (AlnoPadion, Alnion incanae, Salicion albae)
T.h.v. het deelgebied Wilgen(vloed)bos: ‘Moeras van Jette’ komen • de hydrologische randvoorwaarden zijn momenteel niet aanwezig: de subtypen Wilte weinig water in Molenbeek en ernstig risico op zwevende stoffen gen(vloed)bos en Ruigten een overmaat aan nutriënten, Elzenbos voor. • goede habitatstructuur door spontane ontwikkeling
kwalitatieve omschrijving
• typische vegetatiesamenstelling in de boom- en kruidlaag Ruigt-Elzenbos: • •
1.2.2.2
recente successie van akker en weide naar Ruigt-Elzenbos, waardoor bodemtype en ouderdom nog onvoldoende zijn, hydrologische randvoorwaarden wijzen wel op een zeker potentieel
Beschrijving voorkomende soorten
Het SBZ ‘Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest’ werd aangewezen als Habitatrichtlijngebied omwille van een dertiental vleermuissoorten een tweetal vogelsoorten en een vissoort. In Tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de vleermuizen met de kans dat ze voorkomen in het Habitatrichtlijngebied. Tabel 3. Kans van voorkomen van vleermuissoorten in de uitgangssituatie binnen het SBZIII (Indeherberg et al. (2007)) Nederlandse naam Mopsvleermuis Bechsteins vleermuis Meervleermuis Vale vleermuis Laatvlieger Watervleermuis Baard-/Brandts vleermuis Franjestaart Bosvleermuis Rosse vleermuis Ruige dwergvleermuis Gewone dwergvleermuis Gewone/Grijze grootoorvleermuis
Wetenschappelijke naam Barbastella barbastellus Myotis bechsteini Myotis dasycneme Myotis myotis Eptesicus serotinus Myotis daubentonii Myotis mystacinus / M. brandtii Myotis nattereri Nyctalus leisleri Nyctalus noctula Pipistrellus nathusii Pipistrellus pipistrellus Plecotus auritus / P. austriacus
Bijlage Aangemeld voor SBZIII Voorkomen in SBZIII II X Niet uitgesloten II Niet uitgesloten II X Onwaarschijnlijk II X Mogelijk IV X Zeker IV X Zeker IV X Zeker IV X Zeker IV Zeker IV X Zeker IV X Zeker IV X Zeker IV X Zeker
De huidige staat van instandhouding voor deze soorten werd gekwalificeerd op basis van een inschatting van de knelpunten voor vleermuissoorten. In Indeherberg et al. (2007) werd het gebied landschapsecologisch geanalyseerd op basis van de randvoorwaarden/vereisten die vleermuizen stellen naar zomerverblijfplaatsen, jachtgebieden, winterverblijfplaatsen en connectiviteit (Tabel 4). In de omgeving van het voorliggend projectgebied komen zowel bos, (half) open landschap als open water of moeras voor, zodat het van belang is voor diverse vleermuissoorten als jachtgebied. De aanwezigheid van de Molenbeekvallei en kleine landschapselementen (laanbomen) maakt dat de omgeving van het projectgebied eveneens van belang is als ecologische verbinding tussen het jachtgebied en de verblijfplaatsen. De aanwezigheid van de Tentoonstellingslaan met verlichting zorgt op heden reeds voor een zekere verstoring van deze verbindingen.
TB/5216, Revisie Pagina 12 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Tabel 4. Oplijsting van ecologische karakteristieken voor relevante vleermuissoorten (Indeherberg et al. (2007))
Meervleermuis
Myotis dasycneme
Watervleermuis
Myotis daubentonii
Vale vleermuis
Myotis myotis
Baard-/Brandts vleermuis
Myotis mystacinus / M. brandtii
Franjestaart
Myotis nattereri
Bosvleermuis Rosse vleermuis
Nyctalus leisleri Nyctalus noctula
Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii Gewone dwergvleermuis
Pipistrellus pipistrellus
Gewone/Grijze grootoorvleermuis
Plecotus auritus / P. austriacus
(X)
X (open plekken!)
(X)
X
X
(X)
2 - 6 km
X
X
0 - 2 km
(X)
(X)
tot 20km
X
X
2 - 5 km 7 - 8,5 km gemiddeld (> 25km mogelijk)
(X)
1,5 - 10 km
X
X
X
(X)
X
X
X
(X)
X X
X ! (grote, open wateroppervla kken) X! X X (groot aandeel houtige veg.)
niet afh.
X
X
X
X
X
(X)
X X
X X
X X!
niet afh. niet afh.
X (open plekken + water!)
X
(X)
X!
X
< 6 km
(X)
X
X
X
X
X
1 - 2 km
X
X
X (groot aandeel houtige veg.)
X (vrij open ook OK)
1,5 - 2,5 km
X
X (water!)
X
X X
X (X)
(X) X
X
X
X X X (ook natte bossen)
X
(X)
X
X
X
X
(X)
X
Het Habitatrichtlijngebied is tevens van belang voor een tweetal vogelsoorten van de Bijlage I van de Vogelrichtlijn, namelijk Porseleinhoen en IJsvogel. Het betreft hier soorten typisch voor waterpartijen, moerassen en vochtige milieus, waterlopen en bronbeekjes. Hoewel deze vissoort op heden niet aanwezig is in het Habitatrichtlijngebied, is het gebied wel geschikt als leefgebied voor Bittervoorn (Bijlage II). Daarnaast werden voor het gebied nog enkele doelsoorten naar voor geschoven. Het betreft Groene specht, Appelvink, Waterral, Dwergmuis, Wezel en Sleedoornpage.
1.2.3
Instandhoudingsdoelstellingen
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de kwantitatieve en/of kwalitatieve instandhoudingsdoelstellingen die van toepassing zijn voor de diverse habitattypen en soorten aanwezig in het studiegebied. Tabel 5. Instandhoudingsdoelstellingen op niveau van de Europese habitattypes en soorten (Indeherberg et al. (2007)) Kwantitatieve doelstellingen
Kwalitatieve doelstellingen
Europese Habitattypes 6430 Voedselrijke ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones Behoud kwantitatief gunstige staat (meer dan 0,5 ha) in volgende deelzones: Moeras van Ganshoren, Moeras van Jette, KBP fase I. Moeras van Ganshoren als kerngebied met streefdoel 3 - 3,5 ha
Bereiken kwalitatief gunstige staat door monitoring en afstemming van gepaste (grond)waterpeil en door gericht beheer (occasioneel maaien en afvoeren)
9160 / 9130 Eiken-haagbeukenbossen Totaal: minimum behoud huidig areaal: 55,5 ha
X
X
X
4 km gemiddeld (tot 6 km mogelijk) tot 17 km 2,4 - 10 km
X (open plekken + water!)
bomen
0 - 3 km
(X)
X
grotachtige verblijfplaatsen (incl. ijskelders, bunkers, forten,…)
X
gebouwen
X (groot aandeel houtige veg.)
(X)
X (beukenboss en)
X
bomen (vleermuiskasten)
Bechsteins vleermuis Myotis bechsteini
X
X
gebouwen
Eptesicus serotinus
X (bosrand + grote open plekken) X (oude bossen)
vliegafstand (kolonieplaatsen <=> jachtgebieden)
Laatvlieger
X
KRAAMKOLONIES WINTERVERBLIJFPLAATSEN
afhankelijkheid van KLE's voor verbindingen
Barbastella barbastellus
moerassen en open water
Mopsvleermuis
VLIEGROUTES
agrarisch landschap KLE's
Wetenschappelijke naam bossen
Nederlandse naam
parken
JACHTGEBIEDEN
Goede verticale en horizontale structuur, aandacht voor het behoud van holle bomen en dood hout (minimum 20 à 30m³/ha staand en liggend dood hout, verschillende
TB/5216, Revisie Pagina 13 van 30
X
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Kwantitatieve doelstellingen
Kwalitatieve doelstellingen afbraakklassen)
Laarbeekbos: goede staat van instandhouding (>15 ha)
Versterking van de verbindingen tussen de drie bosdelen Laarbeekbos, Poelbos en Dielegembos
91E0 Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Subtype Wilgen(vloed)bos Bereiken van gunstige staat op kwantitatief vlak (=25 ha) wordt niet realistisch geacht, doelstelling is (niet meer dan) 5 ha
Kwalitatief gunstige staat via maatregelen als vernatting en voorkomen (verdere) eutrofiëring
Subtype Ruigt-Elzenbroek Niet tot doel gesteld aangezien te beschouwen als gedegradeerd type van 91E0
Niet tot doel gesteld aangezien te beschouwen als gedegradeerd type van 91E0
Europese Soorten Vleermuisgroep met preferentieel jachtgebied moerassen en open water
• •
Voorkomen: Watervleermuis, Rosse vleermuis, Ruige dwervleermuis Zeer geschikt jachtgebied: Moerassen van Ganshoren en Jette; geschikt jachtgebied = KBP fase I, II en III, voor sommige soorten zijn bossen belangrijkste zomerverblijfplaats (Watervleermuis en Rosse vleermuis)
• • • •
Versterken en creëren moerasgebieden in Molenbeekvallei, met voldoende open water (ook in zomerperiode!) Het open water moet ten minste gedeeltelijk afgezoomd zijn met struweelopslag of opgaande bomen (beschutting, geleiding,...) Geen verlichting nabij moeras en op verbindingen tussen jachtegebieden enerzijds en verblijfplaatsen in bossen anderzijds Verhogen aandeel bomen met holten
Vleermuisgroep met preferentieel jachtgebied bossen en halfopen landschappen
• • •
Voorkomen: Gewone grootoorvleermuis, Bosvleermuis, Franjestaart en Baard-/ Brandts vleermuis Kans op voorkomen: Mopsvleermuis en Bechsteins vleermuis Zeer geschikt jachtgebied: Laarbeekbos, Poelbos, Dielegembos én KBP fase III ; Drie bossen fungeren als zomerverblijfplaats
• •
Verhogen van horizontale structuur in bosgebieden, specifiek Laarbeekbos: realisatie open plekken in 7,5% van huidig areaal in komende beheerplanperiode Verhogen van aandeel bomen met holten en staand dood hout.
Alle vleermuisgroepen Boszone aan de noordrand van KBP fase II wordt integraal behouden (ook gedeelte buiten huidige perimeter SBZ III)
•
• •
Verlichting van de wegenis is in het algemeen te mijden. Dwarswegen in KBP fase I en KBP fase II en tussen KBP fase II en KBP fase III moeten oversteekbaar zijn, ook voor lichtschuwe soorten (Myotis spp.) Creëren van geleidelijke overgangen van bos naar open landschap (mantel-zoom-beheer) met oog op het verhogen van de insectenrijkdom Alle winterverblijfplaatsen beschermen, restaureren en in goede staat houden, verzekeren van rust in de omgeving. Uitwerken monitoringsprogramma voor alle gekende winterobjecten. Toevallig ontdekte nieuwe verblijfplaatsen krijgen dezelfde behandeling
IJsvogel Creëren broedgelegenheid: afbouwen van de bestaande kunstmatige oeverversteviging, toelaten van natuurlijke oeverafkalving waardoor steile oeverwanden ontstaan, hermeanderingsprojecten. Ook artificiële broedwanden behoren tot de mogelijkheden
• • •
Goede waterkwaliteit voor alle waterlopen en stilstaande wateren in SBZIII Vermijden van recreatie in de omgeving van oevers met nestholen Ter plaatse laten van omgevallen bomen en overhangende takken op de oevers
Porseleinhoen Creëren en beschermen van natte habitats (ondiep, permanent water en overgangszones met een gevari-
• •
Tegengaan verdroging Verbeteren en verzekeren waterkwaliteit
TB/5216, Revisie Pagina 14 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Kwantitatieve doelstellingen
Kwalitatieve doelstellingen
eerde mozaïekvegetatie van moerasplanten) die zelfregulerende populaties kunnen herbergen
• •
Tegengaan verstoring door recreatie e.d. Tegengaan verbossing door instellen maaibeheer in moeraszones (niet in broedseizoen!)
Bittervoorn Verhogen aanbod aan geschikte leefgebieden in SBZIII en omgeving zodat het voorkomen van zelfregulerende populaties mogelijk wordt, in eerste instantie Moerassen van Jette en Ganshoren
1.2.4
• • • •
Goede waterkwaliteit in alle vijvers en waterlopen van SBZIII en omgeving Opheffen vismigratieknelpunten Vermijden visbepotingen (bodemwoelende soorten) Frequente ruiming van de vijvers en beken is nefast, verlanding leefgebieden toch tegengaan door beperkte, gefaseerde ruimingen
Integriteit van het gebied
De aangrenzende gebieden van het SBZ maken onderdeel uit van een groter geheel van boscomplexen (Laarbeekbos, Poelbos en Dielegembos) en valleigebied (Molenbeek). Deze verschillende gebieden worden met elkaar verbonden door middel van het valleigebied en een parkachtig gebied (Figuur 6). T.h.v. het voorliggend projectgebied vormt de Tentoonstellingslaan op heden reeds een barrière voor heel wat soorten.
Figuur 6. Situering van het Habitatrichtlijngebied in een ruimere landschapsecologische context
In de onderstaande figuren wordt een overzicht gegeven van het landschapecologisch gebruik van drie te onderscheiden vleermuisgroepen.
TB/5216, Revisie Pagina 15 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Figuur 7. Landschapecologisch gebruik door vleermuissoorten met jachtgebieden bij voorkeur aan moerassen en open water (Indeherberg et al. (2007))
Figuur 8. Landschapecologisch gebruik door vleermuissoorten met jachtgebieden bij voorkeur in bossen + landschappen met belangrijk aandeel houtige vegetatie (Indeherberg et al. (2007))
TB/5216, Revisie Pagina 16 van 30
Beschrijving van plan/project en het betrokken NATURA2000-gebied
Figuur 9. Landschapecologisch gebruik door vleermuissoorten met breed spectrum aan jachtgebieden (Indeherberg et al. (2007))
1.2.5
Overige gebiedsgegevens
De beschrijving van de huidige toestand van het gebied komt aan bod bij de beoordeling van de verschillende effectgroepen (zie verder).
TB/5216, Revisie Pagina 17 van 30
Effecten
2
Effecten
2.1
Beschrijving van de effecten
In de onderstaande tabel worden de effecten ten gevolge van het voorliggend project beschreven in vergelijking met de bestaande toestand. Effectgroepen
Bestaande toestand
Effectomschrijving
Directe ecotoop- en biotoopverlies De grens van het Habitatrichtlijngebied reikt tot aan de rand van de bestaande rijweg. De bermen, de fietspaden en wandelpaden langs beide zijden van de weg liggen binnen de omgrenzing van de SBZ. De bermen van de Tentoonstellingslaan bestaan uit parkgraslanden en zijn voorzien van beplantingen met diverse cultuurbomen zoals Japanse sierkers, Zwarte den, Zeeden, Winterlinde en Berk. Tevens komen er oudere, spontaan opgeschoten bomen zoals Wilg voor. Recent werden tussen het fietspad en de rijweg Esdoorns aangeplant. De middenberm bestaat uit grasstroken en cultuurbeplantingen (struiken). De Habitattypes, waarvoor het SBZ aangemeld werden bevinden zich t.h.v. de vallei van de Molenbeek en ten westen van het wandelpad (Moeras van Jette) ten westen van de Tentoonstellingslaan. Het betreft hier de habitattypes 6430, 9160/9130 en 91E0.
Het voorliggend project wordt in hoofdzaak gerealiseerd binnen de huidige wegzate van de Tentoonstellingslaan. Langs weerszijden van de weg wordt een beperkte strook (351 m²) van het Habitatrichtlijngebied bijkomend ingenomen, nl. 252 m² voor de uitbreiding van de rijweg en 99 m² door de uitbreiding van het fietspad. Het betreft hier de inname van minder waardevolle bermgraslanden. Bovendien komt er een bredere onverharde, met gras begroeide trambedding met een bijkomende permeabele oppervlakte van ca. 685 m². De recent gerealiseerde laanbeplanting met jonge Esdoorn zal grotendeels behouden blijven en indien noodzakelijk en mogelijk verplant en verplaatst worden. In de onmiddellijke omgeving van de SBZ zal één berk gekapt dienen te worden op de middenberm, binnen de SBZ zelf dienen geen bomen te worden gekapt. Het voorliggend project voorziet daarnaast in de aanplant met nieuwe bomen (inheemse soorten zoals Esdoorn) waardoor de connectiviteit behouden blijft. De ecotoop- en habitatinname is aldus eerder beperkt en wordt als verwaarloosbaar en zeker niet significant ingeschat. Er worden geen SBZ-habitattypes aangesneden of ingenomen. Tijdens de aanleg van het voorliggend project worden er geen habitattypes tijdelijk ingenomen, daar de werfzones buiten het SBZ worden voorzien.
TB/5216, Revisie Pagina 18 van 30
Effecten
Effectgroepen
Bestaande toestand
Effectomschrijving
Op heden vormt de Tentoonstellingslaan samen met de aanwezige afrasteringen in fijne netdraad langs het moeras van Jette en in de middenberm voor heel wat soorten reeds een barrière (zie verder). Doch maken soorten (voornamelijk kleine zoogdieren afkomstig van het Koning Boudewijnpark) alsnog de oversteek. De aanwezigheid van een haag rondom de afrasteringsdraad in de middenberm, doen de overgang op heden minder omvangrijk lijken voor fauna.
Binnen het voorliggend project wordt de afrasteringdraad t.h.v. de middenberm verwijderd. Hierdoor verdwijnt het vals beeld dat voor fauna gecreëerd wordt en wordt de passage er niet onderbroken. Hierdoor zal de kans kleiner zijn dat dieren in ‘paniek’ geraken door passerende auto’s en verlaagt zo ook de aanvaringskans er. Aan de westzijde van de Tentoonstellingslaan is een voldoende brede zone aanwezig om de fauna te geleiden naar de Molenbeekvallei. In de omgekeerde richting blijft passage beperkt door de bestaande afrasteringsdraad ten westen van het wandelpad. Voor vliegende soorten (o.a. vleermuizen, bosvlinders en bosvogels) zijn ‘hopovers’ relevant. Zo blijven de bomen langs de weg behouden en worden nieuwe bomen geplant op de middenberm zodat dieren over de weg vliegen en zo de kans op aanrijding verminderd wordt. Ook de connectiviteit tussen de beide deelgebieden verhoogt daardoor. Het effect wordt dus als neutraal tot (matig) positief beoordeeld.
Op heden wordt het hemelwater en runoff-water van de weg, met ondermeer zout in de winter, van de rijweg via slikkers verzameld in het gemengd rioleringstelsel en afgevoerd naar de collector die door het Koning Boudewijnpark loopt. Biociden worden er niet gebruikt
Op heden is het nog niet duidelijk of het hemelwater al dan niet afgekoppeld wordt van het rioleringsstelsel en afgevoerd zal worden naar de Molenbeek. Indien het hemelwater afgevoerd wordt naar de Molenbeek bestaat de kans op verontreiniging van de beek en de vallei van de Molenbeek en de stroomafwaarts gelegen ecotopen. Afstromend hemelwater van rijwegen bevat namelijk een verhoogde concentratie aan koolwaterstoffen (PAK’s), zware metalen en zouten (afkomstig van strooizouten). Bij de aankoppeling van de hemelwaterriolering op de Molenbeek bestaat er bovendien een verhoogde kans op een ruimere verspreiding van verontreinigingen bij het optreden van calamiteiten (bv. bij ongevallen). De toekomstige trambedding zal ingezaaid worden met grassen. Chemische verdelgingsmiddelen om de bedding vrij te houden van begroeiing zal niet toegepast worden, dit conform het groenonderhoudsbestek van de MIVB. De drainage onder de sporen zal aangesloten worden op de wadi op de middenberm met een overstort naar het gemengd rioleringsstelsel. Wanneer het runoff-water van het rioleringsstelsel wordt afgekoppeld en rechtstreeks geloosd in de Molenbeek, wordt dit als matig tot significant negatief beoordeeld. Blijkt dit afvloeiwater aangesloten op het rioleringsstelsel, dan wordt de toekomstige situatie als neutraal beoordeeld .
Directe slachtoffers fauna
•
Verkeersslachtoffers
Afname kwaliteit leefgebied
•
Chemische verstoring
TB/5216, Revisie Pagina 19 van 30
Effecten
Effectgroepen
•
Bestaande toestand
Effectomschrijving
Fysisch-morfologische verstoring
°
°
°
Verdroging/ vernatting
De hydrologische randvoorwaarden voor het habitattype 91E0 zijn op heden niet aanwezig. De Molenbeek is hiervoor onvoldoende waterrijk waardoor het gebied te droog is.
Bij de realisatie van het voorliggend project dient er geen bemaling uitgevoerd te worden. Verdroging ten gevolge van het voorliggend project is dan ook niet van toepassing. Binnen het voorliggend project wordt een wadi voorzien t.h.v. de middenberm van de Tentoonstellingslaan, die instaat voor de opvang van het hemelwater dat neerkomt op de middenberm, het laat infiltreren en/of vertraagd afvoeren toe. Op heden is het nog niet duidelijk of het afstromend hemelwater van de rijweg al dan niet afgekoppeld wordt van het rioleringsstelsel en afgevoerd zal worden naar de Molenbeek Hierbij dienen de potentiële verontreinigingen van het afstromend hemelwater echter mee in beschouwing genomen worden (zie eerder).
Bodemverdichting
Gezien de aanwezige infrastructuur is de bodem t.h.v. het projectgebied op heden grotendeels verdicht.
Het voorliggend project voorziet slechts lokaal in een beperkte uitbreiding van deze bodemverdichting, namelijk bij de uitbreiding van de wegzate van rijweg en de fietspaden. Hoewel de trambedding afgewerkt wordt met gras, bezit deze een fundering die een beperkte bijkomende verdichting tot gevolg zal hebben. Tijdens de aanleg van het voorliggend project worden geen bijkomende zones binnen het SBZ aangesneden en verdicht, daar de werfzones buiten de SBZ voorzien zijn. Gezien de beperkte bijkomende bodemverdichting binnen de SBZ door inname voor fietspad, wordt dit effect als verwaarloosbaar beoordeeld.
Structuurverandering bossen/ parken
Aan weerszijden van de Tentoonstellingslaan komt een parkgebied voor. Ten westen gaat dit over in het Moeras van Jette, ten oosten ligt het Koning Boudewijnpark.
Alle volwassen bomen in de rand van dit parkgebied blijven bij de realisatie van het voorliggend project behouden, enkele jonge recent geplante Esdoorn zullen worden verplaatst. Bovendien voorziet het voorliggend project in de aanplant van een aantal bijkomende bomen (inheemse of niet invasieve soorten in de midden berm en zijbermen. De huidige parkstructuur wordt er aldus grotendeels bewaard en in beperkte mate versterkt. Dit wordt als matig positief ingeschat.
TB/5216, Revisie Pagina 20 van 30
Effecten
Effectgroepen
°
Structuurverstoring (waterloop/ stilstaand water)
•
Bestaande toestand
Effectomschrijving
Het voorliggend project dwarst t.h.v. de Kleine Sint-Annastraat de Molenbeek. De Molenbeek is er op heden voorzien van een smalle koker onder de Tentoonstellingslaan. Langs de oostzijde zijn de oevers versteend met gemeste arduinsteen. Langs de westzijde komt een houten beschoeiing voor.
Binnen het voorliggend project wijzigt de huidige situatie van de beek niet en blijft de huidige structuurverstoring behouden.
Verstoring van natuurlijk gedrag De Tentoonstellingslaan is op heden reeds ingericht als een 2x2 rijweg en wordt ° Geluidsverstoring gekenmerkt door een drukke verkeersstroom. Volgens het geluidskadaster van de BIM wordt de omgeving van de Tentoonstellingslaan gekenmerkt door een geluidsniveau van 70 à 75 dB.
°
°
Lichtverstoring
Op heden bestaat de verlichting (type Triangle) in de Tentoonstellingslaan uit masten met een dubbele console voor de rijweg en de fiets- en voetgangerspaden met neerwaarts gerichte verlichting en beperkte lichtverstrooiing.
De nieuwe trams en tramsporen zijn dusdanig ontworpen dat ze de trillingen ten gevolge van tramverkeer maximaal inperken. Het gazon dat de trambedding zal bedekken zal ook de eventuele geluidsweerkaatsing van de tram bufferen. Daarnaast zal de beperking en vertraging van het autoverkeer op de lanen de geluidsoverlast ten gevolge van autoverkeer ook verminderen. De bijkomende geluidsverstoring van het voorliggend project veroorzaakt door de tram wordt dan ook minimaal en als te verwaarlozen geacht. Binnen het voorliggend project blijft de bestaande straatverlichting behouden. Indien noodzakelijk wordt ze louter verplaatst. De huidige situatie blijft aldus onveranderd.
Menselijke activitei- De Tentoonstellingslaan verwerkt op heden reeds het verkeer op een 2x2 rijweg. ten/ presentie
De menselijke activiteiten worden in verhouding tot de bestaande toestand slechts beperkt uitgebreid met tramreizigers die hier ter hoogte van de halte aan de spoorwegbrug de tram zullen nemen. Deze blijven binnen de omgrenzing van de weg.
TB/5216, Revisie Pagina 21 van 30
Effecten
Effectgroepen
°
Exoten soorten)
Bestaande toestand
° ° °
•
Bij de werken worden delen van de bermen vergraven voor een uitbreiding van de wegzate en de heraanleg van het fiets- en voetgangerspad. Bij deze werken bezeer hoge competitie met inheemse soorten door vroege ontkieming, snel- staat de kans dat deze exoten zich verder verspreiden en het gebied monopolisele groei, hoge productiviteit, overschaduwing, allelochemicaliën2, verlaging ren. Bijzondere aandacht zal hieraan dan ook moeten besteed worden, vooral voor Japanse duizendknoop. Ook aanvoer van met deze soort besmette (aanvan de bodem bulk densiteit en pH van de bodem, … vul)grond moet vermeden worden. produceert geen zaad, maar kloont zich via de stam en rhizomen grote bedreiging (nutriëntencyclus, fysische veranderingen en natuurlijke successie) voor de habitattypes 6430en 91E0 van het SBZ
Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum):
° ° °
zeer hoge competitie met inheemse soorten door zijn kiemkrachtig karakter, overschaduwing, … produceert zaden die veelal rondom de moederplant verspreid voorkomen, langs waterlopen kunnen de zaden zich verder verspreiden grote bedreiging (fysische veranderingen en natuurlijke successie) voor de
habitattypes 6430en 91E0 van het SBZ Versnippering van de habitats en barrierewerking Op heden vormt de Tentoonstellingslaan voor heel wat soorten reeds een barrière. Deze barrièrewerking wordt versterkt door de afrasteringdraden t.h.v. de middenberm en langs het wandelpad aan het Moeras van Jette (ten westen). Het voorliggend project dwarst t.h.v. de Kleine Sint-Annastraat de Molenbeek. De Molenbeek is er op heden voorzien van een koker onder de Tentoonstellingslaan door en de oevers zijn sterk versteend.
1 2
Effectomschrijving
1 (invasieve In de bermen van de Tentoonstellingslaan komen op heden 2 exoten voor, nl.: • Japanse duizendknoop (Fallopia japonica):
Binnen het voorliggend project wordt de afrasteringdraad t.h.v. de middenberm verwijderd. Soorten vanuit het Koning Boudewijnpark zullen iets makkelijker de oversteek kunnen maken, aan de overzijde (westkant van de Tentoonstellingslaan) blijft er voldoende ruimte over om deze soorten te geleiden naar de Molenbeekvallei. Dit vormt aldus een zeer beperkte verbetering van de huidige toestand. Binnen het voorliggend project blijft de bestaande dwarsing met de Molenbeek en zijn inkokering behouden. De huidige barrièrewerking blijft aldus ook behouden.
Omschrijving op basis van: Invasive species in Belgium (http://ias.biodiversity.be/) Allelochemicaliën hebben een invloed op de groei en de reproductie van andere soorten
TB/5216, Revisie Pagina 22 van 30
Effecten
2.2
Beoordeling van de significantie van de impact
Aangezien het voorliggend project grotendeels de bestendiging van de huidige toestand inhoudt, zich vrijwel volledig buiten de omgrenzing van de SBZ afspeelt en er geen werken worden uitgevoerd die de grondwaterstromingen kunnen beïnvloeden, wordt de impact van het voorliggend project op het aangrenzend Habitatrichtlijngebied als beperkt of verwaarloosbaar ingeschat (0). Enkele deelaspecten van het voorliggend project zijn op heden echter nog onbeslist en kunnen alsnog leiden tot een matig negatieve impact op het SBZ-gebied. Het betreft hier: • De eventuele afkoppeling van het afstromend hemelwater van het rioleringstelsel en de lozing op de Molenbeek. Afstromend hemelwater omvat namelijk verhoogde concentraties aan koolwaterstoffen (PAK’s), zware metalen en zouten (afkomstig van strooizouten). Bovendien bestaat bij het optreden van calamiteiten zo een verhoogde kans op een ruimere verspreiding van verontreinigingen. • Langs de Tentoonstellingslaan komen een tweetal exoten voor, nl. Japanse duizendknoop en Reuzenberenklauw. Bij de realisatie van het voorliggend project bestaat de kans dat deze soorten zich verder in het Habitatrichtlijngebied zullen verspreiden. Bovendien ontstaan er bij de realisatie van het voorliggend project een aantal opportuniteiten voor het verminderen van de reeds aanwezige barrièrewerking van de Tentoonstellingslaan (o.a. via ecoduiker, boombrug, wegnemen afsluiting …).
2.3
Te nemen mitigerende maatregelen
Ten aanzien van de bovenstaande negatieve effecten en de bestaande barrièrewerking (= huidige toestand) kunnen de volgende mitigerende maatregelen meegenomen worden in het voorliggend project: • De bestaande toestand qua afwatering van het hemelwater dient behouden te blijven om de mogelijke verspreiding van verontreinigingen naar de Molenbeekvallei en het Moeras van Jette te voorkomen. • Aanpak van de invasieve soorten (de Groot et al. 2011): ° Japanse duizendknoop: Door het uitgebreide systeem van wortelstokken, dat in leven blijft als het bovengrondse deel van de plant wordt vewijderd, en zijn groeikracht is de soort zeer moeilijk te bestrijden. Bij het afgraven van de werkzone dient de afgegraven grond (met de wortelstokken) zorgvuldig afgevoerd en behandeld (chemisch of fysisch (zeven)) te worden voor hergebruik, zodat de kans op besmetting minimaal is. Ploegen, spitten of frezen wordt absoluut afgeraden, aangezien dit de verspreiding van de wortelstokken in de hand werkt. ° Reuzenberenklauw: Bij het voorliggend project kan de verspreiding van Reuzenberenklauw tegengegaan worden door ze uit te stekken tot 15 cm diep, net onder de wortelhals. • De Tentoonstellingslaan vormt op heden reeds een barrière voor heel wat soorten in de om3 geving van het projectgebied. Hier worden een aantal maatregelen opgesomd die de barrière voor een aantal soorten meer overbrugbaar maken. ° De Molenbeek is op heden ingekokerd onder de Tentoonstellingslaan. Door een voldoende brede onderdoorgang (ecoduiker), een zogenaamde ‘faunapassage’, te voorzien, kunnen diverse fauna(o.a. kleine grondgebonden zoogdieren (zoals muizen), kleine roofzoogdieren, reptielen en amfibieën) de overgang veilig maken. Indien de koker niet kan vervangen worden kunnen langs de bestaande koker looprichels aangebracht worden. Deze dienen door te lopen langs de met hout en steen beschoeide oevers van de beek.
3
De vormgeving van Faunavoorzieningen: deel III leidraad faunavoorzieningen bij infrastructuur (2011) in opdracht van Rijkswaterstaat, Ministerie Infrastructuur en Milieu & Prorail.
TB/5216, Revisie Pagina 23 van 30
Effecten
° Voor klimmende soorten (o.a. Eekhoorn) kunnen boombruggen een handig element zijn om de barriere te overbruggen. Deze worden over de weg van boomkruin naar boomkruin gehangen.
° Voor vliegende soorten (o.a. vleermuizen, bosvlinders en bosvogels) zijn ‘hop-overs’ relevant. Het betreft aanplant van bomen en struweel langs de weg zodat dieren over de weg moeten vliegen en zo de kans op aanrijding verminderd wordt. Het voorliggend project doet hier reeds een eerste aanzet toe.
° Voor heel wat vleermuizen wordt de barrièrewerking versterkt door de aanwezigheid van verlichting. Daar waar naar aanleiding van de werken verlichting aangepast dient te worden, dient er gekozen te worden voor armaturen met een zo beperkt mogelijke lichtverstrooiing en vernauwing van de lichtbundels.
2.4
Effecten na het nemen van de mitigerende maatregelen
Indien de bovenstaande mitigerende maatregelen meegenomen worden bij de verdere uitwerking van het project, wordt de impact van het voorliggend project ten aanzien van de door de Habitatrichtlijn beschermde habitats en soorten als verwaarloosbaar tot matig positief ingeschat.
TB/5216, Revisie Pagina 24 van 30
Alternatieve oplossingen
3
Alternatieve oplossingen
Tijdens het voorgaand proces van het voorliggend project werden een aantal tracéalternatieven afgewogen ten opzichte van elkaar. De verschillende tracéalternatieven hadden echter steeds dezelfde ligging ten aanzien van het SBZ. Daarnaast werden alternatieve locaties voor de haltes bestudeerd. In één van deze alternatieven was er een halte t.h.v. het Koning Boudewijnpark, meer bepaald t.h.v. de Molenbeekvallei. Deze halte werd niet behouden omwille van de ruimte-beslag op de SBZ en de gewenste aansluiting van tram 9 met het toekomstige GEN (cfr. ontwikkelingscenario).
TB/5216, Revisie Pagina 25 van 30
Dwingende redenen van openbaar belang
4
Dwingende redenen van openbaar belang
Niet van toepassing
TB/5216, Revisie Pagina 26 van 30
Compenserende maatregelen
5
Compenserende maatregelen
Niet van toepassing
TB/5216, Revisie Pagina 27 van 30
Literatuur
Literatuur
de Groot C., Oldenburger J. & Jansen P. (2011). Invasieve plantensoorten - Handreikingen voor het beheer. Stichting Probos, Wageningen. De vormgeving van Faunavoorzieningen: deel III leidraad faunavoorzieningen bij infrastructuur (2011) in opdracht van Rijkswaterstaat, Ministerie Infrastructuur en Milieu & Prorail. Indeherberg M., Van Brussel S. & Verheijen W. (2007). Instandhoudingsdoelstellingen voor habitatrichtlijngebieden gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Habitatrichtlijngebied SBZIII: Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest. Arcadis Aeolus bvba in opdracht van IBGE-BIM.
TB/5216, Revisie Pagina 28 van 30
Bijlage
Bijlage
Detail grondplan
TB/5216, Revisie Pagina 29 van 30
Bijlage
TB/5216, Revisie Pagina 30 van 30