Onderzoeksbevindingen commissie-Waalkens
Begin mei werden in de media beschuldigingen geuit door oud-vrijwilligsters van het dierenasiel in Winschoten dat in dit asiel gezonde honden zijn geëuthanaseerd. Directe aanleiding vormde het euthanaseren van zes honden begin april 2013. De Nederlandse Vereniging tot bescherming van Dieren (hierna: de Dierenbescherming) heeft mij kort daarna benaderd om hiernaar onafhankelijk onderzoek te doen. Ik heb hierin toegestemd. Vervolgens is een onderzoeksbureau gezocht dat het onderzoek grotendeels zou kunnen uitvoeren. Pro Facto is hiervoor na een offertetraject door mij in overleg met de Dierenbescherming geselecteerd. De onderzoekers Niko Struiksma en Anna Sibma vormden samen met mij de commissie-Waalkens. Pro Facto en ikzelf hebben geen banden met de Dierenbescherming. Objectiviteit was gegarandeerd. Het rapport is niet van tevoren ter goedkeuring voorgelegd aan de opdrachtgever of aan andere betrokkenen in het geheel. Mijn rol bestond eruit dat ik heb toegezien op een onafhankelijke invulling van het onderzoek waarbij alle kanten van het verhaal zouden worden belicht. De onderzoekers van Pro Facto hebben alle gesprekken gevoerd en alle beschikbare documenten bestudeerd. Bij een aantal sleutelgesprekken was ik aanwezig. Pro Facto fungeerde als primaire penvoerder voor de rapportage Een zaak van leven of dood, maar daarbij was er nauw overleg met mij. Ik was actief betrokken bij het formuleren van de conclusies en aanbevelingen. Het betreffende rapport is integraal het rapport van de commissie-Waalkens. Vanwege de naar ons oordeel ontoelaatbare onzorgvuldigheid in het besluitvormingsproces en deels onjuiste gronden om (na één dag) tot euthanasie over te gaan achten we zeker deze gevallen van euthanasie niet verdedigbaar. Zo is heel snel besloten tot euthanasie, is de euthanasie slechts summier en onvolledig toegelicht en verantwoord, is – in strijd met het beleid – geen onafhankelijke gedragsexpert geraadpleegd, vond de euthanasie deels op onjuiste gronden plaats en heeft zowel intern (binnen de Dierenbescherming) als extern (richting het publiek) doen voorkomen dat de honden nog in leven waren toen dat al niet meer het geval was. Overigens zou een zorgvuldige afweging op grond van de juiste gronden uiteindelijk wel hebben kunnen leiden tot eenzelfde uitkomst. Het euthanaseren van dieren is een delicate kwestie waarmee zeer zorgvuldig dient te worden omgegaan. Als een dier geëuthanaseerd wordt, wat onder bepaalde omstandigheden noodzakelijk kan zijn en niet in strijd is met het beleid van de Dierenbescherming, dient dat door daaraan een zorgvuldige en transparante afweging ten grondslag te leggen niet voor discussie vatbaar te zijn. Wij hebben concrete aanbevelingen geformuleerd die erop zijn gericht dat dat in de toekomst het geval zal zijn. Finsterwolde, 27 juni 2013 Harm Evert Waalkens
juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs
Onderzoeksrapport over het euthanaseren van honden in het dierenasiel Winschoten
Een zaak van leven of dood
Groningen/Finsterwolde, juni 2013
Commissie Waalkens Harm Evert Waalkens (voorzitter) Niko Struiksma Anna Sibma
Inhoud 1. INLEIDING ..................................................................................................................................... 1
2. HET EUTHANASIEBELEID................................................................................................................ 3
3. ZES GEËUTHANASEERDE HONDEN IN WINSCHOTEN ..................................................................... 5 3.1 INLEIDING .................................................................................................................................. 5 3.2 GEVOLGDE PROCEDURES ............................................................................................................... 6 3.2.1. Inleiding ......................................................................................................................... 6 3.2.2. Euthanasieverklaringen ................................................................................................. 6 3.2.3. Euthanasiecommissie..................................................................................................... 8 3.2.4. Overwegingen en afwegingen voor euthanasie ............................................................ 9 3.2.5. Interne en externe transparantie ................................................................................. 10
4. ZUIDWOLDE ................................................................................................................................ 13 4.1 4.2
INLEIDING ................................................................................................................................ 13 UITVOERING ............................................................................................................................. 13
5. BEOORDELING ............................................................................................................................. 15 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
INLEIDING ................................................................................................................................ 15 EUTHANASIEVERKLARINGEN ......................................................................................................... 15 EUTHANASIECOMMISSIE ............................................................................................................. 16 TRANSPARANTIE ........................................................................................................................ 17 WAS DE EUTHANASIE VAN DE ZES HONDEN TERECHT? ....................................................................... 17 EINDBEOORDELING .................................................................................................................... 19
6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ............................................................................................... 20 6.1 6.2
CONCLUSIES ............................................................................................................................. 20 AANBEVELINGEN ....................................................................................................................... 21
BIJLAGE 1: GEÏNTERVIEWDE PERSONEN ............................................................................................. I BIJLAGE 2: BLANCO EUTHANASIEVERKLARING .................................................................................. II BIJLAGE 3: VERKLARINGEN EXPERTS ................................................................................................ III
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
1
Inleiding
Begin mei 2013 werden in de media beschuldigingen geuit door oud-vrijwilligsters van het dierenasiel in Winschoten dat in dit asiel gezonde honden zouden zijn geëuthanaseerd. Directe aanleiding vormde het euthanaseren van zes honden begin april 2013. Het dierenasiel van Winschoten wordt beheerd door de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, kortweg de Dierenbescherming geheten. De Dierenbescherming heeft een onafhankelijk feitenonderzoek laten uitvoeren naar de beschuldigingen. Dit onderzoek is grotendeels uitgevoerd door Pro Facto. Oud-Kamerlid en huidig wethouder van de gemeente De Marne, Harm Evert Waalkens, heeft toegezien op een onafhankelijke uitvoering van het onderzoek en was aanwezig bij een aantal gesprekken. Dit rapport is in samenspraak met hem opgesteld. Hij onderschrijft zowel de feiten als de conclusies en aanbevelingen in dit rapport. Het rapport is daarmee het eindverslag van de commissie-Waalkens. De centrale vraagstelling van het onderzoek luidde als volgt: Berusten de beschuldigingen van oud-vrijwilligsters over het euthanaseren van gezonde dieren in het dierenasiel van Winschoten op waarheid, in hoeverre wordt het beleid van het asiel Winschoten over dit onderwerp nageleefd, hoe is het eventuele niet-naleven van het beleid te verklaren en hoe kan de naleving verbeterd worden? De kern van het onderzoek bestond daarmee uit de volgende onderdelen: het beleid van het dierenasiel Winschoten over het euthanaseren van gezonde dieren; de naleving van dat beleid, zowel in concrete gevallen als in algemene zin; verklaringen voor eventuele niet-naleving; aanbevelingen. In het kader van het onderzoek is gesproken met 22 personen. In bijlage 1 is een overzicht van de achtergrond van de gesprekspartners opgenomen. De twee personen die als gedragsdeskundige fungeerden bij de euthanasie van de zes honden waren om hen moverende redenen niet bereid of in staat mee te werken aan een inter-
1
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
view. Aan hen is een schriftelijke vragenlijst voorgelegd waar ze schriftelijk op hebben gereageerd. Voor de goede orde: dit rapport gaat dus niet over bestuurlijke, organisatorische en personele aangelegenheden die spelen binnen de afdeling Groningen van de Dierenbescherming, maar richt zich puur op het beleid en de praktijk van het euthanaseren van honden. Gelijktijdig met dit onderzoek is een andere onderzoekscommissie bezig met een breed onderzoek naar het reilen en zeilen binnen de afdeling. De opbouw van dit rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 worden het beleid en de protocollen beschreven die gericht zijn op het euthanaseren van dieren. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de honden waar dit onderzoek om begonnen is. Er wordt een feitelijke beschrijving gegeven van de gevolgde procedures en de afwegingen die hebben geleid tot het euthanaseren van de honden. In hoofdstuk 4 wordt globaal ingegaan op het beleid en de werkwijze rond het euthanaseren van dieren in het andere asiel van de afdeling Groningen, dat in Zuidwolde. De hoofdstukken 2 t/m 4 vormen daarmee het feitenrelaas. Hoofdstuk 5 bevat een beoordeling van de feiten, waarna in hoofdstuk 6 de conclusies en aanbevelingen worden geformuleerd. .
2
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
2
Het euthanasiebeleid
In het Handboek Asielen van de landelijke Vereniging is in paragraaf 4.9 het euthanasiebeleid opgenomen. De Dierenbescherming Afdeling Groningen (DBG) kent een Euthanasieprotocol. Daarnaast is voor het Dierentehuis Oost-Groningen (het dierenasiel Winschoten) een Protocol Welzijnscommissie opgesteld. Het Euthanasieprotocol van de Afdeling Groningen is op 25 augustus 2009 vastgesteld door het afdelingsbestuur. Het Protocol Welzijnscommissie van het Dierentehuis Winschoten is niet ondertekend en lijkt vooral een intern document. De versie in ons bezit dateert van 2 oktober 2012. De verschillende protocollen en beleidsstukken vertonen inhoudelijk grote overeenkomsten. Het Euthanasieprotocol van de afdeling Groningen is een uitwerking van het landelijke beleid en het Protocol Welzijnscommissie vertoont grote overeenkomsten met het afdelingsprotocol. Onderstaand gaan we uit van de lokale protocollen. De reden hiervoor is dat afdelingen eigen beleid kunnen vaststellen, mits niet strijdig met het landelijke beleid. Van strijdigheid is geen sprake. Het beleid (protocol) van het asiel mag ook niet strijdig zijn met dat van de afdeling. De paragraaf in het Handboek Asielen van de landelijke Vereniging begint als volgt: “Euthanasie is een beladen onderwerp binnen de asielwereld. Iedereen heeft er een mening over. Echter met een zorgvuldig en diervriendelijk beleid, heldere afspraken en een goede uitleg aan vrijwilligers en publiek kunnen veel discussie en problemen m.b.t. het inslapen van dieren worden voorkomen.” In het Euthanasieprotocol van de afdeling Groningen staat het volgende vermeld: “DBG heeft een zeer terughoudend standpunt ten aanzien van het doden van dieren. Wanneer er geen dringende redenen zijn, stelt DBG zich op het standpunt dat gezelschapsdieren niet mogen worden gedood. De overweging om een dier wel of niet te doden wordt per individu zorgvuldig afgewogen.”
3
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Euthanasie kan noodzakelijk worden geacht om medische of niet-medische redenen. Ingeval van ziekte, gebrek of duidelijk lijden waarbij de kans op herstel minimaal is, is euthanasie om medische redenen toegestaan. Het is de dierenarts die hierover een besluit dient te nemen, na overleg met de asielbeheerster. Euthanasie om niet-medische redenen is onder omstandigheden toegestaan. Het gaat daarbij om euthanasie op grond van gedrag. Het afdelingsbeleid geeft daarvoor de volgende criteria: het dier is een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving; het dier is vanwege zijn karakter niet plaatsbaar en lijdt onder het verblijf in het asiel. Het asiel van Zuidwolde kende een eigen euthanasieprotocol, maar volgens gesprekspartners is dat niet meer geldend sinds door de afdeling een euthanasieprotocol was opgesteld. Het Protocol Welzijnscommissie van het asiel Winschoten geeft de volgende gronden voor het op niet-medische gronden euthanaseren van dieren: het verblijf van het dier wordt ondraaglijk; niet te verbeteren gedragsproblemen. Hieronder wordt verstaan: o het niet verantwoord zijn van terugplaatsing van het dier in de maatschappij, of o de plaatsingskans van het dier komt in het geding. In het landelijke beleid wordt geadviseerd een euthanasiecommissie in te stellen, het afdelings- en asielprotocol schrijven dit verplicht voor. Deze commissie dient unaniem in te stemmen met het voornemen voordat tot euthanasie op grond van gedrag mag worden overgegaan. De samenstelling van de euthanasiecommissie bestaat op grond van het afdelingsprotocol uit de volgende personen: de asieldierenarts de asielmanager cq. de asielbeheerder of diens vervanger het hoofd dieren (indien aanwezig) een onafhankelijke gedragsdeskundige met ervaring met het gedrag van de betreffende diersoort en ervaring met dieren die in een asiel verblijven. In het Protocol Welzijnscommissie van het asiel is met betrekking tot de onafhankelijke gedragsdeskundige toegevoegd dat het bestuur van de stichting, werknemers, vrijwilligers of mensen die enige band hebben met het asiel, zijn uitgesloten als onafhankelijke derde. Uit de gesprekken is gebleken dat het euthanasiebeleid en –protocol en de euthanasiecommissie niet als zodanig bekend waren bij de dierenartsen die een rol hebben in het asiel. De inhoud van het euthanasiebeleid van het asiel sluit echter aan bij het beleid zoals dat door de dierenkliniek zelf op dit punt wordt gehanteerd. De dierenasielen gebruiken bij euthanasie een zgn. Euthanasieverklaring die afkomstig is uit het systeem Dipo dat de Dierenbescherming hanteert. In bijlage 2 is een (handmatig blanco gemaakt) exemplaar opgenomen. Het was de dierenartsen wel bekend dat een dergelijke verklaring dient te worden ingevuld als er sprake is van euthanasie.
4
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
3
Zes geëuthanaseerde honden in Winschoten
3.1
Inleiding Begin mei 2013 beweerden oud-vrijwilligsters van het dierenasiel Winschoten dat hier zes honden ten onrechte geëuthanaseerd zouden zijn. Het ging om honden die op grond van gedrag zijn geëuthanaseerd. We beschrijven eerst de achtergronden van deze honden en de gang van zaken rond het euthanaseren ervan. De zes honden waren afkomstig uit Oost-Europa (Hongarije en Bulgarije) en in januari 2013 ondergebracht bij een particulier in Drenthe. De pups zouden onderdeel zijn van een roedel van vijftien honden. Naast pups zou er een volwassen hond bij zijn. Overigens is ook aangegeven dat er twee volwassen honden waren. Het betrof hier niet één nest maar meerdere nesten (van verschillende rassen). De honden zouden in het buitenland in een zogenaamd ‘dodingsstation’ hebben verbleven, een opvang waar honden na een bepaalde periode te zijn opgevangen, worden geëuthanaseerd. Op 17 januari 2013 is een filmpje op Facebook geplaatst waarop de honden te zien zijn. Op 13 maart 2013 ontving de districtsinspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) een melding over de honden. Dezelfde dag is een inspectiebezoek afgelegd. De situatie die werd aangetroffen was dusdanig zorgelijk dat een toezichtstraject is gestart. Aan de persoon die de honden opving werden aanwijzingen gegeven de situatie te verbeteren binnen een door de inspecteur gestelde termijn, zoals bezoek aan een dierenarts, hygiënische verbeteringen en het scheiden van de dieren. De LID en politie zijn op 3 april 2013 opnieuw naar het adres geroepen, omdat een van de honden was doodgebeten. In overleg met de inspecteur van de LID heeft de particulier afstand gedaan van de honden en zijn de honden dezelfde dag nog geplaatst in het asiel Winschoten. Het betrof hier tien honden (waarvan één volwassen hond), eerder waren vier honden al aan particulieren verkocht. Het asiel was van tevoren geconsulteerd of er plaats was voor tien de honden. De asielbeheerster heeft expliciet toestemming gevraagd voor het opnemen van de buitenlandse honden, omdat dit in strijd was met het geldende beleid. Het beleid van de dierenbescherming is dat er geen dieren uit het buitenland opgenomen mo-
5
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
gen worden in een asiel.1 De asielbeheerster van Winschoten heeft expliciet aan de interimregiomanager om toestemming gevraagd, eerst via de telefoon (op 2 april) en daarna (op 4 april) per mail. De interim-regiomanager heeft telefonisch toestemming gegeven op 2 april en dit – na aandringen van de asielbeheerster – per mail bevestigd op 17 april. De reden voor deze toestemming was dat de honden al in Nederland waren en de toenmalige eigenaar niet de benodigde zorg aan de honden kon bieden. Op 3 april 20132 zijn de tien honden opgenomen in het asiel van Winschoten, waaronder een volwassen teef die naar alle waarschijnlijkheid niet de biologische moeder van de jonge honden was. De jonge honden zijn ook niet (allemaal) verwant aan elkaar en zijn deels van verschillende rassen. Vier van de tien honden zijn binnen korte tijd (variërend van drie dagen tot zes weken) vanuit het asiel bij particulieren geplaatst. De volwassen hond was een van deze vier honden. De andere zes honden, genaamd Aramissa, Indiana, Kentucky, Kinyara, Michigan en Texas, zijn geëuthanaseerd. Ze waren op dat moment vier à zes maanden oud. Drie honden zijn op 4 april, één na binnenkomst in het asiel, geëuthanaseerd. Dit betrof Kentucky, Michigan en Texas. De andere drie honden zijn op 16 april geëuthanaseerd. In alle gevallen ging het om euthanasie op grond van gedrag. De zes honden verschilden onderling overigens niet in (probleem)gedrag, zo wordt vanuit het asiel aangegeven. De reden dat drie honden later dan de andere drie zijn geëuthanaseerd lag in de beperkte beschikbaarheid van de gedragsdeskundige. Niet alle honden konden daardoor direct geobserveerd en getest worden. Was dat wel het geval geweest, dan zouden ze waarschijnlijk alle zes na één dag geëuthanaseerd zijn.
3.2
Gevolgde procedures
3.2.1.
Inleiding Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, dient in geval van een voornemen tot euthanasie aan twee procedurele voorwaarden te worden voldaan: de euthanasiecommissie dient hiervoor unaniem toestemming te geven en de euthanasieverklaring (opgenomen in bijlage 2) dient te worden ingevuld en ondertekend. Hierop, en op de interne en externe communicatie over het euthanaseren van de zes honden, wordt in de volgende paragrafen ingegaan.
3.2.2.
Euthanasieverklaringen Van alle zes honden is een euthanasieverklaring opgesteld en ondertekend. Daarbij valt op dat diverse onderdelen van het formulier niet zijn ingevuld. Bij drie van de zes honden ontbreekt de leeftijd, de reden van de euthanasie is in geen van de zes gevallen ingevuld en de bevindingen van de verzorg(st)er en de dierenarts ontbreken in alle gevallen. De bevindingen van de gedragsdeskundige zijn in alle gevallen wel opgenomen. Deze bevindingen kunnen worden aangemerkt als de reden voor euthanasie. In door ons gevoerde gesprekken is aangegeven dat de bevindingen die op het formulier bij het onderdeel ‘gedragsdeskundige’ vermeld staan, beschouwd moeten worden als de samenvattende bevindingen van alle leden van de euthanasiecommissie. De bevindingen van de dierenarts worden alleen weergegeven indien er een medische grond voor euthanasie is, zo blijkt uit gesprekken. 1
http://www.dierenbescherming.nl/dieren-uit-het-buitenland. Deze data worden door sommige gesprekspartners betwist. Zo zouden de honden pas op 4 april in het asiel zijn binnengebracht en zouden alle honden nog op 5 april in leven zijn gezien. Op basis van schriftelijke bronnen (waaronder emails) en verklaringen van direct betrokken (die zich onder meer baseren op aantekeningen in agenda’s) achten we de in de tekst genoemde data boven twijfel verheven. 2
6
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
De bevindingen vermeld op de euthanasieverklaringen, die dus beschouwd kunnen worden als de redenen voor euthanasie, zijn kort. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel, waarbij per hond is aangegeven hoe lang deze in het asiel heeft gezeten voordat de euthanasie plaatsvond. Aramissa (13 dagen) Indiana (13 dagen) Kentucky (1 dag) Kinyara (13 dagen) Michigan (1 dag) Texas (1 dag)
Niet gesocialiseerd, te jong zonder moeder, moeilijke achtergrond, overlevingsdrift en angstagressie naar mens en dier. Moederloos, uit Hongarije, niet gesocialiseerd, angst en agressie naar mens en dier. Te jong zonder moeder en niet gesocialiseerd. Is op korte en lange termijn, niet te voorkomen probleemgedrag. Moederloos met plm. 3 weken. Niet gesocialiseerd. Extreme angstagressie. Geen perspectief op termijn. Geïmporteerd uit Hongarije. Problematische achtergrond. Té jong zonder moeder. Niet gesocialiseerd. Angst agressie naar mens en dier. Moederloos na plm. 3 weken, niet gesocialiseerd, angst agressie naar mens en dier. Ook op termijn geen perspectief. Geïmporteerd uit Hongarije. Moederloos na plm. 3 weken. Niet gesocialiseerd. Angst agressie naar mens en dier. Geen perspectief op termijn.
Van de drie honden die na 13 dagen zijn geëuthanaseerd (alsmede van de vier honden uit dezelfde roedel die vanuit het asiel geplaatst zijn) is een nader verslag van observaties beschikbaar. Hierin wordt in een paar zinnen per hond een aantal kenmerken en eigenschappen beschreven en wordt een oordeel over de plaatsbaarheid uitgesproken. Over deze drie honden is ook een op schrift gestelde verklaring van een extern persoon beschikbaar (zie ook de volgende paragraaf). De conclusie van de verklaring luidde als volgt:3 “Deze drie honden zijn absoluut niet herplaatst baar, door deze ernstige vorm van niet socialiserend en ernstige agressie wat tot de dood of zeer ernstige verwonding zal lijden in hun bezigheid deze situatie zal alleen maar ernstiger worden naarmate ze groter en in de pubertijd geraken, zijn de gevolgen niet te overzien.” Van de drie honden die na één dag zijn geëuthanaseerd, is in de ons door het dierenasiel Winschoten beschikbaar gestelde stukken geen andere informatie over hun gedrag beschikbaar dan die in de euthanasieverklaringen zijn opgenomen. De gedragsdeskundige geeft aan dat de honden zijn getest volgens de ING-testmethode en geobserveerd en beoordeeld op leeftijd, raskenmerken, basisgedrag, maatschappelijk gedrag, sociaal gedrag.4 Aan de euthanasieverklaringen valt voorts het volgende op: De aanhef van de euthanasieverklaring luidt als volgt: “Hierbij verlenen wij toestemming tot euthanasie van:” Dit impliceert dat de verklaringen moeten worden ingevuld en ondertekend voordat de daadwerkelijke euthanasie plaatsvindt. Bij de drie honden die op 4 april geëuthanaseerd zijn, is de verklaring echter pas op 24 april opgesteld. De handtekeningen zijn in de meeste gevallen niet voorzien van een naam. Het is vooral in het geval van de betrokken dierenarts niet duidelijk wie de verklaring on-
3 4
Deze en andere letterlijke citaten die op papier gesteld zijn, zijn door ons niet gecorrigeerd op het taalgebruik. De gedragsdeskundige was niet bereid een nadere toelichting op haar schriftelijke beantwoording van onze vragen te geven.
7
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
3.2.3.
dertekend heeft, omdat niet steeds dezelfde dierenartsen bij het euthanaseren van dieren betrokken zijn. Op drie euthanasieverklaringen zijn onder het kopje ‘handtekening gedragsdeskundige’ drie handtekeningen geplaatst, omdat hier ook een second opinion op is geweest. Op twee van deze verklaringen is de handtekening echter ‘p/o’ gezet, oftewel niet door de externe zelf. Euthanasiecommissie
Samenstelling Zoals eerder aangegeven bepaalt het geldende euthanasiebeleid dat in geval van het toepassen van euthanasie een euthanasiecommissie ingesteld dient te worden die bestaat uit de asielbeheerder, de dierenarts en een onafhankelijke gedragsdeskundige. Het beleid van het dierenasiel bepaalt dat het bestuur van de stichting, werknemers, vrijwilligers of mensen die enige band hebben met het asiel, zijn uitgesloten als onafhankelijke derde. De euthanasiecommissie dient unaniem te beslissen. Vanuit de afdeling Groningen is geen vaste, asieloverstijgende euthanasiecommissie ingesteld. Het is aan de asielen zelf om hieraan personele invulling te geven. Vanuit het afdelingsbestuur is eind 2012 wel het voorstel gedaan dezelfde gedragsdeskundige voor de euthanasiecommissie van beide asielen aan te stellen, maar dat is niet gerealiseerd. In de gevallen van de zes geëuthanaseerde honden bestond de euthanasiecommissie blijkens de ondertekende euthanasieverklaringen uit de beheerster van het asiel, de dierenarts en een gedragsdeskundige. De dierenartsen waren er overigens niet van op de hoogte dat er een euthanasiecommissie bestond en dus ook niet dat ze er zitting in hadden. De euthanasieverklaringen waren hen wel bekend. Andere betrokkenen Bij drie van de honden is er een second opinion gevraagd aan een externe. De betreffende externe heeft de ook euthanasieverklaringen ondertekend (al dan niet p/o), ondanks dat ze geen lid was van de euthanasiecommissie. In de drie gevallen waarbij na één dag euthanasie is toegepast, is geen second opinion gevraagd. Overigens was het hele team van medewerkers en vrijwilligers betrokken bij de beslissing om de zes honden te euthanaseren, zo is in gesprekken aangegeven. In mails is daarnaast aangegeven dat over drie van de honden (die na ongeveer twee weken zijn geëuthanaseerd) daarnaast ook nog is gesproken met de eigenaar van een hondenschool, de eigenares van een dierenopvang en de eigenaar van een ganzenopvangcentrum. Wij bezitten niet over hun eventuele schriftelijke bevindingen. Unanimiteit De euthanasiecommissie dient unaniem te beslissen en dat was in alle zes gevallen ook het geval. De dierenarts baseerde zich daarbij op eigen waarneming ter plaatse, de achtergrond van de honden en informatie van de gedragsdeskundigen. Externe gedragsdeskundigheid De persoon die in het asiel van Winschoten wordt aangemerkt als gedragsdeskundige en alle euthanasieverklaringen in die hoedanigheid ondertekent, heeft een aanstelling als vrijwilliger in het asiel van Winschoten. Deze aanstelling is niet voor een vast aantal uren per week. De vrijwilliger in kwestie heeft een coachende taak voor vrijwilligers en medewerkers
8
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
in bijvoorbeeld het begeleiden van honden en fungeert in het asiel als ambulante gedragsdeskundige. Ze wordt ingeroepen als er problemen zijn met een hond en andere vrijwilligers kunnen haar bellen als er problemen zijn met honden. Ze zorgt, zo blijkt uit interviews, voor eenheid die nodig is om honden een zo goed mogelijke tijd te geven in het asiel. Dat zou op ad hoc basis gebeuren. Ze heeft een vrijwilligersaanstelling zodat ze in geval van bijvoorbeeld een bedrijfsongeval verzekerd is. De gedragsdeskundigheid van deze vrijwilliger wordt door haar zelf als volgt omschreven: “30 jaar ervaringsdeskundige hond, 20 jaar gediplomeerd trainer gehoorzame huishond (o.a. DB- opleiding, clickertraining, kennis van de methode van Turid Rugaas), 15 jaar gediplomeerd gedragstherapeut (I.P.C. Barneveld), ruim 5 jaar ervaring met honden, trainings- en adviesburo, in eigen beheer.” Zoals aangegeven, is voor drie van de honden een second opinion gevraagd aan een externe. Zij is als volgt met het asiel in contact gekomen. De betreffende externe beheert een goede doelen-stichting die als doel heeft particulieren financieel te ondersteunen die door omstandigheden financieel niet meer in staat hun hond te voeden en te verzorgen of de dierenarts niet meer kunnen betalen. Om meer bekendheid aan de stichting te geven heeft de persoon achter deze stichting (degene die als externe deskundige is ingeschakeld) de interim-regiomanager van de afdeling Groningen benaderd met het verzoek om in het dierenasiel Winschoten te mogen filmen. De beelden zouden op de eigen website van de Stichting geplaatst worden. Dat verzoek is door de interim-regiomanager gehonoreerd en het filmen op het asiel heeft plaatsgevonden. De beelden zijn nog niet terug te vinden op de website.
Opvallend is dat geen van de geïnterviewde betrokkenen op de hoogte was van een eventuele specifieke gedragsdeskundigheid van deze externe. Ze is door het asiel van Winschoten benaderd om een second opinion te geven omdat ze bekend was bij de interim-regiomanager. Deze bekendheid was overigens gebaseerd op een eenmalig contact per mail en had geen betrekking op gedragsdeskundigheid. Noch de interim-regiomanager noch de asielbeheerster had ervaring met de externe als gedragsdeskundige of wist over welke specifieke deskundigheid zij zou beschikken. In haar schriftelijke verklaring zegt ze over haar deskundigheid het volgende: “Ik zie ongeveer 350 honden per jaar voor herplaatsings, gedragsproblemen, logeerhonden, verwaarlozing en mishandeling. Vanaf mijn elfde jaar heb ik tussen de honden geleefd en geleerd zoals de roedelmethode, opvang politie honden wanneer deze overtraind waren, Dierenbescherming Dirkshorn, Martin Gaus, Welzijn stress en verrijking, wolvenroedel en observatie wolven in het wild.” 3.2.4.
Overwegingen en afwegingen voor euthanasie Uit het voorgaande blijkt dat in het geval van de zes geëuthanaseerde honden de volgende overwegingen de doorslag gaven: Jong zonder moeder Moeilijke achtergrond Angst/agressie naar mens en dier Niet gesocialiseerd
9
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Deze overwegingen zijn afkomstig uit schriftelijke bronnen (euthanasieverklaringen, verslagen van observaties, schriftelijke verklaring van een vrijwilliger). Uit de schriftelijke antwoorden van de gedragsdeskundige op onze vragen blijkt nog een aantal andere uitgangspunten te zijn gehanteerd. Op de vraag of na één dag al kan worden vastgesteld dat een hond gedragsproblemen heeft, luidde het (opnieuw letterlijk overgenomen) antwoord als volgt: “Ja dit kan al na 1 minuut. De BIOLOGISCHE moederhond is gedrags bepalend voor de rest van het leven van de hond. De achtergrond van deze honden was dat zij moederloos waren vanaf 3 weken en dan is het perspectief nihil vanwege het ontbreken van de inprentingsperiode. De sociale gedragsvaardigheden in deze periode kunnen uitsluitend door de BIOLOGISCHE moederhond worden aangeleerd. De aanwezige volwassen teef (Betty) was absoluut NIET de biologische moeder.” Door diverse betrokkenen binnen en buiten de Dierenbescherming wordt ernstig betwist dat de honden gedragsproblemen hadden. Zo wordt aangegeven dat het niet mogelijk is om na één dag al vast te stellen dat een hond dermate grondige gedragsproblemen heeft dat er acuut geëuthanaseerd dient te worden. De argumentatie was dat honden die in een asiel komen, eerst moeten wennen, te maken hebben met een nieuwe omgeving en (mede daardoor) altijd gestrest zijn. Na één dag zou daarom wel vastgesteld kunnen worden dat een hond gedragsproblemen vertoont, maar niet dat hij een gedragsprobleem heeft. Door sommigen wordt ook met grote stelligheid beweerd dat de honden sociaal en niet agressief waren. Beelden van een filmpje op YouTube worden ook als onderbouwing gebruikt om aan te tonen dat er weinig mis zou zijn met de honden.5 Het filmpje dateert van 17 januari 2013, toen de honden (toen nog pups) net in Nederland waren. Op dat moment waren de pups ogenschijnlijk in goede conditie. Door sommige personen wordt ook aangegeven dat uit dezelfde roedel ook drie jonge honden zijn gekomen die vanuit het asiel zijn geplaatst en vier jonge honden die rechtstreeks door de particulier uit Drenthe elders zijn geplaatst en die alle goed gedrag vertonen. Hiermee wordt verondersteld dat het met de zes geëuthanaseerde honden ook goed had kunnen komen. 3.2.5.
Interne en externe transparantie Interne transparantie Op 2 april 2013 is er telefonisch contact geweest tussen de interim-regiomanager en de asielbeheerster over het opnemen van de honden uit Drenthe. De interim-regiomanager heeft in dat gesprek toestemming gegeven dat de honden in het asiel opgenomen mochten worden (ondanks dat ze van origine uit het buitenland kwamen) en verzocht op de hoogte te worden gehouden van de verdere gang van zaken rond de plaatsbaarheid van de honden. Per mail van 4 april heeft ze nogmaals verzocht op de hoogte te worden gehouden van de toestand van deze honden. Aanleiding hiervoor vormden geruchten over eerdere euthanasiegevallen in Winschoten die door anderen als onterecht werden gekwalificeerd. Verschillende geïnterviewden hebben aangegeven dat euthanasie altijd een onderwerp van discussie is bij de Dierenbescherming. In het kader van het onderzoek zijn andere dieren – met name hon5
https://www.facebook.com/photo.php?v=538429759523903&set=vb.100000706513686&type=3&theater
10
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
den – genoemd die ten onrechte geëuthanaseerd zouden zijn. Omdat de focus van dit onderzoek bij de zes jonge honden lag, is geen diepgaand onderzoek gedaan naar deze dieren. Duidelijk is wel dat er geruchten zijn over het ten onrechte euthanaseren van andere dieren. Dit betrof bijvoorbeeld de honden Fellow en Pongo. Fellow, een Jack Russell Terrier van 2001, is eind maart 2011 als zwerver gevonden en vervolgens opgenomen in het asiel in Zuidwolde. In mei 2012 is artrose vastgesteld en is pijnstilling voorgeschreven. Geadviseerd werd niet te lang te wandelen. Op 12 oktober 2012 is Fellow naar Winschoten gegaan. Fellow is in Winschoten geëuthanaseerd, dit zou een week na aankomst in Winschoten zijn gebeurd. We hebben geen euthanasieverklaring over Fellow in ons bezit. Pongo, een kruising Duitse Staander van 12 jaar oud, is op 23 augustus 2012 naar Winschoten gegaan. Hij verbleef sinds begin augustus 2012 in het asiel in Zuidwolde. Pongo is op 13 september 2012 geëuthanaseerd om medische redenen. Opvallend is dat er twee ethanasieverklaringen zijn die betrekking hebben op Pongo, de ene getekend op 13 september 2012 en de andere op 15 oktober 2012. Door de dierenarts is op de euthanasieverklaring onder meer aangegeven dat de hond last had van hevige spondylose in de rug en dat dat erg pijnlijk is. Ook met betrekking tot een hond genaamd Popey zijn twee euthanasieverklaringen met verschillende datums aangetroffen. Wij geven geen oordeel over de vraag of de euthanasie van Pongo en Fellow terecht was. Duidelijk is dat er een medische indicatie van de dierenarts aan ten grondslag lag. Wij constateren dat bij sommige medewerkers en vrijwilligers uit Zuidwolde de vraag gerezen was waarom de honden geëuthanaseerd moesten worden terwijl ze in Zuidwolde volgens hen een goed bestaan hadden. Er was derhalve discussie over deze euthanasie. Een ander gerucht waarvan we kennis hebben genomen is dat de euthanasie van dieren in Winschoten niet altijd door de dierenarts zou plaatsvinden maar ook door een daartoe onbevoegde medewerker van het asiel van Winschoten. Terwijl de een zegt dit met eigen ogen te hebben gezien, ontkent de persoon in kwestie dit met klem. Omdat er geen aanvullend bewijs is en er bovendien aangifte van is gedaan bij de politie zodat er een strafrechtelijk onderzoek naar gestart zou kunnen worden, zijn we niet bereid uitspraken te doen over het waarheidsgehalte hiervan.
Op 8 april 2013 heeft de asielbeheerster per mail aan de bel getrokken bij de districtsinspecteur van de LID over de toestand van de honden. “De hondjes zijn een complete ramp.” Ze vraagt de inspecteur om raad. Hij adviseert een second opinion te vragen. In de mail van de asielbeheerster wordt geen melding gemaakt dat drie honden op dat moment al geëuthanaseerd zijn. In de marge van een inspectieoverleg deelt de inspecteur de informatie over de slechte toestand van de honden met onder meer de interim-regiomanager. Op 9 april reageert de asielbeheerster per mail op de mail van de interim-regiomanager waarin die aangaf op de hoogte gehouden te willen worden van de toestand van de honden. Ook in deze mail wordt niet aangegeven dat drie honden dan al geëuthanaseerd zijn. Over de honden wordt in de mail in de tegenwoordige tijd gesproken. Geschreven wordt: “Mochten er beslissingen vallen, dan zullen wij voldoen aan alle procedures en richtlijnen.” Op 17 april heeft de interim-regiomanager opnieuw per mail verzocht om informatie over de toestand van de honden. De volgende dag was er telefonisch contact tussen de interimregiomanager en de asielbeheerster. Dat was één dag nadat ook de overige drie honden zijn geëuthanaseerd. Op 18 april was er telefonisch contact tussen de interim-regiomanager en de asielbeheerster. Op dat moment kwam aan het licht dat alle zes honden waren geëuthanaseerd.
11
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Externe transparantie In het kader van een landelijke actie ‘Ik zoek baas’ zijn de honden waar dit onderzoek primair over gaat, op de website van het dierenasiel geplaatst. Uit gesprekken is gebleken dat het asiel honden doorgaans niet direct op de site zet, maar dat hiertoe in deze gevallen wegens een landelijke actie was aangedrongen door de interim-regiomanager. Na enige tijd werd op de site over alle zes (geëuthanaseerde) honden vermeld dat ze geplaatst waren en dus een nieuwe eigenaar hadden gevonden (zie bijlage 4). De waarheid kan volgens een gesprekspartner van het asiel niet op de website komen, omdat dat emoties en vragen zou oproepen. Het zou een keuze uit twee kwaden zijn: als de hond van de website zou worden gehaald, zou dat verwarring opwekken omdat dan niet duidelijk is wat met de hond is gebeurd. Als er wordt gemeld dat de hond een baas heeft gevonden, dan wekt dat geen vragen op maar is dat niet de waarheid. Er zijn meer voorbeelden van het bovenstaande. Joop Joop, een kruising Mastino Napoletano met een Bordeaux Dog van 2011, is op 10 september 2012 in het asiel Winschoten gekomen als afstandsdier. Het is geprobeerd Joop te plaatsen, maar dat mislukte. Nadat de eigenaar hoorde dat Joop geëuthanaseerd zou worden, heeft zij hierover een bericht op Facebook geplaatst waarover in de social media de nodige commotie is ontstaan. Door het asiel zou haar vervolgens te kennen zijn gegeven dat van euthanasie zou worden afgezien en dat Joop zou worden geplaatst. Op de website www.ikzoekbaas.nl stond dat Joop een baas zocht. Joop is echter geëuthanaseerd. Wanneer precies is onduidelijk. De euthanasieverklaring is opgesteld op 28 november 2012. De gedragsdeskundige heeft het volgende aangegeven ‘diverse bijtincidenten en stootincident in overtreffende trap. Gezien de aard van de hond, geen perspectief. Gevaarlijke situaties’. Na de euthanasie stond Joop nog steeds op internet, toen met de vermelding ‘ik heb baas’. Over de vraag of de euthanasie van Joop terecht was, verschillen de meningen. Andere honden Er zijn meer honden waarvan op internet aangegeven is dat ze een baas hebben gevonden, terwijl ze geëuthanaseerd zijn. Zo is er bijvoorbeeld Zenzi, die als zwerfhond in het asiel Winschoten is opgenomen en op de website is geplaatst met de vermelding ‘ik heb baas’ terwijl ze intussen al geëuthanaseerd was. Na vragen hierover van de mensen die Zenzi naar het asiel hebben gebracht, heeft de manager aangegeven dat Zenzi als geplaatst wordt vermeld, zodat mensen niet meer op haar kunnen reageren. Een ander voorbeeld is Loena. Deze kruising Staffordshire is volgens de verklaring van 12 september 2012 ‘mentaal geknakt, niet meer benaderbaar, behandelbaar, trainbaar en plaatsbaar’ en om die reden geëuthanaseerd. Op de site van het asiel is vermeld dat het dier is geplaatst.
12
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
4
Zuidwolde
4.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt in globale zin ingegaan op de uitvoering van het euthanasiebeleid in het asiel in Zuidwolde, eveneens een asiel van de Dierenbescherming.
4.2
Uitvoering Beleid Aangegeven is dat het vastgestelde euthanasieprotocol van de afdeling niet in het asiel aanwezig is. Welk beleidsstuk door het bestuur precies is vastgesteld en geldt, is onduidelijk. Op basis van eigen praktijkervaringen wordt de afweging gemaakt al dan niet tot euthanasie over te gaan. Het uitgangspunt van het asiel Zuidwolde is dat euthanasie alleen in uitzonderingsgevallen plaatsvindt. Volgens de medewerkers van Zuidwolde is het niet kunnen plaatsen van een dier niet automatisch reden om tot euthanasie over te gaan. Een hond kan, mits hij in goede lichamelijke en geestelijke conditie verkeert, een dierwaardig bestaan leiden in een asiel. Verschillende geïnterviewden geven aan dat zich verschillen voordoen tussen de asielen in Zuidwolde en Winschoten. Zuidwolde wordt verweten dat het aantal ligdagen te hoog is, Winschoten zou te snel tot plaatsing en euthanasie overgegaan. Euthanasiecommissie De euthanasiecommissie van het asiel Zuidwolde wordt gevormd door het hoofd dieren6, de dierenarts en een externe gedragsdeskundige. De functie van gedragsdeskundige wordt in Zuidwolde ingevuld door een andere persoon dan in Winschoten. De gedragsdeskundige van Zuidwolde is een oud-vrijwilliger van het asiel. Zij heeft een eigen pension c.q. asiel elders. Als het hoofd dieren en het hoofd honden van het asiel Zuidwolde van mening zijn dat euthanasie van een hond op grond van gedrag noodzakelijk is, wordt telefonisch contact opgenomen met de gedragskundige. Aangegeven is dat de gedragsdeskundige de medewerkers van het asiel Zuidwolde deskundig acht en vertrouwt op hun oordeel. In de praktijk
6
In het asiel Zuidwolde is momenteel geen asielmanager werkzaam. Ook als er wel een manager zou zijn, zou het hoofd dieren zitting hebben in de commissie.
13
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
komt het dan ook voor dat de gedragsdeskundige de te euthanaseren hond niet ziet, maar telefonisch c.q. per fax toestemming geeft voor euthanasie. Overigens is in meerdere interviews aangegeven dat in Zuidwolde zeer terughoudend wordt omgegaan met het euthanaseren van dieren. Als een hond niet geplaatst kan worden, kan dat een grond voor euthanasie zijn. In Zuidwolde wordt met deze grond voor euthanasie zeer terughoudend omgegaan, zo blijkt uit een passage uit een mail van de toenmalige asielmanager van Zuidwolde aan het afdelingsbestuur naar aanleiding van de euthanasie in Winschoten van Pongo en Fellow, twee honden die daarvoor in het asiel van Zuidwolde zaten. “Beide honden zijn om medische redenen geëuthanaseerd. Dat de honden lang in Zuidwolde hebben gezeten is geen reden om aan te nemen dat ze medisch in orde zijn. In tegendeel, waarom zitten deze honden zo lang in Zuidwolde? Als er beperkingen zijn om een hond te plaatsen om medische redenen moet er extra goed gekeken worden naar de uiteindelijke plaatsbaarheid en het dierenwelzijn. Hoe lang laat je een hond met medische problemen in het asiel zitten? Het probleem in Zuidwolde is de emotionele betrokkenheid bij het dier en het ontbreken van een zakelijke benadering van de plaatsbaarheid volgens het asielbeleid .”
14
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
5
Beoordeling van de feiten
5.1
Inleiding In dit rapport is de gang van zaken beschreven rond de euthanasie van zes honden. De beschrijving was feitelijk en beschrijvend van aard. Daarbij geldt overigens dat deze feiten niet altijd op voorhand duidelijk waren. Zelfs over data bestaat niet altijd eensgezindheid, laat staan over zachtere informatie zoals handelswijzen, overwegingen en processen. De soms tegengestelde informatie hebben wij zorgvuldig gewogen en zoveel mogelijk gestaafd met secundaire informatie (zoals e-mailverkeer en andere schriftelijke stukken) die afkomstig is uit meerdere bronnen. In dit slothoofdstuk wegen en beoordelen we de feiten zoals wij ze gereconstrueerd hebben.
5.2
Euthanasieverklaringen De euthanasieverklaringen zijn onvolledig en bieden te weinig inzicht in de afwegingen die de euthanasiecommissie heeft gemaakt. Bij de drie honden die op 16 april zijn geëuthanaseerd, zijn nog aanvullende verslagen van observaties beschikbaar van de persoon die fungeert als gedragsdeskundige en een verklaring van de persoon die is ingeschakeld voor een second opinion. Bij de honden die op 4 april zijn geëuthanaseerd, één dag na binnenkomst in het asiel, bestaat de toelichting uit een paar zinnen. Uit ons onderzoek is gebleken dat dat bij euthanasieverklaringen niet anders was. Dergelijke korte toelichtingen achten we zonder meer onvoldoende. Daarnaast achter we het onjuist dat niet alle leden van de euthanasiecommissie hun bevindingen hebben ingevuld op de euthanasieverklaringen. Hierop zijn niet voor niets tekstruimte opgenomen voor ‘bevindingen verzorg(st)er’ en ‘bevindingen dierenarts’. Daarnaast achter we het ongewenst dat de verklaringen soms ruim na de daadwerkelijke voltrekking van de euthanasie zijn ingevuld en ondertekend. De aanhef van de euthanasieverklaring luidt: ‘Hiermee verlenen zijn toestemming tot euthanasie van’. Dat betekent dat de schriftelijke toestemming van tevoren wordt gegeven en voorkomt dat leden van de euthanasiecommissie achteraf voor voldongen feiten kunnen komen te staan.
15
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Sommige handtekening zijn ‘p/o’ (per order) gezet, oftewel, niet door het lid van de euthanasiecommissie zelf. Als het gaat om leven en dood, is het niet te veel gevraagd dat een lid van de euthanasiecommissie de verklaring zelf tekent.
5.3
Euthanasiecommissie Op grond van het beleid van de Dierenbescherming dient er een euthanasiecommissie te zijn die unaniem dient te beslissen. Dat was in de bestudeerde gevallen in Winschoten steeds het geval, al was het de dierenarts niet bekend dat er een euthanasiecommissie was. De samenstelling van de commissie zoals die in Winschoten fungeert achten we niet zoals het zou moeten en dat richt zich op de gedragsdeskundige. Het beleid hierover is duidelijk: de gedragsdeskundige dient onafhankelijk te zijn. In het Protocol Welzijnscommissie van het Winschoter asiel is met betrekking tot de onafhankelijke gedragsdeskundige vermeld dat het bestuur van de stichting, werknemers, vrijwilligers of mensen die enige band hebben met het asiel, zijn uitgesloten als onafhankelijke derde. Wij constateren dat de persoon die als gedragsdeskundige fungeert in het asiel van Winschoten, niet voldoet aan de eisen die het asiel zelf in zijn beleid heeft gesteld aan een onafhankelijke gedragsdeskundige. Er is evident sprake van dat de persoon een vrijwilligersaanstelling heeft. Dat dit alleen zou zijn om verzekeringstechnische redenen, achten we niet overtuigend. De betreffende vrijwilliger kan naar onze stellige mening worden aangeduid als een kernvrijwilliger. Dit komt niet alleen naar voren in diverse gesprekken, maar blijkt ook objectief uit het feit dat het deze vrijwilliger was die namens het asiel een cameraploeg van Wakker Nederland te woord stond die een reportage maakte over de geëuthanaseerde honden. Wij achten het ondenkbaar dat een dergelijk media-optreden gedaan zou worden door een vrijwilliger die min of meer toevallig aanwezig was, te meer daar de asielbeheerster blijkens de beelden zelf ook aanwezig was. Overigens kunnen vraagtekens geplaatst worden bij het opnemen in het asiel van Winschoten van de tien honden, omdat ze uit het buitenland afkomstig waren (wat op grond van het beleid niet toegestaan wordt) en hun problemen en gedrag op voorhand bekend waren. Terecht heeft de asielbeheerster hiervoor expliciet toestemming gevraagd van de interimregiomanager en is ze hierop blijven aandringen toen een schriftelijke bevestiging uitbleef. Het is overigens wel de vraag of de (zes) honden een ander lot zou zijn beschoren als ze niet naar het asiel waren gebracht. Second opinion Over de onafhankelijkheid van persoon die in Winschoten voor een second opinion was ingeschakeld bij drie van de honden en die drie euthanasieverklaringen mede heeft ondertekend (al dan niet p/o), bestaan geen vraagtekens. Sterker nog, ze was binnen het asiel en binnen de afdeling Groningen van de Dierenbescherming een grote onbekende. Er was alleen een eenmalig mailcontact met de interim-regiomanager aan vooraf gegaan. Haar eventuele gedragsdeskundigheid, kwalificaties en expertise waren onbekend bij zowel de interim-regiomanager als de asielbeheerster en zijn ook niet op internet te achterhalen. Zuidwolde De wijze waarop de euthanasiecommissie van Zuidwolde invulling geeft aan haar rol achten we in strijd met het euthanasieprotocol nu de gedragsdeskundige de te euthanaseren dieren niet altijd zelf beoordeelt en afgaat op de verklaringen van de andere leden van de euthanasiecommissie.
16
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
5.4
Transparantie De paragraaf in het Handboek Asielen van de landelijke Vereniging over het euthanaseren van dieren begint als volgt: “Euthanasie is een beladen onderwerp binnen de asielwereld. Iedereen heeft er een mening over. Echter met een zorgvuldig en diervriendelijk beleid, heldere afspraken en een goede uitleg aan vrijwilligers en publiek kunnen veel discussie en problemen m.b.t. het inslapen van dieren worden voorkomen.” Duidelijk is dat de discussie en problemen met betrekking tot het inslapen van dieren in de praktijk niet zijn voorkomen in Winschoten. Integendeel. Van een “goede uitleg aan vrijwilligers en publiek” was in de zes concrete gevallen waar dit onderzoek om gestart is, maar ook in een aantal andere gevallen die in dit rapport beschreven staan, onder de maat. Dat betreft in de eerste plaats de interne uitleg (transparantie). De interim-regiomanager heeft tot twee keer toe expliciet per mail bij de asielbeheerster geïnformeerd naar de toestand van de zes honden en in de mails ook aangegeven dat ze geen toestemming heeft gegeven voor het euthanaseren van honden zonder dat daar de euthanasiecommissie aan te pas is gekomen. De asielbeheerster heeft de gevraagde informatie niet gegeven. Toen er al honden geëuthanaseerd waren, bleef ze in de tegenwoordige tijd over de honden spreken, als waren ze nog in leven. Het verweer dat deze informatie niet gegeven is omdat niet de interim-regiomanager maar de euthanasiecommissie beslist over het euthanaseren van dieren, snijdt geen hout. In de mails heeft de interim-regiomanager niet gesteld zelf te willen beslissen over de eventuele euthanasie, maar heeft ze er juist expliciet op gewezen dat de euthanasiecommissie hierover dient te beslissen. Wij kunnen niet anders concluderen dan dat de asielbeheerster doelbewust informatie heeft onthouden aan haar leidinggevende. Ook de externe communicatie over het euthanaseren van honden verloopt in Winschoten onder de maat. Diverse honden, niet alleen de zes die centraal staan in dit onderzoek maar ook andere, zijn eerst op de site geplaatst onder het kopje ‘ik zoek baas’ en later geëuthanaseerd. Op de site wordt in die gevallen aangegeven dat het dier geplaatst is bij een nieuwe eigenaar (‘ik heb baas’). Dit zou kiezen uit twee kwaden zijn, omdat het veel vragen en emoties zou oproepen als een hond opeens van de site zou zijn verdwenen. Wij zijn echter van mening dat er nog veel meer vragen en emoties worden opgeroepen als iemand er achter komt dat een hond die geplaatst lijkt te zijn, in werkelijkheid geëuthanaseerd is. Wij zien geen enkele reden om de waarheid geweld aan te doen door ten onrechte te beweren dat een hond geplaatst is.
5.5
Was de euthanasie van de zes honden terecht? Vanuit het asiel in Winschoten wordt gesteld dat een aantal honden dermate grote gedragsproblemen vertoonden, agressie vertoonden naar mens en dier en dat er geen kans bestond op plaatsbaarheid. Dit was ook de unanieme mening van de euthanasiecommissie. Door anderen binnen en buiten de dierenbescherming wordt dit betwist.
17
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Het is met terugwerkende kracht moeilijk vast te stellen of het euthanaseren van de honden terecht was. Een beoordeling hiervan is zeker niet door ons te geven. Wij beschikken niet over deze expertise. Om deze reden zijn drie onafhankelijke experts gevraagd een oordeel uit te spreken over de zes euthanasiegevallen. Dit betreft Suzanne Welling (Martin Gaus Hondenschool Lelystad), Matthijs Schilder (Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht) en Joanne van der Borg (DogVision). Hun volledige (en geautoriseerde) verklaringen zijn weergegeven in bijlage 3. De experts hebben hun oordeel gebaseerd op alle informatie die ook aan ons is verstrekt. Het betrof de euthanasieverklaringen, een verslag van observaties en een schriftelijke verklaring van een vrijwilliger. Hoewel de waarheidsgetrouwheid van deze schriftelijke bronnen door sommige gesprekspartners ook in twijfel zijn getrokken, achten wij ze wel een goede basis voor een secundaire beoordeling, te meer omdat een aantal van de bevindingen van de externe experts gebaseerd is op objectieve gegevens over bijvoorbeeld de afkomst van de honden. We hebben de experts gevraagd hun oordeel te geven over de volgende vragen: Waren er in deze gevallen redenen om tot euthanasie over te gaan? Kunnen gedragsproblemen na één dag vastgesteld worden? Meerdere honden uit dezelfde roedel met vaak dezelfde achtergrond zijn wel geplaatst. Betekent dat niet dat de geëuthanaseerde honden ook kans hadden om geplaatst te worden? Waren er in deze gevallen redenen om tot euthanasie over te gaan? Twee van de drie geraadpleegde externe experts waren van mening dat hier wel gronden voor waren. Welling: “Dat er besloten is dat om deze honden met een dergelijke achtergrond in te laten slapen, daar kan ik me alles bij voorstellen.” Schipper: “Vanuit twee uitgangspunten vind ik het euthanasieadvies gerechtvaardigd”. Van der Borg durft deze conclusie niet aan: “Op grond van de verstrekte informatie staat voor mij niet vast dat het gedrag van de honden te verklaren zou zijn uit een gebrekkige socialisatie.” Eén van de overwegingen van de gedragsdeskundige om tot euthanasie over te gaan was dat alleen een biologische moeder van een hond in staar is sociale gedragsvaardigheden aan te leren. Door Schipper, Van der Borg en Welling wordt dit unaniem bestreden. Overigens is ook de gebruikte ING-methode bij geen van de geraadpleegde experts bekend. Kunnen gedragsproblemen al na één dag worden vastgesteld? Schilder geeft aan dat een diagnose vrij snel te stellen is, zeker als de geschiedenis van de honden bekend is. Hij vindt het gerechtvaardigd om in een dergelijk geval snel te beslissen. Welling en Van der Borg zijn een andere mening toegedaan. Welling geeft aan dat twee weken fair zou zijn geweest en Van der Borg lijkt het ongewenst dat de honden op de eerste dag na binnenkomst in het asiel al getest worden. Is het relevant dat andere honden uit dezelfde roedel wel geplaatst zijn? Zowel Schipper als Welling geeft aan dat als sommige honden uit een roedel geplaatst zijn, dat niet per definitie betekent alle honden geplaatst hadden kunnen worden.
18
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
5.6
Eindbeoordeling De euthanasiecommissie was unaniem in haar oordeel bij de zes honden die in dit onderzoek centraal stonden. Ook vrijwilligers en andere medewerkers van het Winschoter asiel hebben meegedacht over deze gevallen. Hun inzet, toewijding en passie voor dieren, die we ook ervaren hebben in een groepsgesprek dat we op het asiel hadden, is voor ons boven elke twijfel verheven. We zetten overigens wel nadrukkelijk vraagtekens bij de soms stellige meningen van sommige meer of minder direct betrokken personen (ook binnen de Dierenbescherming) over de (vermeende) toestand van de honden, terwijl ze de honden zelf nooit gezien hebben. Deze meningen waren louter gebaseerd op grond van horen-zeggen, oude beelden van de honden op Facebook en geruchten. Er zijn naar ons oordeel stevige bedenkingen te plaatsen bij de zorgvuldigheid waarmee in dit geval de besluitvorming over het euthanaseren van de honden in zijn werk ging. Geen van de leden van de euthanasiecommissie, dus noch de asielbeheerster noch de dierenarts noch de gedragsdeskundige, heeft in dit besluitvormingsproces naar ons oordeel voldoende aandacht besteed aan de benodigde zorgvuldigheid. Daarbij speelt mee dat er al langere tijd geruchten waren dat er in Winschoten onterecht honden zouden worden geëuthanaseerd. Er kon daarom niet zorgvuldig genoeg worden omgegaan met eventuele nieuwe gevallen. Het euthanaseren van asieldieren is altijd een beladen onderwerp, maar Winschoten lag wat dit betreft ook nog eens onder een vergrootglas. De zorgvuldigheid die altijd betracht moet worden als er euthanasie wordt toegepast, woog in Winschoten daarom extra zwaar. Aan de ‘standaard-zorgvuldigheid’ is naar onze mening niet voldaan, laat staan aan extra zorgvuldigheid. De volgende aspecten wegen voor ons daarbij het zwaarst: 1. Hoewel het vaststellen van gedragsproblemen na één dag niet onmogelijk is, was het veel zorgvuldiger geweest om niet zo snel tot euthanasie over te gaan. Er was naar ons oordeel geen acute noodzaak voor. Dat drie jonge honden pas later, na ongeveer twee weken, zijn geëuthanaseerd kwam verder niet voort uit het oogpunt van zorgvuldigheid, maar kwam door louter praktische redenen: de gedragsdeskundige was wegens gezondheidsproblemen niet in staat alle honden te beoordelen. De toestand van de honden was daarbij geen overweging; die verschilde volgens de gedragsdeskundige niet. 2. Euthanasieverklaringen zijn beperkt ingevuld en summier, niet vooraf opgesteld en ondertekend en waarbij sommige handtekening p/o zijn geplaatst. Ook overigens wordt niet of nauwelijks op papier verantwoord welke afwegingen zijn gemaakt, welke testen zijn gehanteerd, etc. Uit het onderzoek bleek voorts dat ook onjuiste overwegingen hebben meegespeeld, zoals de stelling dat alleen biologische moederhond in staat zou zijn sociaal gedrag aan te leren bij jonge honden. 3. De gedragsdeskundige van het asiel Winschoten kan niet als onafhankelijk worden aangemerkt, waarmee evident wordt afgeweken van het beleid, en een second opinion is gevraagd aan iemand waarvan de gedragsdeskundigheid niet bekend was bij het asiel of de afdeling en die ook nergens uit bleek. 4. Er was sprake van ondermaatse interne transparantie en onjuiste externe informatie die minstens de schijn opwekken dat het asiel wat te verbergen had en die een zweem van geheimzinnigheid en onoprechtheid oproept die juist bij een beladen onderwerp als het euthanaseren van dieren vermeden moet worden.
19
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
6
Conclusies en aanbevelingen
6.1
Conclusies De centrale vraagstelling van het onderzoek luidde als volgt: Berusten de beschuldigingen van oud-vrijwilligsters over het euthanaseren van gezonde dieren in het dierenasiel van Winschoten op waarheid, in hoeverre wordt het beleid van het asiel Winschoten over dit onderwerp nageleefd, hoe is het eventuele niet-naleven van het beleid te verklaren en hoe kan de naleving verbeterd worden? Op grond van de voorgaande hoofdstukken kunnen de deelvragen uit deze centrale vraagstelling als volgt beantwoord worden: 1.
Berusten de beschuldigingen van oud-vrijwilligsters over het euthanaseren van gezonde dieren in het Dierenasiel van Winschoten op waarheid? Vanwege de naar ons oordeel ontoelaatbare onzorgvuldigheid in het besluitvormingsproces en deels onjuiste gronden om (na één dag) tot euthanasie over te gaan achten we zeker deze gevallen van euthanasie niet verdedigbaar. Zo is heel snel besloten tot euthanasie, is de euthanasie slechts summier en onvolledig toegelicht en verantwoord, is – in strijd met het beleid – geen onafhankelijke gedragsexpert geraadpleegd, vond de euthanasie deels op onjuiste gronden plaats en heeft men zowel intern (binnen de Dierenbescherming) als extern (richting het publiek) doen voorkomen dat de honden nog in leven waren toen dat al niet meer het geval was. Overigens zou een zorgvuldige afweging op grond van de juiste gronden uiteindelijk wel hebben kunnen leiden tot eenzelfde uitkomst.
2.
In hoeverre wordt het beleid op dit onderwerp nageleefd? Antwoord: Het beleid wordt deels nageleefd. Een belangrijk punt waarop het euthanasiebeleid van de afdeling en het asiel niet wordt nageleefd is dat de gedragsdeskundige die zitting heeft in euthanasiecommissie van Winschoten geen onafhankelijke externe zonder banden met het asiel is.
20
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
3.
Hoe is het niet-naleven van het beleid te verklaren? Antwoord: Wij kunnen geen verklaring geven voor de wijze waarop in dit geval de besluitvorming over het euthanaseren van de zes honden is verlopen. In de interviews die we hebben gevoerd is zonneklaar geworden dat onderlinge persoonlijke verhoudingen rond het asiel in Winschoten soms abominabel zijn en dat er sprake is van verschillende ‘kampen’, beschuldigingen over en weer, lastercampagnes op internet, haat en nijd. Er zijn diverse speculaties, maar wij gaan ons hierin niet mengen.
4.
Hoe kan de naleving verbeterd worden? Antwoord: In paragraaf 6.2 zijn hiertoe aanbevelingen geformuleerd.
6.2
Aanbevelingen Het euthanaseren van dieren is een delicate kwestie waarmee zeer zorgvuldig dient te worden omgegaan. Als een dier geëuthanaseerd wordt, wat onder bepaalde omstandigheden noodzakelijk geacht kan worden en niet in strijd is met het beleid van de Dierenbescherming, dient dat door de zorgvuldige en transparante afweging niet voor discussie vatbaar te zijn. Onze aanbevelingen zijn erop gericht dat in de toekomst te waarborgen. 1.
De afdeling stelt één euthanasiecommissie voor beide asielen aan waarin onder meer een gekwalificeerde gedragsdeskundige zitting heeft die geen enkele band als vrijwilliger of medewerker heeft (gehad) met de asielen of de afdeling.
2.
De te hanteren procedures en te doorlopen stappen in geval van euthanasie worden gedetailleerd beschreven in een door de afdeling op te stellen protocol. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de omstandigheden waaronder een dier acuut geeuthanaseerd kan worden.
3.
De beslissing om over te gaan tot euthanasie (zowel op medische gronden als op grond van gedrag) wordt uitgebreid onderbouwd, waarbij de gronden voor euthanasie, de gehanteerde testen en resultaten ervan worden beschreven.
4.
Indien tot euthanasie is overgegaan wordt hierover openheid betracht. De afdelingsmanager en de eventuele vorige eigenaar van een dier worden hierover actief geïnformeerd. Desgevraagd worden derden geïnformeerd over de gronden voor de euthanasie.
5.
Asielbeheerders worden begeleid en gecoacht in het zorgvuldig uitoefenen van hun verantwoordelijkheden met betrekking tot kwetsbare processen als het euthanaseren van dieren.
21
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Bijlage 1: geïnterviewde personen De volgden personen zijn geïnterviewd: Regiomanager afdeling Groningen Twee voormalige (interim-)regiomanagers afdeling Groningen Beleidsmedewerker afdeling Groningen Twee voormalige bestuursleden afdeling Groningen Twee vrijwilligers afdeling Groningen Asielbeheerster Winschoten Twee asieldierenartsen Drie oud-vrijwilligers/medewerkers asiel Winschoten Twee medewerkers asiel Zuidwolde Twee oud-vrijwilligsters asiel Zuidwolde Regioconsulent landelijke Vereniging Beleidsmedewerker Nederlandse Vereniging tot bescherming van Dieren Districtsinspecteur LID Een persoon die zich gemeld heeft bij de commissie-Waalkens omdat ze relevante informatie zou hebben Daarnaast is een groepsgesprek gehouden met vrijwilligers en medewerkers van het asiel van Winschoten.
i
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Bijlage 2: blanco euthanasieverklaring
ii
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Bijlage 3: verklaringen experts Verklaring Suzanne Welling
Psychologe, gedragsdeskundige en directeur van Martin Gaus Hondenschool Lelystad
Het is heel lastig oordelen voor mij, zo zonder de honden gezien te hebben en met de gebrekkige informatie waar ik over beschik. Dat er besloten is dat om deze honden met een dergelijke achtergrond in te laten slapen, daar kan ik me alles bij voorstellen. De kans op een toekomst zonder ongelukken binnen onze maatschappij was minimaal. Er zijn zo ontzettend veel vormende omstandigheden die belabberd waren voor deze honden, dat de kans dat zij ooit een waardig bestaan zouden kunnen leiden binnen onze stampvolle maatschappij minimaal is. Ouderdieren uit het Oostblok (waar dikwijls niet op prettige karaktertrekken geselecteerd wordt), te jong uit het nest gehaald, geen of onvoldoende socialisatie met omgevingsprikkels, mentale en fysieke verwaarlozing, en de leerervaring dat vechten de enige uitweg is (tot op de dood!)… Het spreekt allemaal tegen ze. Terecht wordt door het asiel aangegeven dat het als plaatsende instantie een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft. Als ik het zo in kan schatten, kennen deze honden geen remmingen. Wanneer zij de fout in gaan (in de agressiemodus komen jegens mens of dier), dan gaan ze hoogstwaarschijnlijk door tot het subject niet meer beweegt. Wel blijft de vraag hangen waarom er niet meer tijd is genomen om te bekijken in hoeverre de honden zouden settelen in een deugdelijke omgeving en/of bijgestuurd zouden kunnen worden met de juiste begeleiding. Nergens in de stukken zie ik een verklaring voor het feit dat deze honden niet de tijd hebben gekregen om te acclimatiseren, om vervolgens uitgebreid geobserveerd te worden. De enige verklaring die ik kan bedenken is dat het onmogelijk zou zijn om de honden gedurende die periode een gedegen verzorging te geven omdat zij te gevaarlijk zijn. Het lijkt mij dat dit met de nodige maatregelen wel overkomelijk zou moeten zijn en dat deze periode ze dus wel gegund had moeten worden. Een periode van twee weken zou fair zijn geweest. Er zijn vele factoren die een vormende rol spelen in die eerste kritieke periode van een hondenleven. Een pup ontwikkelt zijn basale sociale vaardigheden tijdens het samenspel met zijn nestgenootjes en in zijn contact met de moederhond en/of andere aanwezige volwassen honden. Biologisch verwantschap speelt hier geen rol bij. Een stabiele, betrokken sociaalvaardige hond is prima in staat om als surrogaatmoeder op te treden.
iii
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Ervan uitgaande dat het duidelijk is of de jonge honden biologisch verwant zijn, hoeft het niet vreemd te zijn dat sommige honden uit de roedel wel geplaatst konden worden. Genetische aanleg speelt een belangrijke rol in het al dan niet ontwikkelen van gedragsproblemen bij een niet optimale start. Verklaring dr. MBH Schilder
Etholoog, Dept. Dier in Wetenschap en Maatschappij, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. Erkend als Associate door de European College of Animal Welfare and Behavioural Medicine- Behavioural Medicine sub-speciality). Erkend als politie-deskundige door de Landelijke Deskundigheids Makelaar (Politieacademie).
Reagerend op de stukken vind ik het volgende: 1. Van de jonge honden waren er enkele met ernstige welzijns- en agressieproblemen, mede veroorzaakt door een slechte socialisatie en het te vroeg van de teef zijn weggehaald. 2. Onze ervaring is dat dit type gedragsproblemen niet tot zeer moeilijk is op te lossen en al helemaal niet op de kortere termijn en ook niet vanwege de genoemde combinatie van oorzaken. 3. Dat betekent dat het toch al aangetaste welzijn van de honden zeer problematisch zal blijven gedurende (vele maanden tot) jaren. 4. De prognose voor dergelijke honden is slecht, zoals ook uit de literatuur blijkt: bijvoorbeeld Lindsey deel 1, Scott & Fuller, Freedman. 5. Dergelijke diagnoses zijn inderdaad vrij snel te stellen, zeker als de geschiedenis van de honden bekend is. 6. Hoewel met medicatie de angst en eventueel ook het agressieve bijtgedrag (deels) kan worden onderdrukt, betekent dit een medicatietraject van 1-3 jaar, met bovendien het risico dat in het begin het agressieve gedrag kan toenemen; daarbij moeten de communicatieve vaardigheden van de honden worden verbeterd met zowel personen als dieren. 7. Het geheel betekent dat plaatsingskansen vrijwel nihil zijn, de te verwachten welzijnsverbetering op korte termijn ook zeer gering (op zeer lange termijn is wel verbetering te verwachten, maar honden met een ernstige socialisatiedeficiëntie worden nooit helemaal normaal). Bovendien is ook niet een goede verbetering te verwachten ten aanzien van het nogal ongeremde agressieve gedrag, zonder het nemen van behoorlijke risico’s ten aanzien van de veiligheid van dier en mens en zonder dat medicatie wordt ingezet. 8. Vanuit twee uitgangspunten vind ik dus het euthanasie-advies gerechtvaardigd: namelijk het waarschijnlijk slechte welzijn (veel angst) en de slechte prognose
iv
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
daarvan; en het overmatige agressieve gedrag (op een zo jonge leeftijd) en de eveneens slechte prognose daarvan. Een bijdragend punt is de zeer geringe kans op een geslaagde plaatsing met honden, die een dermate forse problematiek hebben met genoemde oorzaken. 9. Ik vind het om genoemde redenen ook gerechtvaardigd om in dit soort ernstige gevallen met een slechte prognose snel te beslissen en eventueel tot euthanasie te besluiten. Dat na één minuut kan worden vastgesteld dat een hond gedragsproblemen heeft, lijkt me rijkelijk kort. 10. Het is niet opmerkelijk dat andere honden uit de roedel wel succesvol zijn geplaatst. Ik heb ook met een groot nest onvoldoende-gesocialiseerde pit bulls te maken gehad, waarvan we de agressieve dieren meteen hebben laten inslapen, de andere honden hebben nog een kans gehad door ze een socialisatieprocedure te laten ondergaan, maar van die rest hebben we toch ook na een paar maanden socialiseren een deel laten inslapen wegen gebrek aan progressie. Slechts een paar honden verbeterden voldoende en konden uiteindelijk na veel moeite worden geplaatst. 11. Het is niet zo dat alleen de biologische moederhond pups wat kan leren, ook een foster-hond kan dat. Als er maar een goed functionerende moederhond bij de pups is. Als die Betty niet de moederrol vervuld heeft (o.a. door te zogen en pups te corrigeren als ze haar te hard beten), dan klopt het dat die fase onvoldoende is ingevuld. Dat heeft er echter niets mee te maken of het de biologische moeder was of niet. Verklaring Joanne A.M. van der Borg
Gedragsbioloog / hondengedragstherapeut, DogVision kynologisch adviesbureau
Geplaatst worden in een asiel is voor de meeste honden een stressvolle gebeurtenis. In de eerste 10 dagen is gemiddeld genomen een verhoging te zien van het stresshormoon cortisol, waarbij op de eerste drie dagen de hoogste waarden zijn gemeten. Na aanpassing aan de asielsituatie zie je bij deze honden dat het cortisolniveau terug keert naar waarden die vergelijkbaar zijn met huishonden. Honden, die dus niet in staat zijn om zich aan te passen aan de nieuwe omgeving laten langduriger verhoogde cortisolwaarden zien. Dat betekent dat het stresssysteem bij deze honden in verhoogd mate geactiveerd blijft. In dit geval gaat het om honden die in beslag genomen zijn. De beschrijving van de situatie waarin de honden zich bevonden tijdens de inbeslagname is als extreem stressvol aan te duiden. De honden zijn ondervoed en zitten in een te krappe, sterk vervuilde huisvesting, waarbij met grote waarschijnlijkheid gevochten werd om voedsel. Dat verklaart de voerbak- en prooinijd, die vrijwel alle jonge honden vertonen. Overigens was Betty, de enige volwassen hond, wel goed doorvoed.
v
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Het is mogelijk om door middel van een gedragstest, die valide en betrouwbaar is, een beeld te krijgen van mogelijk aanwezige gedragsproblemen bij een asielhond. Zie daarvoor onder andere mijn wetenschappelijke publicatie (Van der Borg e.a., 1991: Behavioural testing of dogs in animal shelters to predict problem behaviourPredictive value, in Applied Animal Behaviour Science). De vraag is wanneer de test het beste afgenomen kan worden: direct bij binnenkomst of op een later tijdstip. Ervaren gedragsdeskundigen hebben op basis van wetenschappelijk onderzoek aangegeven dat het testen van honden vrijwel direct na inbeslagname een waarschijnlijk minder goed beeld geeft van de hond. Ongeveer na 7 tot 10 dagen lijkt de meest optimale tijd om een hond te testen. Gaat het om het vaststellen van mogelijke gedragsproblemen dan lijkt het mij ongewenst deze honden op de eerste dag na binnenkomst in het asiel te testen. De honden zijn namelijk lichamelijk niet in orde zijn (ondervoed en Giardia) en bovendien uit een traumatische situatie afkomstig. De lichamelijk zorg zou de eerste prioriteit moeten hebben. Hooguit zouden enkele eenvoudige testjes gedaan kunnen worden met het oog op een veilige huisvesting en omgang met de hond. Dit om bijtincidenten met andere honden en verzorgers te voorkomen. Helaas zijn er geen opnamen van de afgenomen testen in het asiel. Het is voor mij niet mogelijk om aan te geven of euthanasie de juiste consequentie van de testuitslagen zouden zijn. Op grond van de verstrekte informatie staat voor mij niet vast dat het gedrag van de honden te verklaren zou zijn uit een gebrekkige socialisatie. De beschrijvingen van de testuitslagen zijn enkel summiere interpretaties van het vertoonde gedrag. Ook de aanduiding “kent geen hondentaal” is onduidelijk wat daarmee bedoeld wordt. Duidelijke objectieve gedragsobservaties ontbreken in de rapportages van de testuitslagen, waardoor het onmogelijk is een beeld te vormen van het gedrag van de honden. De honden zouden vanaf een leeftijd van 3 weken moederloos zijn opgegroeid. Op de videofilm zie ik twee volwassen honden en een aantal pups ouder dan 3 weken. De uitspraak dat alleen de biologische moeder zou kunnen zorgen voor een goede ontwikkeling van de pups is onjuist. Bij honden is het goed mogelijk dat niet verwante volwassen honden de rol van pleegmoeder op zich nemen, zoals de twee volwassen honden op de video. Het feit dat de volwassen hond Betty in het asiel geen contact zoekt met de jonge honden kan vele verklaringen hebben. Daar is de conclusie dat zij geen rol heeft gespeeld als pleegmoeder niet op te baseren. Overigens is ook de aanwezigheid van nestgenoten van groot belang voor een goede sociale ontwikkeling van honden. Bij alle 6 de jonge honden is als reden van euthanasie “gedrag” aangekruist. Bij alle 6 de honden staat in het dossier door de gedragsdeskundige vermeld dat het gaat om honden, die op ongeveer drie weken moederloos werden, niet gesocialiseerd zijn, angst agressie naar mens en dier vertonen.
vi
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Uit de mail is op maken dat de honden in het asiel in eerst instantie bij elkaar geplaatst zijn. Na het uitbreken van gevechten zijn ze apart geplaatst. De daaropvolgende dagen (= binnen 1 week na aankomst in het asiel) zijn de overgebleven honden getest. Het is niet duidelijk welke test de honden ondergaan hebben. Mij is verteld dat het zou gaan om een ING-test, gebaseerd op de theorie van Turid Rugaas. Ik heb nooit gehoord van deze test en in de wetenschappelijke literatuur is deze test evenmin beschreven, laat staan gevalideerd. Overigens is Turid Rugaas is een zelfbenoemde gedragsdeskundige, zonder wetenschappelijke achtergrond. De honden zijn in en buiten de kennels getest. De uitslagen per hond en de testonderdelen waarop de honden zijn getest ontbreken. Uit de conclusies valt te lezen dat het gaat om honden die niet gesocialiseerd zijn, angstagressie vertonen, voerbaknijd onderling en naar medewerkers, ze zijn ondervoed, en niet gewend aan fysiek contact. De gedragsdeskundige geeft als antwoord op de vraag of na één dag al kan worden vastgesteld dat een pup gedragsproblemen heeft: “Ja dit kan al na 1 minuut. De BIOLOGISCHE moederhond is gedragsbepalend voor de rest van het leven van de hond. De achtergrond van deze honden was dat zij moederloos waren vanaf 3 weken en dan is het perspectief nihil vanwege het ontbreken van de inprentingsperiode. De sociale gedragsvaardigheden in deze periode kunnen uitsluitend door de BIOLOGISCHE moederhond worden aangeleerd. De aanwezige volwassen teef (Betty) was absoluut NIET de biologische moeder.” De aanname dat de biologische moeder van groot belang is voor de ontwikkeling van pups is juist. Echter bij het wegvallen van de biologische moeder kan deze rol vrij makkelijk overgenomen worden door een pleegmoeder. Bij de pups op de video zijn twee volwassen teven aanwezig, dus is het wel mogelijk dat een of beide honden de rol van pleegouder op zich hebben genomen. Ook zou deze volwassen teef op grond van uiterlijk en gedrag niet de biologische ouder van (een deel) van de jonge honden zijn. Dat is op grond van uiterlijk en gedrag niet vast te stellen, daar is DNAonderzoek voor nodig.
vii
EEN ZAAK VAN LEVEN OF DOOD
Bijlage 4: Geëuthanaseerde honden als geplaatst op site De geëuthanaseerde honden Michigan, Aramissa, Kinyara, Texas en Indiana als geplaatst op de website van het asiel.
viii