Overzicht kortdurende zorg met verblijf 23 december 2014
Hierbij vindt u een overzicht van de verschillende vormen van kortdurende zorg met verblijf. Wij hebben voor u de definities en situaties vóór en ná 1 januari 2015 op een rij gezet. Bij vragen kunt u contact opnemen met de Helpdesk Zorgaanbieders: Tel: 030 273 99 00 E-mail:
[email protected] Website: www.hervorminglangdurigezorg.nl/helpdesk
1
Factsheet
2
Kortdurende zorg met verblijf vóór 2015 (AWBZ) Situatie voor 1-1-2015 Omschrijving
Sector Aanspraak
Kortdurende zorg met verblijf vóór 2015 (AWBZ) Er zijn verschillende vormen van kortdurende zorg met verblijf. - Kortdurend verblijf (of logeren) is het tijdelijk en kort elders laten verblijven van cliënten met een AWBZ-aanspraak, met als doel de mantelzorg respijtzorg te bieden. - Cliënten waar een opname in het ziekenhuis medisch gezien niet noodzakelijk is en geen structurele behoefte is aan verblijf. Terugkeer naar huis en herstel op (korte) termijn zorginhoudelijk is mogelijk (uitgaande van max 2 maanden). - Thuiswonenden verzekerden die hun pgb deels inzetten om kortdurend, bijvoorbeeld enkele weekenden per maand en/of enkele weken per jaar, zorg met verblijf buitenshuis in te kopen. Alle grondslagen VV, GHZ, GGZ In de AWBZ krijgt kortdurende zorg met verblijf vorm op verschillende manieren, namelijk via de aanspraak kortdurend verblijf en de aanspraak verblijf: De aanspraak kortdurend verblijf (artikel 9a Bza) betreft zorg gedurende maximaal drie etmalen per week als het overnemen van het permanent toezicht ter ontlasting van de mantelzorg noodzakelijk is. Deze aanspraak bestaat sinds 2011 en is sindsdien bedoeld in aanvulling op zorg in de thuissituatie voor verzekerden die zorg en permanent toezicht nodig hebben.1 De omgeving van de verzekerde (bijvoorbeeld ouders of levenspartner) kan met deze aanspraak in de AWBZ tijdelijk het permanent toezicht uit handen geven. Een voorbeeld hiervan is het twee keer per maand een weekend logeren van een kind met een ernstig verstandelijke beperking in een logeerhuis. In het indicatiebesluit is deze zorg opgenomen in functies en klassen. De omvang van de functie kortdurend verblijf wordt uitgedrukt in één, twee of drie etmalen per week. De aanspraak verblijf (artikel 9 Bza) wordt ook gebruikt voor kortdurende zorg met verblijf: 1. Als verblijf noodzakelijk is gedurende meer dan drie etmalen per week. Een voorbeeld hiervan is het herstellen in een instelling gedurende enkele weken na een ziekenhuisopname. Hiervoor wordt de zzp-systematiek gebruikt. In het indicatiebesluit is deze zorg dan opgenomen in de vorm van een zorgzwaartepakket, met een korte geldigheidsduur. 2. Door thuiswonende verzekerden met een zzp-indicatie in de vorm van een persoonsgebonden budget, die hun verblijfsindicatie en daaruit voortvloeiende pgb voor zorg thuis gebruiken. Zij kunnen hun pgb deels ook inzetten om kortdurend, bijvoorbeeld enkele weekenden per maand en/of enkele weken per jaar, zorg met verblijf buitenshuis in te kopen.
Op dit moment zijn er ook nog verzekerden met een geldige indicatie van voor 2011 met de voorloper van de aanspraak kortdurend verblijf (‘tijdelijk verblijf’). Bij tijdelijk verblijf was een lichter indicatieregime van toepassing dan bij kortdurend verblijf vanaf 2011. Bij kortdurend verblijf vanaf 2011 is er een behoefte aan permanent toezicht. 1
3
Aanvraag Bekostiging
CIZ of bureau Jeugdzorg Prestatie ‘Kortdurend verblijf’ (sinds 2011, daarvoor prestatie ‘tijdelijk verblijf’) en de ZZP systematiek. Kortdurend Verblijf bestaat uit losstaande functies en klassen en een verblijfscomponent 2. Veel cliënten maken gebruik van een pgb om logeeropvang zelf in te kopen.
Deze component omvat onder meer de huishoudelijke verzorging, het keukenpersoneel, de facilitaire dienst, de dagelijkse welzijnsactiviteiten en de voeding- en hotelmatige kosten. Deze component kan alleen worden afgesproken voor de niet-geïndiceerde partner en kortdurend verblijf (beleidsregel NZa CA-300-579). 2
4
Subsidieregeling Eerstelijns verblijf 2015 (Wlz) Situatie na 1-1-2015 Omschrijving Sector Aanspraak
Subsidieregeling Eerstelijns verblijf 2015 (Wlz) Mensen met tijdelijke behoefte aan medisch noodzakelijk verblijf. Alleen cliënten zonder een Wlz-indicatie komen in aanmerking voor deze subsidie. De subsidie vervalt in 2016 omdat deze zorg vanaf dat moment wordt bekostigd uit de Zvw. Niet van toepassing Verblijf in verband met ‘zorg zoals huisartsen die plegen te bieden’ – het zogenoemde eerstelijns verblijf - is onder het huidige Besluit zorgverzekering mogelijk. Omdat er in 2015 nog geen bekostigingstitel hiervoor bestaat in de Zvw wordt deze zorg in 2015 bekostigd uit de tijdelijke subsidieregeling (Wlz, artikel 11.1.5). Deze subsidie vervalt per 2016 van rechtswege. Bij het vaststellen van kortdurend eerstelijns verblijf maakt de huisarts (in samenwerking met de specialist ouderengeneeskunde en/of wijkverpleegkundige) of de transferverpleegkundige (in samenspraak met de huisarts en de specialist) in het ziekenhuis de afweging of er een acuut en manifest risico bestaat op gezondheidsverlies (het ontstaan van lijden en blijvende schade) gegeven de kenmerken van de patiënt en zijn hulpvraag. De huisarts of transferverpleegkundige neemt hierbij ook de persoonlijke (thuis)situatie van de patiënt mee in zijn overweging; is er een partner of iemand in de omgeving in staat en bereid de noodzakelijke hulp en het noodzakelijke toezicht te bieden. Ook moet worden vastgesteld dat opname in het ziekenhuis medisch gezien niet noodzakelijk is, dat er geen structurele behoefte is aan verblijf 3 en dat terugkeer naar huis en herstel op (korte) termijn zorginhoudelijk mogelijk is. Voor kortdurend eerstelijns verblijf onder zowel de tijdelijke subsidieregeling als de Zvw is dus bepalend dat het gaat om medisch noodzakelijk verblijf in verband met geneeskundige zorg.
Aanvraag
Bekostiging
3
Met het oog op 2016 werkt het Zorginstituut op dit moment aan een nadere duiding van kortdurend eerstelijns verblijf. Bij de consultatie van deze duiding betrekt het Zorginstituut ook de zorgaanbieders, huisartsen, specialisten oudergeneeskunde en wijk- en transferverpleegkundigen. Reguliere aanvraag bij het CIZ, op advies van huisarts vanuit de thuissituatie (in samenwerking met de specialist ouderengeneeskunde en/of wijkverpleegkundige) of op advies van de transferverpleegkundige vanuit het ziekenhuis (in samenspraak met de huisarts en de specialist). Er wordt een (kortdurend) indicatiebesluit met bezwaar- en beroepsmogelijkheden afgegeven. Zorgkantoren maken over deze zorg afspraken met aanbieders. Aanbieders declareren via de reguliere Wlz declaratiestandaard (iWlz). De prestaties en tarieven 2015 kunt u vinden via deze link.
In deze situatie is een Wlz-indicatie aangewezen (met inachtneming van de toegangscriteria voor de Wlz).
5
Logeeropvang (Wlz) Situatie na 1-1-2015 Omschrijving
Logeeropvang 2015 (Wlz) Logeeropvang van maximaal twee etmalen per week voor verzekerden met een Wlz-indicatie die thuis wonen via een pgb, vpt of mpt. Het is mogelijk logeeropvangdagen te sparen. Per kalenderjaar heeft men maximaal 104 dagen logeeropvang die men naar believen gedurende het jaar mag inzetten. De logeeropvang in een instelling omvat ook het verstrekken van eten en drinken, het schoonhouden van de logeerruimte en andere ruimten waarvan de verzekerde tijdens zijn logeerverblijf gebruik maakt en het gebruik van roerende voorzieningen als bedoeld in onderdeel a, onder 3°, van artikel 3.1.1, eerste lid. (Wlz, artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel g)
Sector Aanspraak Aanvraag
Alle grondslagen (VV, GHZ) Verzekerden met een Wlz-indicatie die primair kiezen om thuis te blijven wonen via een pgb, vpt of mpt, maar die kortdurend opgenomen moeten worden in verband met respijtzorg. Cliënten met een pgb, mpt of vpt die logeeropvang willen ontvangen hebben al een indicatie voor de Wlz via het CIZ. Bij cliënten met een mpt of vpt vraagt de zorgaanbieder de logeeropvang aan bij het zorgkantoor. Dit gebeurt eenmalig (bij intermitterend (=regelmatig terugkerende) logeeropvang) of per ‘logeerbeurt’ (bij incidenteel logeren). Cliënten met een pgb kunnen logeeropvang (zorg en verblijf) alleen inkopen bij een toegelaten aanbieder. Voor pgb-houders is dit nieuw t.o.v. de huidige AWBZ. Als pgb-houders logeren bij een niet-toegelaten aanbieder kunnen ze alleen de zorg uit het pgb betalen en niet de verblijfskosten. De beperking tot een toegelaten instelling heeft onder meer als doel dat budgethouders niet langer de huur van een vakantiewoning of de kosten van een hotel, in binnen- en buitenland, uit het pgb kunnen betalen. Diverse pgb-gefinancierde aanbieders van logeeropvang zullen een toelating moeten aanvragen bij het CIBG in het kader van de WTZi. Daarvoor krijgen zij de tijd. Hierover is VWS in overleg met Per Saldo.
Bekostiging
Om aanbieders voldoende tijd te geven om een toelating aan te vragen zal het zorgkantoor de aanbieder waarbij een cliënt pgb ontvangt tot 1 juli 2015 beschouwen als toegelaten instelling. Het is dan wel nodig dat de cliënt het zorgkantoor voor 1 maart 2015 een brief van zijn/haar aanbieder stuurt waarin de aanbieder verklaart dat hij een aanvraag zal indienden bij het CIBG. Logeeropvang in de Wlz kan op 3 manieren worden bekostigd: 1. Bij het intermitterend verblijf kan de verblijfscomponent naast de zorg (vpt of mpt) door de verblijfsaanbieder worden gedeclareerd.
6
2.
3.
Bij het incidentele verblijf (opgespaarde logeeropvang) wordt de leveringsvorm van mpt of vpt omgezet naar verblijf met een einddatum of kan de verblijfscomponent door de aanbieder worden gedeclareerd (zoals bij 1). De zorgaanbieder vraagt bij het zorgkantoor de leveringsvorm verblijf aan. Via het pgb bij een toegelaten zorgaanbieder.
In de situatie dat de cliënt om andere redenen kortdurend gaat verblijven, niet zijnde logeeropvang, gaat het om verblijf. Er is dan geen sprake meer van de leveringsvormen vpt, mpt of pgb. De bekostiging gaat dan via de reguliere bekostiging van verblijf. Aanbieders declareren via de reguliere Wlz declaratiestandaard (iWlz) in situatie 1 en 2 en krijgen uitbetaald via de SVB in situatie 3.
7
Overgangsregeling Kortdurend verblijf Wlz indiceerbaren (Wlz) Situatie na 1-1-2015 Omschrijving
Sector Aanspraak Aanvraag Bekostiging
Kortdurend verblijf Wlz-indiceerbaren (Wlz) Er zijn verschillende vormen van kortdurende zorg met verblijf mogelijk voor Wlz-indiceerbaren: - Kortdurend verblijf (of logeren) is het tijdelijk en kort elders laten verblijven met als doel de mantelzorg respijtzorg te bieden. - Thuiswonenden verzekerden die hun pgb deels inzetten om kortdurend, bijvoorbeeld enkele weekenden per maand en/of enkele weken per jaar, zorg met verblijf buitenshuis in te kopen. VV, GHZ4 Alleen de groep Wlz-indiceerbaren met een indicatie kortdurend verblijf met ingangsdatum na 1 januari 2011 op basis van het criterium permanent toezicht kunnen kiezen voor kortdurend verblijf in de Wlz. Geen aanvraag, huidige indicatie wordt administratief omgezet van AWBZ naar Wlz. In 2015 volgt een regulier (her)indicatietraject door het CIZ. Wlz middels prestatie ‘Kortdurend verblijf’. Kortdurend Verblijf bestaat uit losstaande functies en klassen en een verblijfscomponent5. Veel cliënten maken gebruik van een pgb om logeeropvang zelf in te kopen.
Onder de groep Wlz-indiceerbaren valt niet de groep cliënten met een geldige indicatie voor Tijdelijk Verblijf4 afgegeven vóór 1 januari 2011 en ook niet de groep cliënten met een psychiatrische aandoening als dominante grondslag. Zij gaan over naar de Wmo 2015 en, tot 18 jaar, naar de Jeugdwet. 5 Deze component omvat onder meer de huishoudelijke verzorging, het keukenpersoneel, de facilitaire dienst, de dagelijkse welzijnsactiviteiten en de voeding- en hotelmatige kosten. Deze component kan alleen worden afgesproken voor de niet-geïndiceerde partner en kortdurend verblijf (beleidsregel NZa CA-300-579). 4
8
Respijtzorg (Wmo 2015) Situatie na 1-1-2015 Omschrijving
Sector Aanspraak
Respijtzorg (Wmo 2015) Gemeenten krijgen met de Wmo 2015 een brede verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van mensen bij participatie en zelfredzaamheid. Gemeenten worden geacht, op basis van een zorgvuldig proces waarin het individueel onderzoek centraal staat, passende ondersteuning te bieden die mensen in staat stelt zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Hierbij wordt nadrukkelijk ook de situatie van de mantelzorger betrokken. De Wmo 2015 biedt gemeenten ruimte om vorm te geven aan respijtzorg, bijvoorbeeld door het inzetten van kortdurend verblijf of dagbesteding. In de Wmo 2015 is in artikel 1.1.1. kortdurend verblijf opgenomen in de definitie van maatwerkvoorziening. Samen met de VNG is in 2013 een handreiking gemaakt over respijtzorg in het gemeentelijk domein. In het voorjaar van 2015 komt een nieuwe versie van de handreiking. Deze is geactualiseerd en de resultaten van een verkenning naar werkzame elementen van respijtzorg worden erin betrokken. Niet van toepassing In de Wmo 2015 kennen we geen aanspraken. In overleg met de cliënt en de mantelzorger(s) wordt door de gemeente bezien welk maatwerk de beste ondersteuning biedt. Daarbij wordt ook gekeken naar eigen kracht en mogelijkheden binnen het sociale netwerk. Uitgangspunt is dat het gaat om het verlichten van de mantelzorger(s). Kortdurend verblijf onder de Wmo 2015 kan alleen wanneer er geen indicatie is voor de Wlz of een aanspraak op de Zvw (Wmo 2015, artikel 1.1.1.). Het Kortdurend Verblijf onder de AWBZ bestaat uit losstaande functies en klassen en een verblijfscomponent, zoals keukenpersoneel en de dagelijkse welzijnsactiviteiten. De gemeente dient in overleg met aanbieders rekening te houden met deze aanvullende componenten bij het organiseren van kortdurend verblijf voor iemand die begeleiding nodig heeft. Er kan tevens sprake zijn van een combinatie van begeleiding en persoonlijke verzorging tijdens het kortdurend verblijf, die onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt. Indien er tijdens de respijtzorg, of meer specifiek het kortdurend verblijf, ook nog wijkverpleging noodzakelijk is, dienen gemeenten en zorgverzekeraars hierover afspraken te maken.
Aanvraag
Onder de groep Wlz-indiceerbaren valt niet de groep cliënten met een geldige indicatie voor Tijdelijk Verblijf 6 afgegeven vóór 1 januari 2011 en ook niet de groep cliënten met een psychiatrische aandoening als dominante grondslag. Zij gaan over naar de Wmo 2015 indien zij 18 jaar en ouder zijn. Bij de gemeente.
Op dit moment zijn er nog verzekerden met een geldige indicatie van voor 2011 met de voorloper van de aanspraak kortdurend verblijf (‘tijdelijk verblijf’). Bij tijdelijk verblijf was een lichter indicatieregime van toepassing dan bij kortdurend verblijf vanaf 2011. Bij kortdurend verblijf moet er een behoefte aan permanent toezicht zijn. 6
9
Bekostiging
De wijze van bekostiging wordt lokaal, in overleg tussen de gemeente en de aanbieder, bepaald. De Wmo 2015 maakt financiering uit pgb mogelijk. Ten aanzien van het pgb geldt dat hier trekkingsrecht voor wordt ingevoerd. Naast de maatwerkvoorzieningen die zijn gedefinieerd in het genoemde artikel, zijn gemeenten vrij om ook andere voorzieningen te treffen dan alleen hetgeen past binnen de huidige AWBZ-aanspraak kortdurend verblijf. Dit past bij de maatwerkgedachte van de Wmo 2015 waarbij het gewenste resultaat centraal staat: ondersteuning van de mantelzorg.
10
Respijtzorg (Jeugdwet) Situatie na 1-1-2015 Omschrijving
Sector Aanspraak
Aanvraag Bekostiging
Respijtzorg (Jeugdwet) Gemeenten hebben vanaf 1 januari 2015 een jeugdhulpplicht. Zij zijn er aan gehouden om tijdig passende jeugdhulp (preventief, hulp, ondersteuning of zorg) te bieden in het kader van opvoed- en opgroeiproblematiek, psychische problemen en stoornissen. Een belangrijke vorm van ondersteuning kan zijn het bieden van respijtzorg, dat wil zeggen: het tijdelijk overnemen van de totale zorg waardoor het netwerk tijdelijk ontlast wordt van zijn taak. Samen met de VNG is in 2013 een handreiking gemaakt over respijtzorg in het gemeentelijk domein. In het voorjaar van 2015 komt een nieuwe versie van de handreiking. Deze is geactualiseerd en de resultaten van een verkenning naar werkzame elementen van respijtzorg worden erin betrokken. Niet van toepassing In de Jeugdwet kennen we geen aanspraken. Voor kinderen/jongvolwassenen (tot 18 jaar) die niet op eigen kracht of met behulp van het sociaal netwerk kunnen participeren/ zelfredzaam zijn en geen indicatie hebben voor de Wlz of aanspraak kunnen maken op de Zvw, geldt de Jeugdwet (Jeugdwet, artikel 2.3 lid 1). In de Jeugdwet wordt nadrukkelijk over passende jeugdhulp gesproken en niet over een aanspraak om zo goed mogelijk aan te kunnen sluiten bij de hulp en ondersteuning die een jeugdige en zijn gezin nodig heeft, waarbij de eigen kracht van het gezin wordt gerespecteerd. Indien er tijdens de respijtzorg ook nog wijkverpleging noodzakelijk is, dienen gemeenten en zorgverzekeraars hierover afspraken te maken. Jeugdigen die voor de Wlz in aanmerking komen omdat zij blijvend permanent toezicht en/of 24-uurs zorg nodig hebben vallen niet onder de Jeugdwet. Cliënten met een indicatie kortdurend verblijf vanaf 2011 vallen onder de Wlz indiceerbaren. Onder de groep Wlz-indiceerbaren valt niet de groep cliënten met een geldige indicatie voor Tijdelijk Verblijf 7 afgegeven vóór 1 januari 2011 en ook niet de groep cliënten met een psychiatrische aandoening als dominante grondslag. Zij gaan over naar de jeugdwet indien zij jonger zijn dan 18. Bij de gemeente. Gemeenten kunnen de jeugdhulp zowel via zorg in natura als via een pgb verstrekken. Ten aanzien van het pgb geldt dat hier trekkingsrecht voor wordt ingevoerd. In de verordening moeten gemeenten vastleggen welk beleid zij rondom het verstrekken van pgb’s hanteren.
Op dit moment zijn er nog verzekerden met een geldige indicatie van voor 2011 met de voorloper van de aanspraak kortdurend verblijf (‘tijdelijk verblijf’). Bij tijdelijk verblijf was een lichter indicatieregime van toepassing dan bij kortdurend verblijf vanaf 2011. Bij kortdurend verblijf moet er een behoefte aan permanent toezicht zijn. 7
11