Oorlog Over helden en antihelden
Willem Oltmans
bron Willem Oltmans, Oorlog. Papieren Tijger, Breda 2003
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oltm003oorl01_01/colofon.php
© 2014 dbnl / Willem Oltmans Stichting
2
Deel 1 Mijn eerste Amerikaanse held was Franklin D. Roosevelt. Ik was zestien jaar, toen de Japanners in december 1941 Pearl Harbor aanvielen. De Amerikaanse vloot werd tot zinken gebracht, waarbij 2.800 marinemensen om het leven kwamen. Prompt verklaarde Amerika de oorlog. Hoerastemming in Europa. We zouden, dankzij deze Roosevelt, niet langer alleen staan tegenover een Duitse overmacht. Churchill en Wilhelmina dronken er in Londen een glaasje op. Zestig jaar later zou bekend worden wat er zich werkelijk achter de schermen op het Witte Huis had afgespeeld. De historicus Thomas Fleming publiceerde, gebaseerd op tot nu geheim gebleven documenten, het boek FDR and the War within World War II (Basic Books, New York, 2001). Hij schreef daarin ondermeer dat zelfs in 1941, toen Europa al twee jaar gebukt ging onder de nazi-terreur, nog altijd 80 procent van de Amerikanen gekant was tegen een oorlogsverklaring aan Hitler. Daarom zocht Roosevelt driftig naar een alibi, waarmee hij de Amerikaanse publieke opinie over de streep kon trekken. In 1940 hadden Berlijn-Rome en Tokio een bondgenootschap gesloten. FDR stevende nu bewust op oorlog met Japan af, want dan zouden de VS op hetzelfde moment ook in oorlog zijn met Hitler en Mussolini zijn. Een halve eeuw later bleek zelfs - door de minister van Oorlog Henry Stimson in zijn dagboek opgetekend - dat Roosevelt en zijn ministers het er op aan hebben gestuurd dat Japan ook de eerste schoten zou lossen. Tokio is gewoon in de door Washington opgezette val getrapt. De president negeerde glashard de waarschuwing van zijn chefs van staven, dat de VS niet gereed waren om een Japanse aanval af te slaan. Of, zoals Fleming optekende: ‘Het directe gevolg van het gehaaste en roekeloze beleid van de president leidde tot de dood of gevangenneming van 20.000 Amerikaanse militairen bij de Japanse aanval op de Filippijnen’. De architect van de strategie die tot deze Amerikaanse verliezen te Pearl Harbor leidde was Roosevelt, mijn toenmalige held. Hij hanteerde deze misdadige methode bewust om zijn landgenoten mee te krijgen in de strijd tegen Europese fascisten. De man is nu dan ook mijn antiheld. Amerikanen kijken niet op een paar duizend doden meer of minder, zeker niet wanneer het om een hoger doel gaat en vooral wanneer de slachtoffers ook nog buitenlanders zijn. Zij zijn dan ook de uitvinders van de term ‘collateral damage’, waarmee wordt bedoeld dat in iedere oorlog vanzelfsprekend in binnen- of buitenland burgerdoden vallen, hoe betreurenswaardig dit ook mag zijn. In de laatste fase van de Duitse bezetting keerde een eskader Amerikaanse gevechtsvliegtuigen, door Duitse luchtafweer verdreven, naar Engeland terug met een aantal blockbuster-bommen aan boord. Tot hun verbazing zagen zij een nog ongeschonden stad liggen. Het zou toch jammer zijn om die explosieven ongebruikt mee naar huis te nemen.
Willem Oltmans, Oorlog
3 Bam! Het was echter wel Nijmegen en er waren wel 800 Nederlandse doden. Zoiets noemt Washington doodgemoedereerd collateral damage. De VS hebben, sinds zij in 1945 de status van politieke wereldmacht kregen, nooit anders geredeneerd en gehandeld. Altijd werden elders steden platgegooid. Amerika zelf bleef, als het meest verwende kind in de rij der volkeren, twee eeuwen buiten schot. Yankee home sweet home lag tussen twee wereldzeeën in en scheen onaantastbaar. Dit gevoel van grenzeloze veiligheid heeft geleid tot een fatale, glasharde, mentaliteit over leven en dood, vooral wanneer het anderen betreft. De wereld is echter te klein wanneer ‘anderen’ een Amerikaan doden. Dan volgt een meedogenloze wraak. Hiermee is het ontstaan van de huidige onderliggende psychologie van de mondiale Amerikaanse machtspolitiek verklaard. Het is zelfs voor de New York Times de gewoonste zaak van de wereld geworden dat redacteuren piloten citeren die, boven Afghanistan vliegend, hun moordend werk vergelijken met het jagen op eenden op de heuvels van Kentucky. De opgejaagde ‘eenden’ zijn in dit geval dan wel Pathanen, Durani's, Tajikanen, Ghilzainen, Uzbeki's, Hazara's en al die andere bevolkingsgroepen, welke Afghanistan rijk is. Ze merken het in de Nieuwe Wereld niet meer wat ze eigenlijk aan het doen zijn. Dat is een eerste reden dat Amerikanen niet langer mijn helden zijn. Ze herinneren mij teveel aan de handel en wandel van de nazi's, die een soortgelijk Nietzscheaans Leitmotif hanteerden: het Herrenvolk. Ik geloof niet langer in de Yankee-Übermensch, zeker niet na wat er in wetenschappelijke kringen bekend is geworden over de geheim gebleven misdaden en het zuiver criminele denken van beroemdheden als Truman, Eisenhower, Kennedy en anderen. Wanneer tijdens de Duitse bezetting een sabotagedaad was verricht, knalden SS'ers een aantal willekeurige burgers neer. Kinderen, die naar school fietsten, zagen de slachtoffers als afschrikwekkend voorbeeld langs de kant van de weg liggen. Natuurlijk zijn er verschillen tussen de legers van Hitler en die van Bush of Sharon. Maar er zijn ook duidelijke overeenkomsten, zoals de Amerikaanse piloten die blockbusters op Afghaanse trouwpartijen mieteren of Israëliërs, die niet op eenden, maar op Palestijnse vrijheidsstrijders jacht maken. Israël houdt letterlijk huis in de bezette gebieden, zoals de SS dat hier tijdens de bezetting deed. Wie herinnert zich niet het drama van Putten? Na een sabotagedaad tegen de moffen, welke onze vrijheidsstrijd betrof, schoot de SS het hele dorp overhoop. Het gebeurt dagelijks in Palestina. De Joden vermoorden dag in dag uit mensen, die op hun eigen grondgebied voor hun vrijheid strijden. Israël hoort niet in de bezette gebieden, zoals Hitler hier niet hoorde. Israël lapt sinds 1967 - en dat is een heel lange tijd - alle resoluties van de Verenigde Naties aan haar laars en verdomt het om grond, die niet van Israël is, aan de Palestijnen terug te geven. Joden worden razend als je het zegt, maar wat ze doen is pure nazi-terreur uitoefenen. Als ze zouden oplazeren uit gebied dat niet tot Israël behoort, zouden er ook geen pizzarestaurants meer in de lucht vliegen. Zo eenvoudig ligt het, en dit
Willem Oltmans, Oorlog
4 schijnt bei uns in Nederland alleen Gretta Duisenberg te durven zeggen. De ellendige bijkomstigheid, sinds George Bush de verkiezingen van Al Gore jatte, is dat het huidige leeghoofd dat president van de VS is, er helemaal niets van begrijpt en dus Ariel Sharon en de zijnen gewoon hun moorddadige gang laat gaan. Dit brengt, vertaald naar de verhoudingen in 1940 onder Roosevelt, de 43ste Amerikaanse president George Bush, aan de zijde van de As-mogendheden, Duitsland, Italië en Japan. Het is de wereld op zijn kop. Jan Marijnissen en de SP verkondigen dat zij uit de NAVO willen stappen, maar ze maken niet werkelijk duidelijk waarom dat moet gebeuren. Op de eerste plaats dient Europa zich van de VS te distantiëren omdat het geforceerde anti-Hitlerbeleid van Roosevelt, die 80 procent van de mensen moest omturnen via een Machiavellistische stunt met Japan, al lang niet meer het Amerika van Bush is. In 2003 zijn de Verenigde Staten de trouwste bondgenoot, financier en wapenleverancier van een misdadige groep Joden, die na de laffe moord op Yitzhak Rabin, toen de mogelijkheid van vrede binnen handbereik lag, als SS'ers op de nagenoeg weerloze Palestijnse bevolking is gaan inhakken. De junior Bush gedoogt dit misdadig gedrag en is dus medeplichtig. Daarom kunnen we als antifascistische Europeanen niet langer door één deur met Amerika. Zelfs heeft Bush en zijn huidige bende van vier in het Witte Huis, Cheney, Rumsfeld, Powell en Rice voor het eerst in de geschiedenis van Amerika, een concentratiekamp opgericht bestemd voor willekeurig aan het andere einde van de wereld gearresteerde buitenlanders. Deze mensen met, wat historicus Arnold Toynbee eens noemde: ‘another pigmentation than bleached white’, werden, in strijd met de meest elementaire rechten van de mens, en ook contra de voorwaarden van de Geneefse Conventie voor krijgsgevangenen, zonder enige vorm van proces in hand- en enkelboeien geslagen, om als beesten in transporttoestellen naar Guantonamo Bay op Cuba te worden gevlogen. Daar werden zij in isoleerkooien in de open lucht gestopt. Meer dan 600 buitenlandse slachtoffers van Amerikaanse willekeur werden op gezag van het Witte Huis vogelvrij verklaard. Al een jaar heeft niemand meer van hen gehoord. Het zijn de persoonlijke gevangenen van de Amerikaanse Rijkskanselier en enkele idioten om hem heen. Ze krijgen geen advocaat toegewezen. Dus niemand weet of er sluitende bewijzen zijn dat zij inderdaad tot Al Queda behoren. Bush moest dringend stoom afblazen na wat op 11 september 2001 in de VS gebeurde en liet zich prompt verleiden tot een dergelijk ongrondwettelijk en misdadig gedrag. Amerikanen winden zich buitengewoon op wanneer zij als neonazi worden neergezet. Maar hoe men het wendt of keert, deze Bush is juist de eerste president in de Amerikaanse geschiedenis, die om meer dan een reden onherroepelijk voor deze stuitende vergelijking in aanmerking komt. Zoals dat voor Ariel Sharon in het huidige Israël geldt. (Slikken en verder lezen s.v.p.). De VS en hun satelliet Israël, staan op het onwrikbare standpunt
Willem Oltmans, Oorlog
5 dat het verlies van een hunner dient te worden gewroken met een tienvoud aan doden aan de andere kant. Dit was steevast het nazi-beleid in bezet Europa en Rusland gedurende de Tweede Wereldoorlog. Wanneer ik dan onlangs, bij mij thuis aan het Singel, geconfronteerd word met een Amsterdamse loodgieter, die een lekkage van grondwater komt herstellen, en zegt: ‘Ik ben pro-Amerika, want we zijn toch door Amerikanen bevrijd’, dan lijkt het me dringend noodzakelijk om het gedrag van Amerika na 1945 opnieuw eens op een rij te zetten. Na honderdduizenden doden in twee wereldoorlogen en volgend op de rampzalige gevechten in Korea en Vietnam, besloten de Amerikanen er alles aan te doen om, volgens het gezegde dat levens van Amerikanen kostbaarder zijn dan van alle andere mensen, er op toe te zien dat bij toekomstige conflicten geen of bijna geen Amerikanen zouden sneuvelen. Er werd dus op elektronische oorlogvoering overgeschakeld. Zowel in de Golfoorlog van 1991 als op de Balkan of in Afghanistan is vrijwel geen Amerikaan gesneuveld, terwijl de politieke en strategische doelen met glans werden bereikt. Er was natuurlijk volop collateral damage, zoals een elektronisch geleide voltreffer op een schuilkelder in Bagdad met honderden vrouwen en kinderen als slachtoffers. Ook de Chinese ambassade in Belgrado moest het ontgelden en werd door een Amerikaanse voltreffer van de kaart geveegd, wat volgens Bill Clinton en Madeleine Albright nooit de bedoeling was geweest. In Afghanistan werd de ene na de andere trouwpartij door precisiebommen van op stratosferische hoogten door bommenwerpers geraakt, omdat die ondingen blijkbaar ook op veel luidruchtigheid afkomen. Inmiddels zijn er onbemande vliegtuigjes van de Amerikaanse tekentafels gekomen, die in het Nabije en het Verre Oosten op levende doelen worden uitgetest. Bush gaf onlangs opdracht tot de executie van vier mannen, die in Jemen in een auto reden. Volgens de Amerikaanse Reichsführer waren ze schuldig. Een raket uit dit speelgoedtoestel van het vervaarlijke Pentagon veranderde de auto met vier mensen erin in een rokende puinhoop. Israël stelt zich intussen op het standpunt dat wat Bush mag, zij ook mogen. Het hek is van de dam. Is deze angstaanjagende ontwikkeling echter werkelijk nieuw? Een tweede Amerikaanse held van mij dateert uit de tijd dat ik in Amerika colleges volgde op Yale (1948-1950). Harry Truman heette de man. Hij richtte in 1947 de CIA op en stichtte in 1948 de NAVO. Wat ik toen in New Haven, Connecticut natuurlijk in de verste verten niet door had of verwachtte, was dat de CIA de omvangrijkste en gevaarlijkste internationale terreurorganisatie in de wereld zou worden, gefinancierd door de Amerikaanse belastingbetaler. Dat de NAVO werd opgericht om de omsingeling en blokkade rond de Sovjet-Unie te vervolmaken werd me door professor Arnold Wolfers in de colleges Political Science aan de Yale University niet duidelijk gemaakt. Misschien had hij zelf de achterliggende strategie van Churchill en Truman nog niet door. Ik zag eind jaren 40 zeer tegen Truman op, omdat hij zo ‘moedig’ was geweest om atoombommen op Hirosjima en Nagasaki af te werpen, waarbij weliswaar 244.000 Japanse burgers levend verbrandden, maar waardoor ook de
Willem Oltmans, Oorlog
6 wereldoorlog werd beëindigd. De lezing, die ook op Nijenrode (1946-1948) opgeld deed, was, dat de dappere Harry met deze massamoord zorgvuldig en verstandig had gehandeld. Het alternatief zou immers geweest zijn dat Amerikanen de Japanse eilanden, zoals op Okinawa gebeurde, meter voor meter zouden moeten veroveren om het Japanse regime ten val te brengen. Hierbij zouden honderdduizenden militairen zijn gesneuveld. Ook zou een gevecht van straat naar straat in de Japanse steden een veelvoud aan Japanse slachtoffers hebben geëist, zo redeneerde men in Washington. Dus, Trumans besluit atoombommen te gebruiken was een uiting van christelijk mededogen om uiteindelijk levens te sparen. Het was dus verre van een oorlogsmisdaad. Of de Japanners het met deze redenering eens waren kwam in die dagen niet ter spraken. Zij waren de Untermenschen, die na een oorlog te zijn begonnen geen recht van spreken hadden. Het was bovendien een redenering die de VS zich, als enige atoommacht, in die tijd kon veroorloven. Nu Kim Jong-il ook zo'n ding heeft wordt er uit andere vaatjes getapt. In Washington geldt als een wet van Meden en Perzen: 2.800 eigen sailors laten sneuvelen in Pearl Harbor is verantwoord, indien we daarmee ons doel bereiken en de oorlog tegen Hitler kunnen beginnen. Een schokkende variant op een dergelijke logica is de redenering geweest dat het humaner was om 244.000 Japanse doden te riskeren dan mogelijk jarenlang een oorlog voortzetten, welke miljoenen slachtoffers zou hebben veroorzaakt. Wanneer George Bush verkondigt dat hij op Osama bin Laden gaat jagen en hem ‘dood of levend’ zal vangen, dan gedraagt de president zich op het eerste gezicht als een sheriff uit Texas. Maar tegelijkertijd vertolkt hij een benadering van het probleem op een wijze die voor een overgrote meerderheid van Amerikanen de gewoonste zaak van de wereld is. Er moet getimmerd worden op zij die niet luisteren willen. Dit was een wet die ooit bij de opvoeding hoorde. Het is, wat Mikhail Gorbachev omschreef, ‘old thinking’. Amerikanen hebben enkele eeuwen geen oorlog op eigen grondgebied gekend en babbelen over moderne oorlogvoering als kippen zonder kop. In welke mate Yankees en joden in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog niet alleen geen oorlog tegen Hitler wilden, maar zelfs intensief met nazi's samenwerkten, is evenals de waarheid rond Pearl Harbor, pas jaren later bekend geworden. Om een voorbeeld te noemen. De joodse advocaat Joseph Borkin uit Washington publiceerde reeds in 1978, The Crime and Punishment of I.G. Farben, met als ondertitel The startling account of the unholy alliance of Adolf Hitler and Germany's great chemical combine. (MacMillan, New York, 1978). Wat bleek? In de top van I.G. Farben, de eerste en laatste werkgever van prins Bernhard voor hij met Juliana huwde, bevonden zich vele joodse directeuren en wetenschappers. De nazi's verleenden I.G. Farben zelfs het predikaat van niet-arische multinational. Hitler had echter I.G. Farben even hard nodig als I.G. Farben Hitler nodig had. Borkin constateerde dat dit monsterverbond het mogelijk maakte dat dit chemieconcern een uitgebreid werknemerspro-
Willem Oltmans, Oorlog
7 gramma invoerde, waarbij miljoenen ‘slaven’ uit door Hitler veroverde staten in de oorlogsindustrie te werk werden gesteld. Het semi-joodse I.G. Farben bouwde naast het concentratiekampkamp Auschwitz een fabriek om synthetische rubber en olie te produceren. ‘More than 25.000 camp inmates paid with their lives to construct this I.G. Farben complex,’ meldde Borkin aan de hand van door hem geraadpleegde documenten. De jood Borkin trad in Amerika op als vriend en advocaat van Sukarno, president van het grootste Islamitische land in de wereld. Ook wij waren vrienden. Ik heb hem jarenlang gekend en herhaaldelijk geïnterviewd, zoals in mijn Memoires te lezen valt. Een ander deplorabel voorbeeld van wat er werkelijk speelde werd eveneens pas vijftig jaar na dato bekend in het boek IBM and the Holocaust van Edwin Black (Crown Publishers, New York, 2001). Terugblikkend werd vastgesteld hoe vanaf 1933 deze Amerikaanse multinational onafgebroken tot ver in de Tweede Wereldoorlog intensief met de nazi's heeft gecollaboreerd. IBM leverde bijvoorbeeld het ultramoderne Hollerith-systeem aan Berlijn, waardoor Hitler in staat werd gesteld de vervolging van joden te automatiseren. Blacks boek (519 pagina's) barst letterlijk van de feiten en details over hoe de strategische alliantie tussen Amerikanen en nazi's de eliminatie van joden op Holocaustschaal heeft bevorderd. Dit monsterverbond van de VS met Hitler speelde zich af onder de paraplu van het regime Roosevelt. Anthony Sampson publiceerde in 1973 The Sovereign State, met als ondertitel, The Secret History of ITT (Hodder and Stroughton, Londen) waarin nauwkeurig werd gereconstrueerd hoe deze multinational met 400.000 werknemers reeds voor de oorlog collaboreerde met de nazi's. Op 4 augustus 1933 meldde de New York Times, dat Herr Hitler in Berchtesgaden een delegatie van ITT had ontvangen. Ze werden het eens over de namen van ‘betrouwbare nazi's’, die in de raad van bestuur van ITT zouden komen. Een van hen was de bankier Kurt von Schroeder van de Stein Bank, die ook SS-generaal zou worden, en fondsen van ITT liet doorsluizen naar Himmlers Gestapo. ITT was Hitler eveneens behulpzaam bij het leveren van patenten. Ook werden joden in overleg met ITT uit de Duitse en Oostenrijkse vestigingen geweerd. De toenmalige voorzitter van ITT, kolonel S. Behn omschreef de nazi-dictator als ‘een uitstekend geklede gentleman, die absoluut verder geen territoriale ambities had’. Sampson beschrijft verder in het hoofdstuk Spymasters (pag. 232-257) welke rol het Witte Huis, de CIA, en in het bijzonder de jood Henry Kissinger en tenslotte ITT als werktuig van genoemde kliek heeft gespeeld bij de moord op Salvador Allende, de democratisch gekozen Marxistische president van Chili. We lezen hoe John McCone, directeur van de CIA, zelfs topman van ITT werd. De feiten door Sampson in zijn boek bijeen gebracht over hoe het Amerikaanse bedrijfsleven dikwijls heult met fascistische regimes en Quislings in andere landen, zijn te smerig voor woorden. Er wordt letterlijk aan alle kanten over lijken gegaan ter bevordering van commerciële belangen.
Willem Oltmans, Oorlog
8 Truman werd minstens even bekend vanwege het stichten van de machtigste militaire moord-en-doodslag organisatie ter wereld: de CIA. Hij benoemde als eerste directeur vice-admiraal R.H. Hillenkoetter. Reeds in 1951 ontpopte de CIA zich tot de criminele arm van het Witte Huis, toen er een begin werd gemaakt met in het strikte geheim special operations uit te voeren. Op 21 december 1953, vlak voor zijn aftreden waarschuwde Truman in een artikel voor de Washington Post dat dit niet zijn bedoeling was geweest, toen hij de CIA in het leven had geroepen. Deze inlichtingendienst had zich niet met ‘cloak-and-dagger operations’ bezig moeten houden. De CIA gleed volgens de president af van operationele arm van de regering naar een op eigen houtje gewapende politiek bedrijvende arm van de staat. Wat Truman eigenlijk zei, was dat er ‘een staat binnen de staat’ was ontstaan. Hij achtte dat een levensgevaarlijke ontwikkeling die in de kiem moest worden gesmoord. Deze hoogst gevaarlijke situatie was intussen wel onder zijn verantwoordelijkheid ontstaan. In 1956 woonde ik een dienst in de Britse kerk in Rome bij. Het echtpaar Truman, op vakantie in Italië zijnde, was daarbij aanwezig. Ik had in die dagen nog geen benul van wat deze mijnheer werkelijk op zijn kerfstok had. Hij was toen nog een held voor mij. Hij gold voor de meeste mensen in de jaren 50 als een staatsman in ruste. De volgende held, ook voor de meeste andere Nederlanders, was generaal Dwight D. Eisenhower die als de roemruchte bevrijder van Europa werd beschouwd. In 1945 verscheen hij naast Wilhelmina op het balkon van het paleis op de Dam. Het publiek was massaal komen opdraven. Een vriend van Wilhelmina was een vriend van ons. Het heldendom van Ike kon in de polders niet meer kapot. In werkelijkheid, zo zou later blijken, was Eisenhower een schuinsmarcheerder en van hetzelfde laken een pak als Roosevelt en Truman. Het démasqué van de waarheid duurt soms decennia voor we er een glimp van opvangen. In 1981 publiceerde de voormalige directeur van het Eisenhower Center aan de Universiteit van New Orleans, Stephen Ambrose, een voor Ike vernietigende studie: Ike's Spies (Random House, New York, 1981). Ambrose noemde Ike: ‘The sly fox Eisenhower’. Eisenhower runde het meest effectieve spionagenetwerk ter wereld. Ambrose toont aan hoe deze president/generaal de CIA vergaande bevoegdheden verstrekte om buitenlandse regeringen omver te werpen, spionagevluchten uit te voeren boven bijvoorbeeld de USSR en hoe hij instemde met het organiseren van moordaanslagen op buitenlandse politici die de geplande Amerikaanse machtsuitbreiding in de weg stonden. Deze ogenschijnlijk keurige generaal kon liegen als een ‘professional’. Op 1 mei 1960 steeg de CIA-piloot Gary Powers in Turkije op voor een spionagevlucht boven de USSR, met de bedoeling om, uiteindelijk, te landen op de basis Bodo, in Noorwegen. Nikita Khrushchev liet hem echter boven Sverdlovsk in de Oeral neerschieten. Washington maakte bekend dat Powers tijdens een NASA-vlucht om weersomstandigheden te bestuderen, was verongelukt. De CIA ging er vanuit dat een piloot
Willem Oltmans, Oorlog
9 een crash niet kon overleven. Bovendien werden cyanidecapsules meegegeven, al liet men de beslissing om ze te gebruiken aan de piloten over. Powers wilde kennelijk niet sneuvelen. Hij landde veilig met zijn parachute in de USSR en werd gevangen genomen. Amerika was op heterdaad betrapt. De Sovjets zwegen aanvankelijk. Eisenhower ging er vanuit dat de verlakkerij geheim zou blijven. Vier dagen later verscheen Krushchev echter voor de Opperste Sovjet en maakte bekend dat Powers was ingerekend. De president, die de U2-vlucht persoonlijk had goedgekeurd, ontkende tegenover de pers dat Powers op een spionagemissie was geweest. Pas drie weken later moest Eisenhower met het schaamrood op zijn kaken in een rede tot het Amerikaanse volk toegeven dat de piloot in Russische handen inderdaad een CIA-spion was. Sukarno had al even onthutsende ervaringen met deze held van de overwinning op Hitler. Tijdens zijn elfde jaar als staatshoofd besloot hij in 1956 kennis te gaan maken met buitenlandse leiders. Bewust koos hij Washington als eerste stop. Nixon haalde hem op van het vliegveld en vergeleek hem er met George Washington. Zelfs Eisenhower gedroeg zich behoorlijk. Twee jaar later, in 1958, na de absurde beschuldiging dat de Indonesische leider een verkapte communist zou zijn, keurde Eisenhower een CIA-coup op Sumatra tegen Sukarno goed. Tegelijkertijd ontkende hij met nadruk tijdens een persconferentie op 30 april 1958 dat de opstand te Padang door Washington werd gesteund. Hij was immers niet verantwoordelijk voor de activiteiten van ‘soldiers of fortune’. Maar die avonturiers waren wel degelijk CIA-personeel, door Ike gezonden en betaald. Een paar weken later, op 18 mei 1958, werd er boven Ambon een bommenwerper afgeschoten, en de CIA-piloot Allen Pope (29) werd gevangen genomen. (David Wise en Thomas Ross, The Invisible Government, Random House, New York, pag. 136-147). Eisenhower viel opnieuw door de mand. Een normaal mens zou na deze misdadigheid Sukarno nooit meer onder ogen hebben durven komen. In 1960, weer twee jaar later, werd Sukarno opnieuw op het Witte Huis uitgenodigd. In zijn biografie vroeg Sukarno zich af waarom president Eisenhower hem toen opnieuw opzettelijk beledigde. (Cindy Adams, Sukarno: An Autobiography, Bobbs Merrill, New York, 1965). Ike liet zijn Indonesische gast namelijk naar een zijkamer begeleiden, waar hij meer dan een uur moest wachten. Uiteindelijk dreigde Sukarno met op te zullen stappen. Vervolgens verscheen Eisenhower onmiddellijk, ‘zonder een woord van verontschuldiging’, memoreerde de Indonesiër tegenover zijn biografe (pagina 295). Eisenhower was bepaald niet de held waar ik hem jarenlang voor had aangezien, maar eerder een proleet en crimineel, die er niet voor terugdeinsde de Amerikanen zelf flagrante leugens op de mouw te spelden. In veel Nederlandse hoofden domineert sedert 1945 het beeld van een onbetwiste held. Maar de werkelijke helden van de Tweede Wereldoorlog zijn de Amerikaanse en geallieerde soldaten geweest, die aan flarden wer-
Willem Oltmans, Oorlog
10 den geschoten, knokkend voor onze vrijheid. Als mijn Amsterdamse loodgieter op deze Amerikaanse helden doelt, dan deel ik zijn mening. Maar doorgaans horen bij het gevoel van pro-Amerikaans te zijn herinneringen aan de oorlog en de bevrijding, belichaamd in personen als Roosevelt, Truman en Eisenhower. Voor velen gebeurt hetzelfde als we aan Wilhelmina terugdenken. Zij was de heldin, die naar Londen wegliep. Natuurlijk werden zij en haar gezin als helden verwelkomd bij terugkeer in het vaderland. Zij hadden hun totemfunctie van Oranje-helden voorbeeldig vervuld, buiten bereik van de naziterreur. Niet zij hadden gedineerd in de hongerwinter met bloembollen of bevroren aardappelen, maar wij, Nederlanders waren hiertoe gedwongen. Wij hadden geen torpedobootjager ter beschikking om er op tijd tussenuit te kunnen knijpen naar Engeland. Waarachtige vechters voor onze vrijheid werden aan flarden geschoten bij het uitvoeren van hun patriottische plicht. Het lijkt daarom ook niet overbodig onze herinnering over die gebeurtenissen eens bij te stellen, ook wat betreft het vermeende heldendom van verschillende hoofdrolspelers. Ik ben pro-Amerikaans, niet vanwege Roosevelt, Truman en Eisenhower, of de lange rij presidentiële crooks die hen zijn gevolgd, maar vanwege de Amerikaanse soldaten die onze vrijheid bevochten of dankzij de miljoenen Amerikaanse burgers die bereid waren fortuinen aan belastinggeld op te hoesten om onze vrijheid in Europa te helpen bewerkstelligen. Dit gebeurde echter een halve eeuw geleden en voornamelijk dankzij de truc van Roosevelt met Japan. Dat geldt eveneens voor het beroemde Marshall Plan, waarmee de VS de economische wederopbouw van Europa hebben gefinancierd en tot stand gebracht. Bovendien was die Amerikaanse largesse op de eerste plaats ingegeven door strategisch-militaire doelstellingen van het Pentagon om van het West-Europese schiereiland een permanent westers militair bastion te maken, opdat de omsingeling van toenmalige USSR aan de westelijke grenzen van Rusland verzekerd zou zijn. Daarbij komt tevens het feit dat ik van 10 juni 1958 tot 1 januari 1992 op een Alien Card ingezetene van New York ben geweest. Op 1 januari 1959 nam Fidel Castro in Cuba de macht over. Hij was in die dagen in hoge mate populair in de VS, omdat de baardige revolutionairen uit de Siërra Maestra sterk tot de romantische verbeelding van de Yankees spraken. Maar Eisenhower zag Fidel als een verkapte communist. Vice-president Richard Nixon behandelde de Havannaportefeuille. Castro, die begreep hoe belangrijk het was om de betrekkingen met Washington meteen aan te halen, reisde in april 1959 naar de VS. Hij kreeg zelfs op de valreep in het vliegtuig zijn eerste manicure. Eisenhower begreep al even weinig van wat er zich werkelijk op Cuba, 150 mijl van Florida, had afgespeeld, als dat hij op de hoogte was van de nieuwe realiteiten in Indonesië. Hij wist al helemaal niet hoe zich te gedragen in het bijzijn van mensen, die hij zijn tijd eigenlijk niet waard achtte. Van presidentiële etiquette had hij al helemaal geen kaas gegeten. Dus verkoos hij op een golfbaan in Augusta te staan toen Fidel in Washington landde. Ni-
Willem Oltmans, Oorlog
11 xon nam de honneurs waar, wat gelijk stond aan een debacle van formaat. In 2003 ondervinden beiden buurlanden nog de politieke fall-out van het in april 1959 door Eisenhower en Nixon opgevoerde spel der gemiste kansen. Eisenhower en Nixon hebben in 1960 het invasieplan van Cuba voorbereid. In 1961 zou JFK dit plan overnemen en uitvoeren met als gevolg een rampzalig avontuur op de stranden van Playa Giron van een CIA-legertje dat binnen de kortste keren door Fidel in de pan werd gehakt. De bright minds in Washington hadden berekend dat bij het zien van de eerste Amerikaanse ‘bevrijders’ heel Cuba tegen Fidel in opstand zou komen. Ook deze oorlogsdaad in strijd met het Handvest van de VN werd dus oorspronkelijk door generaal Eisenhower gesanctioneerd. Hetzelfde gold voor Eisenhowers misdadige bemoeienissen met de voormalige Belgische Congo, waar de, bij vrije verkiezingen gekozen, premier Patrice Lumumba, als gevolg van een Belgisch-Amerikaanse CIA-samenzwering werd afgezet, ontvoerd en in koelen bloede vermoord en aan moten gehakt. Ook deze walgelijke Amerikaanse affaire zou pas jaren later op een rij worden gezet, door de Belgische onderzoeker Ludo de Witte in zijn boek De moord op Lumumba (Van Halewijck, Leuven, 1999). Zelfs de Belgische held koning Boudewijn, en ook zogenaamd keurige mijnheren als minister van Buitenlandse Zaken graaf Harold d'Aspremont Lynden, grootmeester aan het hof van Boudewijn, graaf Gobert d'Aspremont Lynden, en andere topnamen uit de Belgische politiek bleken nauw bij de rampen die zich in de Congo voltrokken hadden tijdens het Belgische dekolonisatieproces, betrokken te zijn geweest. Wanneer er ooit eens een balans zou worden gemaakt van de hoeveelheid onschuldige burgers die sinds 1945 om het leven zijn gekomen, als direct gevolg van westerse misdadigheid, onwetendheid en onkunde in de Arabische, Afro-Aziatische en Latijns-Amerikaanse wereld, zou dit tot gevolg hebben dat vele grote namen uit de moderne geschiedenis binnen de kortste keren van hun voetstuk vallen. Anderen zouden aan de hand van de maatstaven, die nu worden gehanteerd, ogenblikkelijk voor het oorlogsmisdadentribunaal in Den Haag moeten verschijnen. Amerika spant in dit opzicht onbetwist de kroon. De anticommunistische fobie van de Amerikaanse presidenten, generaals en leden van het Congres heeft letterlijk tot de dood van miljoenen geleid. Laten we namelijk niet vergeten dat de chaos en het bloedvergieten in het voormalige Belgische Congo, bij de wrede besluitvorming van onze held Eisenhower is begonnen en tot op de dag van vandaag voortduurt. Toch eindigde ook deze president zijn ambtstermijn in het voetspoor van Truman toen hij bij zijn afscheid van het Witte Huis waarschuwde voor het dodelijke gevaar van een uit de hand gelopen ‘militair-industrieel complex’ dat niet alleen gevaarlijk veel invloed op de politiek uitoefende, maar een staat binnen de staat dreigde te worden. John F. Kennedy werd op 22 november 1963 in Dallas vermoord na nog geen drie jaar te hebben geregeerd. Ik woonde zijn be-
Willem Oltmans, Oorlog
12 grafenis bij en was diep overtuigd getuige te zijn van de teraardebestelling van een groot staatsman, van een authentieke Amerikaanse held. Na 40 jaar is er voldoende over het werkelijke parcours van deze mijnheer bekend geworden om te moeten concluderen dat er een gangsterader door zijn bloed liep. Hij deinsde er als staatshoofd niet voor terug de hulp van de onderwereld in te roepen om zich van de lastige Fidel Castro te ontdoen. Het aantal vanuit de VS georganiseerde aanslagen op deze Cubaanse leider loopt inmiddels in de dozijnen. Hoe haal je het bijvoorbeeld in je kop als president om een advocaat, die naar Havana gaat om te onderhandelen over de vrijlating van duizend CIA soldiers of fortune, die bij de Varkensbaai krijgsgevangen werden gemaakt, een presidentieel cadeautje mee te geven in de vorm van door de CIA geprepareerde vergiftigde sigaren? Zoiets als Ruud Lubbers die zou bedenken om de nieuw benoemde ambassadeur in Paramaribo een pak vergiftigde thee mee te geven, met de instructie om Desi Bouterse uit te nodigen voor een praatje en hem zodoende naar de andere wereld te helpen. De journalist David Wise reconstrueerde in The American Police State, The government against the people, (Random House, New York, 1976) hoe een commissie uit het Congres onder voorzitterschap van senator Frank Church ontdekte dat er op dat moment reeds acht CIA-complotten tegen Castro hadden plaats gevonden. Zoals het aan Castro proberen toedienen van giftige pillen, die voor alle zekerheid eerst op apen waren getest; het verstrekken via ‘een vriend’ van een vergiftigde pen; een duikerspak dat was vergiftigd met ziekte dragende schimmels cadeau geven; een exotische schelp, die was gevuld met explosieven en was afgesteld om te ontploffen in het kustgebied waar Fidel zijn hobby van diepzeevissen uitoefende. De CIA spande zich zelfs in om iets te bedenken, waarbij de baard van Castro zou uitvallen. Senator Churchs' commissie stelde vast dat daarvoor stiekem thaliumzout op zijn schoenen zou worden gestrooid (Wise, pag. 215). Verder kreeg de gangster John Roselli uit Chicago 150.000 dollar contant van de CIA aangeboden om Fidel overhoop te schieten. Ook was er de affaire Campell. JFK had een bijzit: Judith Campbell. Zij was hem door zijn vriend Frank Sinatra in handen gespeeld. Judith bleek ook bevriend met Sam Giancana en andere maffioso uit Chicago. Het lag dus voor de hand om aan president Kennedy's liefje, dat het Witte Huis binnen werd binnen gesmokkeld wanneer Jackie Kennedy uit paardrijden was, een brandbrief mee te geven met het verzoek aan de schietgrage heren in Chicago Castro's vertrek van deze aarde te helpen verhaasten. De oren van senator Church en de leden van de onderzoekscommissie klapperden bij het ontdekken van zoveel misdadige plannen. Men wilde Giancana een verhoor afnemen. Voor hij naar Washington kon komen werd hij vermoord. Een andere schurk uit dit circuit, later genoemd in verband met de moord op JFK zelf, dreef dood in een olievat op zee in de buurt van Miami alvorens senator Church hem kon ondervragen. Ik geef hier slechts enkele topjes van de vele ijsbergen. Een van de smerigste episoden uit de jongste Amerikaanse ge-
Willem Oltmans, Oorlog
13 schiedenis werd in 1999 bekend dankzij Mark White. Deze Britse onderzoeker van de Universiteit van Londen vond tussen de vrijgekomen documenten over het Cuba-drama saillante details over een door de regering Kennedy ontworpen Operatie Mongoose. (The Kennedy's and Cuba, The declassified documentary history, Ivan Dee Publishers, Chicago, 1999, pag. 71-133). De voornaamste punten uit deze geheime operatie waren: economische sabotage van de regering Castro en gereed zijn voor een militaire invasie van het eiland op het moment dat de bevolking in opstand tegen Fidel zou komen. Professor White reproduceerde in zijn boek veel van de correspondentie tussen Robert Kennedy, CIA-directeur John McCone en de andere schuinsmarcheerders die bij deze operatie betrokken waren. Werkelijk onthutsende lectuur. In 2001 deed James Bamford er nog een schepje bovenop in zijn magistrale studie, Body of Secrets, Anatomy of the Ultra Secret National Security Agency, from the Cold War through the Dawn of a New Century, (Doubleday, New York, 721 pagina's). Volgend op het fiasco bij de Bay of Pigs kwamen de Joint Chiefs of Staff van de regering Kennedy met een gloednieuw plan om Castro klein te krijgen. Onder de codenaam Operation Northwoods bedachten JFK's rovertje en reizigertje spelende hoge militairen, voorgezeten door generaal Lyman L. Lemnitzer, de volgende strategie: ‘We have to shoot innocent people in American streets, we have to sink boats on the high seas carrying Cuban refugees, we have to arrange for a wave of violent terrorism to be launched in Washington D.C., in Miami and elsewhere we will frame people for bombings they did not commit. Planes would be hijacked.’ En we zeggen dat Castro het gedaan heeft. Wanneer men de betekenis van de methoden die in 1961 door de top in Washington werd voorgesteld om Fidel Castro klein te krijgen tot zich laat doordringen, wordt, misschien pas voor het eerst sinds 11 september 2001 beseft, waar beleidsmakers in Washington eigenlijk toe in staat zijn. De gecombineerde chefs van staven van de regering Kennedy waren in het kader van Operation Northwoods bereid het eigen volk te terroriseren, eigen mensen te vermoorden en vervolgens het publiek voor te liegen om maar een geldige reden voor het oog van de wereld en de VN te hebben om de fameuze Amerikaanse oorlogsmachine op een ogenschijnlijk legale manier op Cuba los te laten. JFK is niet op deze criminele voorstellen van zijn generaals ingegaan. Het Amerikaanse publiek heeft tot 2001 niet geweten dat hun leiders ooit officiële plannen tot dergelijk moorddadig gedrag op papier hebben gezet. Trouwens de overgrote meerderheid van de Amerikanen weet dat nog altijd niet, want vrijwel niemand leest boeken in Amerika, laat staan een pil van 721 pagina's samengeteld door James Bamford, een investigative producer van ABC Television van het nieuwsprogramma met Peter Jennings. Ik moet verder met mijn lijstje van helden, die eigenlijk ploer-
Willem Oltmans, Oorlog
14 ten zijn en laat JFK en de rest van zijn streken achter me. Wie de daders van zijn tragische dood zijn geweest, is ondanks hardnekkige pogingen van velen, plus aanvullende analyses in honderden boeken, geen stap dichterbij gekomen. Wie zouden de liquidatie van de president hebben kunnen bevelen en wie hebben de opdracht uitgevoerd? Doorgaans worden dit soort aanslagen toegeschreven aan een dolgedraaide loslopende gek, opdat iedereen weer snel rustig kan gaan slapen. Hoewel de beroemde Zapruderfilm over de schoten op Dealey Plaza jarenlang geheim werd gehouden, hebben deze beelden uiteindelijk onomstotelijk aangetoond dat JFK van twee kanten door kogels werd getroffen. Hij is argeloos in een bloedige hinderlaag gereden. Intussen blijven miljoenen Amerikanen, tegen beter weten in, er heilig van overtuigd dat Lee Harvey Oswald de enige schutter en moordenaar zou zijn geweest. werd opgevolgd door vice-president Lyndon Johnson. Met karakteristieke Texaanse blinde ambitie begon hij zijn baan, vastbesloten als hij was om heroïsch de geschiedenis in te gaan na de Vietcong een lesje te hebben geleerd. Binnen 48 uur, nadat hij in de Oval Office zetelde, legden de haviken hem een geheim decreet ter ondertekening voor, waardoor de enkele tienduizenden militairen in Zuidoost-Azië onder JFK werden opgevoerd tot meer dan een half miljoen. De gevechten werden een doorlopend drama. Vier jaar later hield de president het voor gezien. Hij kreeg geen vat op de inlichtingendiensten, en voelde zich voortdurend misleid en bedrogen. Hij betitelde de CIA als ‘that goddamn murder incorporated’. Hij doelde op het opzettelijk door de CIA in de Golf van Tonkin uitgelokte incident tussen de Amerikaanse vloot en Noord-Vietnamese marineschepen, waarover hij door de militaire top en de CIA was voorgelogen. Dat deed voor hem de deur dicht. LBJ verklaarde zich prompt niet meer herkiesbaar. Dit bood Eisenhowers tweede man, Richard Nixon, een kans om zelf op het Witte Huis de lakens te gaan uitdelen. Iedereen weet hoe die farce is afgelopen. JFK
Reeds tijdens de verkiezingscampagne in 1968 reisde ik een aantal dagen in New-Hamsphire mee in Nixons executive jet. Mijn indrukken waren weinig hoopgevend, zoals ik in deel 10 van mijn Memoires 1967-1968 (Papieren Tijger, Breda, 2002, pag. 260-264) heb weergegeven. In de jaren 80 raakte ik in Parijs en Washington bevriend met admiraal Elmo Zumwalt Jr., de voormalige Chief Naval Operations in Vietnam. Ik legde in die tijd contact voor hem met Georggi Arbatov, directeur van het USA Institute van de Academy of Sciences in de USSR, met wie ik een boek aan het schrijven was. We hadden de nodige gesprekken over hoe de Amerikanen begin jaren 70 op aanzienlijke schaal chemische oorlogvoering in Zuidoost-Azië hadden gevoerd. Ze besproeiden de oerwouden met duizenden tonnen kankerverwekkende Agent Orange zonder zich te bekommeren om de autochtone bevolking. Wat dachten Nixon en Zumwalt met hun misdadigheid ten opzichte van de mensen in Azië te bereiken? De admiraal hield tien jaar later nog tegenover mij vol dat vooral de oerwouden
Willem Oltmans, Oorlog
15 langs de grote rivieren werden ontbladerd met dit giftige spul om de Vietcong de mogelijkheid te ontnemen vanuit het geboomte op Amerikaanse patrouilleschepen te schieten. Bomen zonder bladeren zouden de vijand op veilige afstand houden. Je moet een Amerikaan zijn om zoiets krankzinnigs te bedenken en het dan nog uit voeren ook. Het was Truman, die deze toon inzette met zijn ‘oplossing’ voor vrede in Japan. Beter 244.000 mensen in twee grote steden vernietigen, dan een slepend gevecht moeten aanrichten dat wellicht tienmaal zoveel slachtoffers zou kunnen eisen. Dit zou ook wel eens de achterliggende filosofie kunnen zijn geweest van diegenen, die bedachten om twee verkeersvliegtuigen te gebruiken om de Twin Towers in Manhattan naar beneden te halen. Wat was het ultieme motief voor de ramp op 11 september 2001? Bij Pearl Harbor was de achterliggende gedachte dat 2.800 eigen doden op de vloot het waard waren om heel Amerika mee te krijgen in een oorlog tegen Japan en de nazi's. Waar in de wereld redeneert men op die wijze om vervolgens iets dergelijks afschuwelijks daadwerkelijk te laten gebeuren? Wie achtte het aanvaardbaar dat 244.000 doden in Japan redelijker waren dan de oorlog misschien met jaren verlengen? Is er opnieuw in Washington zo geredeneerd? Liever 3.000 eigen doden in de Twin Towers en we krijgen Amerika en de rest van de wereld mee voor een oorlog tegen het terrorisme? Amerikanen zijn daadwerkelijk dodelijk bevreesd dat op een dag ‘anderen’ in staat zullen blijken te zijn om Amerika aan te doen wat Amerika sinds 1941 anderen heeft aangedaan. Stel je voor dat er elders een Roosevelt of Truman zou opstaan, die over dezelfde wapens zou beschikken en home sweet home zou vernietigen? Dat trauma leeft in de VS en woelt zeker in de hoofden van de Roosevelts, de Trumans, de Eisenhowers, en de Kennedy's van nu. Osama bin Laden mag dan een Jihad tegen Amerika hebben afgekondigd, maar diens moslimbrein opereert beslist niet als de bovenkamers van Bush, Cheney, Powell, en Rumsfeld, ook al wordt dit denkbeeld met men man en macht door de Amerikaanse-Britse propagandamachines van CNN en BBC World verkondigd. Alleen Amerikanen kunnen een operatie Northwoods verzinnen. Toevallig was de enige zoon van admiraal Zumwalt, luitenant Elmo Zumwalt III, commandant op een van de boten, die op de rivieren van Vietnam patrouilleerden. Zijn vader had in Washington de verzekering gekregen dat Agent Orange niet gevaarlijk was voor mensen. In 1983 werd echter kanker bij de jonge marineofficier ontdekt. Ook het zoontje van de luitenant werd met een ernstige handicap geboren. Elmo Zumwalt III zou spoedig overlijden als gevolg van de door zijn vader geleide chemische oorlogvoering tegen mensen en bomen in Vietnam. Toch hield admiraal Zumwalt nog vol dat, zelfs al had hij geweten dat Agent Orange dodelijk voor mensen was, zou hij dit chemische wapen opnieuw hebben ingezet. Dit typeert hoe Amerikanen tegenover leven en dood staan en hoever een admiraal gaat om Amerikaanse levens te beschermen. Zumwalt ging er van uit duizenden Amerikaanse levens te hebben gered
Willem Oltmans, Oorlog
16 met zijn dodelijke sproeivliegtuigen. Behalve dan het leven van zijn eigen en enige zoon, die hij aan deze moorddadige strategie offerde, en met hem vele honderdduizenden mensen in Vietnam, Laos en Cambodja. Bovendien werden jarenlang Aziatische baby's met de meest afschuwelijke geboortedefecten ter wereld gebracht. Over oorlogsmisdaden en oorlogsmisdadigers gesproken. Wanneer Bush & Co zich anno 2003 met de nodige drukte opwinden over het monsterlijke gedrag van Saddam Hoessein, die, in de waarschuwende woorden van Jaap de Hoop Scheffer: ‘zijn eigen mensen heeft vergast’, moet ik steeds aan de Zumwalts denken. Een Amerikaanse vader op een hoge post in dienst van mijnheer Nixon verwoeste het leven van zijn zoon en kleinzoon aan de hand van een pathologische gedachtekronkel dat het geoorloofd zou zijn om kankerverwekkend gif toe te dienen aan een klein aantal mensen, omdat deze methode de levens van een groot aantal anderen zou kunnen redden. Intussen is het plegen van abortus in de VS strijdig met de grondwet gebleven. Het meest onbegrijpelijke van alles was voor mij de verzekering van de admiraal dat hij het weer zou doen. Het is zelfs voor de handliggend dat de huidige Witte Huis-kliek het denken van haar voorgangers in dit opzicht heeft verfijnd en vervolmaakt. Met wat op 11 september 2001 gebeurde werd in ieder geval aan de hand van een Big Bang een geheel nieuw tijdperk ingeluid. Het is gerechtvaardigd om te stellen dat de waarheid wie er werkelijk achter 11-09 heeft gezeten op zijn vroegst over een halve eeuw door een andere historicus zal worden achterhaald. Intussen zit de wereld van nu er door in de penarie. Tijdens het Nixon-regime woonde en werkte ik als journalist in de VS. Ik was een aantal malen naar troublespots als Cuba, Congo en Indonesië gereisd en was ruimschoots tot de conclusie gekomen dat er something rotten was in de buitenlandse politiek van Amerika. Het werd me steeds duidelijker dat de problemen tussen de VS en andere landen allereerst hadden te maken met de wijze waarop Amerikanen de grijze materie in hun hoofden invulden en vervolgens in praktijk brachten. Nixon had van de diensten van psychiater dr. Arnold Hutschnecker in Manhattan gebruik gemaakt, om enkele van zijn depressies weg te werken. Deze therapeut verscheen tijdens de regering Nixon herhaaldelijk met zogenaamde Op-Ed (opinie pagina) artikelen in de New York Times. Hij pleitte opvallend hartstochtelijk voor het vinden van een methode om personen, die meenden zich beschikbaar te moeten stellen voor het hoogste ambt op het Witte Huis, eerst eens grondig aan een psychotechnisch onderzoek te onderwerpen. Waarom, zo stelde deze psychiater, worden kandidaat CEO's voor onze multinationals onderste boven gekeerd - tot en met het inschakelen van handschriftkundigen toe - terwijl voor de top job in de wereld, president van Amerika, iedere loslopende idioot, die over voldoende fondsen beschikt, zich op het Witte Huis kan inkopen? Sedert de jaren 70, tot en met de eeuwwisseling, ben ik met dr. Hutschnecker bevriend geweest. Toen hij ver in de 90 was trok
Willem Oltmans, Oorlog
17 hij zich op zijn boerderij in Connecticut terug. Hij was een man die, ook al kon hij er als behandelende psychiater verder niets over aan de publiciteit vrijgeven, wel een kijkje in het brein van de leider van de supermacht had genomen. Zoveel heb ik van de gesprekken met hem wel begrepen dat het duidelijk werd dat hij zich kapot was geschrokken, toen hij Nixon nader leerde kennen en op het Witte Huis bezig zag. Ik durf er momenteel zelfs niet aan te denken wat Hutschnecker zou concluderen, wanneer hij vader en zoon Bush psychoanalytisch zou hebben onderzocht. De gesprekken met dr. Hutschnecker hebben me geïnspireerd om in de jaren zeventig en tachtig het onderzoek van de Club van Rome bij het opstellen van de computerstudies over de toekomst, te helpen uitbreiden in de richting van meer aandacht en kennis voor het brein, dat uiteindelijk de kwintessens van onze menselijkheid is. Het is niet mijn bedoeling de geschiedenis van de VS in de tweede helft van de twintigste eeuw te belichten of op te sommen. Wat ik wil illustreren is hoe ik geleidelijk tegen de VS aan ben gaan kijken zoals ik dat nu, in 2003 doe. Ik filmde jarenlang voor de NTS en de NOS in de VS. Mijn reportages en gesprekken rond de moord op JFK vormden een hoogtepunt in mijn werk. Ik publiceerde drie boeken bij uitgevers in New York: twee delen met meer dan 100 interviews over de Club van Rome-problematiek en een overzicht van de buitenlandse politiek van de USSR in samenwerking met Georggi Arbatov. Vrijwel mijn hele bibliotheek bestaat uit boeken die ik daar kocht en las, en die hier grotendeels onbekend zijn. Vooral toen ik me na 1970 eveneens ben gaan verdiepen in de gigantische vlucht, die de Mind Sciences in de VS hadden genomen. De antropologe dr. Margaret Mead sprak toen al over ‘the decade of the brain’. Mede mijn vriendschap met haar leidde tot mijn boek Over Intelligentie (Bruna, 1981, 327 pagina's), een verzameling van 28 interviews met vooraanstaande neurofysiologen en deskundigen in tal van landen over wat zich feitelijk afspeelt in de drie en een halve pond protoplasma in ons hoofd en hoe het spel der neuronen relateert aan onze dagelijkse handel en wandel. Wie het wat en waarom in de wereld wil analyseren eindigt bij de modus operandi tussen de oren van hoofdrolspelers. Dit geldt voor Roosevelt en Beatrix, zoals het voor Bush en Fortuijn geldt (of gold). Wanneer er dus een TV-ploeg op bezoek komt om over mijn kritische brochures ten aanzien van Bush II te spreken, kom ik vanzelf op onderwerpen, als hierboven besproken, namelijk wat beweegt (of bewoog) Amerikanen bij het bombarderen van Japanse, Duitse, Vietnamese, Joegoslavische of Afghaanse steden. We moeten er vooral rekening mee houden dat een definitief oordeel van historici doorgaans pas een halve eeuw later kan worden gevormd, omdat staatsdossiers tientallen jaren ferm gesloten blijven. Onlangs verscheen in dit verband drs. Emerson Vermaat van het TV-programma 2 Vandaag bij me op de stoep. Hij wilde over mijn kritiek op Bush spreken. Om mijn standpunt te onderbouwen wilde ik uit het boek van James Bamford citeren om duidelijk te maken dat huidige kennis over bijvoor-
Willem Oltmans, Oorlog
18 beeld 11-09 in New York slechts schijnkennis was, tot misschien over 50 jaar de relevante dossiers worden vrijgegeven. Ik vroeg of hij bekend was met dit in 2001 verschenen opzienbarende boek, en of hij de bespreking ervan in NRC Handelsblad had gelezen. In plaats van gewoon ‘nee’ te zeggen, antwoordde hij hakkelend dat hij Bamford in een boekwinkel in Washington had zien liggen en slechts had doorgebladerd. Ook de NRC had hij er niet over gelezen. Ik citeerde dus uit Bamford, met de pagina's erbij, en gaf als voorbeeld de hier eerder besproken Operation Northwoods uit 1961 om voor de kijkers van 2 Vandaag duidelijk te maken dat ten aanzien van 11-09 de geschiedenis zich zou kunnen herhalen. Vermaat knipte deze relevante passage, inbegrepen zijn draaierige antwoord, zorgvuldig uit het interview. Bij vertrek overhandigde hij een kaartje met zijn functie: Current Affairs redacteur van 2 Vandaag. Meer dan een kwart eeuw heb ik in de VS gewoond en gewerkt. Als weinigen heb ik de gelegenheid gehad en deze ruimschoots te baat genomen om een Amerika-kenner te worden. Jarenlang heb ik lezingen voor het sprekersbureau W. Colston Leigh in New York gegeven en ben kriskras door de VS getrokken van Sheboygan, Wisconsin tot Corpus Christi, Texas. Ik heb er de beste jaren van mijn leven doorgebracht, weliswaar als ingezetene, en ben geen staatsburger geworden. Ik ben Amerikanen voor deze leerzame jaren tot in lengte van dagen dankbaar. Ik heb mijn belevenissen, ontmoetingen en gesprekken iedere dag in dagboeken opgetekend. Het contract om na de tien dagboeken, die reeds zijn verschenen, nog 60 delen de komende tien jaar te publiceren is getekend. Mijn finale operatie Memoires is begonnen. Ik ben de afgelopen 50 jaar voornamelijk in Amerika zelf ooggetuige geweest van de verschuiving van de internationale machtspositie van de VS, ook gedurende de lange jaren dat ik debatten in de VN heb gevolgd. In 1940 beschikte Washington in verre plaatsen als Manilla en Jakarta slechts over consulaten-generaal. Nu maakt het Witte Huis als onbetwiste supermacht de dienst in de wereld uit, inbegrepen op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties. Amerikanen hebben geleerd dat: ‘Power not used is power lost’. Vooral de afgelopen 25 jaar, te beginnen bij de regering Reagan en de eerste regering Bush is Washington geleidelijk aan steeds verder op hol geslagen. De val van het rode Kremlin heeft deze gevaarlijke ontwikkeling nog verder verhaast. Bij het ter perse gaan van deze reportage zijn de eerste Amerikaanse paramilitaire eenheden al weer in het noorden van Colombia geland, formeel om een Amerikaans oliebedrijf daar tegen guerrilla-aanvallen te beschermen, maar in werkelijkheid glijdt Washington steeds verder af van kwaad tot erger, en denkt zich ongestraft als global cop te kunnen doen en laten wat haar goeddunkt. Op een dag zal Amerika van een koude kermis thuis komen. Het is triest en jammer om goede vrienden met de kop tegen de muur te zien lopen, maar dat is, als alle supermachten voor hen, het noodlot van hen die denken dat men de enige in de wereld is, die het bij het rechte eind heeft. Dat moment in de geschiedenis is gegarandeerd het begin van het einde.
Willem Oltmans, Oorlog
19
Deel 2 Ronald Reagan, een gepatenteerd leeghoofd, was de ideale aanvoerder voor de finale fase van de sedert 1945 gevoerde kruistocht van rijke westerse landen om het arbeidersparadijs der Unie van Socialistische Sovjet Republieken naar de knoppen te helpen. Terwijl het beruchte ijzeren gordijn door Churchill en Truman werd opgetrokken als militair cordon sanitaire rond de USSR, werkte een combinatie van denktanks, multinationals en vooral ook het beruchte militair-industriële complex aan een geslaagde vrijwel totale Research & Development-isolatie van het rode Kremlin. De tactiek was: zonder ooit een schot te hoeven lossen, het Sovjet socialistische experiment op financieel economische gronden in elkaar laten klappen. Nog voor het einde van de twintigste eeuw sloeg de roebel, die eens gelijk in waarde aan de dollar was geweest, inderdaad op hol, naar 1 op de 10.000 en meer. Reagan werd bij het toedienen van de genadeslag gesecondeerd door de vader van de huidige president. De Sovjet-Unie viel zelfs binnen de kortste keren uit elkaar. Bush junior kreeg van Papa aan de dinertafel te horen dat ook al was het grootste gevaar in de wereld bezworen, er overblijvertjes waren van voormalige bondgenootschappen van de Sovjet-Unie met kleinere staten, die eigenlijk in mop up operations een kopje kleiner gemaakt moesten worden, wilde men ongestoord nog lang en gelukkig in Texas verder kunnen leven. Hij vertelde zijn zoon over schurkenstaten als het Libië van Qadaffi, het Cuba van Castro, Panama van Noriega, Noord-Korea van Kim Il Sung en bovenal het Iran van de Ayatollahs. In die dagen werd Saddam Hussein nog als een uiterst bruikbare bondgenoot beschouwd, omdat hij Iran te lijf was gegaan. Dat spaarde alvast levens van Amerikaanse soldaten. Hij werd dan ook prompt door Washington, Londen en andere westerse landen in het geheim van strikt verboden wapens voorzien, inbegrepen gifgassen en anthrax; met de enthousiaste Brits-Amerikaans recommandatie ze vooral tegen de Iraniërs in te zetten. Omdat deze geheime operaties van Reagan en Bush in strijd waren met de wet, ontstonden de breed uitgemeten Irangate en Iraqgate schandalen in Washington, die met meer en minder succes de kop in werden gedrukt. Enkele zwarte schapen werden publiekelijk ‘gehangen’, opdat de werkelijke boeven, Reagan en Bush senior, vrijuit zouden gaan. Wat Washington al die jaren in de wereld heeft uitgevreten werd een ambtenaar van het State Department, William Blum, op een gegeven moment te gortig. Hij legde zijn functie neer om vrij het resultaat van zijn gedocumenteerde onderzoekingen openbaar te kunnen maken. Deze klokkenluider zette op een rij hoe de VS sinds 1945 tientallen regeringen hebben afgezet, geterroriseerd en hoe democratisch gekozen buitenlandse leiders werden vermoord, in ballingschap gezonden, of zoals bij Patrice Lumumba in de Congo gebeurde, in samenspel met onze zuiderburen, letterlijk aan moten werd gehakt. Hier volgt de lijst:
Willem Oltmans, Oorlog
20
China
(1945);
de Filippijnen
(1945-1953);
Korea
(1945-1953);
Marshall eilanden
(1946);
Frankrijk
(1947);
Griekenland
(1947);
Italië
(1947);
Oost-Europa
(1948-1956);
Duitsland
(jaren 50);
Iran
(1953);
Guatemala
(1953);
Costa Rica
(50tiger en 70tiger jaren);
Indonesië
(1958 en 1965);
Haïti
(1959);
Guyana
(1953, 1964);
Iraq
(1959, 1973, 1991);
Vietnam
(1945, 1975);
Cambodja
(1955, 1970, 1973);
Laos
(1957, 1973);
Equador
(1950, 1963);
Congo
(1960, 1977);
Algerije
(jaren 60);
Brazilië
(1961);
Peru
(1965, 1990);
Dominicaanse Republiek
(1963);
Cuba
(1959-2003);
Ghana
(1966);
Uruguay
(1969, 1972);
Chili
(1964, 1974);
Zuid-Afrika
(jaren 60, en jaren 80);
Bolivia
(1964, 1975);
Australië
(1972, 1975);
Oost-Timor
(jaren 70, jaren 90);
Willem Oltmans, Oorlog
Angola
(1976, 1980);
Jamaica
(1976);
Honduras
(jaren 80);
Seychellen
(1979, 1981);
Zuid-Jemen
(1979, 1984);
Tsjaad
(1981);
Grenada
(1979, 1983);
Suriname
(1982-1984);
Libië
(1981, 1989);
Fiji
(1987);
Panama
(1989);
Afghanistan
(1979, 1992, 2001);
El Salvador
(1980, 1992);
Bulgarije
(1990);
Somalië
(1993);
Joegoslavië
(1995, 2002).
(Cijfers ontleend aan Rogue State, Common Courage Press, Monroe, Maine). Blum stelde bovendien een lijst samen van door de Amerikaanse geheime diensten geplande en geslaagde moordaanslagen op prominente buitenlanders:
Willem Oltmans, Oorlog
21 Kim Koo, Koreaanse oppositieleider (1949); CIA-lijst van 200 personen, die in geval van een Sovjet invasie door Washington vermoord dienden te worden (1950); Verschillende aanslagen gepland op Chou En-lai, Chinese premier (1950); Sukarno (jaren 50, 1963) Kim Il Sung, Noord Korea (1951); Jawaharlal Nehru, premier van India (1955); Abdel Gamal Nasser, Egypte (1957); Norodom Sihanouk, Cambodja (1959, 1970); Generaal Abdul Karim Kassem, Iraq (1960); President José Figueres van Costa Rica (1950, 1970) President François Duvalier, Haïti (1961); Patrice Lumumba, Congo (1961); Generaal Rafael Trujillo, Dominicaanse Republiek; Premier Ngo Dinh Diem en zijn broer Ngo Ninh Nu van Zuid-Vietnam (1963) - beiden in overleg met JFK om zeep geholpen; begin 60tiger jaren aanslagen op Charles de Gaulle en Raul Castro; Che Guevara, vermoord in Bolivia (1967); President Salvador Allende, Chili, in overleg met Nixon en Kissinger (1970); Generaal Rene Schneider, opperbevelhebber van het leger in Chili (1970); Generaal Omar Torrijos, Panama (1970, 1981); Generaal Manuel Noriega, Panama (1972). In 1989 door Papa Bush gekidnapt uit Panama City met de inzet van 36.000 Amerikaanse militairen. Een variant op Hitlers actie, die de gevangen genomen Mussolini door parachutisten liet bevrijden en naar Duitsland in veiligheid brengen; Generaal Mobutu, de Amerikaanse CIA Quisling in Congo (1975); Michael Manley premier van Jamaica (1976); Qadaffi kreeg net als Castro een serie aanslagen te verduren, inbegrepen in de jaren 80 een eskader door Reagan uitgezonden bommenwerpers, die het dochtertje van de Libische leider dodelijk wisten te treffen. Aanslag op Ayatollah Komeini, Iran (1982); Generaal Ahmed Dlimi, commandant leger van Marokko (1983); Miguel d'Escoto, minister van Buitenlandse Zaken van Nicaragua (1983); Lijsten werden vrijgegeven van honderden Nederlanders, die gedood dienden te worden in het geval van een Sovjet invasie, opgesteld door de supergeheime Amerikaanse GLADIO-organisatie voorgezeten o.a. door Max van der Stoel; Sjeik Fadlallah, Libanon (1985); Saddam Hussein (1981); Osama bin Laden, Al Queda (1998 en 2001); Slobodan Milosevic (1999) bij wie het onderzoek van Blum eindigde.
Amerikanen stellen zich op het standpunt, dat zij als beschermheren van recht en fatsoen op aarde een van God gegeven licence to kill hebben, tenminste wanneer Amerikaanse normen en waarden elders met voeten worden getreden. President Gerald Ford tekende in 1976 een decreet waarin hij iedereen in dienst van
Willem Oltmans, Oorlog
22 Washington verbood om moordaanslagen uit te voeren. In 1978 voelde Jimmy Carter zich verplicht het Ford-decreet nader aan te scherpen. Maar toen kwam de geobsedeerde kruisvaarder tegen het communisme, Ronald Reagan op het Witte Huis. Hij herriep op 13 november 1984 het verbod van Ford en Carter en begon voor het eerst van ‘terroristen’ te spreken, ook als het om authentieke vrijheidsstrijders ging. Amerika hernam het recht om per executive order iedereen in de wereld, die door Washington als terrorist werd aangemerkt, neer te paffen. Maar toen vermoorde een ijverige CIA'er in 1985 Sjeik Fadlallah in Beiroet. Dat vond zelfs Reagan al te kras. Op 10 april 1985 trok hij de toestemming om mensen neer te paffen weer in. Er was voor de Sjeik namelijk een autobom gebruikt, die niet alleen deze mijnheer maar ook 80 omstanders in Beiroet had gedood. Vijf maanden later, op 11 augustus 1985 tekende de president een nieuw licence to kill-decreet, want er was een TWA-vliegtuig gekaapt. Na kritiek uit het Congres zwakte hij op 12 mei 1986 de gebruikte taal in het decreet iets af. Op 13 oktober 1989 ging de regering Reagan-Bush nog wat verder en gaf een memorandum in law uit, dat accidental killings toestond wanneer ze een bijproduct waren van wettige activiteiten. Blum hierop nalezende herinner ik me mijn lunch met de toen pas aangetreden minister van Buitenlandse Zaken Jozias van Aartsen in Den Haag op 18 december 2000. Hij antwoordde na mijn kritiek op Bush aangehoord hebbende: ‘Maar hij is toch een keurige mijnheer?’ Jozias ging enkele dagen later kennismaken in Washington. Ik hield mijn hart vast en dacht: ‘Je moet Wim Kok zijn om iemand die de varkensstapel saneerde op BuZa neer te zetten.’ Wie is deze oudste zoon van de mijnheer, die acht jaar vice-president van Amerika was onder Ronald Reagan? Hij studeerde net als zijn Pa op Yale ten tijde van de oorlog in Vietnam. Hij publiceerde in 1999 zijn levensverhaal aan de vooravond van de verkiezingen, om de kiezers duidelijk te maken waarom hij tot de conclusie was gekomen voldoende gekwalificeerd te zijn om in het voetspoor van zijn vader te treden. Wie aandachtig A Charge to keep las, (Harper Collins, New York, 1999) was binnen de kortste keren overtuigd dat het advies van dr. Hutschnecker ook hier weer op alarmerende wijze van toepassing was. Zo vertelde Junior dat hij en zijn vrienden als studenten op Yale vermeden lezingen over de oorlog in Vietnam bij te wonen. Mijnheertje was niet in antioorlog-retoriek geïnteresseerd. De oorlog in Zuidoost-Azië was nodig. Hij zorgde er intussen wel voor dat hij zelf niet naar Saigon werd uitgezonden. Wie 25 jaar later zijn beginparcours als president van Amerika analyseert moet constateren dat hij bijvoorbeeld ten aanzien van zijn beleid in het Nabije Oosten dezelfde onintelligente benadering toepast als indertijd op Yale inzake Vietnam. Bush presteert het om in zijn derde jaar op het Witte Huis nog geen woord met Yasser Arafat te hebben gewisseld. De voormalige directeur van een oliemaatschappij, manager van een honkbalteam en gouverneur van Texas, heeft sinds de tijd in New-Haven, Connecticut niets bijgeleerd. Zijn voorganger, Bill Clin-
Willem Oltmans, Oorlog
23 ton, bleef veertien dagen op Camp David doorpraten om een compromis te bereiken tussen premier Barak en Arafat. Bush II, echter, is blijkbaar van mening dat oorlog en bloedvergieten nodig zijn. Volgens hem heeft Ariel Sharon bij voorbaat gelijk, wat een gedachtewisseling met Arafat overbodig maakt. Het brein van Bush wil de standpunten van de PLO niet aanhoren, laat staan kennen. Meedenken met Arafat zou de zaken voor Junior te gecompliceerd maken. Intussen heeft de wereld nooit eerder een zo uit de hand gelopen bloedbad in de bezette Palestijnse gebieden gezien als sedert Bush op het Witte Huis zetelt. Sharon weet zich totaal in de rug gedekt door de machtigste man ter wereld. Bush is verkocht aan Sharon. Zelfs de bloedbaden door zelfmoordbrigades aan Israël toegebracht schijnen hem onvoldoende te beroeren om daadkrachtig in te grijpen. Kennelijk ziet de jonge Bush Israëlische acties als in Jenin, door de VN als genocide bestempeld, als vanzelfsprekende uitvloeisels van de oorlogssituatie in die regio. Er zou weinig moeite voor nodig zijn, om te dreigen met een wapenembargo of het dichtdraaien van de Amerikaanse geldkraan naar Israël, maar een strafmaatregel tegen de Israëlische agressie en oorlogsmisdaden is ondenkbaar voor de huidige regering in Washington. Blijkbaar is deze jonge, onervaren president op het gebied van internationale betrekkingen, totaal blind voor nieuwe realiteiten in het Midden-Oosten. Bush, en zijn bende van vier (Cheney, Powell, Rumsfeld en Rice) bazuinen rond dat de vermaledijde Saddam sinds 1991 reeds een tiental resoluties van de VN niet heeft uitgevoerd. Men vergeet dat de meeste mensen in 2003 voldoende geïnformeerd zijn om te weten dat Israël sedert 1967 dozijnen VN-resoluties naar de prullenmand heeft verwezen. Wat willen ze dan op het Witte Huis? Voelt de familie Bush zich dan dermate door Saddam op haar pik getrapt, dat ze menen wraak te moeten nemen, ongeacht hoeveel Amerikaanse, en misschien Britse militairen als gevolg van een dergelijke misdadige actie daarbij verloren zullen gaan? De houding van Bush tegenover de naderende oorlog in het Nabije Oosten is dezelfde als die van zijn voorgangers bij conflicten in Korea en Vietnam. Die benadering leidde niet alleen tot zware verliezen bij de geallieerde strijdkrachten - als het Nederlandse Korea bataljon - maar tevens, als gevolg van de houwdegenmentaliteit van de Amerikaanse leiders, tot miljoenen Aziatische slachtoffers in Korea, Vietnam, Laos en Cambodja. Opnieuw bekommeren Bush en de zijnen zich niet over de aantallen slachtoffers. Noch over wat er in Afghanistan is gebeurd, of wat er in de Palestijnse gebieden gebeurt, noch over wat er in Iraq staat te gebeuren. De Amerikanen hebben sinds 1945 bewezen, de Nummer 1 massamoordenaars van de wereld te zijn. In Korea en Vietnam ging het om het keren van het rode gevaar. In Iraq gaat het om de controle over 110 miljard barrels olie in de bodem. Om daar de zeggenschap over te krijgen dient Saddam spoorslags op te hoepelen, waarna Washington een eigen rijkscommissaris in Bagdad zal installeren, zoals Adolf Hitler ons tijdens de bezetting opscheepte met de Oostenrijker dr.
Willem Oltmans, Oorlog
24 A. Seyss-Inquart. Tenslotte maakt Amerika in alle Arabische oliestaten plus in Israël, Jordanië, Egypte en Turkije de dienst uit. Donald Rumsfeld is de meest oorlogszuchtige praatjesmaker van het huidige Bush-team, maar niet alleen omdat hij de baas van het tot de tanden gewapende Pentagon is. Deze mijnheer is een oorlogshitser eerste klas. Vice-premier Tariq Azis zei tegen John Burns van de New York Times, ‘Bush en de zijnen zijn beslist niet bevreesd dat we binnen 24 uur een bombardement op Washington zullen uitvoeren. Waar deze heren op jagen is olie en ze willen bovendien Israël een plezier doen.’ Hij vervolgde: ‘Vader Bush was verstandiger dan zijn zoon. Hij haatte ons, maar de vader begreep tenminste dat hij beter niet kon proberen naar Bagdad op te trekken. Hij zag in dat het geen weekend-picknick zal worden.’ Rumsfeld ontving zijn ‘opleiding’ in schurkendenken als medewerker van Richard Nixon, o.a. als ambassadeur bij de NAVO. Ronald Reagan haalde hem in 1983 uit de mottenballen en benoemde hem tot reizende ambassadeur voor het Nabije Oosten. Rummie liep toen de deur plat bij Saddam, die eerst door Reagan, en daarna door diens opvolger vader Bush als bondgenoot werd beschouwd. Net als bij het Watergateschandaal deden deze presidenten er alles aan om hun gestes van vriendschap, hun gigantische leningen aan Saddam, en vooral hun militaire steun aan Iraq te verdoezelen en de sporen van hun onwettige praktijken uit te wissen. Buiten de VS wordt onvoldoende beseft, dat het Witte Huis het hoofdkwartier van de belangrijkste en zwaarst bewapende Maffiaorganisatie in de wereld is. Bush dreigt doodgemoedereerd met de inzet van atoomwapens, wanneer Kim Jong-il blijft weigeren naar zijn pijpen te dansen. De meeste mensen associëren de Maffia met de Cosa Nostra, met de Colombiaanse drug lord Pablo Escobar of met de onderwereld in het algemeen. Waarom wil men niet met het blote oog zien dat de machtigste criminele bovenwereld wordt vertegenwoordigd door ‘in vrijheid’ gekozen vandalen als Kennedy, Nixon, Reagan en de Bush-familie. In het Witte Huis zetelen keurige heren, die zich voor het oog van de camera gedragen als gentlemen. Maar, oh wee, als de journalisten het pand hebben verlaten. Wat wordt er dan gezegd, besloten en vervolgens gedaan? In de jaren 30 legde Mussolini de Maffia aan banden. Een groot aantal schurken week naar de VS uit. Daar drongen zij door in alle commerciële en politieke gelederen van de Nieuwe Wereld. Amerika werd het gangsterparadijs van de twintigste eeuw. De Amerikaanse gedragswereld, toch al zwaar onder invloed van haar voorgeschiedenis met het Wilde Westen met Winnetou en Old Shatterhand, werd nog verder in de verkeerde richting gestimuleerd. Het corrupte denken van Roosevelt, Truman, Eisenhower, JFK en andere politieke potentaten vormden de aanloop tot Bush & Co. Waar de wereld in 2003 mee zit opgescheept. De Amerikaanse Nobelprijswinnaar Noam Chomsky noemde Amerika in zijn boek Rogue State, The Rule of Force in
Willem Oltmans, Oorlog
25 World Affairs, (Sound End Press, Cambridge, Massachusetts, 2000) een schurkensupermacht, waar de minachting voor ‘the rule of law is deeply rooted in US-practice and intellectual culture.’ De jonge heer Bush heeft er al helemaal geen benul van dat er zoiets als internationaal recht bestaat. George rotzooit maar wat aan. Hij steunt onder meer op de doordraver Rumsfeld, die over zo weinig kennis inzake de psychologie van Saddam beschikt dat hij in januari l.l. op de valreep voorstelde dat Amerika zo goedertieren zou willen zijn om de Irakese president, zijn medestanders en hun families asiel toe te staan in een ander land. Belachelijke en voorbarige onzin dat nog meer zand in de ogen van Bush strooit. Met nog meer verkeerde beslissingen als direct resultaat. De gevolgen van het onderontwikkeld gebleven brein van de huidige president van de VS zijn voor alle betrokken politieke partijen rampzalig en voor de wereld catastrofaal. Waarom zou men ook respect moeten opbrengen voor het machtigste land op aarde, waar een farce van democratische verkiezingen werd gemaakt? Moet men sympathiseren met de machtigste westerse staat, die zichzelf ziet en gedraagt als Gods gift to humanity, maar waar het intussen mogelijk is gebleken dat een presidentiële kandidaat de hoogste post in het land ongegeneerd gewoon van zijn tegenstander jat? Ruim 280 miljoen Amerikanen keken er naar en zwegen laconiek over dit schaamteloze schouwspel dat zich ten overstaan van de hele wereld ontvouwde. Zou Bush en Gore zich volgens het advies van dr. Hutschnecker vooraf aan een psychotechnisch onderzoek hebben moeten onderwerpen, dan zou George als een baksteen zijn gezakt en zou Al de test wellicht met de hakken over de sloot hebben gehaald. Dan zou de mensheid echter niet in de huidige alarmerend gevaarlijke situatie terecht zijn gekomen. Misschien is de belangrijkste verdienste van Mikhail Gorbachev in de jaren 90 geweest, dat hij met zijn pleidooi voor glasnost de denktrant van de voormalige USSR wist om te turnen en ‘nieuw denken’ bij het publiek wist te introduceren en het ook daadwerkelijk in beweging wist te krijgen. Amerika loopt met Bush en een batterij politieke ‘trekpaarden’ uit de vorige eeuw volledig uit de pas met de nieuwe realiteiten op alle niveaus van internationale betrekkingen. Dit wreekt zich op alle fronten. Zelden heeft het anti-Amerikanisme in de wereld in zo'n korte tijd een dergelijke vlucht genomen sinds de dag dat dit stuk onbenul uit Texas op onrechtmatige wijze op het Witte Huis terecht kwam. De manoeuvres van Saddam mogen de 43ste president van Amerika dan herinneren aan de hervertoning van een B-film, het beleid van de Bush-junta zelf doet denken aan die allereerste rolprenten zonder geluid. De Bush-kliek is blind en doof voor de veranderingen in de wereld, die na de val van de Sovjet-Unie werden geaccelereerd. Abraham Lincoln lanceerde de fraaie uitspraak: ‘As our case is new, so we must think anew, and act anew. We must disenthrall ourselves, and then we shall save our country.’ Bush junior is bepaald geen redder des vaderlands als gevolg van een dergelijk
Willem Oltmans, Oorlog
26 ‘nieuw denken’. De retoriek van George, onmiddellijk volgend op 11-09, botste meteen al rechtstreeks met de feiten en de omstandigheden. Zijn ondoordachte, onmiddellijke oorlogsverklaring aan ‘het terrorisme’ was primair een wanhoopsdaad ingegeven door verontwaardiging en gevoelens van onmacht en wraak in plaats van een weloverwogen reactie over wat redelijk en verantwoord mogelijk was. ‘One sign of maturity is the ability to suffer outrage and gut-wrenching grief without going nuts,’ schreef William Raspberry in zijn artikel Going mad in Washington in The Washington Post (11 september 2002). Bush en zijn junta draaiden dol en deden toezeggingen die met staatsmanskunde weinig van doen hadden. Bush spijkerde zichzelf met de rug tegen de muur en bevindt zich in zo'n positie dat hij na alle opschepperij zonder gezichtsverlies niet meer terug kan. De vrijwel onmiddellijk gelanceerde oorlog tegen de Taliban in Afghanistan, waarbij opnieuw duizenden burgers als collateral damage om het leven kwamen, was stoom afblazen, een klassieke reactie als op een conflict uit de 19e en 20ste eeuw en conflicteerde frontaal met de Amerikaanse Global Cop positie van de 21ste eeuw. De beleidsmakers in Washington namen met hun in de jaren 50 en 60 geprogrammeerde breinen besluiten over wat te doen met de nieuwe Scarlet Pimpernel Osama bin Laden en Al Queda. Zij werden overigens van de 11-09-daad beschuldigd zonder de geringste vorm van sluitende bewijzen. We weten dat wanneer moslimverzetsorganisaties aanslagen plegen, zij de eersten zijn om hun daad op te eisen. De actie van vier Amerikaanse verkeersvliegtuigen gericht tegen gebouwen werd nimmer opgeëist. In 1963, bij de moord op JFK in Dallas, heeft Washington aanvankelijk ook direct een link proberen te leggen tussen Lee Harvey Oswald en de ‘terrorist’ Fidel Castro. Daarmee zouden de VS eindelijk een geldig motief in handen hebben om Cuba plat te gooien. Die waanzin van Cubaanse betrokkenheid leefde alleen in de Yankee-bovenkamers. Nu herhaalt de geschiedenis zich ten aanzien van Afghanistan en Iraq. Het liefste zou Bush op 11-09 meteen Saddam hebben aangewezen als de dader. Maar dat zou al te doorzichtig zijn geweest. Ook al deed hij een slappe poging om een van de zelfmoordpiloten, Mohammed Atta, te positioneren in Praag, waar hij een afgezant van Saddam zou hebben ontmoet. Van deze opzet werd toen voorlopig afgezien als te bespottelijk voor woorden. Het curieuze verschijnsel om de zoon van de man, die met een onafgemaakte oorlog tegen Iraq in zijn maag zat, te helpen een verkiezing te kidnappen en vervolgens, eenmaal op het Witte Huis genesteld, te worden geconfronteerd met een tweede Pearl Harbor ‘overval’, ruikt teveel naar een vooropgezette strategie: de Amerikaanse hegemonie over de vitale oliebronnen in het Nabije Oosten moet voor eens en voor altijd permanent beschikbaar zijn voor de VS. Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben de Amerikanen steeds deze imperialistische strategie gevolgd. We bezetten Indonesië niet. We gooien de lastige Sukarno er uit door een complot te organiseren, waarbij generaals
Willem Oltmans, Oorlog
27 op elkaar schieten. We geven de communisten de schuld. Die worden vervolgens met honderdduizenden tegelijk een kopje kleiner gemaakt, en klaar is Kees! We maken de fascist Suharto president. Congo? We hebben het kobalt, uranium, chroom et cetera, nodig voor ons militair-industriële complex. Hak die lastige Patrice Lumumba aan moten en zet er een in Israël opgeleide fascistische dictator, Mobutu, voor in de plaats. Hitler deed precies hetzelfde in de door hem militair bezette gebieden. Amerika heeft na 1945 de wereld gezegend met economische proconsuls, die er via fascistische militaire regimes voor zorg droegen dat de grondstoffen van de ontwikkelingslanden op de eerste plaats beschikbaar waren voor de gangsters van Wall Street. Onlangs las ik dat de Amerikaanse schrijver Gore Vidal, de Wall Street Journal als een neofascistische krant neerzette. (Perpetual War, How we got to be so hated, Nation Books, New York, 2002, pag. 139). Met Vidal onderschrijf ik het afglijden van de VS naar een Hitleriaanse aanpak van problemen. Dit is, waar de voorzitter van de Senaats Commissie voor Buitenlandse Zaken, J. William Fulbright, in de jaren 70 reeds met nadruk voor waarschuwde. De Bush II kliek manifesteert zich steeds nadrukkelijker als de neonazi's van nu. De redenering ‘desnoods’ vallen we zonder toestemming van de VN Iraq aan brengt de wereld terug in 1935, toen Mussolini eenzijdig Abessynië binnenviel, de keizer verdreef en de Volkenbond in Genève machteloos toezag. Hitler zag brood in deze tactiek en trok Saarland en Oostenrijk binnen en de aanloop tot Wereldoorlog Twee was genomen. De Volkenbond was morsdood als instituut van vredesbemiddeling. Een Duitse minister van Justitie constateerde het neonazi-denken in Washington. Ze had gelijk. Maar moest wel aftreden. Toch is Duitsland niet voor niets de eerste NAVO-bondgenoot, die terecht afhaakt en niet van plan is zich door Washington in een fascistische richting te laten meeslepen. Schroeder wordt op de voet gevolgd door Chirac. Wat Den Haag gaat doen met onze onervaren premier in internationale zaken, en onze eigen poedel van Washington, De Hoop Scheffer moet worden afgewacht. Van Wouter, de nieuwe Tony Blair van het poldermodel, is al helemaal niets te verwachten. Hij komt al even onbetrouwbaar over als zijn Engelse socialistische partijgenoot. Lewis Lapham, hoofdredacteur van Harper's Magazine, publiceerde Theater of War (W.W. Norton, New York, 2002). Hij herinnerde er aan hoe door Robert McNamara, minister van Defensie van JFK werd gedacht. Bij opdrachten tot bombardementen werd er gewoon rekening mee gehouden dat vermoedelijk twee miljoen Vietnamese burgers om het leven zouden komen. Luchtmachtgeneraal Curtis LeMay, maakte geschiedenis met zijn opmerking dat Vietnam terug naar het Stenentijdperk diende worden gebombardeerd. Als dat geen uitspraak is, die uit het klapboekje van Hermann Göring was overgenomen, dan weet ik het niet. Ruim 56.000 Amerikanen keerden in body bags uit Zuidoost-Azië terug. Sedertdien hebben Amerikaanse oorlogslaboratoria zich toegelegd op het ontwerpen van oorlogsstrategieën, waarbij een minimum aan slachtoffers aan de zijde van eigen volk zou optreden. Vader Bush volgde deze oor-
Willem Oltmans, Oorlog
28 logsfilosofie in 1991 in Iraq, zoals Bill Clinton dat in Somalië en Joegoslavië deed. Israëlische oorlogsvoering volgt wat Amerika doet, wat men zich in het Pentagon veroorlooft. Genocide in Jenin wordt gerechtvaardigd, want het verlies van Israëlische levens dient natuurlijk tienvoudig te worden gewroken door doden aan Palestijnse zijde. The gang of four in het Witte Huis laat dit oogluikend toe, want men denkt in Washington precies hetzelfde. De VN roept moord en brand, maar de wereldorganisatie in New York wacht eenzelfde lot als de Volkenbond in Genève dankzij idioten als Bush. De oorlogszuchtige taal op 11-09 van de Amerikaanse president werd onmiddellijk door velen in de media overgenomen. Robert Kagan in de Washington Post lanceerde het advies dat ook het Congres onmiddellijk de oorlog moest verklaren, en dat het niet nodig was om specifiek de naam van een land op te geven. Steve Dunleavy in de New York Post noemde 11-09 het Pearl Harbor van de 21ste eeuw. Zijn advies: ‘Kill the basterds. Train assassins. Hire mercenaries. As for cities or countries that host these worms, bomb them into basketball courts’. Dus een herhaling in de 21ste eeuw van het denkwerk van generaal Curtis Lemay. Richard Brookhiser schreef in de New York Observer: ‘This is what we have military for. Let's not build any more atomic bombs until we use the ones we have.’ (Lewis Lapham, pag. 138-139). Het Witte Huis vindt het onbegrijpelijk dat kanselier Schroeder afhaakt inzake Iraq. Maar in Duitsland gingen een halve eeuw geleden niet enkele gebouwen tegen de vlakte, maar vrijwel alle grote Duitse steden werden door de geallieerden met de grond gelijk gemaakt. Natuurlijk staan ook de Russen sceptisch tegenover het voorgenomen geweld van Amerika tegen Iraq. De Sovjet-Unie verloor 20 miljoen mensen in de Tweede Wereldoorlog, geen 3000 als op 11-09 in New York. Nauwelijks vielen twee torens om in Manhattan of Bush verklaarde een wereldwijde Jihad aan de vijanden van Amerika. Hij reageerde als Roosevelt op Pearl Harbor, als Truman bij Hirosjima, als Eisenhower, JFK en LBJ op Cuba en Vietnam, Reagan bij Nicaragua, Grenada en Lybie, vader Bush bij Panama en Iraq en als Clinton op Somalië, Soedan, Afghanistan, de Balkan en in 1999 op Belgrado. Mevrouw Madeleine Albright, Clintons joodse minister van Buitenlandse Zaken, werd in het televisieprogramma 60 Minutes gevraagd of zij en haar president er rekening mee hadden gehouden dat de voortgezette blokkade van Iraq de dood van 500.000 kinderen had veroorzaakt. Wat antwoordde zij? ‘We think the price is worth it.’ (Lapham, p.p. 145). Dat zijn de mental maps van de Amerikanen, die op 11-09 voor het eerst in de geschiedenis drie semi-grote explosies te verwerken kregen. Als een verwend kind schreeuwde Bush junior meteen moord en brand. Uiteraard lieten CNN en BBC World, beiden universele monopolistische hersenspoelstations, op 11-09 geen beelden zien van Rotterdam, Warschau, Leningrad, Stalingrad, Hanoi, of last but not least, Hirosjima. Dat is voor Yankees ‘anders’, want het leven van Amerikanen is duizendmaal meer waard dan van de rest van de mensheid, de Untermenschen.
Willem Oltmans, Oorlog
29 Israëliërs lijden aan dezelfde gestoordheid. Bush en Sharon kunnen het dan ook uitstekend vinden. Twee heren van hetzelfde laken een pak. Voor iedere dode jood moeten ogenblikkelijk een dozijn Palestijnen worden omgelegd. Bij voorkeur stenengooiende kinderen. De realiteit is dat Israël recht op haar bestaan heeft, wat door de laatste Arabische top in Libanon uitdrukkelijk werd erkend. Maar dit geeft Israël niet het recht om zich tegenover vrijheidsstrijders in de, sedert 1967, onrechtmatig bezette gebieden als beesten te gedragen. De Palestijnse zelfmoordcommando's zijn dan ook mijn helden. Zij beschikken niet over Amerikaanse Apache-helikopters met Amerikaanse raketten, waarmee woonwijken worden getroffen en executies van vrijheidsstrijders worden voltrokken. De hele wereld weet dat Israël genocide pleegde in Jenin. De lafaards sloten een VN-onderzoeksteam onder leiding van de voormalige president van Finland op in een hotel, en zette hen voorts op een vliegtuig. En de VN - en Kok en Van Aartsen zwegen in alle talen. Het gedogen door Bush en het Atlantisch bondgenootschap van Israëlische oorlogsmisdaden tegen een vrijwel weerloze Palestijnse bevolking is misschien wel de belangrijkste ongestrafte oorlogsmisdaad van de eerste jaren van de 21ste eeuw. Bush en Sharon horen zelf in Den Haag met Milosevic een partijtje te schaken. Journalist Lapham vroeg zich in zijn boek af: ‘For what reason do we posses the largest store of weapons known to the history of mankind if not to kill as many people as we declare to be our enemies? Why then should our enemies not kill us?’ Hij refereerde ook aan ‘Washington's repeated experiments with the bombing of civilian populations as a form of propaganda meant to sell the splendour of democracy.’ Het redeloze gebral van Bush deed Lapham denken aan 1903, toen Teddy Roosevelt met zijn Rough Riders de Panama kanaalzone bezette. Scott Ritter, zeven jaar VN-wapeninspecteur in Iraq waarschuwde dat de dreigementen van de bende van vier in Washington om met gevleugelde Rough Riders van stratosferische hoogten een preemptive attack op Iraq te beginnen: ‘was precisely the excuse that Nazi Germany used to attack Poland and other countries.’ (War in Iraq, Profile Books, London, 2002, pag. 22). Ritter sprak in deze bewoordingen ook het Irakese parlement toe. Hij stelde dat er slechts twee situaties een oorlog tegen Iraq konden rechtvaardigen: wanneer Iraq de VS aanviel of wanneer de VN en de Veiligheidsraad zouden verklaren dat Iraq een gevaar voor internationale veiligheid en wede zou vormen. En niet, zoals de oorlogszuchtige Bush-kliek zich permitteert, er op los gaan timmeren om de Irakese olie-industrie in handen te krijgen. ‘Bush verwart Saddam met Osama bin Laden,’ schreef Willam Raspberry in de Washington Post (10 september 2002). De Washingtonse journalist vroeg zich twaalf maanden na 11-09 af, waarom de president steeds sterker scheen te lijden aan een ‘monomanical focus on Saddam Hoessein as the front of all terrorism was beginning to sound like a clinical case of transference.’ De regering Bush heeft, volgens Raspberry, van de Irakese president een monster buiten alle proporties gemaakt,
Willem Oltmans, Oorlog
30 alsof de VS ook maar iets van Iraq te vrezen heeft. ‘We are not talking about Hitler, though the name keeps coming up’, aldus het artikel in de Post. Bagehot schreef eens in The Economist (7 augustus 1993), dat er in de politiek leugens en leugens werden verkondigd. Sommige leugens zijn onvermijdelijk. Anderen kunnen er mee door en zijn misschien zelfs wenselijk. En tenslotte zijn er leugens, die ook in de politiek niet door de beugel kunnen. Bush is van mening dat hij oorlog moet voeren, omdat de onwaarheden van Saddam alle perken te buiten gaan. Het vervelende is dat de Amerikaanse president wel zegt, maar niet bewijst dat Saddam liegt. Om de waarheid te vinden heeft de Veiligheidsraad nu juist de inspecteurs naar Iraq teruggezonden. Alle verzoeken om ‘de bewijzen’ aan de inspecteurs te geven, bleven onbeantwoord. ‘We know Baghdad is lying,’ schreef Condoleezza Rice, rechterhand van Bush, in de Herald Tribune, op 24 januari 2003. Als zij dit dan zo zeker weet, waarom wordt deze beslissende informatie over de leugens van Saddam dan niet aan de VN inspecteurs gegeven? Omdat het Witte Huis onder Bush er net zo op los liegt als al zijn voorgangers hebben gedaan. Alleen, het gaat hier opnieuw om, wat Bagehot omschreef als leugens die niet door de beugel kunnen, omdat zij een rampzalige oorlog zullen veroorzaken, waarvan de gevolgen niet zijn te overzien. Toen ik op 22 september 2002 terug was gekeerd van een tweede reis naar Iraq, belde ik Frits Barend thuis in Amstelveen op. Ik deelde hem mee belangrijke informatie uit Bagdad te hebben mee gebracht. Ik koos Barend & Van Dorp omdat ze mij in 2000 uitriepen tot man van het jaar. In dat jaar had ik mijn proces tegen de staat had gewonnen. Frits begreep dat ik een serieuze mededeling had te doen. Hij voegde mij de volgende avond in zijn programma in. Ik had echter de pech dat Richard Krajeck de geplande hoofdgast op 23 september 2002 was. De liefde van sportjournalisten Henk en Frits ging die avond dus uit naar de verrekte pezen en de verstuikte enkels en knieën van het op zijn retour zijnde tennisidool. Toen ik eindelijk aan het woord kwam, viel mijn alarmerende informatie uit Iraq in een wijd en zwart gat. Ik zei, op onberispelijk niveau in Bagdad, te weten te zijn gekomen dat bij een VS-aanval, Saddam de installaties van de tweede grootste olie-industrie in het Nabije Oosten in brand zou steken. Iraq wist maar al te goed dat het Bush & Co. niet om massavernietigingswapens is te doen, waarschuwde ik. ‘Saddam weet dat het Bush om de 110 miljard barrels petroleum in de Irakese woestijn gaat.’ ‘Kom het maar halen, mijnheer Bush’ is het parool in Bagdad. Henk, Frits en Jan leken de portee van dit nieuws niet echt te begrijpen. Richard was zelfs voor een oorlog. Misschien lag het aan mij dat ik niet duidelijk genoeg was geweest met te wijzen op het gevaar van de snode roversplannen van Bush. De uit Bagdad meegebracht primeur ging als een nachtkaars uit. Geen krant, geen TV-programma, geen hond in de media pikte mijn nieuws op. De in 1956 begonnen zwartmakerij van mijn persoon of van mijn werk als journalist vreet ook ondanks de 16.1 miljoen gulden schadevergoeding gewoon door.
Willem Oltmans, Oorlog
31 Op 19 december 2002, drie maanden na mijn optreden bij Barend & Van Dorp, zette ik in de Sheraton Towers in Cairo de TV aan en zag tot mijn verbazing dat CNN als wereldprimeur rechtstreeks vanuit het Pentagon berichtte dat Iraq snode plannen koesterde om de tactiek van verschroeide aarde toe te passen. Saddam zou bij een Amerikaanse aanval de olie-industrie in de fik steken. Ik zond een fax naar Barend & Van Dorp en herinnerde aan ons tafelgesprek van drie maanden eerder in de hoop dat ze een volgende keer beter zouden luisteren. De Volkskrant, ook geen uitblinker bij het presenteren van internationaal nieuws, drukte op 21 december 2002 op de voorpagina af wat ik op 23 september bij RTL4 in Hilversum al bekend had gemaakt. Hoofdredacteur Pieter Broertjes, die er een handje van heeft het voor te stellen alsof hij een vinger in de pap heeft gehad dat de staat mij enigermate schadeloos heeft gesteld, moet drie jaar later mij nog altijd uitnodigen om een dergelijke primeur eerst hem aan te bieden. Op 23 januari 2003, op de kop af vier maanden na Barend & Van Dorp, berichtte The Guardian over de hele voorpagina: US BEGINS SECRET TALKS TO SECURE IRAQ'S OILFIELDS. ‘The US military has drawn up detailed plans to secure and protect Iraq's oilfields to prevent a repeat of 1991 when President Saddam set Kuwait's wells ablaze,’ meldde de Britse krant. Dit zouden vertegenwoordigers van het Pentagon en het State Department rond Kerstmis aan leden van de Irakese oppositie hebben meegedeeld, welke onder auspiciën van de CIA in Washington bijeen kwamen. Amerikaanse special forces zouden tijdig luchtlandingen bij de Irakese oliebronnen gaan uitvoeren om opblazen door Saddam te voorkomen. Men kan er donder op zeggen dat Bagdad met een dergelijke mogelijkheid rekening houdt. In Washington wordt te vlug verondersteld dat men in Bagdad met imbecielen van doen zou hebben. Weinigen is het ontgaan dat junior Bush nooit en te nimmer het woord ‘olie’ in de mond neemt en uitsluitend spreekt over de bedreiging van Irakese massavernietigingswapens. Minister Colin Powell achtte het zelfs noodzakelijk om tegen de Boston Globe te zeggen (22 januari 2003) dat niemand moest denken dat de VS een oogje op de Irakese oliebronnen hadden laten vallen. Dergelijk al te duidelijk kiezersbedrog zou Bagehot rangschikken onder wenselijke overheidsleugens. Amerika houdt op dit heikele moment liever de druk op de ketel met machtsvertoon en militaire schijnbewegingen, een beleid dat Bush, Cheney en Rumsfeld regelrecht uit de lexicon van Hitler, Göring en Goebbels kopieerden. Zoon Bush mislukte bij de oliemaatschappij Abusto, die werd over genomen door Spectrum en vervolgens samen werden overgenomen door Harken Oil, waar men zoon Bush toch een plaatsje toekende vanwege de invloed en contacten van zijn pa. De huidige vice-president, Dick Cheney was Chief Executive van Halliburton, 's werelds grootste oil services bedrijf. Condoleezza Rice, adviseur voor nationale veiligheid van Bush, was voorheen lid van de Raad van Bestuur van de oliemaatschappij Chevron. Een olietanker werd naar haar genoemd. De minister van Handel, Don Evans, is een
Willem Oltmans, Oorlog
32 andere oude kameraad uit het petroleumcircuit. Hij was voorzitter van de Raad van Bestuur van Tom Brown Incorporated, een enorm olie- en gasbedrijf. Gale Norton, minister van Binnenlanden Zaken, was een voormalige juriste verbonden aan de Delta Petroleum Corporation. Het idee dat de Bush-kliek niet in oliebronnen geïnteresseerd zou zijn is een fabeltje van La Fontaine. In 2001 publiceerde Dick Cheney als oude baas van Halliburton een rapport waarin hij stelde dat de VS in het jaar 2020 per dag 16,7 miljoen barrels olie moeten importeren in vergelijking met de 10,4 miljoen van nu. Iraq produceert momenteel 1,5 miljoen barrels per dag, maar zou in korte tijd de productie kunnen opvoeren naar 6 miljoen barrels per dag. Zij, die er vanuit gaan dat de bezetenheid van Bush inzake Saddam niet zou zijn ingegeven door levendige belangstelling voor het Irakese zwarte goud, zouden er verstandig aan doen zich te laten nakijken. De leugens van Bush over zijn oorlogsbedoelingen kloppen van geen kant en kunnen niet door de beugel. Een alarmerend aspect van de regering Bush is de mate waarin group think zich binnen het Witte Huis, tussen Bush, Cheney, Powell, Rumsfeld, Rice, Wolfowitz en de persoonlijke spindoctor van de president, Karl Rove, afspeelt. De psycholoog Daniel Goleman beschreef in het hoofdstuk Formula for fiasco van diens boek Vital Lies, Simple Truths, The Psycology of Self-deception, (Simon & Schuster, New York, 1985), hoe JFK en diens medewerkers zichzelf in vicieuze cirkels gek kletsten, wat resulteerde in het fiasco van de CIA-invasie bij de Varkensbaai op Cuba. De President had in 1961 de belangrijkste groep knappe koppen ooit om zich heen verzameld. Hoe was het rampzalige besluit tot stand gekomen om 1.400 huurlingen door de CIA op het strand in Cuba te laten afzetten? De plannen waren al te klakkeloos van de regering Eisenhower-Nixon overgenomen. De regering Kennedy liep er mee tegen de lamp. Het leger van Castro lag met 20.000 man op de loer, schoot een paar honderd huurlingen dood en nam er 1.100 gevangen. Zij werden later door tussenkomst van minister van Justitie, Robert Kennedy, voor miljoenen dollars van Castro teruggekocht. Hoe was het mogelijk, dat de super-intelligente inner circle van John Kennedy zich in die mate in de realiteit heeft kunnen vergissen? Het gemiddelde IQ van de inner circle van Bush ligt onvergelijkelijk veel lager. De VS bevinden zich zonder twijfel in januari 2003 aan de vooravond van een fiasco, waarbij de Varkensbaai op Cuba kinderspel zal blijken te zijn geweest. Professor Irving Janis van Harvard publiceerde in 1972 Victims of Group Think (Houghton Mifflin, Boston). Hij koos de totstandkoming van de catastrofale invasie van Cuba als een van zijn onderwerpen van studie. In alle opzichten is zijn analyse van toepassing op wat zich momenteel op het Witte Huis afspeelt rondom Iraq. Opnieuw laat een inner circle rond een president zich leiden door wraakgevoelens en stumperige informaties. In 1961 ging het om angst voor een golf van Marxisme-Leninisme, welke zich vanuit Havana over heel Latijns-Amerika zou gaan verspreiden, terwijl tevens wraak moest worden genomen voor het nationaliseren van Amerikaanse bezit op Cuba
Willem Oltmans, Oorlog
33 door de Fidelistas. Rusk, McNamara, Bundy, Schlesinger, Dulles en de chefs van staven zaten er allemaal naast, waardoor een reeks ongecorrigeerde misvattingen een serie niet ter zake doende conclusies tot gevolg had. (Een herhaling van wat er tijdens het dekolonisatieproces in Den Haag speelde ten aanzien van Indonesië). De JFK-kliek kwam tot de slotsom dat een invasie van Cuba een sublieme gedachte was en honderd procent zou slagen. Janis bestudeerde de stukken en las dat het Witte Huis in 1961 overtuigd was dat de landing van een CIA-legertje een massale opstand tegen Fidel zou veroorzaken. Zij wisten zelfs dat zonder een Cubaans volksoproer de invasie zou mislukken. In 2003 zien we iets dergelijks gebeuren. Het Witte Huis weet zeker dat Iraq geen bedreiging vormt, noch voor de regio, noch voor de VS en dat als Saddam nog een restant chemische-biologische wapens zou hebben, VN-inspecteurs die in geen duizend jaar zullen vinden. Waar Washington, op advies van een batterij ingeschakelde advocaten al haar kaarten op heeft gezet, zijn de Irakese wetenschappers. Daar moeten zonder twijfel figuren bij zitten, die met een natte vinger te lijmen zijn. Dus werd in de VN-resolutie een clausule opgenomen dat Irakese wetenschappers buiten hun vaderland, bijvoorbeeld op Cyprus gehoord zouden kunnen worden. Zij mogen op kosten van de VN hun gezinnen meenemen, opdat de euvele Saddam hen niet zou kunnen gijzelen. De wetenschappers zouden dan attachékoffertjes met enkele miljoenen dollars krijgen aangeboden en de kans dat er enkele van hen in zouden trappen is de gok waard. Twee van hen behoefden maar te verklaren dat Iraq een gevaar voor de wereldvrede is, en klaar is Kees! 400 Kruisraketten per dag zouden op Iraq kunnen worden afgevuurd als voorbereiding op een invasie. Maar tot dusverre is deze vlieger niet opgegaan, tot grote consternatie van het Witte Huis. De VN-inspecteurs hebben in Bagdad niemand bereid gevonden om in deze opgezette val te trappen. Hetzelfde probeerde de regering Clinton met het Cubaanse jongetje Elian Gonzales, die door zijn moeder op een wankel bootje naar Florida was meegenomen en inzet werd van een verbaal gevecht tussen naar Amerika overgelopen Cubanen en de achtergeblevenen op dit eiland voor de Amerikaanse kust. Clinton wist de zaak zo te manoeuvreren dat de vader naar Washington werd gevlogen in afwachting van een gerechtelijke uitspraak. Ook toen kwamen er CIA-koffertjes met miljoenen dollars aan te pas om pa over te halen ter wille van de Amerikaanse anti-Castro propaganda over te lopen. Maar, zoals de Irakese wetenschappers nu, de vader verdomde het om zijn land te verraden, al was hij niet eens een aanhanger van Fidel of het Cubaanse socialisme. Washington voert al decennia lang een imperialistische politiek gebaseerd op het inhuren van verraders en fascisten als Suharto en Mobutu. Prins Bernhard, de vader van onze koningin, haastte zich dan naar deze fascistische schurken om mede namens het Wereld Natuur Fonds gouden olifantjes aan te bieden, omdat zij zo lief waren voor de orang oetans en chimpansees,
Willem Oltmans, Oorlog
34 terwijl zij hun eigen mensen bij honderdduizenden over de kling joegen. Vragen over wie de vrienden waren van deze prins-gemaal uit Soestdijk hebben al vaker tot internationale discussies geleid. Belangrijker en duizendmaal gevaarlijker dan Bernhards escapades is het Haagse schoothondjecomplex, waar oud-minister van Buitenlandse Zaken, Hans van Mierlo op Buitenhof TV over sprak. Namelijk dat Nederland doet alsof er sedert 1945 in de wereld niets is gebeurd, en onveranderlijk achter Amerika blijft aanlopen. Frankrijk, Duitsland, België en Luxemburg stellen zich kritisch tegenover Washington op inzake Iraq. Nederland zit met Groot-Britannië weer in het Amerikaanse schuitje. Als Luns, Van der Stoel, Van den Broek en Van Aartsen, zit natuurlijk ook de voormalige secretaris van Van den Broek, Jaap de Hoop Scheffer in de zak van Washington, terwijl Balkenende en Bos eigenlijk niet weten waar het over gaat. Dus hebben in 2003 opnieuw de Haagse Atlantici vrij baan. Hier moet nog een begin worden gemaakt met een discussie of het Oude Europa wel door moet gaan met te blijven schuilen onder de Amerikaanse atoomparaplu. Moet een Nieuw Europa geen oog hebben voor de nieuwe realiteiten in de wereld van de 21ste eeuw en ook militair op eigen benen gaan staan? Voorlopig is Jan Marijnissen nog steeds de enige op het Binnenhof, die de toekomst van Europa in deze richting analyseert. Professor Janis constateerde dat het Witte Huis onder Kennedy in 1961 opereerde vanuit ‘an illusion of invulnerability’. Castro stelde militair niets voor. Men dacht: we kunnen die man in een handomdraai verpletteren. Professor Schlesinger beschreef de stemming tijdens de deliberaties als, ‘Euphoria reigned. We thought the world was plastic and the future unlimited.’ De Kennedy-groep werd beheerst door een collectief Zelf, wat Janis een ‘we feeling’ noemde. Het gaf hen een onmiskenbaar gevoel tot een ‘powerful, protective group’ te behoren, waarbij men een grenzeloze verering voor de leider aan de dag legde. Er overheerst in een dergelijke groep een gevoel van onoverwinnelijkheid, van onkwetsbaarheid, waardoor waarschuwende signalen dat er gevaren dreigen, al te gemakkelijk worden veronachtzaamd. ‘Everyone becomes somewhat biased in the direction of selectively attending to the messages that feed into the members' shared feelings of confidence and optimism, disregarding those that do not.’ (Vital Lies, Simple Truths, pag. 186). Wat er tijdens vergadering van de inner circle optreed is een vorm van ‘group coziness’ meende Janis. Er ontstaat een illusie van het eens te zijn. Als de groep eenmaal een besluit heeft genomen om aan te vallen, toen Cuba en nu Iraq, dan zijn leden van de binnenste cirkel rond de president geneigd hier niet op terug te komen. Men wil niet in het bijzijn van anderen zijn twijfels uiten. Sommigen aanwezigen zijn bang om door de anderen voor soft te worden aangezien. Theodore Sorensen schreef later over 1961 dat er mensen waren die twijfelden aan het mogelijke succes van de invasie van Cuba. Hij was er zelf een van.
Willem Oltmans, Oorlog
35 Hij heeft het zich bijzonder kwalijk genomen dat hij in de Cabinet Room zijn mond niet had open gedaan toen hij er de gelegenheid toe kreeg. Professor Janis noteerde hierover: ‘Criticisms never entered the collective awareness, allowing a shaky share assumption to thrive unchallenged.’ Robert Kennedy had bijvoorbeeld gehoord dat professor Schlesinger bepaalde twijfels over de invasieplannen had. Hij vroeg de historicus wat zijn bezwaren waren en luisterde aandachtig. Daarop zei hij: ‘U kunt gelijk of ongelijk hebben, maar de President heeft nu eenmaal zijn besluit genomen. Spreek er liever niet meer over. Nu is het moment voor ons om hem zoveel mogelijk te helpen en te ondersteunen.’ In de praktijk betekende dit dat door te zwijgen, Schlesinger mede schuldig was aan het ontstaan van een schijn-eenstemmigheid op het Witte Huis ten aanzien van de invasie op Cuba. Men kan er donder opzeggen dat zich in het huidige Witte Huis soortgelijke toestanden voortdoen ten aanzien van het wel of niet aanvallen van Iraq. Een toekomstige professor Janis zal dit in het jaar 2020 vaststellen. Ondertussen heeft het er alle schijn van dat het Cuba-drama van Kennedy zich dreigt te herhalen, maar dan op een onvergelijkelijk veel gevaarlijker en rampzaliger schaal. De voormalige joodse ambassadeur in Jakarta en collaborerende Amerikaanse babysitter van de fascistische oorlogsmisdadiger Suharto, Paul Wolfowitz, is de man in het Pentagon met een nog grotere oorlogszuchtige mond dan zijn baas Donald Rumsfeld. De Herald Tribune maakte melding van twee Amerikaanse generaals, die het levendig oneens waren met de plannen van het ministerie van Defensie versus Iraq. Prompt kwam natuurlijk Wolfowitz met een antwoord (Herald Tribune, 24 december 2002). Ongewild bewees hij de juistheid van professor Janis Group Think-analyse. In de woorden van Wolfowitz bestond er helemaal geen verschil van mening bij de burgerlijk en militaire autoriteiten over Iraq. Hij herinnerde aan een journalist, die minister Rumsfeld de vraag had gesteld, of hij verwachtte dat het leger van Saddam binnen de kortste keren de witte vlag zou hijsen wanneer de eerste Yankee-troepen het land binnen zouden trekken. De minister was voorzichtiger dan de Kennedy-kliek in 1961. Rumsfeld gaf tenminste toe dat hij over geen steekhoudende informatie beschikte, die hem kon verzekeren hoe het Irakese leger op een invasie zou reageren. Om meer dan een reden is de voorgenomen actie tegen Iraq in laatste instantie even onbezonnen en de afloop even onvoorspelbaar als het in 1961 was bij de invasie van Cuba. Wolfowitz schreef dat Saddam in tegenstelling tot Desert Storm in 1991 inderdaad de meest verschrikkelijke chemische en biologische wapens tegen Amerikaanse soldaten zou kunnen inzetten. ‘Daarom’ was het juist deze keer van eminent belang, dat Iraq werd aangevallen om aan die mogelijkheid door de eliminatie van Saddam voor eens en vooral een einde te maken. Wolfowitz deelde met de lezers van de Tribune nog een gedachte die het nodige voer voor psychologen bood. Hij vertelde zonder blikken of blozen dat hij in zijn bureau op het Pentagon in zijn functie van onderminister van Defensie een
Willem Oltmans, Oorlog
36 schilderij had opgehangen van de slag bij Antietam, bekend geworden als de meest bloedige dag uit de Amerikaanse burgeroorlog. Hij liet er op volgen: ‘Dit schilderij moet dienen om er aan te herinneren dat Amerikanen hun levens voor hun land op het slagveld op het spel behoren te zetten.’ In 1862 wilden Zuidelijke troepen het Noorden bij Sharpsburg, Maryland binnenvallen. De invasie mislukte en leverde 5.000 gesneuvelden en 25.000 gewonden en vermisten op. Wolfowitz lijkt zich bij voorbaat bij de affaire Iraq te willen identificeren met de held van Sharpsburg, de Noordelijke generaal George McClellan. Hier zou ik de mening van psychiater Arnold Hutschnecker over willen weten: hoe zou hij het ophangen van een schilderij over een van de afschuwelijke en bloedigste dagen uit de 19e eeuw interpreteren aan de vooravond van een even afschuwelijk besluit om Iraq aan te vallen aan de hand van hysterische en onbewezen beschuldigingen aan het adres van Saddam Hoessein. Kennedy pokerde met Castro. Bush, de 41ste president, en Bush, de 43ste president, pokerden met Saddam Hoessein en deze twee Texanen zijn bereid, net als hun voorgangers Roosevelt, Truman, Eisenhower, Kennedy, en Johnson opnieuw de levens van miljoenen mensen op het spel te willen zetten, ditmaal niet om het Marxisme tot staan te brengen, maar zoals Dick Cheney waarschuwde, de noodzakelijke olietoevoer in het jaar 2020 te verzekeren. Het mindscape van Wolfowitz lijkt verdacht veel op de kersenpit van Sharon. Die verkondigt aan de wereld dat hij er spijt van heeft 20 jaar geleden Yasser Arafat niet te hebben doodgeschoten. Wie tussen de huidige kliek intriganten op het Witte Huis zou soortgelijke gedachten koesteren ten aanzien van Saddam? The Independent on Sunday (Londen) publiceerde op 26 januari 2003 een artikel van Andrew Buncombe uit Washington waarin details werden gegeven over de aanhoudende pogingen van Bush om Saddam in koelen bloede te vermoorden. Paracommando's van de CIA en teams van special forces soldiers zijn al maandenlang bezig met het opsporen van de Irakese leider om hem in opdracht van Bush dood te schieten. Sommige van deze teams bestaan zelfs uit 160 man en opereren ‘ergens’ binnen Iraq. Ze hebben constant een omgebouwd Boeing 707 vliegtuig ter beschikking dat tien uur per dag boven Iraq cirkelt speciaal om telefoongesprekken op de grond af te luisteren. Men hoopt zodoende vroeg of laat Saddam te kunnen lokaliseren. Daarnaast zijn er twee satellieten gelanceerd, om hetzelfde te doen. Een Mircron spionagesatelliet is voor dit doel hoog boven het Nabije Oosten gestationeerd. Opgevangen gesprekken gaan direct naar de Amerikaanse afluisterbasis in Menwith Hill, North Yorkshire. Werden er codes gebruikt, dan worden ze doorgezonden naar de National Security Agency in Fort Meade, Maryland. Een tweede Trumpet satelliet is boven het Nabije Oosten gestationeerd speciaal bedoeld om gesprekken via mobiele telefoons gevoerd op te vangen. Dat opgevangen materiaal wordt naar de Buckley Air National Guard basis in Aurora, Colorado doorgegeven. Osama bin Laden was indertijd zo slim zijn mobiele telefoon aan een medewerker mee te geven, waardoor hij de door Bush uitgezonden moordenaars op een dwaalspoor bracht.
Willem Oltmans, Oorlog
37 George Bush Jr. gaf op 15 december 2002 een lijst van 25 namen vrij. Hij tekende tegelijkertijd een decreet, waarbij de CIA carte blanche werd gegeven om waar ook ter wereld de genoemde mannen, onder wie Osama bin Laden en diens voornaamste adviseur, de Egyptische professor Ayman al-Zawahiri zonder pardon neer te schieten. Dit besluit volgde op de onconventionele executie van zes verdachte Al Quada-leden in een rijdende auto in Jemen. Zij werden met een Hellfire-raket uit een onbemand Predator-vliegtuigje naar de andere wereld geholpen. De Amerikaanse president verkeert in de waan dat hij daartoe het volste recht heeft. Na geruisloze protesten van elders maakte Junior het vervolgens nog een graadje erger. Hij schrapte het decreet van president Gerald Ford uit 1976 dat juist een einde probeerde te maken aan een dergelijk eigenmachtig optreden van de Amerikaanse Global Gestapo. Waarbij behoort te worden aangetekend dat Bush en de zijnen gesteund door Tony Blair - wel van de daken hebben geschreeuwd dat Al Queda schuldig is aan 11-09, maar dat die schuld allerminst bewezen is. Daarbij komt dat Moslimvrijheidsstrijders altijd 24 of 48 uur later publiekelijk hun acties opeisen. De grootste terreuractie aller tijden in Amerika werd, zeer opvallend, nooit door iemand opgeëist. De enige mijnheer, die de schuldigen aanwees was Bush, en die, weten we langzamerhand, is een pathologische leugenaar aan de hand van een onderontwikkeld gebleven brein. In 1949 leidde de diplomaat Leopold Quarles (zie Memoires 1925-1953) mij rond op het hoofdkwartier van de VN in Lake Success op Long Island. Vanaf 1958 heb ik er vijftien jaar rondgelopen, eerst als correspondent van Vrij Nederland, en toen hoofdredacteur Matthieu Smedts eindelijk voor de druk van Den Haag zwichtte en mij ontsloeg, heb ik er voor het dagblad Zaanstreek Typhoon als verslaggever gerapporteerd. Wanneer ik hier dus een lans breek voor de wereldvolkerenorganisatie als laatste middel om oorlog tussen Bush en Saddam te helpen voorkomen, doe ik dat omdat ik jarenlang ooggetuige ben geweest van hoe bijna botsingen door vasthouden van alle betrokken partijen aan het Handvest van de Verenigde Naties soms op het nippertje erger heeft weten te voorkomen. Bush en Blair schijnen te hebben besloten zich niet langer een malle moer van het internationale rechtssysteem te zullen aantrekken. Kringen rond Downing Street 10 hebben volgens de London Observer (26 januari 2003) reeds uitgelekt dat premier Blair ook op het standpunt staat, dat de VN-inspecteurs in Iraq niet langer een smoking gun in Iraq hoeven te ontdekken, om een oorlog te beginnen. Twee andere simpletons, de ministers Colin Powell (VS) en Jack Straw (UK), hamerden er, aan de vooravond van het indienen van het eerste VN tussenrapport aan de Veiligheidsraad (27 januari 2003) op, dat het er niet om ging of Amerika en Engeland konden bewijzen dat hun beschuldiging over Saddams massavernietigingswapens waar was, maar dat Bagdad zelf zijn onschuld maar moet bewijzen. Dit soort topsy turvy-redeneringen van Washington en Londen bewijst andermaal de juistheid van de analyse van professor Janis dat wanneer, verondersteld seri-
Willem Oltmans, Oorlog
38 euze, staatslieden hun eigen kletspraatjes geloven er periculum in mora (doodsgevaar) is. Bush, Blair, Powell en Straw zijn momenteel de gevangenen van dezelfde Group Think, als waar de JFK-kliek in verstrikt raakte bij de mislukte invasie van Cuba in 1961. Wanneer de heren op het Witte Huis hopeloos verstrikt raken in de eigen kletspraatjes, zien we de herhaling van de mythomanie van Hitler en Mussolini, welke leidde tot de val van de League of Nations in Genève. Berlijn en Rome gingen er vanuit dat ze het recht hadden hun doelstellingen buiten de wereldgemeenschap om te verwezenlijken. Ze vernietigden de toenmalige Volkenbond maar liepen tegelijkertijd tegen de lamp. Bush - en een aarzelende Blair - doen hetzelfde. Ze blijven verkondigen desnoods buiten de VN om hun oorlog te zullen voeren. Dit zou onherroepelijk het einde van de Verenigde Naties in New York zijn. De NAVO-campagne in Kosovo in 1999 werd ook al buiten de VN om gevoerd. Je bent dus bepaald niet goed bij je hoofd om als president van de VS in opperste naïviteit te denken dat je met de hele wereld ongestraft een loopje zou kunnen nemen door Goebbeliaanse leugens te verspreiden, en te verwachten niet door de mand te vallen. Terwijl Noord-Korea met raketten speelt, die kant en klare kernkoppen kunnen bevatten, en die tot voorbij Japan en waarschijnlijk tot de VS zelf reiken, lijkt Bush voor die ontwikkeling nauwelijks belangstelling te hebben. Mocht Kim Jong il echt lastig worden, dan maakt Amerika korte metten en staat Pjongjang een Hirosjima-behandeling te wachten. Irak vereist, vanwege de daar aanwezige petroleum, een subtielere aanpak. Saddam zit op 11 procent van 's werelds olievoorraden. Volgens de Wall Street Journal heeft ex-oliebaas Dick Cheney al in oktober 2002 vergaande gesprekken gevoerd met Exxon Mobil en andere westerse petroleum bedrijven om te overleggen hoe de Irakese productie, direct na een Amerikaanse militaire bezetting, binnen de kortste keren weer op volle toeren zou kunnen draaien. Je kunt er donder op zeggen dat de Amerikaanse industrie de nodige installaties gereed heeft staan om snel naar Bagdad over te vliegen. Maar waar de Wall Street Journal ook voor waarschuwde was dat indien Saddam er in zou slagen om de Irakese olievelden niet voor negen maanden, zoals in 1991 in Koeweit, maar voor enkele jaren in de lucht te laten vliegen, de olieprijs inderdaad tot 50 dollar per barrel zou kunnen stijgen, met desastreuze gevolgen voor de Amerikaanse economie. Larry Elliott opperde in dit verband in The Guardian de gedachte dat Iraq wel eens een boemerangeffect op Saoedi-Arabie zou kunnen hebben. Het ten val brengen van Saddam zou een destabiliserende factor in Riyad kunnen blijken te zijn. Dan zou Washington wel eens haar belangrijkste bondgenoot in het Nabije Oosten kunnen verliezen, waar men de beschikking over niet 11 maar 25 procent van 's werelds olievoorraden heeft. Wat Washington de tegenstanders van oorlog voortdurend inwrijft is dat Saddam een oorlogsmisdadiger is, die een in opstand gekomen bevolkingsgroep met chemische wapens te lijf is gegaan. Amerika was echter het eerste land in de geschiedenis dat het atoomwapen gebruikte, vervolgens zette het chemische
Willem Oltmans, Oorlog
39 wapens in tegen de weerloze bevolking van Zuidoost-Azië. Waar praten we over? Met een dergelijke staat van dienst, zou het Bush sieren een toontje lager te zingen. Maar dit is van een cowboy uit Texas niet te verwachten. Amerikanen mogen alles. Maar wanneer anderen opstaan, die een even dodelijk middel aanwenden, dan is de wereld voor Washington te klein. Een andere mijnheer uit Texas, Lyndon Johnson, installeerde in Indonesië en Congo de CIA-Quislings Suharto en Mobutu met de opdracht honderdduizenden onschuldige burgers af te slachten, omdat zij als vijanden van het Amerikaanse kolonialisme en imperialisme werden beschouwd. Daar wordt, om klip en klare redenen, door Washington nooit iemand aan herinnerd. Powell en Straw reppen natuurlijk met geen woord over mijnheer Mugabe, die al jaren zijn eigen volk terroriseert. Zimbabwanen danken de Heer op blote knieën dat ze niet als Iraq gezegend zijn met aanzienlijke oliereserves. Anders zou Bush ook daar op de stoep staan met zijn verzinsels. Hetzelfde geldt voor Noord-Korea, een land zonder olie. De huidige bende van vier in Washington trekt zich niets aan van de waarschuwingen en zelfs dringende adviezen om Iraq niet aan te vallen van voormalige medewerkers van Papa Bush, zoals generaal Brent Scowcroft en de commandant van Desert Storm (1991) generaal Norman Schwarzkopf. Dergelijke adviezen zijn bij Bush II aan dovemans oren gezegd. Ook generaal Wesley Clark, de NAVO-commandant op de Balkan meldde dat de haviken in de huidige Amerikaanse regering achter gesloten deuren toegeven dat Iraq geen enkele bedreiging vormt voor de VS. Elisabeth Bumiller berichtte in de New York Times, (17 september 2002), dat zoonlief vrijwel dagelijks zijn vader belt, en zelf het nummer draait om roddels via de centrale in het Witte Huis te omzeilen. Op de golfbaan dragen vader en zoon dezelfde petten, de vader met nummer 41 en de zoon met 43. Aan deze contacten met zijn vader ontleent nummer 43 de uitspraak voor de Algemene Vergadering van de VN dat Iraq in Koeweit een poging ondernam om nummer 41 te vermoorden. In mijn gesprek met Tariq Azis in mei 2002 in Bagdad kwam dit incident terloops ter sprake. De vice-premier tikte aan zijn voorhoofd en noemde de beschuldig uit de lucht gegrepen. De Britse staatsman Disraëli onderscheidde drie soorten bedrog: leugens, verdomde leugens en statistieken. Het is meer dan aannemelijk, dat Bush de Algemene Vergadering een CIA-statistiek verkocht. Op 27 januari 2003 verschenen in de Amerikaanse kranten foto's van het bijwonen van een kerkdienst door de nummers 41 en 43 samen op de zondag voorafgaande aan de State of the Union, de jaarlijkse troonrede van de president. Er is helemaal niets verkeerd mee, dat Junior bij Senior te rade gaat, maar waarom moet er over gelogen worden? Bumiller eindigde haar reportage met het citeren van een vriend van de familie, die haar verzekerde dat 90 procent van de telefoongesprekken over familieaangelegenheden gaan. Dat gelooft echter niemand. Time publiceerde op 3 februari 2003 meer gegevens over de omvang en activiteiten van de nieuwe Global Gestapo, welke enige tijd wereldwijd operationeel is. Amerika heeft in totaal
Willem Oltmans, Oorlog
40 44.000 paramilitary operatives aan het werk in alle hoeken van de aarde. Er zijn 27.000 van deze rough riders gerekruteerd uit het reguliere leger, 10.400 uit de luchtmacht, 6.400 uit de marine en nog eens 100 mariniers. Washington schiep een soort vliegende vigilante brigades, die op haar gezag in andere landen mogen ingrijpen, bombarderen, executies uitvoeren en spionnen mogen uitzetten om Amerikaanse belangen te dienen. Dit heeft de oorspronkelijke jarenlange vete tussen het Pentagon en de CIA nieuw leven ingeblazen. Tijdens de Balkanoorlog slipten CIA para-militaire eenheden Joegoslavië binnen en openden de jacht op de gezochte Servische leiders Radovan Karadzic en Ratko Mladic. Deze Amerikaanse Gestapo-eenheden opereerden schaamteloos binnen de grenzen van het soevereine grondgebied van een andere lidstaat van de VN, maar waren naar eigen zeggen toen niet sterk genoeg om een gewapend konvooi van een aantal zwaar bewaakte gepantserde auto's met vermoedelijk de gezochte individuen aan te vallen. Time meldde dat de regering Bush II deze eenheden, die SOG's (Special Operations Group) worden genoemd, sterk heeft uitgebreid. De Nederlandse correspondenten in de VS, en vooral zij die zich met ‘televisieverslaggeving’ bezighouden, hebben tot dusverre dit hete hangijzer van eigenmachtig Amerikaans militair optreden overal ter wereld, in flagrante strijd met alle bestaande conventies en afspraken van het internationale recht, onaangeroerd gelaten. Deze geheime agenten en ultramodern uitgeruste mannetjesputters worden in spionage- en Rambo-technieken opgeleid in Camp Peary nabij Williamsburg in Virginia. De training duurt een jaar. Op het Pentagon noemen ze deze eenheden de Waffen CIA (als variant op Hitlers Waffen SS), aldus meldde Time. Het ministerie van Defensie beschikt zelf over 44.000 leger-, marine- en luchtmachtcommando's, die minstens even perfect in Amerikaanse belangen ondersteunende terreuracties zijn geschoold als de SOG's van de CIA. Minister van Defensie Donald Rumsfeld heeft volgens dit weekblad inmiddels besloten zelf rough riders te gaan opleiden. We zijn in 2003 terug bij de methoden van president Theodore Roosevelt in 1903. Het Pentagon staat sinds de Tweede Wereldoorlog op het standpunt dat semi-militaire operaties van een spionagedienst als de CIA niet behoren plaats te vinden buiten de controle van het Congres om. Het Pentagon is verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging. De CIA valt onder de directe verantwoording van de president en het Witte Huis. Sedert generaal Eisenhower (Pentagon) op het Witte Huis resideerde, was de vader van de huidige president de eerste voormalige CIA-directeur, die de scepter zwaaide over 's lands undercover spooks en tegelijk opperbevelhebber over de strijdkrachten en baas van het Pentagon. Eindelijk had de CIA een ‘vriend’ op de hoogste post in het land. Het is onduidelijk waar de sympathie van de zoon van de vriend ligt, bij het Pentagon of bij de CIA? Misschien staat hij wel het dichtst bij de Vader. Vast staat dat Bush no. 41 enkele dagen voorafgaande aan de State of the Union van Bush no. 43 op het Witte Huis logeerde. Het lijkt wel zeker dat Papa met een rood potlood aan de Troonrede van zijn zoon heeft gewerkt.
Willem Oltmans, Oorlog
41 Het eerste rapport van de VN-wapeninstructeurs in Iraq, door de Zweed Hans Blix op 27 januari 2003 in de Veiligheidsraad gepresenteerd, was een meesterwerk in voor elk wat wils. De diplomaat koos een ‘even tone, to protect his credentials as an international arbitrator,’ schreef Joseph Fitchett in de Tribune. Na Blix en Mohammed El Baradei, het hoofd van de International Atomic Agency in Wenen, via BBC World te hebben beluisterd, heb ik die avond bij Rick Nieman in Nieuws aan tafel van RTL 4 herhaald dat de huidige affaire Bagdad, net als in 1991, met een sisser zal aflopen. De wereldwijde oppositie tegen een dergelijk misdadig avontuur neemt gestaag toe. De voornaamste reden om uiteindelijk geen oorlog te voeren blijft dat de wereldeconomie een catastrofe met de Irakese olieindustrie - nu de beurzen toch al overal aan het kelderen zijn - niet kunnen verwerken. De val van Wall Street in 1929 zal kinderspel zijn vergeleken met de gevolgen van een beurskrach in 2003. Vader Bush was in 1991 de glansrijke overwinnaar, toch stemden de Amerikanen hem hetzelfde jaar nog weg vanwege de puinhoop, die hij van de economie had gemaakt. Zij die werden ingehuurd om Bush no. 43 tot 2009 op het Wit-te Huis te houden, zullen een herhaling van het echec van Bush no. 41 willen voorkomen. Natuurlijk kunnen de VS Iraq morgen verpletteren, maar welke gevolgen een dergelijke monsterzege voor de positie van Amerika en het westen in de wereld zullen hebben is niet te overzien. Bovendien zou de vernietiging van de Irakese oliebronnen een milieuramp van gigantische proporties veroorzaken, zoals de mensheid nooit eerder heeft gekend. Deze milieutragedie zou Bush dan op zijn geweten hebben. Hij kan zich in dit late uur al helemaal niet permitteren verantwoordelijk te worden gehouden voor een grootschalige Jihad van anderhalf miljard Moslims van Oost tegen West omdat Bush en de zijnen zich samen met Sharon als beesten tegenover Moslims hebben gedragen. In zijn befaamde State of the Union op 28 januari 2003 probeerde Bush opnieuw de kool en de geit te sparen door enerzijds de problemen in de economie aan te kaarten en zijn belofte te herhalen van een belastingkorting van 670 miljard, terwijl hij daarna zijn stokpaardje van een oorlog tegen het terrorisme en Iraq bereed. De meest verdachte passage in zijn troonrede was dat hij, en zijn kloon Blair, nog steeds geen enkel steekhoudend bewijs hebben geleverd voor het gevaar van Iraq, waardoor een oorlog onvermijdelijk zou zijn. Evenmin werd aangetoond wie de werkelijke schuldigen van 11-09 zijn geweest. Bush en zijn Britse echo Blair, kletsen al twee jaar over bewijzen die de inlichtingendiensten zouden hebben, maar niemand heeft ze ooit gezien. Ook op 28 januari wist de Amerikaanse president niets beters te verzinnen, dan te beloven dat zijn regering spoedig de bewijzen zou leveren. Hij betichtte Saddam opnieuw van het onderhouden van geheime contacten met Al Queda. Deze president heeft al zoveel canards verkocht dat zelfs in de VS zijn populariteitscijfer gestadig daalt. Zijn geloofwaardigheid beweegt zich naar een onvermijdelijk dieptepunt dat zijn verdwijning van het politieke toneel in 2004 zal verzekeren. Historicus Robert Dallek beschreef hem niet voor niets als ‘a chameleon on a plaid.’
Willem Oltmans, Oorlog
42 De psychologie van geweld zit traditioneel in het Amerikaanse brein meegebakken. In de nieuwste Martin Scorsese film, Gangs of New York is dit opnieuw al te duidelijk met ‘gang brawls, stabbings, fish-hookings, head-clubbings and ear-chewings,’ zoals Kevin Baker in de New York Times van 27 december 2002 schreef. Op de Amerikaanse luchtmachtbasis Bagram in Afghanistan bevindt zich een verboden zone. De regering Bush en de zogenaamd keurige heren om hem heen houden hier de belangrijkste Al Queda en Talibancommandanten vast in metalen containers, waar gewone mensen hun huishoudspullen en auto's mee over oceanen verzenden, en afgeschermd met de gemeenste soort prikkeldraad. Dana Priest en Barton Gellman rapporteerden dit in de New York Times van 27 december 2002. ‘Those who refuse to cooperate inside this secret CIA interrogation center are sometimes kept standing or kneeling for hours, in black hoods or spray-painted goggles,’ schreven de Times reporters. Wanneer de gevangenen ondanks deze ‘CIA verhoortechnieken’ blijven weigeren datgene te zeggen wat Bush en Blair in hun leugentirades kunnen gebruiken om de wereld ervan te overtuigen dat er oorlog moet worden gevoerd, worden obstinate gevangenen doorgegeven aan inlichtingendiensten van met de VS bevriende staten, die op dit punt nog minder scrupules hebben. Vervolgens wordt er naar hartelust op los gemarteld tot het voor de Bush-tirades bruikbaar materiaal is opgehoest. Deze gang van zaken werd op de voorpagina van de gezaghebbende Times uit de doeken gedaan onder de kop: ‘Brass-knuckle treatment for CIA suspects abroad’. Ik ben tientallen jaren in de VS werkzaam geweest. Uit die tijd stamt bij mijn pro-Amerikaanse gezindheid. Ik heb in de VS de meest leerzame jaren van mijn leven doorgebracht. Dat neemt niet weg dat persoonlijke sympathie voor Amerikanen reden zou moeten zijn om mijn ogen voor het door en door misdadige karakter van de buitenlandse politiek van deze supermacht te sluiten. Op de presidentschappen van Gerald Ford en Jimmy Carter na, zijn de VS steeds weer door figuren van twijfelachtige signatuur bestuurd. De oorzaken van de hieruit voortvloeiende negatieve aspecten van de Amerikaanse buitenlandse politiek blijven steeds onderbelicht in de reportages van onze buitenlandse correspondenten. Ze kenen hun historie niet. Ondanks het feit dat er tientallen razende Europese reporters in Amerika zijn gestationeerd wordt er een vorm van instant journalism afgeleverd. Hierdoor blijft het ware gezicht van onze machtige bondgenoot aan de andere zijde van de oceaan grotendeels verborgen. Het zichtbaar onbezonnen gedrag van Bush op de televisieschermen heeft meer bijgedragen tot het openen van de Europese ogen voor Amerika's ware gezicht, dan de gedrukte berichten van de schrijvende pers. Er zijn voorbeelden te over van zeer onvolledige reportages van vanuit Washington en New York. Uit de rede van Bush tot het Congres op 28 januari 2003 werd bijvoorbeeld de zin gelicht, ‘Wij gaan op eerbare wijze met onze macht om.’ Een Washingtonse correspondent zette deze zinsnede de volgende dag aldus in zijn krant in Rotterdam, maar liet na er bij te noteren dat
Willem Oltmans, Oorlog
43 de president loog alsof het gedrukt stond. Lezers hebben recht op aanvullende informatie over het ware gezicht van de man die het Atlantisch Bondgenootschap leidt en voorzit. Amerika heeft sinds de overwinning op de nazi's in 1945 de ene oorlogsmisdaad op de andere gestapeld. Naast de tabellen van William Blum, hier in deel I weergegeven, hebben Noam Chomsky, Gore Vidal, David Wise, Bob Woodward en vele anderen, uitstekend gedocumenteerde overzichten gepubliceerd van Amerikaanse moord- en doodslagpraktijken overal ter wereld. Wanneer een andere Washingtonse correspondent op de voorpagina van zijn krant in Amsterdam meldt dat in zijn toespraak tot het Congres, ‘Bush het doodvonnis over Saddam al heeft geveld’, onthoudt ook deze journalist zijn lezers het bijkomende commentaar dat deze president met dit soort absurde uitspraken gevaarlijk dichtbij soortgelijke verkondigingen vanuit de Rijkskanselarij in Berlijn komt, zoals deze in de jaren dertig door Hitler werden gedaan. Mussolini volgde ook de redenering van een regime change, toen hij in 1936 in strijd met internationale verdragen en verplichtingen het onafhankelijke Abessynië kolonialiseerde. Dat was hetzelfde criminele gedrag als wat Bush beoogt met Iraq. Tegen het Congres zei de man uit Texas dat Amerika de wereld had verlost van ‘Hitlerisme, militarisme en communisme’. Deze opmerking was een misplaatste afleidingsmanoeuvre. Bush is al in de voetsporen van Mussolini gestapt met zijn eis ‘to take out Saddam’. Mussolini schond de verplichtingen van Italië tegenover de Volkenbond. Bush schendt de verplichtingen van de VS ten opzichte van de Verenigde Naties. Als Bush zo doorgaat betekent dit het einde van het VN-handvest en is het de aanloop naar Wereldoorlog III. Zo ernstig is het. Ik heb nog geen enkele journalist gevonden, die de lezers deze analyse voorschotelt. De enige wereldleider, tot dusverre, die hiervoor gewaarschuwd heeft, is Nelson Mandela. Soms lijkt Bush niet alleen dom en naïef, maar is hij tevens boosaardig bezig wanneer hij Amerikanen (en de wereld) opzettelijk een rad voor ogen blijft draaien, uit wraakzucht voor de lange neus, die Saddam tegenover zijn vader en nu ook tegenover hem, blijft maken. Auteur John le Carré schreef onlangs in de Times, ‘America has entered one of its periods of historic madness, but this is the worst I can remember.’ Duitsers hebben een dergelijke periode van historische waanzin beleefd in de jaren 30 met alle gevolgen van dien in de jaren 40. Wanneer commentator Nicholas Kristof in de New York Times (1 februari 2003) de opmerking maakt, ‘dat de VS zich in de beleving mensen hebben bewogen “from the world's only super power to the world's super-rogue state”’ (superschurkenstaat), dan lijken Amerikanen eindelijk in te zien, dat ze met deze mijnheer verkeerd bezig zijn, zoals ik in mijn eerste vlugschrift in deze serie twee jaar geleden reeds stelde. (Who are the no. 1 War Criminals?, Papieren Tijger, Breda). Time (3 februari 2003) ontdekte bij een wereldwijd opinieonderzoek onder enkele honderdduizenden personen dat op de
Willem Oltmans, Oorlog
44 vraag welke land het grootste gevaar in de wereld vertegenwoordigt, 7 procent van mening was, dat Noord-Korea een bedreiging voor de wereldvrede vormde, 8 procent dat dit Iraq was en 84 procent vond dat het Amerika is. Wanneer een Amerikaanse specialist in militaire geschiedenis, Michael Lind uit Texas, een boek over de president schrijft (Made in Texas) en hem neerzet als ‘gevaarlijk voor Amerika’, dan begint het eindelijk te dagen in het westen. Lind merkte onder meer op: ‘Bush heeft in zijn toespraak op de militaire academie van West Point vorig jaar gezegd: Amerika doet het politiewerk van de wereld en de andere landen concentreren zich op de productie en de handel. Het is een legitieme strategie. Een waanzinnige, denk ik, maar het is een visie.’ (NRC, 1 februari 2003). Opvallend is dan voor mij dat interviewer Marc Chavannes zo'n man dan niet meteen de vraag stelt: ‘Heeft het militair-industriële complex niet juist met enige regelmaat een oorlog nodig om de gigantische oorlogsindustrie en de productie van de VS op peil te houden?’ Dat steeds meer Amerikanen hun eigen land als een rogue super power beginnen te beschouwen is geen toeval. Noch dat 41 Nobelprijswinnaars een brief naar het Witte Huis zonden om op te houden met de oorloghitserij. Bush en Blair refereren sinds 11-09 aan supergeheime informatie die hun inlichtingendiensten hen voorschotelen over waarom Osama bin Laden en Saddam Hoessein voor hun raap moeten worden geschoten. Inmiddels zal duidelijk zijn hoe superspionnen in staat zijn om hun chefs een rad voor de ogen te draaien. Bush 43 zou dan ook een hoge mate van scepsis inzake ‘geheime rapporten’ over Al Queda en Iraq mogen verwachten. De cloak and dagger boys spelen immers ook nu nog hun eigen spelletjes en presenteren het Witte Huis alleen maar Alice in Wonderland-vertelsels die de CIA-doeleinden moeten dienen. Bush sr. maakte zelf deel uit van dit leger van beroepsbedriegers en de appel val nu eenmaal niet al te ver van de boom. Bush 41 en 43 gaan voortdurend in conclaaf met deze beroeps in-de-malingnemers. Het intellectuele peil van zoonlief is dan ook bijna ideaal voor volksverlakkerij. Zodoende herhaalde hij voor alle zekerheid op 28 december 2003 de uitspraak: ‘If war is forced upon us’ meerdere malen in zijn toespraak tot het Congres. Deze zoon van Texas is voldoende achtergebleven in normaal en logisch denken dat hij, profiterend van zijn presidentiële ambiance, bij het uitspreken van zijn troonrede het Amerikaanse volk, dat aan zijn lippen hangt, blijkbaar alles kan wijsmaken. De Nederlandse journalisten in Washington hebben er met geen woord over gerept, maar deze uitspraak van Bush is te zot voor woorden. Straks krijgt Saddam er nog werkelijk de schuld van dat Washington zo gek was om alsnog een oorlog te beginnen. Met het woord loony (getikt) karakteriseerde een psychiater uit Ohio de huidige president van Amerika in een e-mail aan het Gallup Instituut voor publiek onderzoek. ‘Corporate terrorist’ luidt een andere boodschap uit Florida. De Guardian (21 oktober 2002) constateerde dat Amerikanen nog veel scherpere woorden van minachting voor hun staatshoofd gebruikten dan
Willem Oltmans, Oorlog
45 Europeanen, zoals: ‘Redneck pea-brain’, ‘insane’, ‘mad-man’, ‘ignorant asshole’, ‘pathetic limey twit’, ‘Islamofascist apologist’, of ‘a complete and pathetic idiot’. M. Woollacott vergeleek Bush met een man die op het strand van een verafgelegen droomeiland de weg was kwijt geraakt. Daarnaast heeft zijn omgeving ernstig te lijden van de symptomen van het eerder behandelde Group Think. Ronald Rumsfeld, de super havik kwam met het voorstel om Saddam Hoessein een veilige haven elders aan te bieden, als hij Iraq maar uit handen zou geven. Rumsfeld is een nog grotere idioot dan Bush, want die belt tenminste eerst zijn vader voor hij nog grotere brokken maakt. Nauwelijks had de minister van Defensie, deze krankzinnige gedachte gelanceerd of Colin Powell, minister van Buitenlandse Zaken, liet weten het gloeiend eens met die gedachte te zijn. Waarschijnlijk zal professor Irving Janis van Harvard dit gouden voorbeeld van Group Think rond het Oval Office van het Witte Huis in een komende studie gebruiken. We kunnen er alleen maar op hopen dat de vier jaar Witte Huis van Bush 43 met een sisser afloopt. Daarna zullen de VS hopelijk bij zinnen komen. Misschien is dat dan het juiste moment om het Hutschneckerprincipe in te voeren en presidentskandidaten eerst van top tot teen door te lichten. Traditioneel heeft de CIA ten gunste van zelf geplande internationale chicanes en complotten de opeenvolgende heren op het Witte Huis de meest absurde verzinsels op de mouw gespeld: JFK was de sigaar bij de Varkensbaai op Cuba, LBJ trapte in CIA-leugens rond het incident in de Golf van Tonkin tijdens de oorlog in Vietnam. De onderzoeksjournalist Bob Woodward van de Washington Post schreef alleen al over de periode 1981-1987 een boek van 543 pagina's. (The Secret Wars, Simon & Schuster, New York, 1987). Alleen al een chronologisch overzicht van de Amerikaanse misdaden die in die tijd werden uitgehaald in Latijns-Amerika zouden het boek van Woodward tot verplichte literatuur moeten maken voor mensen die willen meedenken en meepraten over de Iraq-crisis van 2003. Men kan er zeker van zijn dat deze president van dergelijke publicaties in de verste verten geen weet en geen benul heeft. Hij leest natuurlijk wel bij tijd en wijlen; hij verdiept zich dan bij voorkeur in de levensloop van Winston Churchill in de illusoire verwachting als een staatsman van wereldstatuur de geschiedenis in te zullen gaan. Zonder een casus belli jaagt Bush met leugens het Amerikaanse volk op om Iraq te verpletteren. De ervaren journalist van de New York Times, Anthony Lewis, stelde in The New York Review of Books (13 februari 2003) dat de VS nu een onverholen imperialistische macht waren geworden, die plannen maakte om bloedige oorlogen te voeren, die door vrijwel geen van zijn bondgenoten worden gesteund. ‘Zijn we als gevolg van 11-09 een andere natie geworden?’ vroeg Lewis zich bezorgd af. Hij citeerde, Bush at War van Bob Woodward die er op wees dat Rumsfeld al een dag later, op 12-09 in de Nationale Veiligheidsraad opperde dat de VS tegelijk met een oorlog tegen het terrorisme, Iraq en Saddam op de korrel moesten nemen. Weer
Willem Oltmans, Oorlog
46 een dag later herhaalde Rumsfeld en zijn onderminister Paul Wolfowitz, dit zelfde voorstel tijdens een vergadering op het buitenverblijf in Camp David. Wolfowitz ging zelfs zover om te zeggen dat, na de Taliban, Saddam, Iran en Noord-Korea onherroepelijk aan de beurt zouden komen. Zowel vice-president Dick Cheney als minister Colin Powell was toen nog mordicus tegen deze Pentagonplannen. Een jaar later was Cheney voor. In 2003 is ook Powell om. De Bushes zijn in de petroleumwereld gewend hun wil, indien nodig, af te kopen. Vader Bush schreef in 1991, 8 miljard dollar schuld van Egypte af, indien president Mubarak kanonnenvlees beschikbaar stelde om Iraq aan te vallen. De jonge Bush is voorlopig met 4 miljard dollar over de brug gekomen om de aarzelende Turken over de streep te trekken en toe te staan, dat 15.000 Amerikanen kunnen worden overgevlogen om vanuit Turkse bases Iraq te kunnen aanvallen. Paul Wolfowitz, het notoire leeghoofd met de grootste bek in het Pentagon, heeft de bewijzen tegen Saddam reeds omschreven als even massief als de Berlijnse muur. (London Times, 22 december 2002). Hij voegde er aan toe dat Bagdad in twee dagen door het Amerikaanse leger bezet zal worden. Een andere schreeuwlelijk, die al onheil verkondigde tijdens de regering van Ronald Reagan, is Richard Perle. Deze ultra-havik wist in de regering Bush 43 weer een eigen niche te veroveren om zijn verziekte vijandbeelden wijd en zijd te verspreiden. De correspondent van de NRC woonde een persgesprek bij met deze mijnheer en meldde op 28 januari 2003 wat Perle had te melden. Weifelend Europa was een ‘Axis of Weasels’. Een weasel is in Amerika iemand die zijn verantwoordelijkheid probeert te ontlopen. Daar bedoelde deze dum ass vooral Jacques Chirac en Gerhardt Schröder mee, die aan diplomatie voorrang willen verlenen boven het in een paar uur tijd met 300 moderne gevechtsvliegtuigen 3.000 smart bombs op Bagdad mieteren, zoals het Witte Huis opschept te gaan doen. Er wordt zelfs volgens de wel bekende nazi-traditie in de New York Times gesproken van een Blitzkrieg-tactiek, om het Irakese leger meteen al de stuipen op het lijf te jagen. Hermann Göring sprak ook zulke dreigende taal in de late jaren 30. William Pfaff herinnerde in de Herald Tribune (27 januari 2003) aan het feit dat: ‘Some know more about war’. Ook al zijn in 2001 in de VS twee gebouwen en een gedeelte van een ministerie naar beneden gekomen, Amerikanen hebben geen flauw benul van wat ze in Japan, Cuba, Duitsland, Zuidoost-Azië, Joegoslavië, Irak, Afghanistan, Noord-Korea, Soedan, Somalië, Chili, Nicaragua, El Salvador, Libië, Kongo et cetera hebben aangericht. Voor een hardnekkige Koude Oorlog-maniak als Perle is het normaal om Fransen, Duitsers of Russen voor slapjanussen uit te maken, omdat zij de voorkeur geven aan andere middelen, dan een hightech war tegen een betrekkelijk zwakke staat in het Nabije Oosten. Natuurlijk is Iraq geen partij voor een supermacht als Amerika. Maar, zoals Todd Gitlin professor in de journalistiek op de Columbia University, heeft onder-
Willem Oltmans, Oorlog
47 streept: feitelijk kan het Amerikanen niets verdommen wat Europa of de rest van de wereld denkt. Het enige wat geldt is: wat goed is voor Amerika is goed voor de wereld. (The Guardian, 3 februari 2003). De oorlog tegen het terrorisme wordt natuurlijk ook benaderd vanuit het gezichtspunt dat iedereen voor dollars te koop is. Bob Woodward heeft beschreven, hoe er in Afghanistan op Osama bin Laden werd gejaagd. Niet alleen met bommenwerpers en aanvalshelikopters, maar ook met miljoenen in contanten. Hij rapporteerde dat een Amerikaanse geheim agent een met drie miljoen dollar in biljetten van 100, gevulde attachékoffer landinwaarts trok om, onder meer, strijders van de Northern Alliance om te kopen om tegen de Taliban ten strijde te trekken. Deze agent had een telefoontje van Cofer Black, hoofd van de afdeling contra-terrorisme van de CIA, gekregen met de instructie: ‘Go and find the Al Queda and kill them. The president signed a new executive order. Gloves are off. Get bin Laden, find him. I want his head in a box. I want to take it to show to the president,’ aldus deze hoge ambtenaar in de regering Bush 43. (Herald Tribune, 19 november 2002). Zo reageren de schaamteloze dollar-proleten rond het Witte Huis, voor wie zulke gangsterpraktijken, ook bij binnenlandse politieke problemen, schering en inslag zijn. Men koopt gewoon in de VS het presidentschap voor het Witte Huis. En anders jat men deze hoogste post wel, in dit schoolvoorbeeld van hoe een democratie juist niet zou moeten functioneren. Prins Bernhard is in dit opzicht van zeer-Duits op zeer-Amerikaans overgestapt. In zijn hoogtijdagen als prins-gemaal van het staatshoofd verkocht hij schaamteloos toegangskaartjes voor paleis Soestdijk. Voor 10.000 dollar kon de Amerikaanse nouveau riches lid van zijn Panda Club worden, wat inhield dat ze thee konden drinken met Juliana. Ik zat eens aan een diner in Dallas waar mijn tafeldame zei zich te verkneukelen om als Panda-lid een echte majesteit te zullen ontmoeten. Onze koningin scheen voor haar de betekenis te hebben van een ontmoeting met de paus of de Daila Lama. Alvorens de crisis rondom Iraq voorlopig af te sluiten is een enkel woord over het interview van president Saddam Hussein met de Britse oud-parlementariër Tony Benn dat op 4 februari 2003 wereldkundig werd gemaakt, op zijn plaats. Ik zag het op de redactie van Nova in Hilversum, waar ik met Mient Jan Faber van het Interkerkelijk Vredesberaad over de inhoud zou debatteren. Het interview was een gemiste kans. Saddam bepaalde zich hoofdzakelijk tot het Brits-Amerikaanse televisie-publiek van de heer Benn. Nu had de Irakese president juist een unieke gelegenheid om, allereerst, het woord te richten tot Arabische buurlanden als Iran, Koeweit of Turkije, en alle andere staten in zijn regio. Een dergelijk uniek gesprek wordt immers door de hele wereld uitgezonden. En wat de westerse tv-kijkers betreft: niemand is er ooit zwakker van geworden, ook niet sommige der prominentste staatslieden uit de historie, om fouten uit het verleden toe te geven. Hoeveel sympathie zou
Willem Oltmans, Oorlog
48 Saddam niet hebben gewonnen door zich bijvoorbeeld rechtstreeks tot Bush te wenden met een overtuigend gebrachte toezegging dat Iraq zich, na twee rampzalige oorlogen en twaalf jaar van economische blokkade, wil toeleggen op een herintrede in de family of nations en dat niemand in de wereld hoeft te vrezen dat gemaakte fouten zullen worden herhaald. De Britse Economist publiceerde over dit gesprek het artikeltje: ‘Show Business: Benn and the Butcher’ (8 februari 2003), wat wel een dieptepunt in de journalistiek was. Waren Amerikaanse presidenten die atoomwapens op Japan kwakten of chemische wapens inzetten in Zuidoost-Azië dan geen slagers? Of presidenten als Reagan en vader Bush, die Saddam enthousiast chemische wapens en acht soorten anthrax stuurden om de Iraanse aanval af te slaan? Is de maker, zender en aanmoediger geen evengrote slager als de gebruiker? Het zou tevens geloofwaardiger zijn als Saddam zelf de Veiligheidsraad zou toespreken. Fidel Castro reisde geregeld naar het hoofdkwartier van de VN in New York, ook toen Washington er geen geheim van maakte dat Amerika er op uit was hem voor zijn raap te schieten. Kofi Annan is in de huidige omstandigheden echter niet vrij om het staatshoofd van Iraq uit te nodigen om de Veiligheidsraad te komen toespreken. Washington zou hem krachtig hebben ontraden, om van een dergelijk plan af te zien. Zou dat wel gebeuren dan is de vrede vanaf dat moment gewaarborgd. Maar helaas ligt de zetel van de volkerenorganisatie in de grootste stad van de super-schurkenstaat Amerika, waar de president zich aan god noch gebod houdt, en waar murder incorporated (CIA) de dienst uit maakt. Het wordt de allerhoogste tijd dat dit hoofdkwartier wordt verplaatst, weg van het terrein van de Global Cop, naar bijvoorbeeld Istanboel, gelegen op een kruispunt van wereldwegen, van mensen en culturen tussen Oost en West. Zolang de VN in New York blijft zetelen, als een rudimentair overblijfsel van de status quo van 1945, zal er in de wereld nooit sprake zijn van fair play. Nu is het eerder een verkapte dependance van het Amerikaanse State Department. Washington heeft in New York de grootste bek en doet bovendien niet anders dan weigeren om haar verplichte contributies aan de wereldclub te voldoen. Kleinere staten worden schaamteloos met dollars omgekocht om hun stem ten gunste van de VS uit te brengen. De overgrote meerderheid van mensen in de wereld vraagt zich op dit moment in verwarring af, waarom de oorlog tegen Bagdad zo dringend noodzakelijk is. Noord-Korea dreigt in 2003 met een peremptoire nucleaire aanval op Seoel, wanneer de Amerikaanse strijdkrachten in dat gebied een dreigende houding blijven aannemen. Toch verroert Washington tegenover Noord-Korea geen vin. Zowel de wapeninspecteurs als het atoomdirectoraat in Wenen hebben gezegd dat Iraq geen atoomwapen heeft. Jimmy Carter maakte in een artikel in de New York Times duidelijk dat zolang Iraq geen atoomproef heeft genomen, het land niet over een bruikbaar atoomwapen beschikt. Toch blijft Bush vrijwel dagelijks raaskallen over de dringende noodzaak om niet Pjongjang, maar Bagdad eerst plat te gooien.
Willem Oltmans, Oorlog
49 George II maakt zich constant belachelijk door te benadrukken dat zijn Iraq-beleid door ‘zelfverdediging’ is ingegeven. Alsof Saddam op het punt zou staan de VS met raketten aan te vallen. Wanneer anderen zulke onzin debiteren kan men zich nog afvragen, of zij hun eigen bombast ook zelf geloven of dat er alleen maar op de Bühne doodsgevaar wordt opgevoerd. Bij Bush is het duidelijk dat hij zich er niet van bewust is dat hij staat te bazelen. Bij Nova werd me door IKV-voorzitter Mient Jan Faber voor de voeten geworpen dat ik met twee bezoeken aan Bagdad en ontmoetingen met vice-premier Tariq Azis legitimiteit aan het Saddam regime zou hebben verleend. Faber begrijpt het verschil niet tussen de arbeid van een journalist en die van een hetze-maker. Ik antwoordde dat ik een reeks Witte Huis-functionarissen, waaronder McGeorge Bundy, Walt Rostov, Theodore Sorensen, Arthur Schlesinger Jr. heb gefilmd in de tijd dat Amerika Vietnam naar het Stenen Tijdperk aan het bombarderen was, had ik daarmee de legitimiteit van oorlogsmisdaden van de regeringen van Kennedy en Johnson bevestigd? Faber hakkelde iets terug, maar presentatoren Pauw en Polak wisten zijn huid te redden door van onderwerp te veranderen. De volgende dag zou bekend raken dat Tariq Azis met zijne heiligheid de paus zou gaan lunchen in het Vaticaan. Colin Powell had beloofd om op 5 februari 2003 in de Veiligheidsraad met de ultieme bewijzen te zullen komen van het bedrog en de schuld van Saddam Hoessein. Boerenslim herinnerde Washington er aan dat ambassadeur Adlai Stevenson in 1962 namens JFK in de Veiligheidsraad aan de hand van foto's had laten zien dat de Sovjets en Fidel bezig waren raketbases aan te leggen op 150 kilometer vanaf de kust van Florida. Ik heb die beraadslagingen in 1962 op de perstribune gevolgd, en was als iedereen overtuigd. De foto's van raketbases op Cuba, door een U-2 toestel ontdekt, waren slechts enige dagen oud. Het rund Powell vertrouwde blijkbaar op wat de inlichtingendiensten hem hadden aangereikt en stond dus prompt voor schut. Hij toonde de wereld foto's van Irakese raketbases, die vele jaren geleden waren genomen. De kracht van Stevenson in 1961 was juist dat de raketbases op Cuba zichtbaar in aanbouw waren. De vervalsingen en gegevens uit de oude doos van Powell geven slechts aan met wat voor regime we vandaag aan de dag in Amerika hebben te maken. De volgende dag werden tientallen westerse journalisten en fotografen naar de door Powell geidentificeerde basis in Iraq gebracht, die zelfs door de wapeninspecteurs reeds lang was bezocht en in orde bevonden. Het laatste krediet dat de minister van Buitenlandse Zaken van Amerika misschien nog had, werd door deze fameuze presentatie voorgoed te niet gedaan. Hij stond in zijn hemd, maar deed natuurlijk alsof er niets aan de hand was. Je moet hoofdartikelen schrijven bij NRC Handelsblad om op 6 februari 2003 met de lichtzinnige mening te kunnen komen dat Powell ‘een solide betoog’ had gehouden. Dat had Stevenson in 1961 wel gedaan. Maar generaal Powell leuterde er op los.
Willem Oltmans, Oorlog
50 Na 11-09 is er over vrijwel alles op los gelogen. Altijd werden weer ‘rapporten’ van de inlichtingendiensten geciteerd die ‘de bewijzen’ bevatten van de schuld van beoogde tegenstanders. Iedere scholier weet langzamerhand waartoe de beroepsvervalsers in Londen en Washington toe in staat zijn. Afgelopen september presenteerden Bush en Blair al een dossier van 50 pagina's dat door M-16 en BuZa van Jack Straw in Londen in elkaar was geflanst. De inspecteurs zijn op de daarin genoemde plaatsen gaan kijken en hebben ook daar niets gevonden. In december kwam Blair met een nieuw dossier, 23 pagina's lang, over Saddam's schendingen van de mensenrechten. Opnieuw werden alleen maar oude koeien uit de sloot gehaald en gerecycled. Op 30 januari kwam Blair weer met een in Downing Street 10 gefabriceerd dossier van de inlichtingendiensten, wat later een herbewerking bleek te zijn van eerder gepubliceerde artikelen uit academische bronnen. Niet voor niets kan de schurk Blair het uitstekend met zijn makker Bush vinden: het zijn beiden professionele bedriegers. Ze praten op dezelfde golflengte en verlakken hun Amerikaanse en Britse publiek op dezelfde wijze. Ze schermen met spionagerapporten die geen hout snijden maar slechts zijn verzonnen om de mensen bewust te misleiden. Maar de grootste flater sloeg Powell door op 5 februari 2003 in de Veiligheidsraad te stellen dat hij de beschikking had over super-actuele inlichtingen van de geheime diensten. Sommigen ervan waren hem via M-16 in Londen aangereikt. Wat de Britse leugenaars in dienst van Blair hadden geflikt, was goedkoop plagiaat plegen en een werkstuk van een Amerikaanse student die Israëlische bronnen had geraadpleegd, als een hoogst betrouwbaar spionnenrapport aan te bieden. Stel je voor, je bent student en je hoort je eigen minister van Buitenlandse Zaken voor de Veiligheidsraad gedeelten van je eigen werk voorlezen, met de uitdrukkelijke aantekening dat de geheime diensten de informatie zouden hebben vergaard en dus voor de waarheid ervan in stonden. Uiteraard sloeg de jongeman meteen groot alarm. Powell en zijn spooks hadden zijn werk alleen maar gejat. De onmiddellijke reactie van professor Michael Clark, directeur van het International Policy Institute aan King's College in Londen was, dat hierdoor nu het hele verhaal van de minister van Buitenlandse Zaken van Amerika voor de wereldgemeenschap suspect was en op losse schroeven kwam te staan. (Guardian, 8 februari 2003). Het kantoor van Blair wist niets beters te bedenken, dan excuses te maken voor deze nieuwe bedrieglijke blunder. Ook premiers en ministers van belangrijke landen blijven in de hedendaagse democratische verhoudingen gewoon zitten, ook al worden zij op heterdaad betrapt en bewijzen zij ordinaire flessentrekkers te zijn. Dat is dan het Brits-Amerikaanse zooitje dat ook van Nederland eist dat we anno 2003 ten strijde trekken tegen Iraq. Balkenende en De Hoop Scheffer doen natuurlijk als verheven exponenten van hun Christelijke gedachtengoed volgaarne mee, ook al zegt 79 procent van de Nederlanders dat ze tegen die oorlog zijn.
Willem Oltmans, Oorlog