I ~n
P t- OT. It:"-I
TIJDSCHRIFT VAN HET WETENSCHAPPELIJK BUREAU VAN D66
IS : ill~Vlews
publiIdee: ele en I voor
._---, mer
13 e JAARGANG NUMMER 6, DECEMBER 1992
IDEE I
•
REDACTIONEEL
3. •
INHOUD
Tijdschrift van het wetenschappelijk bureau van D66.
IUegaliteit
PERSPECTIEF
4.
Een andere manier van kijken, door Christiaan de Vries Een afronding na een aantal gesprekken over de woekering van het bureaucratisch mechanisame
6.
Van Vraag naar Antwoord, 25 jaar staatkundige vernieuwing, door Edwin Kreulen Een verkenning van het denken van D66 over staatkundige vernieuwing
•
BESCHOUWING
13e Jaargang - Nummer 6 DECEMBER 1992 VERSCHUNT 6 x PER JAAR ISSN nr, 0927-2518 REDACTIE Bert Bakker, Kees Breed, Coosje Fijn van Draat, Wim van der Ende, Cecilia Kroon, Jac([Uelien Soetenhorst-de Savornin Lohman, Eindredactie: Christiaan de Vries, Redactiesecretariaat: Mal'gr'eet van Son,
11. Risico en solidariteit, door Ton Korver Kanttekeningen bij de discussie over sociale zekerheid
14.
Wat kan muziek ons nog leren? door André van der Brugge Een bijzondere beschouwing van de rol die muziek speelde en speelt in het dagelijks leven, een kritiek
•
DEBAT
19.
Verkeer en vervoer: op zoek naar een sprankelend beleid, door Peter Schouten Een korte analyse van de verkeers- en vervoersproblematiek en enkele suggesties voor een benadering
21.
'Gereflecteerd pragmatisme, niets meer dan politiek narcisme ?' door JooP Abbes en Simon Groen Over de status van het pragmatisme en what about de mogelijkheden van levensbeschouwelijke uitgangspunten voor het politiek denken?
26.
Het ideologisch nulpunt, door Allan Varkevisser Een theoretische beschouwing van de betekenis van ideologie, in reactie op de stellingen van Pamela Kribbe
•
Id ee verwelkomt hijdragen van lezer , Inlichtingen over de voorwaarden voor in te zenden artikelen en het r'edactieb eleid kunt ti opvragen bij de l'edactie, Een abonnement geldt voor een kalenderjaar en kan niet tus entijds worden opgezegd, Opzeggen kan uitsluitend schriftelij k tot 1 december van de lopende jaar'gang, Indien de opzegging voor die datum niet h ekend is, wordt het abonnement automatisch VOOl' een jaar verlengd, Losse munmer s f 15;-, ©1992 SWB D66. Overname van artikelen enlof illustraties uitsluitend na schdftelijke toestemming van de uitgevel'. FOTOGRAFIE Wim van der Ende, Telefoon 03438-20296,
SIGNALEMENTEN
30.
UITGAVE EN ADMINISTRATIE Stichting Wetensc happelijk Burea u D66, Bezuioenhoutseweg 195, 2594 AJ Den Haag, Tel. 070-3858303,
Boekbesprekingen, onderzoeken en SWB-informatie UITGAVE VERZORGD DOOR Creative Communications, Emmalaan 23, 1075 AT Amsterdam, Telefoon/fax: 020-6646627 ,
Foto voorpagina: In de werkplaats van de vioolbouwer (zie artikel André van der Brugge, pagina 14)
Inlichtingen omtt'ent advcrtel'en in dit blad word en verstl'ckt dOOl' Cl'eative Communications,
-------------------------------------- 2 --------------------------------------IDEE - DECEMBER '92
REDACTIONEEL
Illegaliteit
'n-
166.
-6
W
je Ende,
00
n
IInan. Vries.
at heeft de PvdA geleerd van Wat de PvdA nu laat zien, is een houding Tegenwoordig wordt de van afweer en defensie. Men bevindt zich de Amsterdamse ervaring? De moed gepredikt. evenwel in het gezelschap van propaganhuidige voorzitter was boos disten die uit andere vaatjes tappen. Boltoen de partij haar aanhang verloor in de Schuld, boete en moed, hoofdstad. Hij is nog steeds boos, maar kestein en Brinkman kunnen lachen in deze drievuldigheid verenigt in zijn huidige functie is niet langer de hun gebalde vuistjes. De kolen worden Christen- en Sociaal partij het mikpunt van zijn woede. Het voor hen uit het vuur gehaald. En dat zijn zijn de 'illegalen' die het te verduren krijandere dan de kool die de PvdA krijgt geDemocraten. Opdat al wat stoofd. Als zij niet oppast, wordt zij ingegen. anders is in de illegaliteit sloten in een kooi van verkeerde ideoloHongersnood, armoede, repressie, het doet er allemaal niet meer toe. Wat niet gische makelij. Hebben wij hetzelfde niet zal verdwijnen. zien voltrekken bij de zusterpartij in hoort, mocht al niet. Erger is het, als wie • hier niet hoort, behoort te verdwijnen. Duitsland, die niet anders bleek te kunnen dan in deze zaken te kiezen voor nota bene een wijziging Populistische taal wordt gebezigd, de handen samengevouwen, een verkeerde indruk makend. Critici zoeken de verklaring voor van de grondwet. dit merkwaardige gedrag in electorale motieven. Het zal waar Het is zoals Henk Zeevalking opmerkt in Vrij Nederland (van 14 november jl.): verkeerde vragen worden gesteld en verkeerde wezen. antwoorden gegeven. Zo kan de PvdA komen te verkeren in een Te vrezen valt dat er nog iets anders aan de hand is. Hier steekt zelf opgelegde illegaliteit. En daarover hoeft niemand zich te verde eigenlijke crisis van de Sociaal Democratie de kop op. Al lankneukelen, noch zich onbezorgd te wanen. ger bleek het technocratisch denken de plaats in te kunnen nemen van de ideologische retoriek, wanneer deze het niet meer In dit nummer zult u geen interview aantreffen. de reeks wordt kon redden. Het drama is nu compleet. de partij kent geen refeafgesloten met een korte beschouwing. Jan Glastra van Loon, rentie meer aan enige inhoudelijke betekenis. In haar huidige Paul Kuypers, Cees Schuyt, Anton Zijderveld, Philip Idenburg toestand van desoriëntatie, graait zij om zich heen, maar vindt geen houvast, anders dan aan een gehoornd populisme. En zo en Hans Achterhuis waren gesprekspartners in een verkenning kan zij bij tijd en wijlen zich de vaandeldrager wanen van een van het denken over bureaucratie. Het waren 'filosofische' gesprekken, waarin een gedachten wereld werd doorvorst. De reweinig moedige, want autoritaire, staatspolitiek. dactie wij nu een nieuwe reeks gesprekken starten. Gesproken De Sociaal-Democratische staatssecretarissen bleken vaandelzal worden met mensen uit de apparaten, uit de wereld van het dragers voor Schengen en de afgrendeling van Europa. Maar beleid en van de 'werkvloer'. Het zal een speurtocht worden naar zoals ieder die de hersens gebruikte reeds opmerkte, daarbij de wijzen waarop het bureaucratisch mechanisme werkzaam is blijft het niet. Je kunt de anderen niet buitensluiten, zonder de ander in eigen huis (aan) te pakken. Men noemt dat de 'intenin de praktijk. In dit laatste nummer van het jaar vindt u een bespreking van sivering van de binnenlandse controle op vreemdelingen'. Het is de liefdeloze taal van de technocratie. de houding van D66 tegenover staatkundige vernieuwing van de hand van Edwin Kreulen. Ton Korver schrijft over risico en soliJe kunt op één plaats al de diagnose stellen van het probleem dariteit en levert een andere kijk op de voorstellen omtrent de dat is ontstaan. Aan de grens wordt men opgevangen. De controle zelf kent geen grenzen: wie niet wordt vertrouwd (wie wèl ?), aanpak van de problemen in de sociale zekerheid. Over de maatschappelijke status van muziek en het belang van muziekwordt in bewaring gesteld. Maar wie wordt opgesloten, wordt onderwijs treft u een bijzondere beschouwing aan van André van niet vertrouwd. Niet door de bevolking die in de buurt woont, der Brugge. Peter Schouten doet enkele suggesties inzake de niet door de autoriteiten die ver uit de buurt wonen. Een dergeverkeers- en vervoersproblematiek. Terwijl Joop Abbes, Simon lijke aanpak kent slechts de horizon, die door de vluchteling het Groen en Allan Varkevisser ons verder voeren in het debat over meest wordt gevreesd (die uit het vliegtuig kan worden waargenomen). En zo zie je het beleid afglijden, van opvang naar conhet ideologiebegrip en de ideologie van D66. trole, van controle naar bewaring, van bewaring naar uitsClrrislilulII de Vries luiting.
•
TIE ureau
95,
van
Ie ilen eid ~ tie.
een 11 tij ds
kan fleng. atum n-
jaar
5;-. lof Ilif-
dam.
in
3 IDEE - DEC EM BER '92
PERSPECTIEF
Een andere manier van kijken nadenken over het bureaucratisch mechanisme Door Christiaan de Vries
een gesprek deze keer, ditmaal karakter bepaald van de maatschappelijChristiaan de Vries maakt ke vraagstukken. Vandaag de dag overop deze plaats geen hardop dende balans op van de gesprek- heerst de culturele problematiek. Dit is ken over de werking van het buken die in dit tijdschrift reaucratisch mechanisme. In zes gesprekeen thema dat in alle gesprekken, impliken is gepoogd te laten zien dat de wereld ciet of expliciet, aan de orde is geweest. gevoerd zijn met van het bureaucratische nog weer iets anEn zoals eerder is beweerd, -onder meer vooraanstaande denkers in in dit tijdschrift- hiermee is ook het beders is dan de wereld van de bureaucratie. In een vermetele onderneming, samen Nederland over hét probleem lang van de politieke partij D66 vastgemet de gesprekspartners, is geprobeerd de steld. in onze samenleving: de grote culturele veranderingen op hun Democratische vragen zijn, als we deze alomtegenwoordige woekering op de keper beschouwen, culturele opgawaarde te schatten. Veranderingen, waarin één ontwikkeling ven geworden. En bijna alle culturele opvan het bureaucratische doorslaggevend is, althans als we kijken gaven vangen aan of eindigen bij de demechanisme. De enige naar de hedendaagse vragen en naar de mocratische vraag: hoe kunnen wij invproblematiek waarvoor de democratie zich oplossing lijkt een herdefiniëloed uitoefenen op onze omgeving? Hoe geplaatst ziet. Er is getracht de bewerkunnen wij zelf vormgeven aan de verring van de democratie in king en omwerking van de publieke ruimhouding die wij leven tot onze omgeving? te door het bureaucratische procédé te traDit is toch de eigenlijke betekenis van de culturele termen. ceren en te benoemen. Een bewerking die discussie over het burger zijn en het bure_----------------------------'. gerschap. En bevreemdt het dan dat in zo grondig en totaal is, dat wij er in het publieke leven maar zelden in slagen haar diverse van de gesprekken de vraag geals zodanig te herkennen want ons denken en onze persoonlijkopperd is of de kwestie van politieke democratie niet moet worheid zijn ermee verweven. Wij zijn gewend geraakt vanuit onsden vervangen, of in elk geval aangevuld, door het fundamentelere of bredere vraagstuk van 'culturele democratie' ? De oude zelf te kijken naar de verschillende werelden die wij leven. Wij ervaren onszelf als continuïteit, als schakel, die de verschillende economische en politieke vragen bestaan nog wel, maar zijn gesociale omgevingen, waarin wij ons bewegen, verbindt. Wij hebfragmenteerd, versnipperd en worden 'over-bepaald' door de ben in korte tijd, eigenlijk binnen enkele decennia, geleerd om culturele vraagstelling van de verhouding van de individuen tot hun omgeving. onszelf te verdelen en doen dat zonder er nog van op te kijken. Met de serie van gesprekken is geprobeerd deze vraagstelling Dat is wat wij individualisering zijn gaan noemen. Maar deze twee dingen staan met elkaar in verband. Bij bureauvoor zich te laten spreken. Daartoe moest zij worden verkend cratie gaat het niet, of veel minder dan wij in het dagelijks leven naar haar sociologisch, juridisch en filosofisch karakter. De disdenken, over diensten, administratie of beleid. Het gaat om houcussie kreeg zo de vorm van een formulering en uitwerking van een paradigma, of een andere manier van kijken, van benaderen dingen en praktijken en om procedures en technieken van veranvan de werkelijkheid. dering. Bovenal gaat het om een bepaalde vormgeving en structurering van relaties en van patronen van relaties. Bureaucratie De laatste tijd is veelvuldig melding gemaakt van de teloorgang en het mechanisme dat haar eigen is, schept de eigen ruimte. of de vervaging van stabiele betekenissen. Wat verandert, is de Het versnijdt, segmenteert en codeert de geleefde omgeving en herkenbare verhouding van de personen tot hun voorgegeven in dit proces smeedt het identiteiten. Met andere woorden, het omgeving - omdat deze laatste verandert. De manieren waarop plaatst en herplaatst ons in en tegenover omgevingen. Aldus zijn wij werken, ons bewegen, ons ontwikkelen, zijn grondig gewijwij het die verplaatst en herplaatst worden en in dit proces herzigd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de verhouding van mensen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de 'beslisschept zich onze identiteit. Gedeeltelijk zijn wij het die worden singscentra' is veranderd. herschapen. Daarom is het nodig er zo nadrukkelijk bij stil te Alle levensterreinen zijn onder 'de organisatie van het maatstaan. schappelijke' komen te vallen. Daarmee komen zij niet alleen te Er is nog een andere reden om het bureaucratisch mechanisme vallen onder de economische invloedssfeer, maar worden ook en te analyseren. De politieke kwesties zijn problemen geworden van culturele aard. Lange tijd hebben economie en politiek het vooral institutioneel opgenomen in het maatschappelijk raderwerk. En het is dit laatste kenmerk dat aanleiding was voor ons 'onderzoek'. Want hiermee worden nieuwe politieke vragen geoChritiactn de Vries is directeur van het Wetenschappelijk Bureau van D66. pend. De logica van de institutionele ordening is dan niet meer
G
4 IDEE - DECEMBER '92
•
~n
1appelijag over(. Dit is 1, impli{eweest. er meer het bevastgerve deze le opgarele opi de deHij inv.g? Hoe de ver5evin g? van de let burdat in lag geet wormentee oude :ijn geoor de len tot
alleen een vraagstuk van het nut, van management, of van economie. Deze raakt de politieke probleemstelling in het hart. Zij heeft haar nu al veranderd, getransformeerd in een schijnbaar technische problematiek. De discussie hierover kenmerkt zich doorgaans door de praktisch stellingname rond de verhouding tussen burger en politiek en recentelijk rond de zogenaamde 'eigen' crisis van de politiek. Maar hier ligt niet het eigenlijke probleem. Daarom is deze avontuurlijke zoektocht ondernomen, ook al was het alleen nog maar in het denken, naar de verandering in de politieke probleemstelling zelf. Het probleem werd uiteindelijk gelokaliseerd in de institutionele overname, of opname, van de politieke actieradius. Hiermee werd een politiek-cultureel probleemveld betreden en is getracht dat in enige mate te ontginnen ten behoeve van een vruchtbare analyse, hoe pretentieus deze onderneming ook genoemd mag worden. Vandaag de dag bestaat er eigenlijk geen politieke actieradius meer die zich buiten de institutionele, juridische of procedurele ordening om kan bewegen. Sommigen menen hieraan het succes van de democratie te kunnen aflezen. Wij , de 'onderzoekers' vanuit de SWB en de meeste van onze gesprekspartners, betwijfelen dat. Want de vormen van ordening zijn allemaal bureaucratische vormen en functioneren altijd mede in het teken van subjectieve disciplinering en anonieme dwang. Zij functioneren wel degelijk in het teken van een totaliserende logica. Daarvoor moeten we deze onderzoeken, opdat we haar kunnen bekampen . •
"Zo 'n idee van burgerschap, vul dat maar eens in, in een wereld waar de burger cliënt is van een veelheid van insteUingen. " Hans Achterhuis, Idee 5, november 1992
"Waar vindt de 'overspül' van die functionele rationaliteit plaats in het maatschappelijk leven, in de bouw, in het verkeer, in de interacties tussen mensen? Daar hebben we te weinig over nagedacht. " Anton Zijderveld, Idee 2 , april 1992
"Het heeft te maken met bureaucratisering, die een zekere balansverstoring doet optreden ten gunste van het economische criterium en ten ongunste van zowel het sociale als het juridische. " Kees Schuyt, Idee 1, februari 1992
telling
"Wat verstaan moet worden onder bureaucratie als cultureel proces beschouw ik als een modus van integratie van maatschappelijke en sociale betrekkingen. Je ziet het overal."
~rkend
Paul Kuypers , Idee 6, december 1991
)e dis19 van ideren
"Opeens werd het mogelijk ordeningen te verondersteUen en toe te passen, die los staan van de waargenomen verhoudingen. Deze geven een veel grotere greep op de omgeving. "
lrgang ,is de ~geven
'aarop gewij.g van Jeslis-
Jan Glastra van Loon, Idee 5 , nov. 1992
"Het politieke systeem wordt langzaam maar zeker uitgehold. Het is een systeem geworden van seriële reductie van rijkdom van informatie. "
maat~en te ok en ~a der
>r ons 1 geomeer
Phüip Idenburg, Idee 4, september 1992
5 ID EE - DECEM BE R '92
Van Vraag naar Antwoord 25 jaar staatl~undige vernieuwing Door Edwin Kreulen
N
a ruim vijfentwintig jaar heeft De commissie-Deetman heeft invloed op uit konden oefenen. Uit deze wensen kwamen de twee belangrijkste D66 zich een vaste plaats in de de staatkundige vernieuwing voorstellen van de commissie voort: de Nederlandse politiek verworven. Dat geldt in iets mindere mate voor herinvoering van het districtenstelsel en inmiddels overgelaten aan het instellen van een gekozen formateur. een 'tijdgenoot' van de partij: de staatvier deel-commissies. Bijna dezelfde hervormingen zoals die in kundige vernieuwing. Het is niet zonder Een verkenning van het toeval dat beide hun oorsprong vinden het Appèl waren vermeld, alleen met de gekozen formateur als minder ingrijpenaan het eind van de jaren zestig. Oordenken van D66, over de de versie van de gekozen premier. spronkelijk was een 'nieuwe vitale demohervorming van het staatsWanneer afgevaardigden gekozen zouden cratie' zelfs het voornaamste strijdpunt van de Democraten. De twee meest revobestel, laat de behoefte zien worden door een district, zou de band tussen kiezer en gekozene minder anolutionaire voorstellen uit het beroemd aan een onderlinge samenniem zijn. De commissie vond de beste geworden 'Appèl' dat aan de oprichting oplossing een stelsel waarin kamerleden hang, evenals de noodzaak van D66 voorafging, de rechtstreekse verkiezing van de Minister-President en de om de burger niet uit het oog via twaalf districten worden gekozen, omdat dit de kans vergroot op een duidehèrinvoering (1) van een vorm van het te verliezen. lijke meerderheid in het parlement. Om districtenstelsel, zijn dan ook steeds terug deze reden verwierp ze het zogenaamde te vinden in de discussie over staatkundi-----------. 'Duitse' stelsel, waarin de helft van de afge vernieuwing, zoals die binnen het pogevaardigden door districten wordt gelitieke spectrum heeft plaatsgevonden. In dit artikel zal de discussie nog eens kort worden samengevat, kozen, waarna de fracties worden aangevuld aan de hand van evenredige vertegenwoordiging. (3) Juist het behoud van die waarbij onder meer wordt gekeken naar de rol die de verschilevenredigheid zou de krachtsverhoudingen in het parlement onlende deelnemers zagen weggelegd voor de burgers. gewijzigd laten, zodat een regering weer zou ontstaan door onderhandelen van partijen en niet door een beslissing van kiezers. Cals: duidelijkheid De wens tot duidelijkheid, die vrijwel naadloos aansloot op de ideeën uit D66-kring (4), kwam ook tot uiting bij het voorstel van Uit de aanbevelingen van de in 1967 ingestelde staatscommissie voor wijziging van grond- en kieswet, onder leiding van Cals en de commissie voor het door de kiezers laten aanwijzen van een formateur. Enkele leden, waaronder D66'er Hans Gruijters, kopDonner, bleek overduidelijk dat de ideeën van de democraten niet aan de overige partijen voorbij waren gegaan. (2) Deze groep pelden dit voorstel nadrukkelijk aan het districtenstelsel. Naast een duidelijke keuze voor de kiezer zouden deze twee hervormindeskundigen vestigde de aandacht op het feit, dat burgers steeds gen kunnen zorgen voor de broodnodige vergroting van de pumondiger en politiek bewuster werden. Zij was net als D66 van blieke belangstelling voor de politiek, aldus de commissie. mening dat het constitutionele bestel aangepast diende te worMinder positief oordeelde zij over het landelijk referendum. Zoden. De burger, in staat tot een zelfstandig oordeel, moest méér wel de raadplegende- als de beslissende volksraadpleging stoninvloed krijgen op de totstandkoming van de regering. den volgens haar op gespannen voet met het primaat van het Om de gewenste aanpassing te bereiken concentreerde de comparlement in ons staatsbestel. Vaststelling van de wet moest de missie zich op twee fasen in de vorming van de regering: de vertaak van het parlement blijven. Dat zou alleen nog mogelijk zijn kiezingen en de kabinetsformatie. Het kiesstelsel zou een betere met een variant, het correctief wetgevingsreferendum. In deze afspiegeling van de gevoelens van de bevolking moeten bevordevariant wordt een wet die is aangenomen door het parlement, ren. De formatie moest zo worden ingericht, dat burgers er meer
.---
Eclwin Kreulen is stlUlent poli/.i.c ologie all//. de Universiteit vall Amsterdam..
(3) In dit stelsel stemmen kiezers 0IJ eenllU/delijh:e par/.ij: daa.rmee wordt de grootte Vlm de fracties in het IJl/rlement bellal/ili. Er wordt daUrtI.lwst ook gestellLl! voor een kwuliduut ill liet district. De kl/.m.e r!racties worden dan eerst. opgevulcl met de ka//llidl/.len die in de districten zijn Zijll gekozen; dnnrl/.a wordel/. ze nallgevulcl met fWII.d illuten VUl/. eel/. lcmdelijke lijst. (4) Zoals reeds bescllre'v en door Glastra Vlm LoOI/.: Kiezen of Delen. NederlulldsJu.ristenBlad, 1964, 1133-1142 en 1161-1167.
(1) Tot 1917 had Nederlalld een districtemtelsel. (2) Zie voor een uitvoerige beschrijvillg vtm het werk val/. de hier beschreven commissies het oll.d erzoeh: dat de lU/.teur uitvoerde met Van Berkum, Cr",,, en Nijzillk: lil. slltat van vernieuwillg. Ulli'versiteit Vltll Amsterdam, 1991 (aanwezig in bibliotheek Tweede KltIller).
6 IDEE - DECEMBER '92
•
•
Tit deze grijkste lort: de ~lsel en nateur. 3 die in met de ~ijpen-
zouden ~ band !r anol beste !r1eden ,kozen, duidelt. Om aamde I de af-dt geld van m die mt on.or oniezers. op de .el van lil een l, kopNaast IrminIe pu-
n. Zostonn het ~ st de k zijn deze ment,
gepresenteerd aan de burgers. Die beslissen dan of de wet daadwerkelijk doorgaat door er simpelweg ja of nee tegen te zeggen. Juist door de beperktheid van zo'n uitspraak bezat een dergelijke volksraadpleging volgens Cals en de zijnen weer te weimg betekems om praktische bezwaren, zoals vertraging in de wetgeving, terzijde te kunnen schuiven. Zo verwierp zij met deze variant het referendum als geheel. Met die afwijzing verdween de burger grotendeels uit het zicht van de commissie. Haar overige voorstellen waren vooral gericht op een meer effectieve kabinetsvorming in Den Haag. De burger werd daarin hoogstens betrokken als kiezer. De opdracht aan de commissie had deze beperking al aangegeven. Meer invloed en betrokkenheid van de burger kon in haar analyse dan ook uitsluitend via verbeteringen bij verkiezingen tot stand komen. Voor een iets meer uitgewerkte notie van burgerschap, /let I/i,euwe met de mogelijkheid van meebeslissen, was nog geen plaats. Een beperking die overigens ook nog gold voor de voorstellen van D66. Het feit, dat de commissie onafhankelijk fungeerde , deed voorzitter Cals aan het begin opmerken dat haar zienswijze zou kunnen botsen met die van het parlement. Die vrees bleek terecht. In de Tweede Kamer verkregen de voorstellen van Cals c.s. geen meerderheid. Een motie waarin werd gepleit voor invoering van de gekozen forma tew' en het distIictenstelsel haalde het met. (5) Hetzelfde lot trof de suggestie van de commis ie om de Eerste Kamer rechtstreeks te laten kiezen. Dat betekende het startschot voor een moeizaam proces van staatkundige vermeuwing vol verdriet voor hervormers. Maar ook met regelmatig kleine veranderingen ten goede. Het afschaffen van de opkomstplicht bij verkiezingen en de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd vormen daar een voorbeeld van. En ook de inmiddels tot ongeschreven gedragsregel verheven gewoonte, dat tijdens de formatie de adviezen van fractievoorzitters aan het staatshoofd ook aan de pers worden verstrekt -soms staan ze al in de krant voordat de koningin ze gehoord heeftvormt een indicatie van iets meer openbaarheid en toegankelijkheid voor het publiek. (6) De door de Tweede Kamer in 1971 aangenomen motie-Kolfschoten , die bepaalde dat de Kamer zelf een formateur mocht voordragen, zou niet in het rijtje van successen hebben misstaan, maar de motie is nog nooit uitgevoerd. Natuurlijk zijn dergelijke kleine veranderingen niet alleen op het conto van D66 te schrijven , maar alleen al in de rol van aanjager (5) Nelols .'ell (le"I"(II/ (11' co,,""is";e '/(feldell dl' illdiel/ers VOII deze IIIloi/!, ele Iwmer/eelell VOII Tftijll , A"rdl'II ell GOllelSlllil, de Iw"e fter/Jo/millgell elllid(' lijk elk(ll/r gekO/Jpelti. VolgelI' Doolder 'Il/d ftl'l dislriclellslelsel ols op"rl ,'oorsll'llIog wel eell /UI/IS gel,od, IIU"1r 011111,,( een lu""enlleerrlerlteid "iels :ng;1I rle gel.·ozl!fI !onunteur e" tie voorslel/ell gekol'l>t" d ""tr"II , /Vees zij ooI.' ftel IUl,' ('de ,'oors/el oJ. Doolder, 11: 'Delllocmliserillg: ,'erlVllrftlillg('II 1'11 IIilkolllslell', i,,: 'rllSSell Nil'lIII'spoOrl "11 ml/l/ellllOJ. De" 1I01lg: OU 1989; IJ. /59.
1/""
'n.ee
'ordt
\ (Ue net
(6) Eelt ollllere Meilll' ,'er{,,'l'olil/g /JOII (Ie 0fJel/bm/""l'id vorlllel/ de
elen..
weJ.·eleijkse l)erScollj'er""tie - 1'1/ "el lell'visie-il/terl'iew IIIpt elP prelIIier. Een el/ Clllder is Illede "et gevolg val/ "et werk "'''" eell COIIIlIIissie die zie" riel,"e 0IJ (' Pil b('lere ove,."eid.voorlie"'illg.
Tweede Kamergeboll:w: schaduwen in {ie leegte.
heeft de partij er een aanzienlijk aandeel in gehad.
VOllhoff: o'v erheid en sturing In de jaren zeventig en tachtig werd de discussie over staatkundige vernieuwing uitgebreid met twee invalshoeken. Allereerst beschouwde men de overheidsbureaucratie in toenemende mate als een log apparaat dat door ondoorzichtigheid en verkokering de betrokkenheid van burgers bij de overheid eerder deed af- dan toenemen. De commissie-Vonhoff toog in 1979 aan het werk met als doel de rijksdienst zodanig te herstructureren dat het functioneren zou passen bij de 'maatschappelijke sturingsbehoefte'. Haar oorspronkelijke analyse betrof niet alleen het overheidsapparaat, maar ook de relaties van dit apparaat met de maatschappelijke 'omgeving': organisaties en burgers. De overheid moest meer openstaan voor de aangedragen signalen uit die omgeving. Het trefwoord daarbij was 'toegankelijkheid'. Ook bij de uitvoering van beleid moest meer gestreefd worden naar een goede, directe dienstverlening aan de burger. Bij de uiteindelijke adviezen kwam de 'omgeving' aan bod waar het enkele vormen van inspraak betrof, zoals hoorzittingen, panels en het laten meebeslissen door organisaties. De behoeften van burgers moesten daarbij centraal staan. De adviezen waren verder sterk gericht op de interne organ:isatie van de overheid. Het belangrijkste doel werd niet toegankelijkheid, maar effectiviteit. Adviezen als de organ:isatie van de ministerraad, indeling van de departementen in hoofdbeleidsgebieden en rechtstreekse advisering van adviesorganen aan het parlement kunnen hoogstens indirect bijdragen aan een beter contact tussen overheid en burger. Het werk van de commissie heeft dan ook wel inv.loed gehad op de grote reorganisaties van het ambtenarenapparaat, maar niet geleid tot een oplossing van het complexe probleem dat de bureaucratisering oplevert voor de relatie tussen kiezer en overheid. Iets wat overigens met geheel aan Vonhoff c.s. te wijten is:
7 IDEE - DECEMBER '92
hun taakstelling was immers ook sterk beperkt tot de rijksilienst. De burger kwam hier voornamelijk naar voren als consument van overheidsiliensten: er moest goed gekeken worden wat deze consument aan behoeften bezat en hoe hij of zij het best beiliend kon worden.
commissie aanbevolen. Meerdere leden vreesden dat, wanneer een 'raad' van het volk niet opgevolgd zou (kunnen) worden, de frustraties bij het kiezerscorps alleen maar zouden toenemen. Met deze voorstellen werd de burger, net als bij de commissieCals, opgevat als kiezer en voor een klein deel als meebeslisser over beleid, als het maar een beperkte vraagstelling - ja of nee tegen de aangenomen wet - betrof. Hoewel de voorstellen van Biesheuvel c.s. het meest toegespitst en beargumenteerd zijn gepresenteerd, zijn ze tevens het meest geruisloos in de Haagse bureauladen verdwenen. Met het rapport is weinig gebeurd, iets wat ook D66 zich kan verwijten. Vaak is deze passiviteit toegeschreven aan onwil voor hervormingen bij de gevestigde belangen. Ook de argumentering van de commissie kan aan echter aan deze mislukking bijgedragen hebben. Op meerdere punten onderschreef zij een institutionele hervorming zonder echt duidelijk te maken wat iets dergelijks zou betekenen in de maatschappelijke praktijk. Zo stelde zij van een referendum, dat het de betrokkenheid van burgers zou vergroten. Of dit niet alleen zou gebeuren bij burgers ilie toch al de weg naar politiek Den Haag kennen, speelde daarbij geen rol. Evenmin werd overtuigend aangegeven hoe de mogelijke problemen bij de uitvoering van een besluit per referendum zouden kunnen worden opgelost. Bij ilit laatste valt te denken aan de controle op de uitvoerders van een besluit, wat er moet gebeuren als burgers van mening zijn dat het besluit niet of slechts slapjes wordt uitgevoerd.
Biesheuvel: referendum De tweede invalshoek waarmee het debat over staatkunilige vernieuwing werd uitgebreid betrof de ilirecte invloed van burgers op beleid. Dit thema was uiteraard niet geheel nieuw, maar wel een aanvulling op de hierboven beschreven voorstellen. Het referendum, een van de belangrijkste voorstellen op ilit gebied, werd door de commissie Cals/Donner nog van de hand gewezen, maar ook D66 leek er in het begin niet echt warm voor te lopen. De oorspronkelijke voorstellen van de Democraten waren net als ilie van Cals c.s. vooral gericht op verbetering van de selectie van kandidaten. In het 'Appèl' stond de volksraadpleging nog niet vermeld en de eerste verkiezingsprogramma's van D66 vonden het alleen nog maar 'het bestuderen waard'. De in 1982 ingestelde staatscommissie onder leiiling van oudpremier Biesheuvel, ilie tot taak had voorstellen te doen om kiezers meer invloed op de vorming van beleid te geven, produceerde als meest aansprekende resultaat voorstellen voor het referendum en het volksinitiatief. Deze groep deskuniligen en politici, met namens D66 medewerking van Jan Vis en opnieuw Gruijters, oordeelde dat het zwaartepunt van de besluitvorming verschoven was van parlement naar regering. Daarom wilde zij burgers meer invloed geven, niet alleen op de samenstelling van de regering zoals bij Cals, maar ook op het beleid van die regering. Wat betreft de kabinetsformatie zou ilit moeten gebeuren door het parlement weer meer invloed te geven. De Tweede Kamer moest dan de formateur aanwijzen. Eigenlijk was ilit voorstel een sterkere versie van genoemde motie-Kolfschoten, ilie aan het parlement de beslissing liet om al dan niet een formateur voor te dragen. Gezien de analyse van de commissie zou het logischer zijn, de formateur te laten aanwijzen door de kiezers, maar de commissie achtte deze variant strijilig met het parlementaire stelsel. Een gekozen formateur die premier zou worden, was dan immers niet meer afhankelijk van het vertrouwen van de volksvertegenwooriliging, maar kon zich beroepen op de eigen verkiezing. Parlementaire controle op de regering en daarmee ook indirecte controle van de burgers zouden hierdoor worden bemoeilijkt. Toch voerde deze commissie de betrokkenheid van burgers hoog in het vaandel: "gegrond op fundamentele beginselen van vrijheid, gelijkheid en medeverantwoordelijkheid, en van belang voor het verkrijgen van steun". Daarom kwam zij met voorstellen voor het referendum en volksinitiatief. Deze zouden het bestaande bestel, waarin het parlement het primaat bezit, moeten aanvullen. Daarom koos de meerderheid voor het correctief wetgevingsreferendum, dat door Cals en de zijnen nog afgewezen was. Op verzoek van minimaal 300.000 kiesgerechtigden zou een volksstemming moeten plaatsvinden over een aangenomen wetsvoorstel. De uitspraak zou bindend zijn bij een opkomstpercentage van dertig of meer. Het volksinitiatief werd gezien als een variant hierop, waarbij de kamer een door de kiezers aangebracht voorstel kon beoordelen. Het raadgevend referendum werd slechts door de helft van deze
Deetm.an: 'Politiek commitment' De geringe invloed van Biesheuvel en de zijnen was vooral teleurstellend voor D66. Democratisering blijft voor ilie partij een belangrijk punt en in het jongste verkiezingsprogramma zijn opnieuw de twee hoofdpunten uit het 'Appèl' opgenomen, evenals het door de commissie-Biesheuvel voorgestelde correctief wetgevingsreferendum. Het is dan ook niet verwonderlijk dat, na de laatste verkiezingen, de commissie-Deetman na de laatste verkiezingen het licht zag juist op initiatief van D66 (7). Deze meest recente commissie signaleert twee belangrijke problemen: de relatie kiezer-gekozene is nog steeds niet optimaal; ook de kwaliteit van de overheid laat te wensen over. Aanleiiling om ilit in de jaren negentig opnieuw te onderzoeken wordt volgens de commissie gevormd door het toenemend meedoen van het parlement aan het voorbereiden van wetgeving waardoor haar controlerende taak in het gedrang komt; door veranderingen in de rijksdienst, zoals afslanking en decentralisatie; en door de Europese eenworiling. Het voorlopig rapport 'Vraagpunten', dat de commissie verleden jaar presenteerde, onderscheidt zich op drie punten van de hier besproken voorgangers. Allereerst de bredere opzet. In het rapport wordt niet alleen gekozen voor verandering van het staatsrecht, zoals bij Cals, of van de rijksilienst, waartoe Vonhoff zich beperkte. Bij Deetman c.s. worden deze onderdelen in eerste instantie niet geïsoleerd bekeken, maar staat de samenhang centraal. De burger wordt ook niet uitsluitend beschouwd als kiezer of als consument. (7) Zie ook WolffeltS11erger, GJ.: D66 en de COII"nissie Deelmall. Idee, juli 1991. Commissieleden IUlmeltS D66 zijll Olga SchellellUl en HallS vall Mierlo.
8 IDEE - DECEMBER '9 2
•
.
vanneer ~den, de nen. unissie,esIisser i of nee gespitst t meest let raprwijten. hervor.ng van ldragen ltionele rgelijks zij van ou verh al de len rol. probIezouden aan de beuren slapjes
ral tetij een ijn opvenals f wetna de ,e vere proimaal; eiding It voln van lrdoor derin1 door 'leden ~ hier traptaatsfzich te in: cenjezer
l il.. ~"U,
Deelcommissies: ' 'Politiek omitment '?
Ten tweede het feit dat de COmmlSSle is samengesteld uit fractievoorzitters en -leden van de Tweede Kamer. Hier is duidelijk lering getrokken uit vooral de mislukking van de commissieBiesheuvel. Van Mierlo sprak dan ook over de noodzaak van 'politiek commitment', binding van het parlement aan het vernieuwingsproces. (8) Dit heeft er ook toe geleid dat de commissie meer dan haar voorgangers zichzelf beschikbaar blijft houden voor de begeleiding van de voorstellen. Een duidelijk nadeel van deze werkwijze is echter de inperking van het perspectief doordat enkel kamerleden in de commissie zitting hebben. Zo wordt in het 'Vraagpunten'rapport een relatief grote groep voorstellen behandeld die de werkwijze van het parlement kunnen verbeteren, maar waarvan onduideUjk is of ze leiden tot een betere band met de burger. (9) Het laatste verschil met haar voorgangers wordt vooral zichtbaar wanneer we kijken naar de commissie Cals/Donner. Ten tijde van instelling en advisering van deze laatsten bestond er nog een sterk geloof in hervorming via structuren, de zogenaamde institutionele aanpak. De commissie-Deetman sluit aan bij de daarna langzaam gegroeide opvatting, dat democratische vernieuwing vooral gedragsverandering van mensen inhoudt. Zij zegt daarover: ''Wenselijk geachte politieke omgangsvormen [worden] niet alleen door structuurveranderingen bevorderd." (10) Deze notie is nog niet uitgewerkt, zodat ze in het tussenrapport slechts magertjes gebruikt wordt wanneer het om concrete voorstellen gaat. Voor de bepleitte 'cultuuromslag' in de werkwijze van kamercommissie's ten opzichte van ambtenaren zal niet iedereen even warm lopen. Bovendien is het de vraag, of veranderingen van de cultuur ook daadwerkelijk plaats zullen vinden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de op zich lovenswaardige suggesties, om na een kabinetscrisis direct een algemeen debat in het parlement te voeren over de te volgen werkwijze van het demissionair kabinet en om een beëdigd kabinet te verplichten al na één week in de kamer te verschijnen. Op zich dragen beide punten bij aan duidelijkheid voor alle betrokkenen, dus ook voor de burgers.
De plenaire kamerbehandeling van het rapport is door de commissie beperkt tot de vraag, of de voorstellen nadere bestudering verdienen, en niet direct of ze wenselijk zijn. Voorlopig voordeel van deze aanpak is dat alle vraagpunten - in totaal bijna honderd - op de agenda zijn blijven staan (11), met uitzondering van één voorstel, en niet het minste: het landelijk referendum. Afvoering van dit onderwerp was het doel van een VVD-motie, die met steun van het CDA de meer(12) derheid behaalde. Verrassend was dat niet, want referendum en volksinitiatief waren al vlak voor de instelling van de commissie door een kamermeerderheid afgewezen. D66 blijft in haar jongste verkiezingsprogram echter vasthouden aan de volksraadpleging. Maar waarom bijvoorbeeld juist een correctief wetgevingsreferendum? Hoewel deze variant het minst op gespannen voet staat met de representatieve democratie en het primaat daarin van het parlement, is de invloed ervan juist het meest beperkt, zoals de commissie-Cals al concludeerde. Dit alles neemt natuurlijk niet weg, dat het jammer is dat juist het referendum van de agenda is afgevoerd. De kamerbehandeling van het tussenrapport heeft geleid tot de instelling van vier deeJcommissies van deskundigen, voor de bestudering van achtereenvolgens ministeriële verantwoordelijkheid, benoemingsprocedure voor burgemeesters, kiesstelsel en departementale herindeling. Hiermee lijken vraagpunten die niet door één van deze vier commissies opgenomen worden af te vallen (13), hetgeen een kritisch observeerder al deed spreken van 'frappante probleemreductie'. (14) De commissie-Deetman heeft echter een aantal van deze vraagpunten al ergens onder dak gebracht. (15) Hoewel de met de deeJcommissies verkregen werkverdeling (10) 1l1lPJlOrl-Vrl/llgTJI/IILplI, 6. (11) /J pler ge;;egd: de l/.vppde Kmllpr /r eeft IegelI beswrlerillg geen lIee ge;;egd. El'I/ expliript posilief a/ltwoord is lIog lIiel gegeven , vlll,dl/l/r /r el voorlOIJige slIcres 'von de commissie. (12) 0 01.' de IJogillg ill jlll/i Vl/ I/ ditjl/l/r, 0111 het ref erem/,m, weer bespreel.·bl/l/r Ie II/ll/.-ell , Ol/der meer l/(/lIr (lllIrleidillg vw, /r et verdmg vall Mallslric/rl, /r eeli geell Sllcces ge/wd. ( J 3) Dil :::011 /r et gevlI //'-IIIII,PII zijl/. met Ol/der wlllere de ge~'o;;e ll millisI.er-presil/elll. (14.) Vw, ScI,pllfle /plI , ill NamelIs, 1992-1 ,2. Zijll I.·riliel.· , ols zOllden dl' deelcommissips pell:::ijdig ;;ijll samellgeslellillit de directe acl,lerbw, "l/I/IJl/rl.ijell , lijl.·lmij IIi(' llr elellll/"llerec/rl. Er ;;ij" toc/r 001.· iels meer O/IlIf1,m,h'elij~'e desl.·ulUligell /lilgellodigd. 11/ de;;elfde editie lIoemt Forluyll " 1'1 eell 'sc/rw,de' dol geell pll/ltls is gemllllh·t voo,. 'pllrlij/o;;p, origillele delll.·ers', wmlrollder... /rijzelf. (1.5) 111 1991 ;;ij/l ree(ls Iwee bij;;olulere ~'llll,.prcomllliss ies illgpslpld: voor l/rl"ieso,.gw,ell 1'11 ,'oor clecel/lmlisllLie : wal betreft de vrcwgT)fflltell over de T, vee(le Kl/mer gesc/riedl de lIilwerl.'il/g vil/ de specil/le l.'lIIl/.ercommissie voor de Werl.-wij;;e.
(8) Dlwm,ee ven voordrle VlII' Mierlo een brepd levend gevop/, gpl/lige ollder "'eer de;;p /lilSJlrflnh "l/TI Del'lmwr: "/Jij 1'1'11 misl/lkJ..·illg (;;O/ulplI ) wp voor de eerslhomellde lip" lot ,'ijftie" jlwr een gOPlle disr/lssip reel " '/1111'.1'11 vergeIPIl . " (C D/AN/lpel, december 1990. (9) Voorbpelr/plI r!"nrvflf' :::ijll: verbelprillg Vl/II /rel rOlllocl 1111'1 (lllIblelll/rpII 1'11 l/rlviesorglll'(' II , /r el lem g:::ellllillgsrec/rl voor dl' Eprsle Ko//Ier 1'11 de bl'lw"delillg VOII dl' ml/c1,lell scl,eidillg . Door K,II/,melillg 1'11 /Jovelld'Eert is ol opgemerla (loL porlemelltwiërs bijvoorbeeld de oorZ(U,I.· vlIn een ,,.lIge lVerlrwij:;p "('" "c/v;esorgnllell voornl topscl,rij,Jl'Il {/(III extem e foctorell, lenvijl peil IUII/rl ill eigell boe:::em 001.' gpell hw(,ml ;;O/lI.·WIIU' " . Vl/II ROl/lIl', E: lIel Ne(lerlollrlse Porle",elll. OU 1991 .
9 ID EE - DECEMBER '92
.. praktisch handig kan zijn, is het te Wat betreft de departementale herhopen dat hiermee niet de onderlinindeling is het te hopen dat hier De kleine hervormingen in ge samenhang verloren gaat. Vooral lessen worden getrokken uit het de invalshoek beleden bij instelling het democratisch proces zijn werk van de commissie-Vonhoff en van de commissie, een betere relatie dat naast herindeling van ministevan de overheid met de burgers, toch mede het gevolg van het ries ook bijvoorbeeld coördinatie van moet centraal blijven staan. Ook bij wetgeving en beleidsevaluatie een voortdurend streven naar een kans krijgen, evenals het belang van onderwerpen als ministeriële verantwoordelijkheid en departementade burger als aandrager van be'nieuwe, vitale democratie'. le herindeling zou het goed zijn als hoeften en 'consument' van beleid. de leden van de verantwoordelijke Een streven waarvoor het 'po- Tevens kunnen de deelcommissies deelcommissies dit in het achterhet perspectief verbreden zodat niet litiek commitment' niet groot enkel de (meerderheid van de) Tweehoofd houden. Het is daarom belangrijk dat de discussies niet draaien de Kamer centraal staat. Hoewel het genoeg kan zijn. rond enkele voorstellen. Dus bijvoorhier behoedzaam laveren zal worbeeld niet: wel of geen gekozen den, is daarmee te hopen dat de door burgemeester, maar: wat verwachten we van een burgemeester, Van Mierlo gewenste 'politiek commitment' niet al in de voorbewat vinden de burgers belangrijk en hoe kunnen we in het licht reiding zal leiden tot een reeks voorstellen waarin een probleemdaarvan de benoemingsprocedure regelen? analyse als uitgangspunt is verdrongen door politieke wenselijkIn het kamerdebat zijn enkele vraagpunten al bekritiseerd als heid. Kortom, 'politiek commitment' mag niet omslaan in 'politiek omitment'. En trouwens, hoe staat het naast het politieke 'oude koeien' -aldus de CDA'er Mateman- waar al veel over is gediscussieerd en die herhaaldelijk zijn afgewezen. Dat wil nog niet draagvlak eigenlijk met het maatschappelijke draagvlak? De aandacht voor het werk van de commissie is vanuit de samenzeggen dat ze nu ook hebben afgedaan. Het gaat weliswaar vaak om 'oude' vragen, maar de antwoorden kunnen daarom nog wel leving nogal lauw. (17) Het moge geen verbazing wekken dat de nieuw zijn. De argumenteringen van de hier beschreven voorgangeboden mogelijkheid tot inspraak voor de burger, via de kamergers kunnen nog eens kritisch tegen het licht gehouden worden. commissie van Binnenlandse Zaken, evenmin groots is. Dat kan voor de deelcommissie die over het kiesstelsel delibereert Hoewel de staatkundige vernieuwing in de afgelopen 25 jaar op bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het om het Duitse kiesstelsel het eerste gezicht soms juist voor meer democratische frustratie gaat. Cals c.s. wezen dit stelsel nog af omdat het niet leidt tot een gezorgd lijkt te hebben dan die frustratie te hebben verkleind, wijziging van de krachtsverhoudingen, zodat ook geen duidelijke blijft het toch een continu proces dat de moeite waard is. Dit lijkt meerderheid ontstaat na verkiezingen. Voor de deelcommissie zal een obligate conclusie, maar de eerder beschreven kleine hervorhet zaak zijn, zich af te vragen op welke manier volksvertemingen in het democratisch proces zijn toch mede het gevolg van genwoordigers een meer directe binding kunnen krijgen met het voortdurend streven naar een 'nieuwe, vitale democratie'. kiezers. In welke mate zou de Duitse variant, met de gedeeltelijEen streven waarvoor het 'politiek commitment' niet groot genoeg kan zijn .• ke verkiezing via districten, daar aan kunnen bijdragen? (16)
(16) Zie ook Burkells, Representativiteit of Mltchtsvonlling. P"blikaties vltn de SWlttsrechtkring, 1991 . (17) Wolffensperger ging in het plenltire debct! zelfs zo ver de vinger ri,c hting toeschouwers op de publieke tribune te priemen en hèt teken van een lage betrokkellheid vcm burgers bij de IJOlitiek te zoek,e n in het gerillge ltwl!ltl Vlt" deze aldus met enig plcwtsvervltllgelUl schuldgevoel opgezltdelde ltcmwezigell..
----------------------------------- 10 ----------------------------------IDEE - DECEMBER '92 -
-
-
---~
I~ BESCHOUWING
, herhier ; het ,ff en mstee van , een gvan 1 be,id. issies t niet l'weeel het wor) door lorbeleemlelijk:l 'poitieke ;? De Imenlat de 3.mer.ar op tratie leind, t lijkt ~rvor-
gvan ratie'. )t ge-
Risico en solidariteit aantekeningen hij een discussie over de vernieuwing van de so ciale zekerh eid Door Ton Korver
Wij zijn komen te leven in een risico-samenleving. Wat rrwet er worden gedaan om de risico 's in te dammen?
voortvloeien uit het probleem van het samenleven zelf, dan zullen er in die samenleving ook verantwoordelijken en schuldigen zijn aan te wijzen. Zo zal de redenering luiden. Het doet er hier niet Die problemen zijn niet zozeer opgelost, toe of als schuldige politici , bureaucraals wel mede onder invloed van de verzorgingsstaat, van vorm veranderd. Boven- En hoe rrweten we dan denken ten, technocraten, de landelijke bevoldien is het besef doorgedrongen dat een over de gangbaar geworden king, de stedelijke bevolking, buitenlanders, uitkeringstrekkers, kapitalisten of deel van de problemen het produkt is van benadering van de sociale wie al niet, worden aangewezen. dit type staat zelf. IndividualiseIing, fragHet doet er wèl toe dat met de toenemenmentering en delegitimering zijn niet zozekerheid? ______ • de anonimiteit van de risico's een bemaar maatschappelijke probleemvelden. • hoefte opkomt aan uitspraken over wie Het zijn tevens probleemgebieden, die meschuldig is enerzijds en wat daaraan moet worden gedaan ande mogelijk gemaakt zijn -sommigen beweren: zijn opgeroependerzijds. Wat het eerste betreft stemt het huidige discussieklidoor de arrangementen en de modaliteiten van de verzorgingsmaat in Nederland, in het bijzonder in politiek Nederland, niet staat. gelUst. Wat het tweede betreft, zo mogelijk nog minder. We reduDat een samenleving zichzelf tot probleem wordt, is typisch voor ceren de solidariteitsproblematiek tot een goedkoop verwijt aan de moderne tijd. Sociologen als UlIich Beck en Niklas Luhmann onze calculerende medebewoners. En het recept bij de diagnose is wijzen erop dat er verstrekkende gevolgen kleven aan het gebrek navenant. Dat heet 'preventie'. Of in helaas gewoon Nederlands: aan integratiekansen en solidariteitsmogelijkheden in een saverbeter de wereld en begin bij de calculerende burger. menleving. Zij attenderen erop dat de moderne samenleving IisiEen eerbiedwaardige traditie in de sociale wetenschappen wil co's produceert (van kernafval tot voedselvergiftiging en van gedat de solidariteit in een samenleving het produkt is van het netische manipulatie tot computerregistratie) waarvan de heraantal en de aard van de contracten tussen de mensen die er lekomst veelal moeilijk te traceren is. ven. De nu in de sociale wetenschappen populai re 'netwerkbenaOok de arbeidswereld kent typisch moderne risico's. Een voordering' is door deze gedachte beïnvloed. Bij die contacten moet in beeld, veel werklozen weten dat ook al is er werk, zij daarvoor de eerste plaats worden gedacht aan het wonen en werken. En niet in aanmerking komen. Eenmaal werkloos, steeds werkloos. dat lijkt me voor de heroveIing van de noodzakelijke maatschapDat is de moderne regel. Tegen een fikse dosis werkloosheid in je pelijke solidariteit ook een sterk uitgangspunt. biografie is zelfs het beste diploma niet opgewassen. Een geIk zal me hier tot de arbeidswereld beperken. Ter discussie sclliedenis van gedeeltelijke WAO werkt vergelijkbaar. Zo is er staan de nota Wolfson, getiteld 'Niemand aan de kant' en de meer. Op deze kwesties, is met de ons ter beschikking staande verwante FNV-nota 'Met zekerheid aan het werk' beide van morele codes -in het bijzonder de individuele verantwoordelijkbegin 1992. Ik zal ze bespreken op de thema's van de individuele heid voor je eigen daden- geen antwoord beschikbaar. Is het verantwoordelijkheid en de schuldvraag. Tevens komen aan de vreemd dat mensen een individuele strategie volgen om in ieder orde preventie en de integratie via bevordering van contacten geval voor zichzelf de risico's te minimaliseren. Of het nu gaat door arbeid, dan wel het isolement dat het gevolg is van proom de mogelijke effecten van beeldschermen, om de registratie cessen van segmentering en polarisering. bij je ziektekostenverzekeri ng of GAK, het indekken is een zowel voor de hand liggende als verdedigbare strategie (bij gebrek aan beter). Ik geloof met ander woorden niet veel van het verhaal egmenterillg en polarisering over de moderne burger als 'homo calculus'. In mijn visie is hij Spreiding en minimalisering van risico's is niet slechts een ineen 'homo prudens' en geef hem of haar maar eens ongelijk. dividuele strategie. Ook en vooral organisaties passen deze toe. Het is begrijpelijk, maar tegelijk ook veel gevaarlijker, dat de Een enkel voorbeeld ter verduidelijking. verspreiding van het besef van het alom tegenwoordige ri ico, Ondernemingsvormen worden in eerste aanleg onderscheiden aanleiding is tot een meer fundamentali tische reactie. Begrijnaar de soort van aansprakelijkheid. Deze dient ter beperking pelijk, omdat het denken in termen van verantwoordelijkheid en van het risico van de volledige aansprakelijkheid. Aandelenemisschuld sterk in de samenleving is verankerd. Als problemen sies vergemakkelijken het ondernemen van li sicovolle projecten. Tegelijk spreiden aandelen het risico over een aantal inleggers, TOll Korver is soci% og P il vprbolldell //(111 d e [nru/It';1 /, ersodie op hun beurt hun risico weer verminderen door de opbouw II ep/swelell sclw/I/JCII V(III de K(llholiek'" Uu;,'"rsileil /Jm/ulIIl l p Ti/bll/g. van een gebalanceerde aandelenportefeuille. e moderne verzorgingsstaat is ontstaan uit de behoefte het hoofd te bieden aan problemen van armoede en bestaansonzekerheid.
D
--------------------------------------- 11 --------------------------------------ID EE - DECEMBER '92
. Remy's stiefvader (in 'Alleen op de Wereld') moest zijn ongevallencJaim nog via de rechter zien te verzilveren. Dat was een groot en onvoorspelbaar risico, zowel voor hem als voor de aangeklaagde partij. Tegenwoordig komt dit ook niet meer voor. Ongevallenverzekeringen verplaatsen het risico van de onberekenbare individuele aansprakelijkheid naar een verzekering met voorspelbare premie-afdracht en gestandaardiseerde toelatingsprocedures en uitbetalingsvarianten bij claims. Het is, op de keper beschouwd, niet toevallig dat bij de totstandkoming van de sociale zekerheid overal de ongevallenverzekering voorop liep. Stabiele munteenheden en beheerste prijsontwikkelingen zijn voorwaarden voor het kunnen opmaken van verantwoorde prijscalculaties en het aangaan van verplichtingen op termijn. Banken nemen voor veel organisaties deze risico's over en verminderen ze tegelijk door het grote aantal en de diversiteit van de betreffende transacties. Spreiding en zo mogelijk vermijding van risico's is een onderwerp dat zwaar weegt bij beslissingen over de instroom, de dooren uitstroom van personeel in organisaties. Klassiek zijn de anekdotes over wervingspraktijken in de VS van ruwweg honderd jaar geleden. Men wierf verschillende nationaliteiten, maar zette deze dan apart in om gedonder te voorkomen. Ofwel men mengde het personeelsbestand met het oog op de vermindering (!) van onderlinge solidariteit. Het zijn overigens praktijken die nog altijd bestaan in de VS en in Europa. Als regel kun je stellen dat organisaties op meer letten dan alleen de competenties van de mensen die ze in dienst nemen. Naast de vraag wat iemand kan, staat de vraag wie iemand is. En hoe vitaler de functie, hoe belangrijker de vraag naar de persoon. Daar zijn, vanuit de organisatie gezien, goede argumenten voor. Men kan organisaties uiteraard kritiseren vanwege de soms botte manier waarop ze mensen onderzoeken op hun bereidheid bij de organisatie te blijven en op de traagheid waarmee ingesleten functiestructuren worden aangepast aan nieuwe omgevingscondities op produkten-, diensten- en arbeidsmarkten. Tegelijk kun je constateren dat een groeiend aantal organisaties zich hiervan wel degelijk bewust is en via meer of minder ingrijpende aanpassingen van hun produktie structuur en van hun beleid met betrekking tot 'human resources', daar ook van getuigen. Dit heft echter het gevaar van een scherp selectieve toepassing van de nieuwe praktijken niet op. Studies op dit terrein laten niet alleen zien dat de invoering van nieuwe produktiestructuren traag en moeizaam verloopt en bovendien zeer ongelijkmatig is verdeeld over bedrijven en bedrijfstakken; ze laten ook zien dat de kansen, die het personeel in dit kader krijgt, zeer ongelijk zijn. Allochtonen, oudere werknemers en herintredende vrouwen, in mindere mate jongeren, scoren beduidend minder in hun participatiemogelijkheden in bedrijfsopleidingen en externe cursussen. Dat zien we terug in het soort banen en contracten: hoewel het merendeel van de nederlandse werknemers een vast contract voor onbepaalde duur heeft, is het aantal flexicontracten, deeltijders en uitzendkrachten in de zojuist genoemde categorieën verhoudingsgewijs hoog. Bovendien gaat het in deze arbeidsvormen meer wel dan niet om een type werk met veel routine-aspecten, weinig intrinsieke ontwikkelingsmogelijkheden en om functies die losgekoppeld zijn van de rest van de functiestructuur. Tegen deze achtergrond bezie ik de notaWolfson en de FNV-nota.
Arbeidsparticipatie
Beide nota's hebben de toekomst van het sociale zekerheidsstelsel als onderwerp. Toch bevatten deze geen analyse van het sociale zekerheidsstelsel. Wie daarnaar zou zoeken komt bedrogen uit. Wel hebben beide een oordeel klaar over de oorzaak van de problemen met het stelsel. Die wordt gevonden in het gebrek aan arbeidsparticipatie: er werken te weinig mensen in Nederland. En het sociale zekerheidsstelsel zoals we dat kennen, maakt het mensen te makkelijk om niet te werken. Daarom vloeit uit de oorzaak onmiddellijk de remedie voort: verhoog de arbeidsparticipatie, creëer werk, stel mensen in staat aan het arbeidsproces deel te nemen en maak het wat lastiger om niet te participeren. De mate van concreetheid van de bijbehorende voorstellen kent dezelfde volgorde. Over het scheppen van werk blijft men vaag, over het stimuleren van participatie is men iets preciezer en over de straf op niet-participatie is men aardig concreet. Het recht op arbeid komt er dan ook heel wat bekaaider af dan de plicht tot arbeid. Het zal best te billijken zijn dat een betoog over sociale zekerheid opent met het thema van arbeidsparticipatie. Zolang de werknemersverzekeringen via de looninkomens worden gefinancierd is een koppeling van sociale zekerheidspolitiek aan arbeidsmarktpolitiek, in brede zin onontkoombaar. Duidelijk is dat het Nederlandse stelsel met z'n relatief sterke inkomensgaranties juist deze koppeling kan bemoeilijken. Dat roept de OECD al sinds het midden van de jaren '60. Niettemin is het een beperkt perspectief en ik heb nogal eens de indruk dat deze beperking in de nota's wordt vergeten. Het is toch bizar om ziekte uitsluitend beschreven te zien als een situatie waarin men nog niet beter is, of arbeidsongeschiktheid als een situatie waarin men nog niet arbeidsgeschikt is. Of ouderdom als de situatie waarin je niet meer kunt werken. Ik weet niet zeker welke 'toekomst' ons hier wordt geschilderd, maar optimistisch stemt het niet. Het is ook wonderlijk om de naïviteit te proeven waarmee 'preventief beleid' wordt aangeprezen. Ik heb altijd de idee gehad dat mensen een verzekering afsloten juist voor die gevallen waarin preventie alléén (het gas uitdoen voor je je huis verlaat, de ramen en deuren sluiten, enzovoorts) niet voldoende was. De verkering dekt het rest-risico na preventie. Als dit hoog is, of de gevolgen ingrijpend, dan zijn mensen bereid diep in de beurs te tasten voor een forse premie. De werknemer in Nederland weet daar alles van. Uiteraard kan het voorkomen dat door het feit dat je verzekerd bent, de preventieve aandacht verslapt. 'Moral hazard' heet dat. Verzekeraars bestrijden dit risico door aan verzekeringsvragers voorwaarden te stellen, uitkeringen voorwaardelijk te maken, te maximeren in tijd en hoogte, eigen risico in te voeren, enzovoorts. Het streven is er naar de preventieve attitude -ondanks het verzekerd zijn- intact te houden. Preventief beleid maakt dus de reguliere verzekering mogelijk en niet overbodig. Dat men zich voor ziekte en ziektekosten verzekert, betekent niet dat men een premie betaalt om weer beter te worden. Het is toch echt eenvoudiger: men verzekert zich om niet naast de ellende van ziekte ook nog een boel financiële ellende te krijgen. Moet de zieke die maar niet beter wil worden dan gekort worden in uitkeringsduur? De koppeling van de uitkering aan de gewerkte periode -in plaats van aan de duur van de ziekte- gaat
-------------------------------------12------------------------------------IDEE - DECEMBER '92
leidsn het bedrrzaak et geen in nnen, larom log de .et arjet te rende werk niets g conder af ~eker
ng de finanIn aris dat ;aranCD al
ms de
iet is
s een ctheid )f ou; weet ar op-
lrmee gehad vallen lrlaat, iS. De ,of de urs te I weet
:ekerd lt dat. ragers ;en, te enzodanks kt dus
tekent Het is de elrijgen. Torden de ge,- gaat
van dat standpunt uit. Dit lijkt mij een slechte zaak. Eigen risico en kortingen op uitkeringshoogte zijn één ding. Maar kortingen, als gevolg van duur en überhaupt duw'beperkingen, zijn onzinnig. Wie dat vergeet zet de wereld op z'n kop. Arbeidsparticipatie is een getal: zoveel procent, zoveel mensen, zoveel arbeidsplaatsen, zoveel mensjaren. Dit zijn geaggregep.rde macro-constructies, die vergelijkingen met andere landen vergemakkelijken (motto: de Nederlandse arbeidsparticipatie moet naar het 'Europese niveau'). Zij zeggen niets over de kansen van mensen om mee te tellen, over de moeite die ze daarvoor moeten doen, enzovoorts. De getallen maken het slechts mogelijk om er verdere statistische bewerkingen op toe te passen, bijvoorbeeld wèlke categorieën (in termen van leeftijd, herkomst, geslacht, opleidingsniveau etcetera), hoevéél bijdragen aan het totaal van de participatie. Weer een stapje verder is om deze categorieën te beschouwen als 'groepen': jongeren, allochtonen, vrouwen, professionals. Het kenmerkende onderscheid van groepen ten opzichte van categorieën is dat aan groepen gedragskenmerken worden toegeschreven. Gedrag is een definiërend kenmerk, omdat men groepen altijd beschrijft door middel van interactie tussen de betreffende participanten. Bij categorieën is dat niet nodig. Laten we dat zo houden! Vrouwen als categorie opvoeren zegt niets over het gedrag van een groep vrouwen. Toch is het precies deze vervanging van categorie door groep, die ten grondslag ligt aan het beleid. Zo krijgt elke categorie ook z'n legende. Het aantal variatiemogelijkheden blijkt oneindig, het papier van beleidsnota's geduldig. En het eind van het liedje is dat men zich voorneemt dit 'gedrag' te beïnvloeden met het oog op preventie van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid enzovoorts. Deze gang van macro-getal naar micro-gedrag is wel de meest ongelukkige. Men weg omgekeerd moeten afleggen! Onder micro, overigens, begrijp ik hier niet het afzonderlijke individu, maar de netwerken het deel van uitmaakt. In recent arbeidsmarktonderzoek komt sterk naar voren dat netwerken een belangrijke rol spelen in het verkrijgen van werk, inclusief de kwaliteit ervan. Verder onderzoek naar wanneer en hoe die netwerken in elkaar grijpen, of juist de aansluiting missen, is geboden. Mensen leven in groepen en netwerken, maar die zien er heel anders uit dan de statistische categorieën. Veel van die groepen hebben bijvoorbeeld onderling weinig tot geen contact. Het bewerkstelligen van dat contact zou mijns inziens de inzet moeten zijn van plarmen tot verhoging van arbeidsparticipatie, omdat het zonder de integratie van contacten met de toekomst van de maatschappelijke solidariteit slecht gesteld is.
stateren dat op dit punt de hier genoemde nota's zo weinig te bieden hebben. Alles is goed, zo lang het maar werk is: dat is het motto. De spaarzame uitspraken over het recht op arbeid, dus 'volwaardige arbeid' (FNV, Met Zekerheid aan het Werk, 14), zijn storend vaag en onverplichtend gehouden. De FNV valt te prijzen dat in haar nota het verband tussen redelijke arbeidsvoorwaarden en acceptabele functies in stand wordt gehouden. Toch maakt het geheel de indruk van een verplicht nummertje en niet van een harde eis. Zolang een en ander zo onverplichtend is, blijft ook de plicht tot arbeid in de lucht hangen. Uiteraard kun je altijd op uitkeringen korten en de toegang tot uitkeringen bemoeilijken . Een arbeidsplicht die daar op uitdraait stelt echter niet veel voor en zal zeker geen bijdrage zijn tot de gezochte solidariteit. Opmerkelijk is het voorstel van de commissie Wolfson om te komen tot functiedifferentiatie. Dit voorstel vloeit direct voort uit de prioriteit die de commissie wil leggen bij het scheppen van banen aan de 'onderkant', via taaksplitsing. De motivering is interessant: "Dit vergt aanpassingsbereidheid van werkgevers, maar ook van vakbonden die wellicht moeite hebben te accepteren dat nieuwe -ook lager gekwalificeerde- functies worden gecreëerd die concunerend kunnen zijn voor bestaande functies". Ook de inzet hierbij mag niet onvermeld blijven: "tot een cultuurverandering te komen naar een nieuwe publieke moraal waarbij in Nederland niemand aan de kant wordt gezet" (commissie Wolfson, Niemand Aan De Kant, 22). Een 'nieuwe publieke moraal': valt die via functiedifferentiatie te bereiken? Ik geloof zeker dat de commissie Wolfson een compliment verdient door de in ieder geval duidelijke uitspraak dat het scheppen van banen moet beginnen bij het ontwerpen van functies. Aan de vraagkant dus en door het stellen van kwalitatieve eisen aan functies, gelet op de situatie op de relevante arbeidsmarkten. Dit is nodig, zowel om een kwalitatief acceptabele werkgelegenheid te scheppen, als om een maatschappelijke solidariteit op te kunnen roepen. Bovendien is er niet eens zo veel in te brengen tegen functiedifferentiatie. Wie de verschillende experimenten met differentiatie in de gezondheidszorg in ogenschouw neemt, zal constateren dat de eerste ervaringen ermee gemengd zijn. Niet voldoende om de aanpak breed aan te prijzen, noch om het geheel te verwerpen. De ontbrekende duidelijkheid omtrent de functiedifferentiatie komt onder meer doordat niet iedereen er hetzelfde onder verstaat: zowel het niveau van de gecreëerde functies verschilt, als ook de mogelijkheden om via de functie door te groeien naar een volgende.
En soli.daril.eit Het is echt noodzakelijk, voorstellen over bevordering van arbeidsparticipatie te toetsen aan de contractvorm en aan de aansluiting van de banen op de geldende functiestructuur in arbeidsorganisaties. Hierbij is dan inderdaad het preventief beleid doorslaggevend. Preventief, niet in het manipuleren van mensen, maar in de garantie dat de zachte drang tot arbeid leidt tot meer reguliere arbeidsvormen en functies, die tot het geheel van een functiestructuur horen. Precaire arbeidscontracten en losgekoppelde of loskoppelbare functies zullen niet veel helpen. Zij helpen niet in het voorkomen van aanspraken op de sociale zekerheid, noch in het scheppen van reguliere contacten in de wereld van functies, banen en werknemers. Het is spijtig te con-
Zo ben ik weer terug bij mijn uitgangspunt. Wie de sociale zekerheid directer wil laten aansluiten bij de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, zal meer moeten doen dan de reeds bestaande maatregelen aan te scherpen. Voor zover sociale zekerheid een verzekering voorstelt, heeft deze inderdaad een breed gedragen legitimiteit nodig. Als voorondersteld blijft dat deze via de arbeid tot stand moet komen dan is onontbeerlijk dat de arbeidswereld zèlf structurele mogelijkheden biedt tot solidariteit. Contacten zijn belangrijk, evenals koppeling met en aansluiting op de arbeidsmarkt. Dit zijn de voorwaarden voor een geslaagd beleid. Het zijn preventieve eisen. Dit type preventie mis ik node in de door hier aangehaalde nota's. En ik vraag me af of deze hierin uniek zijn . •
------------------------------------ 13 -----------------------------------lDEE - DECEMBER '92
I~
•
BESCHOUWING
W at kan muziek ons nog leren? Door André van der Brugge
uziek, de kunst van de ordebeschouwd als een wel zéér kostbare verHet is slecht gesteld met ning der klanken, wordt besgissing. chouwd als de meest abstracte het muziekonderwijs op school. Is het niet onvoorstelbaar te zien hoe de van alle kunsten. Nooit eerder in de wes- Wat volgt is een gepassioneerd huidige minister van Cultuur, de huidige regering, met de minister van Financiën terse cultuur speelde muziek echter een pleidooi voor de verbetering in de hoofdrol, en trouwens het hele ambzo grote rol en was zij zo manifest ervan en een beschouwing aanwezig in het dagelijks leven als op dit telijke complex, enig cultuurbegrip uitmoment. Moderne digitale technologieën hollen, met als gevolg de devaluatie van van de waarde die het lang ons meest waardevolle gemeenschappelijk en reproductietechnieken maken het mogeleden had. gedeelde cultuurbezit: de kunst. Ik meen gelijk altijd en overal, keer op keer, naar dat deze devaluatie mede tot uiting komt muziek te luisteren van een akoestische • in de reductie en het disfunctioneren van kwaliteit die zijn weerga niet kent. Zelfs het muziekonderwijs. Deze twee problemen kennen een onderling op een buitenplaats als de psychologie speelt muziek een rol. Het verband zoals in het onderstaande duidelijk zal worden. kan onze pijnwaarneming beïnvloeden en is als psycho-theraHet hier geleverde betoog mondt uit in een kritiek op de onderpeutisch medium in staat een moeilijke periode in het leven op wijspolitiek, maar eigenlijk gaat het me om de waarde die aan wonderbaarlijke wijze te verlichten. muziek wordt toegekend in de huidige cultuur. Muziek is in onze cultuur een non-verbaal onderdeel van een levensstijl waarvoor iedereen ontvankelijk is. Dat gegeven wordt ook economisch, of beter promotioneel uitgebuit. Muziek wordt Expositie toegepast bij zware en eentonige arbeid, opdat de produktiviteit -"Het is een mooi probleem: te bepalen in hoeverre men de taal wordt verhoogd. In de supermarkt tracht men met speciaal uitkan laten zingen en de muziek kan laten spreken."gekozen muziek ons op ons gemak te stellen en onze kooplust te Jean-Jacques Rousseau in Ecrits sur la musique, Parijs, 1979 bevorderen. Bij de STER-reclame wordt, tijdens een paar seconden durend 'spotje', een nieuw merk koffie geïntroduceerd - op In jongstleden februari werd in Nijmegen een symposium gehoude achtergrond klinkt moderne atonale muziek. Een glanzende den waarop het muziekonderwijs centraal stond. Het symposium Japanse bolide wordt aangeprezen in een verlaten rivierenwerd georganiseerd door het ruim veertig jaar bestaande Gehlandschap, op de welluidende klanken van een prelude van reIs Instituut. Deze wat bedaagde instelling verzorgt een deel Chopin. Klassieke muziek om de soliditeit van een produkt te van de scholing binnen het muziekonderwijs. Niet geagendeerd onderstrepen. Muziek wordt gebruikt om de attitude, wáár dan op het symposium was het vernietigend rapport, van een door de ook, te beïnvloeden. KnuIst, vermaard onderzoeker van het CPB, regering ingestelde commissie, dat kort voor de bijeenkomst verspreekt in dit opzicht over een algemeen verschijnsel van vertschenen was. (1) In de wandelgangen bleek het evenwel het rossing. gesprek van de dag. Na de crisis in het openbare muziekleven, in de jaren vijftig ontHet rapport concludeerde dat op niet meer dan drie procent van staan door de opkomst van de klanken-producerende media, zijn de basisscholen 'goed' muziekonderwijs werd gegeven. Vijftien op dit moment de concertzalen weer goed gevuld. Dit blijkt voorprocent kreeg een onvoldoende en eenenveertig procent kreeg al het geval bij de uitvoering van oude muziek. Als eigentijdse het predikaat 'twijfelachtig'. Staatssecretaris Wallage van ondermuziek wordt geprogrammeerd willen de stoelen nogal eens leeg wijs had het symposium met zijn aanwezigheid opgeluisterd. Hij blijven. Wel blijken, alle pogingen tot cultuurspreiding ten spijt, bleek het rapport van de commissie nog onvoldoende bestudeerd de bezoekers van de concerten nog immer uit de hogere milieus te hebben, toch stond één ding voor hem al vast: de budgetten afkomstig te zijn. Dit speelt minder een rol bij de verkoop van voor nascholing moeten in het vervolg naar de scholen en niet muziekmedia, zoals plaat, band en CD, die de afgelopen jaren meer naar de instituten die de nascholing voor het muziekoneen absoluut hoogtepunt heeft bereikt. derwijs verzorgen. Deze kunnen dan zelf bepalen waarin zij wilDe huidige minister van Cultuur heeft voor het muziekleven inlen laten nascholen (en wat zal het worden: rekenen of taal?). (2) grijpende bezuinigingen in petto. De 'merit-good' gedachte blijkt Welke onderzoeksmethoden en criteria de opstellers van het rapte hebben plaatsgemaakt voor een technocratisch marktdenken. port ook mogen hebben aangewend, met hen kan worden vastgeGevreesd moet worden dat deze maatregelen zich op den duur steld dat het niet goed gaat met het muziekonderwijs. Het zullen wreken. De veronderstelling dat de commercie zorg zal kunnen dragen voor de kunst moet naar mijn mening worden
M
•
A I/dré van der Brugge is m.eclewerker bij het ·W etel/schappelijk. Bureau. van D66.
(1) Eindm'IJport van de commissie mu.ziJwle vormil/g, Rijswijk/Zoel,erm.e er, oh:tober 1991 . (2) lJip hop, house el/. IIUlzielqJedagogiek , in: NnC-flabla, 17-2-'92
-------------------------------------- 14 ----------------------------------ID EE - D ECE MBER '92
?
••
e verloe de lidige mciën amb) illte van pelijk meen komt n van erling mdere aan
e taal
79 ;ehouDsium Geh1 deel .deerd Jor de ;t ver~I het lt van ijftien kreeg mder·d. Hij .deerd ~etten
n niet iekonij wil?). (2)
:t rap-
astge'. Het
2-'92
Kinderlijke verwondering
grootste probleem zou wel eens het onbegrip omtrent de vitale functie van muziek kunnen zijn. Is onbegrip het belangrijkste probleem, of zou er gewoon gemakzucht in het spel kunnen zijn: "Een kwartiertje zingen per week is genoeg". Moet de oorzaak niet hoofdzakelijk gezocht worden bij de scholing van de leerkracht en vooral bij de voortdurende veranderingen die zich de laatste jaren hebben voltrokken in het (pedagogisch) onderwijs? Of dient de oorzaak dieper te worden gezocht? Om op deze vragen een antwoord te vinden moet naar de praktijk worden gekeken. Maar laten we eerst de blik eens op het verleden richten. Een antropologische theOTie leert ons dat de mensheid vóór het stadium van het spreken en het bezit van taal, een periode kende waarin werd gecommuniceerd via een soort zang-taal, tussen spreken en zingen in dus. Wie naar de gezangen van een Gregoriaanse mis lui stert, kan nog iets van deze oervorm horen . De gezangen zijn een prachtig voorbeeld van magische muziek: het
is een vorm van hypnose die erin schuilt. In de klassieke oudheid was men zich van deze magische macht bewust. De nadruk lag dan ook op de politieke kracht van muziek. Omdat muziek mensen beïnvloedt, diende zij te worden opgenomen in het beleid van de staat. Lycurgus, wetgever van Sparta, legde dan ook vast dat zij moest zijn opgenomen in het onderwijs. Muziek zou niet alleen moeten dienen tot bevordering van deugdzaamheid en politiek verantwoordelijkheidsbesef. Muziek en muziekopvoeding werden een middel waarmee sociale stratificatie kon worden aangegeven. Zo werd zij het symbool van een goede educatie. Omdat het ging om een politieke functie, was zij een zaak voor het openbaar onderwijs. Sterker nog, zij werd zelfs gelijkgesteld met moraal en wet en aangedilld met de term 'nomos'. Het hoeft niet te verbazen dat Plato aan de muziek een leidende positie onder de kunsten toekende. Muziek was een weerspiegeling van de menselijke hartstochten: een illtdrukking van het
----------------------------------- 15 ----------------------------------IDEE - DECEMBER '92
eros, van begeerte en passie. Deze werden door hem vergeleken met de verandering en de beweging van de muziek. Zij was niet alleen amusement maar diende te corresponderen met de toestand van de menselijke psyche, opdat deze in rust en harmonie kon worden gebracht. Naar Plato's opvattingen is de muziek door haar objectiverende en abstraherende eigenschappen in staat een verbinding te leggen tussen de wereld van de verschijnselen en de wereld van de ideeën zelf. In Politeia onderstreepte Plato zijn opvatting dat in het onderwijs de mousike de gymnastike moest domineren omdat de ziel het lichaam kon veredelen en niet andersom. Boethius kwam in zijn 'institutione musica' met een indeling die tot laat in de Middeleeuwen van invloed zou zijn. In de eerste plaats is daar de 'musica mundana', de harmonie der sferen. Deze muziek, of beter, het mathematische in de relaties van de kosmos, wordt niet waargenomen omdat zij altijd en voortdurend klinkt. In de tweede plaats is er de 'musica humana', de consonantie tussen geest en lichaam. Tenslotte zien we dan de 'musica instumentalis', de zuiver zintuiglijke, hoorbare muziek. Na 1300 werd de 'musica mundana' definitief overstemd. Openlijk werd aan haar bestaan getwijfeld. In het middeleeuwse opleidingssysteem voor de zeven vrije kunsten behoorde de muziek tot het 'quadrivium'. Zij werd hier nog gezien als een wiskundig vak. Horen we een streng gecomponeerde fuga van Bach dan kunnen we ons iets van dit 'wiskundige' voorstellen. Het is klinkende mathematiek. Het zinnelijke aspect mocht nog uitsluitend in dienst van het hogere staan. Helaas biedt dit artikel geen ruimte voor een verhandeling over het muziekonderwijs in het verleden. We kunnen hier afsluiten met een uitspraak over de waarde van muziek van Guillaurne de Machault, een beroemd componist in de Middeleeuwen: 'Et musique est une science qui veut qu'on rie et chante et dance'. In plaats van de deugdzaamheid telt bij hem het geluk dat muziek kan schenken. Veel geluk was er overigens niet in de verscheurde veertiende eeuw. Het was de tijd waarin, zoals Huizinga het in Herfsttij der Middeleeuwen schreef, 'de geur van bloed zich vermengde met de geur van rozen'.
Doorwerking -"Een musicus moet zich realiseren dat de grote componisten zo onbeschrijfelijk goed zijn, dat hij nooit alles kan begrijpen."Cellist Anner Bijlsma in: NRC Handelsblad 21-8-1992. In de eeuw van de Verlichting, na de Franse Revolutie, zou overal in Europa een openbaar concertleven ontstaan. De verschuiving vond plaats, van kerkelijk en wereldlijk hof naar het burgerlijk leven. Ook de maatschappelijke positie van de componisten veranderde ingrijpend. Tot in de achttiende eeuw waren componisten doorgaans aan een hof verbonden. De grote problemen die dat opleverde, worden vooral duidelijk bij Mozart. Zo creatief als hij was, geboren in een maatschappelijke en culturele orde die het romantische begrip 'genie' nog niet kende, bood de sociale canon nog geen legitieme plaats aan de geïndividualiseerde, geniale kunstenaar. (3) Zocht Mozart zijn leven lang naar een dienstbetrekking die paste (3) Zie ook: Norbert Elias, Mozart de sociologie van een genie, Amsterdam 1991.
bij zijn capaciteiten, Haydn was een groot deel van zijn leven in dienst van het hof van de Esterhazy's. Als de hofkapel wordt ontbonden, vestigt deze laatste zich als 'freie Kunstier.' De laatste van de drie Weense Klassieken, Beethoven, kon zijn leven lang een onafhankelijk kunstenaar zijn. Hij accepteerde alle opdrachten die zich aandienden. Deze kunstenaars hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de eigen vorm van muziekleven die gestalte kreeg in en door de burgerij en gedurende twee eeuwen bijna ongewijzigd bleef. Na de Franse Revolutie wordt de culturele ontwikkeling niet langer gezien als gedomineerd door de feodale orde. Het begrip 'cultuur' wordt gebruikt in het kader van een wetenschappelijke reconstructie van de geschiedenis, gezien als een proces van natuurlijke vooruitgang door toedoen van menselijk vernuft en inspanning. Het streven is de rationele opbouw van een vrije maatschappij waarin de mens niet alleen meester is over de natuur, maar ook over de eigen samenleving. De cultuurfilosoof Ton Lemaire beschrijft dit proces waarin een maatschappij zich emancipeert op de puinhopen van de feodale maatschappij, op boeiende wijze in zijn boek 'Over de waarde van kulturen'. De achtiende-eeuwse filosofen formuleerden de nieuwe ideeën elk op eigen wijze. Zo plaatste Voltaire de rationaliteit op de voorgrond en kondigde Rousseau met zijn nadruk op het natuurlijke, de romantiek al aan. Deze veranderingen zijn van grote invloed op het functionele aspect van de muziek. Wij luisteren nu, in de concertzaal van de twintigste eeuw, geëmotioneerd naar een cantate of passie van Bach. Maar in de tijd van Bach hadden cantate en passie een liturgische functie; het ging wel degelijk om een functionaliteit met een esthetisch surplus. Datzelfde zien we bij de opera. Oorspronkelijk bedoeld als statussymbool van het hof, wordt zij bij Mozart een realistisch volksgebeuren. Mozart had zich op dat moment eindelijk vrijgevochten van de eisen van opdrachtgevers. Het hoogtepunt op het gebied van de opera bereikte hij met 'Die Zauberflöte'. Dat is muziek van de allerhoogste inspiratie en tegelijk de eerste moderne Duitse opera. Zo kon Einstein schrijven: Wo Mozart ernst wird, da spricht er die reinste Sprache der Welt. In dit verband poneerde hij ondermeer een verband tussen muziek en architectuur: als kunsten van tijd en ruimte kunnen zij zonder tussenkomst van de taal een diepe betekenis overdragen. De bijdrage van 'Papa Haydn' aan de muzikale omwenteling is op zichzelf al opmerkelijk, gezien de geïsoleerde positie die hij gedurende dertig jaar innam bij een hof in een uithoek van Hongarije. Veel problemen had Haydn niet met de feodale contracten; hij mocht zijn composities zelfs verkopen. Schreef hij meer dan honderd symfonieën, Beethoven schreef er negen, die zich richtten tot de mensheid op weg naar een nieuwe vrijheid. In zijn laatste symfonie, de negende staat dan ook het ideaal van de Verlichting centraal: 'Alle Menschen werden Brüder Wo dein sanfter Flügel weilt'. In de theorie kreeg de functieverschuiving binnen de muziek de uitkomst van de idee van de absolute muziek. Zij was losgemaakt van alle wetten en regels, van alles wat haar zou kunnen beperken. Deze notie zou later botsen met de theorie van de muzieksocioloog, die ervan uit gaat dat muzikaal handelen tevens een maatschappelijk handelen is. Zo kon Hauser spreken over de kunst die nog als enige, in een van God verlaten en versnipperde wereld, de totaliteit van het leven, de zin ervan en de uiteindelij-
----------------------------------- 16 --------------------~--------------
IDEE - DECEMBER '92
,.
,en in lt ontaatste 1 lang irachn aan :lor de
5 niet Jegrip lelijke s van uft en I vrije 'er de ilosoof ij zich ?ij, op n'. De elk op 'grond de ro~le
as'an de ie van ie een aliteit opera. rdt zij op dat chtge~j met ltie en schrijhe der ;ussen unnen erdraling is lie hij k van e con3ef hij m, die ijheid. al van o dein
iek de losgeunnen Ie mutevens ver de >perde ndelij-
ke dingen thematiseert. (4) Deze geluiden vallen ook te beluisteren bij de auteurs van de Frankfurter Schule. Horkheimer schreef hoe de kunst de utopie bewaart die uit de religie verdwenen is. Adorno kon zelfs spreken van 'de maatschappelijke ontcijfering van de muziek', zoals hij ook meer in het algemeen de relaties tussen kunst en samenleving als de meest diepgaande beschouwde. In dat verband concludeerde hij tot het 'onvermoede gewicht van excentrische fenomenen'. In ogenschijnlijk marginale verschijnselen, of in het onbewaakte ogenblik, geeft een samenleving zich eerder bloot dan in de grote sociale gebeurtenissen. Bourdieu, de hedendaagse Franse socioloog, onderzocht de relaties tussen muzikale genres en sociologische variabelen. Eén van de meest opvallende uitkomsten is het duidelijke verband dat er bestaat tussen het onderwijs en de voorkeur voor een muzikaal genre. Maar wat zegt ons nog de muzieksocioloog die de westerse muziekgeschiedenis overziet en de veranderingen waarneemt in de muzikale stijlen die samenvallen met de grote keerpunten in de Europese geschiedenis? Wat hebben zij ons nog te zeggen waar wij muziek en al helemaal het onderwijs degraderen, instrumentaliseren tot een droogzwemmen in een meer van technocratisch half-leven. Wij moeten opnieuw inzien dat muziek een maatschappelijke functie bezit. Kunnen we niet wat leren van de sociologie of bijvoorbeeld ons oor te luisteren leggen bij de psychologie. Die vertelt ons dat muzikale klanken invloed hebben op de psyche. Muziek stelt ons in staat te communiceren, waar dat met woorden niet meer gaat. Zo speelt muziektherapie een steeds grotere rol in het genezingsproces van mensen die lijden aan psychische ziekten. Het genezingsproces met behulp van muziek, wordt heel indringend beschreven door Piet Kuiper, hoogleraar psychiatrie in zijn boek 'Ver heen'. Aan het einde van zijn loopbaan geraakt hij in een ziekteproces dat zich over jaren uitstrekt. Hij verliest de greep op de werkelijkheid en geraakt in een diepe, psychotische depressie. Als de medicijnen hem niet meer baten, zoekt hij troost bij de 'Goldberg Variaties' van Bach. (Bach zou deze dertig variaties op een air, een aria, geschreven hebben in opdracht van de Russische gezant in Dresden. Deze diplomaat was bang in het donker en kon vaak de slaap niet vatten. Het is 'spannende' muziek waarvan een bedwelmende werking uitgaat. De variaties zijn juweeltjes van klank en contrapuntische verdichting. Men rekent ze tot het belangrijkste werk van Bach.) Adembenemend is de passage, als Kuiper tijdens een muziektherapie bij het luisteren naar de 'Concerti Armonici' van de Graaf van Wassenaar zijn tranen niet kan bedwingen en voelt dat zijn gevoel is teruggekeerd. Het is het bewijs dat zijn herstel is ingetreden.
Reprise -"Pas sedert wij de muziek als geheel niet meer kunnen en misschien ook niet meer willen begrijpen, bestaat voor ons de mogelijkheid om haar te reduceren tot haar schoonheid, om haar als (4) Amold llaltser,
r"e soc;(,l "istory of art, Lolldoll , 1951
'JOlig geleerd, oud gedaan'.
het ware glad te strijken."Nikolous Harnoncourt, in de dankrede bij het in ontvangst nemen van de Erasmusprijs 1980. Ludwig van Beethoven bracht de sonate tot een hoogtepunt. Veel van zijn thema's vereisten, om volledig ontwikkeld te kunnen worden, een nieuwe structuur en een nieuwe muzikale orde, die alleen hij zelf creëren kon. Hoe ver staat een dergelijke orde van muzikaal vertoog nu van ons af? Als Beethoven diverse sonates schreef vanuit boosheid, hoe boos moeten wij dan nu zijn, levende in een tijd waarin de cultuur als expressie wordt geperverteerd, geritualiseerd en door onze beleidsmakers verwaarloosd. Op wie moet onze boosheid zich richten? In elk geval op de staatssecretaris van Onderwijs en in de tweede plaats op de minister van Cultuur. Zij lijken slechts de dorre taal te spreken van Financiën, de taal van de cijfers die bij het meten en het regelen horen, maar vóóral bij het rekenen. Laat ik hen eens een cijfer geven. Voor beiden een dikke onvoldoende! En de minister van Financiën - waal.' is de sociaal-democratische cultuurpolitiek gebleven? - liet zijn ambtenaren, bij de kassa's van de muziekcentra, de bezoekers tellen, waaraan hij zijn onvermijdelijke conclusies verbond. Kan hij niet van school worden gestuurd? Het is als bij de oude musica mundana: waar de muziek overal en altijd is gaan klinken, wordt zij minder dan ooit gehoord. Maar zo belangrijk als muziek in onze geschiedenis is geweest, zo belangrijk is zij nu voor onze kinderen. En daarom is een behoorlijk muziekonderwijs onontbeerlijk. Omdat wij haar anders vergeten, daarom moet zij worden onderwezen. Dit onderwijzen dient óók plaats te vinden op de basisschool zelf, al was het maar omdat dit één antwoord is op de technologische verschraling van het onderwijs. Veel leerkrachten die ik naar aanleiding van het rapport van de Commissie Muzikale Vorming sprak, waren het er over eens: als het zo droevig is gesteld, schaf het muziekonderwijs dan maar af. De meeste leerkrachten meenden dat de politiek met zijn vin-
----------------------------------- 17 ----------------------------------IDEE - DECEMBER '92
gers ervan af zou moeten blijven. Hoe komt het toch dat het met de muzikale vorming op de basisscholen zo droevig is gesteld? De samenleving stelt haar eisen aan datgene wat aan kinderen op de basisschool wordt geleerd. Maar dan moet toch ook aan de muziek worden gedacht? Dat kunstzinnige vorming binnen het onderwijs een lage prioriteit heeft, is algemeen bekend. In de hedendaagse geleefde cultuur is muziek al langer een sfeerbepalend randverschijnsel, een gladgestreken ornament geworden. Overal is muziek, als verdrijver van de stilte, in elk winkelcentrum, in elke wachtruimte en openbare gelegenheid. Wàt nu als kinderen gaan denken dat het de enige functie is die muziek nog heeft ... In artikel negen van de Wet op het Basisonderwijs is neergelegd dat op de basisscholen aandacht moet worden gegeven aan expressievakken, waaronder muziek. De leerdoelen zijn evenwel nooit vastgelegd. De meester en de juf, telkenmale lastiggevallen met ingrijpende bezuinigingen en grootschalige veranderingen in het basisonderwijs, hebben van de muzikale vorming een kwartiertje zingen gemaakt; in veel gevallen wordt de muziekles maar even vergeten. Een uitzondering geldt de vakleerkrachten. Zij geven les in muzikale vorming, hebben daar een speciale opleiding voor gehad en zijn gedwongen van school naar school te racen. De Commissie Muzikale Vorming stelt dat de hoofdoorzaken voor de gebrekkige kwaliteit van het muziekonderwijs vooral te wijten zijn aan het tekortschieten van de niet gespecialiseerde leerkrachten, het gebrek aan didactische werkvormen en aan methodisch materiaal. Er wordt een groot aantal voorstellen gedaan die naar mijn gevoel te veel leunen op de incrementele besluitvormingsgedachte: het gaat niet goed, maar met een aantal aanpassingen zal het beter gaan. Maar de oorzaak zit heel wat dieper. Het gaat al fout tijdens de opleiding aan de Pedagogische Academies. Het vak is vrij van vakinhoudelijke ontwikkelingen. Methoden voor het vak muziek bestaan er nauwelijks en er is geen bijscholingsaanbod. Datzelfde zien we bij de leerkracht in het basisonderwijs. Ook daar is, anno 1992, vrijwel geen methodisch materiaal voorhanden en de mogelijkheden voor bij - en nascholing zijn nihil. Het is een somber verhaal, een Marcia funebre. De eigen verantwoordelijkheid van de scholen zal op financieel en bedrijfsmatig gebied de komende jaren verder toenemen. Verbetering van de muzikale vorming zal dan ook een zaak van de scholen zelf zijn. Er is ~us meer nodig dan een globale bijstelling. Bij het muziekonderwijs zal moeten worden begonnen met een Plan van Aanpak. Een breed samengestelde, niet ambtelijke werkgroep, bestaande uit musicologen, pedagogen, muzieksoci0logen en muziekpsychologen, aangevuld met mensen uit de danswereld, zal stelselmatig moeten gaan werken aan het formuleren van leerdoelen, het ontwikkelen van methorueken en de verbreiding van ideeën. Uitgangspunt zou moeten zijn dat het vak muziek in de toekomst uitsluitend door redelijk gekwalificeerde en dus redelijk betaalde vakleerkrachten moet worden gegeven. Muziekles mag dus geen 'zangles' meer zijn. Van belang is de muziekbeleving, het affect dat muziek oproept. Het gezamenlijk leren luisteren naar die fascinerende, vreugdescheppende rijkdom van de klanken, er over praten, het samen zingen en spelen, indien mogelijk. Het naar voren brengen van de waarde ervan in een mensenleven, Marcel Proust beschrijft in 'Een Liefde van Swann' dat gevoel op onnavolgbare wijze:
"Misschien omdat hij de muziek niet kende, had deze zo'n overrompelende indruk op hem gemaakt, gevoelens in hem opgewekt die, ondanks de verwardheid ervan, misschien wel de enige zuivere muzikale, grenzeloze, volmaakt oorspronkelijke, niet tot een ander soort te herleiden gevoelens zijn. Een dergelijke ervaring is iets als 'een eeuwig moment'." .
Ideeën Verschenen in de reeks Ideeën: DUURZAME ONTWIKKELING, ECONOMIE EN POLITIEK
In hoeverre i het mogelijk om met economische instrumenten te sturen in de richting van duurzame ontwikkeling? Is de bestaande economische analyse toereikend om een omslag te maken ? Vanuit de maatschappelijke belangenorganisaties, de wetenschap en de politiek wordt deze problematiek geanalyseerd. C. KOOPMANS, M. PETERS, A. NENTJES, A. BROUWERS, A. VAN DEN BIGGELAAR, D. TOMM EL, A. SCHIMMEL EN C.W. DE VRIES. BIJDRAGEN VA O.M.:
lP. VAN SOEST,
• PRIJS:
f 19,50/ EXEMPLAAR (EX.
VERZENDKOSTEN)
Binnenkort verschijnt in deze reeks: REFERENDA EN DEMOCRATIE
De referendaproblematiek bekeken vanuit verschillende invalshoeken. BIJDRAGEN VA O.M.: P . FOKKINK EN T. HOOGHIEMSTRA, HILLEBRAND,
H.l.
VAN HOUTEN,
N.
VAN 'T RIET,
1.
R. DE
HAAN. INTERVIEW MET S. STUURMAN. • PRIJS:
f 19,50/ EXEMPLAAR (EX.
VERZENDKOSTEN)
Nu bestellen voorkomt teleurstellingen. Bovenstaande exemplaren van Ideeën zijn nu te bestellen. Dan wordt een exemplaar voor u gereserveerd. Bel van maandag tlm donderdag tussen 09.00 en 17.00 uur met het Wetenschappelijk Bureau van D66, telefoon 070-3858303. Of schrijf: Bezuidenhoutseweg 195, 2594 AJ Den Haag.
-------------------------------------- 18----------------------~--------------
IDEE - DECEMBER '92
I
E DEBAT
Verl{,eer en vervoer: op zoel{, naar
overewekt enige iet tot erva-
een pragmatisch en spranl~elend beleid Door Peter Schouten
Elke D66-bestuurder die iets met verkeer en vervoer van doen heeft, krijgt vroeg of laat te maken met het verschijnsel vervoerregio. Hieronder volgt een schets van de stand van zaken rond verkeers- en vervoersbeleid, de rol van vervoer- regio's daarin en enkele gedachten over hoe mer als D66bestuurder mee om te gaan.
E
che
rza-
che n ? ISa-
.e ze
rJES,
:,D.
•
•
'OVXZ', 'trendbreuk, 'rekemng rijden', 'spitsyjgnetten', maar ook 'tussenbalans', 'snoeien om te groeien', en natuurlijk de onverrnjjdelijke extra tariefsverhogingen in het openbaar vervoer - het zijn enkele kreten die je regelmatig tegenkomt in de sector verkeer en vervoer. Het moet elke toeschouwer opvallen dat er een diepe kloof gaapt tussen de fraaie beleidsvoornemens, al dan met voortvloeiend uit het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2), en de dagelijkse praktijk. In die geval blijkt deze kloof voort te komen uit het feit dat een welwillende rnjnister van Verkeer & Waterstaat nou eenmaal een 'quantité negligabIe' is in de krachtmeting met Financiën. En al die volksvertegenwoordigers, vooral op lokaal en regionaal niveau maar opkijken tegen het machtige ministerie van May ... Op zich zit het SVV-2 knap in elkaar. Eerst wordt het schrikbeeld geschetst dat bij ongewijzigd beleid het aantal gereden autokilometers in 2015 72% hoger zal zijn dan in 1989 en vervolgens wordt ons het droombeeld voorgetoverd dat die toename bij SVV-beleid 'slechts' 35% is.
Push, pull en vervoe,.,.egio 's
rer-
., R. DE
llen. iantenLrijf:
De pijler onder het SVV-beleid is de gedachte dat het autoverkeer alleen kan worden teruggedrongen door enerzijds het autorijden onaantrekkelijker te maken ('push'), bijvoorbeeld door parkeer- en lokatiebeleid, en anderzijds het openbaar vervoer (o.v.) te stimuleren ('pull'). Zo'n beleid, aldus het SVV, valt alleen te realiseren als je opereert op de schaal waarop de meeste verplaatsingen zich afspelen: de regionale. En het is mer waar het begrip vervoerregio opduikt. Gedacht wordt aan een niet té klein gebied (bijvoorbeeld de stadsgewesten uit "Besturen op Niveau", of de regio's volgens de WRG) waarin gemeenten kunnen samenwerken om het SVV-beleid te effectueren. Voor de provincies is hierbij nauwelijks plaats een rol weggelegd, terwijl het Rijk slechts toetst aan de SVV-doelstellingen. De vervoerregio maakt een Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP), waaruit dan de concrete projecten, met zowel 'push' als 'pull' factoren volgen. Uiteindeijk is P eter Schou.t.en is wethouder R .O. Cl/. Vervoer te flul/rlem, lid ver"
het algemeen bestlwr VlI lt de SlI7B ell R .O. elt Vervoer.
VlI"
het de bedoeling, maar zover is het nog nergens, dat de geldstromen zich rechtstreeks tussen Rijk en vervoerregio's beyjnden, zowel voor investeringen in de infrastructuur (auto èn openbaar vervoer) als voor de exploitatiekosten ten behoeve van het openbaar vervoer. Wie dit, op zich zinnige, concept nader bekijkt, valt een aantal zaken op. In vrijwel geen enkel geval vraagt men zich af of in elke concrete situatie zo'n vervoerregio ook echt nodig is. Al meteen worden doel en rnjddel verwisseld en gaat het uitsluitend over de vorm die de regio moet hebben, waarbij discussies over grensgevallen onevenredig belangrijk worden. Men duikt, met inschakeling van dure externe adyjseurs, in de plan vorming, zonder zich af te vragen of de meest relevante projecten wellicht ook zonder al dit onderzoeksgeschut te realiseren zijn. Van Roodeschool tot Cadzand zijn zowel de onderzoeken als de plannen dezelfde. Vrijwel nergens slaat men eens een sprankelende, onorthodoxe richting in. En tenslotte, het openbaar vervoer wordt gekoesterd, maar zodra een infrastructureel project ten behoeve hiervan ook maar één boom kost, steekt weer de neiging tot het sparen van kolen en geiten de kop op. Kennelijk mag er voor het openbaar vervoer alleen worden gehakt indien er geen spaanders vallen ...
Wat rrwet de D66 aanpak zijn als het gaat om de problemen bij de uitvoering van het vervoersbeleid ? Een pleidooi voor het gebruik van het gezond verstand.
de SIf'B-lVerkgroepPII
Pragmntisch ... Hoe zou een D66-bestuurder zich nu moeten opstellen? Allereerst pragmatisch - vervoerregio's en RVVP's zijn rnjddelen, géén doelen. Niet alles hoeft onderzocht te worden en zeker niet als hiervoor dure externe bureaus ingehuurd moeten worden. Het heeft geen zin om voor f 100.000,- een rapport te laten opstellen, waaruit blijkt dat vanuit plaats A 54,1% van de forensen richting B gaat, waarvan dan 27,3% met het openbaar vervoer reist (waarna een nadere uitsplitsing volgt in weel' 't volgende weel' f 100.000,- kostende - deelrapport ... ). Iedereen wéét dat de forensenstroom van A naar B relatief groot en het aandeel van het openbaar vervoer daarin relatief klein is. Waarschijnlijk weet u al, uw eigen regio kennende, of er mogelijkheden zijn dit laatste aandeel te vergroten en wat er dan aan, bijvoorbeeld, de infrastructuur moet gebeuren. Het is dan zaak een bescheiden aantal kansrijke projecten te omschrijven, en vooral de lokale en regionale politiek, alsmede de openbaar vervoerbedrijven, te committeren. Indien u zover bent, maak u, consequent, sterk ervoor bij V&W, al dan met in vervoerregioverband. Vooral de omvang van de beschikbare geldstromen moet in de gaten worden gehouden. Zeker weten doe ik het niet, en officieel zal het worden ontkend,
-------------------------------------- 19 ------------------------------------ID EE - DECEMBER '92
Nabij Schijndel. Een eeuw geleden was dit de spoorlijn tussen Londen en Berlijn. maar ik vermoed dat heel wat werkuren ten departemente verloren gaan met smakelijk gelach over de zoveelste middelgrote gemeente of regio die met plannen aankomt voor - liefst ondergrondse - sneltrams. Kortom, het dient te gaan om een bescheiden aantal projecten, die een goede mix vormen van mogelijkheden de auto terug te dringen, waardevast te investeren (dat wil zeggen relatief bescheiden investeringen die grotere plannen voor de toekomst niet blokkeren), èn het gaat tenslotte om de planologische haalbaarheid. Bij dat laatste heerst van meet af aan een interessant dilemma: de grootste kansen voor het openbaar vervoer liggen in dichtbevolkte gebieden, maar de planologische haalbaarheid (NIMBY-effect!) is daar 't kleinst. ... en toch sprankelend!
Van een dergelijke aanpak gaat een dynamisch bestuurder wellicht niet op het puntje van z'n stoel zitten. Een busbaantje hier, wat doorstromingsmaatregelen daar - het scóórt niet echt. Althans, in de ogen van bestuurders, die graag af en toe een monumentje voor zichzelf oprichten. Voor de troost, een goede dosering helpt al: zorg ervoor dat projecten zó getimed zijn dat er voortdurend voor de -potentiële- reiziger iets zichtbaar is. Om Schaefer te parafraseren: "Met een nota over openbaar vervoer schiet je niet op". En toch kan het allemaal wat sprankelender. Zoals gezegd, het is opvallend dat alle plannen voor vervoerregio's -voor zover mij bekend- wel heel erg veel op elkaar lijken. Waarom zouden we niet eens wat ongebruikelijker wegen inslaan? Dat valt tenminste op. En levert bij strijd om schaars geld een voorsprong. Een aardig, bijkomend effect is dat dan ook de politicus, die ermee komt, opvalt. Waarom zou je altijd alleen maar de nadruk leggen op fysiekruimtelijke maatregelen? Mobiliteitsproblemen kunnen ook organisatorisch of psychologisch van aard zijn. Waarom bij voor-
beeld niet gedacht aan een drastisch liberaliseren van de woningmarkt, ook tussen stadsgewesten onderling, aan overleg met het regionale bedrijfsleven over variabele werktijden, aan een systeem van bezorging en distributie vanuit de detailhandel, aan betere verdeling van de bestaande verkeersruimte, aan maatregelen die de sociale veiligheid in het bestaande openbaar vervoer vergroten, of aan stimulering van een beter net van autoverhuurbedrijven? Waarom altijd de benadering, die Of auto, Of het openbaar vervoer verkiest, terwijl iedereen kan inzien dat de keus voor de auto vaak gemaakt wordt bij gebrek aan alternatief (èn dat het openbaar vervoer lang niet altijd een alternatief is)? Een poging om te zijner tijd die organisatorische en psychologische kant van het mobiliteitsvraagstuk eens uit te werken, vinden we in de gedachten van 'Hermes', een groep van zeven vakmensen die hun ideeën hebben neergelegd in een aantal publicaties, onder meer in 'ROM' van jan./feb. 1992, 'Openbaar Vervoer' van maart 1992 en 'NG-magazine' van 31/5 1991 (nr. 22).
Hoe dan ook: kiezen Politiek is keuzes maken. Dat zou je niet altijd zeggen als je de voorzichtigheid ziet waarmee de parkeermogelijkheden in stadscentra worden greduceerd, of de verkeersregels daadwerkelijk worden gehandhaafd. Oók het bevorderen van openbaar vervoer zal, zeker als daar infrastructuur voor nodig is, meestal enige milieu-aantasting met zich meebrengen. Maar dat mag ons er niet van weerhouden stappen te ondernemen. Om een macroaantasting van het milieu te stoppen, zijn lokale en regionale micro-aantastingen zéér wel te verdedigen. Ik eindig met een aardig dilemma: D66-ers staan altijd voor inspraak en decentralisatie. Maar ze maken zich ook sterk voor het milieu. Het zijn twee nobele strevens, die nogal eens met elkaar op gespannen voet komen te staan. Hier creatief mee om te gaan lijkt me een mooie opdracht aan D66-bestuurders . •
------------------------------------ 20----------------------~-------------
IDEE - DECEMBER '92
I
..
E DEBAT
'Gereflecteerd' pragtnatisllle, niets llleer dan politiel~ narcisllle? Door Joop Abbes en Simon Groen
et grote belangstelling lazen De auteurs keren zich tegen vulgaire gedaante ervan'(blz. 17,18). Het probleem bij deze voorstelling van zaken wij het artikel van Pamela Kribbe in het Idee-nummer het relativisme dat zij vermoe- is, dat hier het begrip beginsel op nieuwe van juni jongstleden (1) over de politieke en men mag wel zeggen zeer ongewone den achter de steUingen die wijze wordt gebruikt. Tot nu toe werd dit positie van D66 en de bijbehorende ideoPamela Kribbe, alweer enkele begrip duidelijk als een 'metawoord' aanlogiediscussie. Kribbe stelt min of meer gewend, een notie dus die van 'buiten-' of dat D66 afstand heeft gedaan of zou Ideeën geleden, formuleerde. van 'bovenaf werd aangevoerd om als moeten doen van de pretentie een objecZij wensen de mogelijkheid maatstaf te dienen voor de beoordeling tieve, extra-politieke toetssteen te bezitvan levensbeschouwelijke van bijvoorbeeld een politieke of sociale ten, waarop de geldigheid van politieke situatie of een probleem. Wat Kribbe hier keuzen gebaseerd kan worden. De partij uitgangspunten overeind te doet, is het (pragmatisch) beginsel aanheeft geen ideologie en heeft deze ook houden. voeren als waarborg voor de juiste poniet nodig, omdat het enige wat legitilitiek, maar tegelijkertijd wil zij dat bemiteit geeft aan een politieke keuze een ginsel aan diezelfde politiek ontlenen. In democratische ontstaanswijze is. Dat zou de logica en de argumentatieleer spreekt men hier van een circudan een noodzakelijke en tevens voldoende voorwaarde zijn. Wel laire redeneri.ng, herformulering leidt tot: 'Wat is goed? Wat de wordt nog gesteld, dat een perfectionering van de formeel-demosamenleving wil! Wat wil de samenleving dan? Wat goed is! cratische procedure als zodanig niet voldoende is, maar dat ook enzovoort.' Nog korter: 'Goed' is 'goed', omdat 'gged' goed is.' Ons aan het gehalte of de kwaliteit van de besluitvorming eisen moeinziens is er dan geen sprake van pragmatisme, maar van een ten worden gesteld. De vraag is of hier niet op verkapte wijze soort nihilisme, want het gaat hier om een 'leeg argument'. ideologische toetsen worden ingevoerd. Essentieel blijft echter Bovendien zou een dergelijke werkwijze in de praktijk niet echt dat de democratische habitus van de besluitvorming het enige iets oplossen, want een bepaalde actuele situatie wordt vanzelf waarmerk is en deze situatie wordt voorgesteld als de politieke gescmedenis en wanneer men achteraf dan weer aan zo'n voorvorm van het post-modernistisch subjectiviteitsbesef. Hoewel het artikel zeker als belangrijk moet worden beschouwd, bije politieke constellatie zou refereren, dan zou men toch weer een instantie creëren buiten de nieuwe actuele situatie en dat is lijkt het ons toch noodzakelijk enige kritische kanttekeningen te iets wat Kribbe juist niet wil. Als men dit historisch aspect plaatsen. Wij beginnen daarvoor met het slot van Kribbe's artiechter geheel buiten beschouwing laat, dan dreigt er een situatie kel: de conclusies. van chaos, rusteloosheid en onveiligheid in de samenleving (verFilosofische en metafysische kwesties mogen dan minder belanggelijkbaar met geheugenverlies). Omdat vervolgens de interrijk worden geacht, toch zal Kribbe het met ons eens zijn dat pretatie van historische situaties logisch noodzakelijk een lehaar redenering moet voldoen aan de eisen van de logica (de arvensbeschouwelijk-ideologisch element in zich draagt, is zo'n gumentatieleer in het bijzonder), wil deze acceptabel zijn, en levens- en wereldbeschouwing aldus niet geheel te elimineren. daar constateren wij grote problemen. Het gaat ons hierbij niet Ook niet binnen Kribbe's systeem. direct om de filosoof Rorty, maar veel meer om de ideeën die zij Later in de conclusies brengt Kribbe een belangrijk onderscheid met behulp van zijn filosofie ontwikkelt. aan: zij maakt mer verschil tussen 'specifieke beginselloosheid' of 'gereflecteerd pragmatisme' enerzijds en 'vulgair pragmatisCirculaire redenerillgen me' anderzijds. Hoe kan men hier, zo vragen wij ons af, een dergelijk onderscheid maken, als men geen criterium van buitenaf 'Het pragmatisme dat Rorty voorstaat, en dat in mijn ogen kenwil aanvoeren om het verschil ertussen aan te geven? Impliciet merkend is voor de identiteit van D66, betreft daarentegen een wordt dat door Kribbe gedaan, want zij gaat er stilzwijgend van politiek beginsel! Politieke afwegingen dienen niet gestuurd te uit dat ieder wel weet wat vulgair is. Maar wij weten zulks alworden door een vooropgestelde ideologie, maar door de werkelijleen op grond van een bepaalde levensbeschouwelijke overtuike en veranderlijke consensus binnen de samenleving... Het gaat ging, het woord 'vulgair' is immers kwalitatief-prescriptief, ook dan om een gereflecteerd pragmatisme, in tegenstelling tot de al heeft het tegelijkertijd een descriptief element in zich. Zo'n criterium komt dan noodzakelijk uit het metafysisch gebied J OOl' Abbes is historie,,", el/. Silllo/l GroeI/. is kli/lisch gerifller. en heeft politiek gezien raakvlakken met het begrip ideologie. Hoe bepaalt men volgens Kribbe's pragmatisme wat vulgair is? (1) 13e jg. /Ir. 3, 1992, blz. 14-18, eel/. artikel va /l o/lgeveer Dat lukt gewoon niet. dezelfde strekl.·illg is olllnllgs tloor Kribbe i ... de NRC gepllbliceerd.
M
Ie wo!gmet neen !I, aan aatre9rvoer toverr ver-
lor de at het cholovin1 vakpubli:rvoer' 1,
: je de stads'kelijk ~rvoer
enige ms er ~acro
ionale
'or in; voor let elom te
•
•
----------------------------------- 21 ----------------------------------ID EE - DECEMBER '92
De spiegel van Narcissus 'Hij of zij baseert zich niet op extra-politieke beginselen en is in die zin 'beginselloos' ... .in tegenstelling tot pressie en geweld stelt hij zich principieel op. Zó principieel, dat door hem het vooropstellen van een bepaalde ideologie als een inbreuk op de democratische waarden wordt beschouwd'(blz. 18). Wij zijn het ermee eens dat het dogmatisch opleggen van een bepaalde ideologie een inbreuk op democratische waarden vormt. Maar men kan dit argument niet zomaar omdraaien en beweren dat democratische waarden niet noodzakelijk levensbeschouwelijk of ideologisch (volgens Kribbe 'extra-politiek') van aard zouden zijn. Men hoeft toch maar in de geschiedenis te kijken en in de wereld van nu om vast te stellen dat dit niet zo is. Wat Kribbe hier, logisch gezien, beweert, is: 'Het belangrijkste principe van de politicus is dat hij geen principes wil' (waarbij wij ervan uitgaan dat de woorden 'principe' en 'beginsel' on:;..-geveer dezelfde betekenis hebben en dat de kern van een ideologie door principes wordt gevormd). Ook hier wordt een logische fout gemaakt: Kribbe geraakt zo in 'oneindige regressie'. Zo'n pragmatisme kan, ook al is zij 'gereflecteerd', moeilijk de functie van beginsel hebben, wanneer men tegelijkertijd bijna krampachtig volhoudt, dat zo'n pragmatisme niet als een levensen wereldbeschouwing mag worden gezien (hierop komen wij overigens verderop in dit artikel nog terug). Zo'n vorm van pragmatisme betreft de wijze waarop men met de wereld omgaat, en duidt de bereidheid aan ondogmatisch en redelijk, dat wil zeggen compromisbereid te zijn. Weliswaar kan men deze houding vertalen naar een strikt en principieel 'democratisme', maar hierbij gaat het slechts om de vorm en niet om de inhoud van de discussies (welke tot politieke besluitvorming moet leiden). Aan de politiek mag inderdaad de eis worden gesteld dat zij democratisch is, maar ook dat zij verbeeldingskracht heeft, rationeel is, maar tegelijkertijd ook humane waarden verdedigt etcetera, kortom, dat zij zich uitspreekt over de problemen van onze tijd. Overigens willen wij hiermee dus zeker niet beweren dat een democratische genese van een politieke keuze niet een belangrijke bijdrage zou vormen aan de kwaliteit ervan. Het gaat ons inziens in het soort circulaire en regressieve redeneringen à la Kribbe om niets anders dan politiek narcisme, een vorm van politiek dus, die vooral gekenmerkt wordt door zelfgenoegzaamheid. Grote moeilijkheden constateren wij dan ook met betrekking tot het begrip reflectie: hoe kan men reflecteren, als men de dingen niet van buitenaf wil bekijken, dus vanaf het meta-niveau, ons inziens is er dan geen sprake meer van echte reflectie. Het beeld van de spiegel geeft weer wat wij onder reflectie verstaan: wetenschap reflecteren wij met 'wetenschapsfilosofie', taal met 'meta-taal', moraal met 'morele filosofie' enzovoort. Laten wij Kribbe's visie op de spiegel eens goed bekijken: 'Volgens een gereflecteerd pragmatisme fungeert de politiek idealiter als een spiegel van de samenleving, niet vertroebeld door een ideologische waas' (blz. 18). In feite beweert de auteur hier iets wat zij elders in haar artikel juist heeft bestreden: dat de positivistische picture-theorie van de waarneming en de correspondentietheorie van de waarheid toch juist zouden zijn, men vergelijke hier de zin: 'Een spiegel wordt doorgaans geacht een objectieve en ware weergave van het gespiegelde te geven. Zij voegt op zich aan het gespiegelde object niets toe en beperkt zich
tot een passieve registratie ervan. Filosofen hebben zich in hun onderzoek naar de herkomst en de legitimatie van menselijke kennis vaak bediend van de analogie van de spiegel. Kennis in de ware zin des woords werd opgevat als een objectieve representatie van de werkelijkheid. Waarheid werd toegekend aan uitspraken die corresponderen met de objectieve werkelijkheid' (blz.15). Kribbe spreekt hier over 'naïeve spiegelopvatting', die overigens verdedigd werd door de vroege Wittgenstein, die merkwaardig genoeg aan het begin van haar artikel met instemming wordt geciteerd. In haar conclusies weerspreekt Kribbe zichzelf met betrekking tot de spiegel. Wat tegen de naïeve picture-theorie van Wittgenstein, G.E. Moore enzovoort kan worden aangemerkt is simpelweg dat mensen nooit geheel onbevangen kunnen waarnemen, zoals Kribbe zelf ook zegt: 'Mensen staan zoals alle organismen in een levendige en continue interactie met hun omgeving. De informatie die zij middels hun zintuigen ontvangen, wordt niet passief geregistreerd; deze wordt op 'grondige wijze geselecteerd' (accent JKA/SG) en verwerkt vanuit de (historisch en biologisch bepaalde) belangen en verwachtingspatronen van de mensen'(blz. 15,16). Maar dit selecteren (op grondige wijze!) wordt volgens bepaalde criteria gedaan en deze komen toch van buiten het waargenomene? En zij zijn, dat vinden bijna alle moderne filosofen, noodzakelijk van levens- en wereldbeschouwelijke, dus metafysische aard, selecteren kan nooit waardevrij. Hoe zou de politiek ooit kunnen ontkomen aan deze onvermijdelijke subjectivering van de werkelijkheid? Zijn wij dan toch niet weer bij het begrip ideologie aangeland? Bovendien: wat betekenen hier de woorden 'historisch' en 'verwachtingspatronen'? Zij hebben hier geen andere functie dan het versluieren van de begrippen ideologie en metafysica!
Solidariteit Als Rorty volgens Pamela Kribbe objectiviteit omschrijft met intersubjectiviteit en solidariteit (blz. 16) (2) dient zich een nieuw probleem aan. Als dit begrip solidariteit verband houdt met het sociologisch geduide 'taalspel' ('language game') van de late Wittgenstein, dan kunnen wij dit begrip enigszins plaatsen: objectiviteit is in dat geval niet meer dan 'overeenstemming binnen de groep', men stapt van de correspondentietheorie van de waarheid over naar de coherentietheorie, een stap die in dit geval relativistisch lijkt en circulair, maar die wij onder zekere voorwaarden gedeeltelijk kunnen accepteren. Als het relativisme erin namelijk voldoende kan worden bestreden, tot een noodzakelijk minimum kan worden beperkt. Hoewel wij het in dit artikel niet over Rorty zelf willen hebben, lijkt ons het citaat dermate belangrijk voor D66, dat wij enige nadere toelichting van de kant van Kribbe noodzakelijk achten. Zijn epistemologische vragen inderdaad niet relevant voor de politiek? Hebben wij geen rationele attitude nodig in de politiek en
(2) "If oli e re;lIterprel.s objecti'vity fiS ;1I1.ersubjecliv;l.y, or "s solid,,rity, ( ... ) t" ell. one will drolJ Ilw questioll of Iww to get ill tonc" wit" '/IIillll-imle/Jendellt ( ... ) reltlity'. One will replltce it LViI" qllestiolls Ii~'e 'W/utt "re the limils of Ollr COIllIIII/l/;ty ? Are ollr ellcollllters sllfficiently free (1.I1.d opell ? ( ... ) T"es e "re /Joliticfll qu eslioll s mlher t"lIIl metphysicltl or epistellwlogiclli q/testiolls. Dmvey seeflL~ 10 me to Iwve gi·vell. us Ihe r;g"t lead w"ell " e vieLVed /JmgmClI;sm 'I/.ot CIS grol/ne/illg, but ltS cle"ring I." e groundfor delll.ocm.tic politics' (accelltJKAISG."
-------------------------------------- 22 ----------------------~--------------
IDEE - DEC EM BER '92
• in hun selijke mis in Ne re1d aan ikheid' .g', die merknming ichzelf ~-theo-
lange1 kunt zoals et hun ntvanJndige e (his,patI'omdige
wmen bijna ,ldbeswaarze onij dan ndien : gspatlieren I
JVaar ze eerst gerdoopt werden, worden ze
let innieuw et het Wittbjectilen de waarlal revoorvisme IOdza:bben, enige ;hten, :Ie poek en
lid{/.-
lVi,,,
lUS S
slIf-
zo ja, houdt die dan geen verband met epistemologische opvattingen en deze op hun beurt niet met een bepaald beeld van de wereld ('mind-independent reality'), dus een metafysische notie? Rorty noemt hier met name Dewey als positief voorbeeld van zijn opvatting over het pragmatisme. Opmerkelijk is dan dat na Dewey's belangrijkste periode als pragmatisch filosoof een wereldberoemde collega als S.C. Peppel' (geen Popper, maar Pepper!) op uitstekende wijze heeft aangetoond dat het pragmati me 'gewoon' een wereldbeschouwing, een vorm van metafysica is of, zoals hij het noemde, een 'world hypothesis'. (3) En is een pragmatisme zonder wereldbeschouwing in de praktijk vaak niet veel meer dan relativisme of zelfs scepticisme? Peppel' zegt dan ook dat degene die geen wereld-hypothese heeft in wezen het scepticisme aanhangt en heeft het hier bedoelde citaat van Rorty niet heel duidelijk een scepticistisch karakter? Wanneer men zo'n denkwijze vervolgens 'gereflecteerd pragmatisme' noemt, dan lijkt dat etiket toch wel op het spreekwoordelijk 'doekje voor het bloeden'. Is het verkieslijk dat sceptici in de politiek van de toekomst de dienst zullen uitmaken, vragen wij aan Kribbe. Als het inderdaad zo is, dat de rationele attitude nodig is in de politiek -en wij gaan daarvan uit-, dan dient zich vervolgens de vraag aan hoe de verhouding is tussen de rationele en de ethische dimensie in de politiek. Het begrip solidariteit valt dan
el'
InB
as {IC-
(3) S.C. Pe/}per, lfIorld hypoth ese.s (cr. s/udy ;1I evidellce), U. P. 1961 (1942)
8 er~'e1ey
lil/,
gekleed.
binnen die ethische dimensie. Binnen zulke kaders is het onmogelijk om begrippen als 'objectiviteit' (kennisleer en wetenschapsfilosofie) en 'solidariteit' (ethiek en morele filosofie) rechtstreeks met elkaar in verband te brengen. Wij moeten ethische kwesties goed gescheiden houden van wetenschapsfilosofische. De politicus heeft enerzijds te maken met de aan de wetenschapsfilosofie ontleende rationele attitude, anderzijds met de aan de ethiek ontleende humanitaire norm van de solidariteit.
Pragmatisme, (le evolutionaire metafysica en epistemologie Een zeer voornaam bezwaar tegen Kribbe's redenering is dan ook dat zij een vitale taak van de politiek veronachtzaamd, namelijk de plicht zich uit te spreken niet alleen op welke wijze, maar ook op welke gronden gestalte moet worden gegeven aan de samenleving. Een politiek, die zich beperkt tot procedurekwesties, al worden die nog zo uitgebreid gespecificeerd en bewaakt, verdient die titel niet. Met een eenvoudig voorbeeld wordt het absurde van zo'n beperkte opvatting al snel duidelijk. Stel dat de politicus wordt gevraagd zijn mening te geven over de vraag of er meer vluchtelingen in Nederland moeten worden toegelaten, of over de vraag of er,nu wel of niet meer gedenivelleerd moet worden in de salarisstructuur, zou hij het zich dan kunnen permitteren te antwoorden dat hij daar wel een mening over heeft, maar dat die niet ter zake doet, aangezien deze tot
----------------------------------- 23 ----------------------------------ID EE - DECEMBER '92
zijn privé-domein behoort en hij zich alleen maar interesseert voor de vraag of een uiteindelijk antwoord op deze vragen wel of niet op de juiste democratische wijze tot stand is gekomen? (Immers wat democratisch wordt besloten is tegelijkertijd ook goed!) Natuurlijk zou een dergelijke politicus geen seconde serieus worden genomen. Het staat de politiek dus niet vrij zich te beperken tot de procedurele kant van de zaak: een democratische legitimatie is voor een politieke keuze wel een noodzakelijke, maar nimmer een voldoende voorwaarde. Uiteraard zou men tegen kunnen werpen dat de vraag die hier aan de politicus wordt gesteld de verkeerde is. De vragensteller is immers een autonoom denkend mens, die zijn eigen normen en waarden behoort te ontwikkelen aan de hand van zijn eigen, persoonlijke historiciteit. Als zodanig mag aan de mening van de politicus niet meer waarde worden gehecht dan aan die van een toevallige passant. Aan de sociale werkelijkheid, die immers sterk interactief van aard is, wordt dan wel erg geweld aangedaan. Naar onze mening wordt met dit verdonkeremanen van de normerende functie van de politiek een gevaarlijk vacuüm geschapen, waarin het 'vulgaire' pragmatisme kan opbloeien. Gelukkig blijkt uit allerlei D66-publikaties dat veel D66-ers hier tot nu toe heel anders mee omgingen dan Kribbe in haar artikel voorstelt. Ondanks de voorgaande kritiek zijn wij het met Kribbe eens dat het pragmatisme belangrijk is voor D66. Alleen dan geen pragmatisme gebaseerd op relativisme en scepticisme, maar bijvoorbeeld op de evolutionaire metafysica. Metafysica hier opgevat als 'research program' (de term is van I. Lakatos), maar tegelijkertijd ook als 'Weltanschauung'. Hoewel een metafysica zelf niet testbaar is, kan zij in de praktijk wel degelijk een reservoir zijn van testbare (deel)theorieën. Zo'n metafysica heeft meer het karakter van een verzameling 'onbewijsbare' vooronderstellingen, die ten grondslag liggen aan de wetenschap. (4) Ook geeft de evolutionaire metafysica ons de mogelijkheid achter de spiegel van het mens zijn te kijken. (5) De evolutionaire metafysica geeft een historische visie op het ontstaan van de levensvormen. Evolutionaire metafysici (Popper, Campbell, Lorenz, Wuketits, Riedl en vele anderen) laten zien dat de natuur steeds op pragmatische wijze is te werk gegaan: mutatie en selectie en het oplossen van problemen door het leren van fouten, van steeds maar weer proberen om tot de (tijdelijk) houdbare oplossing te komen, de evolutie gaat te werk volgens de rationele norm. Mutatie en selectie door de omgeving, gissing en weerlegging, regering en oppositie, meerderheid van stemmen en kritiek in de leefwereld van de mensen, dit zijn de begrippen van de evolutionaire metafysica, welke de basis vormt van de evolutionaire epistemologie, de evolutionaire kennisleer en wetenschapsfilosofie, de laatste en beste uitwerking van het falsificationisme. (6) Deze epistemologie vormt in feite een verdere uitwerking van Kants a priori-opvattingen, is niet circulair of scepticistisch, maar wel pragmatisch, want zij propageert de rationele, kritische norm en motiveert deze met haar visie op de evolutie van al het leven. Ook maakt zij duidelijk dat intersubjectiviteit niet
(4) Men zie oo~· voor deze ",eUtfysica-o/Jvauil/g li et 'v eel geciteerde boek: W.N. Walsh , Metllpl,ysics, London 1963. (.5) K. Lorel/s, Bellind tlle mirror, 1973. (6) Zie I'. MI/",z , Our ~'nowledge of tlle growtll of ~'I/olVledge, Lol/dolt 1985.
tot 'objectiviteit' in de positivistische betekenis kan leiden, daar het waarnemingsvermogen van de mens in de evolutie gevormd is. Omdat ieder exemplaar over dezelfde vorm van waarneming beschikt, kunnen wij allemaal tegelijkertijd misleid zijn door dezelfde vooroordelen (of vooronderstellingen). Toch is onze waarneming een zeer goed gecorroboreerde theorie over de wereld: wij gebruiken haar al sinds het pleistoceen en met succes, wij hoeven daarom niet scepticistisch te zijn, maar mogen het realisme aanhangen. Wat is de ideologie, die bij de evolutionaire metafysica en epistemologie past? Dat is zonder twijfel die van het progressieve liberalisme. Opmerkelijk is dan ook dat Kribbe lijkt te denken dat het liberalisme geen ideologie is (blz. 17): 'De filosofie van Rorty geeft niet alleen een rechtvaardiging voor de ideologie-neutrale identiteit van D66. Zij bevat tevens een wijsgerige onderbouwing voor de combinatie van 'liberalisme en sociale bewogenheid' (accent JKNSG), die D66 eigen is'. Het liberalisme is een ideologie, want het liberalisme kan als een historisch-evolutionaire interpretatie van de menselijke samenleving worden opgevat en historische interpretaties zijn logisch-noodzakelijk wereldbeschouwelijk-ideologisch van aard. (7)
Rationele nonn en lutlnaniteit Deze laatste formulering van Pamela Kribbe geeft het werkelijk probleem goed weer: hoe is de verhouding tussen het liberalisme (de politieke rationele norm) en de 'sociale bewogenheid' van D66? Dat is toch een problematische verhouding? Als wij 'zo maar' pragmatisch zouden zijn, dan is bijvoorbeeld flink bezuinigen bij begrotingstekorten toch heel rationeel? Maar onze rationele attitude wordt getemperd door de humanitaire. (8) Soms maken wij de humanitaire ook rationeel door bijvoorbeeld te waarschuwen voor de opstand van de massa's ten gevolge van draconische bezuinigingen, maar dat is een schijnoplossing. Stel dat de Nederlandse democratische samenleving zou besluiten om het aantal asielzoekenden sterk te beperken, bijvoorbeeld om gebeurtenissen zoals in Duitsland te voorkomen, en de meerderheid zou daarvoor zijn. Zou dit dan betekenen dat zo'n beslissing 'goed' mag worden genoemd, omdat de meerderheid er voor is? Volstrekt niet! De humanitaire norm, dat wij solidair moeten zijn met de ontheemde, staat boven onze politieke beslissingen, hoe rationeel en hoe democratisch ze ook zijn. De evolutionaire metafysica en epistemologie kunnen ons ertoe motiveren dat slechts de democratische procedure aanvaardbare besluitvorming oplevert en dat een democratische legitimatie daarom een principieel vereiste is. Om aan die besluitvorming over de problemen van onze tijd inhoud te geven heeft men echter ook andere beginselen nodig, welke samenhangen met de humaniteitsidee en daarom niet anders dan van levensbeschouwelijke aard kunnen zijn. Het staat de politiek niet vrij zich hierover in stilzwijgen te hullen. Waar komt onze humaniteitsidee vandaan? De basis ervan wordt gevormd door het ontstaan van het menselijk bewustzijn, (7) Men leze hiervoor F.R. AI/kers",il" Narral.ive logic , l/. semantic a,wlysi. of the !risl,oriltl,.'s lal/g'Ulge, Mep/Jel 1981. (8) MeI/ le;;;e voor (Ie hier bedoelfle s/}(tl/ I/il/g tussel/ rationele attill/de en lr.,mw.,lÏteitsidee oo~·: C. j. LoOI/sIm" 'Ralf Dcrl,.rel/clorf, il/: P .B. Clite"I' en C.A. val/ der /,ist, Filosofen van li et Iwdend(wgse libemlillllle, KWlll,el/. 1990, blz. J 25-140.
------------------------------------ 24 -----------------------~-------------
ID EE - DECEMBER '92 --~
I
-
--=-===----------==- -
--
,.
daar lvormd leming oor de, waar~ld: wij ,ij hoealisme
1,
episteIe libeen dat l Rorty mtrale mwing id' (ac!ologie, inter~n his~ ldbes-
rkelijk alisme d' van wij 'zo
goed uiteen te zetten via de evolutionaire metafysica: een evolutionair mensbeeld is hier noodzakelijk, daar wij zo en alleen zo het ethisch verschil tussen mens en dier kunnen aangeven. Maar dit idee wordt pas goed gemotiveerd door een bepaalde metahistorische interpretatie van onze, eigen menselijke geschiedenis: een humanitaire 'set of stories', die wij in onze pedagogiek gemotiveerd kunnen doorgeven aan het nageslacht. Als selectiecriterium voor zo'n morele 'set of stories' zouden wij een metanorm kunnen hanteren, die voor zeer lange tijd een vaste kern in ons moreel apparaat zou kunnen blijven. Zo'n vaste kern zou zo klein mogelijk moeten zijn om verstarring en conservatisme te voorkomen. Een mogelijk voorbeeld hiervan is Kants categorische imperatief en omdat wij deze aan de geschiedenis ontlenen is de keuze ervan niet circulair. Vanuit zo'n metanorm kunnen wij een wisselende groep hypothetische imperatieven ontwikkelen, waarvan de inhoud de voortgang van de democratische geschiedenis zal weerspiegelen en die gemotiveerd kan worden door de bovengenoemde
'set of stories'. Belangrijk hierbij is dat zo'n metanorm op een brede consensus in onze samenleving rust, een soort 'grootste gemene deler' daarvan vormt. Zo worden het individu waarborgen geboden over bestaans- en rechtszekerheid, welke principieel onaantastbaar zijn. Van daaruit kunnen verbanden worden gelegd naar individualisering, rechten van de mens, humane waarden, mondialisering etcetera. Inderdaad komt men zo uit op het progressieve liberalisme als ideologische basis. Tegelijkertijd geven wij dus toe dat ook onze visie wordt bepaald door ons specifieke referentiekader, dat wij dus niet tot objectieve en waardevrije kennis in staat zijn en dus veroordeeld blijven tot subjectiviteit. Toch menen wij dat we de moed moeten hebben om in deze onzekere wereld standpunten in te nemen en te verdedigen, onder verwijzing naar onze levensbeschouwelijke uitgangspunten. Als wij alleen pragmatisch-scepticistisch blijven, zal de evolutie van onze samenleving onvermijdelijk in de richting van het door Kribbe zo verfoeide vulgaire pragmatisme gaan. •
DENKEN OVER DEMOCRATIE VAN FORUM NAAR PARTNERSHIP Deze maand verschijnt in de reeks SWB-Cahiers bovenstaande publicatie van de hand van H.J. van Houten. Nieuwe participatievormen ontstaan en stellen het proces van maatschappelijke deelname zelf ter discussie. De participanten doorbreken de van boven opgelegde orde doelbewust en maken de democratische spelregels tot inzet van het spel. Zie tevens Idee, 13ejaargang, nummer 5, november 1992, pag. 10 e.v.
~zuini-
ratioSoms !eld te ~e van g. Stel ;Iuiten ~ld om !erderlissing )01' is? 10eten ingen,
; ertoe :dbare imatie rming t men net de nsbesij zich ervan stzijn, ltic
I.uil//.-
u:
rse li-
Dit SWB-Cahier kost slechts F 10,- (exclusiefverzendkostenJ en kunt u bestellen door te bellen met het Wetenschappelijk Bureau van D66, telefoon 070-3858303 (ma-do, 09.00-17.00 uur).
Of stuur een kaartje: Bezuidenhoutseweg 195, 2594 AJ Den Haag.
r------------------------------------------, IK GEEF IDEE CADEAU
Geef Idee l{ado
Mijn llaaJu: ................................................................ . Adres: .............•.....•..............•....................................
Een goed idee: geef Idee kado. Bij een verjaardag of andere passende gelegenheid. Een origineel kado, waarmee u beslist succes boekt. Eu en passent het Weteuschappelijk Bureau van D66 steunt. Eeu jaarabonuement op Idee kost slechts f 66,-. Het eerste jaar betaalt u. Daarna gaat het abOlmement automatisch over op de beguustigste.
Postcode en plaats: ..................................................... . Telefoon: .................................................................. . HaJldtekening:
DE NIEUW'E ABONNEE IS Naml1: ....................................................................... .
Adl'es: ........................................................................
Bel voor infomwtie tijdens kantooruren: Wetenschappelijk Bureau D66 Telefoon 070-3858303. Of vul gewoon de bon in en stuur 'm op.
I
Postcode en plaats: ..................................................... . Telefoon: .................................................................. . • Stuur deze bon (of een kopie ervan) compleet en in blokletters ingevuld iJl een gefrmtkeerde envelop aan:
IDEE abollnementerr.administratie BezlliderrJwutseweg 195 Al Den Haag L2594 _________________________________________ _
-------------------------------------- 25 -------------------------------------IDEE - DECEMBER '92
DEBAT
Het ideologische nulpunt Door Allan Var k ev i sse r
A
nd she bied to fancy what the flame of a candle is like after it is blown out, for she could not remember ever having seen such a thing. " Alice's adventures in Wonderland, Lewis Caroll
voor het nemen van zijn gedachtengoed tot uitgangspunt voor politieke programma's, want dat geeft Kribbe zelf al aan. Wat zij niet aangeeft, is wat zij onder een ideologie verstaat. Lezend in haar artikel doemen wel de omtrekken op van een ideologie-begrip als een dogmatisch wereldbeeld, allesomvattend, verstikkend, en bedreigend voor een pluralistische maatschappij . Door ideologie op deze wijze impliciet te definiëren maakt Kribbe zich in mijn ogen schuldig aan retoriek in de slechte zin van het woord. Op het ideologiebegrip zelf kom ik straks nog terug. Ook Rorty ontsnapt kennelijk niet aan uitspraken over de aard van het menselijke op het moment dat gesteld wordt dat "deze naïeve spiegel opvatting (. .. ) geen recht (doet) aan de wijze waarop de mens functioneert". Waarop baseert Rorty deze antropologische waarheid, vraag ik me af? Verderop in het artikel zou Rorty zich willen beroepen op de eerder door hem gedeconstrueerde 'redelijkheid' van mensen. Hij postuleert opeens het ideologicum van een machtsvrije (!) discussie om zich te redden uit het zelf geschapen dilemma van de democratie enerzijds als instrument van maatschappelijke sturing en anderzijds als chaotische arena van pluriforme rationaliteiten en strijdende belangen. Iemand als de politicoloog/filosoof Van Gunsteren houdt wel duidelijk vast aan dit dilemma en stelt het onomwonden aan de orde: "Why be rational?" Deze vraag is des te klemmender nu in het veld van winnende post-moderne overtuiging ook de notie van rationaliteit als contingent, als historisch toevallig en variabel, is ontmaskerd. De wedervraag wordt nu 'Waarom zou ik jouw notie van rationaliteit omhelzen?" (Van Gunsteren, De staat van de burger, blz. 50) Verloochent Rorty niet het eigen post-modernisme als hij rationaliteit toch vóóronderstelt?
Een reactie op P amela I(rib be . Haar p leidooi voor beginselloosheid wordt aangevochten. Ideologie blijkt een verstrekkender begrip dan wel wordt verondersteld. --
"Als er dan al filosofie moet wezen, dat wil zeggen als het de menselijke geest inderdaad vergund mag zijn om zijn hoogste, edelste krachten te richten op wat verreweg het belangrijkste van alle vraagstukken is, dan kan dit alleen met succes geschieden wanneer de filosofie onttrokken blijft aan alle invloed van staatswege. De staat doet al een heel ding voor de filosofie en bewijst haar zijn humaniteit en zijn edelmoedigheid al voldoende als hij haar niet vervolgt, maar haar laat begaan en haar bestaansrecht gunt als de vrije kunst die ze is - een kunst overigens die haar eigen beloning moet wezen. Daar staat tegenover dat de staat zich van hoge uitgaven voor professoraten ontheven kan achten, omdat de lieden die van de filosofie willen leven maar hoogst zelden dezelfden zullen zijn als die werkelijk voor haar leven, en soms wel identiek zijn met diegenen die in het geniep tegen haar intrigeren." Arthur Schopenhauer, Parerga und Paralipomena. Erster Band, Univ. Phil. (V, 192)
.
Na de discussie over het werk van Karl Popper, dat volgens sommigen (Abbes, Idee66, nr 6, 1990) en Idee, nr 2, 1992) als uitgangspunt voor de ideologie van D66 zou kunnen fungeren, dient de volgende filosofische onderbouwing voor de zogenaamde nonideologie van D66 zich alweer aan, nu in de gedaante van de post-moderne Amerikaanse filosoof Richard Rorty. Pamela Kribbe (Idee, nummer 3, 1992) ziet in hem een aan D66 verwante pragmatisch-democraat, wiens filosofische werk een fundering zou inhouden voor de beginselloosheid, zoals die binnen D66 moet worden beleden. Hoewel Kribbe een uitgebreide en heldere uiteenzetting geeft, lijkt deze me toch niet altijd even consistent. Bovendien heb ik een heel andere opvatting van het ideologische nulpunt á la Rorty, voor mij is het niet de flonkerende briljant van gereflecteerd pragmatisme maar eerder een zwarte onheilsdiamant.
Er was er eens een begillseUoos .. . Om te beginnen is natuurlijk de beginselloosheid als beginsel met zichzelf in tegenspraak, maar dat is natuurlijk flauw om op te merken. Even flauw als mijn kritiek dat Rorty zelf niets voelt Al/c/.tt VlIr/.-evisser is socioloog ell. beleiclsm.edewerker bij de Sticll /illg lVeleusclwPl'elijk Burenu D66
.
Een andere kritiek betreft de bevrijdende werking, die uit zou moeten gaan van de aanvaarding van het waarheidsrelativisme. De constatering dat de waarheid niet bestaat, levert op zich nog geen vrijheid op. Het is hoogstens een soort van abstracte vrijhe\d, de studeerkamervrijheid van de professor in de filosofie achter zijn bureau, maar geen concrete vrijheid voor het handelen van mensen in de praktijk. In de maatschappij vindt dagelijks de strijd plaats om en over het 'ware', 'goede' en 'schone'. Deze waarden vormen mede de inzet van een wijdvertakte belangenstrijd. Waar het dus eerder om gaat dan het opgeven van de absolute waarheid, is het erkennen, herkennen en zichtbaar maken van de strategieën waarmee 'waarheid', 'goedheid' en 'schoonheid' door groepen en individuen in het sociale leven worden geclaimd, toegeëigend en ingebracht. Na het doorbreken van de schijn van vanzelfsprekendheid en
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 26 ----------------------------------IDEE - DECEMBER '92
•
..
tengoed rogramal aan. lder een . artikel 'an een 3ch we.ikkend, istische eze wijKribbe oriekin het idede aard lt "deze e waartropolokeI zou ieconsthet ide[den illt us instchaoti! belanNel duiaan de ~r nu in Ie notie n variazou ik "en, De lt eigen
illt zou ;ivisme. :ich nog ~te vlijfilosofie hande-
en over lede de I eerder ; erkenaarmee ividuen lbracht. eid en
Over ideologie ges/Jro/ren; de glazen toren , Hel nieuwe Tweede KamergebOluv . feitelijkheid, zou jillst moeten worden doorgedrongen tot de 'montageruimtes' waar de produktie van 'juist', 'mooi' en 'goed' plaatsheeft. Politieke partijen pelen daarbij een belangrijke rol. Zowel als 'aanspraakmakers' op waarheid als 'onthulIers' van de geproduceerde waarheid van anderen. In deze beschouwing zijn ideologieën bij uitstek geschikte 'ateliers' voor het maken van nieuwe, nuttige ficties en zolang deze democratisch gelegitimeerd zijn, is daar dan iets op tegen? De politiek heeft mijns inziens evenwel niet slechts de functie om mensen te bevrijden van beklemmende ideologieën, die door hun gewicht de menselijkheid illt een maatschappelijk sy teem kunnen wegdrukken. In het politieke proces gaat het er juist ook om dat mensen zich engageren, zich binden aan een bepaalde opvatting en die gezamenlijk dragen met als doel om die gedachte te confronteren met de immer weerbarstige praktijk. Alleen door middel van de kunst kunnen mensen zich bevrijden, daarom schaart Schopenhauer ook de filosofie onder de kun ten. Voorts is de democratische attitude die Kribbe beschrijft, niet louter exemplarisch voor de leden en aanhangers van D66. In een democratisch systeem als het Nederlandse is deze houding algemeen geworden voor (bijna) alle deelnemers aan het politieke proces. Of zoals Lukardie en Voerman beweren in het artikel
'Worstelen met ideologie': "De fundamentele waarden van het liberalisme -individuele vrijheid en verdraagzaamheid, parlementaire democratie, mededinging op de markt, scheiding tussen kerk en staat- worden door de democraten zonder veel voorbehoud omhelsd. Daarmee onderscheiden ze zich echter weinig van andere partijen in Nederland: niet alleen de VVD, maar in toenemende mate ook de PvdA en, malgré lui, het CDA accepteren die waarden ook." (Worstelen met ideologie, Idee, nummer 6, 1991, blz. 25) Met andere woorden op de basis van de beginselloosheid van Rorty kun je geen fundeling voor een politieke partij leggen, daar heb je een programma voor nodig èn zoiets als ideologie. Philip Idenburg benoemde tijdens het jubileumsymposium van D66 vorig jaar in de Grote Kerk te Den Haag, pregnant en krachtig de functie van de politiek en de politieke partij. "De politieke functie bestaat uit de herformulering van de maatschappelijke problematiek, het levend houden van het toekomstperspectief, en het telkens weer ontwerpen en verantwoorden van de volgende stappen op weg naar een houdbare samenleving." (De toekomst van de politieke partijen, Idee, nummer 5, 1991, blz. 18) D66 dient deze taak te vervullen, wil zij meer zijn dan het ontstekingsmechanisme voor een ontploffing van de status quo van de politiek of, erger, een opportunistische partij die zich
------------------------------------27-----------------------------------I DEE - DECEMBER '92
Î relevant is, lijkt me die van Stuart Hall. Hall blijft dicht bij Althusser maar is Hall creëert een minder absoluut over het overheersingsaspeet van het ideologische. Volgens Hall creëert een ideologie de mogelijkheid voor Ideologie van de ideologie voor individuen om individuen om zichzelf en hun belangen te 'articuleren'. Articuleren moet men Ideologieën zijn smeltkroezen. Ideologiezichzelf en hun belangen hier op twee manieren opvatten. Ten eerën geven nog steeds zin en betekenis aan ste als de mogelijkheid om het belang ervaringen van mensen. Of zoals Anton te 'articuleren'. überhaupt te (kunnen) formuleren, uit te Zijderveld zegt: "De ideologieën vervagen, spreken, in taal te kunnen gieten, bijna letterlijk 'articuleren' maar zijn daarmee nog niet verdwenen. Zij bestaan als culturen. dus. Ten tweede betekent articuleren ook verbinden: het verbinIk noem het bestaan van deze cultuur in de zuil de substantiële rationaliteit. Die bestaat als 'vage' conditie van het bestaan. Men den van de delen tot een zinvol geheel. Ideologie heeft dus ook bij kan niet zonder; zij verschaft een impliciete zin aan het leven." Hall een belangrijke ontologische en epistemologische functie. Hetgeen wil zeggen dat een ideologie constituerend is voor de ('De zuilen staan er nog', Idee, nummer 2, 1992). Deze opmerking van Zijderveld lijkt mij een goede ingang te biemens als subject. Een ideologie verschaft bovendien een ordening en betekenis aan de omgeving, zij reguleert de processen den tot een beschouwing van het ideologiebegrip. Ideologie is een nogal vaag begrip en als fenomeen moeilijk af te grenzen van van betekenisgeving en houdt op basis van het voorgaande uitingen als doelstellingen of waardeoordelen. Dat wordt betevens een legitimering in voor de maatschappelijke posities en aamd door de socioloog J. Goudsblom en hij probeert met behulp praktijken van individuen. Zo gesteld zijn ideologieën onontkoombaar en is het een illusie van enkele criteria te voorkomen dat verschijnselen als ideoloom te denken dat je zonder een ideologie kunt leven of je positiogisch bestempeld worden, terwijl het eigenlijk gaat om doelstellingen of waardeoordelen. Hij noemt twee kenmerken van een neren. Het ideologiebegrip behoudt overigens wel haar kritische ideologie; een sociaal kenmerk en een formeel inhoudelijk kenbetekenis, want de nadruk op de vertekening blijft, maar deze merk. Een ideologie is dan een systeem van opvattingen dat kan niet meer alléén maar negatief worden gekarakteriseerd. Zo dient ter rechtvaardiging van groeperingen. Het formeel inhougesteld zijn ideologieën noodzakelijk voor een politieke partij, als delijke kenmerk is dat in een ideologie oordelen over zijn en zij haar functies zoals benoemd door Idenburg, wil vervullen. welzijn met elkaar worden vermengd. Dit is in feite de meest alHet is als met de kaarsvlam van Alice, een politieke partij zongemene definitie van een ideologie. der ideologie is gewoonweg ondenkbaar. De term ideologie zelf stamt uit het einde van de 18e eeuw en is uitgevonden door de filosoof Destutt de Tracy. Deze wilde de Liberaalromanticisme wordingsgeschiedenis van ideeën nagaan en herleidde kennistheoretisch het gehele denken tot fysieke gewaarwordingen van Zoveel problemen in één artikel; het moet een heel grote wens de zenuwen. Napoleon was uiteindelijk degene die de term ideozijn geweest, die het vaderschap van dit gedachtengoed deed oplogie de huidige negatieve betekenis gaf. Hij maakte Destutt en eisen. Achter de opvatting van Kribbe lijkt me dan ook een wijd de zijnen uit voor ideologen, abstracte denkers die een verbreid liberaal romanticisme schuil te gaan. Het gaat steeds om de allerindividueelste ervaring van de allerindividueelste praktische politiek in de weg stonden. Enkele decennia later werd het ideologiebegrip opnieuw ingeburger: het wegvallen van de absolute waarheid heeft de Burger bracht, nu door Marx. Bij Marx staat het begrip voor een stelsel tot een god in het diepst van zijn gedachten gemaakt. Het lot van ideeën van een persoon of een groepering, dat schijnbaar van de mensheid is de wetenschap en de ideologie uit handen gezelfstandig bestaat maar in feite een afgeleide is van de nomen en toevertrouwd aan .. . Ja, aan wat eigenlijk? Aan de geïndividualiseerde burger? Of het verburgerlijkte individu? Of maatschappelijke- en in het bijzonder de produktie-verhoudingen. Ideologie maakt deel uit van de bovenbouw en wordt, evende zelfstandige, autonome mens? Het valt mij op dat de analyses en waarderingen van liberalen als alle andere culturele fenomenen, in laatste instantie altijd van het individualiseringsproces en het burgerschap steeds weer door de onderbouw bepaald. Kenmerkend is hier de vertekening, beginnen bij het eindpunt, namelijk bij de geïndividualiseerde, een eigenschap van alle ideologie. Een uitwerking en nuancering van het ideologiebegrip van oordeelskundige en zelfstandige, onafhankelijke burger. Maar Marx, is te vinden bij de fransman Althusser. Hij beschouwde bestaat deze wel? Kan men dan zomaar voorbij gaan aan de ideologie als een noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan van vraag wat het individu vormt tot wat het is? de personen als subjecten. Het individu wordt door de ideologie Wederom Van Gunsteren in 'De staat van de burger' (blz. 53): aangesproken, geroepen tot het zijn van zelfstandig subject en in "De moderne samenleving is geen 'eivil society' van autonome indezelfde beweging onderwerpt het subject zich daarmee aan dividuen. Grote organisaties en opeenhopingen van individuen diezelfde ideologie. Althusser nuanceert daarmee de mechanismaken daar grotendeels de. dienst uit. Individuen, ook die aan de tische werking van het marxistische onderbouw-bovenbouwmotop, zijn daar doorgaans geen helden, maar goed gedisciplineerdel en wijst ideologieën aan als één van de belangrijke factoren de managers en via therapie volwassen gemaakte individuen, die zich laten leiden door de welbegrepen verstrengeling van bij de 'reproduktie van de produktieverhoudingen in het bewustzijn'. Ideologie heeft volgens Althusser bovendien een materieel eigen belang en dat van de organisatie of afdeling waar zij werbestaan, namelijk als levenswijze van mensen. ken. In plaats van vriendschappen hebben zij netwerken van reDe ideologieopvatting die in het kader van dit artikel het meest laties." In dit citaat komt een heel ander image van individuen slechts gestuwd weet door de instabiele drijfkracht van een contingent zwevende kiezers.
--------------------------------------28--------------------------------------
IDEE- DECEMBER '92
T ..
(
naar voren dan het liberale, pragmatisch reflecterende, zelfstandige, redelijke individu van Kribbe. Een zelfde kritische opstelling is te vinden in het artikel van Christiaan de Vries over systeemwerkingen (Idee, nummer 3, 1992): "En wat blijft er dan over van de in deze tijd zo veel geroemde individualiteit? Moet de ruimte die er is voor uitingen van individualiteit niet veeleer worden gezocht in de kieren die zich bevinden tussen de systemen? Individualiteit staat al nooit op zich maar nu schijnt deze te verwijzen naar de speelruimte die de systemen ons laten." Mijn oordeel is dan ook dat een politieke partij niet zonder ideologie kan: de interpretatie van de gebeurtenissen om je heen èn van de eigen ervaring, kunnen slechts op een hoger abstractie niveau worden gebracht door middel van gemeenschappelijk gedeelde interpretatiekaders. Die kunnen niet bij elke communicatie (opnieuw) worden uitgevonden, al kunnen (en moeten) zij altijd ter discussie worden gesteld. In D66 kringen verwijst 'ideologie' vaak naar dogmatische belangenverdediging uit de tijd van de gestaalde communistische kaders. Dat is een karikatuur waar de redelijke democraat terecht zijn vingers niet aan wil branden. Toch zal hij soms wel moeten, om de doodeenvoudige reden dat men zal moeten kiezen. De Swaan formuleert het als volgt: "Er is een beginsel vereist om te kunnen kiezen welke belangen moeten overwegen. D66 is te koket in de rol van een partij zonder veel program maar vooral met een persoon. Achter dat pragmatisme gaan principes schuil. Misschien is nu de tijd aangebroken voor een beginselverklaring van de sociaal-liberale staatspartij." (De macht van het midden en de onmacht van de staat", Idee, nummer 5, 1991, blz. 9) Het moge duidelijk zijn, ik geloof niet dat een ideologische nulpunt D66 als politieke partij kan legitimeren, noch dat het de partij verder helpt in het construeren van een deugdelijk program. De opmerking van de PvdA-er Oele, dat de filosofie van Rorty "best de basis van D66 zou kunnen zijn", moet veeleer gezien worden als een intrige van Oele dan als een waarachtige aanmoediging. Hoezeer D66-ers ideologieën ook verfoeien en zich voor laten staan op een zakelijke en pragmatische aanpak, ook zij beroepen zich in hun analyses en redevoeringen op wereldbeschouwingen, maatschappij- en mensvisies, die liggen ingebed in ideologische culturen. Zij doen dat echter meer eclectisch en minder uitgesproken dan anderen. Maar maakt hen dat minder ideologisch? Ik denk van niet. +
Literatmu·
L. Althusser, Ideologie en ideologiese staatsapparaten, in: 'Ter elfder Ure 24', SUN, Nijmegen. J. Goudsblom, Ideologieën en collectiviteiten, in: 'Taal en sociale werkelijkheid', Meulenhoff Amsterdam 1988. Stuart Hall, De herontdekking van de ideologie, in: 'Het minimale zelf, SUA, Amsterdam 1991. J.B.D. Sirnorris e.a., 'De staat van de burger', Boom, Meppel1992.
------------------------------------29-------------------------------------
IDEE- DECEMBER '92
SIGNALEMENTEN
Het verheffende geluid van John Berger Hoe moeilijk het is om j e stem te verheffen zonder over te gaan tot onzinnig geschreeuw of irreleval/.t gebuzel blijla keer op keer. Vergelijk de huidige discussie over de illegalen en het afgelopen debat over de WAO. Er zijn slechts elllwlell die de kUl/st VUn het stell/.Verheffel/ beheersen. Een heel bekende is Wim de Bie, die zich tegenwoordig wekelijks kwacul mag maken op de politici. Zijn ogen SIJ/Lwell daarbij 'V/UI.r, het gezicht loopt rood alln IIwctr de kritiek is vlijmscherlJ en boet door zijn stemverheffillg /liet aan kracht il/..
Onder de titel 'Stemverheffing' is nu een boekje verschenen, waarin een aantal opstellen staan c:lie John Berger heeft geschreven naar aanleic:ling van de jongste omwentelingen in de carrousel van de geschiedenis. De korte beschouwingen, steeds geïllustreerd met een veelzeggende foto, zijn eerder verschenen in de Groene Amsterdammer en De Volkskrant en beslaan de periode van maart 1990 tot januari 1992. Berger, vooral bekend geworden door zijn roman-trilogie over het Franse boerenleven, bespreekt met een ongekende pregnantie de gebeurtenissen van deze tijd: de val van de Muur, de putsch in de Sovjet Unie, de Golfoorlog. Zijn oordeel is daarbij niet hoopgevend. De marxist Berger laat zien hoe naar zijn mening de wereld steeds meer afglijdt in de richting van een één-c:limensionaal kapitalisme, waarin het geestelijke (de verbeelc:ling!) volledig verdrongen wordt door de materiële behoeften. Het opkomende nationalisme ziet hij als een protest tegen de anonimiteit van het materialistische stelsel. "Nationalisme hecht in de grond grote waarden aan namen: aan de minst materiële, origineelste menselijke vinc:ling." Uitspraken als deze zijn veelvuldig terug te vinden in de bundel. Over tot dogma's verheven generalisaties schrijft hij: 'De levende werkelijkheid werd overschaduwd door de schriftuur van de wetten, en als dat gebeurt, heerst het kwaad." Eén van de grootste dragers van het kwaad wordt door Berger gelokaliseerd in de media, het diabolische vennootschap van consumptie en communicatie. Alles staat in dienst van de verkoop en de gunst van het publiek, hoe meer kijkers (of lezers), des te meer advertentieruimte
kan er worden verkocht. De mec:lia storten bovenc:lien dagelijks achteloos grote hoeveelheden slecht nieuws uit over hetpubliek. Bij het publiek leidt c:lit meer en meer tot een gevoel van machteloosheid en, zo stelt Berger, "Op den duur is er voor hen geen slechter nieuws dan c:lit gevoel van machteloosheid." In het laatste opstel over mededogen en de Griekse tragedies maakt hij een belangrijk onderscheid in betekenis, ook al doet hij dat niet met zoveel woorden, tussen tragiek en verlies. In het tragische van de wereld gaat wel iets verloren, maar er wordt geen oplossing voor gezocht; er wordt enkel naar een uitdrukking van het verlies gezocht en men roept op tot mededogen. Maar in de wereld van de kosten en de baten, leidt een verlies tot wrok, tot het gevoel van een mislukking, tot slecht nieuws. Waar het Berger om gaat is dat het gevoel voor het tragische weer terugkomt, "het gevoel voor waarheden waar geen directe oplossing voor bestaat. (... ) Alleen van daaruit is een realistische politiek mogelijk." (blz. 74). Met deze kernachtige uitspraak beëinc:ligt Berger zijn 'stemverheffing'. Het is een prachtig en gevoelig pleidooi, waarvoor eigenlijk niemand doof mag blijven. (A.v.)
'Stemverheffing', John Berger, Uitgeverij de Bezige Bij, Amsterdam, 1992
•
•
Signalementen • Cahier nr. 95 van het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft tot onderwerp de uittreding van ouderen uit het arbeidsproces en hun gebruik van de sociale zekerheid. Het gaat in op de oorzaken van de daling van de arbeidsparticipatie, de toegenomen uitkeringsafhankelijkheid onder ouderen, verwachtingen voor de toekomst en op de mogelijkheden om ongewenste ontwikkelingen om te buigen. Een verkenning van mogelijkheden om de arbeidsparticipatie van ouderen te vergroten neemt hierbij een belangrijke plaats in,
Maatschappij van c:lit jaar wordt een poging gedaan greep te krijgen op de onoverzichtelijke wereld van de onbedoelde effecten van sociaal beleid. De redactie is de mening toegedaan dat systematische bestudering daarvan de moeite is en richting kan geven aan het het ontwikkelen van een realistischer sociaal beeld. Uitgegaan is van het DOS (De Ongekende Samenleving)-concept van Van Gunsteren, c:lie hierover in de vorige editie van Beleid en Maatschappij schreef. In dit themanummer staan onder meer bijdragen van Engbersen en Van der Veen c:lie een overzicht geven van benaderingen en mechanismen van onbedoelde effecten. De andere artikelen sluiten daar (deels) op aan, waarbij sommige van de beschreven mechanismen worden geamendeerd en uitgewerkt. 'Fatale remedies. De onbedoelde effecten van sociaal beleid' red. G. Engbersen en R. van der Veen in: Beleid en Maatschappij, 1ge jrg., nummer 5, 1992. • Het Centraal Planbureau heeft een scenariostuc:lie van de Nederlandse economie uitgebracht, getiteld 'Nederland in drievoud'. Het Global Shift scenario kan voor Nederland worden gekenschetst als het scenario van de gemiste kansen. Nederland slaagt er niet in op korte termijn een effectief antwoord te geven op internationale en nationale uitdagingen. Balanced Growth is de tegenhanger van Global Shift en in c:lit scenario wordt wèl geslaagd geparticipeerd in de dynamische technologische ontwikkeling, de competitieve marktstructuren en de snel voortgaande internationalisatie. In de European Renaissance tenslotte wordt een eigen Europese weg geschilderd in een internationale situatie waarin een verdere terugval van de Verenigde Staten optreedt. De drie scenario's beogen zowel kwalitatief als kwantitatief gelijkwaardige, plausibele toekomstbeelden te schetsen. 'Nederland in drievoud. Een scenariostudie van de Nederlandse economie', Centraal Planbureau, Rijswijk 1992.
'Ouderen tussen bijstand en pensioen', Cahier nr.95, Sociaal en Cultureel Planbureau, Rijswijk oktober 1992. •
In het 5e nummer van Beleid en
-------------------------------------- 30 -------------------------------------ID EE - DEC E MBER '92
Ideeën, de brochurereeks
een pode onledoelde factie is latische ~ is en ttwikkeI beeld. ngekenn Gun~ editie reef. In leer bijlr Veen eringen ·ffecten. (deels) beschmdeerd
De SWB heeft een aantal mensen gevraagd hun deskundigheid in te zetten ten behoeve van een brochure. Het is een interessante èn fraaie tekstenbundel geworden en om over de fotografie nog maar te zwijgen ... De verschillende kanten van het vraagtuk worden belicht en met name wordt aandacht geschonken aan de vraag hóe bereikt kan worden, wat bereikt moet worden. Auteurs zijn Jan Paul van Soest, Ad van den Biggel aar, Carl Koopmans, MaIjan Peeters, Dick TommeI en Allan Varkevisser.
lffecten 'sen en tschap-
De brochure kost f 19,50 ex verzendkosten, maar voor degenen die zich opgeven voor de conferentie is zij in de prijs inbegrepen.
I
DlIIlrzwne 01ltwikkelillg
R eferenda ell politiek heeft :landse Ierland ;enario schetst :ansen. te terven op ringen. er van 'dt wèl mische mpetivoorturopet eigen interere tetreedt. valita, pI auJ
BinnenkOlt zal in de reeks Ideeën een brochure ver chijnen over referenda en politiek (werktitel). Vanuit ver chillende invalshoeken wordt de referendaproblamatiek behandeld. Ge chreven wordt over de mogelijkheden van vergroting van participatie en initiatieven van burgers in de lokale politiek, de ver chillende vormen van politieke participatie en maatschappelijke veranderingen die daarop van toepa ing zijn. In een interview wordt ingegaan op burger chap en liberali me in relatie tot het referendum. Bijdragen komen onder meer van Pieter Fokkink en Theo Hooghiemstra, H.J. van Houten, Nicky van 't Riet, Ido de Haan. Siep Stuurman wordt over dit onderwerp geïnterviewd. De brochure kost ten.
;ostu. Cen-
f 19,50 ex verzendkos-
WB Cahier Denken over democratie - van forum naar partnership door H.J. van Houten Nieuwe partcipatievormen ontstaan en stellen het proce van maatschappelijke deelname zelf ter discussie. De partici-
panten doorbreken de van boven opgelegde orde doelbewust en maken de democratische spelregels tot inzet van het spel. Dit cahier kost f 10,- ex verzendkosten. Bestellen door te bellen: 070-3858303 of door te schrijven naar het bekende adres: SWB, Bezuidenhoutseweg 195, 2594 AJ Den Haag.
Idee in opmars Het tijdschrift Idee is in de 13 jaar dat het verschijnt nog nooit zo groot geweest. We doelen niet op het formaat, maar op het aantal abonnee's en per nummer verkochte exemplaren. Het abonneebestand omvat in· middels zo'n 900 adressen. Sinds de 'face-lift' van Idee, die gerealiseerd werd met ingang van de 12e jaargang, impliceert een en ander een groei van het aantal abonnementen met 28,5%. Daarmee heeft Idee relatief een zeer hoog bereik - afgezet tegen het aantal leden van D66 en vergeleken met de tijdschriften van wetenschappelijke bureau's van de andere politieke partijen.
Oók ep" bijzo"der cadeau Deze positieve cijfers vormen voor alle betrokkenen een extra stimulans om het blad, aan de vooravond van de 14e jaargang, ook in 1993 weer tot iets bijzonders te maken . Doet u mee? U kunt Idee en het Wetenschappelijk Bureau van D66 extra steunen, door een of meerdere abonnmee's voor Idee te werven - danwel uw relaties een abonnement cadeau te doen. Een origineel geschenk, dat beslist op prijs zal worden gesteld. Graag nodigen we u uit gebruik te maken van de daartoe afgedrukte coupon op pagina 25, danwel die op pagina 32. Wilt u Idee niet verknippen ('t is voorstelbaar !), kopieer dan de coupon en vul de kopie in. Tenslotte verzoeken we u om uw abonnementsgeld, waarvoor u jaarlijks een acceptgirokaart ontvangt, steeds direct te voldoen. Op die manier blijft het Wetenschappelijk Bureau in staat om Idee op deze manier en in deze vorm uit te geven - en blijft u verzekerd van Idee!
----------------------------------- 31 ----------------------------------ID EE - DECEMBER '92
Fractiespecialisten worden generalisten
Politiek is natuurlijk méér dan specialistische verhalen. Politiek is ook: achtergronden verklaard. Politiek is: inhoudelijke uitdieping van actuele onderwerpen. Politiek is ook: op zoek naar verschillende visies, in interviews met prominenten van divers pluimage. En óók: signalering van recente uitgaven, boeken, tijdschriften en publicaties. En politiek is: opinie -liefst niet beïnvloed door het strategisch steekspel in Den Haag. Daarom is er Idee: een spraakmakend opinieblad van het Wetenschappelijk Bureau van D66. Met volop aandacht voor actuele en minder actuele kwesties in de (inter)nationale politiek. Onmisbaar voor gemeenteraads- en statenleden. En voor iedereen die graag 'behind the headlines' duikt. Want in Idee gáát het ergens over. ~-------------------------------------------,
Ja, Idee spreekt mij aan.
• JaarabonnJement (6 nrs.) f 66,-
Ik wil graag een 0 jaarabonnement 0 proefnwnnler
• Proefnummer f15,• Bon uitknippen en insturen
NAAM: ................................................. .
ADRES:
............................................ .
POSTCODE: ......................................... . PLAATS: ..................•............................
Idee.
TEL.: .........•.•..•..........•......•.......... •........
Voor wie 't breed wil hebben.
I
Bon invullen, uitknippen en opsturen: SWB, Bezuidenhoutseweg 195, 2594 AJ DEN HAAG.
~-------------------------------------------
32 _______________________________ ID EE - DECEMBER '92