Nr. 62 december ’97
Zou het postkantoor nog open zijn ?
Inhoud
Blz.
Oudejaars overpeinzing van de Voorzitter In Memoriam Even voorstellen Reünie / Algemene leden vergadering 1998 Middelzeeuws Contributie 1998 De lotgevallen van de Hr. Ms. K 18 en haar bemanning Vermissing model O-19 Change Encounter Schotse dominee ontwierp oorlogsschip Alles wel, niets bijzonders !! Uit de oude doos (deel II) Het wel en wee van Hr. Ms Bruinvis Ode aan O-19
3 3 4 4 5 5 6 8 8 9 10 11 13 14
-1-
Samenstelling bestuur H.W. van Vliet
Voorzitter
Korteweg 8 3054 AS Rotterdam 010-4611514
D. Heij
Secretaris
Bennekomseweg 68 6871 KG Renkum 0317-317063
W.P.P. Falkmann
Redactie KVO
Middelzand 5306 1788 HC Den Helder 0223-642668 e-mail
[email protected]
W.P. van der Veeken
Redactie KVO
Jolstraat 74 1784 NL Den Helder 0223-630265
A. Prins
Penningmeester
Heiligharn 166 1785 SP Den Helder 0223-635455
M. van Dwingelen
2e Penningmeester
D.Abbesteelaan 16 1785 GN Den Helder 0223-632809
LTZ2oc A.G. Wegman
Vertegenwoordiger OZD
Onderzeedienst / BUOPS Postbus 10000 1780 CA Den Helder 0223-653444
Erelid van de vereniging : de heer J.H. van Rede Contactpersoon voor bestuursaangelegenheden, waaronder adreswijzigingen e.d, is de tweede penningmeester M. van Dwingelen. Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit “Klaar voor Onderwater” is toegestaan na verkregen toestemming van de redactie. Contributie De minimale contributie bedraagt f. 10,00 per jaar Betaling moet voor 1 maart overgeschreven zijn wil men als lid ingeschreven zijn. Zij die reeds lid zijn krijgen in de december KVO een acceptgiro bijgesloten. Buitenland leden worden verzocht contant via penningmeester, of via een kennis in Nederland te betalen i.v.m. de hoge overschrijvingskosten. Gironummer vereniging : 39.28.464. 25 t.n.v. Onderzeedienst Reünistenvereniging Heiligharn 166 1785 SP Den Helder 25 amsterdam 10 februari 1971 s e c r e t a r pi sr e s i d e n t
jan
pietersz
sweelinck
de nederlandsche bank
VIJF EN TWINTIG GULDEN
-2-
OUDEJAARS OVERPEINZING VAN DE VOORZITTER Vorig jaar riep ik U in herinnering dat na de lokalisatie van de 0-16 in de Zuid-Chinese zee in 1995, het jaar 1996 niet erg enerverend voor OZD-reünisten was verlopen. Dit jaar hebben we echter wederom; enige hoogtepunten beleefd : Ten eerste heeft ons lijfblad "Klaar voor onderwater" succesvol een verjongingskuur ondergaan waarvoor wij veel dank zijn verschuldigd aan de beide redacteuren voor het vele werk dat zij hiervoor verrichten. Overigens is meer kopij Uwerzijds broodnodig. Ten tweede beleefden wij de feestelijke viering van het 90-jarig bestaan van de Onderzeedienst. Ik denk dat velen van U nog met plezier aan de dag van de reünie op de OZD terugdenken.Een grote opkomst van actief dienende en postactieven van in totaal 1250 personen strekt tot grote tevredenheid. Ook over het ledenaantal van onze vereniging dat stabiel is en zelfs een lichte stijging vertoont, mogen wij niet klagen, temeer daar het aantal dienenden bij de OZD steeds kleiner wordt. Daardoor doet de wet van de kleine getallen bij de OZD zich steeds sterker gelden, zowel wat aantal boten als aantal personeelsleden betreft: het uitvallen van 1 onderzeeboot komt procentueel steeds zwaarder aan en zo heeft ook het uitvallen van een sleutelfunctionaris aan boord eerder pijnlijke gevolgen voor het operationele produkt. Reden temeer voor ons reünisten om binnen welke groepering dan ook waar het onderwerp ter sprake komt, uit te dragen dat er om de continuïteit van de OZD te waarborgen "know how" bewaard moet blijven en dat de OZD qua bezetting op het "bare minimum" is beland. Er is geen buffer meer ! Hoewel wij een reünisten vereniging en geen belangenbehartigers zijn, is dit een onderwerp dat ons allen zo na aan het hart ligt en dat voor de vereniging van levensbelang is, dat er een uitzondering voor mag worden gemaakt teneinde komende decennia goed te doorstaan. En met deze blik op de toekomst kijk ik met U samen graag, nu 1997 ten einde loopt, naar de feestdagen die ons te wachten staan en naar de komst van het NIEUWE JAAR 1998. Ik wens U feestelijke dagen in harmonie met de U dierbaren en veel heil en zegen in het volgende jaar. De Voorzitter.
In Memoriam In de afgelopen tijd zijn de volgende leden van de vereniging overleden: 1996 6 jul. 1997 22 jul. 1997 9 sep.1997
A. Baak Bert de Waard 52 jaar Teunis de Jeu 80 jaar Jacob Wilhelmus Paulissen 71 jaar
Haarlem Made Maassluis Amsterdam
Wij zullen hen in eerbiedige herinnering blijven gedenken
-3-
Even voorstellen ........ De redactiecommissie heeft tijdens de 126e bestuursvergadering d.d. 5 sept. 1997 voorgesteld de Hr. W. van der Veeken in de redactie te benoemen. Het bestuur heeft dit voorstel met algemene stemmen aangenomen. Tevens bedankte het bestuur W. den Boer voor het vele werk dat hij tijdens zijn bestuursfunctie verricht heeft en wenst hem en zijn partner veel plezier en gezondheid toe in het verre Spanje. Wil van der Veeken geboren op 11 juli 1953. Op 16 jarige leeftijd (6 oktober 1969) begonnen aan een loopbaan bij de Koninklijke Marine. Na de EMV en eerste vakopleiding tot telegrafist bestemd om te gaan varen op de “Noord-Brabant”, een jager van de Holland-klasse. In 1972 als telegrafist 1 naar de VOB-opleiding, maar het werk aan boord van een Neptune was toch heel anders dan ve rwacht. Helaas was het in die tijd niet eenvoudig om te veranderen, maar na enig aandringen toch de kans gekregen om de andere kant op te vliegen. Het werd wederom een jager, de “Limburg”, maar dat was slechts voor 5 dagen, want na een week kreeg ik waar ik om gevraagd had: “De Onderzeedienst”. In oktober 1972 ging ik voor het eerst met de “Dolfijn” naar zee. Begin 1973 werd het de “Potvis” ,waar ik mijn voorganger binnen de redactie (Willem den Boer), voor het eerst heb ontmoet. Na nog een vaarperiode aan boord van Hr.Ms. “Zwaardvis” ging ik in 1975 de korporaalsopleiding in, waarna een verplichte vaarperiode aan boord van een bovenwaterschip volgde, de “Zeeland”, waar ik tot de overdracht aan de Peruanen op heb gevaren. Mijn toenmalige Commandant KTZ b. d. J. Kleijn, heeft bemiddeld in terugkeer naar de onderzeedienst. Ondertussen was het begin 1978 en gelukkig was er direct een boot beschikbaar, Hr.Ms. “Tijgerhaai”. In de daaropvolgende jaren heb ik tot 1991 op alle boten gevaren met uitzondering van de “Tonijn” en de nieuwe generatie “Walrus”-klasse, waarvan de eersten ondertussen in dienst waren. Voor mijn verdere loopbaan binnen de marine, moest ik toch weer richting bovenwaterschepen. Na een periode op school en ondertussen bevordering tot majoor, ben ik voor ruim een half jaar uitgezonden geweest naar de Sinaï, een plaatsing waar veel telegrafisten van de Onderzeedienst mij waren voorgegaan. Na terugkeer een korte periode op het Maritiem Hoofdkwartier in Den Helder, waarna een vaarperiode van bijna 3 jaar volgde aan boord van de “Kortenaer” en “Abraham Crijnssen”. Momenteel geplaatst bij het Hoofdkwartier ABNL, hetgeen mij in de gelegenheid stelt om tijd te vinden voor een bijdrage aan dit blad. Wil van der Veeken is gehuwd en heeft een dochter en zoon. De beperkte tijd die overblijft wordt besteed aan vrijwilligerswerk binnen de wijk Nieuw Den Helder, Nicolaaskerk, zodat er voor verdere hobby’s weinig tijd overblijft.
Reünie / Algemene ledenvergadering 1998 Wanneer u tijdens de komende feestdagen als cadeau een nieuwe agenda krijgt, noteert u dan alvast bij 6 mei dat u verwacht wordt in Amsterdam voor de reünie / jaarvergadering. Nadere bijzonderheden komen uitgebreid in het maart nummer van KVO-63. -4-
MIDDEL (ZEEL)EEUWS De Graaf van Bredero verliet in het Kristalijnse licht van de opgaande zon de Luysterburg en reed op zijn Luitwieler over de Koedijk in de richting van de Griendt. Tezelfdertijd naderde over de Molendijk de Baron van Rijswijck, die reeds de vorige avond laat van de Leeuwenburg was afgereisd. Als aanvoerder van het Kreleger was hij geheel in het Swart gekleed en zijn Vos Klepte vrolijk door de Wintermorgen. Zij ontmoetten elkander in de Ammerlaan op de hoge Brugts en bespraken onder de Linde hun aanstaande veldtocht tegen de Prins van Ansems . Diens onderdanen waren gramstorig geworden door het eten van teveel Nederlof en hadden zich in 't Zand verzameld om alle Molenaars en Mullers tot Mors te slaan. Dit was Koole op de Vuuren van de Jansens uit Stunnenberg, die de Brouwers en de Kuipers Van de Hoven wel konden Cremersen. De Vriest vandaag, sprak de Graaf; Ik Tintel. En de Hertog zond Het-Aria van de Hoest. Komaan, laat ons de Holzapffels niet door de Schouton uit het vuur laten halen, zo sprak hij. De vijand ligt bij het Klein Wolthuis. In dat Ort is het goed vechten. Het treffen was hevig. De Rodermond Schoot de vijand aan Spaandonken en door dit wapen steeds weer te Grinwissen bleef het Kossen. De Tuinman van de Prins Kanterde van zijn paard en de Graaf Swaayde met zijn mEssers in het rond. De Jongejans weerden zich dapper om de kansen te Vermeeren, doch de Prins kon er geen Bal aan doen. Zijn manschappen werden Van de Berg gedonderd en bleven onder aan de Dijk geSchaafd liggen.Er bleef geen Muys over. Ton Klep ex-TLG 1
CONTRIBUTIE 1998. Het bestuur van uw vereniging, wil zolang als mogelijk, de minimale contributie handhaven op f. 10,-. In de loop der jaren zijn de uitgaven per jaar per lid al van onder de f. 10,- naar - in 1996 - f. 15,84 gestegen. Doordat vele leden meer dan de minimale contributie betalen en door de ontvangen rente van ons kapitaal was het vasthouden aan die f. 10,- nog steeds mogelijk. Maar het is helaas zo, dat elk jaar een aantal leden het hele jaar hun KVO ontvangen en niet de moeite nemen hun contributie, ook na herinnering, te betalen. De voor hen gemaakte kosten, waar geen inkomsten tegenover staan, dreigen de balans negatief te gaan beïnvloeden. Daarom heeft het bestuur op de algemene ledenvergadering 1997 voorgesteld dat de contributie met ingang van 1 januari 1998 voor 1 maart van het jaar moet zijn betaald, indien dit niet gebeurd wordt men van het ledenbestand afge voerd. Op 12 juni 1997 heeft de algemene ledenvergadering met dit voorstel ingestemd. Mochten leden i.v.m. overwinteren en / of andere redenen hun betaling anders willen regelen is dit altijd met de penningmeesters bespreekbaar. De penningmeesters
-5-
Ex Bootsman A.S. Oosterman, oudopvarende van de K 18, stuurde de redactie van KVO dit waar gebeurde verhaal ter publicatie in Klaar Voor Onderwater. Zoals altijd is de redactie de schrijver zeer erkentelijk voor zijn inzending. De lotgevallen van Hr. Ms. K 18 en haar bemanning tijdens WO II
T
oen op 8 december 1941 de oorlog in ‘t Verre Oosten uitbrak waren de Nederlandse onderzeeboten de eersten die de Japanners een gevoelige slag toebrachten. Hun prestaties mo-gen blijken uit het feit dat zij tot zelfs in de Golf van Siam waren doorgedrongen, waar de eerste Japanse schepen getorpedeerd werden. Bij deze acties werden stoute stukjes uitgehaald, bijvoorbeeld door Hr. Ms. K 14, onder tijdelijk commando van LTZ1 van Well Groeneveld. Deze officier zag kans zijn boot in een baai te brengen en hier enkele vijandelijke schepen de grond in te boren. Toen hij echter geen torpedo’s meer had is hij naar de basis te Soerabaja teruggekeerd. Zijn eigen boot, Hr. Ms. K 18, lag tijdens het uitbreken van de oorlog in reparatie, maar na aankomst in Soerabaja kon hij het commando hierover weer op zich nemen. Hr. Ms. K18 Hr. Ms. K 18 zette koers naar straat Madoera om er ‘oefening personeel’ te gaan houden. Hiervan is echter weinig terecht gekomen, want ‘s nachts ontving de commandant een bericht, waarvan de inhoud ’Opstomen naar Balik Papan’ luidde. Aldus werd koers gezet naar Balik Papan, waar na aankomst allereerst de zee werd verkend. Ondanks het gevaar dat in dit onveilige gebied dreigde, kon er met de kapitein van het lichtschip aldaar een afspraak worden gemaakt om te mogen mandiën (baden). Dit zou de volgende morgen gebeuren, doch toen de bemanning zich klaar maakte waarschuwde de kapitein van het lichtschip dat er een vloot van ongeveer 100 schepen op weg was naar Balik Papan. Het was duidelijk dat deze overmacht te groot zou zijn en daarom verliet de bemanning van het lichtschip haar post en ging per motorsloep naar
-6-
Balik Papan, waarna de K 18 het licht-schip de grond in schoot. Vervolgens is de boot de vijand tegemoet gevaren, doch deze bleek te ver weg. We zijn toen terug gegaan om te kijken hoe het lichtschip er in zijn gezonken toestand bijlag. Het bleek dat de mast met het licht nog bovenwater uitstak. Aangezien de commandant van souvenirs hield, werd de jol te water gelaten en de Kwartiermeester en de Majoor Torpedomaker sloopten de lamp uit de mast. De K 18 verliet toen deze weerloze buit om te gaan zoeken naar Japanse schepen. Ongeveer twee uur later werd de eerste Japanse jager getorpedeerd. Een tweede torpedo werd afgevuurd , maar door de invallende duisternis kon er niet worden waargenomen of deze doel trof.
D
e nacht die hierop volgde leverde voor degene die op de brug de wacht hielden een zeldzaam schouwspel vanwege het heftige vuren van de bovenwatervloot. Zo brak de morgen aan en om vijf uur werd er alarm gemaakt om op zoek te gaan naar nieuwe prooi, die werd gevonden in de vorm van een kruiser. Er werd gelanceerd maar de torpedo liep zijn baan niet uit. Hierdoor waren we ver-raden, zodat we voor de kruiser langs moesten vluchten. Deze had het echter door en viel ons met dieptebommen aan. Deze kwamen op het achterdek van de K 18 neer en door het ont-ploffen van deze bommen vloog de hekbuis-torpedo eruit en torpedeerde de kruiser. Dit werd niet geconstateerd omdat we toen de grootste klap kregen, maar werd algemeen waargenomen terwijl de hekbuiskamer volliep en de verlichting uitvie l. We kwamen op de bodem van de zee te liggen en omdat de hoofdelectromotoren door waterschade waren uitgevallen leek de toestand hopeloos. Na verloop van ongeveer 20 uur was met behulp van een lenspomp de hekbuiskamer leeggepompt, waarna we met heel veel moeite aan de oppervlakte zijn gekomen. Daar kwamen we echter van de regen in de drup, want tot onze schrik bemerkten we dat we midden tussen de vijandelijke vloot zaten. Met één diesel zijn we weggevaren en met onze zwaar
gehavende boot koers gezet naar Soerabaja. Nog waren we niet veilig, want in de Java Zee werden we door een Japans vliegtuig aangevallen. Dit was een kritiek ogenblik, omdat we niet meer konden duiken. Er werd luchtalarm gehouden, waardoor het vliegtuig schrik werd aangejaagd, maar het bleef om ons heen cirkelen. Op een gegeven moment moesten we ons toch naar de bodem van de 69 meter diepe Java Zee laten vallen. Nadat we ongeveer acht uur op de bodem hebben gelegen, zijn we met moeite weer weg-gekomen, met het doel Soerabaja te bereiken. Ter begeleiding vroegen we hulp van vliegtui- gen aan. Deze assistentie kregen we: zeggen en schrijve één vliegtuig, welk met gejuich werd begroet. Even later verscheen er een tweede vliegtuig ten tonele, doch tot onze grote schrik zagen we Japanse kentekenen op vleugels en romp. Onmiddellijk werd een gevecht met onze begeleider begonnen, maar de strijd bleef onbeslist en het Japanse toestel verdween uit het gezicht. In straat Madoera kwam Hr. Ms. Evertsen ons begeleiden en de volgende dag liepen we Soerabaja binnen, waar we hartelijk verwelkomd werden. Dag en nacht moesten we doorwerken om de K 18 weer vaarklaar te maken, waarbij we herhaaldelijk door luchtaanvallen werden gehinderd. Als klap op de vuurpijl kwam er van hogerhand bevel om de boot te vernietigen. Na de strijd..... De K 18 werd vernietigd en met de commandant en de oudste officier zijn we naar de kazerne gegaan. Deze was helemaal verlaten en bood een zeer troosteloze aanblik. Hier werd de oudste officier tot commandant aangewezen, aangezien onze oude commandant met een andere boot moest evacueren. Met gecharterde auto’s zijn we naar Malang gegaan om te trachten van daaruit Australië te bereiken. In Malang bleek de situatie hopeloos. Vliegtuigen waren er niet meer. De oudste officier belde Soerabaja nog op, maar ook hier waren geen vliegtuigen meer beschikbaar. Na dit ontmoedigende bericht kregen we te horen dat iedereen zijn eigen weg kon gaan, om te
-7-
proberen Australië op een andere manier te bereiken. Maar helaas, het was reeds te laat en alle pogingen liepen op een fiasco uit... Een gedeelte van de bemanning is in Bandoeng aangekomen en is daar krijgsgevangen gemaakt, terwijl een ander deel zich in Soerabaja bij de Marinepatrouille is gaan melden. Op 25 maart werd alles aan het Japanse leger overgedragen en ook dit deel werd krijgsgevangen gemaakt. Wij waren nog met enkele opvarenden van de K 18 overgebleven en kwamen terecht in het Ondaatje-kamp, waar wij in een paardenstal werden ondergebracht. Er stond ongeveer vijftien centimeter water, maar we zochten wat nat stro bij elkaar en veegden zo goed en zo kwaad als het ging het water weg. We waren wel wat ellende gewend , maar dit overtrof alles. Het was echter nog maar het begin van alle ontberingen die ons te wachten stonden. De tijd die we hier doorbrachten moesten we hard werken met als beloning slecht eten en veel slaag.
O
mstreeks september 1942 begon de bezetter met het wegvoeren van krijgsgevangenen. We werden eerst naar Batavia getransporteerd, waar we in een oude kazerne werden ondergebracht. Nu waren we van de hemel in de hel beland, want de omstandigheden waren hier nog slechter. Een week later werden we per schip naar Singapore overgebracht. Met honderden werden we als vee in een ruim gepakt, met vier mitrailleurs boven onze hoofden. De reis duurde een week en ons voedsel bestond uit tweemaal per dag wat rijst en eenmaal een beetje water. Verschillende mensen kregen hier dysenterie. Toen we in Singapore aankwamen hebben we een dag, gehurkt in de tropenzon, gewacht. Eten en drinken kregen we niet. In het schemerdonker werden we per vrachtwagen naar het Shangi-kamp getransporteerd. In het donker maakten we ons bivak en ‘s nachts werden we ontzettend geplaagd door de wand- luizen. De volgende morgen hebben we eerst ons kamp ontsmet, waarbij we miljoenen wandluizen vernietigden.
De vijand begon ons daarna te keuren voor Japan, maar dit ging niet zo vlot vanwege de heersende dysenterie. Hier ontmoetten we de andere bemanningsleden van de K 18 weer, maar dit samenzijn was van korte duur. In november werden we per ‘Manakuru Maru’ met ruim 15.000 gevangenen naar Japan verscheept. Op 8 december 1942 kwamen we in Nagasaki aan. Hier vandaan werden we over verschillende kampen verdeeld en zodoende verloren de bemanningsleden van de K 18 elkaar weer uit het oog. Nadat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki een eind aan de oorlog hadden gemaakt, kwamen wij tot de ontstellende conclusie dat er van de bemanning nog slechts 10 man over waren. De overigen kwamen in de Japanse kampen om het leven..........!
VERMISSING MODEL 0-19
Na afloop van de viering van het 90 jarig bestaan van de Onderzeedienst is tot grote teleurstelling van COZD en mij gebleken dat het model van de onderzeeboot O-19, dat op de reünie tentoon gesteld stond, was verdwenen. Het model is plusminus 80 cm lang. Degene(n) die het model “GELEEND” dan wel “GESTUNT” heeft, heeft hier denkelijk nu wel voldoende plezier aan beleefd en wordt verzocht de verblijfplaats van het model, al dan niet anoniem, aan mij te melden zodat het weer naar de Onderzeedienst traditiekamer kan wo rden geretourneerd. Anderen die hier enige informatie over hebben worden eveneens verzocht dit bekend te stellen. De voorzitter CHANCE ENCOUNTER
Deze litho is vervaardigd van een schilderij dat is gemaakt door de Britse schilder Robert Taylor, die een grote naam heeft verworven op dit gebied. Het schilderij stelt de toevallige ontmoeting voor tussen de K XIV en de X 35 in de Nederlands-Indische wateren. Op 23 december 1941 rapporteerde de MLD vliegboot aan de K XlV, onder commando van Ltz 1 C.A. J. vanWell Groeneveld, dat er een Japans konvooi op weg was naar Kuching, aan de noordwest kust van Borneo. Wilde de onderzeeboot het konvooi tijdig bereiken, dan moest er met grote snelheid aan de oppervlakte worden gevaren. Ontdekking door japanse jagers vormde een groot gevaar. De X 35 lokte de Japanse jagers weg en zo kon de K XIV het konvooi, beschermd door drie Japanse oorlogsschepen, ongezie n naderen. Tijdens de nachtelijke operatie torpedeerde de K XIV drie transportschepen en een tanker met een gezame nlijke tonnage van 40.000 ton. Kort geleden is de beperkte oplage van 500 individueel genummerde en ondertekende exemplaren versche nen waarvan er 100 in Nederland te verkrijgen zijn. Bij iedere litho is een Certificate of Authenticity (certificaat van echtheid) bijgevoegd en tevens een engelstalige brochure met achtergrondinformatie over de operatie en de ondertekenende veteranen. De uitgever is de Military Gallery uit Bath, Verenigd Koninkrijk. Ltz SD 2 OC H.v.d. Ende
-8-
Naar aanleiding van het artikel ‘Onderzeeboot van de Predikant - 115 jaar na zinken gevonden’ in KVO nr. 60 stuurde Dhr. John Awater ons een fotocopie van een bladzijde uit het Technisch Weekblad van 28 mei 1997 waarin eveneens aandacht werd besteed aan het vinden van de Resurgam. Hier volgt een letterlijke weergave van het artikel dat is geschreven door Simone Groothuis. Overigens is de Resurgam ook op Internet en wel: The reverend Garrett’s Web Site, http:// www.zen.co.uk/ homepage/bjmurphy/resurgam/ diagramc.html Een Britse expeditie van de Archaeological Diving Unit, een groep van de University of St. Andrews in Schotland, gaat een poging doen de Resurgam te bergen. Dit is de eerste door een motor aangedreven onderzeeër. De Resurgam ligt sinds zijn eerste proefvaart in 1880 op de bodem van de zee. Pas in 1995 ontdekte de visser Kennis Hunt de plek waar de boot lag, toen hij met zijn net bleef haken. De vangst was een grote verassing: jarenlang hadden intensieve zoekexpedities niets uitgehaald. In 1879 ontwierp de dominee George William Garrett de Resurgam. Garrett was een opmerkelijk man met een brede interesse. Hij werkte in de parochie van zijn vader, in Moss Side, Manchester. Maar het grootste deel van de tijd hield hij zich bezig met zijn studie; hij haalde certificaten in natuurkunde, kunst, fysische geografie, scheikunde en hogere wiskunde. Ook fysiek stond hij zijn mannetje: in 1875 won Garrett als eerste lichtgewicht bokser een kampioenschap voor zwaargewichten, met zijn blote handen. Voordat de dominee met de door stoom aangedreven Resurgam op de proppen kwam bouwde hij een kleinere versie. Deze was eivormig en bood plaats aan één bemanningslid: Garrett zelf. Die dreef de schroef aan met de hand. De bouwtekening voor de tweede Resurgam maakte hij
-9-
op de achterkant van een gebruikte envelop, nu te zien in het Royal Navy Submarine Museum te Gosport. De dominee hoopte zijn Re surgam aan de Britse Royal Navy te kunnen verkopen. Een met torpedo’s uitgerustte onderzeeër zou een uitstekende verdediging zijn tegen de pantserschepen die de Russen ontwikkeld hadden. De Resurgam II was door Garrett uitgerust met een stoommachine. Hij was groter dan de vorige versie. De sigaarvormige romp was veertien meter lang. De duikboot bood plaats aan drie bemanningsleden en woog dertig ton. Garrett liet de boot in 1879 bouwen door een scheepsbouwer in Birkenhead. Om stoom voor de stoommachine te leveren was er een kachel aan boord. Hierdoor lag de temperatuur aan boord tussen de 45 en 65 graden Celcius. De eerste tests gingen goed. Eind 1879 besloot de dominee dat de Resurgam klaar was om aan de Royal Navy in Portsmouth te laten zien. Hij voer er met de Resurgam zelf, aangedreven door de stoommachine, naar toe. In Liverpool Bay verloor de schroef een blad. Garrett onderbrak zijn reis om zestien weken lang allerlei reparaties uit te voeren. Op een avond in februari 1880 ging hij weer de zee op. Om de bemanning wat te ontlasten liet hij de boot ditmaal slepen door een sleepboot. Op de noodlottige avond kreeg dit schip motorproblemen. Om te voorkomen dat de Resurgam in botsing kwam met het schip, moest het sleeptouw worden doorgesneden. De bema nning zocht een veilige plaats op het schip. Maar het luik van de Resurgam, net zoals dat van elke onderzeeër kon niet afgesloten wo rden van buitenaf. Door de lage uitwatering was hij, stilliggend in het water, een gemakkelijke prooi voor de golven. Het water liep door het luik naar binnen en de Resurgam zonk naar de bodem. Zijn naam Resurgam, die ‘ik zal herrijzen’ betekent, maakte het schip ruim een eeuw lang niet waar. De boot ligt echter maar op 18 meter beneden de zeespiegel en hij is nog in goede staat. Het bergen zal daarom geen probleem zijn, maar het conserveren wel: boven de zeespiegel valt het schip onherroepelijk ten prooi aan corrosie.
O
p de eerste verdieping van het Marinemuseum hangt een affiche die de film ‘20.000 mijl over zee, de wereldreis van Hr.Ms. K-XVIII’ aankondigt. De poster is in 1936 gedrukt bij de firma Mes en Bronkhorst en werd ontworpen door Mettes.
D
V
oor de Tweede Wereldoorlog werden weinig propagandafilms van de Koninklijke Marine gemaakt. ‘20.000 mijl over zee, de wereldreis van Hr.Ms. K-XVIII’ is zonder enige twijfel het meest bekend. De film heeft meerdere weken in verschillende bioscopen gedraaid. En niet alleen in Nederland. Ook in NederlandsIndië, Japan en Zuid-Afrika is de film te zien geweest. Wat maakte deze film zo bijzonder? Om een antwoord op die vraag te krijgen is een korte beschrijving van de Koninklijke Marine in het interbellum (1918-1940) noodzakelijk.
D
e marine, die de vloot gedurende de Eerste Wereldoorlog letterlijk had uitgeput, kreeg voor haar ambitieuze na-oorlogse ‘vlootplannen’ geen geld. De Nederlandse bevolking, die via krant en nieuws met de verschrikkingen van de oorlog werd geconfronteerd, was tegen de versterking en uitbreiding van de krijgsmacht.
H
n de jaren dertig beschikte de marine over gedegen onderzeeboten. De nieuwe onderwaterschepen (serie K-XIV t/m K-XVIII) waren van Nederlandse makelij en zeer modern. Juist dankzij de degelijke uitstraling van de K-boten (K staat voor kolonie), wilde de marineleiding met behulp van een dergelijke onderzeeboot positief in het nieuws komen.
D
e K-XVIII bewoog zich daarentegen voort met een kwetsbaar systeem, waarbij de brandstof middels het verstuiven van lucht in de dieselmotor werd gebracht. Doordat dit risico’s met zich mee bracht, voelden sommige hooggeplaatste marine-officieren weinig voor de reis van de K-XVIII. Desondanks werd besloten de onderzeeboot via een omweg naar Nederlands-Indië te laten varen. De trip, die langs Zuid-Amerika, Zuid-Afrika en Australië liep, werd gebruikt om het image van de Nederlandse scheepsbouw op te vijzelen.
N
et volk kende de Koninklijke Marine slechts van de stomende ‘strijkijzers’ op één van de grote rivieren of van de torpedobootjes in de haven van Amsterdam. Een enkeling had wel eens van de kapitale, maar inmiddels hopeloos verouderde pantserschepen, zoals bijvoorbeeld de ‘Hertog Hendrik’ of de ‘Jacob van Heemskerk’ gehoord. Voor de marineleiding werd het duidelijk dat gezocht moest worden naar positieve impulsen.
I
e reis van de Hr.Ms. onderzeeboot KXVIII vanuit Nederland naar Nederlands-Indië (1934-1935), werd gebruikt om het imago van de Koninklijke Marine op te poetsen. De K-XVIII was uitgerust met een voor die tijd moderne ‘sonarinstallatie’. De boot kon tot circa 80 meter duiken en voer enkel met een groot kaliber torpedo’s (53 cm).
a het vertrek van de KXVIII op 14 november 1934 zorgde het ‘Algemeen Nederlands Comité Onze Marine’, opgericht en voorgezeten door de voormalige korporaal Angenent, voor een ware publiciteitsgolf. Op scholen werd dagelijks de route van de onderzeeboot op de voet gevolgd. Vele radiopraatjes werden aan het onderwerp gewijd en vele bedrijven betrokken de K-XVIII in hun reclame campagnes. De radioverbindingen via Radio Hilversum, het opsturen van postpakketten en de poging contact te leggen met de kerstvlucht van de Snip (KLM), maakten van de reis een groot spektakel. Gerard Horneman Bron de Postboei jaargang 7, nr.2 1997 Nieuws van en over het Marinemuseum
-10-
Een term van 3 jaar "uit en thuis" deel II
Je kunt hier niet zwemmen, daarjolvoorookis mee. het te ondiep en te
Navolgend verhaal is ingestuurd door de heer R.W. van Lynden, om "geheel of gedeeltelijk in KVO op te nemen." Het betreft, zoals hij zelf zegt in zijn begeleidend schrijven, fragmenten van herinneringen gebaseerd op brieven naar huis in de periode 1936-1939.
d
Uit de oude doos
Zaterdag 30 januari 1937. Ik zit achteruit aan dek van de K XVII. De Sumatra, 2 jagers en de divisie onderzeeboten (4 stuks) liggen ten anker op de oost kust van Borneo, aan de oost-zijde van de Poelau Laoet. We zijn vanmiddag aangekomen en vertrekken maandag weer. Er is veel geoefend deze week, de eerste 2 nachten nog voor anker gegaan maar daarna doorgevaren. Ik loop de EW en de DW en 1 van de 3 reewachten. Morgen zijn er 2 filmvoorstellingen op de Sumatra. Ik wil er wel heen maar dan moet je gewassen en geschoren zijn en in een wit pak. Voor anker liggend hebben we een zoetwatertank aan de lijn gezet, zodat men kan mandiën. We lopen aan boord in kaki, maar zonder jas. Deze week waren we 15 uur onderwater, hetgeen vrij veel is. De 31ste zal me dat og wel hoofdbrekens kosten, dan moet ik de lijsten met verantwoordingen n opgaven gereed maken voor de secretaris van de Onderzeedienst.
n e
CZM is deze week met het eskader meegevaren, en heeft o.a. op de divisie boot K XVI oefeningen meegemaakt. De kust is hier laag, verder weg enkele 150 meter hoge toppen en weer verder landinwaarts hoge bergen. Volkomen groene grasvlakten met hier en daar een groep bomen. Langs de kust enkele zand- of koraalstranden en wat egroeiing. We gaan met de sloep van de Sumatra aan wal en nemen onze
gevaarlijk door het vlijmscherpe koraal. Met Steinmetz loop ik een uur door alang-alang van een halve meter hoog. Soms is er een beekje te oorwaden, soms ook wat oerbos. Behalve een paar verwilderde honden en en kleine papegaai zagen we slechts 3 inlanders aan de kust.
e
We komen 3 februari in Balik Papan aan. Ik debarkeer voor een dag bij de BPM Passanggrahan. De sociëteit ligt aan zee en is heel plezierig en er is een (uiteraard) BPM zwembad. De enige Europeanen zijn BPM'ers, een beetje KNIL en een enkele ambtenaar van het gouvernement. Ik kreeg de gelegenheid deel te nemen aan een excursie waarbij we de tot onder nul gekoelde paraffine- fabriek bezochten; de boorvelden liggen hier ver vandaan. Het ruikt overal naar Flit, hetgeen de muskieten niet afschrikt. Alles is hier op militaire wijze geregeld. Voor de employees zijn er huizen van 9x9m, 10x10m, 10x13m en enkele extra grote. Iedereen staat op zijn strepen. Er was een keer een feest voor reserve-officieren in de planning, maar sommige boekhouders waren als reserve-officier de meerdere van bepaalde BPM-bazen. De administrateur was gewoon soldaat geweest. De vrouwen van de “miliciens” namen het niet dat er uitsluitend voor reserve-officieren een feest werd gegeven en de reserve-officieren weigerden te komen als er ook “soldaten” kwamen. Kortom, het “feest” liep in het honderd.
N
b
-11-
a enige dagen varen we naar de Kleine Paternoster eilanden en enkele rivieren op. Voor het weekeinde ankeren we voor Kota Baroe. Evenals een aantal andere ondernemende ga ik dan altijd de wal verkennen; gewapend
a v
ls de kans bestaat een boeaja, tjeleng of een hert te ontmoeten. De sloep van de Sumatra brengt ons naar de kruiser waar we douchen, ons erkleden en oplopen bij vrienden.
In verband varend is de K-XVII achterste boot en als ik de DW loop maak ik vaak een praatje per seinlamp met de voorgaande boot. Aan boord van een onderzeeboot heb je geen seconde voor jezelf; als je slaapt of eet doe je het nog voor de boot. Wanneer je tijdens reewacht eens enige tijd voor jezelf hebt zit je nog met 5 of 6 man aan een klein tafeltje achteruit op keiharde houten banken, dikwijls met oorverdovend lawaai van een diesel die de batterij oplaadt en/ of geklots van golven ussen huid en bovenbouw beplating. Benedendeks is het niet te harden van de warmte, tijdens de vaart is het meestal wat beter, maar we krijgen dan ook f. 2,50 per dag ontberingstoelage op deze reizen !!
t
In juni 1937 wordt ik overgeplaatst van de K-XVII naar de K-X, een boot van de “blikken” divisie en stationsboot, maar die in juli gelukkig weer bij de divisie wordt ingedeeld. Ik ben gamellechef aan boord en heb een djongos die niet veel variatie in het menu weet te brengen. Als ik hem niets zeg geeft hij 's avonds “kerroket” of “kasbrodjès”, maar onder ijn “deskundige” leiding neemt hij zo nu en dan het initiatief een blikje zalm, asperges of zelfs schelvislever te openen.
m
Het is 31 augustus, Koningins verjaardag, te Priok. Ik heb de wacht en moet van 07.15-08.15 uur in groot tenue aan dek staan. Kan maar nauwelijks met
epauletten en niet met steek door het luik. Om 12.00 uur afgelost door de bootsman. Voor mij is het koffers pakken en 's avonds per eendaagse trein van Batavia naar Soerabaja; overgeplaatst naar de K-XVIII met (weer) als commandant Tichelman. Ik moest mijn plaats op de K-X afstaan aan een reserve-officier. Zondag 19 september 1937. We hebben de hele morgen met de K-XVIII gevaren om een koppeling te beproeven, maar het was meer een beproeving voor mij aangezien ik pas om 05.00 uur in kooi lag na met 2 officieren van de bezoekende kruiser Canberra de wal op te zijn geweest. CZM (vadm Ferwerda) voorziet ons van een steeds toenemend aantal tactische oefeningen, de meeste onder zijn leiderschap. Begin oktober vindt de nabespreking van een oefening plaats in de soos in Ambon, waar we liggen met 2 kruisers, 3 jagers, 6 onderzeeboten, 12 dornier vliegtuigen, 4 kleine vliegtuigen en 4 “Setengah kompenie” schepen. Tijdens een volgende oefening, patrouillerend bij Ternate, gaan we onderwater voor een rookwolkje aan de kim en in de aanval op wat 2 onderzeeboten blijken te zijn. Maar bij de nabespreking in de soos van Banda-Neira bleken er geen Nederlandse boten in die positie te zijn eweest; het moeten dus Jappen zijn geweest (buiten territoriale wateren). Gedurende de aanval verdwenen zij in een tropische regenbui.
g
Weer heb ik geluk: bij mijn overplaatsing van de in onderhoud gaande K-XVIII kom ik terecht op de K-XVII, een divisieboot, waar ik word toegevoegd aan de divisie-commandant LTZ1 J. A. de Gelder.
-12-
Het wel een wee van Hr. Ms. Bruinvis ‘Het is wellicht een leuk idee om eens wat over het wel en wee van de varende onderzeeboten in KVO te vernemen’ was 7 november jl de letterlijke tekst van Dhr. W.P.P. Falkmann op de beercall in de longroom van de Onderzeedienst. Laat het toeval nu zijn dat de Bruinvis nog net geen 3 weken binnen ligt en graag wat wil vertellen over haar meest recente reis, reis 97/4. Onder het verse commando van LTZ H.M.T. de Groot heeft de Bruinvis zich van haar beste kant laten zien en daar is zij trots op. Op 27 augustus vertrok de Bruinvis vanuit Den Helder voor een gevarieerd programma waaronder een TFX/SSX (Torpedo Firing Exercise / Submarine to Submarine Exercise) met Hr. Ms. Dolfijn en HMS Splendid in het Skagerrak, gevolgd door FOST (Flag Officer Sea Training), een ‘Defence Exhibition’ IMDEX 97 in Londen en nog een paar dagen oefenen in het Skagerrak met BNLDESRON (Belgium Netherlands Destroyer Squadron) en Hr. Ms. Abraham Crijnssen. Voor Hr. Ms. Crijnssen waren het haar laatste dagen onder Nederlandse vlag want al snel daarna zou zij aan de VAE overgedragen worden. De resterende tijd werd gereserveerd voor technische beproevingen. De ‘hoogtepunten’ van deze reis waren zonder enige twijfel de TFX/SSX waarbij 5 Mk-48 torpedo’s onder operationeel scenario afgevuurd werden, en de Londense IMDEX 97. Zoals u wellicht zal vermoeden was de Bruinvis haar tegenstander in het Skagerrak gedurende de TFX/SSX in alle opzichten te vlug af. Het is altijd goed, leuk en leerzaam om onder dergelijke omstandigheden de meest geduchte tegenstander een torpedo te bezorgen. De IMDEX 97 was tevens een van de hoogtepunten daar de Bruinvis midden in Londen de aandacht wist te vestigen van vele potent iele onderzeeboot kopers. Afgemeerd in het West Indies dock nabij Canary Wharf tower, was het voor de bemanning een ideale gelege nheid om Londen op hun gemak te bekijken. Op 26 oktober liep de Bruinvis de haven van Den Helder weer binnen en kon er met genoegen terug gekeken worden op een geslaagde reis. Met vriendelijke groeten, de bemanning van Hr. Ms. Bruinvis.
De nevenstaande foto werd op een zonnige middag gedurende de FOST periode gemaakt. Geen exercities voor de Bruinvis bleek voor de liefhebbers een uitermate goede gelegenheid om een hengeltje uit te gooien. Eigenlijk is er door de jaren heen maar weinig veranderd. Er blijven tijden van werken en tijden van rusten. De chef kok wist er wel raad mee. Makreel en nog gratis ook.....!
-13-
Als stoere, van het leven genietende onderzeeboot- man was ik in de oorlog in wezen niet echt zo´n held. Toen wij dan ook, tijdens de derde patrouille, in de Java zee er behoorlijk van langs kregen van de Jap, heb ik hem dan ook flink zitten knijpen. En toen de niet meer verwachtte goede afloop toch nog een feit werd, heb ik stiekem zonder dat de “maten” het zagen op het achterblad van een boek (The postman always rings twice) uit pure opluchting een gedichtje gekrabbeld. Onlangs kreeg ik het uitgescheurde blaadje weer onder ogen en dacht dat het misschien toch goed was de “goegemeente” deelgenoot te maken van mijn toentertijd sentimentele gevoelens. Mede dankzij de super- geoefendheid van de “0-19” bemanning, kon dit toen toch nog geschreven worden. Waarvan akte ! Ode aan 0-19 Hoge golven konden haar niet beroeren, onkwetsbaar voor elk natuur geweld, liet zij zich steeds dieper voeren, daar waar alleen maar vrede telt. Maar plots werd stilte wreed verstoord door aanzwellend schroefgeruis, de eerste bom werd toen gehoord en 't spel begon van kat en muis. 't Geel gevaar kwam nu steeds nader, de schrik bij ons was algemeen, het leek wel of een heel eskader zich uitleefde, op ons alleen. Het water stroomde nu naar binnen en giftig gas verziekt d'atmosfeer, maar het herstel stond te beginnen, al ging de Jap nog flink te keer. Na 'n “eeuwigheid” van wonden likken, werd 't boven ons dan eindelijk stil en konden naar de toekomst blikken maar 't angstzweet was nog klam en kil. Geklaard werd nu de ergste troep, gauw nu vergeten was het leed, we waren 'n heel gelukkige groep toen de 19 het oppervlak doorsneed. Van alle emoties nu ontdaan, schrijf ik dit op voor later, terwijl wij kreupel "base"waarts gaan, zijn we toch weer klaar voor onder water. Java zee, 15 Januari, 1945
-14-