STAATSCOURANT
Nr. 681 18 januari 2012
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Besluit van 14 december 2011, nr. 11.003025, houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Zwolle krachtens artikel 78 van Titel IV van de onteigeningswet (onteigeningsplan Ceintuurbaan Noord en Ceintuurbaan V) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening De raad van de gemeente Zwolle verzoekt Ons bij besluit van 1 november 2010, nummer OW10050090, om ten name van die gemeente over te gaan tot aanwijzing van een aantal onroerende zaken ter onteigening. Op 4 januari 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zwolle het raadsbesluit aan Ons ter besluitvorming voorgedragen. Planologische grondslag De gronden waarop het verzoek betrekking heeft, zijn begrepen in de bestemmingsplannen ‘Ceintuurbaan Noord’, en ‘Ceintuurbaan V’, verder gezamenlijk te noemen: de bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen zijn op 22 september 2008, onderscheidenlijk op 14 juni 2010, vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle. Het bestemmingsplan ‘Ceintuurbaan Noord’ is onherroepelijke van kracht. Het bestemmingsplan ‘Ceintuurbaan V’ is na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 5 oktober 2011 onherroepelijk van kracht geworden. Op de in het verzoek om onteigening begrepen onroerende zaken rust de bestemming ‘Verkeersdoeleinden’. Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens, met ingang van 26 mei 2011 gedurende zes weken in de gemeente Zwolle en bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, locatie Rijnstraat 8 te Den Haag, ter inzage gelegen. Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Zwolle van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan, op 25 mei 2011 openbaar kennis gegeven in ‘De Peperbus’. Onze minister van Infrastructuur en Milieubeheer (Onze Minister) heeft daarvan openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 25 mei 2011, no. 8304. Verder heeft Onze Minister overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, het ontwerp koninklijk besluit met brief van 23 mei 2011 (kenmerk BJZ 2011045197) toegezonden aan belanghebbenden, waaronder verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen tegen het ontwerpbesluit. Overwegingen Noodzaak en urgentie De bestemmingsplannen voorzien in de reconstructie van aansluitende deelprojecten van de Ceintuurbaan in Zwolle. De Ceintuurbaan is een belangrijke schakel in het lokale en regionale wegennet. Zij verbindt de N35 (Enschede-Almelo) met de A28 en is onderdeel van de Zwolse buitenring. De Ceintuurbaan vervult in dit verband een belangrijke verkeersfunctie bij de uitbreiding van het Isala Ziekenhuis, de ontwikkeling van de kantorenlocatie Oosterenk-Watersteeg en de herontwikkeling van het bedrijvengebied De Vrolijkheid. Het totale Ceintuurbaanproject kent vijf
1
Staatscourant 2012 nr. 681
18 januari 2012
onderdelen. Het verzoek om onteigening betreft enkele onroerende zaken die nodig zijn voor de afronding van deelproject 5. In de door verzoeker voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door de bestemmingsplannen met de daarbij behorende voorschriften en regels, toelichtingen, kaarten en verbeeldingen, als ook een (ongemerkte) inrichtingsschets. Met de zakelijk gerechtigden van de in het verzoek om onteigening begrepen gronden, heeft verzoeker minnelijk overleg gevoerd om deze gronden in eigendom te verkrijgen. Omdat het ten tijde van het verzoek niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg op afzienbare termijn zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht van alle bij de herinrichting van het gebied betrokken gronden, heeft de raad van Zwolle tot het onteigeningsverzoek besloten, om aldus de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen. Volgens de Ons bij het verzoek overgelegde stukken, zal met de werkzaamheden ter uitvoering van de bestemmingsplannen ter plaatse van de te onteigenen onroerende zaken, binnen een periode van vijf jaar na de datum van dit besluit een aanvang worden genomen. Zienswijzen Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerp koninklijk besluit zijn bij Ons schriftelijk zienswijzen daartegen naar voren gebracht door: 1) de heer P.P. van ’t Riet, bij brief van 25 mei 2011, namens Vishay-BCComponents B.V. te Zwolle, eigenares van het perceel met grondplannummer 1, verder te noemen: reclamante sub 1 en 2) de heer J.T. Fuller, bij brief van 1 juli 2011, namens DSM Resins B.V., eigenares van de percelen met de grondplannummers 2, 3 en 4, verder te noemen: reclamante sub 2. Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet zijn de reclamanten in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. Van deze gelegenheid heeft reclamante sub 2 op 17 augustus 2011 gebruik gemaakt. Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen Namens reclamante sub 1 wordt opgemerkt dat zij onaangenaam verrast is door de voorgenomen onteigening, nu op 13 december 2010 een koopovereenkomst met de gemeente is getekend waarin het voor het werk benodigde gedeelte van het perceel van reclamante is betrokken. Reclamante acht de conclusie dat er geen minnelijke aankoop door de gemeente zou kunnen plaatsvinden dus niet terecht. Naar aanleiding van deze zienswijze is Ons gebleken dat de verzoeker inderdaad met reclamante sub 1 in het kader van de minnelijke onderhandelingen overeenstemming heeft bereikt over de eigendomsoverdracht van het benodigde perceelsgedeelte. De verzoeker heeft Ons op 15 augustus 2011 per e-mail bevestigd dat de eigendomsoverdracht inmiddels notarieel verleden is en dat aanwijzing van het perceelsgedeelte ter onteigening derhalve niet meer noodzakelijk is. In zoverre wijzen Wij het verzoek tot aanwijzing ter onteigening af. In verband hiermee hebben Wij het grondplannummer 1 uit de bij dit besluit behorende lijst van ter onteigening aan te wijzen gronden verwijderd. Namens reclamante sub 2 wordt gewezen op het feit dat de in de onderhavige procedure betrokken percelen gelegen zijn aan de voorzijde van haar kantoorgebouw aan de Ceintuurbaan te Zwolle. Voor de hoofdingang van dit gebouw ligt een particuliere groenvoorziening met kunstwerken, die eind jaren tachtig van de vorige eeuw speciaal voor deze plaats zijn ontworpen. De grens van het bestemmingsplan en te maken werk valt gedeeltelijk over de bedoelde groenvoorziening en het kunstwerk. Namens reclamante wordt hieromtrent het volgende naar voren gebracht: 1. De gemeente heeft onvoldoende pogingen ondernomen om de perceelsgedeelten in der minne te verwerven en heeft geen redelijk voorstel gedaan. Reclamante acht het voorstel van de gemeente waarbij het kunstwerk voor de hoofdingang van haar pand 0,5 meter in het trottoir uitsteekt onverantwoord. Een dergelijke situatie is gevaarlijk voor voetgangers en fietsers en brengt ongelukken met zich mee. Reclamante vreest aansprakelijk te worden gesteld voor schade die als gevolg hiervan zal optreden. Het voorstel van de gemeente kan dan ook niet als redelijk worden beschouwd; 2. Reclamante heeft bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad van Zwolle. Zolang niet duidelijk is of en op welke wijze het plan onherroepelijk van kracht zal worden, ontbreekt er de noodzaak en urgentie tot onteigening. Reclamante merkt op, dat in het ontwerpbesluit weliswaar voorwaarden zijn opgenomen die zien op het tijdstip van dagvaarding en het vervallen van het besluit maar zij vindt deze vaag. Mocht de Raad van State verder het plan met betrekking tot de
2
Staatscourant 2012 nr. 681
18 januari 2012
percelen van reclamante vernietigen en voor het overige in stand laten, dan is het onduidelijk in hoeverre aan de voorwaarden uit het ontwerpbesluit is voldaan en in hoeverre dus over kan worden gegaan tot daadwerkelijke onteigening. De zienswijzen van reclamante sub 2 geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen. Vooreerst kan ten aanzien van het gestelde onder 1 worden opgemerkt, dat dit betrekking heeft op de gevoerde minnelijke onderhandelingen. In dit verband overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst door minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór het verzoek aan de Kroon om een onteigeningsbesluit te nemen, is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en dat op het moment van het verzoek voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kunnen Wij tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. In het bijzonder overwegen Wij dat uit de door de verzoeker overlegde stukken blijkt, dat deze vanaf 2009 contact met reclamant heeft gehad over het voor haar pand gelegen terrein (hierna: het voorterrein). Met instemming van reclamante heeft de verzoeker eind 2009 een architectenbureau om een offerte gevraagd voor de herinrichting daarvan. Daarna is er veelvuldig contact en overleg geweest en zou over de verplaatsing van het kunstobject en de herinrichting van het voorterrein met reclamante overeenstemming zijn bereikt. Bij brief van 15 september 2010 heeft verzoeker reclamante een aanbod gedaan gericht op de aankoop van de benodigde perceelsgedeelten. Partijen hebben hierover op 30 september 2010, 29 oktober 2010 en 8 december 2010 contact gehad en overleg gevoerd, doch overeenstemming werd nog niet bereikt. Wel bleek uit het overleg dat op eerstgenoemde datum werd gevoerd, dat reclamante akkoord kon gaan met het inmiddels door het architectenbureau gewijzigde voorstel tot aanpassing van het voorterrein met het kunstwerk. In februari 2011 bleek echter, dat de landschapsarchitect als mede-ontwerper van het betrokken kunstwerk niet tijdig door de eigenaar in het overleg over de noodzakelijke aanpassing van het kunstwerk is betrokken en niet kon instemmen met de voorgestelde aanpassing van het voorterrein. De verzoeker heeft hierop de landschapsarchitect gevraagd om in nauw overleg met de kunstenaar de benodigde aanpassing van het voorterrein en kunstwerk opnieuw te onderzoeken. Betrokkenen hebben daarop een aangepast ontwerp gepresenteerd, dat 28 september 2011 aan reclamante is voorgelegd. De hier geschetste gang van zaken in aanmerking nemend kan naar Ons oordeel in ieder geval niet staande worden gehouden dat de verzoeker onvoldoende pogingen in het werk heeft gesteld om met reclamante sub 2 in minnelijk overleg te komen tot eigendomsoverdracht van haar gronden. Omdat ten tijde van het indienen van het verzoek tot aanwijzing van de gronden ter onteigening aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, mocht verzoeker tot het onteigeningsverzoek besluiten om de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan te verzekeren. Wij merken daarbij op dat er daarnaast ook overleg is gevoerd over de verplaatsing van het kunstwerk en de herinrichting van het voorterrein. Daarover is tot op heden nog geen volledige overeenstemming bereikt. Met betrekking tot het gestelde onder 2 merken Wij op, dat een verzoek tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening kan worden gedaan na de vaststelling van het bestemmingsplan. Zolang niet duidelijk is dat dit plan daadwerkelijk is of zal worden vernietigd, kan de noodzaak en urgentie tot aanwijzing van de benodigde onroerende zaken ter onteigening, in aanmerking nemend hetgeen hiervoor onder ‘Noodzaak en urgentie’ is weergegeven, aanwezig worden geacht. Is dit plan ten tijde van het nemen van het besluit tot aanwijzing van de onroerende zaken nog niet onherroepelijk, dan wordt daaraan wel ter bescherming van de planologische belangen van de reclamanten een opschortende en ontbindende voorwaarde verbonden. Zulks is hier evenwel niet meer aan de orde, omdat het bestemmingsplan Ceintuurbaan Noord V inmiddels onherroepelijk van kracht is geworden. Alles overziende geeft de zienswijze van reclamante sub 2 Ons geen aanleiding om het verzoek om onteigening af te wijzen. Overige overwegingen Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen gronden bij de uitvoering van de bestemmingsplannen bezwaarlijk kunnen worden gemist.
3
Staatscourant 2012 nr. 681
18 januari 2012
Ons is overigens niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de toewijzing van het verzoek in de weg kunnen staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de gemeente Zwolle de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt. Wij kunnen derhalve, met inachtneming van het hierboven gestelde, het verzoek van de raad van Zwolle tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet, gedeeltelijk toewijzen. BESLISSING Gelet op de onteigeningswet, Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 10 november 2011, nr. RWSCD BJV 2011/1261, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed; Gelezen het besluit van de raad van Zwolle van 1 november 2010, nummer OW 1005-0090; Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Zwolle van 4 januari 2011, kenmerk OW 1005-0102; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 1 december 2011, no. W14.11.0493/ IV, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 9 december 2011, nr. RWSCD BJV 2011/1490, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed. Hebben Wij goedgevonden en verstaan: Ten behoeve van de uitvoering van de bestemmingsplannen ‘Ceintuurbaan Noord’ en ‘Ceintuurbaan V’ van de gemeente Zwolle, ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekening (tekeningnummer 2010-125 A, d.d. 2 september 2010) die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Zwolle en bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, locatie Rijnstraat 8 te Den Haag, ter inzage heeft gelegen en voor zover die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden. De Minister van Infrastructuur en Milieu,
4
Staatscourant 2012 nr. 681
18 januari 2012
Lijst van te onteigenen onroerende zaken Bestemmingsplannen ‘Ceintuurbaan Noord’ en ‘Ceintuurbaan V’ Grondplan- De te onteinummer genen grootte
Omschrijving Volgens Kadastrale Registratie
Perceelsgrootte volgens kadastrale registratie
Kadastrale aanduiding
ha
a
ca
gemeente sectie
Perceelnummer
Te naam stelling uit kadastrale registratie
Titel IV o.b.v. bestemmingsplan
ha
a
ca
2
0
00
48
Gebouw erf
0
20
05
Zwolle
B
4671
1/1 eigendom van de besloten vennootschap Dsm Resins B.V.
‘Ceintuurbaan V’
3
0
00
71
Bedrijfspand erf terrein opstal en
0
30
08
Zwolle
B
5770
1/1 eigendom van de besloten vennootschap Dsm Resins B.V.
‘Ceintuurbaan V’
4
0
02
14
Bedrijvigheid (industrie) erf - tuin
0
85
25
Zwolle
B
5296
1/1 eigendom van de besloten vennootschap Dsm Resins B.V.
‘Ceintuurbaan V’
5
0
01
28
Wonen met bedrijvigheid erf - tuin
0
38
44
Zwolle
B
4988
1/2 eigendom van de heer Reinder Hein Fernhout 1/2 eigendom van de heer Willem Jan Hekkers
‘Ceintuurbaan V’
6
0
01
52
Bedrijvigheid (kantoor) erf - tuin
1
01
30
Zwolle
B
5376
1/1 eigendom van de besloten vennootschap Werkvoorzieningsschap Zwolle En Omgeving
‘Ceintuurbaan V’
5
Staatscourant 2012 nr. 681
18 januari 2012