Ouders en kinderen in de oorlog ‘Het belang van de ouder-kind relatie voor het verwerken van oorlogstrauma.’ ABSTRACT—Gebeurtenissen tijdens de oorlog kunnen bij zowel ouder als kind leiden tot traumatische stress. Traumatische stress bij het kind zorgt ervoor dat hij of zij gevoelens als angst en verdriet ervaart. Het kind heeft constant het gevoel dat zijn leven in gevaar is en kan zich niet meer bezighouden met activiteiten die het kind voor het trauma als leuk beschouwde. Voor het omgaan met traumatische stress en het verwerken van het trauma van het kind is het van belang dat de moeder emotioneel beschikbaar is. Door het ervaren van een trauma door moeder en kind ontstaan vermijdingssymptomen bij de moeder die ervoor zorgen dat de zij overmatig beschermend wordt over haar kind. De relatie tussen moeder en kind raakt verstoord. De moeder heeft vaak het gevoel het kind niet te begrijpen en ontwikkeld een negatief affect ten opzichte van het kind. Om ervoor te zorgen dat de moeder beschikbaar is voor het kind is het van belang dat de moeder inziet dat haar kind eigen gedachtes en emoties heeft. Het begrijpen van de gevoelens en gedachtes van haar kind zal ervoor zorgen dat het kind het trauma kan verwerken. Daarnaast zal de moeder hierdoor meer rust ervaren wat zorgt voor een afname van traumatische stress bij de moeder.
Darfur drawn: The conflict in Darfur through children’s eyes (Human rights watch, 2005).
Universiteit van Amsterdam Afdeling Psychologie Bachelorthese Auteur: Edmée Griffioen Collegekaartnummer: 0580899 Begeleider: Louis Oppenheimer Datum: 18-02-08 Aantal woorden: 6221
Inhoudsopgave
Inleiding
p. 2 - 3
Hoofdstuk 1
p. 4 – 6
De invloed van oorlog op een kind Hoofdstuk 2
p. 6 – 10
De effecten van traumatische stress op ouder-kind relatie Hoofdstuk 3
p. 10 – 13
Het versterken van de ouder-kind relatie in tijden van stress Conclusie
p. 13 – 16
Literatuurlijst
p. 16 - 17
1
Inleiding
Het is heerlijk om kind te zijn! Kinderen kunnen zorgeloos spelen en als ze bang zijn of pijn hebben kunnen ze altijd bij hun ouders terecht, die zullen hen troosten en beschermen. Zorgeloos spelen is een voorrecht dat niet elk kind bezit. Wereldwijd zijn er zo’n 20 miljoen kinderen slachtoffer van oorlogsgeweld (Warchild, 2008). Een slachtoffer van oorlogsgeweld is een kind dat gewond raakt door oorlogsgeweld, mentale schade oploopt door getuige te zijn van geweld of door zelf gewelddadige acties te moeten plegen. In oorlog krijgen kinderen vaak te maken met veranderende levensomstandigheden. De familiestructuur wordt aangetast, kinderen kunnen niet meer naar school en het leven in de gemeenschap verandert (Shaw, 2003). Het ervaren van geweld en de veranderende levensomstandigheden kunnen ervoor zorgen dat een kind angstig en teruggetrokken raakt en last krijgt van traumatische stress.Traumatische stress is een intense emotionele reactie waarbij een gevoel van angst, hulpeloosheid en horror wordt ervaren (Diagnostic Symptom Measure; DSM, aangehaald in Davis en Siegel, 2000). Tot voorkort werd gedacht dat traumatische ervaringen slechts tot kortdurende aanpassingsreacties bij kinderen zouden leiden (Yule, 1998, aangehaald in Davis & Siegel, 2000). Nu blijkt dat een voortduring van traumatische stress bij zowel volwassenen als kinderen kan leiden tot Post Traumatische Stress Symptomen (PTSS; Shaw, 2003). PTSS is een stoornis met chronische verschijnselen van herbeleving, vermijding en sterke arroussal, ontstaan na dreigende dood of ernstige verwonding of een dreiging op de fysieke integriteit van het zelf of van anderen (DSM IV, aangehaald in Davis & Siegel, 2000). Van invloed op het verschil in reacties op trauma tussen volwassene en kind is dat een kind zich aan het ontwikkelen is, zowel fysiek, cognitief, emotioneel als sociaal waarin de familie een belangrijke rol speelt (Shaw, 2003). Een stagnering in deze ontwikkeling is op te merken wanneer het kind gedrag vertoont dat niet past bij de leeftijd. Het kind kan als het ware geïsoleerd raken in angst en zich terugtrekken, ook kan het voorkomen dat het kind helemaal geen emoties meer lijkt te ervaren. Some people survive crises and reorganize their lives as quickly as they can. Some parents take over and support their children immediately after a terrorist attack, looking to the community and its resources and asking for help. Some children reach out for the help they need and re-establish a sense of safety and order after the first hours of loss. Some do not ask for help. There are those who do not face the situation 2
but remain frozen in denial and shock and withdraw into themselves (Harel, 2007, p.165). De familie of het gezin zijn de ondersteunde systemen voor een kind. In situaties van ernstige stress is het van belang dat de ouders beschikbaar zijn (Lum & Phares, 2004). De beschikbaarheid van de ouders zorgt ervoor dat het kind vertrouwen heeft altijd op de ouders te kunnen steunen, de ouders dienen dan als veilige basis voor het kind (Bowlby, 1969/1982). Zolang ouders niet hun uiterste capaciteiten wat betreft het omgaan met stress hoeven te overschrijden kunnen zij beschikbaar zijn voor hun kind waardoor het kind in staat is om te gaan met moeilijke situaties (Yule, Perrin & Smith, 1999, aangehaald in Almqvist & Broberg, 2003). In tijden van oorlog is de mate van stress vaak te hoog waardoor ouders niet meer kunnen dienen als veilige basis voor hun kind. Uit een casestudy naar jonge kinderen uit Kosovo, die samen met hun moeder waren blootgesteld aan extreem geweld, blijkt dat de moeders na het ervaren van een trauma niet meer in staat zijn zichzelf te zien als beschermende en liefdevolle ouder. De moeder kon niet met zorggevend gedrag naar haar kind reageren (Almqvist & Broberg, 2003). Een trauma blijkt van invloed op het kind, de ouder en de relatie tussen ouder en kind. Ouders voelen zich na het ervaren van een trauma kwetsbaar en hulpeloos, waardoor zij zichzelf niet beschikbaar kunnen stellen voor hun kind (Harel, 2007). Emotionele beschikbaarheid bestaat uit de responsiviteit, gevoeligheid en emotionele betrokkenheid van de ouder naar het kind (Lee & Gotlib, 1991). Uit onderzoek naar emotionele beschikbaarheid van de ouder op het kind blijkt dat een hogere mate van emotionele beschikbaarheid van de ouders zorgt voor minder psychologische stress en een beter aanpassingsvermogen van het kind (Lum & Phares, 2004). Naast de invloed van traumatische stress op de relatie tussen ouder en kind, is de ouder-kind relatie zelf ook van grote invloed op het kind in tijden van traumatische stress. In deze scriptie zal de vraag worden behandeld wat het effect van de ouder-kind relatie is op het kunnen omgaan met traumatische stress in een oorlogssituatie en het verwerken van een oorlogstrauma van een kind. Om deze vraag te beantwoorden zal eerst gekeken worden wat de effecten van oorlog zijn op het kind. Vervolgens wordt gekeken hoe de ouderkind relatie verandert onder invloed van oorlogstrauma. Tenslotte zal besproken worden hoe de ouders de kwaliteit van de relatie met hun kind kunnen versterken zodat het kind in staat is een trauma positief te verwerken.
3
De invloed van oorlog op een kind
Oorlog kan leiden tot veranderingen in emoties en gedachten bij kinderen. In het onderzoek van Goldstein, Wampler en Wise, 1997, is onderzocht wat de traumatische stress symptomen zijn van kinderen tijdens en na de oorlog in Bosnië. De kinderen in de leeftijd tussen de 6 en 12 jaar waren aan het begin van de oorlog gevlucht en leefden in vluchtelingenkampen in centraal Bosnië. Alle kinderen hadden te maken gehad met een traumatische gebeurtenis waarin zij waren gescheiden van hun ouders, getuige waren geweest van geweld gericht op iemand binnen of buiten de familie of zelf slachtoffer waren geworden van geweld. In het onderzoek kregen de kinderen een stripverhaal over een kind dat slachtoffer was van oorlog te zien. De tekeningen van het stripverhaal werden ondersteund met een verhaaltje wat aan het kind werd voorgelezen, in dit verhaaltje kwam een bepaald gevoel naar voren. De kinderen moesten vervolgens aangeven of zij het voorgelezen gevoel herkenden. Tijdens het stripverhaal toonden alle kinderen herbeleving van eigen traumatische gebeurtenis en vermijdingssymptomen wanneer de traumatische ervaring van het kind overeenkwam met het stripverhaal. De voornaamste stress reacties in het kind waren verdriet en angst. Deze reacties zorgden ervoor dat het kind zich niet kon bezighouden met activiteiten die normaal zouden zijn voor een kind van die leeftijd. Tweederde van de kinderen vertelden dat zij zich schuldig voelden en hadden het idee dat zij verantwoordelijk waren voor de problemen in de familie. Daarnaast toonde meer dan de helft van de kinderen extreem pessimisme wat betreft hun toekomst en geloofden dat zij nooit gelukkig zouden zijn. Sommige kinderen hadden zelfs het gevoel dat het leven waardeloos is en begrepen niet waarom zij leefden. Uit dit onderzoek is niet duidelijk naar voren gekomen tot welke problemen deze reacties kunnen leiden. Thabet en Vostanis (1999) hebben onderzocht wat de posttraumatische stress reacties zijn van kinderen in oorlog. Daarbij is in dit onderzoek gekeken naar de relatie tussen een traumatische ervaring en gedrags- en emotionele problemen. De kinderen waren in de leeftijd tussen de 6 en 11 jaar en waren afkomstig uit de Gaza strook, een gebied waarin meer dan de helft van de mensen vluchteling is. Alle kinderen hadden te maken gehad met een traumatische gebeurtenis waarin zij getuige waren van geweld gericht op een goede vriend of familielid of zelfs de dood van een goede vriend of familielid. Sommige kinderen waren zelf slachtoffer geworden van geweld en waren getuige geweest van de vernieling van eigendommen. De posttraumatische stress 4
reacties van de kinderen zijn gemeten aan de hand van de child post-traumatic stress reaction index (CPTSD-RI), waarin kinderen de mate van hun emotionele reactie op het trauma konden aangeven. Hieruit bleek dat alle kinderen posttraumatische stress reacties vertoonden waarvan een kwart zeer hevig. Veel voorkomende posttraumatische stress reacties waren: het vaak terugkomen van gedachten aan het trauma, nachtmerries, angst dat een dergelijke gebeurtenis weer zou gaan gebeuren en de vermijding van situaties die het kind herinnerde aan het trauma. Overige minder voorkomende reacties waren: het vermijden van sociale situaties, het vermijden van eigen emoties, het niet kunnen omgaan met de emoties van een ander en weinig emotionele gehechtheid aan anderen. Ook schuldgevoel en geïrriteerd gedrag waren voorkomende reacties. De relatie tussen een traumatische ervaring en gedrags- en emotionele problemen is onderzocht aan de hand van de Rutter Scale A2, een vragenlijst voor ouders en leraren over het gedrag van kinderen. Ouders meldden voornamelijk dat hun kinderen rusteloos en geïrriteerd waren. Ook dachten de ouders dat hun kinderen zich veel zorgen maakten en vertelden een aantal van de ouders dat hun kind meer dan een keer per week in bed plast. Ook de leraren vonden dat de kinderen zich in extreme mate zorgen maakten en rusteloos waren. Verder meldden de leraren dat de kinderen angstig waren en zich slecht konden concentreren. Alle kinderen toonden gedrags- en emotionele problemen waarvan dit bij ruim een kwart van de kinderen leidde tot niet normaal kunnen functioneren in het dagelijks leven. Duidelijk wordt dat kinderen naast heftige emotionele reacties ook problemen ervaren in het dagelijks functioneren na een traumatische gebeurtenis. De reacties van het kind na een trauma zorgt voor een verandering in de gedachtes van het kind. Dit is van invloed op het dagelijks leven van het kind. In onderzoek van Dyregrov, Gupta, Gjestad en Mukanoheli (2000) is dieper ingegaan op de veranderingen in het dagelijks functioneren en de gedachtes van het kind. Hierbij werd gekeken naar de psychologische reacties van Rwandese kinderen, in de leeftijd tussen de 8 en 19 jaar, na traumatische ervaringen tijden de genocide in 1994. De helft van deze kinderen leefden in opvangcentra de andere helft thuis bij hun ouders. Met behulp van vragenlijsten werd de kinderen gevraagd wat zij hadden ervaren tijdens hun trauma en wat hun reacties hierop waren. Vervolgens is gekeken hoe de gedachten van kinderen bijdragen aan het niet meer normaal kunnen functioneren. Alle kinderen hebben tijdens de genocide geweld ervaren. De meeste kinderen waren getuige geweest van de vernieling van huizen en meer dan de helft van de kinderen was getuige van 5
moord. Driekwart van de kinderen hebben een familielid verloren, een deel van deze kinderen was hier getuige van. Daarnaast moesten de meeste kinderen vluchten en zich verstoppen voor het geweld. Bijna alle kinderen die waren geïnterviewd geloofden dat zij dood zouden gaan tijdens de oorlog. De reacties op de ervaren trauma’s van de kinderen waren het vermijden van situaties en dingen die hun herinnerde aan het trauma. Daarnaast ervoeren de kinderen steeds terugkomende beelden en gevoelens aan het trauma die zij niet konden onderdrukken. Deze reacties zorgden ervoor dat het dagelijkse leven van de kinderen gevuld werd met ongewenste gedachtes en vermijdingsgedrag. Dit terwijl de kinderen probeerden begrip te krijgen over de extreme gebeurtenissen. Kinderen hadden het gevoel constant alert te moeten zijn en verloren interesse in activiteiten die zij voorheen leuk vonden zoals sporten, hobby’s en spelletjes spelen. De dagelijkse activiteiten van het kind waren volledig verandert na het trauma. De voornaamste veroorzaker van de verandering in gedachtes van het kind was de ervaren dreiging. Tijdens het trauma hadden de kinderen gevoeld dat hun leven in gevaar was. Ook na het trauma bleven de kinderen een constant gevoel van onveiligheid ervaren. Het lijkt alsof door deze druk de kinderen geen mogelijkheid meer zagen te genieten van de activiteiten die zij voorheen leuk vonden. Zowel de omgeving als de gedachtes van het kind zijn niet meer hetzelfde na een trauma, wat het dagelijks leven van het kind volledig verandert. Kinderen ervaren na een traumatische gebeurtenis verschillende emoties zoals verdriet en angst. Om dergelijke emoties tegen te gaan vermijden kinderen gebeurtenissen die hen aan het trauma herinneren. Dit uit angst voor het meemaken van nog een traumatische gebeurtenis. Deze angst toont zich in gedragsproblemen als rusteloosheid en geïrriteerd gedrag. Wanneer wordt gekeken waar deze angst vandaan komt, blijkt dat dit voortkomt uit de constante dreiging waarin hun leven in gevaar is. Ouders zijn meestal degenen die het kind een gevoel van geborgenheid en veiligheid kunnen geven (Bowlby, 1969/1982). Nu blijkt dat kinderen in oorlog dit gevoel niet ervaren kan afgevraagd worden hoe de ouder kind relatie verandert in tijden van stress.
De effecten traumatische stress op de ouder kind relatie Onderzoek naar de invloed van oorlog op de ouder kind relatie is gedaan door Smith, Perrin, Yule en Rabe-Hesketh (2001). Zij hebben onderzocht wat de invloed is van de
6
reacties van de moeder na de oorlog in Bosnië op de mate van stress van haar kind. Dit hebben zij gedaan door te kijken of de mate van stress van het kind afhankelijk was van de mentale gezondheid van de moeder. Bij de kinderen in de leeftijd tussen de 9 en 14 jaar, hun moeders en leraren werden vragenlijsten afgenomen. Aan de hand van deze vragenlijsten werd de mate van depressie na de oorlog bij de kinderen onderzocht. Ook werd gekeken naar de mate van angst en rouwreacties na de oorlog. De mentale gezondheid van de moeders werd onderzocht aan de hand van vragenlijsten over de mate van depressie en angst die zij zelf ervoeren na de oorlog. Daarnaast werd gekeken naar de algemene gezondheid van de moeders met behulp van een vragenlijst waar symptomen van psychische stoornissen in voorkwamen. Tenslotte werden de moeders en de leraren gevraagd het gedrag van de kinderen te beoordelen aan de hand van de Rutter Scale A2. Uit dit onderzoek bleek dat de mentale gezondheid van de moeder van grote invloed is op de mate van depressie van een kind na een traumatische gebeurtenis. Daarnaast bleek de mentale gezondheid van de moeder ook van invloed te zijn op de mate van angst van het kind. Dit kan verklaard worden aan de hand van de omgangsmechanismen die het kind van de moeder overneemt. Daarnaast zou dit te maken kunnen hebben met het niet durven praten over de traumatische gebeurtenis uit angst elkaar overstuur te maken. Moeder en kind beïnvloeden elkaar als het ware om hun traumatische herinnering te vermijden. Tenslotte bleek de overbezorgdheid en het overmatig beschermen van de moeder richting het kind bij te dragen aan de stress van het kind. Duidelijk wordt dat de mentale gezondheid van de moeder die tijdens de oorlog verandert, van invloed is op het kind. Een moeder met een hoofd vol zorgen en angst vermijdt gedachtes en gebeurtenissen die haar herinneren aan het trauma. De moeder is dan niet in staat met haar kind te praten en is overmatig beschermend. Vermijding van gedachtes en gedrag lijkt dus van grote invloed te zijn op de relatie tussen moeder en kind. In het onderzoek van Laor et al. (1997), wordt dieper ingegaan op de vermijdingssymptomen van de moeder die van invloed zijn op de relatie met haar kind. In dit onderzoek is gekeken wat de invloed is van vermijdingssymptomen van de moeder na de golfoorlog in Israël op de mate van traumatische stress bij haar kind. De kinderen waren vlak na de oorlog in de leeftijd tussen de 3 en de 5 jaar. De kinderen en hun moeders werden geïnterviewd 6 maanden en 30 maanden na de oorlog. Aan de hand van vragenlijsten werd het gedrag van het kind gemeten. Bij de moeders werd met behulp van vragenlijsten gekeken naar de vermijdingssymptomen na de oorlog. 7
Vervolgens werd onderzocht of de moeders het idee hadden dat zij zelf verantwoordelijk waren voor de gedachtes en beelden in hun hoofd. Dit werd gedaan aan de hand van een test waarin de moeders plaatjes in hun hoofd moesten vasthouden. Uit het onderzoek bleek dat een hogere mate van vermijdingssymptomen van de moeder zorgde voor een hogere mate van traumatische stress van het kind. De moeders vermeden gebeurtenissen en gedachtes die hen herinnerden aan het trauma. De moeder had het idee dat zij zelf niet verantwoordelijk was voor de beelden in haar hoofd. Hierdoor gingen de vermijdingssymptomen gepaard met stress wat door het kind werd ervaren. Ook bleek dat vermijdingssymptomen ervoor kunnen zorgen dat de moeders moeite hebben met intieme relaties. De moeders vonden het moeilijk warmte te tonen naar hun kind en konden daardoor hun kind niet liefhebben. Tenslotte werd geconcludeerd dat de moeder onder invloed van vermijdingssymptomen het gevoel krijgt niet over de capaciteiten te beschikken om het kind te beschermen. Het lijkt dus alsof de vermijdingssymptomen van de moeder de capaciteiten om te zorgen en te beschermen aantasten. Verondersteld kan worden dat dit gevoel van de moeders, waarin zij denken niet te kunnen zorgen voor hun kind en hem of haar niet te kunnen beschermen, leidt tot een verstoring van de relatie tussen moeder en kind. Na een trauma ontstaat een verandering in gedachtes van de moeder over de relatie met haar kind. Wat de verandering in denken van de moeder precies inhoudt lijkt nog niet duidelijk. In onderzoek van Schechter et al.(2005), is ingegaan op de gedachtes van de moeder over haar kind na een trauma. Onderzocht is wat de invloed is van een traumatische ervaring van de moeder in het verleden, op haar gedachtes over het kind. Daarnaast is gekeken of de mate waarin de moeder in staat is te denken over de gedachtes van haar kind, van invloed is op haar gedachtes over het kind. Alle moeders van de kinderen in de leeftijd tussen de 8 en 50 maanden zijn zelf slachtoffer geweest van geweld. De gedachtes van de moeder over het kind werden gemeten aan de hand van The Working Model of the Child Interview (WMCI), een vragenlijst waarin de moeder haar relatie met haar kind te beschrijft. Daarnaast werd aan de hand van de WMCI afgeleid in hoeverre de moeder in staat was na te denken over de gedachtes van haar kind. Er werden dan vragen gesteld als: “Wat denk je dat er in het hoofd van je kind om gaat?”. Uit het onderzoek bleek dat wanneer de moeder een traumatische gebeurtenis had meegemaakt, dit van invloed is op haar gedachtes over haar kind. De gedachtes waren vaak vijandig en tegenstrijdig. Zo werd het kind gezien als een bron van stress en bedreiging. De moeders gingen uit van negatieve intenties van het kind die 8
op hen waren gericht. Dit betrekt zich ook op de representaties die de moeder heeft over de gedachtes van haar kind. De moeders leken niet in te zien dat hun kinderen eigen gedachtes hadden, los van die van henzelf. Dit zorgde voor minder betrokkenheid bij het kind en minder begrip over de gedachtes van het kind. Geconcludeerd kan worden dat na een traumatische ervaring van de moeder, haar gedachtes over haar kind veranderen. Zij ontwikkelt negatieve gedachtes over haar kind en heeft geen inzicht in de gedachtes van haar kind. Lok en McMahon (2006) zijn in hun onderzoek specifieker ingegaan op de gedachtes die de moeder heeft over de gedachtes van haar kind. Zij hebben onderzoek gedaan naar de invloed van de representaties van de moeder over de gedachtes van haar kind op de relatie tussen moeder en kind. Wanneer de moeder meer nadenkt over de gedachtes van haar kind, leidt dit tot meer emotionele beschikbaarheid van de moeder. De representaties die de moeder maakt over de gedachtes van haar kind zorgen voor meer geschikte en gevoelige reacties van de moeder. In dit onderzoek werden de kinderen in de leeftijd tussen de 4 en de 5 jaar samen met hun moeder op video opgenomen tijdens een speelsessie. Daarnaast werd bij de moeders een vragenlijst afgenomen over de representaties die zij hadden over de gedachtes van hun kind. Hierin werd gekeken of de moeders begrepen wat hun kind dacht en waarom hun kind zich op een bepaalde manier gedroeg. De emotionele beschikbaarheid van de moeder werd gemeten aan de hand van observatie van de video opname. Hierin werd gelet op de mate waarin de moeder het kind helpt zonder het kind te verplichten bepaalde handelingen uit te voeren. Daarnaast werd gekeken of de moeder het kind zelf liet spelen en werd gelet op de mate van vijandigheid van de moeder. Uit het onderzoek bleek dat moeders die in een hoge mate nadachten over de gedachtes van hun kind beter leken te begrijpen hoe het kind dacht en waarom het kind zich op een bepaalde manier gedroeg. Deze representaties van de gedachtes van het kind leidden tot minder vijandige reacties van de moeder naar het kind. De moeder begrijpt het kind en ziet het kind als een individu met eigen gedachtes en behoeftes waardoor zij in staat is adequaat te reageren op het kind. Er is geen direct verband gevonden tussen de mate waarin de moeder het kind helpt of het kind zelf laat spelen en het begrijpen van de gedachtes van het kind. Geconcludeerd kan worden dat de representaties over de gedachtes van het kind van invloed zijn op de relatie tussen moeder en kind. Wanneer een moeder haar kind niet begrijpt, is zij emotioneel niet beschikbaar voor het kind wat zorgt voor een verstoring van de relatie tussen moeder en kind. 9
Het ervaren van een traumatische gebeurtenis door de moeder is van invloed op de relatie tussen moeder en kind. Na een trauma vermijdt de moeder gebeurtenissen en gedachtes die haar herinneren aan het trauma. De moeder lijkt moeite te hebben met het liefhebben van haar kind. Daarnaast krijgt de moeder het gevoel niet goed genoeg voor haar kind te kunnen zorgen. Deze veranderingen komen voort uit de wijze waarop moeders het denken van anderen interpreteren. De moeder ontwikkelt een negatief affect ten opzichte van haar kind en heeft het gevoel dat ze haar kind niet begrijpt. Wanneer een moeder onjuiste representaties maakt over de gedachtes van haar kind, leidt dit tot minder emotionele beschikbaarheid van de moeder. De moeder dient niet meer als veilige basis voor het kind waardoor het kind niet het gevoel krijgt terug te kunnen vallen op zijn of haar moeder. Deze verstoring in de ouder kind relatie zorgt voor een toename van traumatische stress bij het kind.
Het versterken van de ouder kind relatie in tijden van stress
De relatie tussen de moeder en haar kind verandert na het ervaren van een trauma door de moeder. Wanneer zowel moeder als kind een traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt zorgt deze verstoring van de relatie ervoor dat de mate van traumatische stress bij het kind toeneemt. Het kind is dan niet in staat het trauma te verwerken. Het lijkt van belang om te kijken hoe de ouder kind relatie versterkt kan worden. In het onderzoek van Gottman, Katz en Hooven (1996) is onderzocht of ouders zich bewust zijn van de emoties van hun kinderen en in hoeverre zij met behulp van emoties proberen de band met hun kind te versterken. Hierbij werd gekeken naar de invloed van de mate waarin de ouders zich bewust zijn van eigen emoties en die van anderen op de vaardigheden van het kind met eigen emoties om te kunnen gaan. Het onderzoek bestond uit twee delen waarin het tweede deel drie jaar na het eerste deel plaatsvond. Tijdens het eerste deel waren de kinderen in de leeftijd tussen de 4 en de 5 jaar. De ouders werden geïnterviewd over hun eigen ervaringen met emoties als boosheid of angst. Hierbij werd gelet op de mate waarin de ouders dachten hun emoties zelf in de hand te hebben. Daarnaast werden vragen gesteld over de gevoelens van de ouders wanneer hun kind angstig of verdrietig is. Vervolgens werd het gedrag van de ouders ten opzichte van het kind gemeten terwijl zij samen een spelletje speelden. Hierin werd onder andere gelet op de mate waarin zij hun kind complimentjes gaven en of zij 10
geduldig waren. Tenslotte werd bij het kind zelf gekeken naar zijn of haar reacties op specifieke emoties zoals boosheid, angst en verdriet. Het kind kreeg een video te zien waarin deze emoties naar voren kwamen, de reacties van het kind op de emoties werden gemeten. Tijdens het tweede deel van het onderzoek moesten de moeders een vragenlijst invullen over de emoties van hun kind. In deze vragenlijst kwam voren of de moeders dachten dat hun kind zelf met eigen emoties om kon gaan. Uit het onderzoek bleek dat ouders die zich bewust waren van eigen emoties en die van anderen, positief omgingen met de emoties van hun kind. Zo zagen deze ouders de negatieve emoties van hun kind zoals angst en boosheid, als een mogelijkheid het kind iets te leren of toenadering te zoeken tot het kind. Daarnaast spraken deze ouders met hun kind over de emoties en leerden zij hun kind de verschillende emoties te benoemen. Tenslotte leerden deze ouders de kinderen strategieën om met emoties om te gaan. Uit het tweede deel van het onderzoek bleek dat kinderen van ouders die zich bewust waren van emoties, beter met hun eigen emoties om konden gaan. Geconcludeerd kan worden dat wanneer ouders zich bewust zijn van eigen emoties en de emoties van hun kind, zij deze emoties gebruiken om de relatie met hun kind te versterken. Daarnaast blijkt dat naast het versterken van de relatie, het kind ook leert met emoties om te gaan. Emotioneel bedreigende situaties zullen minder bedreigend overkomen. In het onderzoek van Davidov en Grusec (2006) is dieper ingegaan op de invloed van het gedrag van de ouders op de vaardigheden van het kind met eigen gevoel om te gaan. Gekeken is of de mate waarin de ouders op stress reageren van invloed is op de vaardigheden van het kind met negatieve emoties om te gaan. Daarnaast is gelet op de warmte van de ouders naar het kind. De kinderen waren in de leeftijd tussen de 6 en de 8 jaar. De mate waarin de ouders met negatieve emoties van hun kind om konden gaan, werd gemeten aan de hand van vragenlijsten. Vervolgens moesten de moeders commentaar geven op een korte video waarin de stressreactie van een 5 jaar oude jongen te zien was. De warmte van de ouders werd opgemaakt uit de mate waarin ouders woorden als knuffelen en kussen gebruikten in de vragenlijsten. Daarnaast werd dit gemeten aan de hand van een observatie van het gedrag van de moeder. Tenslotte werd de mate waarin de kinderen met negatieve emoties om konden gaan gemeten met een vragenlijst die door de moeders van de kinderen werd ingevuld. Uit dit onderzoek bleek dat wanneer ouders vaker reageren op stress van hun kind, het kind beter om kan gaan met zijn of haar negatieve emoties. Hierin bleek van belang dat ouders hun kind aanmoedigen emoties te uiten. De warmte van de ouders is niet van invloed op de 11
vaardigheden van het kind met negatieve emoties om te gaan. Verondersteld kan worden dat ouders kunnen leren effectief op de stressreacties van hun kind te reageren. Dit door in te gaan op de emoties van het kind en het kind aan te moedigen emoties te uiten in tijden van stress. Afgevraagd kan worden of het voor ouders die een trauma hebben meegemaakt mogelijk is in te gaan op de emoties van hun kind. In het onderzoek van Schechter et al., (2006) is gekeken of getraumatiseerde moeders in staat zijn te denken over de gedachtes en gevoelens van zichzelf en van hun kind. De moeders kregen de stressreacties van het eigen kind op video te zien. Er is gekeken of feedback over deze beelden de representaties van de moeder over de gedachtes en gevoelens van het kind veranderen. De kinderen waren in de leeftijd tussen de 8 en de 50 maanden. De moeders wilden samen met hun kind meedoen aan het onderzoek omdat zij bezorgd waren over hun eigen gedrag en het gedrag van hun kind. Met behulp van de WMCI werden de representaties van de moeder over de gedachtes en gevoelens van haar kind gemeten. Vervolgens werd een speelsessie van de moeder met het kind op video opgenomen. Tenslotte kreeg de moeder van een begeleider feedback op haar gedrag en het gedrag van haar kind. Hierin werd de nadruk gelegd op momenten waarin het gedrag tussen moeder en kind goed verliep. De begeleider stelde de moeder vragen over de representaties die zij had over de gedachtes en gevoelens van het kind. Daarnaast vertelde de begeleider aan de moeder wat hij dacht dat goed verliep in het gedrag tussen moeder en kind. Vervolgens koos de moeder vijf persoonlijkheidstrekken die zij vond passen bij haar kind. Wanneer deze persoonlijkheidstrekken verschilden van eerdere antwoorden gegeven op de WMCI vroeg de begeleider waarom dat was veranderd. Hij stelde vragen als: Denk je dat je kind veranderd is, of dat jouw gevoel ten opzichte van je kind is veranderd? Uit dit onderzoek bleek dat moeders minder negatieve gedachtes hebben over hun kind na een sessie met video feedback. Verondersteld werd dat de negatieve gedachtes van de moeder afnamen doordat tijdens de video feedback de nadruk werd gelegd op momenten met positief gedrag tussen moeder en kind. Daarnaast bleek dat een hogere mate van denken over de gedachtes en gevoelens van het kind leidde tot minder negatieve gedachtes over het kind. De representaties die de moeder maakt over de gedachtes en gevoelens van haar kind kunnen de moeder helpen om te gaan met de negatieve emoties van het kind. In dit onderzoek wordt gesuggereerd dat door middel van de video feedback, getraumatiseerde moeders hun eigen angst kunnen tolereren en daardoor in staat zijn de emotie van hun kind op te merken. Door een 12
afname van eigen angst ervaren de moeders ruimte om begrip te tonen voor de emoties van hun kind. Van belang lijkt het moeders aan te moedigen na te denken over de gedachtes en gevoelens van het kind en daarbij de moeders te wijzen op positieve momenten tussen moeder en kind. Dit zal de ouder kind relatie in tijden van stress versterken. Voor het verwerken van een traumatische ervaring van een kind is het van belang dat de ouders emotioneel beschikbaar zijn. Ouders die zich bewust zijn van eigen emoties en van de emoties van hun kind, praten meer over emoties en leren hun kind beter met emoties om te gaan. Het kunnen herkennen en benoemen van emoties en het toepassen van adequate strategieën op deze emoties, zorgt ervoor dat bedreigende situaties minder bedreigend over komen. In tijden van stress is het van belang dat ouders in gaan op de emoties van het kind en het kind aanmoedigen emoties te uiten. Dit is wellicht een moeilijke taak aangezien ouders na het ervaren van een trauma zich vaak niet bewust zijn van eigen emoties, waardoor het ook moeilijker is adequaat te reageren op de emoties van het kind. Toch lijkt het mogelijk om de vaardigheden van de ouders te vergroten. Wanneer getraumatiseerde moeders worden aangemoedigd om te denken over de gedachtes en gevoelens van hun kind en zij worden gewezen op positieve momenten tussen moeder en kind, kunnen zij meer begrip opbrengen voor het kind. Het beter begrijpen van de gevoelens en gedachtes van het kind leidt tot een sterkere ouder kind relatie. De ouders kunnen weer gezien worden als de veilige basis waar het kind op kan terugvallen. Dit zorgt ervoor dat het kind de mogelijkheid krijgt het trauma te verwerken.
Conclusie
De ouder-kind relatie is van groot belang wanneer kinderen proberen om te gaan met traumatische stress en een oorlogstrauma proberen te verwerken. De traumatische stressreacties van een kind nemen toe wanneer de moeder niet beschikbaar is. De moeder heeft, na het ervaren van een trauma, moeite haar kind te begrijpen omdat zij zelf veel verwarrende emoties ervaart. Zij is niet in staat adequaat te reageren op de emoties van het kind waardoor het kind het gevoel krijgt niet terug te kunnen vallen op de moeder. Het kind is daardoor niet in staat het trauma te verwerken.
13
Kinderen ervaren na een trauma vaak heftige emoties als angst en verdriet. Deze emoties zorgen ervoor dat een kind gebeurtenissen die aan het trauma doen herinneren gaat vermijden. Een kind houdt zich minder bezig met activiteiten die hij of zij voor het trauma leuk vond. Dit door het constante gevoel dat zijn of haar leven in gevaar is (Dyregrov et al., 2000). In een oorlogssituatie raakt niet alleen het kind getraumatiseerd maar ook de ouders. De moeder vermijdt gebeurtenissen die haar doen herinneren aan het trauma, waardoor zij erg beschermend wordt over haar kind. Daarnaast vermijdt de moeder gedachtes over het trauma, waardoor zij niet met het kind kan praten over het trauma (Smith et al., 2001). De vermijdingssymptomen zorgen ervoor dat de moeder moeite krijgt met het liefhebben van en het zorgen voor haar kind. Door het ervaren van een trauma krijgt de moeder het gevoel, dat alle gebeurtenissen en de gedachtes die zij heeft ontstaan zonder dat zij daar zelf invloed op heeft. De moeder krijgt het gevoel de controle te verliezen over het beschermen van haar kind. Daarnaast heeft de moeder moeite met het begrijpen van de emoties van haar kind. Zo kan het zijn dan wanneer een kind veel huilt de moeder niet inziet dat dit komt omdat haar kind emoties als angst of verdriet ervaart. De moeder ontwikkelt vervolgens negatieve gevoelens ten opzichte van haar kind. Wanneer de moeder niet in staat is een beeld te vormen over de gevoelens en gedachtes van het kind, zal zij niet adequaat op de emoties van het kind kunnen reageren (Lok et al., 2006). De relatie tussen moeder en kind raakt verstoord, waarbij de moeder niet beschikbaar is voor het kind wat zorgt voor een hogere mate van stress bij het kind. Het lijkt een verloren zaak wanneer zowel ouder als kind getraumatiseerd raken tijdens de oorlog. De relatie tussen beiden raakt verstoord en moeder en kind werken elkaar tegen in het verwerken van het trauma. Voor het verwerken van het trauma van het kind is het van belang dat de ouders emotioneel beschikbaar zijn. Ouders die zich bewust zijn van eigen emoties en die van anderen gaan positief om met de emoties van hun kind. Ouders zoeken dan toenadering tot hun kind wanneer hun kind angstig of verdrietig is en leren hun kind over deze emoties (Gottman et al., 1996). De relatie tussen ouder en kind wordt versterkt en het kind leert met verschillende emoties om te gaan. Situaties die het kind als bedreigend ervoer zullen hierdoor minder eng zijn. Daarnaast is het van belang dat het kind wordt aangemoedigd emoties te uiten. The creation of “potential space” (Winnicott) in order to allow children to express, as fully and freely as possible, all of the feelings and thoughts which arise in a traumatic family situation (Harel, 2007, p. 145). 14
Ook voor een moeder die zelf getraumatiseerd is, het mogelijk adequaat op de emoties van haar kind te reageren. Dit door het veranderen van de gedachtes van de moeder. Wanneer een moeder leert dat haar kind eigen gedachtes en emoties heeft, die ontstaan vanuit stressreacties, kan de moeder adequaat op het gedrag van het kind reageren. Als het kind bijvoorbeeld huilt zal de moeder het kind proberen te troosten in plaats van moedeloos toekijken, niet wetend wat te doen. De moeder moet aangemoedigd worden na te denken over de gedachtes en gevoelens van het kind en leren dat het kind eigen emoties heeft (Schechter et al., 2006). De positieve reacties van de moeder op het gedrag van het kind die hierdoor zullen ontstaan zorgen ervoor dat het kind het gevoel krijgt terug te kunnen vallen op de moeder. De moeder wordt weer gezien als ondersteunend en als beschermende basis. Gezegd zou kunnen worden dat voor een goede traumaverwerking van het kind de moeder zich eerst richt op het kind. Dit houdt in dat zij probeert het gedrag en het gevoel van het kind te begrijpen. De moeder moet proberen vijandige gevoelens te vermijden en er van uitgaan dat haar kind eigen gedachtes en gevoelens heeft. Naast de trauma verwerking van het kind lijkt dit ook van invloed te zijn op de trauma verwerking van de moeder. Zij is bezig met de emoties van haar kind en gaat niet volledig op in eigen verwarrende emoties. Wanneer het kind minder onbegrijpelijk gedrag voor de moeder vertoont, ontstaat er voor de moeder meer ruimte om zelf haar eigen trauma te verwerken. Het lijkt dus in het belang van het kind en de moeder dat de moeder zich eerst richt op de emoties van het kind, zodat het kind in staat is het trauma te verwerken. Om vervolgens meer rust en ruimte te vinden voor het verwerken van eigen trauma. Toch is het begrip krijgen voor de emoties en gevoelens van het kind waarschijnlijk moeilijker dan in eerste instantie lijkt. Het vermijden van negatieve gevoelens ten opzichte van het kind is een langzaam proces waarin kind en moeder veel van elkaar moeten leren. Hier moet wel de tijd en de ruimte voor zijn en ouders moeten zich volledig inzetten. Dit terwijl er in een oorlogssituatie vaak andere dingen zullen zijn die meer prioriteit hebben. Daarnaast blijkt het moeilijk om een kind te begrijpen. Elk kind reageert anders en de gedragingen zijn vaak complex. There are those who show it, those who ask for help, those who are silent and those who act out (Harel, 2007, p.133). Het lijkt daarom van belang dat in volgend onderzoek dieper wordt ingegaan op de mogelijkheid om de relatie tussen ouder en kind te versterken na het ervaren van 15
oorlogstrauma. Zodat kinderen bij angst terecht kunnen bij hun ouders en het gevoel van constante dreiging bij de kinderen afneemt waardoor kinderen minder zorgen ervaren en weer kunnen spelen.
Literatuurlijst Almqvist, K., Broberg, A.G. (2003). Young children traumatized by organized violence together with their mothers: the critical effects of damaged internal representations. Attachment & Human Development, 5, 367-380. Davidov, M., & Grusec, E. (2006). Untangling the links of parental responsiveness to distress and warmth to child outcomes. Child Development, 77, 44-58. Davis, L., & Siegel, L. (2000). Posttraumatic stress disorder in children and adolescents: a review and analysis. Clinical Child and Family Psychology Review, 3, 135-154. Dyregrov, A., Gupta, L., Gjestad, R., & Mukanoheli, E. (2000). Trauma exposure and psychological reactions to genocide among Rwandan children. Journal of Traumatic Stress, 13, 3-21. Field, T., Healy, B., Goldstein, S., & Guthertz, M. (1990). Behavior-state matching and synchrony in mother-infant interactions of nondepressed versus depressed dyads. Developmental Psychology, 26, 7-14. Goldstein, R., Wampler, N., & Wise, P. (1997). War experiences and distress symptoms of Bosnian children. Pediatrics, 100, 873-878. Goodman, S.H., & Gotlib, I. H. (1999). Risk for psychopathology in the children of depressed mothers: a developmental model for understanding mechanisms of transmission. Psychological Review, 106, 458-490. Gottman, J., Katz, L., & Hooven, C. (1996). Parental meta-emotion philosophy and the emotional life of families: theoretical models and preliminary data. Journal of Family Psychology, 3, 243-268. Grossman Harel., M. (2007). Patchwork: children, trauma and therapy. Israël, Golangraph. Kliewer, W., Fearnow, M.D., & Miller, P.A. (1996). Coping socialization in middle childhood: tests of maternal and paternal influences. Child Development, 67, 2339-2357. Laor, N., Wolmer, L., Mayes, L., Gershon, A., Weizman, R., & Cohen, D. (1997). Israeli preschool children under scuds: a 30-month follow-up. Journal of The American Child & Adolescent Psychiatry, 36, 349-356. Lok, S., & McMahon, C. (2006). Mother’s thoughts about their children: links between mind-mindedness and emotional availability. British Journal of Developmental Psychology, 24, 477-488. Lee, C. M., & Gotlib, I. H. (1991). Family disruption, parental availability and child adjustment. Advances in behavioural assessment of children and families, 5, 171-199. Lum, J., & Phares, V. (2004). Assesing the emotional availability of parents. Journal of Psychopathology and Behavioural Assessment, 27, 211-224. Mohaupt, H., Holgersen, H., Binder, P., & Nielsen, G.H. (2006). Affect consciousness or mentalization? A comparison of two concepts with regard to affect
16
development and affect regulation. Scandinavian Journal of Psychology, 47, 237-244. Morris, A.S., Silk, J.A, Steinberg, L., Myers, S.S., & Robinson, L.R. (2007). The role of the family context in the development of emotion regulation. Social Development, 16, 2. Papageorgiou, V., Frangou-Garunovic, A., Iordanidou, R., Yule, W., Smith, P., & Vostanis, P. (2000). War trauma and psychopathology in Bosnian refugee children. European Child & Adolescent Psychiatry, 9, 84-90. Schechter, D.S., Coots, T., Zeanah, C.H., Davies, M., Coates, S.W., Trabka, K.A., Marshall, R.D., Liebowits, M.R., & Myers, M.M. (2005). Maternal mental representations of the child in an inner-city clinical sample: violence-related posttraumatic stress and reflective functioning. Attachment & Human Development, 7, 313-331. Schechter, D.S., Myers, M.M., Brunelli, S.A., Coates, S.W., Zeanah, C.H., Davies, M., Grienenberger, J.F., Marshall, R.D., McCaw, J.E., Trabka, K.A., & Liebowitz, M.R. (2006). Traumatized mothers can change their minds about their toddlers: understanding how a novel use of videaofeedback supports positive change of maternal attributions. Infant Mental Health Journal, 27, 429-447. Shaw, J. (2003). Children exposed to war/terrorism. Clinical Child and Family Psychology Review, 6, 237-246. Silk, J.S., Shaw, D.S., Forbes, E.E., Lane, T.L., & Kovacs, M. (2006). Maternal depression and child internalising: the moderating role of child emotion regulation. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 35, 116-126. Slade, A. (2005). Parental reflective functioning: An introduction. Attachment & Human Development, 7, 269-281. Smith, P., Perrin, S., Yule, W., Rabe-Hesketh, S. (2001). War exposure and maternal reactions in the psychological adjustment of children from Bosnia-Hercegovina. Child Psychology and Psychiatry, 42, 395-404. Thabet, A., & Vostanis, P. (1999). Post-traumatic stress reactions in children of war. Child psychology and psychiatry, 3, 385-391. Tull, M.T., Barrett, H.M., McMillan, E.S., & Roemer, L. (2007). A preliminary investigation of the relationship between emotion regulations difficulties and posttraumatic stress symptoms. Elsevier Behavior Therapy, 38, 303-313.
17
18