STAATSCOURANT
Nr. 27971 10 oktober 2013
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Advies Raad van State betreffende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van het percentage belasting- en invorderingsrente (Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente)
Nader Rapport 13 september 2013 Nr. AFP 2013/601 Directie Algemene Fiscale Politiek Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting- en invorderingsrente (Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente) Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 3 september 2013, nr. 13.001796, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 9 september 2013, nr. W06.13.0261/III, bied ik U hierbij aan. Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht. Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.
1. Motivering voorstel a. Motivering De Afdeling maakt enkele opmerkingen over de motivering van het wetsvoorstel. De Afdeling wijst erop dat een dragende motivering voor de voorgestelde minimumpercentages ontbreekt. In de memorie van toelichting is opgenomen dat de voorgestelde ondergrenzen voor de rentepercentages van de belasting- en invorderingsrente zijn gemotiveerd door het behalen van de budgettaire opbrengst. De Afdeling merkt verder op dat in de memorie van toelichting geen aandacht is geschonken aan de vraag of de renteregeling zich ontwikkelt tot een boeterente. Zo’n ontwikkeling wordt geenszins beoogd. Aangezien hetzelfde rentepercentage dat in rekening wordt gebracht aan belastingplichtigen ook van toepassing is bij het vergoeden van rente door de Belastingdienst is geen sprake van boeterente. Ook de meer onzekere budgettaire opbrengst, die voortvloeit uit het feit dat belastingplichtigen het in rekening gebracht krijgen van belastingrente op eenvoudige wijze kunnen voorkomen (zie onderdeel b), geeft aan dat geen sprake is van boeterente. De Afdeling geeft voorts aan dat in de toelichting niet wordt gemotiveerd waarom voor de vennootschapsbelasting bij de invorderingsrente niet, net als bij de belastingrente, wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor handelstransacties. De invorderingsrente wordt niet, zoals bij de belastingrente wel het geval is, naar belastingmiddel onderscheiden, maar geldt generiek voor alle rijksbelastingen. Differentiatie naar belastingmiddel sluit niet aan bij dat uitgangspunt. Dit verklaart waarom ervoor gekozen is de wettelijke rente voor handelstransacties uitsluitend van toepassing te verklaren op uit de vennootschapsbelasting voortvloeiende belastingrente. Met betrekking tot de opmerking van de Afdeling dat voor ondernemers in de inkomstenbelasting niet, net zoals voor ondernemers in de vennootschapsbelasting, wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor handelstransacties, is in de memorie van toelichting een nadere toelichting opgenomen.
b. Budgettaire opbrengst Ik onderken dat het in rekening gebracht krijgen van belastingrente op eenvoudige wijze voorkomen kan worden en merk op dat de algemene doelstelling om zo veel mogelijk in de actualiteit te werken hier kan wringen met de voor deze maatregel ingeboekte budgettaire opbrengst.
1
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
2. Redactionele kanttekeningen Aan de eerste redactionele kanttekening die de Afdeling in overweging geeft in de bijlage bij haar advies is gevolg gegeven. Aan de tweede kanttekening is geen gevolg gegeven, omdat het in artikel 30hb, tweede lid (nieuw), van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet om het percentage van de belastingrente in het algemeen gaat, maar alleen om het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting. Ten slotte is van de gelegenheid gebruikgemaakt om een aantal redactionele en technische wijzigingen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te brengen. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.
2
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
Advies Raad van State No. W06.13.0261/III ’s-Gravenhage, 9 september 2013 Aan de Koning Bij Kabinetsmissive van 3 september 2013, no. 13.001796, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van het percentage belasting- en invorderingsrente (Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente), met memorie van toelichting. Het voorstel vormt een onderdeel van het fiscale pakket voor het jaar 2014, samen met de wetsvoorstellen Belastingplan 2014, Overige fiscale maatregelen 2014 en Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit. Het voorstel strekt ertoe wijzigingen aan te brengen in de systematiek die geldt voor het vaststellen van de hoogte van het rentepercentage voor door de Belastingdienst te vergoeden dan wel in rekening te brengen belasting- en invorderingsrente. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
1. Motivering voorstel Per 1 januari 2013 is een nieuwe regeling inzake door de Belastingdienst in rekening te brengen dan wel te vergoeden belastingrente in werking getreden, en is de regeling van de invorderingsrente gewijzigd. Daarbij is voor de vaststelling van de hoogte van het rentepercentage voor zowel de belastingrente als de invorderingsrente aangesloten bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties.1 In het voorstel blijven voor alle andere middelen dan de vennootschapsbelasting de percentages voor de belastingrente en de invorderingsrente gekoppeld aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, maar wordt een ondergrens ingevoerd van 4%.2 Uitsluitend voor de vennootschapsbelasting wordt voorgesteld het percentage van de belastingrente te koppelen aan de wettelijke rente voor handelstransacties, en daarbij tevens een ondergrens te hanteren van 8%.3 De Afdeling plaatst hier enkele kanttekeningen bij.
a. Motivering De Afdeling merkt op dat een verwijzing naar het regeerakkoord geen steekhoudende motivering voor het wetsvoorstel biedt.4 Het geeft hooguit de aanleiding daarvoor aan. Een motivering voor de voorgestelde minimumpercentages ontbreekt derhalve. Er wordt slechts opgemerkt dat een belangrijk argument om bedoelde ondergrens van 4% in te voeren is, dat daarmee de eerder begrote budgettaire opbrengst van de met ingang van 1 januari 2013 ingevoerde en gewijzigde regelingen van de belastingrente respectievelijk de invorderingsrente, alsnog wordt gerealiseerd.5 De Afdeling merkt op dat bij de parlementaire behandeling van de voorloper van de belastingrente (de heffingsrente) het standpunt is ingenomen dat het bij de heffingsrente werkelijk om rente gaat.6 Indien budgettaire overwegingen een rol spelen bij de vaststelling van de hoogte van de belasting- en invorderingsrente, zo merkt de Afdeling op, wordt het karakter van de regeling (rente) aangetast en kan dit tot gevolg hebben dat de oorspronkelijke bedoeling van de regeling steeds meer op de achtergrond raakt en de regeling zich ontwikkelt tot een vorm van boeterente. Dat speelt vooral wanneer de werkelijke rentepercentages aanmerkelijk lager zijn dan de thans voorgestelde minimumpercentages. De toelichting besteedt geen aandacht aan dit aspect. Verder geeft de toelichting geen motivering voor de uitsluitend voor de fiscaliteit geldende afwijking die met het voorstel gaat ontstaan ten opzichte van de renteberekening ingevolge het Burgerlijk Wetboek. Voorts merkt de Afdeling op dat de toelichting niet motiveert waarom (voor de vennootschapsbelas-
1
2 3
4 5 6
3
Artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) respectievelijk artikel 29 van de Invorderingswet 1990 (INV 1990) sluiten daartoe aan bij het percentage van de ingevolge artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bij amvb vastgestelde wettelijke rente, bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van dat wetboek. Het voorgestelde artikel 30hb, eerste lid, (nieuw), van de AWR (opgenomen in artikel I van het voorstel). Het voorgestelde artikel 30hb, tweede lid, (nieuw), van de AWR (opgenomen in artikel I van het voorstel) respectievelijk de voorgestelde wijziging van artikel 29 van de INV 1990 (opgenomen in artikel II van het voorstel). Paragraaf 1, eerste tekstblok, derde volzin, van de toelichting. Paragraaf 2 van de toelichting. Kamerstukken II 1986/87, 19 557, nr. 6, blz. 9.
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
ting) bij de vaststelling van het percentage belastingrente wel wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor handelstransacties, maar bij de vaststelling van het percentage voor de invorderingsrente niet. Evenmin wordt gemotiveerd waarom voor ondernemers in de inkomstenbelasting niet wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor handelstransacties, terwijl dat voor ondernemers in de vennootschapsbelasting wel het geval is. De motivering die in de toelichting wordt gegeven om dat wel te doen bij vennootschapsbelastingplichtigen (namelijk dat in het handelsverkeer een hoger rentepercentage geldt dan in het niet-handelsverkeer)7, geldt immers ook voor ondernemers in de inkomstenbelasting. De Afdeling adviseert in de memorie van toelichting een dragende motivering voor het voorstel op te nemen.
b. Budgettaire opbrengst Volgens de toelichting kunnen de gevolgen van het als belastingrente in rekening gebracht krijgen van de wettelijke rente voor handelstransacties op eenvoudige wijze (zo veel mogelijk) worden voorkomen door de Belastingdienst tijdig te verzoeken om een voorlopige aanslag op te leggen of een al opgelegde voorlopige aanslag te herzien.8 De Afdeling merkt op dat, zo daar in de praktijk inderdaad gevolg aan zou worden gegeven, de budgettaire doelstelling mogelijk niet wordt gehaald. De Afdeling adviseert in de memorie van toelichting aan het vorenstaande aandacht te besteden.
2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.
7 8
4
Paragraaf 3, eerste volzin, van de toelichting. Paragraaf 3, derde tot en met zevende volzin, van de toelichting.
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W06.13.0261/III –
5
In het in artikel I opgenomen artikel 30hb, tweede lid, (nieuw), van de AWR ‘boek 6 van dat wetboek’ wijzigen in ‘Boek 6 van dat wetboek’. Voorts in dat lid ‘het eerstgenoemde percentage’ wijzigen in: het percentage van de belastingrente.
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van het percentage belasting- en invorderingsrente (Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente) Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de belastingrente voor de vennootschapsbelasting te koppelen aan de wettelijke rente voor handelstransacties, met een minimum van 8%, en voor de belastingrente voor de overige belastingmiddelen en de invorderingsrente een minimum van 4% in te voeren; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I In de Algemene wet inzake rijksbelastingen komt artikel 30hb te luiden: Artikel 30hb 1. Het percentage van de belastingrente voor de inkomstenbelasting, de erfbelasting, de loonbelasting, de omzetbelasting, de overdrachtsbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen is gelijk aan het percentage van de ingevolge artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wettelijke rente, bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van dat wetboek, met dien verstande dat dit percentage van de belastingrente ten minste 4 bedraagt. 2. Het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting is gelijk aan het ingevolge artikel 120, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde percentage van de wettelijke rente, bedoeld in de artikelen 119a en 119b van boek 6 van dat wetboek, met dien verstande dat een wijziging van de wettelijke rente eerst twee maanden na die wijziging leidt tot een aanpassing van de belastingrente en het eerstgenoemde percentage ten minste 8 bedraagt.
ARTIKEL II In de Invorderingswet 1990 wordt vóór de punt aan het slot van artikel 29 ingevoegd: , met dien verstande dat dit percentage van de invorderingsrente ten minste 4 bedraagt.
ARTIKEL III Artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 29 van de Invorderingswet 1990, zoals die artikelen luidden op 31 december 2013, blijven van toepassing bij de renteberekening over renteperiodes gelegen voor 1 april 2014. ARTIKEL IV Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2014. ARTIKEL V Deze wet wordt aangehaald als: Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. De Staatssecretaris van Financiën,
6
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
MEMORIE VAN TOELICHTING Inhoudsopgave
I. Algemeen 1. Inleiding 2. Beoogde budgettaire opbrengst belasting- en invorderingsrente 3. Onderscheid vennoootschapsbelasting en overige middelen 4. Inwerkingtreding en overgangsrecht 5. Budgettaire aspecten 6. EU-aspecten 7. Uitvoeringskosten Belastingdienst 8. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger II. Artikelsgewijze toelichting
7 7 7 7 8 8 8 8 9 9
I. Algemeen 1. Inleiding Per 1 januari 2013 is de regeling van de belastingrente in werking getreden en de regeling van de invorderingsrente gewijzigd. Daarbij is voor het rentepercentage voor beide maatregelen aangesloten bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties. In het regeerakkoord VVD-PvdA1 is met betrekking tot de belasting- en invorderingsrente door de coalitiepartijen overeengekomen om voor de belastingrente voor alle middelen behalve de vennootschapsbelasting en voor de invorderingsrente de wettelijke rente voor niet-handelstransacties te blijven hanteren, maar daarbij een ondergrens van 4% in te voeren. Tevens hebben de partijen afgesproken het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting te koppelen aan de wettelijke rente voor handelstransacties, met dien verstande dat hierbij een ondergrens van 8% wordt ingevoerd. In dit voorstel van wet wordt uitvoering gegeven aan deze maatregelen. Zowel voor te vergoeden als voor in rekening te brengen belasting- en invorderingsrente worden deze gewijzigde rentepercentages geïntroduceerd.
2. Beoogde budgettaire opbrengst belasting- en invorderingsrente Bij de introductie van de regeling van de belasting- en de gewijzigde invorderingsrente is in de budgettaire ramingen uitgegaan van een (gemiddeld) percentage van de wettelijke rente van 4. Doordat dit rentepercentage in werkelijkheid al enige tijd 3 is, wordt de eerder begrote opbrengst thans niet gehaald. Introductie van een ondergrens voor de belasting- en invorderingsrente van 4% leidt ertoe dat de beoogde budgettaire opbrengst wordt gerealiseerd.
3. Onderscheid vennootschapsbelasting en overige middelen Het hanteren van een hoger rentepercentage bij vennootschapsbelastingplichtigen, voornamelijk ondernemers, sluit aan bij de gedachte achter de wettelijke rente, namelijk dat in het handelsverkeer een hoger rentepercentage geldt dan in het niet-handelsverkeer. Dit rentepercentage wordt zowel toegepast bij in rekening te brengen als bij te vergoeden belastingrente. Belastingplichtigen kunnen de gevolgen van het als belastingrente in rekening brengen van de wettelijke rente voor handelstransacties (zo veel mogelijk) voorkomen door de Belastingdienst tijdig te verzoeken een voorlopige aanslag op te leggen of een reeds opgelegde voorlopige aanslag te herzien. Dit kan op eenvoudige wijze. Hierdoor heeft de belastingplichtige de middelen tot zijn beschikking om de door hem voorlopig te betalen belasting zo goed mogelijk aan te laten aansluiten op de uiteindelijk door hem verschuldigde belasting. Het belopen van rente kan hij daarmee (zo veel mogelijk) voorkomen. Hierbij verdient nog opmerking dat voor het doen van de aangifte vennootschapsbelasting in veel gevallen gebruik wordt gemaakt van de diensten van fiscaal adviseurs waardoor deze belastingplichtigen in staat kunnen worden geacht de rentegevolgen te beperken. Het op deze manier (zo veel mogelijk) voorkomen dat rente wordt berekend is ook (nog) mogelijk gedurende de eerste zes maanden na afloop van het belastingtijdvak. Met de invoering van de regeling van de belastingrente is het aanvangstijdstip van de renteperiode voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting namelijk verplaatst. Het aanvangstijdstip van de renteperiode was onder de regeling van de heffingsrente de dag na het einde van het tijdvak en is met de regeling van de belastingrente met zes maanden naar achteren verschoven. Dit betekent dat deze belastingplichtigen ten opzichte van de regeling van de heffingsrente een rentevoordeel van zes maanden genieten. Voor de belastingen die op aangifte worden afgedragen of voldaan, zoals de loon- en omzetbelasting, geldt dit rentevoordeel van zes maanden niet. Daarom is ervoor gekozen, hoewel die belastingen voorna-
1
7
Kamerstukken II, 2012/13, 33 410, nr. 15.
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
melijk door ondernemers worden afgedragen of voldaan, het tarief van de wettelijke rente voor handelstransacties niet voor deze belastingen te laten gelden. Voor de inkomstenbelasting geldt dat de meerderheid van de belastingplichtigen uit particulieren bestaat. Het kabinet acht aansluiting bij de wettelijke rente voor handelstransacties voor particulieren strijdig met de systematiek van de wettelijke rente en ten principale onwenselijk.
4. Inwerkingtreding en overgangsrecht De wijzigingen zullen per 1 januari 2014 in werking treden. De renteperiode waarover belastingrente wordt berekend strekt zich mede uit over de betalingstermijn van de belastingaanslag. De betalingstermijn van een belastingaanslag inkomsten- of vennootschapsbelasting bedraagt zes weken te rekenen vanaf de dagtekening van het aanslagbiljet. Dit heeft tot gevolg dat de betalingstermijn van na 20 november 2013 opgelegde belastingaanslagen en de over deze belastingaanslagen te berekenen belastingrente doorloopt tot 1 januari 2014 en verder. Voor deze belastingaanslagen zou inwerkingtreding van de wijzigingen per 1 januari 2014, zonder overgangsrecht, betekenen dat voor voornoemde belastingaanslagen zou worden vooruitgelopen op de wetswijziging. Er zou dan immers al in 2013 gerekend moeten worden met de gewijzigde rentepercentages voor zover de betalingstermijn van die belastingaanslagen in 2014 ligt. Daarnaast zou onmiddellijke werking van deze rentepercentages betekenen dat voor alle belastingaanslagen die met rente worden opgelegd vanaf 1 januari 2014, over de gehele renteperiode, volgens de gewijzigde rentepercentages belasting- en invorderingsrente in rekening zou worden gebracht of vergoed, ook als die belasting- of invorderingsrente betrekking heeft op renteperiodes waarvoor thans de wettelijke rente voor niet-handelstransacties (zonder ondergrens) wordt gehanteerd. Dergelijke materieel terugwerkende kracht acht het kabinet vanwege de onvoorzienbaarheid voor belastingplichtigen onwenselijk. Gezien het voorgaande stelt het kabinet voor dit wetsvoorstel per 1 januari 2014 in werking te laten treden, maar de gewijzigde rentepercentages effectief pas vanaf 1 april 2014 te hanteren. Voor zover een renteperiode is gelegen voor 1 april 2014 wordt aangesloten bij de huidige wettelijke rente voor niet-handelstransacties. Door inwerkingtreding per 1 januari 2014 en voornoemd overgangsrecht wordt bewerkstelligd dat de gewijzigde rentepercentages effectief voor het eerst (deels) toegepast zullen worden op belastingaanslagen met dagtekening vanaf 18 februari 2014, doordat – zoals hiervoor is aangegeven – de betalingstermijn van zes weken na dagtekening van de belastingaanslag tot de renteperiode hoort.
5. Budgettaire aspecten De wettelijke rente voor handelstransacties bedraagt thans 8,5%. Hierdoor ontstaat een meevaller ten opzichte van de in het regeerakkoord geraamde opbrengst, omdat daarbij is uitgegaan van een belastingrente van 8%. Voorts is door inwerkingtreding van het wettelijke rentepercentage voor handelstransacties per 1 april 2014 in plaats van per 1 januari 2014 sprake van een incidentele derving in 2014 ten opzichte van de in het regeerakkoord geraamde opbrengst. Het saldo hiervan is in onderstaande tabel weergegeven. Deze opbrengst komt ten goede aan het EMU-saldo. Introductie van een ondergrens voor de belasting- en invorderingsrente van 4% voor de overige belastingmiddelen leidt ertoe dat de bij introductie van de belasting- en gewijzigde invorderingsrente beoogde budgettaire opbrengst wordt gerealiseerd. De ondergrens is bedoeld om de genoemde voorziene structurele tegenvaller van ruim € 80 miljoen te voorkomen. Deze tegenvaller zou anders als ramingstegenvaller moeten worden geboekt. Omdat hierbij sprake is van de voorkoming van een voorziene tegenvaller, is geen opbrengst ingeboekt. Tabel 1 Gevolgen voor uitgavenkader van de Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente (€ miljoenen, + = lagere uitgaven) 2014 Totaal Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente
12
2015 106
2016 155
2017 193
struc 267
6. EU-aspecten Dit wetsvoorstel bevat geen EU-aspecten.
7. Uitvoeringskosten Belastingdienst De in deze wet opgenomen maatregelen zijn uitvoerbaar en handhaafbaar door de Belastingdienst. De uitvoeringskosten bedragen voor de jaren 2014, 2015 en 2016 telkens € 950.000. De uitvoeringskosten
8
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
bedragen daarmee in totaal € 2,85 miljoen. Deze kosten houden verband met systeemaanpassingen en een verwachte toename van het aantal bezwaarschriften en procedures over de belastingrente als gevolg van deze wijziging. De aan het wetsvoorstel verbonden uitvoeringskosten die betrekking hebben op 2014 en verder liggende jaren, worden verwerkt bij de budgettaire besluitvorming in het voorjaar van 2014.
8. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger Er is geen sprake van gevolgen voor bedrijfsleven en burger.
II. Artikelsgewijze toelichting Artikel I Artikel I (artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) Op grond van het voorgestelde artikel 30hb, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelasting (AWR) wordt voor de inkomstenbelasting, de erfbelasting, de loonbelasting, de omzetbelasting, de overdrachtsbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen, waarvoor reeds geldt dat voor wat betreft het rentepercentage wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, een ondergrens van vier procent geïntroduceerd. Het rentepercentage van de hiervoor genoemde wettelijke rente wordt ingevolge artikel 6:120, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaald bij algemene maatregel van bestuur. Uit het hanteren van deze ondergrens vloeit voort dat het percentage van de hiervoor genoemde wettelijke rente lager kan zijn dan dat van de belastingrente. In artikel 30hb, tweede lid, van de AWR wordt voor het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting aangesloten bij de wettelijke rente voor handelstransacties (de op basis van artikel 6:120, tweede lid, van het BW bepaalde wettelijke rente, bedoeld in de artikelen 6:119a en 6:119b van dat wetboek). Sinds 16 maart 2013 is de wettelijke rente voor handelstransacties gelijk aan de herfinancieringsrente die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld voor zijn meest recente basisherfinancieringstransactie die heeft plaatsgevonden voor de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar, vermeerderd met acht procentpunten.2 De hoogte van de basisherfinancieringsrente is te vinden op de website van De Nederlandsche Bank.3 Het volgens de vaststellingswijze van de wettelijke rente voor handelstransacties bepaalde rentepercentage wordt ingevolge genoemd tweede lid voor de regeling van de voor de vennootschapsbelasting geldende belastingrente gehanteerd vanaf twee maanden na het moment waarop de wettelijke rente voor handelstransacties geldt. Met een overbruggingsperiode van twee maanden tussen de peildatum van de wettelijke rente voor handelstransacties en aanpassing van het rentepercentage voor de genoemde belastingrente wordt aangesloten bij de voor de bepaling van het rentepercentage van de wettelijke rente voor niet-handelstransacties geldende systematiek. Deze twee maanden komen de kenbaarheid van een eventuele wijziging van het rentepercentage voor de belastingplichtige ten goede. Verder is een termijn van twee maanden noodzakelijk voor de Belastingdienst om ervoor te zorgen dat het juiste rentepercentage wordt gehanteerd. Dit komt doordat de betalingstermijn van zes weken na dagtekening van de belastingaanslag tot de renteperiode hoort.
Artikel II Artikel II (artikel 29 van de Invorderingswet 1990) Met de wijziging van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 (IW 1990) wordt voor de invorderingsrente, waarvoor reeds geldt dat voor wat betreft het rentepercentage wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, een ondergrens van vier procent geïntroduceerd. In de toelichting bij artikel I is dit voor de belastingrente nader toegelicht.
Artikel III Artikel III (overgangsrecht wijziging rentepercentages) Ter zake van de wijziging van de rentepercentages voor de belasting- en invorderingsrente is
2
3
9
Wet van 13 december 2012 tot wijziging van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/1) (Stb. 2013, 9). www.dnb.nl/rente-en-inflatie/ecb-rentetarieven/index.jsp
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013
overgangsrecht opgenomen. Voor zover rente wordt berekend over renteperiodes voor 1 april 2014 blijven artikel 30hb van de AWR en artikel 29 van de IW 1990, zoals die artikelen luidden op 31 december 2013, van toepassing. Voor zover een renteperiode is gelegen na 31 maart 2014, gelden artikel 30hb van de AWR en artikel 29 van de IW 1990, zoals die artikelen luiden met ingang van 1 januari 2014. Dit geldt ook voor de belastingaanslagen en beschikkingen over tijdvakken waarvoor de regeling van de heffingsrente en de regeling van de invorderingsrente, zoals die regelingen luidden op 31 december 2012, nog van toepassing is.
Artikel IV Artikel IV (inwerkingtreding) Deze wet treedt ingevolge artikel IV in werking met ingang van 1 januari 2014. De Staatssecretaris van Financiën,
10
Staatscourant 2013 nr. 27971
10 oktober 2013