Omgevingsvergunning Antwoorden op de meest gestelde vragen september 2006
In deze folder treft u de antwoorden op de meest gestelde vragen uit de voorlichtings- en discussiebijeenkomsten Omgevingsvergunning van VNG en VROM.
Inhoudsopgave
1. Relatie met andere overheidsprojecten en wetgevingstrajecten
6
2. Planning Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht en ICT voorzieningen
11
3. Wabo en reikwijdte omgevingsvergunning
14
4. Bevoegd gezag en relatie tussen overheidsorganen en diensten
21
5. Administratieve en bestuurlijke lasten
26
6. Leges
29
7. Vooroverleg en termijnen
30
8. Integrale aanvraag, deelaanvragen en fasering
36
9. Indieningsvereisten
40
10. Bezwaar en beroep
42
11. Handhaving
44
12. ICT
45
13. Implementatie
48
14. Colofon
50
0
1. Relatie met andere overheidsprojecten en wetgevingstrajecten
Hoe ziet de minister de verhouding tussen het VROM-project Omgevingsvergunning en de verschillende andere projecten (PAO, Taskforce vereenvoudiging vergunning, LNV-toetsen)? De omgevingsvergunning maakt deel uit van een pakket van maatregelen van het kabinet dat ertoe strekt de administratieve lasten van het bedrijfsleven substantieel te verminderen en daardoor de productiviteit van de economie te stimuleren. Het stelsel van regels moet meer vanuit de positie van de ondernemende burger, het bedrijf en hun maatschappelijke activiteiten worden opgebouwd. Met het oog daarop heeft het kabinet een aantal grote projecten in uitvoering genomen, zoals de herijkingsoperaties bij verschillende ministeries en projecten als “Andere Overheid” en “Administratieve Lasten”. Ook past het wetsvoorstel in het project “Vereenvoudiging Vergunningen”. Daarin is geconcludeerd dat de in dit wetsvoorstel voorgestelde omgevingsvergunning een zeer aanzienlijke bijdrage levert aan de gewenste vermindering van het aantal vergunningstelsels van de verschillende overheden. De ontwikkeling van een dergelijk vergunningstelsel maakt deel uit van de bredere VROM-herijkings/moderniseringsoperatie die bestaat uit een groot aantal projecten. Zo wordt in dit kader ook gewerkt aan de verdere vervanging van de verplichting van een milieuvergunning
door algemene regels op het terrein van het milieu op basis van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer (Wm). Komt er niet heel veel tegelijk op gemeenten af? Er is de nieuwe WRO, woningwet, exploitatiewet, gebruiksbesluit, omgevingsvergunning… Ja, er komt heel veel op gemeenten af op dit moment, zowel op het terrein van de VROMregelgeving, als daarbuiten. Het Rijk is zich bewust van de verantwoordelijkheid zoveel mogelijk regie te voeren op de samenhang tussen deze wet- en regelgeving. ICT zal een hulpmiddel moeten zijn om er makkelijker uit te komen. Voor wat betreft de VROM-regelgeving wordt zoveel mogelijk op elkaar afgestemd, zowel inhoudelijk als qua planning. Implementatie wordt in het traject van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht zeer belangrijk gevonden en de ervaringen uit de pilots zijn ook meegenomen in het laatste wetsontwerp. Waar VNG en VROM mogelijkheden zien zullen zij gemeente ondersteunen bij de implementatie van de diverse wet- en regelgeving met bijvoorbeeld opleidingen en kenniscirkels.
0
Wat is de relatie tussen de omgevingsvergunning en de wet samenhangende besluiten? Het wetsvoorstel samenhangende besluiten (4e tranche Awb) biedt een coördinatieregeling voor alle besluiten die nodig zijn voor het uitvoeren van een activiteit. De Wabo regelt geen coördinatie, maar integratie in één besluit van besluiten op het gebied van de leefomgeving. In zoverre gaat de Wabo dus verder dan het wetsvoorstel Samenhangende besluiten. Samengevat komt het erop neer dat door de komst van de Wabo, die veel meer dan thans zal gaan leiden tot één besluit op het gebied van de leefomgeving, er veel minder besluiten overblijven waarop de coördinatieregeling kan worden toegepast. Hoe is de relatie Wabo- Coördinatieregeling WRO? Vervalt de coördinatieregeling in het uitvoeringsbesluit Wabo? En hoe is de relatie met het wetsvoorstel Samenhangende besluiten (4e tranche Awb)? De coördinatieregeling Wro blijft naast de Wabo bestaan. Alleen wordt met de inwerkingtreding van de Wabo het toepassingsbereik van die regeling veel kleiner. Immers vele toestemmingstelsels uit de Wro zullen in de Wabo integreren. De Wro-coördinatiergeling zal vooral betekenis hebben indien er sprake is van samenloop tussen omgevingsvergunning en bestemmingsplannen en andere plannen
t.a.v. ruimtelijk beleid. Bij de invoering van de Wabo en het wetsvoorstel Samenhangende besluiten zal de afstemming van de Wro-coördinatiergeling op deze regelingen nader worden geregeld.
Wat is de relatie tussen het ene loket van de omgevingsvergunning en het bedrijvenloket van EZ? Er zijn nauwe contacten tussen VROM en EZ op dit vlak. Het bedrijvenloket ontsluit informatie voor ondernemers over benodigde vergunningen. Gemeenten kunnen hierbij aansluiten en zo ook de eigen regelgeving voor aanvragers ontsluiten. Zie www.bedrijvenloket.nl. Wat is de relatie tussen de Wabo en de Waterwet/ Wet verontreiging oppervlaktewateren? Het vergunningstelsel voor directe lozingen op oppervlaktewater zal worden ondergebracht in het vergunningstelsel op basis van de ontwerp-Waterwet (thans in Wvo). Dit is overeengekomen tussen beide ministeries. De regels voor indirecte lozingen (lozingen die niet rechtstreeks in het watersysteem plaatsvinden, maar in een rioolstelsel) zullen uitsluitend in de omgevingsvergunning of in het stelsel van algemene regels op grond van de Wet milieubeheer worden gesteld. De waterbeheerder zal in het kader van het verlenen van de omgevings-vergunning een adviesrecht
0
krijgen. Indien de waterbeheerder aangeeft dat door het verlenen van de vergunning de doelmatige werking van rioolwaterzuiveringsinstallatie zou worden belemmerd of het bereiken van de grenswaarden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het geding komt, wordt het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning verplicht aan het advies gevolg te geven. De waterbeheerder kan bovendien het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning in die gevallen dwingend verzoeken om sanctionerend op te treden. De aanvragen voor de omgevingsvergunning en de watervergunning zullen bij één omgevingsloket kunnen worden ingediend. Waarom worden Keurvergunningen niet in de Omgevingsvergunning opgenomen? Toestemmingen op grond van Keurverordeningen worden geïntegreerd in de Waterwet. Er is wel een coördinatieregeling tussen de Wabo en de Waterwet.
aanvraag, wat de kans biedt voor de aanvrager om sommige gegevens later te leveren. De fasering van het exploitatieplan heeft betrekking op de uitvoering van werken en bouwwerken. Er is wel een koppeling tussen de fasering in het exploitatieplan en de omgevingsvergunning, en wel voor wat betreft de omgevingsvergunning voor het bouwen (bouwvergunning). Een exploitatieplan wordt een toetsing- en weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning voor het bouwen. Er wordt dus ook getoetst aan de mogelijk in het exploitatieplan opgenomen fasering. Als de fasering in het exploitatieplan het bouwen toestaat in 2010 en de aanvraag wrdt gedaan in 2008, wordt de vergunning geweigerd.
Wat is de verhouding tussen de omgevingsvergunning enerzijds en het Activiteitenbesluit van de Wet milieubeheer en het Gebruiksbesluit anderzijds? Welke rol speelt de Grondexploitatiewet in relatie Er wordt thans hard gewerkt aan de verdere tot faseren en deelaanvragen? vervanging van de verplichting van een miDe fasering van de aanvraag van een omgelieuvergunning door algemene regels op het vingsvergunning staat op zich los van de faseterrein van het milieu op basis van artikel 8.40 ring die de Grondexploitatiewet mogelijk maakt van de Wet milieubeheer (Wm). Hierbij zullen in het exploitatieplan. de bestaande 8.40-amvb’s eveneens worden De fasering van de aanvraag zorgt in feite voor vereenvoudigd. De planning is thans gericht op inwerkingtreding per medio 2007. een getrapte indiening en beoordeling van de
0
Hetgeen vergunningplichtig blijft, wordt geïntegreerd in de omgevingsvergunning. Ook met betrekking tot voorschriften brandveilig gebruik wordt gewerkt aan de totstandkoming van een AMvB met algemene regels die zo veel mogelijk de vergunningplicht vervangen (Gebruiksbesluit). Slechts in een beperkt aantal gevallen zal nog sprake zijn van een vergunningplicht en van brandveiligheidsvoorschriften in de omgevingsvergunning. Hoe wordt de afstemming geregeld tussen de melding in het kader van het Activiteitenbesluit (algemene regels) Wm en de omgevingsvergunning? Op dit moment wordt gedacht aan een systematiek waarbij de meldingen in het kader van de algemene regels gelijktijdig bij hetzelfde loket dienen te worden gedaan indien voor een project zowel een meldingsverplichting als een vergunningplicht op grond van de Wabo geldt: denk aan een omgevingsvergunning voor het bouwen die samenloopt met een meldingsverplichting. Het doen van een melding is in dergelijke gevallen een van de indieningsvereisten voor de aanvraag om een vergunning (gelijktijdige indiening). Als er sprake is van samenloop (bouwen van een gebouw en oprichten van een milieu-inrichting) zal de aanvraag om omgevingsvergunning buiten behandeling moeten
worden gelaten indien niet gelijktijdig is gemeld. Dit bevordert de naleving van de meldingsverplichting. Indien er sprake is van de mogelijkheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften ten aanzien van het bedrijf waarvoor de algemene regels gelden, zullen de procedures van de omgevingsvergunning van toepassing zijn (reguliere procedure van 8 weken bij maatwerkvoorschriften op verzoek). Het maatwerkvoorschrift wordt neergelegd in een afzonderlijke beschikking waarbij wel zal worden voorgeschreven dat er afstemming moet plaatsvinden tussen het voorschrijven van maatwerkvoorschriften en de voorschriften van de omgevingsvergunning. Een en ander wordt nog nader uitgewerkt in de invoeringswet ter wijziging van de Wet milieubeheer. Wanneer zal het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) worden herzien? En wat betekent dat voor het bevoegd gezag voor vergunningen en algemene regels? Het Ivb zal worden aangepast als gevolg van de Wabo. Het vergunningendeel – de aanwijzing van de vergunningplichtige activiteiten en het bevoegd gezag - zal in het Besluit omgevingsrecht worden geregeld. Op dit moment wordt nog bezien hoe met het inrichtingendeel (aanwijzing van inrichtingen die onder de Wet mi-
10
lieubeheer vallen) dient te worden omgegaan. Dat zal zeker nog een rol spelen ten aanzien van de algemene regels. Bij de bepaling van het bevoegd gezag voor de Wabo zal worden aangesloten bij de bestaande verdeling van taken en bevoegdheden tussen gemeente, provincie en Rijk, zoals deze is neergelegd in het Ivb. Er is dus in beginsel hetzelfde bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning als voor de algemene regels. In de toekomst – wanneer meer thans provinciale inrichtingen onder algemene regels zullen worden gebracht – zal overigens nader bezien moeten worden, of de verschuiving naar algemene regels ook niet zou moeten leiden tot overgang van bevoegdheden naar het gemeentelijk niveau. Wordt de winst van zo’n integrale vergunning niet steeds minder als steeds meer bedrijven onder de algemene milieuregels gaan vallen? In het kader van de Modernisering VROM-regelgeving wordt langs twee sporen gewerkt aan een vermindering van de regeldruk. Enerzijds door vervanging van de vergunningplicht door algemene regels. Anderzijds door te werken aan een integrale omgevingsvergunning. De algemene regels betreffen met name het beleidsterrein op het gebied van milieu, maar ook op het gebied van brandveilig gebruik. De invoering van de omgevingsvergun-
ning betekent ook op andere terreinen (denk bv. aan een bouwvergunning gecombineerd met een monumentenvergunning en/of kapvergunning) winst in termen van vereenvoudiging van procedures. Daarnaast zullen naar verwachting nog altijd enkele tienduizenden bedrijven vanwege mogelijke milieugevolgen onder de vergunningplicht blijven vallen. Wordt de archiefwet ook aangepast op deze digitale ontwikkelingen? Digitalisering is een ontwikkeling die veel breder is dan alleen de omgevingsvergunning. Eventuele aanpassing van deze wet ligt dan in eerste instantie ook niet op de weg van VROM, hoewel het niet uitgesloten is dat de digitale afhandeling van de omgevingsvergunning wel juist zal leiden tot de noodzaak van aanpassing ervan.
11
2. Planning Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht en ICT voorzieningen
Wat is de planning van de invoeringswet en de uitvoerings-AMvB? Een eerste concept van de invoeringswet is gereed. Er vindt intra- en interdepartementaal overleg over plaats. Deze teksten zijn nog voorlopig van inhoud en betreffen op dit moment alleen de voornaamste te wijzigen wetten (totaal gaat het om circa 45 wetten). Tijdstip van breder overleg en inspraak wordt bepaald aan de hand van het advies van de Raad van State over de hoofdwet. De uitvoerings-AMvB (Besluit Omgevingsrecht) is in wording. Een eerste concept-tekst is als werkdocument gereed en zal worden besproken in de relevante overleggen met de andere overheden.
Hoe ziet de planning van de ICT voorzieningen er precies uit? Er zijn 3 ICT-voorzieningen die landelijk gebruikt moeten gaan worden: • Branchewijzers: branchewijzer Horeca opgeleverd mei 2006. branchewijzers Kleinmetaal, Agrarische sector, Verblijfsrecreatie, Kinderopvang en detailhandel worden eind 2006/begin 2007 opgeleverd. Het najaar 2007 de resterende branchewijzers. Vanaf nu kunnen overheden in hun informatievoorziening aan ondernemers de branchewijzers gaan aanbieden en ‘verknopen’ met de lokale/provinciale informatie en producten en dienstencatalogi die zij aanbieden.
Hoe zit het overgangsrecht precies in elkaar Dat zal in de Invoeringswet worden geregeld op zodanige manier dat sprake kan zijn van een soepele overgang waar het de lopende ver- • Aanvraagmodule (e-formulier): een aantal gunningaanvragen betreft. formulieren worden vooruitlopend op het e-formulier omgevingsvergunning ontwikWanneer zal de Wabo in werking treden? keld om zowel aan kant van e-formulieren De planning van de totstandkoming van de (ICTU), VROM als gemeenten, provincies en wettelijke regelingen m.b.t. de omgevingsverwaterschappen praktijkervaring te kunnen gunning is gericht op invoering op 1 januari opdoen met elektronische aanvraag van 2008 (huidige planning). De wet moet in de vergunningen en het formulier. Deze formupraktijk ook goed worden uitgevoerd. De gelieren worden beproefd in een 15-tal pilots meenten en provincies moeten daar op tijd waarna ze breed bruikbaar zijn. Overigens worden de indieningsvereisten (eind 2006) klaar voor zijn. Daarop is de invoeringsbegeleien technische standaarden (voorjaar 2006) ding gericht.
12
eerder opgeleverd zodat overheden en leveranciers zich hierop kunnen voorbereiden en aanpassingen in back-officesystemen kunnen doen. - voorjaar 2006 is het e-formulier voor de bouwvergunning opgeleverd door de ICTU. Najaar beproeven in pilots per 1/1/2007 landelijke invoering; verplicht gebruik formulier (elektronisch alleen voor die overheden die dat willen/kunnen) - e-formulieren voor reclame-, inrit- en kapvergunning doorlopen hetzelfde tempo. Gebruik deze formulieren is niet verplicht tot 1/1/2008. - eind 2006 worden e-formulieren melding 8.40 amvb en landbouw amvb opgeleverd door de ICTU. Voorjaar beproeven in pilots en april 2007 landelijke invoering; verplicht gebruik formulier (elektronisch alleen voor die overheden die dat willen/ kunnen) - eind 2006 wordt e-formulier milieuvergunning opgeleverd door de ICTU. Voorjaar beproeven in pilots en voor de zomer landelijk beschikbaar. Gebruik dit formulier niet verplicht tot 1/1/2008 - Zomer 2007 wordt e-formulier omgevingsvergunning opgeleverd door de ICTU. Najaar beproeven in pilots en verplicht gebruik landelijk per 1/1/2008.
• Centrale Voorziening Vergunningen. Het Digitaal Bouwloket (centrale server bouwaanvragen) is dit voorjaar opgeleverd. In de pilots wordt hiermee dit najaar in de praktijk ervaring opgedaan. Daarnaast wordt parallell een traject gestart voor het ontwikkelen van de landelijke centrale voorziening vergunningen die door alle overheden gebruikt kan worden voor de omgevingsvergunning, watervergunning en evt. andere e-vergunningaanvragen. Oplevering hiervan zal najaar 2007 zijn. Voor die tijd zal via de groep van 15 pilots al wel praktijkervaring zijn opgedaan en informatie beschikbaar zijn hoe overheden hun organisatie op de CVV kunnen aansluiten (eind 2006). Op www.routeplanneregemeente.nl staat een overzicht van verschillende ICT projecten en de planning hiervan met de gevolgen voor gemeenten. Wordt er geluisterd naar de geluiden uit de praktijk? Hebben die nog wel invloed op het proces of ligt alles al vast? Vanzelfsprekend wordt er goed geluisterd naar geluiden uit de praktijk. Dat heeft al tot vele verbeteringen in de wettekst geleid: de tekst die er nu ligt, is al op veel punten aangepast ten opzichte van de versie van 3 mei 2005. Dat proces van voortdurend luisteren gaat nog
13
door: ook wat betreft de invoeringswet en de uitvoeringsregelgeving. Hoe zeker is het dat deze wet doorgaat en in deze vorm? Volledige zekerheid is er natuurlijk pas als de wet door Tweede en Eerste Kamer is behandeld. Uit eerdere overleggen in de Tweede Kamer over modernisering van de (VROM)-regelgeving is wel gebleken dat de Wabo brede steun heeft. De stroomlijning en bundeling van vergunningprocedures wordt zeer nuttig gevonden. Dat de Wabo als geheel zou worden teruggedraaid, is daarom niet heel waarschijnlijk. Wat is thans de planning van indiening bij de de Tweede Kamer? Inmiddels is waarschijnlijk dat het wetsvoorstel kort na de zomer 2006 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.
14
3. Wabo en reikwijdte omgevingsvergunning
Gaat het VROM-project omgevingsvergunning alleen over vergunningen uit VROM-regels? Oorspronkelijk was het doel van het project Omgevingsvergunning om alle vergunningen, ontheffingen, toestemmingen die voortkomen uit de VROM-wetten, te bundelen. Maar: hoe meer vergunningen meegaan in de integrale vergunning, hoe groter de winst voor burger en bedrijfsleven. VROM wil daarom zo veel mogelijk locatiegebonden vergunningen en andere toestemmingsvereisten op het gebied van wonen, ruimte en milieu opnemen in de omgevingsvergunning. Dit gaat om onder meer de milieuvergunning, bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning en de gebruiksvergunning. Ook de monumentenvergunning op basis van de Monumentenwet 1988 wordt een omgevingsvergunning. De vergunningen die verstrekt worden op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet zullen bij samenloop straks in de omgevingsvergunning opgenomen worden. Op dit moment gaan vergunningen mee op het terrein van: • VROM-wetten (locatiegebonden) • Monumentenwet • Natuurbeschermingswet • Flora- en faunawet • Wet verontreiniging oppervlaktewateren (indirecte lozingen) • Gemeentelijke en provinciale verordeningen
Is de Drank- en Horecawetvergunning opgenomen in de omgevingsvergunning? Uit het voorontwerp Wabo, dat in mei 2005 is gepubliceerd, blijkt dat de drank- en horecavergunning niet wordt meegenomen met de omgevingsvergunning. Uit dit voorontwerp blijkt tevens dat het de bedoeling was wel de exploitatie- en de terrasvergunning mee te nemen met de omgevingsvergunning. Nader overleg met gemeenten en het ministerie van VWS heeft er echter toe geleid dat de exploitatie- en terrasvergunning niet zullen worden meegenomen in het wetsvoorstel Wabo. Het is de bedoeling dat in een wijziging van de D&H-wet wel een coördinatieregeling tussen deze wet en de exploitatievergunning zal worden opgenomen. In het kader van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen (zie Kamerstukken II 2004/05, 29 515, nr. 93) zijn de diverse vergunningstelsels die op de horeca betrekking hebben, aan een kritische beschouwing onderworpen en zal worden bezien of in dat kader geen verdere afstemming mogelijk is. Is de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) in de omgevingsvergunning opgenomen? Het vergunningstelsel voor directe lozingen op oppervlaktewater zal worden ondergebracht in het vergunningstelsel op basis van de ontwerp-Waterwet (thans in Wvo). Dit is overeengekomen tussen beide ministeries. De regels
15
voor indirecte lozingen (lozingen die niet rechtstreeks in het watersysteem plaatsvinden, maar in een rioolstelsel) zullen uitsluitend in de omgevingsvergunning of in het stelsel van algemene regels op grond van de Wet milieubeheer worden gesteld. De waterbeheerder zal in het kader van het verlenen van de omgevings-vergunning een adviesrecht krijgen. Indien de waterbeheerder aangeeft dat door het verlenen van de vergunning de doelmatige werking van rioolwaterzuiveringsinstallatie zou worden belemmerd of het bereiken van de grenswaarden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het geding komt, wordt het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning verplicht aan het advies gevolg te geven. De waterbeheerder kan bovendien het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning in die gevallen dwingend verzoeken om sanctionerend op te treden. De aanvragen voor de omgevingsvergunning en de watervergunning zullen bij één omgevingsloket kunnen worden ingediend. Waarom is er geen sprake van een complete integratie van toetsingskaders? De integratie van de toetsingskaders is een ingrijpende en daardoor tijdrovende operatie. Daarom heeft de regering ervoor gekozen om eerst de procedures, besluitvorming e.d. te integreren en vervolgens de toetsingskaders.
Dit is immers op betrekkelijk korte termijn te realiseren. Doordat sprake is van één besluit zal het bevoegd gezag wel een besluit dienen te nemen over eventuele tegenstrijdigheden, voortvloeiende uit de kaders van besluitvorming. Burger en bedrijf worden niet meer geconfronteerd met tegenstrijdigheden in de vergunning. Komen er in de Wabo voorrangsregels die aangeven welke beschikking voor gaat, of tellen alle toetsingskaders even zwaar? Er komen geen voorrangsregels: alle toetsingskaders wegen even zwaar. Dat betekent ook dat als één van de toetsingskaders een weigeringsgrond bevat, de vergunning in zijn geheel moet worden geweigerd. Dit is anders als de aanvrager heeft aangegeven overtueel ook een vergunning voor een deel van het gevraagde te wensen. In dat geval regelt de Wabo de mogelijkheid dat de vergunning ten dele kan worden geweigerd, maar wordt verleend voor zover deze op basis van de geldende toetsingskaders verleend kan worden.
16
Een aantal pilots geeft aan dat het aantal elementen waarop (m.n. in de bouwregelgeving) getoetst moet worden niet vermindert met de Wabo. In de praktijk kan echter niet op alle elementen getoetst worden. Kan VROM hier toch naar kijken? De Wabo gaat uit van de bestaande toetsingskaders in de verschillende wetten en verandert deze niet. Dat neemt niet weg dat in het kader van allerlei acties voortvloeiende uit de Modernisering van de VROM-regelgeving en doorlichtingen in het kader van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen kritisch gekeken wordt naar het schrappen van als overbodig of minder zinvol ervaren elementen uit de diverse toetsingskaders.
één besluit geregeld worden. Hoe wordt omgegaan met de coördinatieregeling tussen de beschikking bodemsanering en de bouwvergunning in de Wabo? De coördinatieregelingen worden nader bezien bij de invoeringswet. Daarbij worden ook de coördinatieregelingen van de Wm, Wro en Awb betrokken.
Het integreren van de gebruiksvergunning in de omgevingsvergunning leidt tot algemenere en meer brandveiligheidsvoorschriften, omdat op het moment van de aanvraag het daadwerkelijke gebruik zelden volledig is uitgekristalliseerd. Daarnaast zal de integratie leiden tot meer overtredingen van brandveiligheidsvoorschriften, omKan de sloopvergunning niet worden afgeschaft dat het daadwerkelijke gebruik vrij vaak afwijkt met hiervoor in de plaats een AMvB? van het gebruik op het moment van de aanvraag. Hier vindt op dit moment nog onderzoek naar Met betrekking tot voorschriften brandveilig plaats. gebruik wordt gewerkt aan de totstandkoming van een AMvB met algemene regels die zo Kunnen er ambtshalve aanvragen ingevoerd veel mogelijk de vergunningplicht vervangen. worden, bijvoorbeeld dat een uitritvergunning Slechts in een beperkt aantal gevallen zal nog automatisch wordt verleend wanneer iemand een sprake zijn van een vergunningplicht en van bouwvergunning voor een garage aanvraagt? brandveiligheidsvoorschriften in de omgeNee, het principe van vergunningen houdt in vingsvergunning. Tevens blijft net als in de huidat een vergunning moet worden aangevraagd. dige situatie de mogelijkheid bestaan om in de Wel kan het digitale slimme aanvraagformuvergunning te bepalen dat daarbij aangegeven lier hierbij helpen. En in principe kunnen deze informatie op een later tijdstip aan een daarbij toestemmingen bij de omgevingsvergunning in aangewezen persoon kan worden overgelegd
17
en deze persoon op basis daarvan een nadere eis kan opleggen. Hoe krijgen de lokale verordeningen exact invulling in de Wabo? Moeten alle eisen die gesteld worden wel zo hoog zijn? Kunnen onderdelen niet geschrapt worden? Moet voor alles nog een vergunning worden verleend, of is een melding voldoende? In het kader van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen is een groot aantal gemeenten en provincies bezig met het doorlichten van hun verordeningen. Dit kan leiden tot het afschaffen van een vergunningstelsel, het omzetten van een vergunningstelsel in algemene regels of een andere oplossing. In de systematiek van de Wabo bepalen de gemeenten en provincies zelf voor welke activiteiten een verbod behoudens vergunning moet gelden. De Wabo bepaalt dat, voor zover op grond van een provinciale of gemeentelijke verordening een verbod geldt om bepaalde activiteiten uit te voeren zonder vergunning, die vergunning integreert in de omgevingsvergunning. Oftewel, de gemeenten of provincies bepalen zelf of zij voor een bepaalde activiteit (b.v. kappen van bomen of een uitrit) een vergunningstelsel willen instellen. De Wabo bepaalt dat, wanneer dit samenloopt met een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, dit vergunningstelsel altijd integreert in de omgevings-
vergunning. Overigens wordt erop gewezen dat uit de Wabo volgt dat de gemeenten en provincies tot twee jaar na inwerkingtreding van de Wabo (oftewel tot 2010) de tijd krijgen om hun verordeningen aan te passen. Kunnen (extra) gemeentelijke en provinciale verordeningen worden meegenomen? De Wabo biedt de mogelijkheid om bij verordening (gemeentelijke, provinciale of waterschapsverordening) activiteiten aan te wijzen die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving waarbij het verboden is deze activiteiten uit te voeren zonder omgevingsvergunning. De artikelsgewijze toelichting zegt nog: “Dit artikel biedt geen ongeclausuleerde mogelijkheid om bij verordening onderdelen aan de omgevingsvergunning toe te voegen. Als echter regulering in de vorm van een vergunningstelsel nodig blijft of blijkt, ligt het voor de hand om aansluiting te zoeken bij de omgevingsvergunning. Het gaat hier dus geenszins om een uitnodiging tot het introduceren van nieuwe regels”.
18
Waarom vraagt VROM /VNG aan de gemeenten om eens kritisch te kijken naar de gemeentelijke verordeningen (of die allemaal wel nodig zijn) terwijl VROM zelf in het kader van de omgevingsvergunning niet minder maar juist meer regels maakt? Dit is onjuist. VROM werkt voortvarend aan de terugdringing van het aantal regels en het reduceren van het aantal vergunningstelsels. Dit gebeurt onder meer als uitvloeisel van het rijksbrede Project vereenvoudiging vergunningen in het kader waarvan VROM dit voorjaar alle VROM-vergunningstelsels heeft doorgelicht op mogelijkheden van afschaffing of vereenvoudiging. Met een groot aantal lopende moderniseringsprojecten in het kader van het Meerjarenprogramma modernisering VROMregelgeving wordt al voldaan aan de wens om tot reductie van vergunningstelsels te komen, additioneel zijn nieuwe projecten geformuleerd. Ook de omgevingsvergunning draagt – naast aan een betere dienstverlening aan de burger en aan de vermindering van administratieve lasten - bij aan de reductie van regels met name waar het betreft het aantal verschillende vergunningen in de te onderscheiden wetten en de daarbij behorende verscheidenheid aan procedures (zowel ten aanzien van de vergunningverlening als de handhaving).
Een aantal partijen geeft aan zich af te vragen of de Wabo niet een te zwaar instrument is, gelet op het beperkt aantal gevallen van samenloop van vergunningstelsels. De vraag is of VROM niet hetzelfde had kunnen bereiken door bijvoorbeeld een aantal wetten op elkaar aan te laten sluiten en inhoudelijk aan te passen waar nodig. Met een beperkte aanpassing van bestaande wetten zou niet hetzelfde resultaat bereikt kunnen worden als met de Wabo, die gericht is op een procedurele en inhoudelijke integratie van besluiten. Hoewel met coördinatie van besluiten een bijdrage kan worden geleverd aan het terugdringen van administratieve lasten, komt dit niet voldoende tegemoet aan de uitgangspunten van de Wabo. Coördinatie leidt weliswaar tot stroomlijning van procedures, maar niet tot vermindering van het aantal vergunningstelsels. Naast het terugdringen van administratieve lasten beoogt de Wabo het verbeteren van dienstverlening, kortere procedures en geen tegenstrijdige regels. Via de Wabo wordt dit geregeld door: één loket, één indieningsformulier, één bevoegd gezag, één procedure, één besluit, één procedure voor bezwaar en beroep en één handhavend bestuursorgaan. Eén van de belangrijkste uitgangspunten bij de omgevingsvergunning is dat de burger of een bedrijf bij het ontwikkelen van initiatieven, het aanvragen van vergunningen en het verkrijgen
19
van de toestemming daarvoor zo min mogelijk gehinderd mag worden door de organisatie van de overheid. Met name bij de vergunningverlening van complexe(re) projecten zijn op dit moment diverse overheden bevoegd gezag. Het stroomlijnen van de vergunningverlening per overheidslaag lost wel iets op, maar daardoor moet de aanvrager wel weer naar diverse overheden toe voor de vergunningen. Tevens wordt op deze wijze geen inhoudelijke afstemming tussen de verschillende vergunningen gerealiseerd. Doordat in het kader van de Wabo sprake is van één besluit zal het bevoegd gezag een besluit dienen te nemen over eventuele tegenstrijdigheden voortvloeiende uit de kaders van besluitvorming.
aantal (circa 25) vergunning-, ontheffingen andere toestemmingstelsels tot één omgevingsvergunning. - Dit leidt tot een vermindering van het aantal vergunningen met 200.000 en een administratieve lastenreductie van ca. 33 miljoen euro. - De omgevingsvergunning heeft een grote reikwijdte: het gaat niet alleen om vergunningstelsels in rijksregelingen van meerdere departementen, zoals de milieuvergunning, bouwvergunning, monumentenvergunning en natuurbeschermingswetvergunning, maar ook om vergunningstelsels in provinciale en gemeentelijke verordeningen. - De vergunningaanvrager kan in één beWat is nu precies de meerwaarde van de omgesluit – de omgevingsvergunning - lezen of vingsvergunning? en hoe hij de activiteit mag ondernemen. • De dienstverlening aan burger en bedrijf ver- • Tegenstrijdigheden in besluiten worden tebetert – meer dan door coördinatie - door: gengegaan: - Één loket - Doordat sprake is van één besluit zal het - Eén indieningsformulier (ICT) bevoegd gezag een besluit dienen te ne - Eén bevoegd gezag (één aanspreekpunt) men over eventuele tegenstrijdigheden, - Één uniforme, en in het algemeen ook voortvloeiende uit de kaders van besluitkortere procedure vorming. - Eén procedure voor bezwaar en beroep - Burger en bedrijf worden niet meer ge - Eén handhavend bestuursorgaan confronteerd met tegenstrijdigheden in • De omgevingsvergunning leidt tot vermindede vergunning. ring van het aantal vergunningstelsels: • De procedures zullen in het algemeen leiden - Het wetsvoorstel integreert een groot tot snellere duidelijkheid:
20
- De reguliere procedure van 8 weken |(eventueel te verlengen tot 14 weken) met de fatale termijn (lex silencio positivo) geldt voor meer toestemmingen. - De beslistermijn van de uitgebreide voorbereidingsprocedure is thans in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht 6 maanden, met de mogelijkheid deze termijn eenmalig met 6 weken te verlengen. Deze inperking van de verlengingstermijn leidt tot beperking van de termijn van de procedure. • Door het tegelijkertijd aanvragen van toestemmingen zal de naleving van de wetgeving waarschijnlijk verbeteren: - Uit het digitale formulier zal duidelijk worden welke toestemmingen nodig zijn voor de te ondernemen activiteit. - Voorlichting over vergunningverlening kan efficiënter plaatsvinden. • De omgevingsvergunning biedt impulsen tot organisatieverbetering van en samenwerking tussen overheden: - De omgevingsvergunning noodzaakt tot een goede organisatie en inhoud van het overheidsloket (front-office). - De omgevingsvergunning noodzaakt tot een goede organisatie van en samenwerking tussen overheden achter het loket (back-office).
Wat lossen we niet op met de omgevingsvergunning? Vanzelfsprekend kunnen we met de omgevingsvergunning niet alle problemen rond de vergunningverlening oplossen. Zo vindt er nog geen volledige integratie van de toetsingskaders plaats. In een latere fase zal worden bezien op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven. Ook gaan niet alle vergunningstelsels op het terrein van de fysieke leefomgeving mee in de omgevingsvergunning. Het kan dus soms toch zo zijn dat er naast de omgevingsvergunning nog andere vergunningen nodig zijn. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld een ontgronding of ontheffing van een keur van een waterschap.Op het (vooralsnog) niet meenemen van bepaalde toestemmingstelsels in de omgevingsvergunning wordt in de memorie van toelichting ingegaan.
21
4. Bevoegd gezag en relatie tussen overheidsorganen en diensten
Welk overheidsorgaan wordt bevoegd gezag? In feite verandert er niet zoveel. De meeste omgevingsvergunningen (95 %) zullen op gemeentelijk niveau blijven worden verleend. Dat zijn er zo’n 120.000 per jaar. In een relatief beperkt aantal gevallen zal de omgevingsvergunning op provinciaal niveau worden verleend. Het betreft met name gevallen waarin nu een milieuvergunning op provinciaal niveau wordt verleend. In dat geval zal de provincie als bevoegd gezag optreden. De gemeente zal dan in ieder geval de bevoegdheid krijgen om advies uit te brengen. In een enkel geval wordt het rijk bevoegd gezag (bijvoorbeeld voor defensie- en mijnbouwinrichtingen). Is de gemeente altijd bevoegd gezag? In de gevallen waar thans toestemmingverlening plaatsvindt op diverse bestuursniveaus, zal een keuze gemaakt moeten worden, welk bestuursorgaan belast zal worden met de verlening van de integrale omgevingsvergunning. In het wetsvoorstel is gekozen voor de hoofdregel dat burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project (in hoofdzaak) zal worden verricht, beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning. Dat is slechts anders indien er sprake is van projecten van provinciaal of nationaal belang. Op deze hoofdregel (burgemeester en wethouders zijn bevoegd gezag) zal bij amvb een aantal uitzonderingen
worden gemaakt en aangegeven worden in welke gevallen gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag zullen zijn. Dit bevoegd gezag is dan bevoegd voor alle toestemmingen betreffende het bedrijf/project. In welke gevallen is het rijk bevoegd gezag? Het Rijk is bevoegd gezag met name in de gevallen waarin dat thans op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer ook het geval is. Te denken valt aan defensie-inrichtingen (VROM) en mijnbouwwerken (EZ). Hoe zit het met aanvragen die te maken hebben met geheime zaken van defensie? Het Rijk (i.c. Minister van VROM) is bevoegd gezag voor zaken met betrekking tot defensie die geheim zijn. Voor andere zaken van defensie gelden de hoofdregels met betrekking tot het bevoegd gezag. Waar komt nu precies het ene loket? Het ene loket komt in principe bij de gemeente. Voor de gemeente is gekozen, omdat zij in verreweg de meeste gevallen ook zelf bevoegd gezag is, zij een laagdrempelig aanspreekpunt vormt en alle activiteiten gevolgen hebben op lokaal niveau. Wanneer de gemeente niet zelf het bevoegd gezag is, moet zij ervoor zorgen dat de aanvraag onverwijld wordt doorgestuurd
22
naar het juiste bevoegd gezag (provincie of Rijk). De aanvrager van een omgevingsvergunning mag echter, als hij weet dat provincie of Rijk in zijn geval het bevoegd gezag is, zijn aanvraag ook indienen bij dit bevoegd gezag. Het bevoegd gezag zendt in dat geval een afschrift van de aanvraag aan de gemeente. Dit zal hoofdzakelijk het geval zijn bij complexe vergunningaanvragen waarbij vanwege milieu- en veiligheidsrisico’s de provincie het bevoegd gezag is en de aanvrager al lopende contacten hiermee heeft. Overigens is de gedachte van één loket in overeenstemming met de in voorbereiding zijnde EU-dienstenrichtlijn en sluit aan bij de visie uit het rapport Visie op Dienstverlening (Commissie Jorritsma). Hoe is de samenwerking tussen provincie en gemeente geregeld als provincie bevoegd gezag is? Wanneer de provincie bevoegd gezag is, zal de gemeente waar de inrichting in hoofdzaak gelegen is of zal zijn, worden aangewezen als betrokken bestuursorgaan. De provincie kan echter een stap verder gaan en een als adviseur aangewezen bestuursorgaan (i.c. de gemeente) verzoeken om een aanvraag om een omgevingsvergunning te toetsen aan bij dat bestuursorgaan aanwezige gegevens en advies uit te brengen over de aan een omgevingsvergunning te verbinden voorschriften. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen in de situatie
dat de provincie bevoegd gezag is (vanwege bijvoorbeeld de milieu-aspecten) en aan de gemeente vraagt te toetsen op de bouwaspecten. Er wordt in de Wabo op dit punt uitgegaan van samenwerking tussen de overheden waarbij eventueel ook nadere afspraken tussen de overheden kunnen worden gemaakt. In de Wabo en de bijbehorende AMvB worden een aantal aspecten van de samenwerking beschreven. Aangegeven wordt wanneer advies wordt gevraagd aan andere overheden (niet alleen provincie en gemeente, maar bijvoorbeeld ook waterschap/hoogheemraadschap of rijk) en wanneer een verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk is voor de afgifte van een omgevingsvergunning. Andere aspecten worden niet op rijksniveau vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn de vraag hoe een aanvraag voor de provincie wordt doorgestuurd als deze bij de gemeente binnenkomt en of er wordt betaald voor onderlinge advisering. De VNG brengt samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) in kaart op welke terreinen afspraken moeten worden gemaakt tussen de verschillende decentrale overheden. De snelheid waarmee dit gebeurt is afhankelijk van de voortgang van het wetgevingstraject. Immers de inhoud van het wetsvoorstel en van
23
de AMvB, is mede bepalend voor de afspraken die decentraal moeten worden gemaakt. Zitten er in de wet belemmeringen voor de provincie om bevoegdheden te mandateren aan gemeenten? De Wabo kent geen bijzondere regels voor mandaat of delegatie van de bevoegdheid te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning. De mogelijkheid om deze bevoegdheid te mandateren of te delegeren, is derhalve overgelaten aan de algemene regeling uit hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat de Wabo dus geen verandering beoogt aan te brengen in de jurisprudentie over mandaat of delegatie. Overigens ontwikkelen IPO en VNG momenteel modelafspraken voor samenwerking. Als provincies bouwvergunningen gaan verlenen, kunnen dan zowel de gemeenten als de provincies toezicht gaan houden? En zo ja, wordt er dan in de Wabo iets geregeld over de taakverdeling tussen deze overheden, of moeten daar afspraken over worden gemaakt? De provincies gaan geen bouwvergunningen verlenen, maar omgevingsvergunningen waarin ook aan bouwaspecten aandacht kan worden besteed. De provincies kunnen op grond van de Wabo de gemeenten betrekken bij de vergun-
ningverlening en hun verzoeken de toetsing op bouwaspecten uit te voeren. Het bevoegd gezag, i.c. de provincie, is ook verantwoordelijk voor de handhaving van de omgevingsvergunning. Het bevoegd gezag wijst hiertoe toezichthoudende ambtenaren aan. Ook de gemeenten kan (en zal) toezichthoudende ambtenaren aanwijzen. De provincie en gemeente zullen afspraken moeten maken over het toezicht in het geval de provincie bevoegd gezag is en de provincie wil dat de gemeente een deel van het toezicht voor haar rekening neemt. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk (Zie AMvB kwaliteitseisen) voor een goede afstemming van de diverse toezichthouders. Het bevoegd gezag, i.c. de provincie, kan alleen sanctionerend optreden: bestuursdwang, dwangsom, intrekken, etc. Wie is bevoegd gezag als een aanvrager eerst een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom aanvraagt, twee jaar later een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een inrichting en weer drie jaar later een omgevingsvergunning voor het hebben van een inrit? Voor de omgevingsvergunning voor het kappen van een boom is de gemeente bevoegd gezag. Voor de omgevingsvergunning voor het exploiteren van een inrichting kan dit de gemeente of de provincie zijn. Wanneer de provincie eenmaal bevoegd gezag is, blijft de provincie altijd
24
bevoegd gezag. De provincie zal dan ook voor de verstrekking van de omgevingsvergunning voor het hebben van een inrit het bevoegd gezag zijn. Dit zal worden geregeld in een AmvB. Het bevoegd gezag voor een grote inrichting zal dan bijvoorbeeld ook bevoegd zijn tot verlening van de omgevingsvergunning voor het “los” kappen van een boom of “los” bouwen van een niet milieurelevant bouwwerk op het terrein van de inrichting. Hoe zit het met de verantwoordelijkheden als er een vvgb (verklaring van geen bedenkingen) -vereiste geldt? Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor de vergunning, ook als deze met een vvgb tot stand is gekomen. Het ligt voor de hand dat de betrokken bestuursorganen hierover overleg met elkaar voeren en dat het orgaan dat de vvgb heeft verleend ook wordt betrokken in een eventuele bezwaar- en beroepsprocedure voor zover die betrekking heeft op het onderwerp van de vvgb. Hoe dwingend is het adviesrecht? Het bevoegd gezag kan gemotiveerd afwijken van het advies.
Wie is verantwoordelijk voor de behandeling van bezwaar en/of beroep? Is dit het centrale bevoegd gezag, of zijn ook de andere overheidsinstanties (bij samenloop) betrokken? Het bevoegd gezag is ook verantwoordelijk voor de behandeling van bezwaar- en beroepsprocedures. Natuurlijk is het altijd verstandig is om de mening/expertise van de andere betrokken overheden hierbij te betrekken. Als iemand te laat is met een advies/ verklaring van geen bedenkingen en de procedure daardoor in de problemen komt, wiens schuld is dat dan? Wie is verantwoordelijk om tijdig door te sturen? Het niet-tijdig uitbrengen van een advies staat het nemen van een besluit niet in de weg: de adviseur moet in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen. Het is aan hem om te bepalen of hij ook inderdaad van die gelegenheid gebruik maakt. Doet hij dat niet binnen de daarvoor gestelde termijn, dan kan het bevoegd gezag de procedure vervolgen. Het bevoegd gezag moet in elk geval binnen 8 weken een beslissing op de aanvraag nemen (in de korte, reguliere procedure). Als blijkt dat er meer tijd nodig is voor het advies, kan het bestuursorgaan gebruik maken van de mogelijkheid de besluitvormingstermijn eenmalig met 6 weken te verlengen, opdat de adviseur dan binnen de verlengde beslistermijn kan adviseren.
25
Te laat met de verklaring van geen bedenkingen. In dat geval geldt altijd de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Het bevoegd gezag kan de vergunning slechts verlenen als het betrokken bestuursorgaan een vvgb heeft afgegeven. Als er aan het einde van de beslistermijn dus geen vvgb ligt, zal het bevoegd gezag de vergunning weigeren. De procedure is als volgt: Indien de ontwerp-vvgb niet tijdig is gegeven, wordt deze gedurende de voorbereidingsprocedure aangemerkt als een vvgb die zonder voorschriften wordt verleend. Een ieder kan daaromtrent zienswijzen indienen. In hoeverre er ruimte is voor het vvgb-orgaan om (al dan niet naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen) daarna de vvgb te weigeren of daaraan voorschriften te verbinden zal door het vvgb-orgaan per geval moeten worden bekeken. Komt er geen reactie van het vvgb-orgaan dan zal het bevoegd gezag de vergunning niet verlenen. Provincie en gemeente kunnen afspraken maken over het doorzenden van stukken en andere aspecten van de informatie-uitwisseling. Provincies en gemeenten zijn op dit moment met elkaar in gesprek over de kaders voor samenwerking.
Wie is er verantwoordelijk voor het toezicht? Het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen, is belast met de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving. Dat is dus de eerstverantwoordelijke instantie. Dat wil echter niet zeggen dat alleen dit orgaan toezicht houdt: ook andere betrokken bestuursorganen kunnen toezichthouders aanwijzen. Deze zullen hun bevindingen moeten rapporteren aan het vergunningverlenend orgaan dat de bevoegdheden tot handhaving heeft. Welke rol krijgen/houden de milieudiensten bij de omgevingsvergunning? In een aantal pilots doen milieudiensten actief mee. De precieze rol van milieudiensten in de toekomst is nu echter nog niet aan te geven. Wel kan al worden geconstateerd dat sommige milieudiensten pro-actief aan het inspelen zijn op de ontwikkelingen rondom de omgevingsvergunning en hun dienstverlening aan het verbreden zijn (breder dan milieu dus).
26
5. Administratieve en bestuurlijke lasten
Wat betekent het VROM-project Omgevingsvergunning voor de administratieve lasten? VROM heeft onderzoeksbureau SIRA Consulting opdracht gegeven onderzoek te doen naar de effecten op de administratieve lasten van invoering van de omgevingsvergunning. Het rapport laat zien dat de administratieve lastendruk voor burger en bedrijf als gevolg van Wabo zal afnemen en dat is gunstig. De omgevingsvergunning draagt bij aan de reductie van administratieve lasten van bedrijven, veroorzaakt door VROM-regelgeving, door deze terug te brengen met 33 miljoen euro. Daarnaast wordt beoogd 50 miljoen euro aan administratieve lasten verlichting via een separaat project rond de exploitatiefase milieuwetgeving te realiseren. Ook wordt gekeken naar de lastenverlichting door aanpassing van lokale regelgeving voor burgers en bedrijven.
De invoering van de omgevingsvergunning heeft gevolgen voor gemeenten en provincies. Krijgen de overheden daarvoor extra geld? VROM heeft onderzoeksbureau SIRA Consulting opdracht gegeven onderzoek te doen naar de effecten op de bestuurlijke lasten van invoering van de omgevingsvergunning. Ten aanzien van de bestuurlijke lasten laat het rapport een gedifferentieerd beeld zien. In de maximale variant verwacht het SIRArapport in het geval van de provincies een stijging van de lasten. Hierbij zijn overigens de waarschijnlijke inkomsten uit (bouw)leges niet verdisconteerd. Bij gemeenten hangt het af van hun regeling van de interne coördinatie of de lasten toe- of afnemen. Tenslotte geeft het SIRA-rapport het inzicht dat invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) initiële kosten met zich mee zal brengen. Van belang is ook de context van de omgevingsvergunning. Veel overheden zijn op dit moment al bezig met de verbetering van Hoe gaat VROM de administratieve lasten terugde dienstverlening naar burgers en bedrijven, brengen? waaronder het inrichten van het ene loket. De Belangrijke maatregelen om de administraontwikkelingen m.b.t. de omgevingsverguntieve lasten te verminderen zijn: ning sluiten daar heel goed op aan en zijn in • bundelen van procedures; dat opzicht dus geen nieuwe activiteiten. Via • één loket voor informatie; een aantal concrete businesscases wil VROM • de inzet van ICT; meer in detail inzicht krijgen in de omvang van • standaardisering van de indieningsvereisten; deze bestuurslasten. • minder rapportages.
27
Ook de ICT-ontwikkeling vraagt investeringen. Deze ICT-ontwikkelingen zijn niet alleen vanuit de Omgevingsvergunning ingegeven maar vanuit de bredere e-overheid visie. Uit een rapport van Zenc en de eerste resultaten van de businesscases blijkt dat de benodigde investering op het gebied van ICT voor gemeenten kan liggen tussen de 30.000 en de 300.000, afhankelijk uiteraard van de huidige voorzieningen van de gemeente en de gewenste ICT-ontwikkeling (minimale of optimale variant). Wanneer een gemeente investeert in een optimale variant, waarin ook digitale behandeling mogelijk is, levert deze investering op termijn blijvende rendementen op. Er zal vanuit kostenefficiency door het rijk nadrukkelijk worden gekeken of er, bijvoorbeeld op het gebied van ICT, collectieve voorzieningen kunnen worden aangeboden, waar gemeenten gebruik van kunnen maken. In de begroting van VROM is op dit moment 10 miljoen gereserveerd voor de invoering van de Omgevingsvergunning waarbij met name ingezet wordt op het realiseren van gezamenlijke ICT-voorzieningen die decentrale overheden ontlasten voor het maken van vragenbomen, formulieren, standaarden en voorzieningen voor het ontvangen van elektronische aanvragen. Bovendien zullen via gerichte acties uit het gezamenlijke implementatieplan (VROM
met IPO, VNG, UvW en bedrijfsleven) de bestuurslasten omlaag moeten kunnen worden gebracht. Om een digitale aanvraag in behandeling te kunnen nemen is het (zeker de eerste jaren) noodzakelijk op de stukken als gemeente zelf nog uit te draaien. Dit zorgt voor extra kosten voor de gemeente, zeker als hiervoor een plotter moet worden aangeschaft. Kunnen deze kosten worden meegenomen in de leges? Leges zijn bedoeld om de kosten die de gemeente maakt voor het verlenen van diensten, zoals de verlening van een vergunning, te kunnen dekken. De kosten van het plotten van tekeningen, welke deel uitmaken van een aanvraag, behoren daar ook toe. De gemeente mag deze kosten doorberekenen in de leges voor zover deze mogen worden geheven (niet voor milieu). In de geest van de Wabo is het echter wel gewenst om eerst kritisch te bekijken hoe vaak het plotten daadwerkelijk nodig is en of deze kosten omlaag gebracht kunnen worden.
28
Hoe kan mijn gemeente de bestuurlijke lasten beperken of omlaag brengen? De omgevingsvergunning is een goed instrument om dienstverlening aan burger en bedrijf te optimaliseren. De signalen van een aantal pilots zijn dat de omgevingsvergunning een snellere en betere afhandeling van vergunningaanvragen mogelijk maakt. De handreiking “De omgevingsvergunning georganiseerd” geeft aanknopingspunten om optimalisatie in het vergunning- en handhavingproces te bereiken.
29
6. Leges
Wat regelt de Wabo nu ten aanzien van de leges? De bepaling ten aanzien van de legesregulering op landelijk niveau is niet meer in de wet opgenomen in afwachting van het ontwikkelen van nader kabinetsbeleid op dit punt onder meer in het kader van de follow up van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen en de ervaringen met het Model bouwgerelateerde leges. Eerder is aangegeven dat het kabinet er in algemene zin voor kiest om leges voor toestemmingen zoals vergunningen te handhaven. Het profijtbeginsel is daarbij de belangrijkste overweging. Gelet op dit standpunt en het feit dat bij het overgrote deel van de toestemmingen die opgaan in de omgevingsvergunning leges worden geheven, is er in het onderhavige wetsvoorstel voor gekozen om in algemene zin de mogelijkheid te behouden om leges te heffen. Daarbij is wel uitgangspunt dat de kosten voor milieuleges niet opnieuw onderdeel gaan uitmaken van de berekening van de leges. Het kabinet houdt vast aan de eerder gemaakte keuzes op dat punt. De bepaling over de mogelijkheid van legesheffing op rijksniveau is in het wetsvoorstel gehandhaafd. De bepaling met betrekking tot legeskorting en boete als sanctie op termijnoverschrijding is niet meer in de wet opgenomen in afwachting van de ontwikkelingen met betrekking tot het voorontwerp beroep bij niet-tijdig beslissen (Kamerstukken II 2005/06, 30 435) en met be-
trekking tot het initiatiefvoorontwerp Wolfsen/ Luchtenveld inzake boete bij termijnoverschrijding (Kamerstukken II 2004/05, 29 934). Waarom worden de milieuleges niet heringevoerd en niet pro forma op nul gesteld, zoals nu de plannen zijn. Eerder is aangegeven dat het kabinet er in algemene zin voor kiest om leges voor toestemmingen zoals vergunningen te handhaven. Het profijtbeginsel is daarbij de belangrijkste overweging. Gelet op dit standpunt en het feit dat bij het overgrote deel van de toestemmingen die opgaan in de omgevingsvergunning leges worden geheven, is er in het onderhavige wetsvoorstel voor gekozen om in algemene zin de mogelijkheid te behouden om leges te heffen. Daarbij is wel uitgangspunt dat de kosten voor milieuleges niet opnieuw deel gaan uitmaken van de berekening van de leges. Het kabinet houdt vast aan de eerder gemaakte keuzes op dat punt.
30
7. Vooroverleg en termijnen
Hoe staat het met het vooroverleg in relatie tot het begin van de termijn en tot het binnenkomen via het gemeenteloket? Voordat een vergunningaanvraag wordt ingediend, vindt zeker bij grotere projecten vooroverleg plaats met het bevoegd gezag; in de meeste gevallen is dat de gemeente. Aan dit vooroverleg zijn geen voorschriften gesteld. De termijn van de vergunningprocedure begint pas te lopen na indiening van de vergunningaanvraag bij het gemeenteloket. Vanuit het rijk wordt het bedrijfsleven en daarmee het vooroverleg gefaciliteerd door het aanbieden van bijvoorbeeld branchewijzers. Dat zijn vraaggestuurde digitale checklists die de aanvrager helpen een beeld te krijgen welke regels en procedures van toepassing zijn op zijn/haar activiteit. De eerste branchewijzer voor de horeca is gereed. In de loop van 2006 volgt er nog een branchewijzer kinderopvang en verblijfsrecreatie. Voorgenomen branchewijzers zijn: • agrarische sector • kleinmetaal en –chemie en • detailhandel. Wat is de wettelijke status van het vooroverleg en wie moet dit organiseren? Het vooroverleg is een service van het bevoegd gezag wordt niet wettelijk verankerd. VROM geeft geen blauwdruk voor het loket en de processen achter het loket. In de handreiking
Omgevingsvergunning georganiseerd staan verschillende modellen en keuzemogelijkheden beschreven. Bij de keuze voor een bepaald model is het goed om eerst te kijken naar de aard van de vergunningaanvragen. Wie bepaalt of er een reguliere of een uitgebreide procedure wordt gevolgd? Dat wordt bepaald door de gevraagde activiteiten. De uitgebreide procedure wordt gevolgd indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de in de Wabo genoemde activiteiten. In alle andere gevallen wordt de reguliere procedure gevolgd. Hoe wordt gewaarborgd dat het bevoegd gezag tijdig beslist op vergunningaanvragen? De aanvraag van een omgevingsvergunning doorloopt één vergunningsprocedure. Dat kan een reguliere procedure zijn of een uitgebreide procedure. Voor de reguliere procedure komen in aanmerking projecten waarbij de toestemming een min of meer gebonden karakter heeft, omdat er geen of maar in geringe mate sprake is van beoordelingsvrijheid door het bevoegd gezag (vgl. de huidige bouwvergunning), of omdat het gaat om minder ingrijpende maatschappelijke gevolgen. In deze procedure geldt een zogenoemde fatale termijn. Dat wil zeggen dat de vergunning, als die niet tijdig is verstrekt, automatisch (van rechtswege) wordt verstrekt.
31
De uitgebreide procedure zal gelden voor complexere projecten, waarbij sprake is van een (vergaande) beoordelingsvrijheid (vgl. de huidige milieuvergunning). In die gevallen bestaat er een noodzaak om de betrokken belangen af te wegen, waarbij met het oog op de inbreng van derden-belanghebbenden het voorgenomen besluit in ontwerp ter inzage moet worden gelegd. De vergunning moet dan ook vaak door middel van voorschriften toegesneden worden op het project. In de uitgebreide procedure geldt geen fatale termijn.
Ten aanzien van de kortere termijnen die in het voorontwerp staan geven de pilots aan dat het in principe haalbaar is binnen deze termijn de vergunning te verlenen. Tegelijkertijd wordt echter wel zorg geuit omtrent de kwaliteit van de te verlenen vergunning, achterstanden, oprekken van het vooroverleg en inspraaktermijnen. Op het punt van de beslistermijn voor de uitgebreide procedure is het wetsontwerp daarom inmiddels aangepast. De beslistermijn van de uitgebreide voorbereidingsprocedure is thans overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht 6 maanden (voorstel was 20 Gemeenten geven aan dat het in de praktijk nu weken), met de mogelijkheid deze termijn eenmalig met 6 weken te verlengen. Daarmee is al erg lastig is om binnen de termijn te blijven. Als het nog korter moet, hoe moet het dan? Men het wetsvoorstel volledig gelijk aan de huidige vreest dat het ten koste gaat van de kwaliteit. situatie. In het geval dat er een verklaring van De omgevingsvergunning zal slechts in beperk- geen bedenkingen (vvgb) over de aanvraag om te mate een wijziging brengen in de termijnen een omgevingsvergunning moet worden uitgewaarbinnen de gemeenten nu een bouwvergun- bracht, wordt altijd de uitgebreide voorbereining verlenen. In de huidige situatie heeft de dingsprocedure gevolgd. strakke termijn bij de bouwvergunning ertoe Het realiseren en op peil houden van voldoende geleid dat de gemeente hun organisatie zodanig personele capaciteit voor het verlenen (en hebben aangepast dat deze termijn in de mees- handhaven) van de omgevingsvergunning was te gevallen wordt gehaald. De termijnen stimu- en blijft een verantwoordelijkheid van het beleren derhalve een efficiënte organisatie van de voegd gezag. Het bevoegd gezag zal, al dan niet overheid. Het is gebleken dat gemeenten zeer in samenwerking met andere bestuursorganen wel in staat zijn de huidige bouwvergunningen in bijvoorbeeld regionale diensten, moeten binnen de daarvoor gestelde korte termijn te waarborgen dat de kwaliteit van de vergunninverlenen. Deze termijn komt overeen met de gen op niveau blijft. Wat betreft het vooroverleg: beslistermijn in de reguliere procedure. uit een aantal pilots blijkt dat er bewuster met
32
het vooroverleg wordt omgegaan. In een aantal gevallen wordt zelfs in het geheel van vooroverleg afgezien. Wat verandert er aan de WRO –vrijstellingsregeling? Als er sprake is van een vrijstellingsprocedure leidt dat tot langere procedures Inderdaad is het zo dat een omgevingsvergunning voor uitsluitend bouwen de reguliere procedure volgt, tenzij er sprake is van afwijking van een geldend bestemmingsplan. In dat geval wordt de uitgebreide procedure gevolgd. De nieuwe WRO bevat een regeling die moet stimuleren dat bestemmingsplannen actueel gehouden wordenen dat gemeentelijke bestemmingsplannen niet ouder zijn dat 10 jaar, waardoor minder vrijstellingsprocedures nodig zijn. Deze wet is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard. In de Woningwet is bepaald dat slechts binnen de eerste 4 weken na indiening van de aanvraag om aanvullende gegevens mag worden gevraagd. Nadere gegevens moeten dan binnen 4 weken worden ingediend. Als er straks een omgevingsvergunning wordt gevraagd voor b.v. én bouwen én milieu én kap, mag dan ook alleen in de eerste 4 weken om aanvullende info worden gevraagd? De 4 weken termijn om te beoordelen of een aanvraag toereikend is om in behandeling te kunnen nemen ex artikel 47 Woningwet wordt
geschrapt met het wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet dat thans bij de EK in behandeling is. Een dergelijke termijn zal ook in de Wabo niet terugkomen en voor het niet in behandeling nemen van aanvragen geldt dus alleen de algemene regeling uit 4:5 en 4:15 uit de Awb. Wel is het aan te bevelen dat de aanvraag snel wordt bezien op volledigheid en dat dan in één keer gevraagd wordt om de benodigde ontbrekende gegevens alsnog te overleggen. Worden deze niet aangeleverd dan moet de aanvraag buiten behandeling gelaten worden. Ook het vooroverleg kan hierin een functie vervullen. Het zou ook niet zo moeten zijn dat het bevoegd gezag tijdens de beslistermijn steeds opnieuw bedenkt dat er nog extra gegevens overgelegd moeten worden. Binnen het proces van de behandeling van de aanvraag gelden er zowel voor de aanvrager als het bevoegde gezag rechten en verplichtingen. Als daar helder mee om wordt gegaan zijn de voorgestelde beslistermijnen toereikend. Voor wat betreft welstand: op grond van de Woningwet dienen gemeenten zelf invulling te geven aan het begrip “redelijke eisen van welstand”.
33
Hoe zit het met de aanhoudingsplicht ex artikel 54 Woningwet die nu geldt als een bouwplan voor een rijksmonument is ingediend? De aanhoudingsregeling uit artikel 54 komt te vervallen want die is ook niet meer nodig. Indien een project bestaat uit de activiteit bouwen als bedoeld in de Woningwet en tegelijkertijd is deze activiteit aan te merken als de activiteit die thans monumentvergunningplichtig is, dan moet hier in één keer een vergunning voor worden gevraagd (deze activiteiten overlappen elkaar en zijn fysiek dus niet te scheiden van elkaar). In de Monumentenwet is t.a.v. rijksmonumenten bepaald dat bezwaar tegen een vergunning schorsende werking heeft. De vergunninghouder kan die schorsing ongedaan maken via een uitspraak van de Voorzieningenrechter. Als er een omgevingsvergunning wordt verleend, is dan in bezwaar de gehele vergunning geschorst? Indienen van bezwaar zal niet langer automatisch schorsende werking hebben bij een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument. Wel wordt bepaald dat het besluit pas in werking treedt na de bezwaartermijn (of bij verzoek om voorlopige voorziening op het moment dat daarover is beslist).
Wat te doen met de Rijksmonumenten, die vaak voor vertraging in het proces leiden? Een deel van de problemen met betrekking tot monumenten heeft geen relatie met de omgevingsvergunning. Het betreft de aanwijzing van monumenten. Een verzoek aan de minister van OCW om een bouwwerk dat tenminste 50 jaar oud is aan te wijzen als beschermd rijksmonument leidt tot zogenaamde voorbescherming: zolang niet op het verzoek is beslist, mag het monument niet worden verstoord en kan dus ook geen bouwvergunning worden verleend. Dit levert veel vertraging op. OCW bekijkt of geregeld kan worden dat sneller duidelijk is of iets een monument is of niet. Dit traject staat los van de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning speelt wel bij de aanpassing van een monument. De monumentenvergunning gaat op in de omgevingsvergunning. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg dient in die gevallen binnen zes weken advies uit te brengen. Het bevoegd gezag kan ook zonder advies een besluit nemen. Dit moet nog bij amvb uitgewerkt worden.
34
Op welk moment geef je een omgevingsvergunning af als de gebruiksvergunning hier onderdeel van uit maakt. Een gebruiksvergunning kan je toch pas afgeven als het gebouw klaar is? In 2007 komt het Besluit gebruik bouwwerken. Er komen dan voor de meeste gevallen algemene regels, sommige gevallen zullen meldingsplichtig zijn en enkele gevallen zullen vergunningsplichtig zijn. De verwachting is dat er 80 % minder vergunningplichtige gevallen zullen zijn vergeleken met de huidige situatie. Er zijn nu 4 categorie vergunningplichtige gevallen, straks zijn dat er nog maar 2. Het betreft dan alleen nog: 1. de gevallen waarin bedrijfsmatig aan meer dan 10 personen nachtverblijf wordt verschaft, en 2. in de gevallen waarin aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar dagverblijf wordt verschaft en aan meer dan 10 personen die lichamelijk of verstandelijk gehandicapt zijn waaraan dagverblijf wordt verschaft. Ook de indieningsvereisten zullen in het Besluit gebruik bouwwerken worden geformuleerd. In 2008 zullen de gebruiksvergunning (die dus alleen nog geldt in de hierboven genoemde gevallen!) en de gebruiksmelding opgaan in de omgevingsvergunning. Het is dan mogelijk te volstaan met één omgevingsvergunning. Het zal ervan afhangen of de aanvrager op het moment
van de aanvraag van de omgevingsvergunning precies weet hoe het gebouw eruit gaat zien. Als hij dat kan, dan kan hij volstaan met één omgevingsvergunning. In de andere gevallen zal hij naderhand een omgevingsvergunning voor het gebruik van het gebouw moet vragen. Geldt er ook een lex silencio positivo voor het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen (vvgb)? Nee, dat is niet het geval. In geval van een vvgb is altijd sprake van de uitgebreide procedure , dus de procedure waarbij een ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd. In de uitgebreide procedure geldt de lex silencio positivo (pictieve vergunningverlening) niet. Als de vvgb niet tijdig is gegeven, wordt het ontwerpbesluit ter inzage gelegd als ware er een vvgb zonder voorschriften gegeven. De procedure kan dus worden voortgezet ook als het vvgb-orgaan niet tijdig een ontwerp van de verklaring aanlevert. Als naderhand de vvgb echter niet alsnog wordt gegeven, al dan niet met voorschriften, moet het bevoegd gezag de vergunningaanvraag afwijzen.
35
Bijlage 1 Voorbeelden van situaties waarin wordt aangesloten op formele procedure Er worden problemen verwacht met de afhandelingsnelheid bij de verklaring van geen bedenkingen (vvgb) bij de provincie in verband met de Natuurbeschermingswet. In geval van een vvgb is altijd sprake van de uitgebreide procedure, dus de procedure waarbij een ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd. Als de vvgb niet tijdig door de provincie is gegeven, wordt het ontwerpbesluit ter inzage gelegd als ware er een vvgb zonder voorschriften gegeven. De procedure kan dus worden voortgezet ook als de provincie niet tijdig een ontwerp van de verklaring aanlevert. Als naderhand de vvgb echter niet alsnog wordt gegeven, al dan niet met voorschriften, moet het bevoegd gezag de vergunningaanvraag afwijzen. Er wordt vanuit gegaan dat ook de provincie zich aan de termijnen zal houden. In bijvoorbeeld de milieuvergunning worden termijnen genoemd waarbinnen de vergunning geldig blijft. Hoe is dit bij de omgevingsvergunning geregeld? De inrichting waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend, moet binnen 3 jaar gerealiseerd zijn. Zo niet, dan kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken. Bij een gefaseerde aanvraag moet na het fase 1 besluit binnen 3 jaar fase 2 zijn aangevraagd. Zo niet, dan vervalt de fase 1-beschikking. In de Wabo is verder de mogelijkheid van een
tijdelijke vergunning gebleven. Dit moet verder worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur. Zijn de actualiseringsplicht en de ambtshalve aanpassing ingevolge de Wet milieubeheer in de Wabo opgenomen? Dit wordt geregeld in de Wabo en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving. Daarmee wordt ook voldaan aan de actualiseringsplicht die wat betreft de aan milieu gerelateerde voorschriften voortvloeit uit de IPPC-richtlijn.
36
8. Integrale aanvraag, deelaanvragen en fasering
De verwachting is dat de ontvankelijkheidstoets strikter uitgevoerd zal worden en een aanvraag vaker buiten behandeling gesteld zal worden. Dit gezien de eisen die de Wabo stelt en de fatale termijn. Het is de vraag hoe klantvriendelijk dat is. De Wabo zal niet alleen consequenties hebben voor het bevoegd gezag, maar ook voor de aanvragers. Landelijk uniforme indieningsvereisten hebben als voordeel dat de aanvragers precies weten waaraan zij moeten voldoen, maar als nadeel dat, wanneer zij hieraan niet voldoen, de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten. ICT-voorzieningen, met name het te ontwikkelen “intelligente” aanvraagformulier, kunnen naar verwachting een belangrijk hulpmiddel zijn om te bewerkstelligen dat de initiatiefnemer een complete aanvraag indient en dat het bevoegd gezag binnen de wettelijke termijn een besluit kan nemen. Hierbij is niet zozeer sprake van een minder klantvriendelijke opstelling, maar van een zakelijke opstelling van de overheid. Het streven naar één aanvraag, één procedure en één besluit is mooi. Maar waarom moet alles per sé in één keer? Dat is niet het geval. Bij eenvoudige projecten zal een aanvraag veelal in één keer plaatsvinden. Maar bij complexe(re) projecten kan het meer aangewezen zijn om in twee fasen aan te vragen of met deelprojecten te werken. Op
deze wijze kunnen de aanvragen parallel lopen met de ontwikkeling van een project. Deze behoefte is zeker voorstelbaar bij meer complexe projecten, maar ook bij minder complexe projecten moet de aanvrager de kans worden geboden het aanvragen van vergunningen te laten aansluiten op zijn investeringstempo. De Wabo laat de keuze voor en het risico van het opknippen van de aanvraag aan de aanvrager. In dat geval heeft de aanvrager niet de voordelen die het aanvragen in één keer biedt: één aanvraag, één procedure (incl. bezwaar/ beroep), één bevoegd gezag en nog geen zekerheid over wat hij uiteindelijk op die locatie blijkt te kunnen realiseren. De aanvrager loopt dan het risico dat bijvoorbeeld het inmiddels voltooide bouwwerk niet of niet zonder aanpassingen voor het dan beoogde gebruiksdoel kan worden gebruikt. Wat is het verschil tussen ‘opknippen’ en ‘fasering’? Bij ‘fasering’ wordt het project als geheel eerst getoetst op haalbaarheid vanuit het oogpunt van een aantal locatierelevante aspecten. Kan de voorgenomen activiteit in beginsel op die plaats? De aanvrager hoeft dan nog geen kosten te maken om gedetailleerde technische informatie aan te leveren. Dat hoeft pas in de tweede fase. Een fase 1-beschikking is echter nog geen vergunning; die is er pas als een fase
37
2-beschikking is verleend. Bij “opknippen” wordt niet een vergunning voor het project als geheel gevraagd, maar voor afzonderlijke met elkaar samenhangende activiteiten binnen het project. Een verleende vergunning voor een activiteit geeft wel toestemming voor het uitvoeren van die activiteit.
artikel dat het “opknippen” regelt. In de MvT wordt wel uitgebreid stilgestaan bij deze mogelijkheid.
Het detailniveau waarop en het stadium waarin men informatie moet aanleveren ten aanzien van het bouwbesluit en de gebruiksvergunning is redelijk groot. Zal men in de praktijk toch niet voor Als de klant besluit te faseren: in hoeveel fases deelprojecten vergunningen aanvragen? kan de omgevingsvergunning maximaal worden Op zichzelf is het mogelijk dat aanvragers er opgesplitst? voor kiezen de aanvraag “op te knippen” in Fasering is slechts in twee fasen mogelijk. deelprojecten. Dit is zeker voorstelbaar bij meer complexe projecten. De verwachting is Waar staat dit ‘opknippen’ in activiteiten precies in echter dat verreweg het merendeel van de de Wabo genoemd? aanvragen betrekking heeft op wat eenvoudiDat vergunningen voor deelprojecten kunnen ger projecten (vgl. alleen de huidige bouwverworden aangevraagd, zit in de systematiek van gunning), waarvoor net als nu in één keer een de Wabo, die in de artikelen 2.1 en 2.2 is opge- vergunning zal worden aangevraagd. De Wabo bouwd volgens het stramien “het is verboden laat de keuze voor het opknippen van de aaneen project uit te voeren zonder vergunning”. vraag aan de aanvrager. In dat geval heeft de Dit project kan bestaan uit verschillende veraanvrager niet de voordelen die het aanvragen gunningplichtige activiteiten, zoals het slopen in één keer biedt: één aanvraag, één proceduvan een bouwwerk, het kappen van bomen of re, één bevoegd gezag en nog geen zekerheid het oprichten van een inrichting. Dit betekent over wat hij uiteindelijk op die locatie blijkt te dat voor iedere activiteit afzonderlijk een verkunnen. De aanvrager loopt dan het risico dat gunning kan worden aangevraagd, tenzij het bijvoorbeeld het inmiddels voltooide bouwwerk gaat om een activiteit die onder verschillende niet of niet zonder aanpassingen voor het dan verboden valt, maar fysiek niet te scheiden is beoogde gebruiksdoel kan worden gebruikt. (bijvoorbeeld het bouwen van een bouwwerk Opknippen kan er bijvoorbeeld ook toe leiden dat tegelijk het oprichten van een inrichting. dat de aanvrager toch met meer dan één beEr is dus, anders dan bij niet een afzonderlijk voegd gezag te maken krijgt. Daarnaast kan
38
het bij het opknippen van een project in deelprojecten alleen gaan om fysiek te scheiden delen van een project (zie vraag hierboven). Overigens blijft net als in de huidige situatie de mogelijkheid bestaan om in de vergunning te bepalen dat daarbij aangegeven informatie op een later tijdstip aan een daarbij aangewezen persoon kan worden overgelegd en deze persoon op basis daarvan een nadere eis kan opleggen.
kan worden gebruikt. Het bevoegd gezag is immers gebonden aan de inhoud van de aanvraag en mag niet zelf gaan interpreteren wat de aanvrager daarmee bedoeld heeft. Daarbij komt dat als het einddoel niet duidelijk is, ook kan blijken dat in een latere fase van het project, nadat al vergunningen voor delen ervan zijn verleend, het bevoegd gezag voor een van de latere delen van het project een ander is dan voor de eerdere deelprojecten.
Indien een gedeelte van een project wordt aangevraagd, dient te worden aangegeven op welk groter geheel de deelaanvraag voorziet. Is dit afdwingbaar? Zo nee, hoe dient hiermee te worden omgegaan? Het wetsvoorstel geeft de aanvrager de mogelijkheid om ook voor delen van het totale project een omgevingsvergunning te vragen. De aanvrager is hiervoor niet afhankelijk van toestemming van het bevoegde gezag. De aanvrager bepaalt dus zelf voor welke activiteiten van het project hij een omgevingsvergunning aanvraagt en het staat hem daarbij vrij activiteiten die deel uitmaken van een vervolg van het project onder te brengen in een apart project waarvoor opnieuw een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. De aanvrager loopt dan wel een risico dat bijvoorbeeld het inmiddels voltooide bouwwerk niet of niet zonder aanpassingen voor het dan beoogde gebruiksdoel
De vraag in hoeverre je als overheid klantvriendelijk/ klantgericht werkt wordt tevens gesteld bij weigering van de hele vergunning wanneer slechts een klein deelaspect (bijvoorbeeld de kapvergunning) niet voldoet. Op dit punt is het wetsontwerp inmiddels aangepast. De mogelijkheid wordt gecreëerd om de omgevingsvergunning in plaats van deze in zijn totaliteit te weigeren op verzoek van de aanvrager gedeeltelijk te verlenen. Het dient dan wel te gaan om activiteiten die niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Bij onlosmakelijk verbonden activiteiten gaat het om activiteiten die feitelijk niet zijn te scheiden. Bijvoorbeeld bij de verbouw van een beschermd monument. Daarbij is er zowel sprake van de activiteit ‘bouwen’ als van de activiteit ‘het wijzigen van een beschermd monument’. Het kan niet zo zijn dat de vergun-
39
ning voor het wijzigen van een monument niet wordt verleend, maar de vergunning voor het verbouwen wel. Immers, de uitvoering van de voorgenomen activiteit zou, ondanks de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen, leiden tot strijd met het verbod van artikel 2.1 vanwege het ontbreken van een vergunning voor het wijzigen van een beschermd monument. Dus in geval van een uitrit moet de aanvrager nagaan of verlening dan zinvol is. Met de mogelijkheid een deelvergunning toe te staan bereik je toch geen winst in de omgevingsvergunning ten opzichte van de huidige situatie? Op zichzelf is het mogelijk dat aanvragers er voor kiezen de aanvraag “op te knippen” in deelprojecten. Dit is zeker voorstelbaar bij meer complexe projecten. De verwachting is echter dat verreweg het merendeel van de aanvragen betrekking heeft op wat eenvoudiger projecten (vgl. alleen de huidige bouwvergunning), waarvoor net als nu in één keer een vergunning zal worden aangevraagd. De Wabo laat uit een oogpunt van dienstverlening de keuze voor het opknippen van de aanvraag aan de aanvrager. In dat geval heeft de aanvrager niet de voordelen die het aanvragen in één keer biedt: één aanvraag, één procedure, één bevoegd gezag en nog geen zekerheid over wat hij uiteindelijk op die locatie blijkt te kunnen. De aanvrager loopt dan het risico dat
bijvoorbeeld het inmiddels voltooide bouwwerk niet of niet zonder aanpassingen voor het dan beoogde gebruiksdoel kan worden gebruikt. Het kan bij het opknippen van een project in deelprojecten alleen gaan om fysiek te scheiden delen van een project. Dit project kan bestaan uit verschillende vergunningplichtige activiteiten, zoals het slopen van een bouwwerk, het kappen van bomen of het oprichten van een inrichting. Dit betekent dat voor iedere activiteit afzonderlijk een vergunning kan worden aangevraagd, tenzij het gaat om een activiteit die onder verschillende verboden valt, maar fysiek niet te scheiden is (bijvoorbeeld het bouwen van een bouwwerk dat tegelijk het oprichten van een inrichting is).
40
9. Indieningsvereisten
Wat zijn indieningsvereisten? Indieningsvereisten zijn gegevens die nodig zijn als basis voor een besluit over een aanvraag en deze moeten daarom bij een aanvraag verstrekt worden. Alle toestemmingen, ontheffingen, vrijstellingen en meldingen die vallen binnen de reikwijdte van de omgevingsvergunning hebben op dit moment elk een eigen set indieningsvereisten. Deze worden samengebracht in één set indieningsvereisten voor de omgevingsvergunning. De indieningsbescheiden bepalen de vorm waarin gegevens verstrekt moeten worden, bijvoorbeeld op een tekening, kaart, foto of in een rapport. Wat doet VROM aan vermindering van het aantal indieningsvereisten? Uitgangspunt voor de Wabo is dat de invoering van deze wet en de bijbehorende omgevingsvergunning niet leidt tot wijziging van de bestaande beschermingsniveaus en de daarvoor geldende toetsingscriteria. De toetsingscriteria zijn derhalve een optelsom van de in de omgevingsvergunning op te nemen vergunningen, toestemmingen, etc. Voor de indieningsvereisten - de gegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van de toetsing - betekent dit dat deze eveneens een optelsom zijn van de thans geldende indieningsvereisten. Wel zullen de indieningsvereisten geüniformeerd worden. Op dit moment is het immers zo dat, op de
bouw- en milieuvergunning na, het bevoegd gezag eigen aanvraagprocedures, -formulieren en indieningsvereisten mag hanteren. Deze kunnen dus per bevoegd gezag verschillend zijn. Mogelijk blijkt uit de uniformering dat in een aantal gevallen volstaan kan worden met minder indieningsvereisten, zelfs voor enkelvoudige aanvragen. Daarnaast zullen de indieningsvereisten geharmoniseerd worden. Daarbij wordt nagegaan of thans gevraagde, ongeveer overeenkomende gegevens die bij verschillende aanvragen gevraagd worden te harmoniseren zijn tot daadwerkelijk overeenkomende gegevens. Door de harmonisatie kan met name bij meervoudige aanvragen volstaan worden met minder indieningsvereisten. Ten slotte worden de gegevens die thans wel als indieningsvereisten gelden en nuttig zijn voor het bevoegd gezag, maar niet nodig voor het uitvoeren van de toetsing, voor het aanvragen voor de omgevingsvergunning geen indieningsvereisten meer. Moet een aanvrager altijd alle indieningsvereisten verstrekken? Bij een aanvraag moeten alleen de gegevens verstrekt worden die nodig zijn voor een besluit over de gevraagde toestemmingen. Naast de bij iedere aanvraag te verstrekken algemene gegevens over de aanvrager, de locatie en de voorgenomen activiteit zijn dat verder uit-
41
sluitend de bij de gevraagde toestemmingen behorende sets gegevens. Zo zal bijvoorbeeld de set gegevens voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom slechts enkele gegevens omvatten, zoals soort boom, stamomvang en een foto of kaart van de huidige situatie.
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een Wm-meldingsplichtig bedrijf, is het niet mogelijk extra (onderzoek)gegevens op milieugebied te eisen (bijvoorbeeld over geluid of bodem). Dat kan pas ná verlening van de omgevingsvergunning, maar dat is strijdig met de één proceduregedachte. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning Wat is het verschil tussen harmoniseren en unikan, indien van toepassing tevens een melding formeren? o.g.v. de Wet milieubeheer worden gedaan: Volgens Van Dale is uniformeren: eenvormig de melding (en eventueel in dat kader voormaken. Denk dan bijvoorbeeld aan politie-, geschreven akoestisch en ander onderzoek) brandweer- en schooluniformen: de aankleis dan een van de indieningsvereisten voor de ding is hetzelfde, maar de inhoud, de mensen aanvraag van een vergunning. In zoverre is dus zijn verschillend. Uniformeren is een eerste sprake van één aanvraag/melding. Indien er stap en deze wordt in ieder geval gezet. Op 1 op dat moment aanleiding is voor het stellen januari 2008 is er voor de omgevingsvergunvan nadere eisen, kunnen deze meelopen in de ning één landelijk uniform aanvraagformulier. procedure van vergunningverlening. Voor het Nogmaals volgens Van Dale: harmoniseren is stellen van nadere eisen zal soms echter pas tot een goed samenklinkend of samengaand aanleiding zijn enige tijd nadat de inrichting is geheel maken. Harmoniseren is meer doen opgericht. In die gevallen zal dan een aparte dan uniformeren. Nagegaan wordt of ongeveer procedure doorlopen moeten worden. De preovereenkomende gegevens, die nu bij verschil- cieze aansluiting van de melding op basis van lende aanvragen gevraagd worden, te harmoart. 8.41 van de Wet milieubeheer op de omgeniseren zijn tot daadwerkelijk overeenkomende vingsvergunning wordt op dit moment bezien gegevens en daarmee tot minder indieningsen zal geregeld worden in de Invoeringswet vereisten Wabo waarbij ook de Wet milieubeheer wordt gewijzigd.
42
10. Bezwaar en beroep
Hoe is de beroepsgang geregeld bij de Omgevingsvergunning? In aansluiting op de reguliere en uitgebreide procedure, kent de wet twee vormen van rechtsbescherming. Tegen besluiten die de reguliere procedure doorlopen, staat eerst de bezwaarschriftenprocedure van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht open. Daarna kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In het kader van de uitgebreide procedure wordt een zienswijzenprocedure doorlopen over het ontwerp van de vergunning. Tegen deze besluiten staat daarom rechtstreeks beroep open bij de rechtbank en daarna hoger beroep bij de Afdeling. Voor zover in een bestaande wet (met name voor milieuvergunningen) sprake was van beroep in één instantie, brengt de Wabo hier verandering in. Voortaan geldt voor alle vergunningen de hoofdregel van beroep in twee instanties. Het is de bedoeling dat de behandeling in eerste aanleg zal worden geconcentreerd bij een aantal rechtbanken.
stelsels in de omgevingsvergunning moest een keuze gemaakt worden. Hierbij is aangesloten bij het systeem van de Algemene wet bestuursrecht: beroep in twee instanties. Ook uit diverse onderzoeken (UvU, UvA) kwam dit als voorkeur naar voren. Het is niet te verwachten dat dit tot verlenging van de procedures leidt, omdat veel zaken niet tot hoger beroep zullen leiden. Aan de deskundigheid bij de rechtbanken voor de beoordeling van de milieuaspecten zal op verschillende wijze worden gewerkt: concentratie bij een beperkter aantal rechtbanken, inschakeling van de Stichting advisering bestuursrechtspraak (Stab).
Waarom is gekozen voor beroep in twee instanties? In de huidige situatie is er bij de bouwvergunning sprake van beroep in twee instanties en bij de milieuvergunning beroep in één instantie. Bij het samenvoegen van deze vergunning-
Is bij een Omgevingsvergunning iedereen belanghebbende? Gedurende de termijn van de terinzagelegging kan een ieder (in afwijking van de hoofdregel van artikel 3:15 van de Awb: alleen de belanghebbende) een zienswijze indienen.
Wie is verantwoordelijk voor de behandeling van bezwaar en/of beroep? Is dit het centrale bevoegd gezag, of zijn ook de andere overheidsinstanties (bij samenloop) betrokken? Het bevoegd gezag is ook verantwoordelijk voor de behandeling van bezwaar- en beroepsprocedures. Natuurlijk is het altijd verstandig is om de mening/expertise van de andere betrokken overheden hierbij te betrekken.
43
Omdat bij besluiten op het terrein van ruimtelijke ordening en milieu ook een ieder thans een zienswijze kan indienen, is ervoor gekozen om gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 3:15, tweede lid, van de Awb biedt. Ten aanzien van beroep geldt de Awb onverkort: alleen de belanghebbende kan in beroep (de zgn. getrapte actio popularis zoals die gold in de WRO en de Wm bestaat niet meer) Belanghebbend is volgens de Awb degene wiens belang rechtsreeks bij een besluit is betrokken. De grenzen van dat begrip worden door de jurisprudentie bepaald, maar het is zeker niet zo dat “iedereen” belanghebbende in de zin van de Awb is. Hoe werkt de bezwaar- en beroep procedure bij fasering? Zowel tegen het besluit inhoudende de verlening of weigering van een eerste fase-beschikking als een tweede fase-beschikking staat rechtsbescherming op grond van de Awb open. Beschikkingen die in de eerste en tweede fase tegelijkertijd in bezwaar of beroep aanhangig zijn, worden voor de behandeling in bezwaar onderscheidenlijk beroep aangemerkt als één besluit. Afhankelijk van de gevraagde activiteiten worden in de eerste en de tweede fase de reguliere dan wel de uitgebreide voorberei-
dingsprocedures gevolgd, dus bezwaar, beroep en hoger beroep onderscheidenlijk beroep en hoger beroep. Wordt vanwege de fatale termijn bij de verkorte procedure de bescherming van de burger niet met voeten getreden? Bij de huidige bouwvergunning bestaat ook al een fatale termijn. Daarbij zijn geen aanwijzingen dat de bescherming van de burger met voeten wordt getreden. De reguliere voorbereidingsprocedure wordt met extra waarborgen omkleed. Zo vindt naast de aanvraag ook een openbare kennisgeving plaats van de definitieve beschikking.
44
11. Handhaving
Wie is verantwoordelijk voor de handhaving? Het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning verleent, is ook verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving van deze vergunning. Tevens is het bevoegd gezag belast met de coördinatie van de verschillende toezichthouders. Dat wil echter niet zeggen dat alleen dit orgaan toezicht houdt: ook andere betrokken bestuursorganen kunnen toezichthouders aanwijzen. Deze zullen hun bevindingen moeten rapporteren aan het vergunningverlenend orgaan dat de bevoegdheden tot handhaving heeft. Er zullen bij AMvB regels/ kwaliteitseisen worden gesteld aan de handhaving. De handhaving van de omgevingsvergunning lijkt door een soort duizendpoten te moeten gaan geschieden. Die bestaan toch helemaal niet? Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de organisatie van de handhaving van de omgevingsvergunning. Ook nu al vindt er samenwerking plaats tussen de verschillende disciplines binnen de overheid (bouwen, milieu, monumenten) en tussen de rijkstoezichthouders. Er is hier echter geen blauwdruk voor. In een aantal pilots wordt specifiek aan handhaving aandacht besteed. Hieruit blijkt al dat je dit op verschillende manieren kan organiseren, waarbij recht wordt gedaan aan de specifieke deskundigheid die voor de handhaving nodig is.
Hoe verhoudt zich deze ontwikkeling tot de professionalisering van de milieuhandhaving? Het voor de milieuhandhaving in gang gezette professionaliseringstraject gaat de basis bieden voor de professionalisering van zo ingegraal mogelijk georganiseerde handhavingsprocessen. Kwaliteitseisen voor de handhaving, zoals deze is geregeld in hoofdstuk 5 van de Wabo, zullen worden gesteld in een amvb op basis van deze wet.
45
12. ICT
Wat houden de branchewijzers precies in? Met de branchewijzers kunnen burgers en ondernemers op een eenvoudige manier nagaan welke wetten en regels er van toepassing zijn. En of ze voor hun activiteit een vergunning nodig hebben, waar ze deze kunnen aanvragen, wat de procedure is en wat de kosten zijn. Branchewijzers helpen ondernemers bij de oriëntatie op mogelijk benodigde vergunningen of andere toestemmingen. Op www.bedrijvenloket. nl is voor de Horeca reeds de eerste branchewijzer beschikbaar. Zien geeft beste indruk wat het is; juist daarom is als eerste de horecawijzer neergezet. Op basis van ervaringen zullen er nog aanpassingen plaatsvinden maar het concept staat. De branchewijzers ontwikkelt VROM samen met het Ministerie van EZ en het programma ‘Bedrijvenloket’. Is het niet handig om de ICT-diensten die door VROM ontwikkeld worden op te leggen aan de lagere overheden? Ja, en dat gebeurt ook. De lijn is dat alle overheden hun organisatie/loket/informatievoorziening aansluiten op de branchewijzers, e-formulier en centrale voorziening vergunningen. Zo staat het ook in de verklaring uitvoering e-overheid van 18 april 2006 die bestuurlijk is ondertekend. Alle overheden moeten branchewijzers gaan
aanbieden en ook koppelen aan hun informatie en producten en dienstencatalogus. Het e-formulier omgevingsvergunning zal in de WABO wettelijk verplicht worden evenals het elektronisch mogelijk maken van aanvragen met dit formulier. Wat betreft de centrale voorziening vergunningen zullen er 2 of 3 scenario’s komen op welke wijze overheden kunnen aansluiten op deze voorziening. Dit zal bijvoorbeeld verschillen tussen een grotere gemeente die al veel ICT-voorzieningen heeft (bijv een midoffice) en een kleinere gemeenten die beperkte ICT-voorzieningen en investeringscapaciteit heeft. Ook het aantal aanvragen speelt en rol hierin. Dus: wel alle overheden maken gebruik van maar niet allemaal op dezelfde wijze. Alleen met zeer goede reden kan in overleg met VROM, VNG, IPO en UvW van het gebruik van de CVV afgeweken worden. Als de aanvraag digitaal is wat betekent dit dan voor de afhandeling? Onderzoek laten zien dat het investeren in inzet van ICT ook bij de behandeling (over aantal jaren genomen) meer baten oplevert dan het investeringen vraagt. Dit neemt niet weg dat iedere gemeente, provincie, regionale milieudienst of waterschap zelf eigen keuzes moet
46
maken. Businesscases, I-teams en ervaringen uit pilots kunnen hierbij helpen. De afhandeling kan zowel op papier als (deels) elektronisch. Het formulier en bijlagen kunnen op de CVV ontvangen worden in pdf of in XML. De CVV ondersteund elektronisch de behandeling al deels. Bijkomend voordeel van elektronisch behandelen is dat dit samenwerking tussen en binnen organisaties vergemakkelijkt en het publiceren van vergunningen op Internet (wat vanuit BZK gevraagd wordt) zo eenvoudig mogelijk wordt en gegevens ook voor toezicht en handhaving eenvoudiger beschikbaar zijn. Voor het al dan niet elektronisch organiseren van bezwaar- en beroepprocedures en het verlenen van beschikkingen is geen landelijke lijn bepaald. Wat wordt op ICT gebied nu centraal ontwikkeld en wat moet je zelf doen? De ICT-ambitie van de Omgevingsvergunning is voor 1 januari 2008 richting burger en ondernemer de elektronische dienstverlening zo klantvriendelijk en efficiënt mogelijk met elkaar te organiseren. In overleg met het IPO, VNG en UvW is ervoor gekozen vanuit het Rijk (VROM in samenwerking met het de Ministeries VenW, EZ, BZK, en de ICTU) een drietal landelijke ICT-voorzieningen te realiseren waarmee
gemeenten, provincies en waterschappen de elektronische dienstverlening aan burgers en ondernemers voor 2008 kunnen vormgeven: branchewijzers, aanvraagmodule en centrale voorziening vergunningen. In lijn met de verklaring e-overheid is het Rijk verantwoordelijk voor de ontwikkeling, realisatie en het beheer van deze voorzieningen en committeren gemeenten, provincies en waterschappen zich aan het aansluiten van hun organisaties op deze voorzieningen en de toepassing van deze voorzieningen in de dienstverlening. Voor het Digitaal Omgevingsloket gaat het om de genoemde voorzieningen. Voor de ontwikkeling, realisatie en het beheer hiervan is door VROM 10 miljoen euro gereserveerd op de begroting 2007-2009. Is het verplicht om gebruik te maken van het centraal ontwikkelde formulier? Ja het uniforme formulier (digitaal of op papier) wordt landelijk verplicht gesteld. Dwingt de vragenboom van het aanvraagformulier tot het volledig beschrijven van alle aspecten van de voorgenomen activiteit? De vragenboom zorgt ervoor dat je alleen die vragen krijgt die je nodig hebt voor het beschrijven van de activiteiten zodanig dat de vergunning kan worden beoordeeld. Zo krijgt
47
de aanvrager door het doorlopen van de vragenboom een formulier op maat maar wel met een zo compleet mogelijk beeld: alle aspecten die relevant zijn komen langs. Formulier helpt de aanvrager dus ook zijn aanvraag zo goed en volledig mogelijk te krijgen en ondersteund ook gefaseerd en in deelprojecten aanvragen. Hoe zit het met de digitale ondertekening? Daarvoor wordt gebruik gemaakt van DigiD. Ook voor rechtspersonen zal DigiD worden ingevoerd. Draait de aanvraag op de gemeentelijke server of centraal? De aanvraagmodule draait op een centrale server. Daarna wordt de aanvraag (incl bijlagen) naar de Centrale voorziening vergunningen gestuurd. Wat met gemeenten nog uitgewerkt moet worden is op welke moment, welke gegevens op welke wijze naar gemeentelijke servers worden ‘overgehaald’. Hiervoor ontwikkelen we dus een 2/3-tal scenario’s.
48
13. Implementatie
Kan ook een kleine gemeente de WABO organiseren? Er zijn drie factoren die de complexheid van de invoering van de Wabo bepalen: • De mate waarin vergunningaanvragen worden gedaan waarin verschillende huidige vergunningen worden gecombineerd (meervoudige/complexe aanvragen): Bij meervoudige aanvragen moet men binnen 1 termijn een integrale afweging maken, waardoor afstemming en procesbewaking noodzakelijk zijn; • Huidige organisatiestructuur: welke plaats nemen de afdelingen die betrokken zijn bij een onderdeel van de Wabo (bijvoorbeeld bouwen en wonen, ruimtelijke ordening en handhaving) in de organisatie in en op welke manier zijn ze met elkaar verbonden; • Ambitieniveau van de gemeente voor de invoering van de Wabo: een aantal zaken zijn voor de Wabo verplicht, één fysiek en één digitaal loket en de afgifte van één vergunning. Hierbij heeft de gemeente de keuze op welke manier en hoe uitgebreid dit wordt ingevoerd. Deze factoren verschillen per gemeente, maar zijn niet afhankelijk van de grootte van de gemeente. Het is daarom niet mogelijk op deze vraag een algemeen antwoord te geven. Wel kan voor de factor organisatiestructuur worden opgemerkt dat kleine gemeente in het alge-
meen in het voordeel zijn, omdat de organisatie kleiner is waardoor de verschillende onderdelen dichter op elkaar staan, of onder één afdeling of zelf één persoon vallen. Moet de accountmanager achter dat ene loket straks “alles” weten? Welk soort functionaris het loket gaat bemensen en wat het bijbehorende gewenste kennisniveau is is een keus die het bevoegd gezag moet maken. Er zijn verschillende modellen voor, die ook in de leidraad staan beschreven. Ook de verschillende pilots hebben dit onderzocht. Daarnaast zullen gemeenten straks inhoudelijk het zelfde moeten vergunnen als nu: de toetsingskaders veranderen niet, alleen wordt e.e.a. gestroomlijnd in één procedure. Het komt vooral aan op goede samenwerking/ afstemming. Kan de VNG een model geven voor standaardprocessen/ procedure beschrijvingen? De VNG ontwikkeld samen met een aantal gemeenten een voorbeeld procesbeschrijvingen voor het vergunningverleningprocessen na invoering van de Wabo. Wordt het bedrijfsleven ook geïnformeerd? Ja, tweede helft 2006 en eerste helft 2007 zal in samenwerking met VNO-NCW en MKB Nederland worden ingezet op het informeren
49
van het bedrijfsleven. Ook zal er aandacht besteed worden aan adviesbureaus, zowel bureaus die bedrijven ondersteunen bij vergunningaanvragen als bureaus die vergunningverleners en handhavers detacheren bij overheden Hoe helpen VROM en VNG gemeenten bij hun nieuwe taak? Om bij de implementatie van de omgevingsvergunning te helpen zijn pilots gestart waarin vooruitlopend op de nieuwe situatie is geoefend met o.a. de inrichting van het loket, digitalisering van het vergunningsverleningsproces de interne en externe samenwerking en verbetering van de werkprocessen. Een aantal van deze ervaringen zijn opgenomen in de handreiking ‘De omgevingsvergunning georganiseerd’. Het doel van deze handreiking is het bieden van handvatten aan vergunningverlenende instanties om het gedachtegoed achter de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) te realiseren. Tip: Download de implementatiewijzer omgevingsvergunning via het kennisplein en bekijk hoever u al bent met de invoering. Tip: Bekijk regelmatig het kennisplein omgevingsvergunning.vrom.nl In de toekomst worden masterclasses en kenniscirkels hier aangekondigd.
50
Colofon
Meer informatie over het project Omgevingsvergunning vindt u op: omgevingsvergunning.vrom.nl U vindt er ook diverse onderzoeken, handreikingen en ervaringen van anderen. Vragen? Mail naar
[email protected]