STAATSCOURANT
Nr. 34969 8 december 2014
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Publicatie AGOS, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Registratieaanvraag BGA ‘Miel des Cévennes en BGA Krcˇki prsˇut’ Gelet op artikel 2 van het Instellingsbesluit Adviescommissie geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten maakt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de volgende publicaties in Publicatieblad C 412 van 19 november 2014 van de Europese Unie bekend. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die kan aantonen een rechtmatig belang te hebben in verband met door de Europese Commissie voorgenomen registratie van bijgaande productdossiers, kan tot uiterlijk 13 januari 2015 zijn bedenkingen daartegen kenbaar maken door middel van toezending van een gemotiveerde verklaring aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, secretariaat AGOS, Postbus 93119, 2509 AC Den Haag
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen 2014/C 412/04 Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees parlement en de Raad(1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
ENIG DOCUMENT VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen(2) „MIEL DES CEVENNES” EG-nummer: FR-PGI-0005-01148 – 3.9.2013 BGA (X) BOB () 1. Naam „Miel des Cévennes” 2. Lidstaat of derde land Frankrijk 3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel 3.1. Productcategorie Categorie 1.4. Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter enz.) 3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is „Miel des Cévennes” is honing die bijen maken met de nectar van bloemen. Hij is in vloeibare, gekristalliseerde of vaste vorm verkrijgbaar. „Miel des Cévennes” kan: – multifloraal zijn: gekenmerkt door een overheersend mengsel van verschillende planten die typerend zijn voor de Cevennen; – monofloraal zijn: – heidehoning: witte heide – Erica arborea, dopheide – Erica cinerea, struikheide – Calluna vulgaris; – kastanjehoning; – frambozenhoning; – braambeshoning. Fysisch-chemische kenmerken: – gehalte aan hydroxymethylfurfural (HMF) lager of gelijk aan 15 mg/kg aan het einde van het productiejaar (tussen augustus en december, behalve voor struikheidehoning: tussen oktober en december); – watergehalte lager of gelijk aan 19%, met uitzondering van struikheidehoning waarvan het watergehalte lager is dan of gelijk aan 21%.
1
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
Melissopalynologische kenmerken Het pollenspectrum van „Miel des Cévennes” bestaat uit pollen van botanische soorten die voorkomen op het grondgebied van de Cevennen. De volgende pollen zijn kenmerkend voor het gebied: witte heide, dopheide, struikheide, kastanje, wilgenroosje, framboos, paardenbloem, braam, witte klaver. Elke honing telt ten minste een van deze kenmerkende pollen. Er mag geen honing worden geoogst van bloemen afkomstig van grootschalige teelt die niet typisch is voor de Cevennen zoals zonnebloem, koolzaad, rupsklaver en lavendel. Pollen die afkomstig zijn van grootschalige teelt of van lavendel mogen slechts in bepekte mate aanwezig zijn (minder dan 15%). Onderstaande tabel bevat de melissopalynologische kenmerken die eigen zijn aan elke honing: Soort honing Multiflorale honing
Overheersende pollen > 45%
Bijkomende pollen 15% t/m 45%
Beperkte pollen < 15%
Fruitbomen, kastanje
Braam, esparcette, framboos, fruitbomen, heide, kastanje, korenbloem
Acacia, adderwortel, ailanthus, beemdkroon, bingelkruid, braambes, brem, brionie, centaurie, cistusroosje, den, distel, duizendknoop, eik, esparcette, fruitbomen, gamander, gaspeldoorn, grasachtigen, hulst, jasione, kastanje, klimop, korenbloem, kroonkruid, kruisbloemigen, kruiskruid, linde, mosterd, paardenbloem, paardenhoefklaver, papaver, rapunzelklokje, rode heide, rode klaver, rododendron, rolklaver, samengesteldbloemigen, schurftkruid, slangenkruid, spirea, struikheide, tijm, toorts, valse salie, vederdistel, vetkruid, vlierboom, vuilboom, weegbree, wegedoorn, wikke, wilde kornoelje, wilde wingerd, wilg, wilgenroosje, witte heide, witte klaver, zonneroosje
Witte heide (Erica arborea)
Witte heide
Cistusroosje, witte heide
Acacia, amandelboom, brem, cistusroosje, dorcycnium, eik, fruitbomen, gaspeldoorn, geranium, hulst, kastanje, kroonkruid, kruisbloemigen, kuiflavendel, reseda, rolklaver, roosachtigen, rozemarijn, sneeuwbalwilg, tijm, wegedoorn, wilde kornoelje, witte klaver
Dopheide (Erica cinerea)
Kastanje
Braam
Brem, cistusroosje, dopheide, eik, esparcette, fruitbomen, gamander, gaspeldoorn, goudscherm, grasachtigen, jasione, klimop, korenbloem, kruisbloemigen, kuiflavendel, linde, look, reseda, rode klaver, slangenkruid, struikheide, tijm, valse salie, vederdistel, weegbree, wilgenroosje, witte heide, witte klaver, zonnebloem, zonneroosje.
Braam, kastanje, spirea, struikheide, witte klaver
Aardbeiboom, adderwortel, alsem, aster, braam, brem, brionie, centaurie, cistusroosje, den, distel, dopheide, eik, esparcette, framboos, fruitbomen, gaspeldoorn, geranium, goudscherm, grasachtigen, hulst, jasione, kastanje, klimop, korenbloem, kornoelje, kruisbloemigen, lelieachtigen, paardenbloem, paardenhoefklaver, papaver, rode klaver, rolklaver, samengesteldbloemigen, schurftkruid, slangenkruid, smilax, spirea, struikheide, tijm, valse salie, vederdistel, weegbree, wilg, wilgenroosje, witte klaver, zonneroosje.
Heide
Struikheide Kastanje, struikheide (calluna vulgaris)
2
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
Soort honing Kastanje
Overheersende pollen > 45% Kastanje
Framboos/braam Framboos, braam
3.3. 3.4. 3.5.
3
Bijkomende pollen 15% t/m 45%
Beperkte pollen < 15%
Braambes, struikheide Aardbeiboom, acacia, adderwortel, ailanthus, anthyllis, beemdkroon, braam, brem, centaurie, clematis, den, distel, dopheide, dorycnium, eik, eleagnus, erica vagans, esparcette, fruitbomen, gamander, gaspeldoorn, goudscherm, grasachtigen, honingklaver, hulst, jasione, kastanje, klaproos, klimop, korenbloem, kruisbloemigen, kuiflavendel, lavendel, lelieachtigen, linde, margriet, mirteachtigen, mosterd, munt, liguster, olijfboom, papaver, resedea, rode klaver, rododendron, rolklaver, roosachtigen, rozemarijn, samengesteldbloemigen, schurftkruid, slangenkruid, sneeuwbal, struikheide, sumak, tijm, valse salie, vederdistel, vlijtig liesje, vuilboom, wegedoorn, wilde kornoelje, wilde wingerd, wilg, witte heide, witte klaver, zonnebloem, zonneroosje, zonneroosjesachtigen. Braam, kastanje, witte Aardbeiplant, acacia, adderwortel, ailanthus, klaver alsem, anemoon, beemdkroon, berenklauw, braam/framboos, brem, buks, centaurie, chicorei, cipresachtigen, cistusroosje, den, distel, dopheide, dwergpalm, eik, esdoorn, esparcette, fruitbomen, gamander, gaspeldoorn, gele hypocist, gewone tijm, grasachtigen, hulst, jasione, kamperfoelie, kastanje, kattenstaart, klimop, klokje, korenbloem, kruisbloemigen, lelieachtigen, liguster, linde, muurachtigen, paardenbloem, papaver, rapunzelklokje, rode klaver, rododendron, rolklaver, saffloer, samengesteldbloemigen, schurftkruid, spirea, struikheide, sumak, taxus, tijm, vederdistel, viooltje, weegbree, zonneroosjesachtigen, wilde kastanje, wilde kornoelje, wilg, wilgenroosje, witte heide, witte klaver, witte wingerd, zonneroosje, zuring.
Organoleptische kenmerken – Multiflorale honing: deze honing wordt over het algemeen in de zomer geproduceerd en bestaat uit een mengsel van kastanje en dopheide met aangename houttoetsen met een min of meer bloemige toets. Het aroma wordt gekenmerkt door een houtsmaak, fris, bloemig, met een vleugje karamel en een min of meer bittere eindsmaak. Als de multiflorale honing in de lente wordt geproduceerd, kunnen framboos, witte heide of lenteweidebloemen en zelfs acacia overheersen. Afhankelijk van de overheersende bloem vertoont de honing dan toetsen van karamel, gekookt fruit of bloemen. Er is sprake van weinig of geen bitterheid. Afhankelijk van de oogstperiode kan deze honing helder zijn of donkerkastanjebruin en amberkleurig. – Honing van witte heide: sterke geur van bruine karamel. Het aroma doet denken aan de geur van bruine karamel, met een bittere eindsmaak; blijft hangen in de mond. – Honing van dopheide: frisse en uitgesproken bloemige geur van „uitgebloeide rozen”. Sterk aroma dat doet denken aan de bloemig geur, vervolgens karamelachtig met een frisse toets in de mond; blijft erg hangen. – Honing van struikheide: amberkleurige honing, donker tot zeer donker. Geur van hout, bloemen en vers fruit. Aroma dat doet denken aan de geur van vers fruit en bloemen; blijft hangen. Weinig bitter. Het gelatineachtige uiterlijk is kenmerkend in vloeibare vorm. – Kastanjehoning: aangename houtgeur (van tannine, warm hout of nat hout). Aroma dat doet denken aan de geur met houttoetsen en een bittere eindsmaak; blijft hangen. – Frambozenhoning: heldere gekristalliseerde honing. Heel fruitige geur (van gekookte framboos). Zeer fruitig aroma, zure smaak. – Braambeshoning: heldere tot licht amberkleurige honing, vaak gekristalliseerd. Fruitige geur (van gekookt fruit). Fruitig aroma met een uitgesproken zure smaak die blijft hangen. Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten) – Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) – Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden Het productiegebied stemt overeen met het gebied waarbinnen bijenhouders bijenstallen
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
plaatsen voor de productie van „Miel des Cévennes”. Andere activiteiten: extractie en verpakking mogen buiten het geografische gebied plaatsvinden. 3.6. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. – 3.7. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering Op de etikettering moet verplicht het volgende worden vermeld: – de naam van de BGA: „Miel des Cévennes”; – de minimale etiketteringsvermeldingen: identificatie van de producent, partijnummer, gewicht; – de naam en het adres van de controle-instantie, voorafgegaan door de vermelding „gecertificeerd door”; – het BGA-logo en/of de BGA-vermelding. 4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied Het geografische gebied van „Miel des Cévennes” omvat de volgende gemeenten: Departement Ardèche: Ailhon; Antraigues-sur-Volane; Les Assions; Astet; Banne; Barnas; Borne; Burzet; Chassiers; Genestelle; Gourdon; Joyeuse; Labastide sur Besorgues; Labégude; Lablachère; Largentière; Laurac en Vivarais; Laviolle; Mayres; Mercuer; Montpezat-sous-Bauzon; Montreal; Pereyres; Rosières; Le Roux; Saint-Andéol de Vals; Saint-Etienne-de-Boulogne; Saint-Joseph des Bancs; Saint-Laurent les Bains; Saint-Michel de Boulogne; Saint-Paul le Jeune; Vals les Bains; Les Vans. Departement Aveyron: St Jean du Bruel; Sauclières. Departement Gard: Alzon; Arre; Arrigas; Bessèges; Cendras; Colognac; Courry; Cros; Dourbie; Lasalle; Laval Pradel; Mialet; Molières-Cavaillac; Pommiers; Robiac-Rochessadoule; Saint-Florent sur Auzonnet; Saint-Julien de la Nef; Saint-Laurent le Minier; Saint-Paul la Coste; Saint-Roman de Codières; Saint-Sauveur de Camprieu; Saint-Sébastien d’Aigrefeuille; Les Salles-du-Gardon; Sumène; Thoiras; Trèves (gedeeltelijk), Vabres. Departement Lozère: Altier; Bagnols-les-Bains; Bedoues; Le Bleymard; Cubières; Fraissinet de Fourques; Prévenchères; Saint-Julien du Tournel. Gedeeltelijke gemeenten: Florac, Fraissinet de Fourques, Gatuzières, Ispagnac; Lanuejols; Meyrueis; Saint-Etienne-du-Valdonnez; Saint-Laurentde-Trèves; Vebron. 5. Verband met het geografische gebied 5.1. Specificiteit van het geografische gebied Omgevingsfactoren Door het geografische gebied van „Miel des Cévennes” loopt een bergketen die in het zuidoosten uitkomt op het Centraal Massief en bestaat uit rotsen die voornamelijk het gevolg zijn van de hercynische gebergtevorming. Het gebied wordt gekenmerkt door een zeer uiteenlopende geologie die bestaat uit zeer oude rotsen, met metamorfe kalksteen, een zeer belangrijke aanwezigheid van schist en gneiss maar ook van zandsteen en glimmerlei. Het geografische gebied van „Miel des Cévennes” is een plaats waar voornamelijk het bergklimaat en het mediterrane klimaat samenkomen. Dit geografische geheel wordt aan de mediterrane kant ook beïnvloed door de oceaan. Dit leidt tot een zekere klimatologische complexiteit die de biodiversiteit van de zone begunstigt. Bovendien heerst het bergklimaat bovenaan bergruggen en plateaus en de hellingen die deze omringen. De aanwezigheid van een zeer uitgesproken reliëf zorgt voor een microklimaateffect met thermische en pluviometrische contrasten die een invloed hebben op de verspreiding van de flora in de zone en op de bloeiperioden. De thermische contrasten treden op naargelang van de hoogte maar eveneens van de blootstelling. Op de hooggelegen plekken is het klimaat gematigd in de zomer en koud in de winter. In de valleien zijn de zomertemperaturen warmer (een verschil van ongeveer 8 °C in vergelijking met de waargenomen gemiddelde jaarlijkse temperaturen op de hooggelegen plekken). Doordat de valleien zijn ingesloten, is er tevens sprake van grote verschillen tussen in het zuiden en in het noorden blootgestelde hellingen. De kenmerken inzake geomorfologie en klimaat van het geografische gebied leiden tot de aanwezigheid van een typische vegetatie die wordt bewerkt in het kader van landbouwtoepassingen: – De laaggelegen formaties in het zuidelijke en zuidoostelijke gedeelte van de Cevennen en in de kleine dalen hebben een vegetatie bestaande uit eik, witte heide en cistusroosjes op droge en rotsachtige hellingen. In de kiezelhoudende kleine dalen met open omgevingen die worden gekenmerkt door de overheersing van kruidachtigen en andere soorten zoals rolklaver, paardenbloem, rapunzelklokje, brem, klaver, witte en gele „cédons” en wilgenroosje, bevinden zich natuurlijke of aangeplante weiden. – Op gemiddelde hoogte (vanaf ongeveer 400 m) ligt het kastanjebos dat een groot deel van de valleien van de Cevennen bestrijkt. De inplanting ervan in het geografische gebied dateert voornamelijk van de Gallo-Romeinse periode met een meer uitgesproken uitbreiding in de middeleeuwen. In deze vegetatiezone maar ook hoger in open ruimten kunnen overheersende soorten zoals braam groeien.
4
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
–
5.2.
5.3.
5
Als we hoger gaan, merken we een vegetatie op die wordt gekenmerkt door de overheersing van lage houtgewassen en dop- en struikheidevelden. – In de bergvegetatiezone ligt op de frisse en vochtige hellingen het beukenbos (op een hoogte van meer dan 900 m) dat wordt afgewisseld met grote bebossingen van loof- en naaldbomen (dennen, sparren, lorken) die dateren van de negentiende eeuw. In deze bergzone gedijen eveneens frambozen. – In de bijna subalpiene zone, met name ter hoogte van de berg Aigoual, liggen natuurlijke grasvelden waar lage vegetatie (trifolium, valkruid {) groeit. Menselijke factoren De productie van „Miel des Cévennes” is een zeer oud gebruik op dit grondgebied. Verschillende schriftelijke bronnen en getuigenissen tonen aan dat de traditionele productie van honing op dit grondgebied gebeurde aan de hand van bijenkorven die rechtstreeks werden gelicht in de stammen van kastanjebomen. In het dialect van de Cevennen spreekt men dan ook van „ruchers troncs” (stambijenkorven) of „bruscs”. Deze stambijenkorven werden plaatselijk vervaardigd en voor de oogst en extractie van honing was er bijzondere kennis nodig, maar dit leidde niet tot grote opbrengst van de bijenkorf. Deze traditie leeft nog voort in de herinneringen, zoals blijkt uit gesprekken met oude boeren uit de Cevennen. Vandaag komen deze stambijenkorven nog voor in een aantal exploitaties om aan te tonen dat het om een traditionele activiteit gaat. Deze worden echter enkel nog voor patrimoniale doeleinden gebruikt en niet voor gecommercialiseerde bijenteeltproductie. De bijenhouders hebben in de loop der tijden een specifieke knowhow ontwikkeld inzake de productie van honing, met name wat de plaatsing van de bijenkorven betreft. Uit een verzameling van getuigenissen van bijenhouders blijkt dat sommige plaatsen gunstiger zijn dan andere (Revue du Parc national des Cévennes, 1981). Hierbij wordt rekening gehouden met het zonlicht, de wind, de hoogte van de helling enz. Al deze aanpassingen zijn eigen aan de bijenteelt van de Cevennen die door de kenmerken van het grondgebied te maken heeft met grote uitdagingen. De zone voor het verzamelen van honing wordt immers niet zo gemakkelijk vastgelegd als in andere grondgebieden waar het volstaat om een omtrek van 3 km rond de bijenkorf af te bakenen. Hier moet de bijenhouder rekening houden met het vaak onvoorspelbare klimaat, belangrijke verschillen tussen de blootstelling van diverse kleine dalen en het bergachtige reliëf met erg ingesloten valleien. De laatste decennia hebben oude materialen en methoden plaatsgemaakt voor moderne bijenkorven en kent de bijenteelt na een zeer lange periode van achteruitgang opnieuw een bloeiperiode. Specificiteit van het product De specificiteit van „Miel des Cévennes” heeft betrekking op het bloemige karakter dat kenmerkend is voor het geografische gebied en aanwezig is in het pollenspectrum van het volledige assortiment honingproducten dat in het geografische gebied wordt geproduceerd. Struikheide, wilgenroosje, witte heide, dopheide, framboos, paardenbloem, braam en witte klaver zijn het meest kenmerkend voor „Miel des Cévennes”. Daarbij komt nog kastanje die in de meeste honing als overheersende of bijkomende pollen voorkomt. Dit kenmerkende pollenspectrum mag enkel in beperkte mate pollen bevatten die afkomstig zijn uit grootschalige teelt of lavendel (minder dan 15%). Deze vereiste maakt deel uit van de reputatie van „Miel des Cévennes” die wordt beschouwd als een typische honing die erg verschilt van de honing die in de aangrenzende Provence wordt geproduceerd. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA) De specificiteit van „Miel des Cévennes” komt rechtstreeks voort uit de diversiteit van de flora van de Cevennen. Deze diversiteit is het product van parameters inzake geomorfologie en klimaat die de typische bloemenrijkdom bepalen door de natuurlijke aanwezigheid van heide, wilgenroosje, framboos, paardenbloem, braambes, witte heide en kastanje die als enige vorm van bosbouw zeer veel voorkomt in het massief. „Miel des Cévennes” is tevens het resultaat van de knowhow van de bijenhouders die zich hebben verdiept in de eigenschappen van dit grondgebied en daardoor honing kunnen produceren die zeer typisch is maar ook erg verschillend kan zijn naargelang de gekozen plaatsen en beoogde zones voor het verzamelen van honing waarbij de grote floravariëteit van de Cevennen wordt benut. „Miel des Cévennes” wordt in verschillende werken geciteerd. In het werk „Histoire de Montpellier”, (G. Cholvy, 1984), wordt hij geciteerd in een fragment over de plaatselijke handel: „après cette interruption, les expéditions au Levant reparaissent, notamment avec le miel des Cévennes et des Corbières, l’huile{”. Het typische karakter van „Miel des Cévennes” wordt vermeld in de Revue du Parc national des Cévennes (1981) dat toelicht dat liefhebbers van dit product „geen lavendelhoning eten” omdat deze qua smaak en aroma zo verschilt van deze honing. „Miel des Cévennes” wordt vaak vermeld in werken over plaatselijke producten of toerisme:
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
Guide du Petit Futé 2012 (blz. 36), GéoGuide Languedoc 2012, Guide Michelin LanguedocRoussillon enz. De honing wordt naar waarde geschat op talrijke websites van toerismekantoren uit de regio of uit de naaste omgeving (Cévennes-Mont Lozère, Cévennes-Gorges du Tarn en Lozère, Cévennes.org, Cévennes-Méditerranée, Tourisme Gard, Cévennes Tourisme enz.). Dat „Miel des Cévennes” naam heeft gemaakt, blijkt ook uit het feit dat de honing al verschillende jaren het voorwerp vormt van een volledige categorie in de regionale honingwedstrijd die in Languedoc-Roussillon wordt georganiseerd door de Regionale Landbouwkamer. De honing wordt als ingrediënt gebruikt en op de voorgrond geplaatst in culinaire bereidingen van bakkers en traiteurs zoals Maison Papillon in Aveyron die terrines met „Miels des Cévennes” bereidt, Maison „Ickowicz” in Bollène die mini-amandelgebakjes op basis van dit product verkoopt of „Confiserie Violette et Berlingot” in Lyon die drop met „Miel des Cévennes” aanbiedt. „Miel des Cévennes” wordt door vermaarde chef-koks gebruikt in hun menu’s, zoals de sterrenchef-kok Jérôme Nutile, het restaurant Vatel in Nîmes of de website „Militant du goût” die wordt gehost door chef-koks. „Miel des Cévennes” of producten op basis van „Miel des Cévennes” komen vaak aan bod in zeer bekende Parijse delicatessenwinkels zoals „La Maison du miel”, „Bellota-Bellota” of „La grande épicerie de Paris”. Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier (artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006(3)) https://www.inao.gouv.fr/fichier/CDCIGPMieldesCevennesV1.pdf (1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1. (2) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012. (3) Zie voetnoot 2.
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen 2014/C 412/05 Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees parlement en de Raad(1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
ENIG DOCUMENT VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen(2) „KRCˇKI PRSˇUT” EG-nummer: HR-PGI-0005-01204-3.3.2014 BGA (X) BOB () 1. Naam „Krcˇki prsˇut” 2. Lidstaat of derde land Kroatië 3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel 3.1. Productcategorie Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.) 3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is „Krcˇki prsˇut” (ham uit Krk) is een lang houdbaar gedroogd vleesproduct op basis van varkensbout zonder heupbeenderen, dat met zeezout en kruiden is gepekeld, ongerookt aan de lucht is gedroogd en gedurende minimaal een jaar een drogings- en rijpingsproces heeft ondergaan. Op het moment van verkoop moet „krcˇki prsˇut” de volgende organoleptische eigenschappen hebben: a) uiterlijk: peervorm, met een regelmatig gekromde rand, zonder distaal gedeelte (poot) en zonder hangende delen en scheuren aan de open mediale zijde, of andere onvolkomenheden die afbreuk kunnen doen aan de aanblik van het product. Onder de heupkop is slechts 12 cm spierweefsel zichtbaar. De scheuren die tijdens de rijping zijn ontstaan, kunnen worden ingesmeerd met een beschermend mengsel van reuzel, rijst- of tarwemeel, zeezout en gemalen peper;
6
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
b) smaak en geur: zoete of licht zoute smaak, karakteristieke milde aroma’s van gedroogd en gerijpt varkensvlees; c) snijvlak: vlees met een uniforme kleur van roze tot rood, met daarin delen wit vetweefsel; d) consistentie: zachte consistentie waardoor het vlees regelmatig kan worden gesneden, zonder stevige, harde donkerkleurige rand; e) gewicht: meer dan 6,5 kg; f) chemische parameters: – – –
3.3.
3.4. 3.5.
3.6.
3.7.
7
water: 40% – 60%; natriumchloride: 4% – 8%; wateractiviteit (aw): minder dan 0,93.
Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten) „Krcˇki prsˇut” kan worden bereid uit verse bouten van varkens die behoren tot commerciële vlezige rassen, kruisingen van rassen of lijnen of de kruisingen daarvan, ongeacht de combinatie. Uiterlijk van de bout: de bout moet tussen de laatste lendenwervel (v. lumbales) en de eerste heiligbeenwervel (v. sacrales) van het halve varkenskarkas worden gescheiden. In de bout mogen zich geen heupbeenderen bevinden, dat wil zeggen geen darmbeen (os ilium), zitbeen (os ischii) of schaambeen (os pubis), en ook geen heiligbeen (os sacrum) of staartwervels (v. caudales). De bout moet van het bekken worden gescheiden ter hoogte van het heupgewricht (articulus coxae) dat de heupkop (caput femoris) met de heupkom (acetabulum) verbindt. In de spieren van de bout mag slechts een deel van het zitbeen met kraakbeen (zitbeenknobbel – tuber ischii) blijven zitten. De spieren van de bout moeten op de juiste wijze in een halve cirkel zodanig worden afgerond dat de proximale rand van de opgemaakte bout zich op 10-15 cm van de heupkop (caput femoris) bevindt. De bout mag geen poot bevatten. De poot moet ter hoogte van het spronggewricht (articulus tarsi) worden losgemaakt en uit de proximale rij van voetwortelbeentjes worden verwijderd. Alleen de enkelknobbel (tuber calcanei) mag aan het scheenbeen en kuitbeen blijven zitten. Met het oog op het drogen blijft de bout boven deze knobbel bevestigd. In het midden en aan de zijkant moet de bout huid en onderhuids vetweefsel hebben. Ter hoogte van het open mediale gedeelte moeten alle hangende spierdelen worden weggenomen, terwijl het distale gedeelte van de huid met het bijbehorende vetweefsel moet worden afgerond. Kwaliteit van het vlees: de verse bout mag geen enkel zichtbaar teken van verwondingen vertonen. Het vlees van de bout moet roodachtig-roze van kleur zijn en een compacte structuur en droge buitenkant (RFN) hebben. Bij aankomst op de plaats waar de ham wordt geproduceerd, wordt de pH in de omgeving van de halfvliezige spier (m. semimembranosus) gemeten. De waarde moet tussen 5,5 en 6 liggen. Vetbedekking: op de buitenkant van de verse opgemaakte bout moet het vet loodrecht onder de heupkop ongeveer 25 mm dik zijn. Het vet mag in elk geval niet minder dan 15 mm dik zijn, inclusief huid. De bouten worden uitsluitend door koeling geconserveerd. Tussen het slachten van het varken en het pekelen van de bout mag niet minder dan 24 uur en niet meer dan 120 uur liggen. Voor de productie van „krcˇki prsˇut” moet een verse bout van ten minste 12 kg worden gebruikt. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) – Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden Alle fasen van de productie van „krcˇki prsˇut” moeten plaatsvinden binnen het in punt 4 beschreven geografische gebied. Het productieprocedé omvat de volgende onderdelen: pekelen, persen, drogen en rijpen. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. „Krcˇki prsˇut” kan per stuk (hele ham) of in een verpakking met een hele ham zonder beenderen, stukken van diverse grootte of plakken worden verkocht. De ham moet vacuüm of onder gemodificeerde atmosfeer worden verpakt. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering Na de rijpingsfase wordt het gemeenschappelijke merkteken van „krcˇki prsˇut” met een brandijzer op de huid van de ham aangebracht, mits na controle is gebleken dat de ham alle in het productdossier vermelde fysisch-chemische en organoleptische eigenschappen bevat. Op het moment dat het product in zijn geheel of verpakt in de handel wordt gebracht, moeten het gemeenschappelijke merkteken en de vermelding „krcˇki prsˇut” zich op het product bevinden. Zie hieronder voor de grafische voorstelling van het gemeenschappelijke merkteken.
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
De vermelding „krcˇki prsˇut” moet duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn en door de grootte, het type en de kleur van de letters (typografie) duidelijker uitkomen dan elke andere vermelding, inclusief het gemeenschappelijke merkteken, het nummer van de partij (serienummer) en het gedeponeerde merk, de afbeeldingen en vermeldingen van de producent. 4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied De productie van „krcˇki prsˇut” blijft strikt beperkt tot het eiland Krk. Dit eiland is onderverdeeld in zes gemeenten: de stad Krk en de gemeenten („opc´ine”) Basˇka, Malinska-Dubasˇnica, Omisˇalj, Punat en Vrbnik. Enkele kleine eilanden in de buurt als Kosˇljun, Prvic´, Plavnik, enz., vallen bestuurlijk gezien eveneens onder enkele gemeenten op Krk, maar mogen geen „krcˇki prsˇut” produceren. 5. Verband met het geografische gebied 5.1. Specificiteit van het geografische gebied Het eiland Krk heeft een vochtig en gematigd warm klimaat. ’s Zomers is het er erg warm en door de invloed van het warme zeewater ligt de gemiddelde jaartemperatuur ruim 4 °C boven de waarde die zij zou moeten hebben gezien de breedtegraad waarop het eiland ligt. De belangrijkste klimaatfactor die het drogen van het vlees rechtstreeks beïnvloedt, is de wind. Gemiddeld is de bora, die meestal vanuit het ONO en het NO waait, de krachtigste en vaakst voorkomende wind op het eiland. Het gaat om een droge en koude wind die hoofdzakelijk en het sterkst in de winter waait en het minst vaak en het minst sterk in de zomer. Hoewel niet op alle plekken op het eiland gedurende de verschillende seizoenen dezelfde winden actief zijn, overheersen ’s winters bijna overal de koude en droge noordenwinden, die gemiddeld 44%-70 % van de tijd waaien. De bewoners van het eiland Krk, die van generatie op generatie het productieprocedé van de ham hebben aangepast en geperfectioneerd, hebben de natuurlijke omstandigheden benut om het vlees te drogen. Uit talrijke schriftelijke bewijsstukken blijkt dat er reeds in een ver verleden varkens werden gefokt en dat het vlees van de dieren werd gedroogd. In zijn beschrijving van het leven op het eiland noemde Cubich in 1874 de traditie van het pekelen van het varkensvlees. De bewoners van het eiland „[{] eten vers, gepekeld of gerookt varkensvlees [{]” en „bedekken de macaroni met soep met stukken ham” (Giambattista Cubich, Notizie Naturali e Storiche sull’Isola di Veglia, Trieste, 1874, blz. 101, 143). In zijn verhaal over het leven en de gewoonten van de bevolking in Vrbnik (op het eiland Krk) beschrijft Zˇic hoe de varkens worden geslacht en hoe de ham wordt gepekeld [I. Zˇic, Vrbnik (na otoku Krku), Narodni zˇivot i obicˇaji, Hrana i posuWe, in Zbornik za narodni zˇivot i obicˇaje Juzˇnih Slavena, Zagreb, 1901, deel VI, eerste helft, blz. 3-6). In het overzichtswerk over Krk (Krcˇki zbornik 16, 1986, Krk, blz. 426) staat dat op het eiland Krk varkensvlees wordt gepekeld, vooral spek en ham. In een schrift met recepten van het Franciscaanse klooster in Kosˇljun heeft men eveneens een oud recept gevonden voor het bereiden van varkensbout. Het zachte klimaat op het eiland Krk heeft ook de opkomst van het toerisme bevorderd. Dat heeft gezorgd voor een stijgende lijn in de productie, exploitatie en reputatie van de ham. Met de ontwikkeling van het toerisme is het aantal varkenshouders gedaald en zijn de hamproducenten begonnen grondstoffen van het vasteland te halen. 5.2. Specificiteit van het product „Krcˇki prsˇut” dankt zijn specifieke karakter aan de faam die hij reeds lang geniet, en aan de deskundigheid en kennis van de producenten die de traditionele productieprocedés toepassen. De varkensteelt op het eiland Krk en het conserveren van het vlees door middel van het pekelen gaan terug tot de middeleeuwen. De techniek van het pekelen en het rijpen is van
8
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
5.3.
generatie op generatie doorgegeven, zodat sinds halverwege de vorige eeuw elk relatief welvarend gezin varkens hield en het vlees pekelde. De productie van „krcˇki prsˇut” mag dan in een ver verleden zijn aangevangen, de ham heeft pas halverwege de vorige eeuw, met de ontwikkeling van het toerisme, zijn grote bekendheid verkregen. „Krcˇki prsˇut” was namelijk een van de zeer weinige lokale producten die zowel kwantitatief als kwalitatief aan de vraag van de toerismesector kon voldoen. De toeristen raakten overtuigd van de kwaliteit en het specifieke karakter van „krcˇki prsˇut” en de band van het product met de streek (Inozemni novinari o otoku Krku, Krcˇki zbornik 15, 1986, Krk, blz. 199; Jela otoka Krka, Krk, 1989, blz. 22 en 87), waardoor de vraag elk jaar groeide. In het midden van de jaren negentig vervingen steeds meer restaurants in hun menu de uitdrukking „domac´i prsˇut” (ham van het land) door „krcˇki prsˇut” (leveringsbonnen van de firma Mesnice-market Zˇuzˇic´; menu’s van de firma’s Konoba Porat, Hotel Pinia, Restoran Bimal, Restoran Rivica). De zeer oude traditionele productiemethode van „krcˇki prsˇut” heeft geleid tot bepaalde bijzonderheden in het productieproces. Daardoor krijgt het eindproduct specifieke kenmerken waarmee het zich onderscheidt van de ham die in aangrenzende regio’s wordt geproduceerd (zoals Istrische ham („istrski prsˇut”) of Dalmatische ham („dalmatinski prsˇut”)). „Krcˇki prsˇut” is voorzien van een huid en onderhuids vetweefsel, terwijl het open spierweefsel niet met vet is ingesmeerd behalve op plekken waar scheuren aanwezig zijn. Het pekelen vindt behalve met zout plaats met behulp van kruiden (peper, rozemarijn en laurier). Verder mag de ham tijdens het drogen niet worden gerookt. Dit karakteristieke procedé beïnvloedt de specifieke kenmerken van het spier- en vetweefsel na de lange rijpingsperiode (ten minste twaalf maanden tussen de aanvang van het pekelen en het verkrijgen van het eindproduct). Het spierweefsel van het eindproduct heeft een soepele consistentie waardoor de ham regelmatig kan worden gesneden. De plakken hebben een rood-rozeachtige kleur, zijn met vet gemarmerd en hebben geen stevige, harde, donkerkleurige rand. Een ham die volgens de regels is geproduceerd, heeft het milde aroma dat kenmerkend is voor gedroogd en traag en lang gerijpt varkensvlees. Dit aroma komt pas volledig tot zijn recht wanneer het vlees geen rookgeur heeft. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel van een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA) De weersomstandigheden op het eiland Krk, vooral de frequentie en de patronen van de droge en koude winden tijdens de winter, zijn erg gunstig voor het drogen van het vlees en daarom ook voor de productie van de ham, waarvan de eerste fase (het pekelen) vanouds tijdens de koude periode (van november tot maart) begint. Gedurende deze periode is de lucht van nature vrij koud en droog zodat de kwaliteit van het vlees niet verslechtert. Hierdoor kan het vlees regelmatig worden gedroogd zonder het te roken, waarna een geleidelijke rijping mogelijk is. De nabijheid van de zee en de overvloedige aanwezigheid van zout behoren eveneens tot de voorwaarden die nodig zijn voor de ontwikkeling van de productie van producten op basis van gedroogd vlees. De bewoners van het eiland Krk weten al sinds jaar en dag deze natuurlijke voordelen te benutten. Als gevolg hiervan is het drogen van het varkensvlees deel gaan uitmaken van het culturele en traditionele erfgoed dat van generatie op generatie wordt overgedragen. Deze kennis is in de loop van de tijd geperfectioneerd en heeft zich zodanig ontwikkeld dat op het eiland Krk een productieproces is ontstaan waarvan bepaalde fasen verschillen van het productieproces dat in naburige steden op het bijbehorende vasteland wordt gehanteerd. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de (communicatie)verbindingen met het vasteland niet goed waren. „Krcˇki prsˇut” heeft zijn faam in eerste instantie geleidelijk verworven gedurende een lange periode die in een ver verleden is begonnen. De afgelopen vijftig jaar is deze ontwikkeling echter in een stroomversnelling geraakt dankzij de opkomst van het toerisme op het eiland Krk. „Krcˇki prsˇut” is een van de weinige producten uit de streek die onmiddellijk aan toeristen werden aangeboden en die kwalitatief en kwantitatief aan hun behoeften voldeden. De bekendheid van „krcˇki prsˇut” is verder toegenomen omdat hij in alle restaurants wordt geserveerd en het aantal toeristen nog steeds groeit. Daarmee is tevens de vraag naar het product groter geworden, waardoor de productie van de ham in een ambachtelijk kader tot ontwikkeling is kunnen komen. In de loop van de tijd is „krcˇki prsˇut” een van de parels van de lokale eetcultuur geworden. Tegenwoordig staat hij op het menu van alle restaurants op het eiland Krk die lokale specialiteiten serveren. Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier (artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006(3)) http://www.mps.hr/UserDocsImages/HRANA/Krcˇki%20prsˇut/ Izmjenjena%20Specifikacija%20proizvoda.pdf
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1. (2) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.
9
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014
(3) Zie voetnoot 2.
10
Staatscourant 2014 nr. 34969
8 december 2014