0
Leven in Europa
..
1
2
Oriëntatie
(a.h.v. domino-opdracht)
Kennen en kunnen ! -Je kent de 7 Nederlandse cultuurlandschappen. -Je kunt op een kaart aangeven waar je deze landschappen aantreft. -Je kunt de verschillende cultuurlandschappen herkennen van een foto. -Je kent de belangrijkste kenmerken van de verschillende landschappen. -Je weet dat akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en bosbouw samen de landbouw vormen. -Je kunt een aantal typerende planten uit het Middellandse Zeegebied herkenne n. -Je kent de kenmerken van het Cs- enhet Cf-klimaat. 1-Zie onderstaande kaart. In Nederland ligt niet overal dezelfde grondsoort aan de oppervlakte. Noteer achter de cijfers 1 t/m 6 de juiste grondsoort. Kies uit: zeeklei / veen /duinzand / dekzand / löss / rivierklei.
Legenda: 1…………. 2………… 3………… 4………… 5………… 6…………
3 2-Op welke van de volgende grondsoorten in Nederland wordt het grootste deel van het oppervlak gebruikt als grasland? Kies uit: löss / zeeklei / zand / veen. Op de grondsoort(en) _______________________________________________ bijna altijd het bodemgebruik ‘grasland’ tegen.
kom je
3-Nederlandse cultuurlandschappen. Plak de foto’s (losse bijlage) op de juiste plaats.
4-Wat zijn ‘cultuurlandschappen’? Cultuurlandschappen zijn
4 5-Zet de begrippen op de juiste plaats in onderstaande kaart. Kies uit: landbouw, veeteelt, akkerbouw, tuinbouw, bosbouw.
6-Waar verwacht je over het algemeen een intensief agrarisch grondgebruik? Het juiste antwoord bij a is een combinatie van onderstaande mogelijkheden !! Kies uit: dicht bij steden / in een hooggebergte / bij hoge grondprijzen / ver van de steden af / bij lage grondprijzen / in dunbevolkte regio’s. a-Het meest intensieve grondgebruik verwacht ik
b-Want…
5
7-Zet de begrippen op de juiste plaats in onderstaande kaart. Kies uit: Mediterrane vegetatie, olijfboom, kurkeik, maquis, cipres.
8-Wat zijn de kenmerken van het Cf- en het Cs-klimaat. Cf-klimaat:
Cs-klimaat:
6
8-Zet in ieder figuur of het betrekking heeft op een Cs- dan wel een Cf-klimaat.
7
Hoofdstuk 1: Europese landbouw in beweging Aantekening bij de clip zandlandschap. Zie ELO. Vul de tekst aan In Nederland zijn op heel veel plaatsen ………………………………..te vinden. We gaan dit gebied in Drenthe eens nader bekijken. Dekzanden zijn in een ver verleden ontstaan. Het was toen erg koud in het gebied dat nu Nederland heet. Er lag geen ijs, maar het was wel zo koud dat er geen …………………………… konden groeien. Het gebied was bedekt met zand. De ……………..kon het losse zand makkelijk meevoeren om het ergens anders weer neer te leggen. En doordat de wind niet overal evenveel zand heen blies, ontstonden er ………………….. ..……………………… in het landschap. Toen er een ander klimaat kwam, begonnen er op het zand toch planten te groeien. Hierna kwamen er ook boeren wonen. Ze lieten hun vee op de ………………grazen. ……………………………………was niet mogelijk. De grond van het dekzandgebied was te ………………..en………………….. Naast de riviertjes waren de…………………………….. Dit gebied was juist weer te ……………voor akkerbouw. Daarom lieten de boeren ook daar …………………. ……………………………………………………………………………….. Om toch akkerbouw op de droge heigrond te kunnen bedrijven, bedachten ze een manier om het gebied te ontginnen. Ze gingen bij elkaar aan de rand van de heide wonen. Daar was het droog genoeg en toch dicht bij de rivier. Ze gingen ........................................houden. Om …………………..te krijgen voor op de zandgronden. Dan zou die zandgrond vruchtbaarder worden. De schapen liepen overdag samen met de schaapsherder op de ……………………rond de akkers. 's Avonds bracht die herder de schapen naar de……………………………... Een stuk weiland midden in het dorp dat als verzamelplaats voor de schapen werd gebruikt. Elke boer haalde hier zijn schapen op en zette ze …………………………………………..waar de ……………………..terecht kwamen. Deze werden gemengd met …………………………………..en verstrooid over de…………………………………. Zo werden dit vruchtbare gronden. Deze ontgonnen gebieden zijn dus de akkers ……………………….het dorp. We noemen ze de ……….of……………... Daar verbouwde de boer verschillende gewassen. Genoeg voor eigen gebruik en een beetje voor de verkoop. Om de gewassen te beschermen tegen de schapen en het vee op de groengronden bouwden de boeren een ………………………..rond de es. Op sommige plekken kunnen we deze nog zien. De bomen en struiken zorgden ervoor dat de beesten niet de akkers op gingen. Jaar na jaar bemesten de boeren hun land met schapenmest. Dit had tot gevolg dat de es beetje bij beetje ……………………………kwam te liggen. Door die bemesting ontstond op de oorspronkelijke zandgrond een dikke zwarte laag. In dit afgegraven stukje es kun je dit heel duidelijk zien. Voor landbouwproducten is deze grond een perfecte voedingsbodem. Als we nog dieper graven, vinden we onder deze zandlaag nog een andere laag. Dat is keileem, afgezet door het landijs in de IJstijd. Die grond is nog ouder dan de zandgrond.
8
Aantekening doorsnede esdorpenlandschap. Zie de PPT op ELO.
Aantekening schematische kaart. Legenda ………………………………………. ………………………………………. ……………………………………… ……………………………………… ……………………………………… ………………………………………
9
Aantekening esdorpen op de topografische kaart. Zie de PPT op de ELO. Markeer de elementen van het esdorpenlandschap in de kaart.
10
Hoofdvraag van hoofdstuk 1: Welke gevolgen heeft de toenemende mondiale vrijhandel in landbouwproducten voor landbouw en landschap in Nederland / Europa? Samenvatting paragraaf 1.1: De hakken in het zand. Deelvraag: (zie Tb blz 15)
‘Open ruimte’ nog boerenruimte? ► In het zandlandschap in Nederland worden verschillende gebieden opnieuw ingericht. Dat zijn de reconstructiegebieden, waarin vaak intensieve veeteelt voorkomt. Waarom zouden deze landbouwbedrijven ook bij elkaar op een bedrijventerrein kunnen?
Bij de herinrichting probeert men rekening te houden met de natuur, het milieu, het landschap en de economie. Intensieve veeteelt =
Waarom blokkeert de landbouw de reconstructie? (fig 1.1)
11 Tot 1900: Veeteelt in dienst van de akkerbouw
► Tot het einde van de ______ eeuw was het bodemgebruik op zandgronden afwisselend. Onderdelen van dit landschap zijn: 1-Drogere en hoog gelegen ‘woeste gronden’, bedekt met __________________ (extensief grondgebruik),. 2-Op de laagste en natste delen _____________________. 3-Daartussen in de _____________________(intensiever bouwland). Het grondgebruik was sterk afhankelijk van _______________ en __________________ . ► Samenlevingen waren tot eind 19e eeuw zelfvoorzienend. Vee werd o.a. gehouden voor de mest voor de akkerbouw. ( = veeteelt in dienst van de akkerbouw !!) Na 1900: Akkerbouw in dienst van de veeteelt
► Vanaf einde 19e eeuw verdween de zelfvoorziening. Toenemend gebruik van _____________________________ veranderde het zandlandschap. Op akkers werd steeds meer _____________________ verbouwd akkerbouw kwam in dienst te staan van de veeteelt.
12 Dit werd veroorzaakt door: (6x) 1-De introductie en grootschalige toepassing van kunstmest. ● 2-
●3-
Vrijhandel =
● 4Intensiveren =
► 5-
6- Ruilverkaveling
► 7- Specialisatie
Specialisatie was nodig om de gestegen grondprijzen en arbeidskosten op te vangen. (vanaf1960) BIO-INDUSTRIE !! Redenen om het zandlandschap anders in te richten: 1-Belangen van andere ruimtegebruikers (bewoners, recreanten) 2-De achteruitgang van het milieu (________________________, vervuiling van het grondwater en __________________________________). 3-Problemen als mond- en klauwzeer en varkenspest. Weerstand tegen bio-industrie nam toe vanwege milieuproblemen, slechte behandeling van de dieren en ziekte.
13
Opdrachten bij het zandlandschap na 1900. a-Vergelijk de kaarten met elkaar. Wat is er na 1900 veranderd? Vul de tabel in. Gebruik de dia’s van de kaarten op de ELO. Casteren en omgeving voor 1900
‘bouwstenen van het zandlandschap’ Omvang van de heide.
Casteren en omgeving na 1900
Verandering na 1900 + verklaring
Groengronden
Verloop van de beek
Omvang van de kavels
Bewoning
Infrastructuur
Voor 1900 staan vrijwel alle huizen bij elkaar in het dorp, daarna…
14 Gebruik de kaarten 22 A en B uit de BA. (53 e druk) b-Tussen welke twee plaatsen ligt het dorpje Vragender?
c-Wat is het hoogteverschil tussen de essen en de groengronden?
d-Na 1900 werden de woeste gronden omgezet in landbouwgrond. Dit was mogelijk door de uitvinding van de kunstmest. Veel boeren kozen voor een woonplaats bij de nieuwe akkers en weilanden in plaats van in het dorp. De nieuw in gebruik genomen grond wordt ook wel aangeduid als kampontginning. Welke namen op de kaart wijzen op deze ontwikkeling?
Aantekening ruilverkaveling:4 maatregelen! Zie de PPT op de ELO. Geestmerambacht voor de ruilverkaveling
Geestmerambacht na de ruilverkaveling
15
Oefening esdorpenlandschap. Markeer de bouwstenen van het esdorpenlandschap e-Kleur onderstaande kaart in volgens de legenda. Legenda:
Ruimte voor extra aantekeningen.
[
]
dorpen (rood)
[
]
beek (blauw)
[
]
groengronden (groen)
[
]
es / enk / akker (bruin)
[
]
woeste grond/ heide / bos (geel)
16
17
§ 1.2 Euroboeren in de kou Inleiding: video EU-Geografie (afl 2): Grenzen aan de steun. Het gemeenschappelijke EU landbouwbeleid (GLB) heeft vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw veel invloed gehad op de NL landbouw en daarmee op de inrichting van het NL landschap. 1-a-Wat is er gebeurd met de oppervlakte van de percelen?
-b-Hoe is dit gebeurd? (in 1 woord weergeven)
2-a-Hoeveel procent van de EU-begroting gaat naar de landbouw sector?
-b-Waarom was het nodig om zoveel geld aan de landbouw te besteden?
Het doel van het EU landbouwbeleid was het produceren van voldoende voedsel voor alle lidstaten. Dat moest voor de consumenten tegen een betaalbare prijs en tegelijkertijd de boeren een goed inkomen opleveren. Deze doelstelling is tegenstrijdig. 3-Welke 2 middelen gebruikte de EU om de eigen landbouwmarkt te beschermen tegen de concurrentie van buiten de EU? 4-Op welke twee manieren probeerde de EU de Europese landbouwbedrijven efficiënter te maken? 5-Hoeveel subsidie krijgt het bedrijf van Botma per jaar van de EU?
6-a-Wat was het gevolg van de maatregelen om de EU landbouw te beschermen? (Noem enkele voorbeelden)
-b-Hoe moest dit probleem worden opgelost?
18
7-Noem de twee belangrijkste redenen waarom het EU-landbouwbeleid (subsidiebeleid) nu wordt afgebouwd. -
Samenvatting paragraaf 1.2 : Veranderingen in de EU landbouw. De hoofdvraag van dit hoofdstuk ‘Europese landbouw in beweging’ luidt: ‘Welke gevolgen heeft de toenemende mondiale vrijhandel in landbouwproducten voor landbouw en landschap in Nederland / Europa?’ In paragraaf 1 hebben we die vraag beantwoord t.a.v. de veranderingen die zich voltrokken in de landbouw op de Nederlandse zandgronden rond 1900. De vraag die in paragraaf 1.2 wordt beantwoord luidt: ‘Hoe en waarom veranderde het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan het einde van de 20 e eeuw?’ Om de ‘hoe’ vraag te kunnen beantwoorden moet je weten hoe het landbouwbeleid er voor en na de verandering (1992 McSharry) uit zag. Een beschermde bedrijfstak ► Europa wilde na de Tweede Wereldoorlog in de eigen voedselbehoefte kunnen voorzien, maar de Europese boeren waren niet opgewassen tegen de concurrentie op de wereldmarkt. Leg uit hoe de Europese Gemeenschap de eigen boeren beschermde tegen die concurrentie.
● De stijgende productie van de boeren in de E.G. zorgde voor lagere inkomsten van de boeren. Leg het verband uit.
19 Leg uit hoe met subsidies dit probleem werd opgelost.
Wat waren de gevolgen van de productiesubsidies? (Licht ieder punt kort toe) 1-
2-
3-Exportsubsidies
► Het E.G. landbouwbeleid heeft geleid tot: -Mechanisatie van de landbouw -Een hoger kennisniveau van de boeren, betere verwerking en verkoop van producten. Om de productiekosten verder omlaag te brengen (naar het niveau van de wereldmarkt) is…
Het gemeenschappelijke landbouwbeleid onder vuur. ► ● Wat zijn de doelstellingen van de WTO?
Welke bezwaren had de WTO tegen het oude gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU?
20 ● De productiesubsidies uit het oude gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU hadden schaalvergroting en ruilverkaveling tot gevolg, waardoor de landschappelijke kwaliteit achteruit ging. Leg dit verband uit.
● Welke gevolgen had het oude gemeenschappelijke landbouwbeleid op het milieu?
●Welke gevolgen had het oude gemeenschappelijke landbouwbeleid op de EU-begroting?
●Op welke manier zorgde het oude Europese landbouwbeleid voor problemen in de Europese besluitvorming?
►Op welke manier werd geprobeerd om iets te doen aan de landbouwoverschotten?
Het nieuwe landbouwbeleid. ►1992 McSharry
●
●
21
►
●
► ●
●
Maak de opdrachten 14 t/m 20. (Speel het dominospel. Noteer de antwoorden)
22
23
24
25
Geef tenslotte een kort antwoord op de volgende vragen: -a-Vergelijk puntsgewijs het Europese landbouw beleid van voor en na 1992? -b-Noem 5 redenen waarom het gemeenschappelijk landbouwbeleid moest veranderen. De EU schaft steeds meer handelsbelemmeringen af. De boeren moeten kunnen concurreren op de wereldmarkt. -c-Welk effect heeft vrijhandel op de inrichting van het agrarische landschap? Licht je antwoord toe m.b.v. voorbeelden uit de films over de bio-industrie op de zandgronden en over de aardappelboer in Friesland. -d-Welk effect heeft vrijhandel op de verduurzaming van het agrarisch landschap? Licht je antwoord toe.
26
§ 1.3 Gedaanteverandering van cultuurlandschappen In deze paragraaf wordt de hoofdvraag van dit hoofdstuk beantwoord. Die vraag was:
Welke gevolgen heeft de toenemende mondiale vrijhandel in landbouwproducten voor landbouw en landschap in Nederland en Europa? Concreet krijg je antwoord op de vragen: -Wat zijn voor de landbouw kansrijke gebieden? -Welke gebieden bieden de landbouw weinig perspectief en wat zal er dan met die gebieden gebeuren? Europese cultuurlandschappen ► Op welke wijze hebben landbouwers invloed op de inrichting van het landschap?
De landbouw heeft in Europa invloed gehad op het ontstaan van diverse cultuurlandschappen: 1- _________________________________: gevarieerd landschap met esdorpen. 2- Bocagelandschap: kleinschalig ______________landschap met __________________ bodemgebruik en verspreide bewoning. 3- Noord-Frans cultuurlandschap: _________________landschap met uitgestrekte akkers. 4- Polderlandschap en delta’s: vaak ___________________________landschappen. Afhankelijk van de __________________________van de bodem: gras- of akkerland. 5- Mediterrane landschappen: naast graanakkers ook _______________________ en ______________________________________. Binnen Middellands Zeegebied ook: a __________________________ betekent met intensief (bevloeid) bodemgebruik. b ________________________________(combinatie van olijfbomen, kurkeiken en schapenhouderij. c ‘_____________________________________’ (combineert akkers met druivenranken). 6- Dunbevolkte landschappen zoals de middelgebergten en Noord-Scandinavië.
27 Kansen en bedreigingen rond de grote steden ►
● Bedreiging
Rol voor de landbouw… ● Kansen
Tweedeling in Europa? ► Gebieden met kansen voor de landbouw zijn:
● Twee soorten gebieden met weinig kansen voor de landbouw zijn: 1
28 2
Departementen in Frankrijk
Atlasopdrachten. a-Vul m.b.v. de Bosatlas Statistiek onderstaande tabel in. Nederland België Roemenië % werkenden in de landbouw % werkenden in de industrie % werkenden in dienstensector
Litouwen
b-Neem de kaart ‘Europa: werken / landbouw’ voor je. Welke tweedeling in Europa is er te zien op deze kaart?
c-Vergelijk de kaarten 90A en 90B in de Bosatlas. Welke relatie kun je leggen tussen deze twee kaarten?
29 d-Neem kaart 87B voor je. Welke Oost-Europese landen zijn sinds1995 lid geworden van de EU?
e-Vul m.b.v. de Bosatlas Statistiek de volgende tabel in. Nederland
Roemenië
Bulgarije
Litouwen
% werkenden in de landbouw % bijdrage van de landbouw in het BBP e-Welke conclusie kun je trekken t.a.v. de arbeidsproductiviteit van de landbouw in de oostelijke landen van de EU t.o.v. de landen in het westen van de EU?
f-Welke verwachting kun je uitspreken t.a.v. de omvang van de EU bijdragen aan de landbouw in de oostelijke landen van de EU de komende jaren.
30 Opdracht 28. Zie tekstboek blz 31.
31
§ 1.4 en 1.5 Landbouw in Oostenrijk en Nederland. Wat zijn de verschillen tussen de landbouw in Oostenrijk en Nederland? Wat zijn de verschillende gevolgen van het landbouwbeleid nieuwe stijl als je Oostenrijk en Nederland met elkaar vergelijkt? Bekijk de clip over de Oostenrijkse landbouw op de ELO. 1-In de jaren ’50 werkte _______% van de Oostenrijkse beroepsbevolking. Tegenwoordig is dat ________ %. 2-Het gemiddelde inkomen van een Oostenrijkse boer is ongeveer ______________ Euro. 3-Wat vind jij van dit inkomen als je het afzet tegen de tijd die een boer in zijn / haar bedrijf steekt?
4-Wat zijn de twee belangrijkste onderdelen van de Oostenrijkse landbouw als je kijkt naar het aantal bedrijven?
5-Wat wordt er verteld over het opleidingsniveau van de Oostenrijkse boeren?
6-Wat wordt er verteld over subsidies voor de Oostenrijkse landbouw?
7-Welke relatie wordt er gelegd tussen het toerisme (een belangrijke pijler van de Oostenrijkse economie) en de landbouw?
8-De Oostenrijkse landbouw is sterk geïntensiveerd. Uit welke gegevens blijkt dat?
9-Wat wordt er gezegd over de ontwikkeling van de export van Oostenrijkse agrarische producten?
32 10-Een belangrijk kenmerk van de Oostenrijkse landbouw is het grote aandeel van de biologische landbouw. Hoe groot is aandeel van biologische bedrijven?
11-Het feit dat Oostenrijk voor een groot deel uit berggebied bestaat heeft invloed op de agrarische mogelijkheden. Schrijf de onderdelen van het antwoord (voluit) in de goede (oorzaak gevolg) volgorde: -Want hoe hoger je komt, des te kouder het wordt. (100 m stijgen is 0,6 graden kouder) -Eigenlijk is daar alleen bosbouw of veeteelt mogelijk. -Waardoor het groeiseizoen aanmerkelijk korter wordt. -En door het reliëf is er een grotere kans op bodemerosie. -Daardoor wordt het klimaat sterk beïnvloed. -In dat deel van het land vind je daardoor gemiddeld lagere temperaturen. -Ten twee zijn de bodems vaak dun en stenig. -De natuurlijke factor die zorgt voor het grote verschil tussen de landbouw in het oosten en westen van Oostenrijk is de aanwezigheid van het hooggebergte.
33
12-Lees de volgende artikelen. Maak vervolgens de vragen.
ternationaal aan de weg blijven timmeren. De wijze van produ-
34
35
36 Vragen bij de artikelen. (om de vragen te beantwoorden haal je informatie uit meerdere artikelen) 1-In de inleiding van het artikel “Naar een nieuwe rol voor land- en tuinbouw” worden twee grote uitdagingen genoemd, waarbij de landbouw een belangrijke rol zal spelen. Om welke twee uitdagingen gaat het. Geef bij iedere uitdaging een beschrijving van het probleem.
2-Beschrijf het belang van de Nederlandse landbouw voor zowel de economie als het landschap.
3-Landbouwgrond in Nederland wordt schaarser en daardoor duurder. Leg uit hoe dat komt.
4-De prijzen van voedsel lopen de komende tijd sterk op. Geef hiervoor de verklaring.
5-De groeiende vraag naar voedsel in India en China is voor Nederland niet alleen een probleem, maar ook een grote kans. Leg deze uitspraak uit.
37 6-Hoe verklaren de producenten van biobrandstof het gebrek aan landbouwgrond in bijvoorbeeld India?
DVD: Het mondiale voedselvraagstuk. 1-Wat verstaan we onder ‘tijd-ruimte compressie’?
2-Beschrijf het mondiale transportsysteem waarin ‘mainports’ een centrale rol spelen. Gebruik hierbij o.a. de begrippen: hubs, spokes, distributie en groupage. Maak er een tekening bij.
38 3-a-Beschrijf het Centrum-Periferie model aan de hand van de bananenmultinationals Dole, Turbana en Chiquita.
3-b-Hoe kunnen deze bananenmultinationals winst maken? Wat zijn dan de gevolgen voor de ontwikkelingslanden?
3-c-Kunnen kleine boeren ook profiteren van globalisering? Licht je antwoord toe.
39
Globalisering, centrum en periferie in het examen van 2013… De bijbehorende bronnen staan op de volgende bladzijde. Bij iedere opgave mag je de atlas gebruiken.
40
Bronnen bij de examenopgave.
41
42
Afsluiting van dit hoofdstuk: 1-Herhaal de begrippen. 2-Maak de digitale oefentoets 3-Beantwoord onderstaande vragen.
Hoofd- en deelvragen van hoofdstuk 1. Welke begrippen heb je nodig om deze vragen te kunnen beantwoorden. Welke verbanden kun je leggen tussen deze begrippen? Gebruik je samenvattingen. Op welke manier veranderden de landbouw en het landschap op de Nederlandse zandgronden en hoe komt dat?
Hoe en waarom veranderde het gemeenschappelijk (EU) landbouwbeleid aan het einde van de 20e eeuw?
Welke gebieden zijn bieden goede kansen voor de landbouw onder het nieuwe landbouwbeleid? Licht je antwoord kort toe.
De gebieden die weinig kansrijk zijn voor de landbouw onder het nieuwe
43 landbouwbeleid worden in twee groepen verdeeld. Welke twee groepen en wat is het toekomstperspectief van beide soorten gebieden.
Welke verschillen zijn er tussen de Oostenrijkse en de Nederlandse landbouw?
En met de antwoorden op bovenstaande vragen heb je eigenlijk ook het antwoord op de hoofdvraag…. WELKE GEVOLGEN HEEFT DE TOENEMENDE MONDIALE VRIJHANDEL IN LANDBOUWPRODUCTEN VOOR LANDBOUW EN LANDSCHAP IN EUROPA?
44
Hoofdstuk 2: Het Middellandse Zeegebied Wat zijn de relaties tussen natuurlijke, menselijke en landschappelijke verschijnselen in het Middellandse Zeegebied? § 2.1: Kennismaking met het Middellandse Zeegebied. 1-a-Tussen welke breedtegraden ligt het Middellandse Zeegebied?
1-b-Op welke breedte (in graden en minuten) ligt Heerhugowaard?
1-c-Tussen welke lengtegraden ligt het Middellandse Zeegebied?
1-d-Wat is de afstand (hemelsbreed) tussen Heerhugowaard en Marseille gemeten op de staatkundige kaart van Europa? Berekening toevoegen!
1-e-Wat is volgens de ANWB-routeplanner de afstand over de weg, en hoe lang zou je daar over doen?
1-f-Hoe lang doe je over de afstand Heerhugowaard-Marseille als je de TGV neemt?
1-g-Hoe lang doe je over de afstand Heerhugowaard-Marseille als je het vliegtuig neemt?
1-h-Wat kan je nu zeggen over de absolute en de relatieve afstand Heerhugowaard-Marseille?
1-i-In welke fysisch-geografische zone ligt het Middellandse Zeegebied? (noteer ook het kaartnummer)
1-j-Welk klimaattype hoort bij het Middellandse Zeegebied?
45
2-a-Zoek op het kaartblad Europa; toerisme de kaart ‘buitenlandse vakanties Nederlanders’ op. Vul m.b.v. gegevens van die kaart de tabel in. Spanje
Italië
Griekenland
Turkije
Aantal zomervakanties van Nederlanders. Aantal wintervakanties van Nederlanders. 2-b-Waarom gaan er zoveel Nederlanders ’s winters naar deze landen?
3-Neem het kaartblad Nederland; multiculturele samenleving voor je. 3-a-Wat verstaan we onder een allochtoon?
3-b-Wat zijn de 5 belangrijkste herkomstlanden van allochtonen in Nederland? Zet ze op volgorde in de tabel. Noteer het % er onder. 1
2
3
4
5
3-c-In welke vier provincies wonen de meeste allochtonen van Turkse en Marokkaanse afkomst?
3-d-Waarom zouden ze juist in die plaatsen zijn gaan wonen?
46 4-Lees blz 52 en 53 in het tekstboek en vul de samenvatting verder in. Alles wat je moet weten komt hier in te staan ! Ligging en topografie. ► Middellandse Zee: grootste binnenzee ter wereld. Verbindingen met:
− ________________________________ (Straat van Gibraltar). − Rode Zee ( _______________________________). − _________________________________________(Bosporus).
● Kustlijn erg onregelmatig veel kustvormen, zoals
1________________________ 2 _______________________ 3 _______________________
Zeestromen ► In vergelijking met de Atlantische Oceaan zijn het _______________________(saliniteit) en de _____________________________________________ in de middellandse Zee hoger. ● Oorzaken zijn de horizontale en verticale bewegingen van het zeewater. De horizontale stromingen ontstaan doordat _______________________________________
Hierdoor is (vooral in het _____________________________ van de Middellandse Zee de _________________________________________erg groot. Het verlies van water door ___________________________is gemiddeld over het jaar groter dan de ________________________________________________________________________. Dat de zeespiegel niet daalt ____________________________________________________
● Verticale bewegingen van het zeewater ontstaan door.._____________________________
Uitwisseling van water met de Atlantische Oceaan is beperkt door de smalle straat van Gibraltar. Daardoor is er ook weinig verschil tussen eb en vloed.
47 5-Lees blz 54 t/m 56 en maak de samenvatting af. Let op de opsommingen ! Alles wat je moet weten komt hier in te staan. De samenvatting vervangt de opdrachten! Natuurlijke plantengroei Vegetatie heeft zich aangepast aan het _______________________ : planten groeien en bloeien vooral in het ______________________voorjaar, tijdens de ________________ periode sterven ze af. Mediterrane vegetatie = ______________________________________________________
Drie typische planten: 1-____________________________ dat het blad niet verliest tijdens de droge periode (kurkeik, steeneik). Aanpassing: diepwortelend, kleine leerachtige bladeren. 2- ________________________________________________________ (struikheide, brem, jeneverbes) overleven de zomer in ruststand. 3-__________________________________________________ (doornachtig struikgewas). ► Olijfboom groeit op plaatsen waar de koudste maand een temperatuur van minimaal 5°C heeft. (grens van MZ-gebied?) Mediterrane landbouw ( = landbouw aangepast aan het klimaat / droge periode) ► Traditioneel overwegend akkerbouw (tarwe, gerst, olijfbomen, wijngaarden). Veeteelt vooral _____________________= zonder er veel tijd, geld of moeite in te investeren om de opbrengst te verhogen. ► Akkerbouw in drie vormen. 1-Droge akkerbouw (dry farming) in twee- of driejarige cyclus (met braakperiode). Nadelen: Braakliggende grond slaat wel neerslag op als voorraad.
48 2- Boom- en struikencultuur. Voordeel: −__________________________________________________________________________
Olijfbomen vooral in het westen van het Middellandse Zeegebied. Druiven voor wijn of voor rozijnen of voor directe consumptie. Soms worden er onder de bomen akkerbouwgewassen verbouwd. 3-Om onafhankelijk te zijn van het klimaat wordt er geïrrigeerd. Deze akkerbouw is het meest intensief en heeft veel oogsten. Vooral in dalen langs de kust. ►Veeteelt: geringe economisch betekenis. In berggebieden of neerslagarme gebieden nomadische veeteelt of transhumance. Transhumance : _____________________________________________________________
Problemen: -
-
-
-
steeds minder herders met kuddes. ► Moderne grootschalige veeteelt komt nauwelijks voor. Door import wordt voldaan aan de melk- en vleesbehoefte.
49
§ 2.2: Het Middellandse Zeeklimaat. -Wat zijn de kenmerken (temperatuur, neerslag en wind) van het Mediterraan klimaat? -Verklaar deze kenmerken van het Mediterraan klimaat kan met behulp van de grote windsystemen. -Wat wordt bedoeld met de grote windsystemen? -Verklaar de grote windsystemen. Etc, etc, etc,………… het is een samenhangend geheel! Bestudeer de tekst op blz 60 en 61. Maak daarna onderstaande vragen. Gebruik daarbij paragraaf 3.1 van het onderwerp ‘Systeem aarde’ op de ELO.
I-Temperatuurverschillen op aarde
Zie ELO 3.1.1 bij ‘Systeem aarde’.
1-Wat zijn de drie elementen van weer en klimaat?
2-Wat zijn de vijf temperatuurfactoren? ________________________________ ________________________________ ________________________________ ________________________________ ________________________________ 3-a-Beschrijf het verband tussen breedteligging en temperatuur.
3-b-Verklaar het verband tussen breedteligging en temperatuur. (2 oorzaken !) 1__________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 2__________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
50 4-a-Hoe ontstaan dag en nacht? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4-b-Hoe ontstaan de seizoenen? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
5-a-Zet de volgende tekstfragmenten achter de juiste tekening: Juni / Januari / zon schijnt loodrecht op de Kreeftskeerkring (NH) / zon schijnt loodrecht op de steenbokskeerkring (ZH) / pooldag op NP / Pooldag op ZP / zomer in Nederland / winter in Nederland.
………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ……………………………………………………….
5-b-Het antwoord op de drie volgende vragen is steeds hetzelfde. -Waarom is het in Nederland in juli warmer dan in januari? -Waarom is het om 14.00 uur warmer dan om 10.00 uur? -Waarom wordt het op het noordelijk halfrond op een op het zuiden georiënteerde helling warmer dan op een noordhelling? __________________________________________________________________________
51
6-a-Beschrijf het verband tussen hoogteligging en temperatuur.
6-b-Verklaar het verband tussen hoogteligging en temperatuur.
Hoogteligging en temperatuur
6-c-In het dal op de tekening hierboven is het vandaag 20°C. Bereken nu voor ieder ‘ballonnetje’ de temperatuur die wordt aangewezen. (zet je berekening er bij) 6-d-In het dal staan naaldbomen. Staat deze berg dan op hoge of op lage breedte (ligging) . Leg uit waarom je dat denkt.
7-Welke vier factoren zorgen er voor dat water langzamer opwarmt dan land? Licht iedere factor kort toe. (Gebruik de clips uit de ELO)
52 8-a-Vul onderstaande tekst in. Kies uit de woorden: aanlandige / koele warmer / kouder / warmer / kouder / warme / aanlandige / aflandige
In de zomer is het land …………………….dan de zee. Een ………………………wind brengt dan de relatief……………… zeelucht naar het kustgebied. Verder landinwaarts is het……………………………dan in het kustgebied. In de winter is het land ………………dan de zee. Een ………………………….wind brengt dan de relatief ………………………..zeelucht naar het kustgebied. Verder landinwaarts is het …………………………. dan in het kustgebied. .
9-Zet in de figuur De matigende invloed van de zee. hiernaast de juiste temperatuur in de drie cirkels. Kies uit: 15 / -3 / 1 / 5 / -18
10-Welk gebergten ligt er tussen de volgende klimaatgebieden? Gebruik in de Bosatlas in ieder geval het kaartblad ‘De aarde; klimaatgebieden’. Klimaatgebieden Het gematigde zeeklimaat juist ten noorden van San Francisco en het woestijnklimaat ten oosten van San Francisco. Het gematigde zeeklimaat in het dal van de Donau en het landklimaat (warme zomers / koude winters) ten oosten daarvan. Het gematigde zeeklimaat in het westen van Patagonia en de droge klimaten in het oosten van Patagonia
Gebergte
53
II-Luchtdrukverschillen en wind Zie ELO 3.1.2 bij ‘Systeem aarde’. 1-Bekijk de clip van figuur 3. Waardoor gaat lucht stromen? ………………………………………………………………………………………………….. 2-Hoe luidt de wet van Buijs Ballot? Gebruik de dia’s uit figuur 2. 1…………………………………..……………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………….. 2………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………….
3-Bestudeer op de ELO de uitleg over de grote windsystemen. Vergeet daarbij de clip van figuur 4 en de powerpoint-uitleg van figuur 5 niet. -a-Teken in onderstaande wereldbol met ‘++++’ de polaire maxima en de subtropische maxima in. Zet de namen in de blauwe kaders ernaast. -b-Teken in onderstaande wereldbol met ‘ - - - -‘ het equatoriaal minimum en de subpolaire minima. Zet de namen in de blauwe kaders ernaast. -c-Teken vervolgens de passaten, westenwinden en de poolwinden er in. Denk aan de wet van Buijs Ballot. Zet de namen in de rode kaders ernaast. Figuur: de grote windsystemen.
54 4-Beschrijf de kenmerken van het weer in een hoge drukgebied en in een lage drukgebied. Gebruik figuur 6 uit de ELO ……………………………………………………………….… ………………………………………………………………… 6-a-Wat verstaan we onder de ITCZ? ………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………. 6-b-Waarom ligt de ITCZ in juli op het noordelijk halfrond? ………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………. Figuur: De ITCZ in januari en in juli. (Zet de juiste maand achter de letters A en B) A
B
A2 Detail Middellandse Zeegebied
B2 Detail Middellandse Zeegebied
Subtropisch maximum
c b a
c b
ITC Z
Sahara
a
6-c-Teken in de figuren A2 en B2 de overheersende windrichting bij a, b en c.
55 6-d-Wat zijn de kenmerken van het Middellandse Zeeklimaat?
6-e-Verklaar nu de kenmerken van het Middellandse zeeklimaat.
6-f-Rond het Middellandse Zeegebied komen nog andere klimaten voor. Wat zijn de kenmerken van de volgende klimaten: BS:
BW:
EH:
3.1.3. Neerslag. Zie op de ELO 3.1.3 bij Systeem aarde. 1-a-Zie de clip van figuur 2. Leg uit hoe er waterdamp in de atmosfeer komt. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 1-b-Zie de clip van figuur 2. Leg uit waarom waterdamp in de atmosfeer kan condenseren. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2-a-In welke 4 situaties kan lucht opstijgen (en afkoelen)? 1………………………………………………………………………………………………… 2……………………..………………………………………………………………………….. 3………….…………………………………………………………………………………….. 4…………………………………………………………………………………………………
56 2-b-Leg uit hoe in stijgende lucht wolken ontstaan. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 2-c-Leg uit waarom in dalende lucht wolken oplossen. (zie stuwingsneerslag) ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. 3-Zie de clip van figuur 4 op de ELO en de figuur hiernaast.. 3-a-Welk type neerslag wordt hier weergegeven? 3-b-Leg in eigen woorden uit waarom hier neerslag ontstaat. ………………………………………………..…… ……………………………………………….…… ………………………………………………..….. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….
57 4-Met de westenwinden die in de winter in het Mediterrane gebied waaien worden ook depressies aangevoerd vanaf de oceaan. Leg aan de hand van een tekening uit waarom een depressie neerslag brengt. Teken een doorsnede van een depressie / lagedrukgebied.
5-Maak een samenvatting van het onderwerp Wind’ op blz 61 en 62 van je tekstboek Wind ► Afhankelijk van plaatselijke omstandigheden. Bijv: Mistral, Bora Sirocco. ●
●
●
58 6-a-Als de Mistral waait daalt de temperatuur op de Mediterrane stranden. Leg dit uit a.h.v. de tekening.
6-d-Als de Mistral waait daalt de temperatuur van het zeewater. Leg dit uit a.h.v. de tekening.
59
Paragraaf 2.3: Grondgebruik in het Middellandse zeegebied. -Wat is de invloed van het klimaat op de waterbalans in het MZ-gebied? -Wat betekent de ongelijke waterbalans voor de natuurlijke vegetatie en de landbouw? -Wat zijn de gevolgen van de snelle bevolkingsgroei voor het ecosysteem in het MZ-gebied? -Hoe is dit gebied duurzaam door de mens te gebruiken? Waterproblemen ►’s zomers tekorten ’s winters stortbuien. Oorzaken….
kans op bosbranden
●
●
Waterbalans = ■ Gevolgen van een droge winter…
►Problemen in het noorden van Afrika met waterhuishouding als gevolg van….. 1 2 Oplossingen:
60 Gebergte. Hier valt stuwingsneerslag. Het water zakt in de bodem weg.
Aquifer Woestijn. Er ontstaan problemen als het water sneller wordt verbruikt dan het wordt aangevuld.
Afstand kan honderden kilometers bedragen Antropogene (menselijke) invloeden ► ● Ontbossing als gevolg van … 1 2 3 4 Bosbranden, deels moedwillig aangestoken omdat…
61
Hoofdstuk 3: Op de grens van continenten. Op welke manieren beïnvloeden natuurlijke en menselijke factoren het reliëf en het milieu in het Middellandse Zeegebied?
Paragraaf 3.1: Actieve aarde.
Als je deze paragraaf hebt doorgewerkt kun je…… -Het ontstaan van het Middellandse Zeegebied in haar huidige vorm verklaren. -De ligging van gebergten, vulkanen en de spreiding van aardbevingen verklaren. -De risico’s van aardbevingen en vulkanisme op verschillende plaatsen op aarde vergelijken. Dit doe je met behulp van de theorie van de plaattektoniek. (schuivende continenten.) Neem op de ELO de herhaling ‘endogene krachten’ door. Neem daarna de oefentoets ‘herhaling ‘endogene krachten’ erbij. Maak de digitale opdrachten en onderstaande opdrachten 1 t/m 5. 1-Je docent deelt ‘leerkaartjes’ uit. Noteer de definitie van de volgende begrippen op ‘leerkaartjes’: geologische kalender, absolute ouderdom, relatieve ouderdom, endogene krachten, exogene krachten, erosie, verwering, sedimentatie, subductie, slenk, diepzeetrog, lithosfeer, asthenosfeer, convergente breukzone, divergente breukzone, transforme breukzone, convectiestromingen, ridgepush, slabpull, Mid-oceanische rug, stratovulkaan, schildvulkaan, effusief vulkanisme, paleomagnetisme, catastrofe theorie, principe van het actualisme, mantelpluim / hotspot, basalt, graniet, lava, magma, pyroklastische stroom, epicentrum, hypocentrum. Natuurlijk mag je er zelf ook leerkaartjes bijmaken ! 2-a-Wie legde in 1912 de basis voor de theorie van de plaattektoniek?
2-b-Welke twee argumenten had Wegener voor zijn theorie?
2-c-Welk belangrijk deel van zijn theorie kon Wegener niet verklaren?
2-d-Welke verklaring gaf Arthur Holmes in 1927 voor dit deel van de theorie van de plaattektoniek?
62
2-e-Het door Holmes aangegeven proces bleek later toch niet voldoende te zijn om de schuivende platen te kunnen verklaren. Welke twee andere processen zijn medeverantwoordelijk voor het schuiven van de continenten? Geef bij ieder proces een korte toelichting aan de hand van een tekening. Proces Beschrijving ……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ………………………………………………
……………………………………………… ……………………………………………… ……………………………………………… ………………………………………………
Tekening
2-f-Tegenwoordig zijn er meer bewijzen ter ondersteuning van de theorie van de plaattektoniek. Wat zijn die andere bewijzen?
2-g-Welke drie bewegingen kunnen de platen (stukken lithosfeer) ten opzichte van elkaar maken? Beschrijf de beweging en noem de vakterm!
3-Wat is het verschil tussen de ‘catastrofeleer / evolutietheorie’ en het ‘principe van het actualisme’?
63
4-Noem vier verschillen tussen oceanische en continentale aardkorst. Continentale aardkorst
Oceanische aardkorst
5-Vulkanisme kent volgens de theorie van de plaattektoniek 3 verschillende oorzaken. Welke drie? Noem de term voor de verschillende oorzaken / ‘locaties’ EN beschrijf kort waarom daar vulkanisme voorkomt. 1
2
3
6-Leg uit waarom een vulkaan als de Mauna Loa heel rustig (effusief) uitbarst en Santorini heel explosief. (Ga uitgebreid in op beide oorzaken)
64
7-Welke van onderstaande vulkanen kunnen voorkomen op een convergente breukzone. Licht toe waarom je dat denkt.
7-Zowel het Griekse Gytheo als het Turkse Izmit, zijn volgens de Bosatlas in de periode tussen 1995 en 2006 getroffen door zware aardbevingen. 7-a-Op welke kaart in de Bosatlas kun je deze gegevens aflezen? ___________________ 7-b-De oorzaak achter de aardbevingen in Gytheo en Izmit is verschillend. Wat is de beste ( = meest grootschalige) kaart om de tektonische situatie in dit gebied te bestuderen? ________________________________
8-Een derde gevolg van tektonische bewegingen in het Middellandse Zeegebied is de vorming van de Alpiene gebergtegordel. 8-Leg kort uit hoe deze gebergtegordel ontstaat.
65 Lees de verschillende stukjes tekst van paragraaf 3.1 en maak de bijbehorende vragen. Een supercontinent valt uiteen. 1-Lees dit stukje, en bekijk de gebeurtenissen op BA 193 A. 2-Zie BA 192 E. Als gevolg van deze bewegingen van de platen is de Alpiene gebergtegordel ontstaan. 2-a-In welke geologische periode(s) is de Alpiene gebergte gordel ontstaan?
2-b-Hoeveel jaar geleden was de Alpiene plooiingsfase en hoelang heeft die geduurd?
2-Gebruik de kaart Aarde; geologie. 2-a-Kaart B. Wat valt je op als je de plaatranden en de randen van de continenten met elkaar vergelijkt?
2-b-Vergelijk kaart B met D en 188-189. Welke conclusie kan je trekken als je kijkt naar de ligging / spreiding van zowel gebergten, aardbevingen als vulkanen?
3-Zie figuur 3.1: “Gedurende Jura, Krijt en het begin van het tertiair lagen deze continenten verder uiteen dan tegenwoordig……………… op het oceanische basalt worden klei en kalk gesedimenteerd. Wat gebeurt er met het sediment op de oceaanbodem als de oceanische plaat wegduikt onder een continentale plaat?
Het westelijk deel van de middellandse Zee in de knel. 4-“Vanaf de Krijtperiode schoof Afrika weer noordwaarts en werd de westelijke Thetyszee kleiner, (zie figuur 3.2)” 4-a-Leg aan de hand van figuur 3.1 en 3.3 het ontstaan van de Alpiene gebergtegordel uit. 4-b-Leg uit waarom je in de Alpen sedimenten van de (Thetys)zeebodem tegen kan komen.
66 5-Op verschillende Griekse eilanden kom je antieke tempels tegen die, terwijl ze tegenwoordig enkele meters boven zeeniveau liggen, zijn aangetast door boormosselen. De tempels zijn natuurlijk niet onder water gebouwd. Verklaar dit verschijnsel met behulp van het ‘roll-back’ principe.
6-Maak opdracht 7 van blz 86.
Vuurwerk in de oostelijke Middellandse Zee. 7-“Op dat moment breken er stukken af van de Afrikaanse plaat. Op dat moment……….. …………..deel uitmaakt van deze aardschol.” 7-a-Zie BA 126 A. Schrijf de namen op van de twee stukken aardkorst waar het in het bovenstaande citaat over gaat.
7-b-Zie ook vraag 7 c! Waarom ligt de vulkanische boog waarvan Santorini deel uitmaakt parallel aan de Helleense boog? Leg dit uit aan de hand van een eenvoudige doorsnede. (volgende blz) 7-c-Vergelijk de kaarten 126 A en B. Geef de verklaring voor het hoge aardbevingsrisico in het gebied tussen de Helleense boog en Roemenie. Leg dit uit aan de hand van dezelfde doorsnede van vraag 7 b.
67 Doorsnede Helleense boog.
Antw 7 b + c.
8-Zie BA 121 A en de tekst op blz 84 en 85 over vulkanisme. 8-a-Waarover gaan de kaarten A4 en A5?
8-b-Bereken de afstand in km langs de lijn van de doorsnede.
8-c-Leg uit hoe een Caldera ontstaat.
68 8-d-Leg uit hoe Nea Kameni is ontstaan.
Het Arabische blok. 9-Zie BA 126 A en BA192 B. 9-a-Wat voor type breuklijn (convergent, divergent, transform) is de Dode Zee breuklijn?
9-b-Waarom is de naam Dode ZEE hier eigenlijk niet correct?
10-a-Wat voor type breuklijn is de Noord-Anatolische breuklijn?
10-b-Leg aan de hand van BA 126 A uit waarom de Anatolische plaat naar het westen schuift.
10-c-Zie figuur 3.8 a + b. Leg aan de hand van BA 126 A uit waarom Griekenland steeds verder in elkaar wordt gedrukt.
69 Vulkanisme. 11-c-Vulkanisme ontstaat in zowel divergente als convergente breukzones. Leg in beide gevallen aan de hand van een eenvoudige doorsnede uit hoe het vulkanisme ontstaat.
Vulkanisme bij convergente breuk
Vulkanisme bij divergente breuk
12-Waarom zijn de vulkanen in een subductiezone wel explosief en die bij een spreidingszone niet?
13-Waarom zijn de hellingen van vulkanen in subductiezones (stratovulkaan) steiler dan die van vulkanen bij een spreidingszone. (schildvulkaan)
70
14-Uit het examen van 2013.
71
72
73
74
Paragraaf 3.2: Een kwetsbaar systeem. -Op welke wijze versterken of verminderen verwering, erosie en sedimentatie het reliëf? -Wat is het verband tussen intensief landgebruik en landdegradatie? -Op welke manier gaan verschillende landen in het Middellandse Zeegebied om met de oorzaken en gevolgen van landdegradatie? -Wat is de samenhang tussen menselijke activiteiten enerzijds en milieuproblemen in de kustzone en de zee anderzijds? -Welke duurzame oplossingen zijn er voor deze milieuproblemen? -Welke problemen doen zich voor bij deze duurzame oplossingen voor de milieuproblemen in het Middellandse Zeegebied? Bestudeer paragraaf 3.2 en maak de opdrachten. 1-Vul onderstaande samenvatting verder in. Veranderende landschapsvormen. ► Geomorfologie = ________________________________________________________
De vormen in het landschap van het Middellandse Zeegebied worden vooral bepaald door enerzijds: 1-
2-
3-
En anderzijds de eeuwenlange bewoning en het veranderde bodemgebruik. Gevolg: Landdegradatie = _____________________________________________________________
Vormen van landdegradatie: -1- Verwoestijning -2- Verzilting -3- Erosie
75
● -1-Verwoestijning = ________________________________________________________
Verwoestijning wordt veroorzaakt door ___________________________________________
Als de plantenwortels de grond niet meer vasthouden krijg je in gebieden met veel reliëf: -____________________________________________(als de toplaag naar beneden spoelt) -____________________________________________ (als het gesteente en verweerd materiaal naar beneden glijdt) ● -2- Verzilting = ____________________________________________________________
Oorzaken: -
●
Erosie = de uitschurende werking van -met puin beladen- wind, stromend
water en schuivend ijs
.
Geulerosie = _______________________________________________________________
■ Erosie kan zowel positief als negatief werken: Positief: ____________________________________________________________________
Negatief: ___________________________________________________________________
76
■ Versnelde bodemerosie wordt veroorzaakt door de combinatie van: -
Duurzame ontwikkeling in en rond de Middellandse Zee. ► Veel kustgebieden dichtbevolkt in verband met mogelijkheid voor landbouw en toerisme. ● Erosie wordt ook bevorderd door wegtrekken van bewoners uit berggebieden of eilanden ____________________________________________ __________________________ ● Sinds 1950 werden de ___________________________________________ en toegenomen ________________________________________ mede verantwoordelijk voor het gestegen inwonertal. ● Laatste decennia: __________________________________________________________ Dorpen, landbouw steden, verkeer en toerisme zijn elkaar concurrenten en strijden om de overgebleven ruimte. ► Middellandse Zee heeft een grote (natuur)waarde: -planten, dieren, koralen, visserij. -ook voor toerisme zijn schone zeeën en stranden van belang. Maar er is aantasting van het ecosysteem door: 1Bijv:
2Bijv:
77
3Bijv
4- Toegenomen (scheepvaart) verkeer Bijv:
5- Enorme aantallen toeristen Met als gevolg dat…
► Sinds 1976: Mediterranean Action Plan (MAP) Doel: tegengaan van de vervuiling door wetgeving, protocollen en het doen van onderzoek zodat betere (duurzamere) keuzes kunnen worden gemaakt. Duurzaam gebruik = __________________________________________________________
■ Problemen bij het uitvoeren en handhaven van MAP: 123-
2: Maak opdracht 19 uit het tekstboek. (blz 99)
78
79 3- Uit het examen van 2011: maak de examenopgaven 3 + 4
80
81
82
83
84