Inlichten instantie via e-mail
Page 1 of3
Info Den Helder - Uitvoerbaarheid Decentralisaties
Van: Aan: Datum: Onderwerp:
VNG
VNG Woensdag 16 Januari 2013 16:38 Uitvoerbaarheid Decentralisaties
datum:
16 januari 2013
Geachte heer, mevrouw, Hierbij ontvangt u van de VNG twee belangrijke documenten. Ten eerste een brief aan het kabinet over de uitvoerbaarheid van de decentralisaties en de risico's die gemeenten daarbij zien. Ten tweede een door het bestuur van de VNG vastgestelde notitie om de uitvoeringskracht van gemeenten voor de decentralisaties te organiseren. Het bestuur van de VNG dringt bij het Rijk aan op een onderzoek naar de gevolgen van de decentralisaties (werk, AWBZ en jeugd) voor gemeenten. Hierin moet gekeken worden naar de haalbaarheid van de plannen, hun effecten op de lokale samenleving en de (financiële) risico's die aan de uitvoering verbonden zijn. De VNG dringt op dit onderzoek aan omdat er, ondanks herhaaldelijke vragen van de VNG, nog steeds geen duidelijk totaalbeeld is over de financiële en maatschappelijke effecten. Deze brief vindt u op onze website: http://www.vng.nl/onderwerpenindex/ieuqd/decentralisatieieuqdzorq/brieven/overhedenoverleq. Voor een succesvolle transformatie in het sociale domein is het nodig dat slimme keuzes worden gemaakt ten aanzien van de uitvoering van deze taken. Daarvoor moet de lokale overheid wel de nodige uitvoeringskracht borgen. In de notitie vindt u de gemeentelijke strategie om te komen tot voldoende uitvoeringskracht onder de titel "Bouwen op de kracht van gemeenten". Voor de samenwerking is uitgangspunt dat er een landsdekkend stelsel komt met robuuste congruente buitengrenzen, dat tegelijkertijd recht doet aan de al in gang gezette ontwikkelingen bij gemeenten. In de strategienotitie wordt dit in vier stappen uitgewerkt. De ledenbrief en notitie vindt u op onze website link http://www.vnq.nl/onderwerpenindex/ieugd/decentralisatie-ieuqdzorq/brieven/bouwen-op-dekracht-van-qemeenten. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
file://C:\Documents and Settings\wschuijt\Local Settings\Temp\XPgrpwise\50F6D77A.„
12-3-2013
Inlichten instantie via e-mail
Page 2 of 3
mr. R.J.J.M. Pans, voorzitter Directieraad
:
file://C:\Documents and Settings\wschuijt\Local Settings\Temp\XPgrpwise\50F6D77A... 12-3-2013
Inlichten instantie via e-mail
file://C:\Documents and Settings\wschuijt\Local Settings\Temp\XPgrpwise\50F6D77A...
Page 3 of 3
12-3-2013
Overhedenoverleg
VMG
Page 1 of 1
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Gepubliceerd op VNG (http://www.vnq.nl) Home > Overhedenoverleg
Overhedenoverleg woensdag 16 januari 2013 Geachte heer Rutte, Leden van uw kabinet en de VNG zijn nu bijna twee maanden in gesprek om onze wederzijdse ambities en plannen uit te werken. Op 28 januari aanstaande ontmoeten wij elkaar in een Overhedenoverleg om de balans daarvan op te maken en het vervolg te bespreken. Het bestuur van de VNG heeft er behoefte aan om reeds voorafgaande aan dit overhedenoverleg zijn visie hierop naar voren te brengen. Gemeenten en Rijk deien de doelstelling om van de decentralisaties in het sociale domein een succes te maken. Echter, alles bij elkaar genomen zien wij zeer grote risico's op de drie afzonderlijke decentralisatietrajecten en de samenhang daartussen tegen de achtergrond van de grote achteruitgang in algemene middelen van gemeenten. Deze gecumuleerde risico's liggen behalve in de financiële en juridische sfeer, ook in de maatschappelijke haalbaarheid ervan. Daarom zullen wij in het Overhedenoverleg voorstellen op korte termijn onderzoek te doen naar de uitvoerbaarheid van de decentralisaties, mede gezien de financiële slagkracht van de gemeenten. Dit onderzoek zou bijvoorbeeld uitgevoerd kunnen worden door het CPB of de Algemene Rekenkamer en moet afgerond worden vóór het eerste decentralisatiewetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Tot de afronding van het onderzoek worden geen onomkeerbare stappen gezet. Volledige brief: ki brief overhedenoverleq.pdf Bron-URL: http://www.vnq.nl/brieven/overhedenoverleg-Q
http://www.vng.nl/print/44155
12-3-2013
VNG V e r e n i g i n g van Nederlandse Gemeenten
Ministerie van Algemene Zaken Dhr. drs. M. Rutte Postbus 20001 2500 EA 'S-GRAVENHAGE
doorkies nummer
uw kenmerk
bijlage(n)
ons kenmerk
datum
BB/U201300094
16 januari 2013
(070) 373 8684 betreft Overhedenoverleg
Geachte heer Rutte, Leden van uw kabinet en de VNG zijn nu bijna twee maanden in gesprek om onze wederzijdse ambities en plannen uit te werken. Op 28 januari aanstaande ontmoeten wij elkaar in een Overhedenoverleg om de balans daarvan op te maken en het vervolg te bespreken. Het bestuur van de VNG heeft er behoefte aan om reeds voorafgaande aan dit overhedenoverleg zijn visie hierop naar voren te brengen. Gemeenten en Rijk delen de doelstelling om van de decentralisaties in het sociale domein een succes te maken. Echter, alles bij elkaar genomen zien wij zeer grote risico's op de drie afzonderlijke decentralisatietrajecten en de samenhang daartussen tegen de achtergrond van de grote achteruitgang in algemene middelen van gemeenten. Deze gecumuleerde risico's liggen behalve in de financiële en juridische sfeer, ook in de maatschappelijke haalbaarheid ervan. Daarom zullen wij in het Overhedenoverleg voorstellen op korte termijn onderzoek te doen naar de uitvoerbaarheid van de decentralisaties, mede gezien de financiële slagkracht van de gemeenten. Dit onderzoek zou bijvoorbeeld uitgevoerd kunnen worden door het CPB of de Algemene Rekenkamer en moet afgerond worden vóór het eerste decentralisatiewetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Tot de afronding van het onderzoek worden geen onomkeerbare stappen gezet. 1. Gezamenlijke doelstellingen We hebben een gezamenlijke doelstelling om van de decentralisaties in het sociale domein een succes te maken. Deze decentralisatie-operatie is de omvangrijkste die ooit in ons land is uitgevoerd en heeft grote implicaties voor alle 408 gemeenten en hun inwoners. Ons staat samenhangend beleid op het hele sociale domein voor ogen. Ook het Regeerakkoord onderschrijft het uitgangspunt van integraal werken (één gezin, één plan, één regisseur). De gemeenten dringen al langer aan op decentralisatie. Het dichter bij de burger organiseren van taken en de mogelijkheden om taken integraal te bezien biedt maatschappelijke voordelen. Vanaf het begin hebben gemeenten ook de voorwaarden scherp gedefinieerd waaronder die maatschappelijke voordelen daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-37 3 83 93 www.vnq.nl
01
In de vorige kabinetsperiode hebben de gemeenten al veel werk verzet om de overgang mogelijk te maken. In de aanloop naar de formatie hebben we in de notitie "Bouwen op de kracht van burgers" een voorschot genomen op hoe die overheveling eruit zou moeten zien. De bereidheid van gemeenten om meer verantwoordelijkheid te dragen in het sociale domein is nog steeds. De voornemens van het kabinet om door te gaan op het pad van de decentralisaties kan daarom op steun van de gemeenten rekenen, maar dan zullen wij wel een aantal scherpe afspraken moeten maken. De vraag die thans voorligt is dan ook niet óf gemeenten het gezamenlijk doel onderschrijven, maar hoe we gezamenlijk dit doel kunnen bereiken. 2, Condities De gemeenten kunnen de te decentraliseren taken alleen waarmaken als sprake is van een échte overdracht van taken die het de gemeenten mogelijk maakt om zelf op lokaal niveau, dicht bij de burgers arrangementen op maat te creëren. In de notitie 'Bouwen op de kracht van burgers' zijn die condities verder uitgewerkt, het gaat met name om de volgende: Rechtszekerheid voor burgers, met ruimte voor verschil •
Stroomlijning van de rechten en plichten in het sociale domein, dus geen één-op-één-overdracht van verworven rechten die het gemeenten onmogelijk maakt keuzes te maken
•
Bij het wettelijk vormgeven van de nieuwe taken krijgen gemeenten een grote vrijheid om lokaal keuzes te maken. Een keuze voor meer landelijke sturing dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden, en betekent ook dat gemeenten minder financieel risico moeten lopen.
Voldoende financiële reqelruimte om dwarsverbanden tussen de verschillende taken te leggen, via een ontschot budget voor het sociale domein. Horizontale verantwoording als uitgangspunt. Alleen bij taken waar een landelijk kwaliteitsniveau moet worden gegarandeerd, verschillen tussen gemeenten niet wenselijk zijn, ingegrepen wordt in de rechtspositie van de burger of rechten een stevige borging vereisen kan een uitgebreider toezichtkader vanuit het Rijk worden opgesteld. Een samenhangende informatievoorziening. Voor een integrale uitvoering in het sociaal domein is het nodig dat gemeenten en andere uitvoerders over de juiste informatie en gegevens kunnen en mogen beschikken. Een gezamenlijke transitie en transformatieondersteuninq waarin Rijk en gemeenten gezamenlijk optrekken voor het gehele sociale domein. 3. Huidig perspectief gemeenten op decentralisaties Gezien de aanzienlijke bezuinigingen die het kabinet op het terrein van alle drie de decentralisaties wil doorvoeren is het cruciaal dat het Rijk aan de maatschappij duidelijk maakt dat er sprake zal zijn van een stevige versobering ten opzichte van de huidige situatie. Om te bezien hoe het totaalbeeld van de decentralisaties eruit ziet is het van belang om per decentralisatie dieper in te gaan op de voorgestelde maatregelen en de gevolgen voor gemeenten zoals zich die nu aftekenen. a. AWBZ/ Wmo Maatregelen De AWBZ-functie begeleiding gaat per 2015 over naar de Wmo met een bezuiniging van 25% (voorheen 5%), zonder pakketingreep vooraf. Het kabinet veronderstelt dat de bezuiniging van 25% behaald kan worden door efficiënter te werken en de grote beleidsvrijheid. Gemeenten plaatsen hier grote vraagtekens bij.
VNG Postbus 30435. 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vnq.nl
02
Een andere kwestie is de dagbesteding, omdat het regeerakkoord uitgaat van het afschaffen van de dagbesteding (onderdeel van de begeleiding) voor nieuwe gevallen. Die dagbesteding moet volgens de Tweede Kamer echter in 2014 gehandhaafd blijven (Motie Samsom), waarbij de bezuiniging van € 290 miljoen op de dagbesteding blijft staan. De verzorging gaat in 2015 over naar de Wmo met een bezuiniging van 25%, die voor een (onbekend) deel gevonden wordt door een pakketingreep die het kabinet in de AWBZ doorvoert vóór de overheveling. Onbekend is welke bezuiniging dan nog door gemeenten doorgevoerd moet worden. Het budget van huishoudelijke hulp (HH) in de Wmo wordt met 75% gekort: een verlaging van de decentralisatie-uitkering van € 1,2 miljard. Het kabinet veronderstelt dat deze besparing gevonden kan worden door de HH te richten op "hen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen". Dit is meer dan twijfelachtig, aangezien 80% van de HH-cliënten al in de laagste inkomenscategorie zit. Er komt een nieuwe regeling "Maatwerk Inkomensondersteuning" van circa € 760 miljoen, die de Wtcg en nog 2 regelingen vervangt. De regeling wordt in 2015 van kracht meteen bezuiniging van ca. 45%. Het Rijk kan geen inzicht bieden in de vraag of er groepen in de problemen komen bij een bezuiniging van 45%. De VNG heeft een voorkeur uitgesproken voor het onderbrengen van de nieuwe regeling in de Wmo. In het regeerakkoord is de extramu ra li sering van de zorgzwaartepakketten 1 t/m4 in de periode 2013-2016 opgenomen. Mensen die nu in intramurale voorzieningen verblijven zullen voortaan thuis hun zorg ontvangen. Dit betekent extra taken voor gemeenten op het terrein van met name Wmo en wonen. De in de AWBZ te besparen bedragen lopen in de vele miljarden. De maatregel zal voor gemeenten grote kosten met zich meebrengen, niet alleen voor noodzakelijke woningaanpassingen maar ook voor diverse vormen van noodzakelijke zorg. In het regeerakkoord is hiervoor geen compensatie opgenomen voor gemeenten. Weging Op het terrein van de Wmo zijn de risico's groot en in hoge mate onvoorspelbaar. De redenering van het kabinet is dat de financiële taakstellingen gerealiseerd kunnen worden door gemeenten een zeer ruime beleidsvrijheid te geven. We constateren dat die zeer ruime beleidsvrijheid er in feite niet is. Dat heeft primair te maken met de ontwikkelingen met betrekking tot de compensatieplicht. Uit veel beroepszaken blijkt dat rechters de compensatieplicht steeds meer als een zorgplicht beschouwen. Concreet betekent dit dat gemeenten nauwelijks manieren hebben om bij te sturen op aantallen, door bij de instroom strenger te kijken naar inkomen of vermogen, of door voorzieningen als algemeen gebruikelijk aan te merken, of door bepaalde doelgroepen uitte sluiten. Ook missen gemeenten veel mogelijkheden om te sturen op kosten, door bijvoorbeeld de verschuiving van individueel naar collectief, door de omvang van voorzieningen aan een maximum te binden, of door meer drang te gebruiken bij de inzet door familieleden. Een tweede element is de maatschappelijke uitvoerbaarheid van door het kabinet afgedwongen versoberingen. Daarbij doelen we met name op de kortingen van 75% op het budget voor huishoudelijke hulp en 25% op de begeleiding (inclusief dagbesteding). Als hierdoor maatschappelijk onacceptabele situaties ontstaan, zoals verwaarlozing en vervuiling, dienen gemeenten vanuit hun bestuurlijke verantwoordelijkheid en de wettelijke algemene zorgplicht in te grijpen. Indien gemeenten het uit zichzelf niet doen, zal de rechter ingrijpen. Bij een besparingsopgave van 4 a 5 miljard dient het beschikbare instrumentarium toereikend te worden gemaakt, waarbij naar de gehele Wmo dient te worden gekeken. Vooralsnog zijn de volgende aanpassingen volgens ons noodzakelijk: - De compensatieplicht dient zodanig te worden aangepast dat de gewenste kanteling (meer eigen verantwoordelijkheid, meer collectieve voorzieningen, inzet mantelzorg, etc) niet door jurisprudentie onmogelijk wordt gemaakt; - De PGB-verplichting moet omgezet worden in een kan-bepaling - De nu zeer beperkte eigen bijdragesystematiek moet omgezet worden in een bredere bepaling die het meewegen "aan de poort" van inkomen en vermogen mogelijk maakt.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vnq.nl
03
- Voorzieningen die door de kabinetsplannen in feite worden teruggebracht tot vangnetvoorziening (huishoudelijke hulp) dienen uit de compensatieplicht (Art 4) te worden gehaald. b. Decentralisatie Jeugdzorg Maatregelen Per 1 januari 2015 gaat de jeugdzorg volledig over naar gemeenten. Dit is inclusief dejeugd-GGZ. Het kabinet heeft als uitgangspunt dat gemeenten voldoende beleidsruimte hebben om de noodzakelijke transformatie door te voeren. Het kabinet wil heldere afspraken maken over de verantwoording door gemeenten. Gemeenten hebben nog geen duidelijkheid over de omvang en verdeling van het macrobudget. Ten opzichte van de vorige kabinetsperiode ligt er een extra (niet onderbouwde) taakstelling van € 150 miljoen, bovenop de € 300 miljoen uit het vorige Regeerakkoord. Dit betekent een korting van circa 15% van het budget, afhankelijk van het te overhevelen macrobudget (de korting kan procentueel dus ook aanmerkelijk hoger zijn). Vanaf 2012 bezuinigt het kabinet al op de jeugdzorg, de effecten daarvan op de hoogte van het over te hevelen macrobudget weten we nog niet. De nieuwe Jeugdwet kent op onderdelen stringente voorwaarden, daarom vormen kortingen en bezuinigingen een aanzienlijk risico voor de haalbaarheid van de uitvoering. Weging De aard en omvang van het over te hevelen takenpakket en het macrobudget zijn nog niet helder. Onduidelijk is of gemeenten voldoende instrumenten (zullen) hebben tot volume- en kostenbeheersing, met name bij de zwaardere geïndiceerde (GGZ)-zorg. Recente en aankomende bezuinigingen dreigen onverkort door te werken in het macrobudget. Transformatie en een beter functionerend stelsel zijn noodzakelijk maar staan op gespannen voet met de extra kortingen die nu worden opgelegd. Daarmee komt een belangrijke reden om tot decentralisatie over te gaan in een ander daglicht te staan. c. Participatiewet Maatregelen De Participatiewet die de Wwb, Wsw en een deel van de Wajong samenvoegt kent met € 1,2 miljard een grote financiële taakstelling. Op de beschikbare re-integratiemiddelen wordt een doelmatigheidskorting doorgevoerd oplopend tot netto € 138 miljoen in 2017. Ook het huidige kabinet bouwt de vergoeding voor de sociale werkvoorziening af tot ver onder kostendekkend niveau. De rijksvergoeding dekt de kosten, ook na aftrek van terugverdieneffecten, niet volledig (per SW-plek loopt het tekort op van € 1700 in 2011 tot € 4300 in 2019). Dit betekent dat de sociale werkvoorziening een onevenredig groot beslag legt op de voor re-integratie en begeleiding beschikbare middelen. Over de periode 2014-2018 worden gemeenten geconfronteerd met een financieel vraagstuk van ca. € 1 miljard als het gaat om de SW. En ook na 2018 blijft het probleem van de SW groot. Over de hele linie (2013-2032) loopt het verschil op tussen de werkelijke kosten en het beschikbaar gestelde budget voor de sociale werkvoorziening tot ongeveer€ 2,9 miljard. Het Rijk rekent met een uitverdieneffect van 25% in het eerste jaar en 50% voor de latere jaren door de groei van het aantal uitkeringsgerechtigden als gevolg van het krimpende budget voor re-integratie. Het kabinet spreekt de intentie uit om gemeenten veel beleidsvrijheid te geven, zodat zij in staat gesteld kunnen worden om lokaal die keuze te maken die nodig zijn om van de Participatiewet een succes te maken. Weging De financiële kaders van Participatiewet zijn zorgelijk. Daar waar het gemeentelijke risico op het uitkeringsbudget beperkt is, geeft het budget voor re-integratie veel zorgen. Over de periode 2014-2018 worden gemeenten geconfronteerd met een op te lossen financieel vraagstuk van ongeveer € 1 miljard als het gaat om de SW. Met de zwakke arbeidsmarkt blijft ondersteuning van gemeenten naar werk belangrijk. Van groot belang is de verdeling van het macrobudget over de individuele gemeenten, waarbij ingewikkelde verdeelvraagstukken spelen.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vnq.nl
04
Een grote mate van beleidsvrijheid is van belang om arrangementen in te kunnen richten die aansluiten bij de potentie van de mensen en bij de potentie van de regionale arbeidsmarkt, ook om dubbelingen te voorkomen. Daarnaast moet het landelijk kader werkgevers en gemeenten echt faciliteren, zonder bureaucratie. De gemeenten lijken meer beleidsvrijheid te krijgen, maar de uiteindelijk in 2013 vast te stellen wet- en regelgeving is hiervoor bepalend. d. Totaal beeld, financiën en proces De decentralisaties kunnen niet los van elkaar worden gezien en de uitvoerbaarheid hangt tevens in grote mate af van de algemene financiële kaders. Daarbij kan een moeilijk haalbare maatregel op een deelterrein gecompenseerd worden door kansen bij andere terreinen. In de vorige kabinetsperiode bestond nog een aantal kansen bij de exploitatie van de sociale werkvoorziening doordat de dagbesteding naar gemeenten zou overkomen. Mogelijkheden voor deze wijze van compenseren zien wij nu niet. Er zijn onvoldoende mogelijkheden om kosten en baten in evenwicht te brengen. De financiële ruimte van gemeenten is zeer beperkt, ook via lokale belastingen. De inkomsten uit grondexploitatie zijn beperkt: de afgelopen jaren is op exploitaties al veel afgeschreven, waardoor het weerstandsvermogen bij veel gemeenten is verdampt. Het gemeentefonds biedt ook weinig ruimte. Via de trap-op-trap-af systematiek wordt vanaf 2011 fors op het gemeentefonds gekort. In het regeerakkoord van Rutte I ging het om ruim € 1,6 miljard, bij het Lenteakkoord werd het opgehoogd met € 370 miljoen. De startbhef van Rutte II leidt tot een verdere korting € 580 miljoen, in totaal € 2,46 miljard. Daar kan nog bij worden opgeteld de voorgenomen afschaffing van het BTW-compensatiefonds (€ 500 miljoen), de uitname van onderwijshuisvesting (€ 256 miljoen), de afroming van de efficiencywinst van de schaalvergroting van gemeenten {€ 180 miljoen) en de € 100 miljoen efficiencykorting vanwege de invoering van de RUD's. Allemaal kortingen zonder taakwijzigingen. In totaal zal in 2017 op het gemeentefonds € 3,6 miljard zijn bezuinigd. Het Rijk snijdt ook in bestaande doeluitkeringen, zoals de Huishoudelijke Hulp, RUD's, en de van Montfransgelden. Die kortingen lopen op tot ruim € 2 miljard. Door deze kortingen en het verdampte weerstandsvermogen bij gemeenten zijn de mogelijkheden om te schuiven binnen de gemeentelijke begroting of risico's op te vangen zeer beperkt. e, Conclusie Als we kijken naar het proces tot nu toe van Rijk en gemeenten om dit bovenstaande uit te werken, maken wij ons grote zorgen over het slagen hiervan. Ondanks de welwillende inspanningen van de departementen om antwoorden te geven op de vragen van gemeenten is er nog veel onduidelijkheid. Alles bij elkaar genomen zien wij zeer grote risico's op de drie afzonderlijke decentralisatietrajecten (Jeugdzorg, Participatiewet en Wmo), de samenhang daartussen, tegen de achtergrond van de grote achteruitgang in algemene middelen die de gemeenten kunnen inzetten. Deze gecumuleerde risico's liggen behalve in de financiële en juridische sfeer, ook in de maatschappelijke haalbaarheid. Deze risico's worden helder geduid in de brief die u in december jl. ontving van de Rob/ Rfv. De negatieve effecten, waar wij een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor dragen, zijn mogelijk zo groot dat het bestuurlijk onbeheersbaar wordt. Iets dat wij geen van allen (moeten) willen. Voorstel Wij staan nog steeds achter de doelstelling om taken naar de gemeenten over te brengen, om zodoende te komen tot een samenhangend en efficiënt uitgevoerd takenpakket op een niveau zo dicht mogelijk bij de burger. Wij blijven dan ook graag in gesprek met leden van uw kabinet gericht op de voortgang van deze decentralisatieprocessen. Maar er is meer nodig om zicht te krijgen op een goede en verantwoorde uitkomst. Wij pleiten er daarom voor op korte termijn beter en gefundeerd zicht te krijgen op de uitvoerbaarheid van de decentralisaties, zowel afzonderlijk en als samenhangende totaalpakket, mede tegen de achtergrond van de financiële slagkracht van de gemeenten in het algemeen.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vnq.n
05
Daarom zullen wij in het Overhedenoverleg voorstellen dat bijvoorbeeld het CPB of de Algemene Rekenkamer dit onderzoekt onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van coördinerend minister Plasterk en de VNG. Het onderzoek moet zich richten op de financiële, wettelijke en maatschappelijke voorwaarden waaronder de decentralisaties tot een succes kunnen worden. Het geeft antwoord op de volgende vragen: •
Wat zijn de consequenties van de afzonderlijke onderdelen en maatregelen, en de cumulatieve effecten
•
Welke nieuwe of aangepaste instrumenten hebben gemeenten nodig, zoals in deze brief aangegeven, om de nieuwe taken en verantwoordelijkheden adequaat uitte voeren, o
zonder het maatschappelijk draagvlak voor het nieuwe beleid te verliezen
o
met afdoende financiële kaders
o
met oplossingen voor de risico's en de partij die daarvoor verantwoordelijk is
Het onderzoek moet zijn afgerond vóór het eerste decentralisatie wetsvoorstel wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Gedurende het onderzoek kunnen geen onomkeerbare stappen worden genomen en vinden de gesprekken met de bewindslieden plaats onder het voorbehoud dat het onderzoek en de conclusies die daaruit getrokken worden een verantwoorde basis opleveren voor uitvoering van de drie decentralisaties. Wanneer het onderzoek spoedig wordt uitgevoerd hoeven de afzonderlijke trajecten daar geen hinder van te ondervinden. Wel kan het leiden tot een goede, integrale kijk op deze majeure operaties ten dienste van onze gezamenlijke verantwoordelijkheid hierin. Wij hopen op een constructief gesprek hierover op het Overhedenoverleg. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
Mevrouw A. Jorritsma-Lebbink Voorzitter
In afschrift aan: Minister Plasterk Minister Dijsselbloem Staatsecretaris Weekers Staatssecretaris van Rijn Staatssecretaris Klijnsma
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vnq.nl
06
Bouwen op de kracht van gemeenten
Page 1 o f 1
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Gepubliceerd op VNG (http://www.vnq.nl) Home > Bouwen op de kracht van gemeenten
Bouwen op de kracht van gemeenten woensdag 16 januari 2013 Ledenbriefnummer: Lbr. 13/005 Samenvatting Tijdens de Buitengewone algemene ledenvergadering van 12 oktober j.l. heeft de VNG haar visie op het sociaal domein gepresenteerd onder de titel "Bouwen op de kracht van burgers", mede als inzet voor het regeerakkoord. Voor een succesvolle transformatie in het sociale domein is het nodig dat slimme keuzes worden gemaakt ten aanzien van de uitvoering van deze taken. Door de zorg en ondersteuning dicht bij mensen te organiseren, vermijden we onnodige bureaucratie. We maken maatwerk mogelijk en spelen beter in op wat mantelzorg en informele netwerken kunnen bieden. Tegelijkertijd moet de lokale overheid wel de nodige uitvoeringskracht borgen. Onder andere om in de uitvoering expertise te kunnen bieden, schaalvoordelen in de organisatie (inkoop e.d.) te vergroten, risico's te kunnen dragen en een krachtige partner te zijn in het veld van professionele maatschappelijke actoren. In bijgevoegde notitie vindt u de gemeentelijke strategie om te komen tot voldoende uitvoeringskracht onder de titel "Bouwen op de kracht van gemeenten". Voor de samenwerking is uitgangspunt dat er een landsdekkend stelsel komt met robuuste congruente buitengrenzen, dat tegelijkertijd recht doet aan de ai in gang gezette ontwikkelingen bij gemeenten. In bijgevoegde strategienotitie wordt dit in vier stappen uitgewerkt. Wij roepen u op om werk te maken van en invulling te geven aan deze strategie. Het is onze overtuiging dat op deze wijze een antwoord wordt gegeven op de inhoudelijke en maatschappelijke vraagstukken waar gemeenten voor staan en invulling kan worden gegeven aan een werkend alternatief waar zowel politiek, maatschappelijke organisaties en burgers vertrouwen in hebben. Volledige brief: a 20130116 babvi-u201300091.pdf Bijlage(n): ^ 20130116 bouwen op de kracht van qemeenten.pdf Bron-URL: http://www.vnq.nl/brieven/bouwen-op-de-kracht-van-qemeenten
http: //www. vng. nl/print/4415 7
12-3-2013
V e r e n i g i n g van Nederlandse Gemeenten
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
informatiecentrum tel.
uw kenmerk
(070) 373 8393
bljlage(n)
1
betreft
ons kenmerk
datum
Bouwen op de kracht van
BABVI/U201300091
16 januari 2013
gemeenten
Lbr. 13/005
Samenvatting Tijdens de Buitengewone algemene ledenvergadering van 12 oktober j.l. heeft de VNG haar visie op het sociaal domein gepresenteerd onder de titel "Bouwen op de kracht van burgers", mede als inzet voor het regeerakkoord. Voor een succesvolle transformatie in het sociale domein is het nodig dat slimme keuzes worden gemaakt ten aanzien van de uitvoering van deze taken. Door de zorg en ondersteuning dicht bij mensen te organiseren, vermijden we onnodige bureaucratie. We maken maatwerk mogelijk en spelen beter in op wat mantelzorg en informele netwerken kunnen bieden. Tegelijkertijd moet de lokale overheid wel de nodige uitvoeringskracht borgen. Onder andere om in de uitvoering expertise te kunnen bieden, schaalvoordelen in de organisatie (inkoop e.d.) te vergroten, risico's te kunnen dragen en een krachtige partner te zijn in het veld van professionele maatschappelijke actoren. In bijgevoegde notitie vindt u de gemeentelijke strategie om te komen tot voldoende uitvoeringskracht onder de titel "Bouwen op de kracht van gemeenten". Voor de samenwerking is uitgangspunt dat er een landsdekkend stelsel komt met robuuste congruente buitengrenzen, dat tegelijkertijd recht doet aan de al in gang gezette ontwikkelingen bij gemeenten. In bijgevoegde strategie notitie wordt dit in vier stappen uitgewerkt. Wij roepen u op om werk te maken van en invulling te geven aan deze strategie. Het is onze overtuiging dat op deze wijze een antwoord wordt gegeven op de inhoudelijke en maatschappelijke vraagstukken waar gemeenten voor staan en invulling kan worden gegeven aan een werkend alternatief waar zowel politiek, maatschappelijke organisaties en burgers vertrouwen in hebben.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Aan de leden
Informatiecentrum tel.
uw kenmerk
blj'lage(n)
ons kenmerk
datum
(070) 373 8393 betreft
Bouwen op de kracht van gemeenten
1 BABVI/U201300091
16 januari 2013
Lbr. 13/005
Geacht college en gemeenteraad, Tijdens de Buitengewone algemene ledenvergadering van 12 oktober j.l. heeft de VNG haar visie op het sociaal domein gepresenteerd onder de titel "Bouwen op de kracht van burgers", mede als inzet voor het regeerakkoord. Voor een succesvolle transformatie in het sociale domein is het nodig dat slimme keuzes worden gemaakt ten aanzien van de uitvoering van deze taken. Door de zorg en ondersteuning dicht bij mensen te organiseren, vermijden we onnodige bureaucratie. We maken maatwerk mogelijk en spelen beter in op wat mantelzorg en informele netwerken kunnen bieden. Tegelijkertijd moet de lokale overheid wel de nodige uitvoeringskracht borgen. Onder andere om in de uitvoering expertise te kunnen bieden, schaalvoordelen in de organisatie (inkoop e.d.) te vergroten, risico's te kunnen dragen en een krachtige partner te zijn in het veld van professionele maatschappelijke actoren. In de notitie "Bouwen op de kracht van burgers" over een krachtige en samenhangende aanpak op het sociale domein staat het als volgt geformuleerd: "Om de gewenste integrale benadering in het sociale domein tot stand te brengen, is ook een inspanning van gemeenten nodig. Zij moeten voldoende uitvoeringskracht opbouwen voor de transitie, de benodigde transformatie én de robuuste uitvoering van taken in de toekomst. Dat geeft vertrouwen, bij gemeenten en alle andere betrokken partijen. Concrete opgaven voor gemeenten zijn: het creëren van meer interne samenhang tussen nu nog gescheiden werelden van werk, maatschappelijke ondersteuning, jeugd en onderwijs (vooral een opgave voor de grotere gemeenten);
het beschikken over voldoende kennis en capaciteit om de transitie en transformatie te realiseren, en de - soms complexe - uitvoering te kunnen aansturen en organiseren; het organiseren van een voldoende krachtige en effectieve positie in de relatie met partijen die vaak op veel grotere schaal georganiseerd zijn; het kunnen dragen van financiële risico's. Deze opgaven roepen, samen met de noodzaak om een effectieve netwerkpartner te zijn, de vraag op of gemeenten deze taken zelfstandig aan (moeten) kunnen. De positie ten opzichte van grote(re), (boven)regionaal georganiseerde partijen, de benodigde kennis en capaciteit en de afdekking van financiële risico's vragen om (boven) regionale samenwerking. Dit vraagt om gedegen samenwerkingsverbanden." Alternatieve gemeentelijke strategie In het regeerakkoord meldt het kabinet dat zij voor de uitvoering van de decentralisaties in principe aan de schaal van 100.000+ gemeenten denkt. De kabinetsplannen werken als we niet oppassen slechts vertragend op de huidige processen van samenwerking en opschaling die overal in het land vanuit de inhoud tot stand komen. De VNG heeft daarom aangegeven dat een schaalgrootte vraagstuk vanuit de inhoud moet worden aangevlogen en de lijn van het kabinet afgewezen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven open te staan voor alternatieven. Daarmee ontstaat meer ruimte voor inhoudelijke resultaten en de daarvoor benodigde uitvoeringskwaliteit bij gemeenten. Duidelijk is dat de lokale overheid de nodige uitvoeringskracht zal moeten organiseren en tonen. Vanuit het Rijk (departementen en Tweede Kamer), vanuit het veld (o.a. uitvoerings- en cliëntenorganisaties), maar vooral ook bij gemeenten zelf blijft de vraag terugkomen hoe voor specifieke taken gekomen kan worden tot voldoende waarborgen voor uitvoeringskracht op het sociale domein. De VNG heeft verkend of van onderop een gezamenlijke strategie geformuleerd kan worden die én een steun in de rug is van alle gemeenten, maar die ook het kabinet, de Tweede Kamer en de samenleving het vertrouwen moet geven dat dit de juiste richting is om de uitvoeringskracht voor de nieuwe gemeentelijke taken in het zorgdomein te borgen. Daartoe is een discussienotitie opgesteld, samen met de provinciale afdelingen van de VNG en de besturen van de G4, G32, het Platform Middelgrote Gemeenten en de P10. Daarin staan de volgende uitgangspunten centraal: decentralisatie van taken naar alle 408 gemeenten; voor een deel van de te decentraliseren taken is samenwerking noodzakelijk om voldoende uitvoeringskracht te organiseren; voor deze taken is samenwerking niet vrijblijvend: waar het vanuit de inhoud noodzakelijk is om samen te werken, mag dat ook worden verwacht; bij de keuze voor de schaal en vorm van deze samenwerking is de inhoud van de taak leidend; deze samenwerking kan daarom van onderop stand komen.
onderwerp
Bouwen op de kracht van gemeenten
datum
02/03
Dit proces heeft geresulteerd in een breed gedragen gemeentelijke strategie, die het bestuur van de VNG heeft vastgesteld in haar vergadering van 10 januari j.l. Oproep aan gemeenten Bijgevoegd vindt u deze strategie om te komen tot voldoende uitvoeringskracht onder de titel "Bouwen op de kracht van gemeenten". Voorde samenwerking is uitgangspunt dat er een landsdekkend stelsel komt met robuuste congruente buitengrenzen, dat tegelijkertijd recht doet aan de al in gang gezette ontwikkelingen bij gemeenten. In bijgevoegde strategienotitie wordt dit in vier stappen uitgewerkt. Daarbij wordt tevens een suggestie gedaan hoe de verkenning tot samenwerking vorm te geven. Op deze wijze kunnen gemeenten gezamenlijk, van onderop, vanuit de inhoud geredeneerd, maar niet vrijblijvend komen tot de gewenste uitvoeringskracht in het sociaal domein. Als termijn voor de verkenning tot samenwerking hanteren we 31 mei 2013 als uitgangsdatum. Op die manier is duidelijk dat zelfbewuste gemeenten werk maken van een alternatieve strategie. En op deze wijze kan de benodigde samenwerking daadwerkelijk worden vormgegeven in de tweede helft van 2013. Wij roepen u op om werk te maken van en invulling te geven aan deze strategie. Het is onze overtuiging dat op die wijze een antwoord wordt gegeven op de inhoudelijke en maatschappelijke vraagstukken waar gemeenten voor staan en invulling kan worden gegeven aan een werkend alternatief waar zowel politiek, maatschappelijke organisaties en burgers vertrouwen in hebben. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
mr. R.J.J.M. Pans, voorzitter directieraad
Deze ledenbrief staat ook op www.vnq.nl onder brieven.
onderwerp
Bouwen op de kracht van gemeenten
datum
03/03
Bijlage bij ledenbnef 13/005, 16 januari 2013
Strategie 'Bouwen op de kracht van gemeenten 1.
9
V e r e n i g i n g van Nederlandse Gemeenten
Zorgdomein en gemeentelijke uitvoeringskracht
Een succesvolle transformatie in het sociale domein betekent dat slimme keuzes worden gemaakt ten aanzien van de uitvoering van deze taken. Door de zorg en ondersteuning dicht bij mensen te organiseren, vermijden we onnodige bureaucratie. We maken maatwerk mogelijk en spelen beter in op wat mantelzorg en informele netwerken kunnen bieden. Tegelijkertijd moet de lokale overheid wel de nodige uitvoeringskracht borgen. Onder andere om in de uitvoering expertise te kunnen bieden, schaalvoordelen in de organisatie (inkoop e.d.) te vergroten, risico's te kunnen dragen en een krachtige partner te zijn in het veld van professionele maatschappelijke actoren. In de notitie "Bouwen op de kracht van burgers" over een krachtige en samenhangende aanpak op het sociale domein staat het als volgt geformuleerd: Om de gewenste integrale benadering in het sociale domein tot stand te brengen, is ook een inspanning van gemeenten nodig. Zij moeten voldoende uitvoeringskracht opbouwen voor de transitie, de benodigde transformatie én de robuuste uitvoering van taken in de toekomst. Dat geeft vertrouwen, bij gemeenten en alle andere betrokken partijen. Concrete opgaven voor gemeenten zijn: het creëren van meer interne samenhang tussen nu nog gescheiden werelden van werk, maatschappelijke ondersteuning, jeugd en onderwijs (vooral een opgave voor de grotere gemeenten); het beschikken over voldoende kennis en capaciteit om de transitie en transformatie te realiseren, en de - soms complexe - uitvoering te kunnen aansturen en organiseren; het organiseren van een voldoende krachtige en effectieve positie in de relatie met partijen die vaak op veel grotere schaal georganiseerd zijn; het kunnen dragen van financiële risico's. Deze opgaven roepen, samen met de noodzaak om een effectieve netwerkpartner te zijn, de vraag op of gemeenten deze taken zelfstandig aan (moeten) kunnen. De positie ten opzichte van grote(re), (boven)regionaal georganiseerde partijen, de benodigde kennis en capaciteit en de afdekking van financiële risico's vragen om (boven) regionale samenwerking. Dit vraagt om gedegen samenwerkingsverbanden." 2. S c h a a l en de decentralisaties v o l g e n s het kabinet In het regeerakkoord meldt het kabinet dat zij voor de uitvoering van de decentralisaties in principe aan de schaal van 100.000+ gemeenten denkt. De kabinetsplannen werken als we niet oppassen slechts vertragend op de huidige processen van samenwerking en opschaling die overal in het land vanuit de inhoud tot stand komen. De VNG heeft daarom aangegeven dat een schaalgrootte vraagstuk vanuit de inhoud moet worden aangevlogen en de lijn van het kabinet afgewezen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven open te staan voor alternatieven. Daarmee ontstaat meer ruimte voor inhoudelijke resultaten en de daarvoor benodigde uitvoerings kwaliteit bij gemeenten.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www vnq.nl
3.
G e m e e n t e n geven richting aan krachtige decentralisatie
Met de geboden ruimte door de minister van BZK, is de discussie over de uitvoeringskracht en schaal nietten einde. Vanuit het Rijk (departementen en Tweede Kamer), vanuit het veld (o.a. uitvoerings- en cliëntenorganisaties), en vooral ook bij gemeenten zelf zal de vraag blijven terugkomen hoe voor bepaalde, meer complexe en/of dure taken binnen het sociale domein voldoende uitvoeringskracht kan worden georganiseerd. Er is dus een alternatief nodig voor de nog niet goed uitgewerkte kabinetsplannen. Een alternatief dat recht doet aan de bewegingen die nu in gemeenten in gang zijn en deze beweging versterkt en versnelt. Zodat er op zeer afzienbare termijn sprake is van zichtbare versterkingsbewegingen van de uitvoeringskracht, die bijdragen aan het succes van de decentralisaties: dichtbij de burger waar kan, met zo min mogelijk lasten voor professional en bestuur. Deze opgave kan maar op één manier worden opgepakt, namelijk vanuit de inhoud. Deze inhoud maakt het noodzakelijk dat alle 408 gemeenten werken aan de uitvoeringskracht die nodig is om de decentralisaties voor alle taken goed uit te kunnen voeren. 4.
Bestuurlijk en financiële verantwoordelijkheid bij alle gemeenten
De principes "Op maat ondersteuning voor burgers door een integrale benadering" en "Rechtszekerheid voor burgers, met ruimte voor verschil" uit "Bouwen op de kracht van burgers" geven aan dat in een ontschot lokaal sociaal domein efficiënter kan worden gewerkt, integraliteit kan worden georganiseerd en ingezet kan worden op de kracht van burgers en netwerken om hen heen. Voorzieningen die nu nog gescheiden worden georganiseerd kunnen worden gebundeld en er kan beter worden bezien wat collectief en wat individueel geregeld moet worden. Alleen dan kunnen gemeenten daadwerkelijk taken doelmatig en op maat aanbieden. Een zekere mate van verschil tussen gemeenten is daarbij onvermijdelijk en zelfs gewenst om op die wijze zo goed mogelijk aan te sluiten op de unieke situatie van de burger en haar omgeving Deze beleidsvrijheid van gemeenten wordt begrensd door voldoende rechtsbescherming en rechtszekerheid voor de burger. Het is daarmee van groot belang dat alle gemeenten beleidsmatig en financieel verantwoordelijk blijven voor de te decentraliseren taken. Dat vraagt een integrale bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor zowel de (meestal goedkopere) algemene, preventieve voorzieningen via de beleidsplicht (gemeenten hebben alleen de plicht beleid vast te stellen, er wordt geen inhoudelijk kader meegegeven), de (vaak duurdere) voorzieningen die in het kader van de compensatieplicht (kaders worden aan het wat gesteld, maar de manier waarop wordt aan gemeenten overgelaten) worden georganiseerd voor burgers met specifieke beperkingen en voor de (vaak zeer dure) specifieke voorzieningen die als gevolg van landelijk uniforme rechten en plichten moeten worden georganiseerd.'
5.
Uitvoeringskracht van s p e c i f i e k e decentralisatieopgaven op bovenlokaal niveau
Een groot aantal taken kan lokaal worden georganiseerd, dichtbij de burger. Dit zijn de taken waarvoor de nabijheid bij de burger cruciaal is, die relatief eenvoudig zijn, die niet strak te reguleren zijn, die in iedere gemeente een behoorlijk volume kennen, die lage kosten per burger hebben en waarvoor geen (zeer) hoge eisen aan toezicht en verantwoording worden gesteld worden hierna buiten beschouwing gelaten. Gemeenten kunnen vrijwillig ervoor kiezen ook deze taken in samenwerking op te pakken.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vnq.nl
Voor een kleiner aantal taken geldt dat zij vanwege hun aard bovenlokaal georganiseerd moeten worden om tot voldoende uitvoeringskracht te komen. Dit zijn bijvoorbeeld taken die ofwel zeer sterk ingrijpen in de persoonlijke levensfeer ofwel gericht zijn op de zeer kwetsbaren (denk bijvoorbeeld aan een opgelegde jeugdbeschermingsmaatregel). Daarnaast kan het gaan om opgaven: •
Die zulke kleine aantallen betreft dat de overhead op een kleinere schaal te groot wordt (bijvoorbeeld doof-blinden).
•
Waarvoor specialistisch kennis nodig is om goed te kunnen inkopen/regie te kunnen voeren, die lastig te organiseren is op een kleinere schaal. Waarvoor de aantallen klein zijn en de kosten per persoon zeer groot, waardoor het verstandig is om financieel risico spreiden (meervoudig gehandicapte kinderen).
Voor deze opgaven kan het niet vrijblijvend zijn om een bovenlokale samenwerking/uitvoering te organiseren. Voor sommige van deze taken is een zeer hoog schaalniveau nodig. In uitzonderlijke gevallen kan dat zelfs landelijk zijn. Veel van de taken zijn echter prima op het niveau van een regio of subregio te organiseren. Voor het bepalen van de gewenste omvang van deze regio is het van belang om de inhoud van de opgave (taken) en het gebied van de samenwerkende gemeenten centraal te stellen. 6.
Via een gezamenlijk, niet vrijblijvend p r o c e s .
Onderstaand schetsen wij een voorstel hoe het proces om tot die uitvoeringskracht per gemeente te komen, met elkaar vorm te geven. We hebben als gemeenten al eens een dergelijk proces van onderop doorlopen, namelijk met de totstandkoming van de arbeidsmarktregio's. Voorstel is dat gemeenten met elkaar binnen deze regio's als vertrekpunt voor te voeren gesprekken aan de slag gaan om samen te bepalen, voor de taken die samenwerking vragen, welke samenwerking(en) op welke schaal het best passen. Dat wil niet zeggen dat alle taken ook binnen deze regio of op deze schaal moeten worden opgepakt. Zoals gezegd: veel kan lokaal. Daar waar om uitvoeringskracht te versterken andere schalen dan de arbeidsmarktregio meer voor de hand liggen, moet er ruimte zijn die te benutten. Dit om te voorkomen, dat reeds bestaande initiatieven worden doorkruist of het voorwerk dat is gedaan, bijvoorbeeld op het terrein van de jeugdzorg, teniet wordt gedaan. Gemeenten werken daar hard aan het tot stand brengen van bovenlokale samenwerking voor verschillende taken, waaronder jeugdbescherming en jeugdreclassering. Deze verkenning moet ertoe leiden dat gemeenten vanuit het gesprek in de arbeidsmarktregio's het met elkaar eens worden over de inhoud (welke taken), schaal en vorm van de samenwerking(en) voor de decentralisatie taken. Om versnippering te voorkomen worden incongruentie en bestuurlijke drukte (in brede zin) zoveel mogelijk voorkomen en waar nodig teruggedrongen. Vanuit de inhoud logische regio's, met robuuste buitengrenzen dragen hieraan bij.
•
Stap 1: Verkennen samenwerking(en) door gemeenten
Er is al veel werk verzet, vooruitlopend op de implementatie vanaf 2014. In de tweede helft van 2013 zullen veel gemeenten hun samenwerkingsverbanden gaan operationaliseren. In veel regio's worden
VNG Postbus 30435. 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vnq.nl
dan ook al volop en op vruchtbare wijze gesprekken gevoerd over samenwerking in het sociale domein. Met de arbeidsmarktregio's als vertrekpunt voor het gesprek, gaan gemeenten met elkaar aan de slag om dit proces verder te brengen. Dat levert voor 31 mei 2013 voorstellen op voor de in te richten samenwerking (en) op het sociale domein. Daarbij wordt in ieder geval met elkaar in kaart gebracht voor welke taken bovenlokale samenwerking vanuit de aard van de taken noodzakelijk en dus niet vrijblijvend is. Voor deze taken moet de gekozen samenwerkingsvariant in ieder geval aan de volgende kwaliteitscriteria voldoen: •
In de gekozen samenwerking is voldoende stevige regie richting en een goed partnerschap met (grote) maatschappelijke en zorginstellingen te realiseren,
• •
De gekozen samenwerking biedt voldoende basis voor goed risicomanagement, De gekozen samenwerking heeft een schaal die efficiënt is (gezien omvang cliëntenstroom c.q. aantal aanbieders).
Als gemeenten willen samenwerken op taken waarvoor dat niet noodzakelijk is, vindt de verkenning naar de mogelijkheden hiervoor ook in gezamenlijkheid binnen de arbeidsmarktregio plaats. De arbeidsmarktregio is het vertrekpunt van het gesprek in de regio's. De uiteindelijk gekozen samenwerking(en) hoeft niet gelijk te lopen met de arbeidsmarktregio's. Er kan sprake zijn van een grotere of juist kleinere schaal en waar nodig kan er over de grenzen van de regio's worden samengewerkt. Daarbij zouden ook de huidige provinciegrenzen niet in de weg moeten zitten om de optimale schaal te kiezen. De VNG ondersteunt gemeenten bij de verkenning en het keuzeproces door overzicht en inzicht in de huidige en nieuw gekozen samenwerkingsvarianten in het sociale domein te bieden. Voorbeelden staan daarbij centraal. •
Stap 2: Monitoring door commissie van BZK en VNG
In opdracht van BZK en de VNG komt er een commissie die de voortgang in kaart brengt en aan de hand van enkele kwaliteitscriteria beoordeelt of de benodigde uitvoeringskwaliteit tot stand komt. Hierbij word gekeken naar: •
Het ontstaan van 'witte vlekken' bij de keuzes die gemaakt worden.
•
Of de samenwerkingen die ontstaan aan de kwaliteitscriteria van stap 1 voldoen.
•
Of de operationalisatie van de gekozen schaal/samenwerking van de grond komt en er voldoende voortgang wordt geboekt.
•
Stap 3: Aanspreken van achterblijvende
gemeenten.
Regio's c.q. gemeenten die achterblijven met de keuze voor en/of de operationalisatie van de samenwerking worden daarop aangesproken door BZK in afstemming met vakdepartement. •
Stap 4: Het Rijk komt met een aanwijzing voor achterblijvende
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www_vnq.nl
gemeente(n)
Als blijkt dat dit proces niet goed verloopt of onvoldoende resultaat oplevert dan moet er sprake kunnen zijn van een interventie. Met als ultimum remedium een aanwijzing van de minister. Zover laten gemeenten het niet komen. 7.
Tot slot
Via bovenstaande strategie kunnen gemeenten samen vanuit de inhoud vormgeven aan de voor de decentralisaties op het sociale domein benodigde uitvoeringskracht. Voor taken waarvoor dat vanuit hun aard (o.a. specialistisch, kleine doelgroep, hoge kosten, ...) noodzakelijk is, is samenwerking niet vrijblijvend. Voor andere taken kan aanpalend daaraan worden bezien in hoeverre samenwerking nuttig is. Bij de keuze voor inhoud, schaal en vorm van de samenwerking wordt optimaal gebruik gemaakt van de ervaringen die gemeenten de afgelopen jaren hebben opgedaan met het vormgeven van uitvoeringskracht en samenwerking. Zodat er gedecentraliseerd kan worden met de kracht van gemeenten.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vnq.nl