Geweer
ann ceurvels
Geweer
© 2011 Uitgeverij Manteau / WPG Uitgevers België nv, Mechelsesteenweg 203, B-2018 Antwerpen en Ann Ceurvels www.manteau.be
[email protected] Vertegenwoordiging in Nederland WPG Uitgevers België Herengracht 370/372 NL-1016 CH Amsterdam Omslagontwerp: Dominic Van Heupen Omslagillustratie: Jack Vettriano Vormgeving binnenwerk: Ready2print Foto achterplat: Koen Broos Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Ondanks alle zorg die aan de samenstelling van de uitgave werd besteed, kan de redactie of de auteur noch de uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige fout die in deze publicatie zou kunnen voorkomen. isbn 978 90 223 2609 1 d/2011/0034/521 nur 330
De gevangenispoort slaat achter me dicht. Hier sta ik dan. In de snijdende buitenlucht. Vrij, ik ben vrij. Zeven lange jaren in de vrouwencel. Of beter de ‘vrouwenopvang’, zoals mijn vader het zo graag noemt. Want dat klinkt zachter, maakt van je dochter minder een moordenaar. Maar dat ben ik wel: een moordenaar. Ik heb een vrouw vermoord. Koelbloedig sloeg ik haar krokante schedel de vernieling in met een marmeren borstbeeld. Het borstbeeld van een bekende astroloog uit lang vervlogen tijd. Whatever, ze is dood. Morsdood. Mijn leven begint nu pas weer, na zeven jaar. Een zakje vol persoonlijke spullen wordt in mijn handen geduwd. Wat filmisch allemaal. Zo irreëel en toch zo waar. ‘Daar ga je dan, Fabienne!’ Een veel te gezette vrouw in een veel te strak cipiersuniform slaat me bemoedigend op de schouder. Alsof het bij de cursus hoorde. Alsof het zo moet: geef de vrijkomers een vertrouwelijke kneep in de rechterschouder en ze komen goed terecht. 5
Wat een onzin. ‘Bedankt’, pers ik uit mijn droge lippen. Wat krijg je van gevangenissen een droge mond. En een brandende keel. Nog een laatste geforceerde glimlach en de vrouw verdwijnt in de metalen burcht waar ze thuishoort. Terug naar de gillende hysteriegrieten, terug naar de wit gebakken frieten, terug naar de mannelijke humor van gevaarlijke madammen, terug naar de vrouwengevangenis. Maar Fabienne gaat niet mee. Fabienne is vrij. Al weet ik nog niet helemaal wat dat betekent. Mijn hoofd is leeg. Niks, helemaal niks hoor ik in die holle kop van mij. Ik wil naar mijn twee meisjes. Niks liever dan hen nu knuffelen en opsnuiven tot ik erbij neerval. Maar daar heeft de commissie van ‘wijze-mensen-dieweten-wat-ex-gevangenen-het-beste-doen-als-ze-buiten-komen’ anders over beslist. ‘De eerste maand raden wij aan de kinderen op dezelfde dagen en tijdstippen te zien zoals je hier in de gevangenis deed, Fabienne. Dat maakt het voor hen allemaal draaglijker. Zo kunnen ze als het ware naar hun ‘vrije mama’ toe groeien. Maar niet alleen voor hen, ook voor jou geeft dat de nodige ruimte en tijd die je broodnodig zult hebben, Fabienne. Al die nieuwe indrukken die op je afkomen, al die opgekropte gevoelens die ineens de bovenhand kunnen krijgen. Pas op, de wereld hierbuiten heeft niet stilgestaan terwijl jij je gevangenisstraf uitzat, Fabienne, houd daar ook zeker rekening mee. Dingen zijn veranderd, mensen hebben geoordeeld, je leven zal er helemaal anders gaan uitzien. Gun jezelf en je prachtige kinderen die tijd.’ Wat een slap gelul allemaal. Ik wil mijn vlees en kolkend bloed vastpakken en vertroetelen. 6
En geen enkele hippe brildragende sociale werkster zal mij dat afnemen. Dus een telefoon of een taxi, dat is wat ik nu nodig heb. Beide kunnen ook, beide zijn goed. Want mijn ex-ramp heeft er heus niet aan gedacht dat ik vandaag weleens een lift zou kunnen gebruiken. Tony, de papa van mijn twee dotjes, de nieuwe man van belachelijk kinderlijke Elsje. Tony, mijn voormalige echtgenoot. Tony, schoenenverkoper in hart en nieren, maar te dom om twee zinnige dingen achter elkaar te zeggen, laat staan te denken. Een geweldige papa, dat wel. En vrij lekker in bed. Stop. Nu niet aan seks denken, Fabienne. Het is je zeven jaar wonderwel gelukt zonder seks of de gedachte eraan, laat het nog even zo. Er staat daar beneden tussen je benen trouwens een veel te grote haardos. Die moet gesnoeid worden voor er ook maar een mannenhand in de buurt mag komen. Nee, op ex-man Tony kan ik vandaag niet rekenen. Gelukkig hebben hij en zijn spring-Elsje de afgelopen zeven jaar mijn meisjes wel een fantastische thuis gegeven. Want bij mijn schaduw van een vader wilde ik ze niet hebben. Mijn vader: de mediageile dokter, de man die jarenlang niks van zich liet horen. De geleerde wetenschapper die vrouw en kind te ‘bekrompen’ vond om zich ten volle te kunnen ontplooien. Nee, bij die schaduw van een vader zou ik mijn meisjes nooit achterlaten. Al had hij het graag genoeg willen doen. O ja, dit keer wel. Nu wel. 7
Want zijn dochter Fabienne stond weer helemaal in de belangstelling: ‘Ontslagen Weervrouw Fabienne pleegt wanhoopsdaad en vermoordt vrouw van ex-collega!’ Voor mensen die kicken op aandacht is zelfs dit soort krantenkoppen geweldig nieuws! Maar nee, ik was hem te slim af, dat vadervreten van mij. Geen contact binnen deze muren. Op één brief na heb ik nooit meer iets van hem gehoord. Misschien liggen al zijn brieven wel ergens in de onderste la van een cipiersbureau, kan best zijn. Ik heb ze in elk geval niet meer ontvangen, die zeven jaren in mijn cel. Eén brief. En wat voor een: of ik eens snel vanuit de cel een handtekening van mezelf kon opsturen. Hij had één of andere ziekenhuisbimbo op het oog en wilde haar binnenhalen met een handtekening van mij. Schrijf het in een boek en niemand gelooft het, speel het in een film en het publiek lacht je uit. Maar dat is wat hij is: mijn vader. Ander onderwerp. Mama. Mama woont te ver met haar lekkere Griek in Turkije en heeft het veel te druk met rondwandelingen organiseren en begeleiden. Zij was dus ook geen optie om de kinderen bij onder te brengen die zeven ellendige jaren. Al is zij de enige vrouw op de hele wereld bij wie ik mijn lieverdjes het liefste had gelaten. Maar ik verwacht niet dat zij na al die miserabele huwelijksjaren met mijn vader haar zalige herwonnen leven in Griekenland op zou gaan geven voor mij. Of voor mijn kinderen.
8
Dus bij gebrek aan beter maar voor Tony en zijn kindse Elsje gekozen. Elke week zag ik de meisjes een uurtje alleen in de gevangenis. Ze zagen er goed uit. Ze werden goed verzorgd en verwend. Dat voelde ik. Dat voelt een moeder. Ook al staan er betonnen muren en kilometers prikkeldraad tussen haar en haar kroost. Nee, Tony was een goeie keuze om de meisjes zeven jaar bij achter te laten. Meisjes... eigenlijk zijn het geen meisjes meer. Milly is ondertussen al vijftien en Babette zeventien. Vrouwen zijn het geworden, bijna-vrouwen. Met een uitgesproken mening en een wil van staal. Dat zag ik in hun ogen en in de vastberadenheid waarmee ze me vertelden over de dingen die er niks toe doen. Twee pittige vrouwen-in-wording zag ik elke week een uur achter het dikke vensterglas. En diep vanbinnen was ik trots. Bén ik trots op die twee zelfredzame lady’s van me. Want dat zijn ze geworden in die zeven jaren zonder mij. Eigenlijk hebben we hen nog weinig te vertellen, Tony en ik. Ze doen hun ding, leven hun eigen leven en denken er daarbovenop elk het hunne van. Ach, de tijd zal wel uitwijzen bij wie ze verder willen verblijven. Mijn deur staat na al die jaren voor hen open, uiteraard. Al weet ik niet of ik nog langer dan een uur per week moeder zal kunnen zijn. Als de nood het hoogst is, heb ik nog altijd Tony en zijn Elsje om me te helpen.
9
Maar vandaag sta ik er alleen voor, blijkbaar. Helemaal alleen in de snijdende kou voor de gevangenispoort. De herfst is verwarrend. Een veel te vroege vrieswind blaast nog wat extra eenzaamheid in mijn bestaan. Net vrijgelaten en niemand die ik kan bellen. Kurt kan ik ook niet bellen. Mijn Weerman-collega Kurt. Ex-collega. Kurt is Weerman bij een andere zender nu, maar ooit was hij mijn vlotte rechterhand in ons nog vlottere weerpraatje ‘Het Wisselende Weer’ op de nationale televisie. Maar Kurt is boos. Want ik heb zijn vrouw vermoord. Griet was haar naam. Een naam die ik de afgelopen zeven jaar niet één keer heb uitgesproken. Griet. Walgelijk neurotische Griet. Haar man Kurt bedroog haar. Met mij, tot daar alle waarheid en begrip. Maar naast mij ook met nog een duizendtal andere vrouwen. Griet heeft dat overspel ontdekt. Maar wat deed dat belachelijk gruwelijke schepsel: ze kwam achter mij aan. Ze liet me geloven dat ze Kurt had vermoord. En ter compensatie van mijn stomende nachten met haar man had ze mij nodig als alibi voor de avond dat ze zogezegd haar man Kurt voor de kop schoot. Als ik haar dat alibi gaf, dan zou ze me de rest van mijn leven met rust laten. Maar zeven jaar geleden was mijn leven zo geweldig ver10
domd HIP dat ik niks kon doen zonder eerst een obscure pil te nemen of een overmatige geut alcohol in mijn lijf te gieten. En zo verknalde ik Griets alibi en kwam Griet pas écht achter me aan. Ze maakte me gek. Ik dreigde zelfs mijn carrière, of wat daar nog van overbleef, voorgoed kwijt te raken door haar griezelige spelletjes. En het allerergste van de hele zaak was dat ze mijn meisjes te pakken had. Griet had mijn eigenste lieve schatten te pakken. Ze dreigde er zelfs mee hen iets aan te doen. En al die tijd geen woord van Kurt. Niks. De lafbek bleef liever bij zijn leugen dat ik de enige vrouw was met wie hij het overspelige bed had gedeeld, dan zijn deel op zich te nemen. Alle opgekropte frustratie en woede van die vele huwelijksjaren van Griet hebben zich dus dankzij Kurt ongefilterd tegen mij gekeerd. Griet bleef achter me aanzitten en maakte me banger en banger. Dus heb ik haar de kop ingeslagen. Met een marmeren borstbeeld uit lang vervlogen dagen. Kurt bellen om me op te pikken bij de poort van de gevangenis... lijkt me geen goed idee. Dus sta ik hier. La nouvelle Fabienne est libérée.
11
‘Fabienne?’ ... ‘Jij bent toch Fabienne, ja?’ ... ‘Euh... Fabienne?’ ‘Wie wil dat weten?’ ‘Oef, ik dacht al dat ik me verschrikkelijk vergist had. Wat een opluchting! Natuurlijk ben jij Fabienne, zelfs na al die jaren haal ik dat kopje er zo tussenuit!’ ‘Met wie heb ik de eer?’ ‘Excuseer, ik stel me even voor: Diego Grebs. Wacht, ik geef u meteen mijn kaartje.’ Een gifgroen visitekaartje wordt in mijn hand geduwd. Gifgroen met gouden sterren rondom de hele kaartrand. Diego Grebs Personalitybegeleiding – Management Alsof de drukker van dit visitekaartje-out-of-hell van zijn gifgroene inkt af wilde, staat Diego Grebs’ naam dubbelvet boven op het andere gifgroen gedrukt. In nog giffer groen. Personalitybegeleiding... nog nooit van gehoord. Maar ik wil nu niet nadenken over wat het zou kunnen betekenen. 12
‘Ken ik u ergens van? U bent toch niet van de pers, want dan vind ik dit zeer on..’ ‘Nee, nee, zeker niet! Maakt u zich daar vooral geen zorgen om. Geen pers, niks, niemand is op de hoogte van uw vrijlating vandaag. Nee, nee, Fabienne, mijn naam zegt u misschien niet meteen iets, maar ik ben gestuurd door Tom van Dommelen. U wel bekend?’ ‘Dé Tom van Dommelen? Ja, die ken ik inderdaad!’ En of ik Tom van Dommelen ken. Dé grote televisieman in Nederland, Van Dommelen Productions is de commerciële marktleider van alle marktleiders in het Nederlandse marktleidersbeeldbuisland. Maar ik heb het verknoeid bij Tom van Dommelen, Big Time! Hij wilde me na mijn ontslag bij de Vlaamse omroep een baan aanbieden op de Nederlandse televisie en die kans heb ik vakkundig verknoeid. Want ik heb in zijn show, live on tape, Griet vermoord. Als ik iets doe, doe ik het zeer grondig. Door er bijvoorbeeld tienduizenden getuigen bij te halen en zo mijn tijd in de gevangenis vast te beitelen. Dus of deze Tom van Dommelen-man komt mij nu voorgoed het zwijgen opleggen, met de groeten van Tom... of hij heeft iets te zeggen wat ik absoluut wil horen. Al ziet hij er niet meteen uit als iemand die ik zou aanspreken, laat staan iets van zou willen vernemen dat belangrijk voor me kan zijn. ‘Heeft Tom je gestuurd?’ ‘Ja, Fabienne, Tom zit met je in. Ik weet het, het klinkt vreemd na al die tijd en na alles wat er gebeurd is, maar...’ ‘Stop. Wat zeg je nu? Dat Tom van Dommelen met me inzit? Waarmee precies? Of het eten in de gevangenis wel lekker genoeg was? Of met de kleur van mijn gevangenisplunje?’ 13
‘Fabienne, ik begrijp dat je boos en gefrustreerd bent om wat er allemaal is misgegaan in je leven, maar ik ben hier om daar verandering in te brengen. Laat me alleen even uitspreken, wil je?’ ‘Verandering in brengen? Verandering in wat? In het feit dat ik iemand heb omgelegd? In het feit dat ik daarvoor zeven jaar heb gezeten? Daar kan geen enkele Tom van Dommelen verandering in brengen. Waar was de grote meneer van Dommelen trouwens al die lange jaren? Wat heeft hij gedaan om me vrij te krijgen? Niks wat ik gemerkt heb in elk geval. En niet dat het ook maar van enig belang is, maar ik ben niet gefrustreerd, verre van. Ik heb het enige gedaan dat er te doen was in mijn situatie, Dieter was het?’ ‘Diego.’ ‘Diego. Ik weet niet wie jij bent, waarom je hier voor de gevangenis staat, maar aangezien ik niemand heb om te bellen en geen vervoer kan regelen, stel ik voor dat wij een glas wijn gaan drinken. Wat zeg je daarvan?’ ‘Euh... ik wilde net hetzelfde voorstellen, Fabienne! Wat een toeval. Laat me die koffer van je overnemen en dan rijden we met mijn wagen ergens heen.’ Ja, Diego, laten we dat vooral doen. Rij met mij naar een ver land waar geen gevangenissen zijn. Waar ik zeven jaar van mijn leven terug kan verdienen door alleen maar de juiste dingen te doen. Laten we ver weg van hier rijden, heel ver weg. Naar mijn moeder bijvoorbeeld. En laat me daar dan weer de Fabienne worden die ik was voor dit hele circus in mijn leven kwam. Niet de Fabienne van tv. Niet de Weervrouw die van wanten weet. Nee, laat me weer de beloftevolle tiener worden die nog alle kanten op kan. De frisse meid met de grote dromen. 14
Laat me nog één keer in mijn moeders schoot liggen met mijn verwarde hoofd. Laat haar zacht vertellen welke grote deuren er voor me zullen opengaan. Laat me dromen over hoe het allemaal zou kunnen lopen en niet zien hoe het nu allemaal is. Neem me mee, Diego, neem me mee. Ver ver weg van hier. En heel misschien kun jij de muziek in mijn hoofd weer laten spelen? Ja, compleet onbekende Diego, zorg ervoor dat ik weer liedjes hoor. Dat de gezongen zinnen mij weer vertellen wat ik moet doen. Want de muziek is stil, Diego, de muziek is helemaal stil. Daar hebben geleerde vrouwen en gebaarde mannen voor gezorgd tijdens ellenlange therapiesessies in de gevangenis. ‘Geen muziek in je hoofd, Fabienne, geen muziek in je lijf en nog veel minder in je daden. Fabienne doet wat zij wil, Fabienne is wie zij is en niemand vertelt haar wat ze moet doen. Er zijn geen muzikanten die je tot iets willen dwingen, Fabienne. Alleen jij. Geen enkele liedjestekst heeft een verborgen boodschap voor jou. Alleen jij.’ Want de muziek maakte mij gek, beweerden die maffe witjassen. Weten zij veel. De muziek heeft ervoor gezorgd dat ik Griet de verdoemenis in heb geholpen. Ergens hadden ze gelijk, die therapeuten, want ik hoorde altijd muziek. Eigenlijk mijn hele leven al. Op de radio, maar ook in mijn prettig gestoorde hoofd. Die lieve muziek was er altijd en overal. Zelfs lang voor die rampzalige dagen met Griet.
15
Nu niet meer. Ze is eruit gepraat, mijn muziek, door medicatie lamgelegd. Geen lyrics, geen beats. Stilte. Dat is alles wat er overblijft in mijn hoofd. En die stilte doet zo’n pijn, Diego, zo’n vreselijke pijn. ‘Stap in. Let vooral niet op de rommel. Ik ben een onverbeterlijke sloddervos wanneer het op auto’s aankomt. Het spijt me, Fabienne.’ Ik let niet op de rommel, Diego. Na zeven jaar prison let je niet op rommel. Na zeven jaar hekken gevuld met gekken let je niet meer op details. Dan stap je in en rijd je mee met de eerste de beste schlemiel met een gifgroen visitekaartje die je opwacht bij de gevangenis, Diego. ‘En we zijn weg. Waar gaan we naartoe, Fabienne? Heb je een voorkeur? Cafeetje of liever meteen ook iets eten?’ ‘Jouw huis?’ ‘Ik dacht dat we...’ ‘Een glas wijn zullen we zeker nog drinken, Diego. Maar na zeven jaar wil ik eerst andere dingen doen.’ ‘Oké. Ik weet niet zeker of ik begrijp wat je bedoelt, maar hup met de geit.’ ‘Zo wil ik het horen, Diego, zo wil ik het horen.’ Ik kan het niet. Nee, ze hebben gelijk: ik kan het helemaal niet. Wie ben ik eigenlijk? En wat doe ik hier? Er is niks meer over van wat er ooit was. En dat hebben zij kapotgemaakt. Met hun scherpe woorden, met hun strakke blikken. Maar vooral met hun stilte. 16
Fabienne is niet meer. Voor de meeste mensen althans. Maar ik zit vast aan het omhulsel dat nog leeft. Het omhulsel dat zeven jaar in een betonnen gebouw vegeteerde. De kop en het lijf die de stilte binnenlieten. De kop die geen noot muziek meer hoort en het lijf dat geen gevoel meer kent. Dat is alles wat er nog is. Alles wat Fabienne nog is. Dus ze hebben gelijk gekregen: de geslepen pennen, de getrokken messen en de jaloerse soortgenoten. Ik hoop van harte dat ze erom kunnen lachen. Dat ze een ‘Fabienne-is-niet-meer-feest’ geven. Samen, allemaal bij elkaar, genietend van hun wandaden en verschrikkelijke hardheid. Want de hardste drug van alle harddrugs is de hardheid. Als je eenmaal gevoeld hebt dat je die macht hebt, ben je verslaafd. Verslaafd aan mensen kleiner maken, verslaafd aan anderen kapotmaken,verslaafd aan alles wat niet jezelf is. Dus ik denk niet dat ik het nog kan. Nee. Niet meer. Een gladgeschoren, rigide, vreemde man kijkt me aan. Diego Grebs. Geen idee wie die man is en wat hij zou moeten voorstellen. Maar hij gaf me een lift weg van de gevangenis. En ‘dat is veel meer dan iemand pakweg de laatste tien jaar voor mij heeft gedaan. Diego gaf me een lift en ik gaf hem seks. Althans, dat probeerde ik. 17
Maar ik kan het niet. Het is weg. Fabienne is weg. Alles wat de ijzerharde criticasters ooit in me haatten, is er niet meer. Driewerf hoera! Ze hebben hun doel bereikt. Maar ze zijn waarschijnlijk al druk bezig een ander de grond in te boren om dit nog een keer te zien. En hier zit ik dan. Het omhulsel Fabienne. Geen straffe party’s meer, geen sex on demand, geen pretmuziek meer in mijn hoofd. Leeg en bang. ‘Fabienne, laten we meteen ter zake komen. Ik wil je uitleggen waarom Tom van Dommelen me naar jou heeft gestuurd.’ De groezelman Grebs praat. Er is net een zeer gênante situatie tussen ons geweest en Diego praat alsof hij niks gemerkt heeft. Met zijn veel te glimmende kostuumbroek op zijn knieën heb ik hem afgewezen. Nadat ik hem er zelf toe had aangezet door me voor hem te gooien in zijn nepdesignappartement. Met zijn lid in het gelid stond hij voor mij, maar Fabienne weigerde dienst. Ook al sprak hij me bemoedigend toe en bezwoer hij me dat seks voor hem helemaal niet hoefde. Maar dat is wat ik doe. Dat is wat Fabienne zou doen na zeven jaar cel. Maar het lukt niet. Dicht. Alles is dicht. En nu gaan we bij een glas goedkope witte wijn, die trou18
wens veel te snel naar mijn hoofd schiet na zo lang, over zaken praten. Ik probeer heel erg te doen alsof ik er ben, al is dat niet zo. Maar het geluid van Diego’s kabbelende stem stelt me op de een af andere vreemde manier een beetje gerust. ‘Shoot.’ ‘Tom van Dommelen betreurt enorm wat er gebeurd is toen in de studio. De moord en zo... En hij heeft de eerste jaren nodig gehad om van de shock te bekomen en om weer op een positieve manier in de media te komen. Want je kunt begrijpen, Fabienne, dat een productiehuis zoals dat van Tom een zware klap incasseert wanneer iemand live wordt vermoord in een van z’n programma’s. Niet dat het hem windeieren heeft gelegd, helemaal niet. Die enkele mensen die nog nooit van Tom van Dommelen hadden gehoord, kenden hem opeens als hun beste vriend. Maandenlang ging er geen dag voorbij of Tom was ergens op televisie of radio te bespeuren. Jouw proces is in Nederland door het hele volk opgeslurpt als een kom warme soep: reportages over je carrière, compilaties over je privéleven, ontroerende getuigenissen van je zogenaamde beste vrienden en vriendinnen en ga zo maar door. Nee, airplay heeft Tom van Dommelen meer dan genoeg gehad. Want natuurlijk werden al die beelden gedraaid en aan elkaar genaaid door het productiehuis van Dommelen. Maar dat geheel terzijde. Na de eerste woede en frustratie is Tom tot het besef gekomen dat hij het hier niet bij kon laten. Om kort te gaan, Fabienne, Tom vindt je een grote dame. Tom gelooft in jou als mediavrouw en als televisiekop. En als Tom van Dommelen een belofte maakt, dan komt hij die ook graag na. En daarom zit ik hier.’ ‘Oké, tot zover kan ik je volgen. Maar wat wil je dan van me? Wat wil je dat ik doe? Toch niet op tv? De mensen lyn19
chen me! Enfin, zij die al niet gestorven zijn van plezier dat me deze rampspoed is overkomen.’ ‘Nee, Fabienne, zo dom zijn we nu ook weer niet! Jouw carrière is veel te veel waard om weggegooid te worden aan de neurotische zinsverbijstering van een bedrogen huisvrouw. Nee, nee, zeker niet. Tom van Dommelen kijkt verder dan dat en belangrijker Tom dénkt verder dan dat!’ ‘Gelukkig.’ ‘Daarom heeft Tom mij naar jou toe gestuurd om je te helpen. Eerst om je leven weer een beetje op de rails te krijgen en wanneer dat eenmaal vlotjes loopt, dan kunnen we misschien gaan denken richting nieuwe start... comeback.’ ‘Ik denk niet dat Weervrouwen en Weermannen een comeback maken.’ ‘Nee, natuurlijk niet. Kom, je weet wat ik bedoel. Een comeback op het scherm. Een comeback van Fabienne, in welke vorm dan ook, in welk programma dan ook. Helemaal safe, jaren ertussen, geen slechte herinneringen, geen natrappen. Een leeg blad, een tweede kans.’ ‘En jij gaat daar voor zorgen, Diego?’ ‘Ik ga daar heel erg mijn best voor doen, inderdaad.’ ‘Is het daarom dat er Personalitybegeleiding op je kaartje staat?’ ‘Dat heb je juist gezien, Fabienne! Inderdaad, dat is namelijk wat ik doe: bekende koppen begeleiden in moeilijke tijden. Wanneer alles en iedereen hen de rug toekeert om welke reden dan ook: te weinig succes, te weinig sexappeal, slechte manager... Wanneer alle anderen je uitspugen en je telefoonnummer wissen uit hun smartphone, dan kun je op mij rekenen.’ ‘Ik neem aan dat je veel werk hebt dan?’ ‘Er worden wat mensen aan de kant gezet in Bekendenland, ja. Maar het gaat nu om jou, Fabienne. En jouw geval 20
is natuurlijk een beetje anders... uitzonderlijk. Daarom wil ik met jou samen een goed battle plan uitwerken.’ ‘Een wat?’ ‘Een battle plan? Een plan hoe we de komende dagen, weken en jaren zullen aanpakken om jou weer een mooi leven te bezorgen.’ ‘Diego, stop eens even. Ik weet niet wat je verteld is of misschien zelfs beloofd, maar ik heb geen geld meer. Alles wat ik had, heb ik er al die jaren prettig doorgefeest en de rest is naar mijn advocaten gevloeid. Dus ik kan me helemaal geen manager of wat dan ook permitteren.’ ‘Fabienne, je beledigt me! Denk je nu echt dat ik je situatie zo slecht inschat en je op kosten zou jagen? Nee, zie mij als een geschenk van Tom van Dommelen aan jou. Om de gemiste kans van zeven jaar geleden goed te maken.’ ‘Dit is veel op één dag, Diego. Het spijt me.’ ‘Ik begrijp je, Fabienne. Kom maar eerst lekker tot rust en over enkele dagen zien we elkaar weer. Ik breng je naar huis.’ ‘Naar huis? Ik denk niet dat daar nog iets te...’ ‘Ik ben zo vrij geweest even op de zaken vooruit te lopen en heb een kleine studio voor je gehuurd in de stad. Niks speciaals, maar het is er warm en clean. Over de kosten hoef je je nu even geen zorgen te maken, dat bespreken we allemaal wanneer het de tijd ervoor is. Neem eerst rust.’ ‘Ik heb zeven jaar gerust, Diego.’ ‘Euh... ja, natuurlijk.’ ‘Laat maar. Breng me maar naar die studio. En geef een nummer waar ik je kan bereiken.’ ‘Dat doen we, Fabienne. Ik voel dat wij goed gaan samenwerken. Zeker weten.’ Whatever.
21
– Besef jij eigenlijk wat een vreselijk arrogant zelfingenomen klotewijf jij bent? – ... – Zie jij dan niet hoe de mensen rondom je spontaan beginnen te braken wanneer ze je nog maar ruiken? – ... – En jij loopt rond, met je achterlijke kop in de wolken, alsof niks en niemand je iets kan schelen. – ... – Madame ken-je-me-nog-van-tv. Miss schijtgat. Strekentrees van de lokale zender. – ... – Jij zult nooit veranderen, jij zult altijd dat verdomde schijtwijf blijven waar ze je al die jaren voor versleten hebben. Want zo dom ben je wel: om niet te zien dat ze je niet op televisie hebben gelaten omdat je fucking goed bent in het weer voorspellen. Nee, jij ziet met je ogen vol eigenprut niet dat het eigenlijk enkel en alleen maar om je gemene bek en je pijpsmoel is dat ze je daar een nummertje hebben laten doen net na het avondnieuws. – ... – Fabienne? Wat kunnen we hieruit leren? – Dat ik niet zo goed ben in het weer voorspellen? 22
– Fabienne, even bij de zaak blijven alsjeblieft. Greet laat je hier duidelijk voelen dat er een beeld van je wordt opgehangen. Een beeld waar andere vrouwen blijkbaar last mee hebben om te vatten. Kun je je hierin vinden, Fabienne? – Geen idee. – Vind je het beeld dat Greet van je ophangt terecht? – Greet is een gefrustreerde vrouw van veertig en wat meer. Ze heeft al sinds haar negentiende geen goeie seks meer gehad omdat ze er sindsdien is gaan uitzien als een met cellulitis gepantserde onderzeeboot. Als ze überhaupt ooit goeie seks heeft gehad. Ze wurgde de laatste man van wie ze had gehoopt nog iets van liefde te ontvangen. Toen bleek dat hij graag vrouwenondergoed droeg en van mannen hield, zijn haar stoppen doorgeslagen. En hier zit ze nu, in de vrouwengevangenis voor de volgende dertig jaar. Op één vierkante meter met een vrouw die écht heeft geleefd en gevoeld heeft wat het is begeerd te worden. Eigenlijk is die hele frustratie haar probleem, niet het mijne. – Greet? Wat voel je nu? Kun je je vinden in het beeld dat Fabienne van je heeft? – Ze heeft geluk dat ik weet dat ze een andere bitch heeft omgelegd, want anders was er allang niks meer over Fabienne te bespreken. – Oei, nu word ik bang. – Dames, alsjeblieft. Laten we er geen ordinaire scheldpartij van maken. Even terug naar ons thema van vandaag met de hele kring, namelijk: ‘Vriendschap binnen de gevangenismuren: wat is het en hoe doe je dat?’ Krisje, jij gaf daarstraks een heel gerichte opmerking over hoe alle verschillen van buiten de gevangenis hierbinnen wegvallen en jullie allemaal gelijk zijn. Wie wil daar even op doorgaan?
23
Een vrouw met een veel te grote bril kijkt detectiveachtig rond in de cirkel van vrouwen die om haar heen zitten. Acht vrouwen, allemaal gevangenen, zijn op hun wekelijkse therapiesessie. De groepsessie. Want uiteraard hebben ze ook nog individuele begeleiding. Maar deze vrouw, we zullen haar Kathy noemen, leidt de wekelijkse kring. Kathy is midden vijftig, door de wol geverfd in dit soort zaken en ze ruikt naar oude abdijkaas. Zij is de vrouw bij wie je je hart wilt uitstorten wanneer er werkelijk niemand anders meer beschikbaar is. Ook je vervelende buur niet. Maar hierbinnen moet je wel. Hierbinnen is Kathy de baas van de kring. En in die praatkring doe je wekelijks je ‘ding’. Dan worden er onderliggende spanningen opengelegd en borrelende botsingen voorkomen. Maar wanneer niemand iets te melden heeft, dan worden de algemene thema’s aangeraakt. En die zijn de ergste. De ‘Bond zonder Naam’-thema’s: seks zonder man – vrouwen en misdaad – op afstand van je kinderen houden – en stop me voor ik uren verderga... Wanneer er een probleem opgelost moet worden, luister je vooral, tenzij het probleem van jou is natuurlijk. En dat is gemakkelijk. Soms zie je zelfs twee vrouwen elkaar beschieten met pure etter van venijn. Soms zie je dat gevangenen elkaar in de armen vallen en huilen van eenzaamheid en verdriet. Geen prettige dingen, maar het gaat tenminste niet over jou. Je kunt toekijken en stilletjes wegzakken in ‘de therapiekring’. Maar tijdens de algemene gesprekken moet iedereen aan de babbel. 24
Het allervreselijkst zijn de stokpraatjes: dan geef je een rode stok aan elkaar door, langs de hele kring en wie de stok krijgt moet inhaken op de stelling van de vorige spreker. De ware therapiehel! Gelukkig zitten er in onze wekelijkse kring maar drie vrouwen die echt denken hier beter van te worden en die dan ook voluit voor de helende babbel gaan. De andere vijf kijken toe of kletsen uit hun nek. Net als ik. Soms. Maar vandaag ging het even anders. Het thema was dus ‘Vriendschap binnen de gevangenismuren’. Lekker algemeen, lekker veraf. Maar opeens ging mijn roomy of beter cel-y Greet total loss. Greet zit bij me in de cel. Al vier jaar nu. En twee maanden. En zestien dagen. En 23 uur. Maar dat geheel terzijde. Het toeval wil dat we eigenlijk best goed matchen. Die vier jaar (en 2 maanden en 16 dagen en 23 uur) laten we elkaar vakkundig met rust. We praten amper, weten niks over elkaars leven en leed én leven ons gevangenisleven prachtig naast elkaar. Daardoor is er een rust tussen ons. Een afstandelijke rust. Door de andere gevangenen ten onrechte opgevat als vriendschap. Maar dat kon me al die jaren geen ene fuck schelen. Zo lieten ze ons tenminste met rust. Want ik was er voor Greet en Greet was er voor mij. Dat dachten ze toch. Tot vandaag. Om een mij geheel onbekende reden heeft het thema ‘Vriendschap binnen de gevangenismuren’ iets in Greet losgemaakt en haar een container vuil doen spuien. 25
Over mij. Ik heb de hele tijd achterovergedrukt in mijn stoel zitten luisteren hoe ze tegenover Kathy en de anderen onze geveinsde vriendschap volledig blootlegde, ja, zelfs veranderde in pure haat. Naar mij. Waarom is me volledig ontgaan. En hier zit ik nu, niet goed wetende wat ik hiermee aan moet. Is het een tactiek van Greet? Wil ze de andere vrouwen op een verkeerd spoor zetten? Maar waarom? Het spoor waar ze op zaten was prima. Ze lieten ons met rust. Wat wil je meer binnen deze verschrikkelijke muren dan volledig met rust gelaten worden? – Fabienne, jij hebt nog zeer weinig gezegd vandaag. Ik wil eigenlijk jouw mening eens over vriendschap in het algemeen hierbinnen en dan meer specifiek over wat Greet daarstraks zei. Dat ontbrak er nog aan. Yvonne gaat zich ermee bemoeien. Ik had het kunnen zien aankomen. De grote cijferdame. De vrouw die hier nooit had mogen zitten, maar die wel degelijk het meeste van ons allemaal verdient om hier te zitten. Yvonne, een fiscaliste die enkele grote bedrijven miljarden euro’s lichter heeft gemaakt. Haar deel is nooit gevonden, alles wat ze doorgesluisd had aan derden wel. Maar toch hebben ze haar hier vier en een half jaar vastgezet. Om haar even uit de circulatie te hebben. Yvonne is het soort vrouw dat volkomen onschuldig een 26
rechtszaal kan binnenlopen en alleen maar door haar irritante ‘zijn’ met tien jaar cel weer naar buiten komt. Ze is onuitstaanbaar. En dat weet ze. En dat trekt ze zich geen ene centimeter aan. Kaarsrecht en alsof ze net van kantoor komt, volgt ze het groepsgesprek. Met haar strakke taaltje en haar verstand ver boven ons allemaal verheven, neemt ze elke week actief deel aan alles wat Kathy ons voorschotelt. Yvonne. Zij heeft dus ook een vraag. Voor mij. – Fabienne? – Ik heb je wel gehoord, Yvonne, maar sommige mensen denken na voor ze spreken. Vriendschap bestaat niet. Niet hier binnen en zeker niet hier buiten. Je kunt alleen jezelf vertrouwen en van jezelf en je kinderen houden. Anders raak je erg teleurgesteld. – Oké, en met betrekking tot wat Greet over je zei? Wat doet dat met je? Want jullie leken toch de beste vriendinnen, niet? – Wat weet jij daarvan, stuk vreten? – Greet, alsjeblieft. – Nee, wat weet zij daar nu van? – Greet, dit is iets tussen Fabienne en Yvonne, laat hen even praten, straks mag jij weer. – Ach, jullie zijn allemaal hetzelfde, vrouwonwaardig. Eigenlijk hadden jullie allemaal mannen moeten zijn. Dan zaten jullie hier niet, dan was dit allemaal nooit gebeurd. Mannen laten zich niet betrappen. Mannen trappen niet in de val van een jaloerse vrouw. Mannen vluchten niet wanneer hun kinderen zogezegd in de handen van een neurotische vrouw zijn. 27
Wat doet Greet nu? Waarom praat ze over mij? Waarom vertelt ze mijn verhaal? Haar blik zoekt me in de kring en ze blijft me ijskoud aankijken. Ik zie haar niet meer zoals ik haar ken. Dit is iemand anders. Ze ziet er letterlijk anders uit dan al die jaren samen in onze cel. Maar waarom dit? Waarom vertelt ze mijn verhaal? En ze is blijkbaar nog niet van plan ermee te stoppen. – Mannen hebben geen wroeging als ze vreemdgaan met hun ex-collega. Mannen zorgen dat ze sneller weg zijn. Mannen laten zich niet uitrangeren door een belachelijk televisiehoofd. Mannen zorgen ervoor dat ze hun baan kunnen houden. Mannen doen geen domme voorstellen aan de televisiebazen waardoor ze ontslagen worden. Waarom houdt Greet niet op? Nu onmiddellijk? En waarom blijven de andere gevangenen geboeid naar haar luisteren? Wat een onzin vertelt ze toch. Onzin die alleen ik weet. Onzin die zij onmogelijk kan weten. Ik ben ontslagen bij de televisiezender omdat ik een voorstel heb gedaan. Ik wilde iets aan mijn weerpraatje op tv veranderen en dat zagen de grote televisiemannen niet zitten. En toen is mijn hele leven veranderd. Toen ben ik veranderd en is alles helemaal vreselijk fout gegaan. – Mannen hebben een plan, Fabienne. Zeker grote televisiemannen hebben een plan. Die willen vrouwen weg hebben. Die hebben een plan en wachten op het juiste moment om iets oudere vrouwen weg te sturen van hun jongegrietenscherm. Mannen hebben een strak plan en dat heb jij niet. 28
Fabienne, dat plan heb jij niet doorgehad. Domme geit dat je bent. Wat? Een plan? Hadden die televisiebazen op hun designverdieping een plan? Was het de hele tijd al hun bedoeling me van het scherm weg te krijgen en hebben ze gewoon gewacht tot ik zelf een foute stap zette? – Word wakker, Fabienne, word wakker! Reageer als een man, nee, wat zeg ik, beter dan een man! Reageer Fabienne, het is nog niet te laat. Want dat is wat ze verdienen, dat hun beeldbuisimperium gaat wankelen wanneer ze iemand als jij ontslaan. Dat ben jij waard, Fabienne! Dat zijn ze jou verplicht. Zij hebben je gemaakt, zorg ervoor dat jij ze nu kraakt. Greet kijkt me diep indringend aan. Wat wil ze hiermee vertellen? Dat ik het er niet bij mag laten? Wat een medeleven opeens van de vrouw die daarstraks nog beweerde dat ik de duivel zelf was. Dat ik het uitschot van de schaduw van een goedkope versie van de hel ben. Waarom wil ze nu dat ik reageer op wat die mannen mij hebben aangedaan? Misschien heeft ze in essentie wel gelijk, maar waarom zegt ze dat nu en zo openlijk voor alle andere gevangenen in onze groep? Zo meteen zitten we weer veilig tussen onze vier celmuren en dan was het moment veel tactischer gekozen om me dit soort dingen te zeggen. Waarom juist nu, met iedereen erbij, ook Kathy, de outsider, de therapieleidster erbij? – Word wakker, Fabienne, word in godsfuckingnaam toch wakker. Je hebt je hele leven op de helling gezet om jezelf te 29
redden van die gestoorde vrouw die je kinderen wilde en je naar het leven stond. Ga nu nét dat ene stapje verder, maak ze kapot daarboven in dat zendergebouw. Ga hen te lijf met alles wat je in je hebt. Sla terug en harder dan ooit. Word wakker, Fabienne, word wakker. Wakker. Ik ben wakker. Damn, weer een therapiedroom. En wat voor één. Ik had deze dromen al de laatste maanden binnen de muren van de gevangenis, eigenlijk sinds de groepstherapie gestopt is, enkele maanden voor mijn vrijlating. Want als de open gevangenispoort eenmaal in zicht is, kunnen de sociaal therapeuten je ziel niet meer redden met groepstherapie, blijkbaar. Eerst waren de dromen kort en een vreemd soort herhaling van wat er die laatste weken besproken was in het sociolokaal van de gevangenis. Maar nooit waren ze zo realistisch en zo veelkleurig als deze. Alles was er, ik kon iedereen zien, ruiken, zelfs bijna voelen. Greet, Kathy en haar kaasgeur, het laptop- en gsm-zweet van Yvonne, en de muskgeladen geur van zoete Betty naast me. Zij was zacht en stil en zat om onverklaarbare redenen altijd naast me. Geen uitzondering, elke week, onverstoorbaar was zij mijn buur. Tot de dag dat ze zelf koos om de gevangenis te verlaten en meteen ook haar eigen leven. Betty, amper 25, al 6 jaar achter de ijzeren hekken en zo onwezenlijk mooi en sexy. Maar ze kon het leven en de vloek van de cel niet aan. Niemand zag het aankomen en ergens natuurlijk iedereen wel. Ze was erin geslaagd van lakens een soort 30
strop te maken waarin ze zichzelf versmoorde aan de tralies in haar celdeur. Op een nacht, in volle slaapstilte. Zelfs haar cogevangene was er niet wakker van geworden. Het was oudekaas-Kathy die ons van Betty’s vertrek vakkundig op de hoogte bracht. Het toeval wilde dat juist de volgende ochtend onze wekelijkse therapieronde plaatsvond. Zonder Betty. Niet hetzelfde. Voor niemand, maar zeker niet voor mij. Want het gat naast mij werd niet meteen opgevuld. Als een kille wind die je verkoudheden bezorgt, bleef Betty’s stoel leeg. Hij werd een centimeter of tien achteruitgeschoven, maar daar bleef hij staan. Het leek wel alsof Betty toch nog kon binnenvallen. Misschien heeft ze dat ooit wel gedaan, maar dan hebben wij het niet gevoeld. Voor mij bleef hij onvervangbaar leeg, die stoel, want Betty, stille aanwezige Betty, was weg. Niet in deze therapiedroom. De dag, of beter, de nacht dat ik doorkreeg dat deze dromen steeds zouden terugkeren, ben ik ze zo gaan noemen, de therapiedromen. In deze therapiedroom zat Betty dus weer naast me, ik voelde haar en rook haar vooral. Greet en de anderen zagen er zo écht uit dat ik niet doorhad dat het een droom was. Maar een droom was het wel degelijk, want nu ben ik wakker. Zwetend, geschrokken en met een stekende hoofdpijn aan de rechterkant van mijn voorhoofd. Een slechte dag, dat voel ik nu al. Blij dat ik wakker ben, want het aandringen van Greet werd griezelig echt en hard in de droom. Tegelijkertijd heb ik het gevoel dat deze therapiedroom anders was dan de andere: feller, echter en alsof er een soort boodschap in zat. Maar voor ik me daarin verdiep, wil ik eerst weten waar ik ben. 31
Ik ben vrij, dat weet ik nog. Maar verder dan dat kan ik niks meer thuisbrengen. Zeker deze kamer niet. Een overdreven steriele witheid slaat me in het gezicht. Waar ben ik in godsnaam? Het is geen ziekenhuiswit, nee, over dit wit is nagedacht. De enige kleur in deze totaal witte leefruimte is van de okeroranje gordijnen die het daglicht met een zware gulheid binnenlaten. Waarom gordijnen ophangen als ze het licht nog sterker maken dan het al is? Tegen de doordachte witte muren is het alsof ik in een hotelkamer ergens in het zuiden van Spanje wakker word. Alleen de rilling over mijn blootliggende been overtuigt me ervan dat dit nog steeds de natte stad is waarin ik in slaap gevallen ben. Mijn eigen stek, ik weet het weer. Die man aan de gevangenispoort heeft me hierheen gebracht. Zijn kaartje staat naast me op het nachtkastje. Ik moet het daar gisterenavond gezet hebben omdat ik wist dat ik bij het wakker worden niet meer zou weten hoe hij heet. En dat is dus nu het geval. Diego Grebs. Door de gifgroene letters op het kaartje barst mijn hoofd nog meer onder de pijn, die zich nu helemaal achter mijn rechterwenkbrauw nestelt. Diego Grebs heeft een studio in de stad voor me gehuurd. Diego Grebs zal ervoor zorgen dat mijn leven weer op de rails gezet wordt. Diego Grebs wordt hiervoor betaald door de grote televisiebaas Tom van Dommelen. Het waarom van dit alles is al een even groot mysterie als de naam van de man, maar ik kan het me nu even niet aantrekken. Ik lig in een wit bed, in een witte studio in een druk deel van de stad. 32
Alles binnen handbereik om straks weer mee te tellen. Er weer te ‘staan’. Eerst deze verdomde hoofdpijn te lijf gaan. Zou Diego Grebs zo grondig te werk zijn gegaan en aspirines of iets dergelijks in het badkamermeubel hebben gelegd? De proefondervindelijke methode zal het uitwijzen. Opstaan, Fabienne, eruit. Wat heb ik een hekel aan de hoofdpijnochtenden. Ook een souvenir uit de gevangenis. Geen lucht, onfrisse matrassen en uitgedroogde dekens hebben er al die jaren voor gezorgd dat mijn hoofd een afkeer heeft ontwikkeld voor dat soort slaapomstandigheden en gaat bonken van verzet. Gelukkig helpen pillen en die wil ik nu vinden. Een bed, naast een bank, driezit, denk ik en via de open keuken (klinkt veel hipper dan ze is) naar de deur van waterland. Een witte tegelmuur met een nog wittere douche en een al even witte wastafel lachen me toe in het geelwitte neonlicht. Goeiemorgen badkamer uit mijn nachtmerries! Naast het kleine spiegeltje liggen okergele handdoeken in perfecte stapeltjes op de planken. En kijk eens daar, onder de wastafel, zowaar een kastje. Daar moet ik zijn, vertelt de kloppende hoofdpijn me. Een stuk zeep in wit papier verpakt, een deo van een obscuur goedkoop merk, steriele tandenborstel en -pasta, maar geen medicijnen. Tenzij de witte kartonnen doos op de onderste plank iets te verbergen heeft. En ja hoor, daar zijn ze dan: de felle kleuren van de medicijnendoosjes. Ook al had ik geen hoofdpijn, dan nog zou hun veelkleurigheid een warme afwisseling zijn binnen deze witte studio. Hopelijk heeft niemand aan een binnenhuisdecorateur schandalig veel geld betaald om deze studio in te richten. 33
Met recht en reden zeven jaar naar de cel dan voor witte oplichterij! Het water stroomt overvloedig en daar neem ik grote slokken van. Wat is dit zalig: in mijn eigen studio zelf een pil pakken met mijn eigen badkamerkraanwater. Je eerste dag buiten is begonnen, Fabienne.
34
– Heb je wat kunnen slapen? – Ja, een witte slaap, dat wel, maar hij was rustig. – Ja, Bienneke, ik heb de inrichting van de studio bewust zo neutraal gehouden. Dan word je niet afgeleid en kun je zelf nog alle kanten uit met de inrichting van de ruimte. Bevalt hij een beetje, de studio? – Gaat wel. – Wanneer kunnen we elkaar zien, Fabienne? Want ik denk dat ik goed nieuws voor je heb. – Ik weet het niet, Diego. Wat gaat deze hele grap me eigenlijk kosten? – Toe, Fabienne, ik heb je gisteren toch al uitgelegd dat... – Ja, ja, je hele Tom van Dommelen-babbel, ik weet het. Maar toch, Diego, ergens wringt er iets. Waar wil je met me naartoe? Ik stel niks voor, ik heb niks meer, ik beteken nog veel minder. – Denk daar nu even niet over na. Laat het denken de eerste maanden maar aan mij over, Fabienne. Zeg me liever wanneer ik je een eerste restaurantbezoek na de gevangenis mag aanbieden? – Kunnen we met een kop koffie beginnen, Diego? Restaurants gaan nog een beetje boven mijn pet op dit moment. Ik denk niet dat ik zo lang aan tafel kan blijven zitten. 35
– Een kop koffie ‘it is’. Morgenvroeg pik ik je op rond de klok van tien. Tot dan? – Blijkbaar. Diego Grebs. Een vreemde man met een nog vreemdere naam. Wel lief dat hij me belt, zo vroeg en zo bezorgd. Maar wie is hij eigenlijk? En nog belangrijker: wat wil hij van mij? Zou Tom van Dommelen hier écht achter zitten? Wil de Grote Van Dommelen werkelijk met mij verder als alles weer een beetje beter gaat? Maar wil ik dat wel? Dat scherm, die aandacht, de hele tv-heisa... Wacht nog even, Fabienne, wacht gewoon af. Wie Diego ook is, hij heeft het goed met je voor: een studio, een lift ernaartoe, misschien binnenkort een baantje. Wie zou zoiets zomaar doen? Of me al die dingen aanbieden om daarna iets slechts met me voor te hebben? Nee, Diego is vreemd, maar hij komt goed van pas, dus nu niet verder over nadenken, Fabienne. Je hebt niks anders meer... er is niks anders meer. Geen appartement, geen warm nest om je in terug te trekken, geen twee meisjes die je in de armen vliegen. Milly en Babette, wat mis ik ze. Maar ik kan er nu niet voor ze zijn. Ik heb hun niks te bieden. Ze zijn beter af bij Tony en zijn Elsje, daar hebben ze nu een thuis. Mijn zachtzoete kindvrouwtjes, wat mis ik ze. Maar ik kan ze niks bieden: geen thuis, mijn hele hebben en houden heb ik verkocht om alle kosten te kunnen dekken van geldzuigende advocaten en allerlei gerechtsparasieten. 36
Geen onderkomen: ik weet amper wie ik zelf ben, hoe zou ik dan twee tienermeisjes kunnen vertellen wie zij moeten zijn? Nee, het is beter zo. Bij Elsje en Tony. Hun vader en zijn vrouw. Maar er komt een dag dat ik ze weer in mijn armen sluit. Dat ik weer hun moeder kan zijn. Dat is wat ik wil. Daar wil ik naartoe. Hier sta ik dan. Kwart over elf in de morgen en een hele dag ‘niks’ voor me. Een hele dag witte muren en okeroranje gordijnen. Liggen op een wit bed, zitten op een zachte, witte bank, met uitzicht op een witte kast. In een uitgezakte zeemanstrui en een ondertussen veel te ruim geworden jeans. De enige kleren die me nog resten. De kleren waarin ik ben binnengegaan. Alles ben ik kwijt. Alles. En daar heeft niet alleen de gevangenis voor gezorgd. Nee, daar had Frederik V. ook zijn steentje toe bijgedragen. De grote tv-baas, de man die het maken zou in televisieland. Geen oudere vrouwen meer op het scherm, geen rimpel in zijn hogedrukgebied. Daarom moest ik gaan. Hij moest me niet. Niet meer. Zelfs niet na al die jaren trouwe Weerdienst en al die honderdenduizenden kijkers die hun dagelijks weerpraatje met mij vereenzelvigden. Van geen enkel belang. Gaan moest ik. De Grote man moest me niet. Niet meer. Al ben ik in die zeven jaar sterk gaan twijfelen of er ooit een tijd is geweest dat Frederik V. me wel moest. 37
En zeven jaar is een lange tijd om over de dingen na te denken. Maar ik heb het gedaan. En ik zal beter worden. Voor mijn dochters. Voor hen en hen alleen. Wat een vreemde uitdrukking eigenlijk: je leven weer op de rails zetten? Rijden wij dan allemaal treinsgewijs ons lot tegemoet? Heeft ons leven verschillende kleine wieltjes ergens onderaan die kunnen ontsporen? Ben ik ontspoord? Is Fabienne-de-ooit-zo-populaire-publieks-Weervrouw van haar rails gereden omdat ze van haar geliefde scherm gebannen werd voor veel jongere exemplaren? Nee, ik ben niet ontspoord, mijn leven is van me weggereden. Dat is iets heel anders. Ik ben klemgezet door een televisiebaas, een vrouwgeile ex-collega, en finaal de middenberm in gereden door een veel te jaloerse huisvrouw die nooit de hele waarheid heeft gehoord uit de leugenachtige bek van haar bedrieger van een man. Eentje is al dood, daar heb ik zelf voor gezorgd met mijn twee eigen handen. Maar twee lopen nog rond. De tv-baas en de tv-baas-z’ngat-likkende-Weerman. Twee mannen die mijn leven van de rails hebben gehaald. En die niet van plan zijn het er weer op te krijgen. Nee, daar zijn dan weer mannen als Diego Grebs voor. Dus misschien had Greet wel gelijk in mijn therapiedroom van deze nacht, misschien moet ik wakker worden en mijn leven zelf oppakken waar het was. Weer op mijn rails. Terug naar Fabienne en het eenvoudige leventje. Want ik wil meer dan dit. Ik ben meer dan een veel te 38
witte studio met open keuken waar je amper een omelet in kunt bakken. Misschien stelt die Diego Grebs niks voor en is hij een even grote luchtbel als de meeste Hollanders. Al is hij geen Hollander, hij werkt voor een Hollander en dat maakt hem dus ook een soort van Hollander. Nee, niet weer in je oude fouten vervallen, Fabienne, niet doen. Laat de man ten minste zijn verhaal vertellen. Laat Diego vertellen wat hij met je van plan is. Hij had tenslotte goed nieuws, zei hij daarnet aan de telefoon. Luister naar zijn goednieuwsshow en beslis daarna wat hij voor je kan betekenen. De weg die hij voorstelt is sowieso een weg die leidt naar de Grote Tom van Dommelen. Nederlandse televisiemaker die de meest succesrijke programma’s maakt en die megasterren heeft gekweekt onder de al zo bekende Nederlanders. Dus neem jezelf in de hand, Fabienne, en geef Diego en zijn plan een kans. 25 over 11. Nog een hele dag te gaan voor de koffietaxi van Diego morgenvroeg voor je deur staat. Dus een plan voor vandaag? Nog een erfenis uit de gevangenis: aan elke dag een doel geven, hoe miniem ook, hoe ver weg ook. Doen. Elke dag een opdracht, een taak, iets waar je je ‘mens’ van gaat voelen. Iets waarvoor je je bed uit wilt komen. Want als je dat niet meer doet, dan eindig je als lieve Betty, aan een strop. Al lijkt dat idee me op dit moment niet echt weerzinwekkend. Nee, Fabienne, niet aan toegeven. Niet nu, niet nu je zo ver bent gekomen. Doorbijten. Jezelf de verdoemenis in werken kun je nog de rest van je verdere leven. Eerst proberen er iets van te maken. 39
Een plan. Wat is mijn plan voor vandaag? Zorgen dat ik er weer een beetje als Fabienne uitzie wanneer ik morgen met Diego de wereld instap. Dat is het. Wassen en aankleden. Kleren zoeken. Geld. Waar is mijn pasje? Op het witte aanrecht liggen mijn jas en mijn tasje. Een nieuw model: ChanelPrison: een doorzichtige plastic zak met daarin een portefeuille, een pakje papieren zakdoekjes (zeven jaar oud!), een vergeten staalblauwe armband en een klein fotoalbum. Mijn handtasalbum. Was ik in al die jaren helemaal vergeten. Mijn dotjes. Ik wil ze zien. Een zacht tijgervelletje verstopt een schat aan herinneringen. Binnenin foto’s van mijn twee kleine meisjes: hun eerste klasfoto, als twee prinsesjes voor het grote kasteel in Disneyland, rillend van de kou in de sneeuw na een lange sleetocht. Huil maar, Fabienne, toe, huil maar. Het zal je goeddoen na al die tijd. De tranen lopen als het kraanwater van daarnet over mijn ijskoude wangen. Pas nu merk ik dat mijn hoofdpijn bijna verdwenen was, maar de tranen duwen ze terug naar de voorgrond. Het kan me geen barst schelen. Ik wil huilen. Huilen om al die verloren tijd. Huilen om de moeder die ik nooit voor mijn kinderen kon zijn, het warme nest dat ze hebben moeten missen, de gemiste kansen, de frustratie van mijn onmacht, de onkunde van vele collega’s met veel meer kansen dan ikzelf... Het huilen lucht op. Volgende stap. Aankleden. Wassen en aankleden en bedenken hoe je aan spullen komt om je morgen toonbaar te maken. Huilen kun je nog zoveel je wilt: elke nacht en elke lange dag. 40
Maar vandaag heb je een dag met een doel voor je. Het is een wonder dat mijn bankkaarten nog in de portefeuille zitten. Ik moet naar de bank, uitzoeken hoeveel geld ik nog heb en waar ik recht op heb. Krijg je als gedetineerde niet een soort van OCMW-uitkering de eerste maanden dat je vrij bent? Ik meen me te herinneren dat er een man met een véél te dikke bril een lange uiteenzetting heeft gegeven over dit soort zaken. ‘Vrijkomen voor Dummies’ of zoiets. Ja, humor hebben ze wel, daar achter die tralies. Maar naar goede Fabienne-gewoonte heb ik niks onthouden van wat die beste man allemaal uitkraamde. Dat helpt me nu dus geen stap verder. Ik moet naar buiten om het uit te zoeken. Dus wassen, aankleden en naar de bank. Dit is een dag vol doelen. Een dag met een driedubbel plan. Hoog tijd om eraan te beginnen, Fabienne. Mijn telefoon rinkelt weer. Zou Diego nog iets vergeten zijn te zeggen? Ik heb in elk geval geen zin om hem nu te horen. Mijn ogen rood doorlopen van de tranen, mijn stem krakend van verdriet en mijn voorhoofdsholte verstopt door de geweldig vele tranen. Dit is niet Diego’s nummer. Wie kan dit dan zijn? Ik ken dit nummer niet. Pers. Dat is het. Het zal de eerste reporter zijn die erachter is gekomen dat de eens zo liefelijke en populaire Weervrouw weer vrij is. 41
De eerste aasgier die wil weten hoe het voelt om veroordeeld te worden. Hoe het leven in een vrouwengevangenis eraan toegaat. Maar is het wel een reporter die me aan de lijn probeert te krijgen? Zeven jaar geleden kende ik zowat alle telefoonnummers van de beste reporters van de geschreven en televisiepers uit mijn hoofd. Maar nu niet meer. Daar is geen plaats meer voor hierboven. Nu is er trouwens alleen nog maar plaats voor die verdomde hoofdpijn die zelfs door de witte pil niet klein te krijgen is. Het bellen is gestopt. Misschien was het mijn vader wel. Nee, bewaar me. Niet mijn vader. Zijn nummer heb ik rechtstreeks van mijn hardehoofdschijf gewist. Al moet ik wel toegeven dat hij de enige was die me belde in de gevangenis. Met de regelmaat van de klok wilde hij weten hoe het met me ging. Alsof ik daar in zou trappen. Mijn vader wil helemaal niet weten hoe het met me gaat. Mijn vader is alleen met zichzelf in de weer. Zijn aandacht voor mij had ongetwijfeld met iets anders te maken. Iets wat hij van mij gedaan wilde krijgen. Zo is mijn vader. Zo was mijn vader. En daarom is hij ook uit mijn leven gegaan. En uit dat van mijn arme moeder. Na al die jaren van pijn en bedrog. Maar ik kan nu niet aan hem denken. Misschien is hij wel de reden dat alles in mijn leven zo fout gelopen is. Misschien is het wel door het magistrale tekort aan een vaderfiguur dat ik zo’n hersenloze bimbo ben geworden. Mijn vader. Uiteindelijk, na een jaar of vijf, hield het bellen vanzelf op. Ook zijn brieven bleven weg. Ik mis hem niet. De koude klootzak. Hij was er vroeger nooit. Nu hoeft hij er zeker niet te zijn. 42
Het is blijkbaar iemand die me het koste wat het kost aan de lijn wil krijgen, want mijn telefoon gaat weer. Het is weer stil. Dus toch geen reporter. Die geven het niet zo snel op. Dagen, uren, zelfs weken na elkaar blijven ze je bellen en bestoken met hun vragen om toch maar dat kleine extraatje te vertellen waar alleen zij en hun magazine beter van worden. Ach, ik heb er zoveel gegeven, nutteloze interviews met een zweem van diepgang die er helemaal niet was. Ik weet niet of ik het nog een keer zou doen. Misschien wel om er weer te staan, om weer Fabienne, de publiekslieveling, te worden. Maar dan moeten ze me natuurlijk wel bellen, die rotgieren van een reporters. Vreemd eigenlijk dat er gisteren geen pers was om mijn vrijlating vast te leggen. Dat had ik eigenlijk wel verwacht. Leek me vanzelfsprekend. Een beroemde Weervrouw die een andere vrouw vermoord heeft en na zeven jaar weer vrijkomt, dat lijkt me nieuws. Al was ik niet van plan ook maar één woord tegen hen te zeggen. Maar er was helemaal niemand. Vreemd. 5 voor 12. Je dagplan, Fabienne, je dagplan. Aankleden en naar buiten nu. De stad in, de lucht in je longen, voeten op de straatstenen. Alles weer ruiken, voelen en beleven. Nog wat beverig, maar het spreekt me wel aan, moet ik zeggen, de buitenlucht.
43
Het valt eigenlijk wel mee. De buitenlucht en de stad. Ademen, vrijheid inademen, leven, mensen om je heen voelen. En vooral een van hen zijn. Ik ben geen bekend gezicht meer, merk ik nu. Een verre herinnering, dat is wat ik ben voor de meeste mensen hier op straat en in de drukke winkels. Zeker zonder make-up en in deze veel te losse kleren is er niemand die ook maar een zweem van vermoeden heeft wie er naast hen loopt. Geen ik-ken-u-van tv-gesprekken, geen gênante vragen over het weer en aanverwanten. Valt allemaal best mee. Het weinige geld dat ik nog van mijn bankrekening kon halen brandt in mijn zak om uitgegeven te worden aan andere kleren en spullen die me weer even ‘mens’ zullen laten voelen. Zachte stoffen en warme wol die het nummer van mijn rug zullen branden dat ik zeven jaar ben geweest. Weer iemand worden, dat is waar ik nu voor wil gaan. Maar of die iemand ‘Fabienne’ is, dat weet ik nog niet zo zeker. Waar moet ik naartoe? In welke winkels zal ik nieuwe kleren kopen? Misschien beginnen bij waar ik gestopt ben: in veel te dure boetieks met schreeuwlelijke opzichtige kleren. Zo voel ik ongetwijfeld wat ik niet meer wil en dat is toch al een muizenstapje dichter bij te weten wat ik dan wel wil. Dit moet hem zijn, de zaak die ik in gedachten had: ‘MadrasCouture’. 44
Een naam om kotsmisselijk van te worden. Ik doe het, ik loop gewoon naar binnen en zie wat het met me doet. Wacht, Fabienne, niet zo snel, wat als die verkoopsters van destijds je herkennen? Ze zullen je aanspreken, je uitvragen, jij zult uit beleefdheid en eigen lof veel meer vertellen dan goed voor je is, de verkoopsters zullen op hun beurt verschillende vriendinnen in de andere al even walgelijke boetieks bellen of iPadden en voor je ’t weet staat je kop weer in de kranten en kun je niet meer naar buiten. Gelukkig is het IQ van de verkoopsters in dit soort winkels niet hoog genoeg om het gezicht van een klant na zeven jaar te herkennen. Laat staan dat diezelfde verkoopsters van toen hier nog werken. Kleine kans. Die zitten ongetwijfeld al met een steenrijke vent die ze op de mannenafdeling hebben opgescharreld ergens ruzie te maken en elkaar druk te bedriegen in een of andere Club Med. De houdbaarheidsdatum van het verkopend personeel in dit soort kledingzaken is niet erg lang. Te snel, te saai, te weinig hip en hup eruit. Dus ik waag het erop. Desnoods ontken ik in alle talen wie ik ben. Of in een andere taal dan de onze, nog beter. – Bonjour. Het begint al. Het gezicht dat me zogezegd welkom moet heten, heeft me allang van top tot teen gescand en is alweer druk bezig niks te doen op de laptop voor haar. Haar ogen vertellen me wat ze denkt: Niet hip, niet interessant, niet hot, dus zeker niet rijk en niks aan te verkopen dan een toevallige sjaal of broekriem in de uitverkoop, dus geen energie in steken en verder Facebooken, zoals je al de hele morgen doet. 45
En dat is wat deze verkoopster dan ook doet. Is ze wel een verkoopster? Of is het de dochter van de baas? Man, wat een jong ding, lijkt bijna kinderarbeid. En kindermishandeling, aan haar tonnen make-up te zien. Doorgaan, Fabienne, en wat casual rondkijken tussen de rekken, dan val je niet op. Ach wat, ik val hier op, of ik nu wil of niet. Ik pas hier immers niet in dit hol van hipheid, in dit voorgeborchte van de fashionhel. En wat een drukte hier. Ik mis bijna de eenzaamheid en de eenvoud van mijn cel. Even doorbijten, Fabienne, en rondkijken. Kijken wat in de mode is en trek je dan terug in de straat, anoniem. Een getater van mannen en vrouwen door elkaar, een overdosis parfummelanges en een voelbare oppervlakkigheid die van de muren schilfert, omringt me in deze winkel. Laat staan de kleuren die me toeschreeuwen vanaf de kapstokken onder mijn handen. Goud en glitter, geel en paars, alles door elkaar. Kort, onhandig en staalharde stoffen. Veel geld hebben betekent daarom nog niet comfortabel in je outfit kunnen zitten, blijkbaar. Maar dat soort ondingen die een fortuin kosten, heb ik ook gedragen. Wacht. Nee. Dat kan niet. Niet nu. Nog niet. Ik... Ja, ik herken die stem wel degelijk. Nee... Dit is hallucinant wreed. Vanuit de paskamers komt een stem. Een stem die ik nog herken. 46
Dat is Kurt in de paskamers. Kurt, mijn ex-weercollega Kurt. Kurt, wiens vrouw ik op een marmeren tafelblad haar laatste adem liet uitblazen omdat ze het op mijn kinderen en mijn leven gemunt had. Kurt, de aanleiding tot al mijn ellende. Hij staat op een luttele drie meter afstand van mij. Alleen een kartonnen paskamerwand met een frustratiespuiende reclameposter erop staat tussen ons. Zo te horen is Kurt op stap met zijn styliste en wordt hij vakkundig bijgestaan in het ‘weten wie je bent door wat je draagt’. Op het scherm en daarachter. Ik hoor Kurt praten en reageren, maar zijn woorden dringen niet tot me door. Dat is ook nergens voor nodig. Ik weet wat Kurt doet, ik weet waaraan Kurt nu denkt, ik weet waar Kurt naartoe wil. Naar Kurt en nergens anders. Alles Kurt, Kurt, Kurt en ik voel mijn sobere ontbijt van vanochtend omhoogkomen. Gelukkig staat de winkeldeur open en ik ren naar buiten. De straat uit en achter de hoek in een stille steeg laat ik mijn maag leeglopen. Op de straatstenen. Ik kan niet anders. Die hele Kurt-show deed me zo bewust worden van het soort leven dat ik zelf heb geleid. En wat walg ik daar nu van. Niet meer aan denken, Fabienne, anders moet je weer overgeven en veel eten kan er niet meer in je maag zitten. Ik ben het eten een beetje verleerd in dat betonnen hotel, vrees ik. Ik vond de buitenlucht juist weer zo leuk en nu dit. Wat een klootzak toch bij mensen naar boven kan brengen. Want een klootzak is Kurt. Van voren en van achteren. Ik mag dat zeggen en denken, want ik heb het levende bewijs zelf gedood. 47
Toen zijn gefrustreerde en weggecijferde vrouw Kurts ontrouw met mij had ontdekt, heeft die klootzak niet één keer de ballen gehad om haar te bekennen dat ik maar eentje in een rij van honderden was met wie hij zijn huwelijksbed bevuilde. En dat mij vermoorden of wegpesten niks zou oplossen, want hij zou lustig doorgaan met haar te bedriegen, ook na haar eigen dood. Nee, dat kon Kurt niet. Dus heeft hij zijn jaloerse vrouw achter me aan laten komen. Pas toen het al veel te laat was, voelde Kurt zich een beetje schuldig, ergens zacht achteraan in zijn minihart. Mede door mijn toenmalige intieme vrienden heeft hij geprobeerd de schade te beperken. Te laat. Helaas. Niks. Geen woord heb ik van Kurt gehoord in die zeven lange jaren gevangenis. Nee, zoiets doet Kurt niet. Berouw voelen is te veel ‘menszijn’ voor Kurt. En hier sta ik dan, na al die ellende en die doffe jaren, te kotsen in een steeg terwijl meneer Bigshot peperdure kleren staat te passen, bijgestaan door een styliste. Er moet iets aan dit plaatje veranderen. Neem jezelf in de hand, Fabienne, en probeer zo snel mogelijk weer in je veilig witte studio te komen. Daar ben je rustig en alleen. Mijn hand is bijna in de muur gegroeid van spanning. Wanneer ik mijn hand zachtjes lostrek voel ik het bloed weer naar mijn hoofd stijgen. Nu pas voel ik hoe bleek ik geworden moet zijn. Geen druppel bloed meer in mijn hoofd. Ik moet terug naar mijn studio. Weg uit deze mensenmassa, weg van Kurt en zijn gevolg, weg van...
48
Kurt schrijdt voor mijn kotsmisselijke neus de straat over met zijn knikkende styliste en zijn voorgelogen secretaresse achter hem aan. Hij lijkt nog achterlijker dan zeven jaar geleden. Als ik niet samen met hem tussen de lakens de meest uitgekiende standjes zou hebben uitgevoerd, zou ik bijna aan zijn seksuele voorkeur twijfelen. Zo antimannelijk, zo Louis-XIV, wat een watje is die man. Hij ziet me zelfs niet staan. Hij moet de geur van mijn net uitgespuwde gal geroken hebben, dat kan niet anders. Maar zelfs dat houdt hem niet tegen zijn verachtelijke zelf te zijn. Er moet iets veranderen, Fabienne. Deze man mag dit soort leven niet meer leiden. Niet na jouw boetedoening. Niet nadat Griet, zijn arme gefrustreerde vrouw, haar leven heeft gelaten voor zijn ontrouw. Er moet iets zijn dat Kurt uit zijn comfortzone kan katapulteren en hem op de botte stenen van de zelfrealisatie doet belanden. Maar wat? Zorg dat je eerst weer veilig binnen bent, Fabienne, en dan kun je het boek Kurt weer openen in je zieke geest. Nu weg van hier, weg van deze misplaatste Kurt-show. Weg. – Ik zie dat je nog niet buiten bent geweest. – Jawel. – O, ik dacht... tja, was misschien fout van mij, maar ik dacht dat het eerste wat ons Fabienneke zou doen als ze weer vrij was, eens lekker gaan shoppen zou zijn voor wat hippe kleren. Maar dat komt later wel. – Wat voor hips denk jij te kunnen kopen met 125 euro in de week, Diego? – Is het dat wat je krijgt aan uitkering? Dat is toch werkelijk... Nee, dat kun je niet menen, Fabienne, kom op! 49
– Whatever. Ik heb nog geen zin gehad om naar de winkels te gaan, dat is alles. – Oké, ik ga voor spek met eitjes en een zalige latte. Wat jij, Bienneke? – Koffie. Alleen koffie. – Niks erbij? Iets kleins? Zoet? – Koffie, Diego. – Jij kiest. Ben zo terug. Even bestellen aan de bar gaat hier beduidend sneller. Diego wurmt zich een weg tussen ontbijtende dertigers, druk iPhonende veertigers en enkele vlotte oma’s met hun kleinkids in de hipste outfits van de juiste merken. Een koffiebar zou een oase van rust moeten zijn op dit uur van de ochtend. Dat was onze koffiehoek op de celgang in elk geval wel. Niet dat we er zomaar heen mochten, maar als je er kwam, was het er altijd rustig. Hier niet. Hoge gerenoveerde plafonds sturen gekwetter en getater van de kasten naar de ramen en zo via de aluminiumtoonbank precies in mijn amper wakkere oren. Schel, hard en overgoten met veel te geel neonlicht. De koffie mag hier goed zijn, mij zien ze hier nooit meer terug na vandaag. Een nacht zonder therapiedroom. De eerste sinds heel lang. Een zalige nachtrust. Stilte. In de witte stilte van de studio. Alleen ik en mijn adem en mijn slaap. Zalig. Tot Diego aanbelde en me eraan herinnerde dat ik in dit nieuwe leven gevangenzit. Dit nieuwe vrij-zijn waar ik nog geen kant mee op kan. Waarin ik niet weet wie ik ben. Binnen in de gevangenis was het zo eenvoudig. Ik was Fabienne, de bekende bimbo die een andere griet van kant heeft gemaakt. Ik werd daarbinnen een van hen. 50