Overdenking 21 juni 2015 Velserbroek - Ds. Mirjam Vermeij
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus, ‘Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen’. ‘Wie is hij toch’? Die vraag klinkt aan het eind van dit verhaal over een boot op het meer van Gennesaret. Het is een verhaal over beukende golven en sterke windvlagen. Over angst om te vergaan, en niet meer weten wat te doen. Een verhaal ook over rust, over slapen in het midden van de storm. En over een storm die voorbijgaat. In dit verhaal klinken verbijstering, vervreemding, en vertrouwen. De leerlingen zijn in gevaar. De storm is zo hevig, het natuurgeweld zo groot. Het water stroomt de boot in. Wat kan hen nog redden? Als vissers zullen ze wel wat gewend zijn. Maar deze storm gaat hun krachten te boven. Ze hebben hulp nodig. Jezus slaapt. De wind en het water – ze doen hem niets, zo lijkt het. Het natuurgeweld kan nog zo te keer zijn; het brengt hem niet uit balans. Pas als de leerlingen hem wakker maken, lijkt hij te merken wat er gaande is. En dan doet hij ook iets: hij maakt het water en de wind weer rustig. Wat er nu precies gebeurt, hoe het kan dat Jezus de storm tot rust brengt, - daar gaat het in dit verhaal niet om. Al ben ik wel nieuwsgierig en zou ik het graag willen begrijpen. De vraag van dit verhaal, de vraag van het hele Evangelie is: ‘wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?’ Met die vraag eindigt dit spannende verhaal, een vraag die uitnodigt om te blijven kijken, te blijven lezen. De vraag ´wie is hij toch?´ komt uit de mond van leerlingen die al een poosje met Jezus optrekken. Ze hebben zijn lessen gehoord: ze hebben zijn verhalen gehoord die Jezus aan de mensenmenigte vertelde. Zij krijgen niet alleen de verhalen/gelijkenissen te horen, maar ze krijgen ook uitleg. 1
Ze worden uitgenodigd om meer te zijn dan toehoorders. Ze hebben ook gezien hoe Jezus zieken genas en demonen uitdreef. Ze hebben er met hun neus bovenop gestaan. En toch klinkt uit hun mond de vraag: wie is hij toch? Zo gaat het soms: je bent dag en nacht bij elkaar, en toch begrijp je de ander niet. De leerlingen: ze kunnen niet bevatten wat er gebeurt. Met wie ze te maken hebben. Dat zijn de leerlingen. In dit evangelie zijn er mensen die het wel begrijpen: dat zijn voorbijgangers, mensen die een korte ontmoeting hebben met Jezus en dan weer verdwijnen. Ze hebben hem nodig omdat ze ziek zijn. Zij weten wel wat zij bij Jezus kunnen vinden: genezing, nieuw leven, een bemoedigend woord, tekenen van het Koninkrijk ... De schrijver van het evangelie, we noemen hem Marcus, weet ook wie Jezus is. In zijn eerste zin van zijn boek zegt hij het al: Jezus Christus, Zoon van God. Het koninkrijk van God is nabij. En daar is zijn hele boek op gericht: om duidelijk te maken dat Jezus de Zoon van God is. En hij schrijft dat voor een grote groep mensen, die Jezus niet persoonlijk gekend hebben en mogelijk van niet-Joodse afkomst waren. Nieuwsgierige gelovigen, dus. En Marcus wil het vertellen over Jezus. En Jezus is de zoon van God. Daarmee weten wij, als lezers, al meer dan de leerlingen. Die moeten het nog ontdekken. Maar de leerlingen en wij, als de lezers, staan voor dezelfde vraag: wat betekent dat dan voor mij: Jezus is de Zoon van God? Het stormt op het meer. De leerlingen schudden Jezus wakker: ‘Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?’ Ze vragen hem niet om een wonder. Maar ze vragen zijn nabijheid, zijn aanwezigheid in het bange uur. Hun doodsangst willen ze delen; ze zullen samen ten onder gaan. Jezus laat zien dat hij nog helemaal niet van plan is om kopje onder te gaan. Niet nu, niet hier op het meer. Zijn leven, en dat van de leerlingen, is nog helemaal niet ten einde.
2
Hoe bot de reactie van Jezus misschien ook klinkt, ‘waarom hebben jullie zo weinig moed, geloven jullie nog steeds niet?’ – in een klap wordt duidelijk dat een vervolg is. Hoe bang de leerlingen ook zijn, het houdt niet op. Jezus is de storm de baas. Wie is hij toch? Voor de leerlingen toen en wij, als leerlingen nu, is dat de vraag. Wie is hij toch? Dit verhaal biedt een prachtig uitzicht: op een (1) man die alles op orde brengt. Die zijn macht over storm en water laat zien. En wat is het fijn ook om dat te geloven: met Jezus aan boord kan het niet mis gaan. Maar ik merk dat ik wat huiverig ben om het zo uit te leggen. Want deze boot in de storm op het meer van Gennesaret roept ook andere beelden op, uit de actualiteit. Gammele rubberbootjes – die vergaan, bij slecht weer maar ook bij een spiegelgladde zee. Vaartuigen met mensen erop, waar de onmacht overheerst, de angst voor wat er kan gebeuren, en ergens een glimpje hoop op een beter leven. Wie is daar de baas? Wie kan hen redden? Wie is hij toch? Soms stormt het in ons eigen leven. We voelen ons overdonderd door golven van verdriet, teleurstellingen en wanhoop. Gezakt voor een examen, slechte berichten over gezondheid, relaties die breken, en zo nog meer. Dan gaat het hevig tekeer, het kan ons overspoelen, het houdt ons dag en nacht bezig en vaak zetten we alles op alles om overeind te blijven. We nemen impulsieve beslissingen en zoeken naar reddingsboeien om de storm te overleven. Klein en kwetsbaar zijn we, een speelbal. Hoe loopt het af. Het stormt soms in ons leven Hoe kun je dan koers houden. Wordt het ooit weer rustig? Toen ik het zo voelde stormen, toen viel op wat hier in dit verhaal gebeurt. Dat Jezus slaapt. Van de paniek om te overleven naar de rust van de slaap. Hij slaapt. En mijn idee is: Jezus ondergaat de chaos van de storm. 3
Hij kijkt toe hoe het water kolkt en de storm raast. En dat is misschien wel een van de moeilijkste dingen in je leven als de storm losbarst. Om te zitten en te kijken wat er gebeurt. Om rust te vinden en vanuit de rust te handelen. Misschien geeft dat houvast voor onze eigen chaos: dat je de rust opzoekt. Kijken wat je bezighoudt, stoppen met handelen, met doen. Rustig worden en kijken naar de onrust in je leven Wie is hij toch? De vraag wordt aan ons allemaal gesteld. Wie is hij toch? Voor de schrijver van het evangelie is Jezus de Zoon van God, de brenger van het Koninkrijk. En we leren Jezus kennen als de baas van de golven en de storm. Dat beeld troost mij soms, dat Jezus de chaos beheerst. Want wat zou het heerlijk zijn, iemand die de baas was van chaos en wanorde, over de krachten van de natuur. Ik heb er soms behoefte aan dat er iemand is die de baas is. En de dingen zou kunnen regelen zoals ik dat graag zou willen Tegelijkertijd schuift er een ander beeld tevoorschijn. Dat is die van de man aan het kruis. De man die opgepakt wordt, verraden, gemarteld. Marcus schetst Jezus als de man die ziekte bedwingt, demonen, natuurkrachten, de dood. Maar die ten onder gaat aan het kwaadspreken van anderen, aan het ongenoegen van de zittende heersers, en het ontevredenheid van een deel van zijn luisteraars. Deze mens heeft dan misschien de macht en de kracht om de storm te bedwingen; hij stelt grenzen aan hun macht. Maar hij bedwingt niet het verraad van zijn leerlingen, hij verzet zich niet tegen zijn gevangenschap, zijn lijden. En hij komt niet van het kruis. Wie is hij toch? We zoeken naar beelden om te vatten wie Jezus is. En zo te vatten wat Jezus, Zoon van God, voor ons betekent. De meester van water en wind. Het stilte in de storm. De nabijheid die we niet begrijpen. De spiegel waarin wij onszelf zien. 4
De steun in de rug De zon aan de hemel De bodem onder onze voeten De Moeder/de Vader die zorgt voor haar kinderen Het licht in de morgen. De adem die onze elk moment weer leven brengt. Een uitnodiging om onze beelden te blijven vormen, van Jezus, van God. ´Wie is hij toch?´ Tot slot een gedicht van Kurt Marti Dat zegt iets over hoe ik de aanwezigheid van Jezus ervaar. Ook vandaag Vraag ik mij opnieuw af Wie jij was of bent, Wat Jij wilt. Velen Weten het beter, Enigen Volgen Je na. Hoe echter kwam Je Ook nog bij mij terecht? ‘k Ben toch niet diegene Die Je nodig hebt! Toch, Toch Raak ik niet los van Jou.
Amen.
5