OMZENDBRIEF VAN 28 DECEMBER 1972 BETREFFENDE DE RADIOPROCEDURE VOOR DE BRANDWEER EN HET GEBRUIK VAN DE TWEE NATIONALE FREQUENTIES. Het gebruik van radioverbindingen heeft de laatste jaren een gevoelige uitbreiding gekend in alle hulpdiensten. Men kan nu zonder meer stellen dat de radio een onmisbaar werktuig geworden is, zowel bij brandbestrijding en vervoer van zieken en gekwetsten, als bij enige andere dringende hulpverlening. Anderzijds kunnen wij vaststellen dat de vermenigvuldiging van de radionetten en het gebruik ervan, nu reeds bepaalde moeilijkheden verwekt. De oorzaak dient gezocht in het foutief gebruik van radioverbindingen, of een onvoldoende kennis van de mogelijkheden ervan. Ten einde te verhelpen aan deze moeilijkheden en tot een optimaal gebruik van de radioinstallaties te komen, bleek het nodig bepaalde principes en gemeenschappelijke gebruiksregels vast te leggen. Dit is meteen het onderwerp van dit schrijven.
ALGEMENE PRINCIPES. De hulpdiensten : civiele bescherming, brandweer en [100]-centra, beschikken over toestellen met 6 kanalen, waarvan er minstens 3 van een welbepaalde frekwentie voorzien zijn, te weten : op kanaal 1 : de eigen werkfrekwentie, die in de meeste gevallen gedeeld wordt met nog andere diensten. Het is inderdaad zo dat het aantal beschikbare frekwenties te klein is om aan elke dienst een aparte frekwentie te geven. De toewijzing van de frekwenties gebeurt heden nochtans, in de mate van het mogelijke, planmatig. In bijlage 1 van de radioprocedure vindt U een frekwentielijst, opgesteld op 18.09.1972. op kanaal 2 : de 1ste nationale frekwentie van de hulpdiensten : 166,440 MHz. Deze frekwentie wordt de nationale luisterfrekwentie . Voor verdere details raadplege men bijlage 3 van de radioprocedure.
De Civiele bescherming als dusdanig beschikt op kanaal 4 en 5 over de zogenoemde "gemeenschappelijke" frekwenties van de C.B. : 166,870 en 166,930 MHz.
RADIOPROCEDURE. De voorschriften bij het gebruik van radiotelefonische verbindingen worden in de hierbijgevoegde bundel "radioprocedure" gegeven. Het is belangrijk dat iedereen ze strikt toepast.
AANPASSING VAN DE INSTALLATIES. Bij de volgende aankopen van radiomaterieel voor de brandweer, zal het Ministerie van Binnenlandse Zaken de toestellen laten uitrusten met 3 frekwenties, zoals het trouwens reeds sedert 1969 gebeurt. Geleidelijk aan zal ook een speciale luisterpost voor kanaal 3 voorzien worden. Ik moge ondertussen de verschillende betrokken instanties verzoeken de gepaste schikkingen te treffen om dit radioplan vlot te verwezenlijken.
-1-
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
op kanaal 3 : de 2de nationale frekwentie van de hulpdiensten : 166,370 MHz. Deze frekwentie wordt de nationale werkfrekwentie bij gezamenlijke tussenkomsten van verschillende hulpdiensten. Men raadplege weer bijlage 3 van de radioprocedure voor verdere details.
RADIOPROCEDURE VOOR DE BRANDWEER 1. INLEIDING. 1.1. Radioverkeer, radionetten en de mogelijkheden ervan. 1.1.1. Radioverkeer. Bij het radioverkeer wordt gebruik gemaakt van elektromagnetische golven om spraak-, muziek- of codesignalen over te brengen tussen twee of meerdere punten. Het signaal wordt aldus door de zender uitgezonden en door de ontvanger weergegeven. Hierbij moeten we dadelijk aanstippen dat de uitzending zich in verschillende richtingen voortplant - waardoor de uitgezonden energie zich in de ruimte verspreidt. Een radioverbinding is dus elastisch en niet direct plaatsgebonden, waar dit met een draadverbinding wel het geval is. Om de spraak-, muziek of codesignaal over te brengen, gebruikt men dus een draaggolf. Deze draaggolf bepaalt meteen de golflengte of frekwentie van de zender en ontvanger. Het bewerken van de draaggolf met het nuttige signaal (b.v. de spraak) heet men moduleren : de draaggolf wordt gemoduleerd. De gemoduleerde draaggolf wordt uitgezonden, resp. ontvangen langs de antenne. De opstellingsplaats van de antenne wordt dus erg belangrijk. Alvorens echter de draaggolf de ontvanger kan bereiken, moet zij zich voortplanten door de ruimte, waar zij voortdurend verzwakt wordt. Zoals licht kan afgeschermd worden door een ondoorschijnend voorwerp, zo kan ook de draaggolf afgeschermd worden, vooral dan door metalen voorwerpen. Men dient verder te weten dat sommige voorwerpen de draaggolf niet volledig afschermen, maar wel gevoelig verzwakken. Hieruit kan men meteen besluiten dat ook de verbindingsweg tussen zender en ontvanger - in rechte lijn- belangrijk is voor het verkrijgen van een goede verbinding. 1.1.2. Radionet.
a) de vaste post : is de zender-ontvanger die vast in de kazerne staat opgesteld; b) de mobiele posten : zijn de posten die bij een voertuig horen; c) de draagbare posten : zijn de zender-ontvangers die werken op herlaadbare batterijen, en die meegedragen worden; d) de leidende post : is normaal de vaste post, tenzij de officier-dienstchef een ander toestel uitdrukkelijk "leidend" zou maken (zie verder ¤5). 1.1.3. Mogelijkheden en beperkingen van de radioverbindingen. 1.1.3.1. Werkingswijze. Een radionet kan opgebouwd worden a) in simplex : hierbij werken zender en ontvanger op dezelfde frekwentie. Men moet afwisselend spreken en luisteren, en alle posten van het net kunnen met mekaar in verbinding komen. De brandweer werkt in simplex. b) in duplex : hierbij werken zender en ontvanger op een verschillende frekwentie. Men kan voortdurend spreken en luisteren zoals bij een gewoon telefoongesprek - Er dient echter opgemerkt dat gelijkaardige posten bv. twee mobiele posten - niet met mekaar in contact kunnen komen, tenzij via de vaste post. c) semi-duplex : de vaste post werkt in duplex, de andere posten in simplex. De mobiele posten
-2-
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
Een radionet wordt opgebouwd door verscheidene zender-ontvangers die allen op dezelfde frekwentie(s) werken en aldus met mekaar in contact kunnen komen. Bij de brandweer onderscheiden we :
kunnen ook hier niet rechtstreeks met mekaar in contact komen. 1.1.3.2. Reikwijdte. De reikwijdte hangt o.a. af van - het hoog-frekwentievermogen van de zender ; - de hoogte van zend- en ontvangantenne (belangrijk punt) ; - de atmosferische omstandigheden (mist tegen helder weer) ; - de bodemeigenschappen (goed- of slechtgeleidend) ; - de schermwerking van eventuele hindernissen (vergelijk een metalen constructie met een stenen gebouw). Het is dus zo dat de reikwijdte nooit precies vastligt en men bijgevolg slechts kan spreken van een gemiddelde reikwijdte van bv. 30 km. 1.1.3.3. Verbindingen. Bij het verwezenlijken van een radioverbinding zal men zo veel mogelijk de gunstigste opstellingsplaats kiezen. Een kleine verplaatsing van het mobiel of draagbaar toestel kan in sommige gevallen een merkelijke verbetering brengen. Bij moeilijk radiocontact zal men dus met een draagbaar toestel de plaats opzoeken waar men de beste verbinding bekomt, terwijl men met een voertuig zo mogelijk even halt houdt op een gunstige plaats. Uit het voorgaande kan men verder afleiden dat de nabijheid van telefoonlijnen, metalen constructies en zo meer, ongunstig kan werken op de kwaliteit van de radioverbindingen. 1.2. Radioprocedure. 1.2.1. Bepaling. Onder radioprocedure verstaan wij het geheel van voorschriften die toegepast worden bij radiotelefonische verbindingen.
Bij het bedienen van een zender-ontvanger moet men steeds volgende punten indachtig zijn : a) men werkt in simplex, d.w.z. terwijl men in uizending is kan men onmogelijk door een andere post bereikt worden, ook niet wanneer dit zeer dringend nodig is (vandaar : korte zinnen) ; b) de uitzending kan misschien een ander, belangrijk bericht storen : inderdaad, enkele andere korpsen werken meestal ook op dezelfde frekwentie. De mogelijkheid bestaat dat - ongeweten een andere uitzending gestoord wordt ; c) een radiopost van het eigen net wacht misschien op het einde van de uitzending om in het net te komen : de mededeling van deze post kan dringend zijn ; d) de bestemmeling ontvangt mogelijk in minder goede omstandigheden de mededeling (traag en duidelijk spreken) ; e) de brandweermededeling moet vlug en zonder kans op misverstand overgebracht worden ; f) het radionet moet effectief gebruikt worden. Het is daarom zonder meer duidelijk dat de goede radiotelefonische berichtgeving volgens bepaalde regels moet verlopen. Deze nota geeft dan ook enkele elementaire voorschriften voor het radioverkeer bij de brandweer.
-3-
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
1.2.2. Waarom radioprocedure.
1.3. De radioverbinding. De brandweer gebruikt zender-ontvangers die kunnen geschakeld worden op verschillende frekwenties in het gebied 165,810 MHz (Aalst) - 166,970 MHz (Genk). Deze zender-ontvangers worden in frekwentie gemoduleerd en beschikken meestal over een omni-direktionele antenne. Dit laatste betekent dat de uitzending zich gelijkmatig in alle richtingen voortplant. Dezelfde omnidirektionele antenne wordt voor de ontvangst gebruikt. De storingsmogelijkheid neemt hierdoor toe, maar operationeel is het omni-direktionele element noodzakelijk. 2. FREKWENTIES EN ROEPNAMEN. 2.1. Frekwenties. De brandweerdiensten beschikken over twee nationale frekwenties van de hulpdiensten (nationale 1 : 166,440 MHz, en nationale 2 : 166,370 MHz), waarvan de gebruiksvoorwaarden in speciale nota's behandeld worden. Verder ontvangt elk korps een zogeheten "EIGEN" frekwentie of werkfrekwentie. De eigen frekwenties worden in bijlage 1 vermeld. 2.2. Roepnamen. De bevoegde diensten van de RTT kennen aan elke zender-ontvanger een roepnaam toe. Deze roepnaam bestaat voor de vaste stations van de brandweer uit het voorvoegsel ONB, gevolgd door een getal van 3 cijfers, bv. Antwerpen : ONB 200. De mobiele en draagbare toestellen hebben een roepnaam met hetzelfde voorvoegsel ONB, echter gevolgd door een getal van 4 cijfers, bv. Antwerpen ONB 2007. Voor de Civiele Bescherming en de voertuigen werkend in het net [100] geldt hetzelfde, met dien verstande nochtans dat het voorvoegsel hier ONC wordt. Verdere details vindt men in bijlage 2.
Zeer belangrijk voor een klare overdracht van de boodschap is het juist gebruik van de mikrofoon. Men zal vooreerst de mikrofoon vanop een gepaste afstand bespreken : de leverancier gaf hieromtrent ongetwijfeld richtlijnen. Het is duidelijk dat hoe verder de mikrofoon van de mond gehouden wordt, hoe meer omgevingsgerucht opgevangen en uitgezonden wordt. Bespreekt men een mikrofoon van te dichtbij anderzijds, dan kan er vervorming optreden. Als vuistregel mag men stellen dat een afstand van 15 cm meestal goed is. Vervolgens zal men iets langzamer dan normaal en vooral duidelijk spreken. Men spreekt op normale sterkte, d.w.z. dat men alleszins niet in de mikrofoon roept - zelfs niet bij groot omgevingslawaai - en verder grote verschillen in geluidssterkte vermijdt.
4. TAAL EN TUCHT. Uiteraard zal men voor radiogesprekken de beschaafde omgangstaal gebruiken. Helemaal fout is de gewoonte van sommige brandweerlieden een beschrijving langs de radio te geven van dingen die niets ter zake doen. Het gesprek zal dus met tucht zakelijk en kort gehouden worden.
5. LEIDING VAN HET RADIONET. De leiding van het radionet berust normaal bij de bedieningsman van de vaste post. Nochtans kan de officier-dienstchef zo nodig en zo mogelijk de leiding van het net nemen via een ander toestel. De vaste post handelt dan verder als een mobiele post, weliswaar met bijzondere eigenschappen en mogelijkheden. Een en ander omtrent de procedure bij gezamelijke tussenkomsten van bv. civiele bescherming en brandweer wordt in bijlage 3 behandeld.
-4-
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
3. GEBRUIK VAN DE MIKROFOON.
6. HET SPELLEN. Moeilijke of als een geheel onuitspreekbare woorden worden gespeld met het spelalfabet : Alpha Hotel Oscar Uniform Bravo India Papa Victor Charlie Juliette Québec Whiskey Delta Kilo Romeo X-ray Echo Lima Sierra Yankee Foxtrot Mike Tango Zoeloe Golf November. Zo mogelijk wordt het woord voor en na het spellen uitgesproken. Voorbeeld : Mobi , ik spel, Mike, Oscar, Bravo, India, Mobi. Wij vernoemden hierbij een eerste procedure-uitdrukking, n.l. "ik spel". 7. CIJFERS. Bij slechte verstaanbaarheid en om alle vergissingen te vermijden, zal men een getal cijfer per cijfer doorgeven. Voorbeeld : 289, ik spel twee-acht-negen, 289.
8. DE OPROEP.
Na de inschakeling van een mobiele of draagbare zender-ontvanger zal men in het net komen met de eerste oproep. Deze oproep is speciaal omdat men hierbij de officiële roepnamen (zie 2.2) zal gebruiken. Na het in net komen zal men verder de gewone roepnamen kunnen gebruiken voor mobiele en draagbare toestellen, in zoverre de gewone oproep, resp. het gewone antwoord (zie verder onder 8.3 en 8.4) gegeven werd. De vaste post wordt dus steeds aangeduid met zijn officiële roepnaam. Voorbeeld : - ONB 2001 roept ONB 200, over. - ONB 200 luistert naar ONB 2001, over. - Hier ONB 2001. Wij verlaten nu de kazerne, over. - Begrepen. Stop voor ONB 2001. 8.2. De gewone roepnamen. De gewone roepnamen worden in de praktijk door de bevelhebber bepaald. Aanbevolen wordt hiervan een lijst samen te stellen. Voorbeelden : Commandowagen - Tweede hulp zuid - Luitenant. 8.3. De gewone oproep. De gewone oproep geeft ons de elementaire konstruktie van een oproep. Samenstelling : de gewone oproep bestaat uit : - roepnaam van het sprekend station - gevolgd door "roept" - roepnaam van het opgeroepen station
-5-
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
8.1. De eerste oproep.
- gevolgd door "over". 8.4. Gewoon antwoord. Het gewoon antwoord geeft ons de elementaire constructie van een antwoord. Samenstelling : - roepnaam van het sprekend station - gevolgd door "luistert naar" - roepnaam van het luisterend station - gevolgd door "over" 8.5. Eerste oproep bij radiocontact tussen de verschillende diensten. Bij de eerste oproep tussen verschillende diensten laat men zijn roepnaam volgen door plaats- en dienstaanduiding. Voorbeeld : - ONB 267, brandweer Aalst, roept ONB 200, brandweer Antwerpen, over. - ONB 200 luistert naar ONB 267, over.
9. VERLOOP VAN EEN RADIOGESPREK. 9.1. Algemeen beginsel. Bij een radiogesprek sluit steeds het leidend station (zie ook ¤ 5), en wel met de procedureuitdrukking "stop voor ..." of kortweg "stop" (zie ook 9.7.). Indien het een gesprek tussen twee niet-leidende stations betreft sluit steeds het station dat het initiatief tot het gesprek nam. 9.2. Samenstelling. Een vast en leidend station roept een mobiele post. gewone oproep door het oproepend station ; gewoon antwoord door het opgeroepen station ; mededeling door het oproepend station ; bevestiging ontvangst of antwoord door het opgeroepen station ; sluiten van het gesprek.
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
-
9.3. Voorbeeld.
-
Een mobiel station roept een ander, niet-leidend mobiel station op. ONB 2351 roept ONB 2349, over. ONB 2349 luistert naar ONB 2351, over. Hier de Luitenant. Waar bevindt U zich, over. Hier de tweede hulp zuid. We bevinden ons in de Breydellaan, over. Breydellaan. Begrepen. Stop voor ONB 2349.
9.4. Voorbeeld.
-
Een mobiel station roept een vast en leidend station op. ONB 2001 roept ONB 200, over. ONB 200 luistert naar ONB 2001, over. Hier materieelwagen. Wij begeven ons nu naar de kelderbrand in de Gezellelaan, over. Naar de kelderbrand in de Gezellelaan. Begrepen. Stop voor ONB 2001.
9.5. Voorbeeld. Een vast en leidend station roept een mobiele post.
-6-
VI/IV.1
- ONB 254 roept ONB 2431, over. - ONB 2431 luistert naar ONB 254, over. - Luitenant, er is brand in de garage, Hogeweg 8. De voorziene hulp werd ter plaatse gezonden, over. - Brand in garage, Hogeweg 8. Ik begeef mij nu ter plaatse, over. - U begeeft zich nu ter plaatse. Begrepen. Stop. 9.6. Eenvoudigheid. Uit de voorbeelden kunnen we afleiden, dat na de gewone oproep en het gewone antwoord, het gesprek een normaal verloop kent. Men zal dus steeds de procedure zo eenvoudig mogelijk houden. In geen geval echter zal men de procedureuitdrukking "over" achterwege laten. 9.7. Vereenvoudiging. Bij goede verbindingen zal men de slotuitdrukking "stop voor ..." mogen beperken tot "stop". Zie ook onder 9.5.. Zo kan eveneens de uitdrukking "luistert naar" beperkt worden tot "luistert". Zie voorbeeld onder 11.1. 10. PRINCIPE VAN HET HERHALEN. Uit de voorbeelden 9.3., 9.4. en 9.5. bleek hoe men bepaalde gegevens bondig als bevestiging van ontvangst herhaalt. Het is van uitzonderlijk belang dit principe zonder aarzelen toe te passen daar waar de minste kans op verkeerd begrijpen bestaat. 11. PROCEDURE UITDRUKKINGEN. Wij verklaarden reeds het gebruik van volgende procedure-uitdrukkingen : ik spel - over - begrepen - hier - roept - luistert naar - stop voor - stop. Zo de commandant het nodig oordeelt kunnen nog volgende uitdrukkingen gebruikt worden :
Wanneer men uit het radionet wil treden (bv. bij aankomst in de kazerne), gebruikt men de uitdrukking "wil sluiten". Voorbeeld : - ONB 2071 roept ONB 211, over. - ONB 211 luistert, over. - Hier materieelwagen. Terug in kazerne. Wil sluiten, over. - Hier ONB 211. Sluiten, stop voor ONB 2071. 11.2 Einde radioverkeer. Een leidende post kan alle radioverkeer doen stopzetten als volgt. Voorbeeld : - ONB 226 roept alle posten van Heist-op-den-Berg. Einde radioverkeer. stop. 11.3. Onbekend station. Wordt men opgeroepen door een zender die zijn roepnaam niet vermeldt, of waarvan de roepnaam niet verstaan werd, dan geeft men aan deze zender voorlopig de roepnaam "onbekend station", en vraagt naar zijn roepnaam.
12. HERHALEN. Bij slechte verbindingen kan men herhalen met korte zinnen. Dit gebeurt dan aldus. - ONB 2341 roept ONB 2467, ONB 2341 roept ONB 2467, over.
-7-
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
11.1. Bij het uitschakelen van een toestel : "wil sluiten".
-
ONB 2467 luistert naar 2341, ONB 2467 luistert naar ONB 2341, over. Hier de luitenant. Hier de luitenant. Zend tweede hulp. Zend tweede hulp, over. Hier autopomp 1. Hier autopomp 1. Zenden tweede hulp. Zenden tweede hulp, over. Hier de luitenant, hier de luitenant. Goed begrepen, goed begrepen. Stop voor ONB 2467.
13. BESLUIT.
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
Bij het toepassen van deze radioprocedure moet men zich steeds het doel ervan voor ogen houden een snel, duidelijk en doeltreffend overbrengen van de brandweermededeling. Met deze bedoeling zal men rekening houden bij het al dan niet toepassen van sommige wisseloplossingen (zie 9.7) of de uitbreiding van de procedure-uitdrukkingen (zie 11.). Om behoorlijk met de radio te werken moet men alleszins tot een verantwoorde gelijkvormigheid komen.
-8-
VI/IV.1
165,810 165,830 165,870 165,890 165,910 165,950 165,970 165,990 166,030 166,050 166,070 166,090 166,110 166,130 166,150 166,170 166,190 166,210 166,230 166,250 166,270 166,290 166,310 166,330 166,370 166,390 166,410 166,440 166,470 166,490 166,510 166,530
166,550 166,570 166,590 166,610 166,630 166,650 166,670
166,710 166,730 166,750 166,770 166,790
AALST (Y) (900) CHARLEROI (X) (900) LIEGE (X) (900) - TOURNAI (Y) (900) ANTWERPEN (X) (900) HEUSDEN (Z) - * KLUISBERGEN (C) BRUGGE (Y) (900) - HUY (Y) NAMUR (Y) (900) KORTRIJK (Y) (900) MARCHE-EN-FAMENNE (Y) (900) - LIER (Z) HANNUT (Z) - WAREMME (Z) MONS (Y) (900) NEUFCHATEAU (Z) - MECHELEN (Y) (900) - BOUILLON (Z) - PALISEUL (Z) - ST. HUBERT (Z) IZEGEM (Z) - TIELT (Z) - * INGELMUNSTER (C) ROESELARE (Y) - ST. TRUIDEN (Z) - ZANDVLIET (P) GENT (X) (900) HEIST-OP-DEN-BERG (Z) VERVIERS (Y) (900 OOSTENDE (Y) - MOL (Z) - BASTOGNE (Z) - EREZEE (Z) - HOUFFALIZE (Z) VIELSALM (Z) BREE (Z) - BRAINE L'ALLEUD (Z) - NIVELLES (Z) - TUBIZE (Z) - WAVRE (Z) JODOIGNE (Z) HALLE (Z) - ST.KWINTENS-LENNIK (Z) - OVERIJSE (Z) GEEL (Z) - HERENTALS (Z) - HOOGSTRATEN (Z) VEURNE (Y) - HASSELT (Y) (900) ARLON (Y) (900) BRUSSEL/BRUXELLES (X) (900) - KNOKKE (Z) NATIONALE 2 ELSENE/IXELLES (Z) ENGHIEN/EDINGEN (Z) - GENT (P) NATIONALE 1 BILZEN (Z) - PERUWELZ (Z) - EISDEN (Z) - LEUZE (Z) - QUIEVRAIN (Z) - LOMMEL (Z) - MAASEIK (Z) ANDERLECHT (Z) - BEAURAING (Z) - GEDINNE (Z) BOOM (Z) - NIEUWPOORT (Z) - DIKSMUIDE (Z) - MERKSEM (Z) CHIMAY (Z) - MOUSCRON/MOESKROEN (Z) - BEAUMONT (Z) - WILLEBROEK (Z) BULLANGE/BULLINGEN (Z) - EUPEN (Z) - MALMEDY(Z) - MONTZEN (Z) - ST. VITH (Z) - THUIN (Z) - COMINES/KOMEN (Z) - * WELKENRAEDT (C) LEUVEN (Y) - WAREGEM (Z) - OOSTMALLE (Z) - AVELGEM (Z) - HARELBEKE (Z) KUURNE (Z) - ZWEVEGEM (Z) SCHAARBEEK (Z) BRAINE-LE-COMTE (Z) - DIEST (Z) - AARSCHOT (Z) - LANDEN (Z) - TIENEN (Z) GISTEL (Z) - OOSTKAMP (Z) - TORHOUT (Z) - SOIGNIES (Z) - FLEURUS (Z) MENEN (Z) - IEPER (Z) - POPERINGE (Z) ST.NIKLAAS (Y) - TONGEREN (Z) - RONSE (Z) WETTEREN (Z) - DENDERMONDE (Z) - COUVIN (Z) - FLORENNES (Z) - MARIEMOURG (Z) - PHILIPPEVILLE (Z) ANDENNE (Z) - AYWAILLE (Z) - FOSSES-LA-VILLE (Z) - JAMBES (Z) LONDERZEEL (Z) - ST.SERVAIS (Z) - TAMINES (Z) - VILVOORDE (Z) - VIRTON (Z) ZAVENTEM (Z) - ASSE (Z) - HAMOIR (Z) LOKEREN (Z) LA LOUVIERE (Y) SINT-JANS-MOLENBEEK/MOLENBEEK-SAINT-JEAN (Z) ATH (Z) - BELOEIL (Z) - LESSINES (Z) - CINEY (Z) - ROCHEFORT (Z) - YVOIR (Z) *EREMBODEGEM (C) - NINOVE (Z) - GERAARDSBERGEN (Z) - ZOTTEGEM (Z)
-9-
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
BIJLAGE 1. RADIOFREKWENTIES VAN DE BRANDWEERDIENSTEN (18.09.1972).
TURNHOUT (Y) - OUDENAARDE (Y) EEKLO (Z) - MALDEGEM (Z) - ZELZATE (Z) - EGHEZEE (Z) - GEMBLOUX (Z) BRASSCHAAT (Z) - AALTER (Z) - DEINZE (Z) 166,970 GENK(Y)
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
166,810 166,830 166,850
- 10 -
VI/IV.1
BIJLAGE 2. LIJST VAN ROEPNAMEN TOEGEKEND AAN RADIOSTATIONS VAN DE BRANDWEERDIENSTEN, HULPDIENSTEN [100] EN CIVIELE BESCHERMING. A. BRANDWEERDIENSTEN. ONB Aalst Anderlecht Antwerpen
267 203 200
(2)
alarmnet haven N.V. Albatros N.V. Monsanto Europe N.V. Esso Belgium N.V. S.I.B.P. N.V. Union Carbide (3) N.V. Union Carbide (3) N.V. Solvay & Cie
252 282 272 293 273 291 292 300
(3) (4) (4) (4) (4) (4) (4) (4)
Arlon Ath Aywaille Bastogne Beaumont Beloeil Bilzen Bissegem Boom Braine-L'Alleud Braine-Le-Comte Brasschaat Bree Brugge Brugge Brugge Brussel/Bruxelles Charleroi Chimay Dendermonde Diest Diksmuide Edegem Elsene/Ixelles Enghien/Edingen Erembodegem Eupen Florennes Fosses-la-Ville Gedinne Geel Gent Genk Geraardsbergen Gistel
249
(2)
Antwerpen
(5) 295 216 275 (5) 224
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
(5) (7) 254 225 231 284 236 297 214 297 207 207
(3)
(2)
(2) (5) (5) (3) (5) (5)
279
219 220 255-285 (5) (5) (5) (5) 217 202 219
(2) (6) (5)
242
- 11 -
VI/IV.1
Halle 230 Hannut 253 Harelbeke 298 Hasselt 211 Heist-op-den-Berg 226 Herentals Heusden (Limburg) 239 Heusden (Limburg) 277 Hoogstraten Huy 223 Ieper 299 Ixelles/Elsene 219 Jambes 228 Jodoigne Kalmis/La Calamine Kluisbergen 301 Knokke 250 Koksijde Kortrijk 204 Kuurne La Louvière 289 La Louvière 290 Landen Lebbeke Leuven 276 Liège 234 Lier Lier 227 Lokeren 278 Lommel Londerzeel 296 Maaseik Maasmechelen Malmédy Marche-en-Famenne 241 Mariembourg Mechelen 208 Menen 245 Moeskroen/Mouscron 261 Mol 237 Molenbeek-St.-Jean/St.-Jans-Molenbeek Mons 213 Mouscron/Moeskroen 261 Namur 233 Namur Neufchâteau 232 Nieuwpoort 351 Nivelles 294 Oostende 212 Oostkamp Oostmalle Oudenaarde 286 Oudenaarde Overijse 209 Péruwelz 248 Philippeville Quiévrain Roeselare 247 Ronse Schaarbeek 205
(2) (5) (7) (5)
(5) (5) (3) (5) (2) (5)
(5) (5) (7)
(5) (7)
(5)
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
(5) (5) (5) (5)
287
(5) (7)
(5) (5) (8)
(5) (5) (5)
- 12 -
VI/IV.1
St.-Jans-Molenbeek/Molenbeek-St.-Jean St-Niklaas 218 St Servais Soignies Tienen Tongeren 274 Torhout Tournai 215 Tubize Turnhout 240 Verviers 229 Veurne 235 Vilvoorde Virton Waregem 80 Wavre Welkenraedt 302 Wetteren 243 Willebroek 281 Willebroek Yvoir Zottegem
287 (5) (5) (5) (3) (5) (2) (5) (3) (2) (5) (5) (5)
(3) (5) (5) (5)
B. [100]-DIENSTEN ONC 225 224 216 226 211
C. CIVIELE BESCHERMING ONC Arlon Brasschaat Brugge Brussel/Bruxelles (direction gén. de la P.C.) Brussel/Bruxelles (Brabant) Crisnée Deurne Florival (Archennes) Gent Ghlin Hasselt Liedekerke Liège Namur Walem
236 204 229 206 230 233 207 234 228 232 231 203 237 238 205
Betekenis van de verwijziging (2) (3) (4)
[100]-centrum radionet nog niet in dienst vast station, bestemd om in geval van ramp of brand, verbindingen te verwezenlijken met de
- 13 -
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
Antwerpen, St Elisabeth Ziekenhuis Brugge, St Jans Hospitaal Gent, Akademisch Ziekenhuis Kortrijk, rode Kruis van België Mechelen
(7) (8)
Antwerpse brandweer geen basisstation deze roepnaam of roepnamen, die ook aan een andere brandweerdienst werden toegewezen, zullen bij gelegenheid vervangen worden radionet op 27,120 MHz net van de gemeentelijke politie.
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
(5) (6)
- 14 -
VI/IV.1
BIJLAGE 3. RICHTLIJNEN VOOR HET GEBRUIK VAN RADIOVERBINDINGEN BIJ BRANDWEER, CIVIELE BESCHERMING EN 900-DIENSTEN, BIJZONDER VOOR HET SAMENWERKEN VAN VERSCHILLENDE DIENSTEN. 1. Inleiding. Zowel de brandweerdiensten als de civiele bescherming beschikken over zender-ontvangers die kunnen geschakeld worden over 6 kanalen. Vermits zowel brandweer, civiele bescherming als 900-diensten bij bepaalde tussenkomsten moeten samenwerken, dienen hiervoor bepaalde maatregelen getroffen. Voor het gebruik van radioverbindingen zijn deze de volgende. 2. Voor elk der vernoemde diensten geldende richtlijnen. Volgende kanaalschikking moet gebruikt worden :
kanaal 3 : wordt uitgerust met de 2de nationale frekwentie : 166,370 MHz. Dit kanaal zal gebruikt worden als werkkanaal bij tussenkomsten van verschillende diensten, te weten : - verschillende brandweerkorpsen ; - brandweer en civiele bescherming ; - brandweer met [100]-diensten ; - civiele bescherming met [100]-diensten. Te noteren valt dat de civiele bescherming kanaal 4 van haar toestellen gebruikt bij gezamelijke tussenkomsten van bv. twee mobiele kolonnes. Kanaal 4 is bij de civiele bescherming uitgerust met de 1ste gemeenschappelijke frekwentie van de civiele bescherming : 166,870 MHZ. 3. Richtlijnen voor de brandweer. Kanaal 4, 5 en 6 blijven voorlopig vrij op de zender-ontvangers van de brandweer. Nochtans zal zonodig in de toekomst kanaal 5 uitgerust worden met de 2de gemeenschappelijke frekwentie van de civiele bescherming : 166,930 MHz ; dit dan voor de samenwerking civiele bescherming - brandweer. 4. Richtlijnen [100]-centra. De [100]-diensten zullen de werkfrekwentie van de overeenstemmende brandweerdienst gebruiken (ingesteld op kanaal 1), tenzij een speciale werkfrekwentie voor de [100]-centra verleend wordt. In dit laatste geval zal deze frekwentie op kanaal 1 geplaatst worden (zie punt 2, kanaal 1).
- 15 -
VI/IV.1
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
kanaal 1 : eigenwerkfrekwentie van de dienst. Deze frekwentie wordt gebruikt voor tussenkomsten waarbij enkel de dienst betrokken is. Voor mobiele posten van de ambulancewagens ([100]-diensten) die opgesteld zijn in de lokalen van de dienst, verschillende van het -[100]centrum waarvan het voertuig afhangt, geldt volgende bijzondere schikking : kanaal 1 : wordt uitgerust met de werkfrekwentie van het beherend [100]--centrum ; kanaal 6 : wordt uitgerust met de werkfrekwentie van de dienst waar het voertuig opgesteld is. kanaal 2 : is de oproepfrekwentie voor het eerste contact tussen verschillende eenheden, bv. brandweer en civiele bescherming, of verschillende Z-centra van de brandweer. Wanneer het kontakt verwezenlijkt werd moet men onmiddellijk overschakelen naar de werkfrekwentie voor gezamelijke tussenkomsten, te weten kanaal 3. Kanaal 2 zal overigens gebruikt worden als werkfrekwentie bij tussenkomsten van verschillende [100]--centra. Het is duidelijk dat hier geen brandweerinterventie bedoeld wordt. De gebruikte frekwentie is de 1ste nationale : 166,440 MHz.
5. Richtlijnen civiele bescherming (Nota IG./TEL/Z.O./12043, dd. 24.5.72). De civiele bescherming heeft verder volgende kanaalschikking : kanaal 4 : kanaal 5 : kanaal 6 :
166,870 MHz (1ste gemeenschappelijke frekwentie CB) ; 166,930 MHz (2de gemeenschappelijke frekwentie CB, ontdubbelingskanaal van kanaal 4) ; Blijft vrij, tenzij voor de nationale school die hier een oefenfrekwentie heeft.
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
Kanaal 4 en 5 blijven voorbehouden voor gebruik door de civiele bescherming als dusdanig.
- 16 -
VI/IV.1
WET VAN 8 JUNI 1998 BETREFFENDE DE RADIOCOMMUNICATIE VAN DE HULP- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN. (B.S. 13.06.1998) Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Art. 2. De Federale Investeringsmaatschappij wordt gelast om, binnen zestig dagen na de inwerkingtreding van deze wet, een naamloze vennootschap van publiek recht, "A.S.T.R.I.D. » genaamd, op te richten ter uitvoering van de taken bepaald in artikel 3. Art. 3. § 1. A.S.T.R.I.D. heeft ten doel de totstandbrenging, de exploitatie, het onderhoud en de evolutieve aanpassingen en uitbreidingen van een radiocommunicatienetwerk voor spraak- en dataverkeer ten behoeve van de Belgische hulp- en veiligheidsdiensten, van de Veiligheid van de Staat en van instellingen, vennootschappen of verenigingen, van publiek of privaat recht, die diensten verstrekken op het vlak van de hulpverlening en de veiligheid. [A.S.T.R.I.D. kan, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, haar medewerking verlenen aan de opdrachten van algemeen belang welke aan een of meer operatoren worden toevertrouwd door of krachtens artikel 106 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.] Aldus gewijzigd bij W. van 13 juni 2005, art. 159 (inw. 30.06.2005) (B.S. 20.06.2005)
§ 3. A.S.T.R.I.D. mag geen diensten op commerciële basis verstrekken dan na daartoe te zijn gemachtigd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Zij mag geen middelen afkomstig van Rijkstoelagen of van inkomsten uit taken van openbare dienst aanwenden voor de ontwikkeling van commerciële activiteiten. Zij organiseert haar boekhouding zodanig dat de exploitatieresultaten van haar taken van openbare dienst gescheiden blijven van die van haar commerciële activiteiten. [§ 4. W. van 20 juli 2005, art. 77 (B.S. 29.07.2005) - ASTRID is verplicht te zorgen voor een semafoniedienst aan de diensten, instellingen, vennootschappen en verenigingen bedoeld in § 1 die daarom volgens de voorwaarden bepaald door de Koning verzoeken en daar waar andere operatoren een dergelijke dienst niet leveren.] Art. 4. A.S.T.R.I.D. is onderworpen aan de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen voor zover deze wet er niet van afwijkt. Artikel 1412bis van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op A.S.T.R.I.D. Art. 5. De statuten van A.S.T.R.I.D. worden vastgesteld door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Elke statutenwijziging heeft slechts uitwerking na goedkeuring door een dergelijk besluit. Art. 6. Minstens de helft van de leden van de raad van bestuur van A.S.T.R.I.D. wordt door de algemene vergadering benoemd uit kandidaten voorgedragen door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit. Art. 7. Het maatschappelijk kapitaal van A.S.T.R.I.D. bedraagt 5 800 000 000 frank. Het kapitaal van A.S.T.R.I.D. kan worden verhoogd of verminderd bij besluit van de algemene vergadering, met inachtneming van de voorwaarden bepaald in de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, doch een dergelijk besluit heeft slechts uitwerking na goedkeuring door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Art. 8. De Federale Investeringsmaatschappij en andere instellingen van publiek recht die daartoe zijn erkend door de Minister van Binnenlandse Zaken, moeten op elk ogenblik meer dan 50 % bezitten van de stemrechten verbonden aan de effecten uitgegeven door A.S.T.R.I.D.
- 17 -
december 2006
VI/IV.2
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
§ 2. Van de activiteiten genoemd in § 1, zijn de volgende activiteiten taken van openbare dienst: 1° de totstandbrenging, het onderhoud en de evolutieve aanpassingen en uitbreidingen van het radiocommunicatienetwerk bedoeld in § 1, eerste lid; 2° de terbeschikkingstelling van dit netwerk en de levering van telecommunicatiediensten aan de diensten, instellingen, vennootschappen en verenigingen bedoeld in § 1, eerste lid, in het kader van het binnenlands veiligheidsbeleid van de Staat; 3° de medewerking aan opdrachten van algemeen belang bedoeld in § 1, tweede lid.
Art. 9. De obligatie- of andere leningen die A.S.T.R.I.D. aangaat, genieten de Staatswaarborg voor hun hoofdsom, interesten en andere lasten en kosten, voor zover de voorwaarden ervan vooraf door de Minister van Financiën zijn goedgekeurd, volgens de nadere regels bepaald in het beheerscontract bedoeld in artikel 10. Het totaalbedrag van de leningen onder Staatswaarborg, in nog uitstaande hoofdsom, mag op geen enkel ogenblik 4 500 000 000 frank overschrijden. Voor de berekening van dit plafond worden bedragen uitgedrukt in vreemde munt omgezet in Belgische frank tegen de indicatieve wisselkoers die op datum van de betrokken lening of opneming door de Nationale Bank van België wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 212, tweede lid, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten. A.S.T.R.I.D. betaalt aan de Staat, vóór 31 december van ieder jaar, een garantiepremie van 0,25 % op het uitstaande bedrag van haar leningen onder Staatswaarborg per 1 december van het beschouwde jaar. Art. 10. Een tussen de Staat en A.S.T.R.I.D. gesloten beheerscontract bepaalt de nadere voorwaarden waaronder A.S.T.R.I.D. zijn taken van openbare dienst vervult. Tevens regelt het beheerscontract het ritme der investeringen, het tijdsschema voor de volstorting van het kapitaal en de voorwaarden en de berekeningswijze van eventuele toelagen ten laste van de algemene uitgavenbegroting van het Rijk tot dekking van bepaalde uitgaven die voortvloeien uit taken van openbare dienst. Onverminderd de artikelen 17 en 18 van deze wet en de artikelen 55 tot 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kan het beheerscontract specifieke regels bepalen voor de controle van de aanwending van deze toelagen. Het beheerscontract en de wijzigingen daaraan treden slechts in werking na goedkeuring door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, vanaf de datum vastgesteld bij dit besluit.
Art. 12. [W. van 20 juli 2005, art. 78 (B.S. 29.07.2005) - § 1. Door haar maatschappelijk doel zoals bepaald in artikel 3 wordt het elektronische communicatienetwerk van ASTRID beschouwd als een netwerk sui generis en niet als een openbaar netwerk, noch als een niet-openbaar netwerk. De middels dat netwerk aangeboden diensten hebben eveneens een sui generis-karakter. § 2. Onverminderd § 1, zijn de hierna volgende bepalingen van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, niet van toepassing op ASTRID : 1° de artikelen 25 tot en met 28; 2° de artikelen 68 tot en met 104; 3° de artikelen 108 tot en met 112; 4° de artikelen 119 en 120; 5° het artikel 121; 6° de artikelen 122 tot en met 133; en 7° de artikelen 134 tot en met 136. § 3. De bepalingen van Hoofdstuk IX van Titel III van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, zijn van toepassing op werken die noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging, het onderhoud of de aanpassing van het elektronische communicatienetwerk van ASTRID. § 4. Onverminderd § 1 levert het Instituut de vergunningen voor zend- en/of ontvangtoestellen voor
van ASTRID en voor de stations van het ASTRID-netwerk af overeenkomstig artikel 39 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.] Art. 13. De militaire radiofrequentieband 380-385/390-395 Mhz wordt op gedeelde basis ter beschikking gesteld van A.S.T.R.I.D. en van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, voor de "frequency hopping"-systemen. Art. 14. De directeur-generaal van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen of zijn afgevaardigde kan authenticiteit verlenen aan alle akten in der minne verleden ten name of ten bate van A.S.T.R.I.D.
- 18 -
december 2006
VI/IV.2
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
Art. 11. Zo Hij oordeelt dat buitengewone omstandigheden het vereisen in het belang van het binnenlands veiligheidsbeleid, kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit aan sommige natuurlijke of rechtspersonen de verplichting opleggen om voor de activiteiten, voor de duur en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, aan te sluiten op het radiocommunicatienetwerk van A.S.T.R.I.D.
Art. 15. In artikel 161, 1°, van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten wordt tussen het tweede en derde lid het volgende lid ingevoegd: « De akten in der minne verleden ten name of ten bate van de naamloze vennootschap A.S.T.R.I.D. ». Art. 16. Naast personeelsleden aangeworven op basis van een arbeidsovereenkomst onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, kan A.S.T.R.I.D. statutaire personeelsleden van overheidsdiensten in dienst nemen die daartoe zijn aangewezen of gedetacheerd door hun dienst van oorsprong. De bezoldiging van deze personeelsleden is ten laste van A.S.T.R.I.D. Onverminderd de bijzondere regels die door de Koning kunnen worden vastgesteld, blijven de statutaire personeelsleden onderworpen aan hun oorsponkelijke rechtstoestand en behouden zij hun recht op promotie en weddeverhoging binnen hun dienst van oorsprong. De Koning kan een bijzonder toelage- en vergoedingsstelsel vaststellen. Art. 17. § 1. A.S.T.R.I.D. is onderworpen aan de controle van de Minister van Binnenlandse Zaken en, wat de beslissingen met een budgettaire of financiële weerslag betreft, van de Minister van Begroting. Deze controle wordt uitgeoefend door tussenkomst van twee Regeringscommissarissen die waken over de naleving van de wet, de statuten en het beheerscontract bedoeld in artikel 10. § 2. De Regeringscommissarissen worden benoemd en ontslagen door de Koning. Eén commissaris wordt benoemd op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, de andere op voordracht van de Minister van Begroting.
§ 4. Iedere Regeringscommissaris kan elke beslissing van de bestuursorganen van A.S.T.R.I.D. welke hij strijdig acht met de wet, de statuten of het beheerscontract, schorsen en ter kennis brengen van de Minister die hem heeft voorgedragen. Hij beschikt daartoe over een termijn van vier vrije dagen vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover hij daartoe regelmatig werd opgeroepen, en, in het tegenovergestelde geval, vanaf de dag waarop hij ervan kennis heeft gekregen. De beslissing kan alsdan alleen worden uitgevoerd indien de betrokken Minister er zich niet tegen heeft verzet binnen acht vrije dagen na de schorsing. § 5. De Ministers, andere dan de Minister van Binnenlandse Zaken, bevoegd voor de diensten die van de dienstverlening van de N.V. A.S.T.R.I.D. gebruik maken, worden door de Minister van Binnenlandse Zaken betrokken bij de controle op de N.V. A.S.T.R.I.D. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, nader de modaliteiten van deze betrokkenheid. Art. 18. § 1. De controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, vanuit het oogpunt van de wet van het organiek statuut, van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, wordt in de naamloze vennootschap van publiek recht A.S.T.R.I.D. opgedragen aan een college van commissarissen dat [twee] leden telt. De leden van het college voeren de titel van commissaris. Aldus gewijzigd bij Programmawet van 27 december 2006, art. 264, 1° (inw. 28.12.2006) ( B.S. 28.12.2006)
§ 2. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, nadere regelen vaststellen aangaande de opdracht, de actiemiddelen en het statuut van de commissarissen.
- 19 -
december 2006
VI/IV.2
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
§ 3. De Regeringscommissarissen worden uitgenodigd op alle vergaderingen van de bestuursorganen van A.S.T.R.I.D. en hebben raadgevende stem. Zij kunnen op elk ogenblik, zonder verplaatsing, kennis nemen van alle boeken en documenten van A.S.T.R.I.D. Zij kunnen aan haar bestuurders, personeelsleden en aangestelden alle inlichtingen vragen en kunnen alle verificaties uitvoeren die hun nuttig lijken. Elk trimester overhandigt de raad van bestuur hun een boekhoudkundige staat die is opgesteld overeenkomstig het schema van de balans en de resultatenrekening.
§ 3. [Programmawet van 27 december 2006, art. 264, 2° (inw. 28.12.2006) ( B.S. 28.12.2006) - Een lid van het college van commissarissen wordt benoemd door het Rekenhof. Het andere lid wordt benoemd door de algemene vergadering van de aandeelhouders. Het lid dat wordt benoemd door het Rekenhof, wordt benoemd onder de leden van het Rekenhof. Het andere lid wordt benoemd onder de leden, natuurlijke of rechtspersonen, van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, in overeenstemming met artikel 130 van de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen.] § 4. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Op straf van schadevergoeding kunnen zij tijdens hun opdracht alleen om wettige redenen worden ontslagen. Behoudens gewichtige persoonlijke redenen mag een commissaris geen ontslag nemen tenzij ter gelegenheid van de neerlegging van zijn verslag bij de jaarrekening en nadat hij de algemene vergadering schriftelijk heeft ingelicht over de beweegredenen van zijn ontslag. § 5. De algemene vergadering stelt de bezoldiging vast van de commissarissen. Deze bezoldiging is ten laste van A.S.T.R.I.D. Art. 19. Wanneer de naleving van de wet, van de statuten of van het beheerscontract het vereist, kunnen de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Begroting, ieder afzonderlijk, het bevoegde bestuursorgaan van A.S.T.R.I.D. verplichten om, binnen de door hen gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door hen bepaalde aangelegenheid.
Art. 21. Voor de toepassing van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investerings-maatschappijen wordt de deelneming van de Federale Investerings-maatschappij in het kapitaal van A.S.T.R.I.D. geacht te zijn verworven met toepassing van artikel 2, § 3, van dezelfde wet. Art. 22. De lopende overheidsopdracht betreffende het digitaal trunking radiocommunicatienetwerk wordt door de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken, gegund voor rekening van A.S.T.R.I.D., overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen waaraan deze opdracht thans is onderworpen. [Programmawet van 27 december 2006, art. 265 (inw. 28.12.2006) ( B.S. 28.12.2006) - Nieuwe, grote bouw- en infrastructuurwerken, waarvan de radiodekking niet tot stand was gebracht in de bovenvermelde overheidsopdracht, moeten voor een veiligheidsevaluatie voorgelegd worden aan een veiligheidscommissie. Deze veiligheidscommissie oordeelt of de voorgelegde bouw- en infrastructuurwerken uit veiligheidsoverwegingen moeten voorzien worden van ASTRID-radiodekking voor de hulp- en veiligheidsdiensten. Indien de veiligheidscommissie dit noodzakelijk oordeelt, wordt de bouwheer verplicht, te zijnen laste uitrustingen, met name radiostations in de zin van artikel 2, 38°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, te installeren en te onderhouden om in deze bouw- en infrastructuurwerken een minimale radiodekking tot stand te brengen ten behoeve van het ASTRID-netwerk voor de elektronische communicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels voor de samenstelling en de werking van deze veiligheidscommissie en preciseert haar opdrachten. De Koning stelt, op advies van de commissie, eveneens bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de criteria vast voor het bepalen van de bouw- en infrastructuurwerken, bedoeld in het eerste lid.]
- 20 -
december 2006
VI/IV.2
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
Art. 20. Met het oog op de financiering van haar deelneming in het kapitaal van A.S.T.R.I.D., wordt de Federale Investeringsmaatschappij gemachtigd om leningen aan te gaan voor een totaalbedrag van maximum 3 538 000 000 frank in hoofdsom. Deze leningen genieten de Staatswaarborg voor hun hoofdsom, interesten en andere lasten en kosten, voor zover de voorwaarden van die leningen vooraf zijn goedgekeurd door de Minister van Financiën. De netto-thesauriebehoeften die voor de Federale Investerings-maatschappij voortvloeien uit de verwerving en het beheer van haar deelneming in het kapitaal van A.S.T.R.I.D., worden gedekt door periodieke toelagen ten laste van de algemene uitgavenbegroting van het Rijk, tegen de voorwaarden die nader worden geregeld in een overeenkomst tussen de Federale Investeringsmaatschappij en de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Begroting, de Minister van Financiën en de Minister van Economie.
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
Art. 23. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
- 21 -
december 2006
VI/IV.2
KONINKLIJK BESLUIT VAN 21 DECEMBER 2004 TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 3, § 3, VAN DE WET VAN 8 JUNI 1998 BETREFFENDE DE RADIOCOMMUNICATIE VAN DE HULP- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN. (B.S. 15.02.2005 + erratum 18.08.2006)
Gelet op de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, inzonderheid op artikel 3, § 3; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 maart 2004; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 mei 2004; Gelet op het advies 37.636/2 van de Raad van State, gegeven op 20 september 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Overheidsbedrijven en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze in Raad verenigde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In uitvoering van artikel 3, § 3, van de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, wordt A.S.T.R.I.D. hierbij gemachtigd diensten op commerciële basis, te verstrekken voorzover deze geen afbreuk doen aan haar taken van openbare dienstverlening en dit geen verstoring van de mededinging met zich meebrengt. Art. 2. De diensten die A.S.T.R.I.D. verstrekt binnen het kader van huidig besluit betreffen diensten aangeboden aan een "gesloten gebruikersgroep" zoals bepaald in artikel 68 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid – Documentatie
Art. 3. Onze Minister van Begroting en Overheidsbedrijven en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
- 22 -
VI/IV.3