Over het boek Geïnspireerd door de mensen om hem heen, ervaart Carel ter Linden tijdens zijn leven een verandering in de wijze waarop hij zich verhoudt tot het geloof en de verhalen uit de bijbel. Het idee dat de wereld en het leven een diepe betekenis moet hebben, een verborgen Zin, raakt hij langzaam kwijt. Natuurlijk wil hij wel een zin aan zijn leven geven, en proberen er iets van te maken, maar dat is een zin zonder hoofdletter. Ter Linden kan zich echter geen leven voorstellen zonder de verhalen van het Oude en Nieuwe Testament en de diepe wijsheid die daarin ligt opgeslagen. De Arbeiderspers vroeg Carel ter Linden een boek te schrijven over wat hij zelf gelooft, of niet (meer) gelooft. Kortom: wat hij aan zijn kinderen zou kunnen of willen doorgeven. Daarmee is Wat doe ik hier in godsna a m? het verslag van een spirituele zoektocht en een uiterst persoonlijk verhaal geworden. Over de auteur Carel ter Linden (1933) was een aantal jaren legerpredikant en voorganger in verschillende gemeenten, waaronder de Haagse Kloosterkerk. Bekendheid kreeg hij als voorganger in een aantal bijzondere diensten met de koninklijke familie. Ter Linden heeft verschillende titels op zijn naam staan. Bij De Arbeiderspers debuteerde hij in 2008 succesvol als dichter, met de bundel Om een zin.
Carel ter Linden Wat doe ik hier in godsnaam? Een zoektocht
Leesfragment
Uitgeverij De Arbeiderspers · Utrecht Amsterdam · Antwerpen
Copyright © 2013 Carel ter Linden Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Franz Lisztplantsoen 200, 3533 jg Utrecht. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Franz Lisztplantsoen 200, 3533 jg Utrecht. Omslag: Nico Richter isbn 978 97890 90295 2958712 87129/ 9 /nur nur320 320 isbn isbn e-book 978 90 295 8773 0 / nur 320 www.arbeiderspers.nl www.arbeiderspers.nl
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 15
Waarom dit boek?
Huwelijksviering Ik heb in mijn leven nogal wat huwelijksdiensten geleid. Soms samen met een pastoor, wanneer een van de partners rooms-katholiek was. Maar de laatste jaren meldt zich meer dan vroeger een bruidspaar van wie de een zegt ‘niets met God te hebben’, en de ander zijn of haar huwelijk niet graag zonder Onze-Lieve-Heer zou beginnen. De eerste keer dat mij dit overkwam stelde ik het bruidspaar voor aan dat uur dan ook maar een ander karakter te geven. Wij zouden in plaats van een kerkdienst aandacht kunnen geven aan wat het betekent als twee mensen ervoor kiezen om in goede en kwade dagen voor elkaar te zorgen, ‘totdat de dood hen scheiden zal’. Het bruidspaar stemde daar van harte mee in, en het werd een mooie dag. Er werd prachtig gemusiceerd, we zongen zelfs een fraai lied. Zij hadden ieder een gedicht uitgekozen dat ik kon verwerken in mijn overdenking, waarbij ik mij als altijd liet leiden – zij wilden ook niet anders – door de wijsheid van de bijbel. Zij beloofden ‘elkaar lief te hebben, te eren en bij te staan, zolang hun leven gegeven was’. Wat bij een kerkelijk huwelijk daarna volgt, de inzegening van het huwelijk met de oude woorden ‘De Heer zegene en behoede u...’, volgde nu niet. Ik zei ‘slechts’: ‘Moge het jullie gegeven zijn naar deze belofte te leven en te trachten haar wáár te maken, en in je leven elkaar tot een zegen te zijn.’ De bruid wist echter, dat zij deze belofte gedaan had voor Gods aangezicht, in het vertrouwen dat die haar daarin zou helpen. Voor haar was dat voldoende. 15
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 16
Er kwamen meer bruidsparen die voor een dergelijke opzet kozen. Zo ook paar jaar geleden. De bruidegom was van protestantsen huize, zij niet gelovig, misschien van huis uit zelfs antigelovig. Hij vroeg haar toch in ieder geval samen een gesprek met mij te hebben en het was voor haar bepaald een opluchting toen ik voorstelde er dan ook geen kerkdienst van te maken. ‘Ik heb,’ aldus de bruid tijdens een van de voorbereidende gesprekken, ‘al weerstand tegenover het wóórd “God”. U mag in uw overdenking ook gerust uitleggen waarom.’ Het kwam haar ook toe dat ook haar eigen visie gehoord zou worden en zij zou het anders tegenover haar familie en vrienden eveneens nauwelijks verdedigbaar hebben gevonden daar op haar huwelijksdag plotseling in de kerk te zitten. Het mocht best duidelijk worden: zij deed het vooral voor hem. Het voert nu te ver om nader op die overdenking in te gaan, maar ik nam mij voor daarin met veel respect en begrip aandacht te geven aan ieder die zegt: ik kan niets beginnen met de gedachte aan een God die voor deze wereld en dit leven de eindverantwoordelijkheid draagt. Verzoek om dit boek Een week na deze viering kreeg ik het verzoek van de toenmalige uitgever van De Arbeiderspers. Zij was als familielid bij deze ‘dienst’ aanwezig geweest, en het geheel had haar getroffen. Zij vroeg of ik kans zou zien een boek te schrijven, waarin ook de vragen van wie zich niet gelovig noemt tot hun recht zouden kunnen komen. Wat zou u, was de vraag, antwoorden als iemand u vroeg wat u zelf gelooft? Denkt u daarover nog hetzelfde als vroeger, of denkt u over sommige dingen nu anders? Wat zou u bij wijze van spreken willen doorgeven aan uw kinderen?
16
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 17
Ik ben op die uitnodiging ingegaan. Dan mochten er, vond ik, geen doublures ontstaan met twee boekjes die ik eerder schreef en die bedoeld zijn om mensen zowel binnen als buiten de kerk een beeld te geven van nieuwe inzichten in de uitleg van de bijbel. 1 Maar de uitgever bleef ook na lezing ervan bij haar wens. Het ging haar erom, dat ik zo persoonlijk en zo concreet mogelijk zou ingaan op de vraag wat het geloof voor mijzelf betekende. Welnu, ik ben aan die vraag begonnen en heb geprobeerd hierop zo eerlijk mogelijk antwoord te geven. Soms, dat kan moeilijk anders, greep ik terug op wat ik in eerdergenoemde publicaties gezegd heb. Dit boek vraagt uiteraard om een volstrekte openheid van mijn kant. Eenzelfde openheid die ik als voorganger in de gemeente steeds heb betracht, al ben je in de zondagse preek meestal iets voorzichtiger: je wilt niemand voor het hoofd stoten die met een traditioneler beeld van God is opgegroeid en tijd nodig heeft om toe te groeien naar een andere benadering van de bijbelse verhalen. Je zegt in de zondagse dienst de dingen wat behoedzamer dan je in gesprekskringen of cursussen op de maandagavond zou doen. Wat ik hoop is dat ik hiermee ook ouders zou kunnen helpen wier kinderen anders zijn gaan denken dan zij, kinderen die zich in een kerk niet (meer) aangesproken voelen. Een reden dat ouders zich soms afvragen: ‘Wat hebben wij dan verkeerd gedaan...?’ En misschien kan het een bijdrage zijn om de kloof te verkleinen tussen ‘gelovigen’ en ‘niet-gelovigen’, die in mijn ogen minder groot is dan zij lijkt.
17
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 18
Wat doen wij hier?
* De angst slaat mij om het hart als ik zie hoe verblind en ellendig de mens is. We zijn in het donker aan onszelf overgeleverd, verdwaald in een uithoek van de wereld en we weten niet wie ons hier heeft neergezet, niet wat de bedoeling van het leven is, wat er na de dood van ons terecht zal komen; niets weten we... Het verbaast me dat mensen hier niet wanhopig van worden. Ik vraag de mensen wel eens of ze soms méér weten dan ik. Dan zeggen ze van niet en de ongelukkige verdwaalden kijken om zich heen en ze ontdekken een paar leuke dingen en daar geven ze zich dan aan over. Ik heb zelf niets kunnen vinden om me aan over te geven... Blaise Pascal 1
18
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 19
Ik kan mij goed verplaatsen in mensen die op de vraag of dit bestaan een hogere bedoeling heeft, een verborgen zin of bestemming, geen antwoord hebben. Die zich agnost noemen, niet-wetend. Of atheïst, het bestaan van zo’n hogere bedoeling ten stelligste ontkennend. Want weet ú waarom wij er zijn? Waarom alles is zoals het is? Ik moet denken aan de parabel van John Wisdom, aangepast en uitgewerkt door de filosoof Antony Flew, over twee ontdekkingsreizigers. Deze mannen komen bij een open plek in het oerwoud, waar veel bloemen groeien. De een zegt: ‘Er moet een tuinman zijn, die dit zo mooi heeft aangelegd en verzorgt. Zegt de ander: ‘Er is hier geen tuinman.’ Waarop zij hun tenten opzetten en besluiten de wacht te houden. Maar nooit wordt een tuinman gezien. Zij zetten een prikkeldraadhek neer, en zetten het onder stroom. Zij patrouilleren met bloedhonden. Maar geen geschreeuw verraadt ooit dat een indringer een schok heeft gekregen, en geen beweging van het hek verraadt ooit een onzichtbare klimmer. De bloedhonden slaan nooit aan. Toch is de man nog steeds niet overtuigd: ‘Er moet een tuinman zijn, onzichtbaar, onaanraakbaar, ongevoelig voor elektrische schokken, een tuinman die geen geur verspreidt en geen geluid maakt, een tuinman die in het geheim komt zorgen voor de tuin die hij liefheeft.’ Op het laatst vraagt de scepticus wanhopig: ‘Maar wat is nu nog overgebleven van je oorspronkelijke claim? Hoe verschilt wat jij een onzichtbare, onvoelbare, eeuwig terugwijkende tuinman noemt nog van een denkbeeldige tuinman, of zelfs van überhaupt geen tuinman?’ 2 Ik vermoed dat menigeen zich in deze parabel herkent. De gelovige zal zeggen: maar het gaat hier ook om geloof. God valt nu eenmaal niet te bewijzen. De niet-gelovige daarentegen zal zeggen: maar welke reden heb ik om in zo’n God te geloven? Wat merk ik van zo’n God? 19
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 20
Geloven niet vanzelfsprekend Zo vanzelfsprekend als het vroeger was om te geloven, zo vanzelfsprekend is het vandaag voor veel jongeren – en ouderen – om dat niet te doen. Velen kunnen met een God, met een werkelijkheid boven of buiten deze wereld, niets beginnen. Er is voor veel mensen, zeker in Europa, geen Hogere Macht buiten deze wereld en buiten ons leven die deze wereld gewild heeft en daar invloed op heeft. Voor velen is er een andere ervaringswereld voor in de plaats gekomen, en die kent geen God. Er is alleen deze aarde, met alle leven daarop, en de mens, met zijn toenemende kennis en kundigheid die hem helpen om te overleven en de kwaliteit van het leven voor miljoenen te verbeteren, een ontwikkeling die hem overigens telkens weer voor nieuwe problemen stelt. Binnen die nieuwe werkelijkheid heeft het geloof zijn traditionele positie verloren, en het wordt er niet door opgeroepen. Wij worden eerder aangespoord het zonder geloof te doen. Als mensen nu besluiten om in de kerk te trouwen, hebben zij op het werk of ook wel binnen de eigen familie vaak iets uit te leggen. Hun vrienden komen die dag misschien wel naar de dienst, ze willen het weleens meemaken, ze zijn er soms zelfs een beetje benieuwd naar. Maar zij zingen niet mee, kennen de melodie niet, vinden de tekst van de liederen vaak ook abracadabra. Zij luisteren wel, tot hun eigen verbazing soms geboeid. Maar gelovig zijn zij niet. Nu is ‘geloof ’, zoals elke menselijke ervaring, in wezen niet overdraagbaar. Al kunnen wij, als we zien wat dit geloof voor anderen betekent, de behoefte voelen daar meer van te weten. Mensen kunnen elkaar daarin ook inspireren. Dit geloof is door mensen eeuwenlang gedragen als een zo gezamenlijk beleefde werkelijkheid, dat het daarin als vanzelf gedijen kon. Ooit vroeg mijn grootmoeder voorzichtig, ik was toen vierentwintig en rechtenstudent in Utrecht: ‘Je hebt nog geen belijdenis gedaan, is het niet?’ Ik stelde haar 20
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 21
gerust en zei dat ik dat het komend jaar van plan was. ‘Zie je, wij deden altijd belijdenis op ons achttiende.’ Mijn grootouders van vaderskant kwamen uit Elburg, en heel dat stadje deed op zijn achttiende belijdenis. Maar die dragende cultuur van eeuwen waarin God en mens hun vaste plaats hadden, is weggevallen, waardoor ook het geloof het meer en meer moet hebben van de persoonlijke belangstelling en inspanning. Ontmoeting Ik moet vaak denken aan een gesprek met een man, die jarenlang met zijn vrouw ’s zondags naar de Kloosterkerk kwam. Zij leven niet meer, maar ik zal ze nooit vergeten. We zaten ooit met zo’n tien personen in een huiskamer in een deel van Den Haag, voor een avond van ontmoeting en gesprek voor aldaar wonende gemeenteleden. Bij het inleidende rondje vertelde hij dat hij niet gelovig was, in tegenstelling tot zijn vrouw die naast hem zat, maar dat hij toch graag met haar op zondag naar de kerk kwam. Op mijn vraag, wat hij onder dat niet-geloven verstond, zei hij: ‘Ik geloof niet in een diepere zin van dit leven. Wij leven in een raadselachtige wereld, waar we maar een klein stukje van begrijpen. Waarom is alles zoals het is? Ik weet het niet. Maar ik wil wel een zin aan mijn leven geven. En daarbij zijn die verhalen uit de bijbel, met hun schat aan wijsheid, zo inspirerend.’ Roerend toch? Die man gelooft niet, hij bidt niet, hij zingt niet, maar hij wil geen zondag missen, want hij wil die oude verhalen niet kwijt, die ons door dat oude Israël zijn overgeleverd, met hun ongehoorde diepte en levenservaring! Ik waagde het erop en vroeg: ‘En als ik dan een gebed uitspreek, wacht u dan die paar minuten, of telt u de ruitjes van de ramen, tot ik klaar ben?’ ‘Welnee, dan luister ik goed.’ ‘En als ik bijvoorbeeld voor de zieken bid?’ 21
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 22
‘Dan bedenk ik dat ik nodig naar mijn buurman moet, die in het ziekenhuis ligt, of dat ik een vriend van ons weer eens schrijven zal. Kijk, ik verwacht niet dat er door uw gebed plotseling een opvallend aantal genezingen in de Haagse ziekenhuizen plaatsvindt.’ ‘Dat verwacht ik zelf óók niet.’ ‘Nee, dat dacht ik al.’ Het was of ik mijn oudste dochter hoorde, die ooit theologie studeerde, maar als haar gevraagd werd of zij geloofde, ontkennend antwoordde. ‘Maar,’ zei ze dan, ‘ik vind het zo interessant.’ Een keer zei zij tegen mij: ‘Ik geloof niet in een verborgen zin van dit leven zoals jij. Waar komt die zin dan vandaan? Wat of wie heeft die daar dan in gelegd? Maar ik wil wel een zin aan mijn bestaan geven...’ Herkenning Ik moet bekennen, dat ik mij in deze jaren steeds meer in die man uit mijn gemeente ben gaan herkennen. En in mijn dochter. Bewonen zij niet een kamer van onze eigen ziel? Het besef dat ik vroeger had, dat deze wereld en ons leven een diepe betekenis moeten hebben, een verborgen zin, dat ben ik kwijt. Ik wil wel degelijk een zin aan mijn leven geven, en proberen er iets van te maken. Maar het is een ‘zin’ zonder hoofdletter. Dat laatste vertelde ik tijdens een wandeling aan een vriend. Hij bleef onmiddellijk staan, keek me bijna ontzet aan, en zei: ‘Maar Carel, hoe kan dat nou? Jouw ogen, hebben die een zin? Ja toch? Die helpen je om alles te kunnen zien! En je oren, die hebben toch ook een zin? Onze ogen, onze oren zijn ingenieuze instrumenten, waardoor we kunnen zien en horen! En zou dan het geheel van dat alles geen zin hebben?’ Ik vond het moeilijk om het goede antwoord te vinden. Uiteraard erken ik dat het oog en het oor, onze hersenen, vul 22
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 23
maar in, heel duidelijk een doel en betekenis hebben. Of liever: zij hebben heel duidelijke een fúnctie binnen ons lichaam en geheel ons menselijk functioneren. Maar waaróm dit alles is zoals het is, waarom ik oren en ogen heb, waarom deze wereld er is, waarom wij mensen er zijn, daar kan ik geen zinnig woord over zeggen. Daarvoor zou ik achter deze wereld moeten kunnen kijken en dat kan ik niet. Het is mij te machtig om van dit alles te zeggen dat daarachter een bedoeling zit; dat daarin een zin moet liggen. Overigens kan ik me mijn leven weer niet voorstellen zonder de voortdurende wisselwerking met de verhalen van het Oude en Nieuwe Testament en de diepe wijsheid die daarin ligt opgeslagen. Verhalen die vertellen van de ervaringen die het volk Israël vanaf zijn ontstaan met het leven heeft opgedaan en wat het daaruit geleerd heeft. Inzichten die ten diepste werden verstaan als door God ingegeven, als richtlijn voor het leven. Om die unieke verhalen springlevend te houden zijn er dominees en priesters nodig, en ik heb mij daar van harte bij geschaard. Iemand vroeg een keer aan Midas Dekkers wat voor hem de meest essentiële vraag van zijn leven was. Zijn antwoord was: ‘De eeuwige vraag van altijd en overal: Wat doe ik hier in godsnaam?’ Met dat antwoord reikte hij mij de titel aan voor dit boek. Op die vraag met elkaar een antwoord vinden, daar kan die oude wijsheid ons bij helpen. Zowel wie zich gelovig als wie zich niet-gelovig noemt. Indeling Ik heb dit boek willen beginnen met het schetsen van twee ontwikkelingen, die naar ik meen gemaakt hebben dat wij, zeker in onze cultuur, een andere geest inademen dan alle generaties voor ons en die niet zonder gevolgen bleven voor het geloof van mensen (hoofdstuk i). 23
Wat doe ik hier in godsnaam? Binnw_Opmaak 1 24-05-13 13:52 Pagina 24
Daarna beschrijf ik waar voor mijzelf de grootste moeilijkheid ligt voor het geloof in een diepere zin en bedoeling van dit bestaan. Die is voor mij gelegen in het lijden dat met alle leven op deze aarde verbonden is (hoofdstuk ii). Vervolgens geef ik aan welk antwoord de bijbel daar zelf op geeft (hoofdstuk iii) en welke plaats ziekte en dood hebben in het licht van de wetenschap (hoofdstuk iv). Daarna ga ik in op het lijden dat mensen elkaar aandoen (hoofdstuk v). De bijbelse verhalen zijn zonder een behoorlijke toelichting echter onverstaanbaar, reden om een hoofdstuk te wijden aan de beeldende verteltrant die deze oude verhalen eigen is, en die zowel binnen als buiten de kerk tot spraakverwarring kan leiden (hoofdstuk vi). Terwijl de hoorders van destijds er niet aan twijfelden of het verhaal, bedoeld om een bepaalde boodschap over te dragen, zich ook werkelijk zo had afgespeeld, mogen wij dit van de hoorders van nu niet meer vragen (hoofdstuk vii). In hoofdstuk viii behandel ik een aantal voor mij karakteristieke bijbelse verhalen. Dan kom ik aan de kern van mijn boek: de vraag wat ik nu zelf geloof. Heeft het woord ‘God’ voor mij betekenis, en zo ja, welke? (hoofdstuk ix en x). Daarna leg ik uit, waarom er in mijn ogen na dit leven niet nog een ander bestaan op ons wacht – meestal een in mijn ogen niet wezenlijk geschilpunt tussen de gelovige en de niet-gelovige – en dat naar mijn mening de bijbel een leven na de dood ook niet noodzakelijk aangeeft (hoofdstuk xi). In het laatste hoofdstuk pleit ik voor een ontmoeting van ‘gelovigen’ en ‘niet-gelovigen’, die beiden niet zelden een verkeerd beeld van de ander hebben, en tussen wie de kloof in mijn ogen minder groot is dan zij lijkt (hoofdstuk xii).
24