Nota van Antwoord (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug (Plan-MER-fase)
Nota van Antwoord (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug (Plan-MER-fase)
Inhoud 1 1.1 1.2
Inleiding en leeswijzer Aanleiding en doel Nota van Antwoord Leeswijzer
5 5 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Te onderzoeken Alternatieven ‘Voorkeur voor’ of ‘afkeur van’ een te onderzoeken alternatief In beschouwing te nemen alternatieven Verzoek aanvullende alternatieven Samenhang met het wegennet Toekomstvastheid
7 7 7 9 10 11
3 3.1 3.2 3.3
Geluid Zwartewaal Rozenburg Overig
12 12 13 15
4 4.1 4.2 4.3
(Externe) veiligheid Zwartewaal Rozenburg Brittanniëhaven
19 19 19 20
5
Trillingen
23
6 6.1 6.2 6.3
Overige milieuthema’s Water en bodem Luchtkwaliteit Landschappelijke en Stedelijke inpassing
24 24 25 26
7 7.1 7.2 7.3
Bedrijfsvoering Investeringsprogramma Mogelijke verplaatsing van bedrijven Beperkte bedrijfsvoering leidt tot schade
27 27 28 29
8
Participatie
33
9
Tabel beantwoording inspraakreacties
34
Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 3
4 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
1 Inleiding en leeswijzer 1.1 Aanleiding en doel Nota van Antwoord Startbeslissing en (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Op 4 juli 2013 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de startbeslissing genomen voor het Project Calandbrug. Op basis van de startbeslissing is de verkenningsfase gestart. De verkenning richt zich op alternatieven die een oplossing vormen voor de volgende problemen: • In 2020 bereikt de Calandbrug het einde van haar technische levensduur. • Voor het treinverkeer ontstaat een capaciteitsknelpunt: het vervoer per spoor over de Calandbrug neemt toe en tegelijkertijd zal de brug in de nabije toekomst steeds vaker opengaan voor het scheepvaartverkeer. De staatssecretaris heeft bekend gemaakt dat zij voornemens is een milieueffectrapport (planMER) op te stellen ten behoeve van het Project Calandbrug. Het milieueffectrapport maakt onderdeel uit van de m.e.r.-procedure. Het doel van een m.e.r.-procedure is het milieubelang volwaardig mee te laten wegen in de besluitvorming op alle alternatieven in de verkenningsfase. Ten behoeve van het planMER is een (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld, waarin de wijze en diepgang van het onderzoek naar de milieueffecten is beschreven. De (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Calandbrug heeft gedurende 4 weken, van 17 oktober 2013 tot 13 november 2013, ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon elke belanghebbende (gemeenten, bewoners, bedrijven en overige belangstellenden) een inspraakreactie indienen bij het Centrum Publieksparticipatie. Op de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn 70 inspraakreacties binnengekomen, waarvan 31 unieke. De staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, die bevoegd gezag is, geeft antwoord op alle ingebrachte inspraakreacties. Met deze Nota van Antwoord maakt de staatssecretaris de beantwoording transparant. De ingebrachte reacties hebben niet geleid tot een wezenlijke wijziging van de onder zoekagenda. De Nota van Antwoord is te raadplegen via de websites www.centrumpp.nl/projecten en www.projectcalandbrug.nl.
Methode van beantwoording In de Nota van Antwoord zijn de binnengekomen unieke inspraakreacties behandeld. Iedere inspraakreactie is door het Centrum Publieksparticipatie voorzien van een registratienummer, dit vanwege de bescherming van de privacy van de indieners. De indieners zijn door het Centrum Publieksparticipatie geïnformeerd over het aan hen toegekende registratienummer. De Nota van Antwoord is ingedeeld in onderwerpen. In hoofdstuk 9 vindt u een tabel met daarin, op volgorde van registratienummer, de verwijzing naar de genummerde onderwerpen met de beantwoording. Bij de inspraakreacties die meerdere onderwerpen omvatten, wordt naar verschillende nummers verwezen. De antwoorden zijn verdeeld over de onderwerpen die in de inspraakreactie aan de orde worden gesteld. De inspraakreacties zijn vervolgens, indien ze gelijk of vrijwel gelijk waren, gebundeld en gezamenlijk beantwoord. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 5
1.2 Leeswijzer Veel indieners hebben, vanwege diverse redenen, hun ‘voorkeur voor’ of ‘afkeur van’ een bepaald te onderzoeken alternatief gegeven. Tevens heeft de staatssecretaris verzoeken ontvangen over aanvullend te onderzoeken alternatieven. Hoofdstuk 2 behandelt de inspraakreacties die betrekking hebben op dit onderwerp. Het merendeel van de inspraakreacties heeft betrekking op de wijze van onderzoek van de thema’s geluid, (externe) veiligheid en trillingen. De inspraakreacties over deze thema’s zijn in hoofdstuk 3, 4 en 5 behandeld. Hoofdstuk 6 gaat nader in op de thema’s water, bodem, luchtkwaliteit en inpassing. Meerdere indieners hebben aangegeven negatieve effecten te verwachten op hun bedrijfsvoering als gevolg van het voornemen. Dit onderwerp is behandeld in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 is aangegeven op welke wijze er binnen de verkenning Calandbrug geparticipeerd kan worden. In hoofdstuk 9 vindt u de tabel met daarin, op volgorde van registratienummer, de verwijzing naar de genummerde onderwerpen met de beantwoording.
6 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
2 Te onderzoeken Alternatieven 2.1 ‘Voorkeur voor’ of ‘afkeur van’ een te onderzoeken alternatief 1
Voor- en afkeur alternatief
Veel indieners hebben, vanwege diverse redenen, een ‘voorkeur voor’ of ‘afkeur van’ een bepaald te onderzoeken alternatief. Meerdere indieners verzoeken de staatssecretaris bepaalde alternatieven te laten vervallen. (nr. 1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, ,15, 16, 17, 18, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 28, 29, 31)
Antwoord In deze fase van de besluitvorming wordt door de staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu nog geen voorkeur voor een van de alternatieven uitgesproken. In dit stadium worden alle in de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau realistisch geachte alternatieven op een gelijkwaardige wijze onderzocht. Geen enkel alternatief wordt op voorhand uitgesloten. De staatssecretaris begrijpt dat de verschillende alternatieven impact kunnen hebben op de belangen van insprekers. Op basis van de uitkomsten van het planMER, de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) en ingediende inspraakreacties neemt de staatssecretaris medio 2014 een voorkeursbesluit. Dit voorkeursbesluit wordt vastgelegd in de ontwerpstructuurvisie Calandbrug. Deze ontwerp-structuurvisie wordt voor inspraak door een ieder ter visie gelegd.
2.2 In beschouwing te nemen alternatieven 2
Impact Nulalternatief
Indieners vragen initiatiefnemer inzichtelijk te maken of het Nulalternatief de vanuit de haven verwachte groei aankan. Daarnaast verzoeken indieners de impact (die deze grootschalige renovatie met zich meebrengt) voor de toegankelijkheid van zeeschepen tot de Brittanniëhaven en de doorstroom van het spoorverkeer in kaart te brengen. (nr. 13, 17, 29)
Antwoord Het Nulalternatief (de ‘referentiesituatie 2030’) gaat uit van grootschalige renovatie van de brug, waarbij de huidige beweegbare Calandbrug wordt gehandhaafd. Met het Nulalternatief zijn de problemen die samenhangen met de technische levensduur van de Calandbrug (onder andere storingsgevoeligheid van de brug) verholpen. Het alternatief biedt in mindere mate dan een spoortracé zonder brugopeningen ruimte voor de toekomstige groei van het spoor, doordat in de toekomst niet alle treinen kunnen passeren als gevolg van de brugopeningen ten behoeve van zeescheepvaart. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 7
Of het Nulalternatief wenselijk is, hangt mede af van de uitkomsten van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) en het planMER die voor het Project Calandbrug worden opgesteld. Bij renovatiewerkzaamheden moet altijd rekening worden gehouden met een bepaalde mate van overlast, zo ook bij een grootschalige renovatie van de Calandbrug. Op dit moment is de impact van de realisatie van de diverse alternatieven nog niet in detail uitgewerkt. Na de keuze van een voorkeursalternatief wordt dit verder uitgewerkt.
3
Optimaliseringsmaatregelen
Indieners verwachten dat de optimaliseringsmaatregelen behorende bij het Nulplusalternatief slechts zullen bijdragen aan een vermindering van het capaciteitsknelpunt en geen structurele oplossing bieden. Indieners vragen eventuele procesafspraken, zeker in relatie tot de voorrangsregeling, met betrokken partijen af te stemmen. (nr. 13, 17, 27, 29)
Antwoord Het Nulplusalternatief omvat naast grootschalig onderhoud van de brug een aanvullend pakket van (proces) maatregelen dat erop gericht is om de bestaande infrastructuur beter te benutten. Vanuit het lopende project Beter Benutten Calandbrug worden nu al verschillende quick-winmaatregelen getroffen. Dit zijn alle mogelijke en effectieve maatregelen die de betrokken partijen (Havenbedrijf Rotterdam, ProRail, Keyrail en Rijkswaterstaat) zelf kunnen nemen om de brugopeningstijd technisch en procesmatig te verkorten. De oplossingsrichting Nulplusalternatief is daarom gericht op de maatregelen die aanvullend op de huidige Beter Benutten maatregelen genomen kunnen worden om de operationele beschikbaarheid van het spoor verder te vergroten. Deze maatregelen dragen ertoe bij dat treinen minder vaak hoeven te wachten op zeescheepvaartverkeer. Naar verwachting biedt het alternatief in mindere mate ruimte voor de toekomstige groei van het spoor dan een spoortracé zonder brugopeningen. Of het Nulplusalternatief wenselijk is, hangt ook af van de uitkomsten van de maatschappelijke kosten-batenanalyse en het planMER. Indien het Nulplusalternatief als voorkeursalternatief wordt verkozen door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu worden eventuele procesafspraken, ook in relatie tot de voorrangsregeling (de regeling die voorschrijft dat zeescheepvaart voorrang heeft op treinverkeer), in een separaat traject met betrokken partijen afgestemd.
4
Vaste brug alternatief in strijd met het geldende bestemmingsplan
Indiener geeft aan dat een vaste brug in strijd is met het Havenbestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat, omdat voor deze locatie een zeehaven noodzakelijk is. Verplaatsing van bedrijven is volgens indiener financieel geen haalbare kaart. (nr. 7)
Antwoord Voor het vastzetten van de Calandbrug (Vaste brug alternatief ) is het niet op voorhand noodzakelijk om een planologische wijziging te doorlopen. Echter, de keuze voor het alternatief met een vaste brug leidt ertoe dat de Brittanniëhaven niet meer bereikbaar is voor het grootste deel van de zeescheepvaart, waardoor de bedrijfsactiviteiten die toegestaan zijn in het Havenbestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat mogelijk worden beperkt. Dit heeft voor bedrijven die aan de Brittaniëhaven gevestigd zijn en afhankelijk zijn van zeescheepvaart (forse) negatieve effecten op hun bedrijfsvoering. Deze effecten kunnen aangemerkt worden als planschade en komen voor vergoeding in aanmerking. De schade die hiermee gemoed is, wordt tegelijkertijd met het opstellen van het planMER bepaald, zodat deze kosten meegenomen kunnen worden in de afweging voor het voorkeursalternatief. Verschillende onderzoeken voorafgaand aan de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau hebben het beeld gegeven dat de baten (opbrengsten in tijd en geld) opwegen tegen de kosten die gepaard gaan met de schadeloosstelling van getroffen bedrijven. Vooralsnog wordt het Vaste brug alternatief daarom als reëel alternatief gezien. Of dit beeld juist is, moet blijken uit de nadere onderzoeken naar de optredende schades die tegelijkertijd met het opstellen van het planMER worden uitgevoerd. 8 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
2.3 Verzoek aanvullende alternatieven 5
Aanvullend tracé Nieuwe Sluisweg
Indiener verzoekt initiatiefnemer het tracé Nieuwe Sluisweg in het vervolgproces op te nemen en nader uit te werken. De vraag die indiener zich bij dit alternatief stelt is hoe de kosten voor de realisatie van dit tracé zich verhouden ten opzichte van eventuele nadelige economische effecten voor de bedrijven als gevolg van de andere alternatieven. Een nadere analyse om hier duidelijkheid in te verschaffen lijkt indiener raadzaam. (nr. 17)
6
Aanvullend tracé Overzijde Hartelkanaal en Bovenlangs Rozenburg
Volgens indiener is het alternatief ‘overzijde Hartelkanaal’ een realistische en voor indiener wensbaar alternatief. Ondanks de hoge kosten is volgens indiener de spoorcapaciteit optimaal en is de impact op de aanwezige industrie minimaal. Ditzelfde geldt voor het alternatief Bovenlangs Rozenburg, met de aanpassing dat het tracé niet over de Europoort heen gaat. Tevens vraagt indiener of de optie ‘nieuwe brug’ een haalbare mogelijkheid is. (nr. 26)
Antwoord In het kader van de Herijking Integrale Verkenning Calandbrug (2012) en tijdens het opstellen van de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau van het planMER is in een aantal brainstormsessies diverse mogelijke (deel) oplossingsrichtingen gegenereerd. Geconstateerd is dat het knelpunt ter plaatse van de Calandbrug in essentie wordt gevormd doordat treinverkeer en zeescheepvaart elkaar hier in de weg zitten. Daarom zijn de mogelijke oplossingsrichtingen geclusterd in drie categorieën: • Oplossingsrichtingen die de operationele capaciteit van het spoorverkeer over de Calandbrug vergroten door middel van systeem- of procesverbeteringen (Beter Benutten). • Oplossingsrichtingen die het knelpunt oplossen door het opheffen van de zeescheepvaart ter plaatse van de Calandbrug (vaste brug). • Oplossingsrichtingen die het knelpunt oplossen door het opheffen van het treinverkeer ter plaatse van de Calandbrug (verleggen spoortracé). Nieuwe Sluisweg
Het Nieuwe Sluisweg alternatief valt in de categorie ‘verleggen spoortracé’ en betreft een nieuw tracé over de Nieuwe Sluisweg aan de noordzijde van het Hartelkanaal. Het tracé ligt vrij van het Calandkanaal, waardoor de spoorcapaciteit optimaal is. De aansluiting van het tracé op de havenspoorlijn ligt halverwege het spooremplacement Botlek. Daarmee kent dit tracé geen goede aansluiting op dit emplacement en een beperking in het gebruik ervan. Er is geen directe verbinding meer tussen het emplacement en het westelijk havengebied, waarmee een nieuw logistiek knelpunt wordt gecreëerd. Dit alternatief beantwoordt dan ook niet aan de doelstelling om een toekomstvaste oplossing voor het treinverkeer te creëren. Daarnaast vereist deze oplossing een kruising van het spoor met de Seinehaven en een nieuwe kruising met rijksweg A15. Tevens is deze oplossing een relatief lang tracé. Hierdoor zijn de kosten niet meer in verhouding met de na te streven doelen, waardoor dit alternatief niet aan de criteria voldoet. Het alternatief Nieuwe Sluisweg wordt daarom niet verder uitgewerkt in de verkenning en wordt niet onderzocht in het planMER. Overzijde Hartelkanaal
Het alternatief ‘Overzijde Hartelkanaal’ betreft een nieuw tracé over de Brielse Maasdijk aan de zuidzijde van het Hartelkanaal. Aan de oostzijde sluit dit tracé ver ten oosten van de aansluiting 15 aan op het bestaande tracé van de havenspoorlijn. Dit spoortracé sluit niet goed aan op de emplacementen Botlek en Europoort, waardoor er een nieuw logistiek knelpunt wordt geïntroduceerd voor het treinverkeer. Dit tracé voldoet dus niet aan de doelstelling om een toekomstvaste oplossing te creëren. Het tracé ligt vrij van het Calandkanaal, waardoor de spoorcapaciteit optimaal is. Het tracé biedt een oplossing voor geluidshinder in Rozenbrug, maar introduceert meer overlast te Zwartewaal, Heenvliet en Geervliet dan de andere tracés. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 9
Het tracé is bovendien langer dan het Theemswegtracé en vereist een nieuwe kruising met de A15 en twee kruisingen met het Hartelkanaal. Hierdoor zijn de kosten naar verwachting niet meer in verhouding met de na te streven doelen waardoor, dit alternatief niet aan de criteria voldoet. Het alternatief Overzijde Hartelkanaal wordt daarom niet verder uitgewerkt in de verkenning en wordt niet onderzocht in het planMER. Bovenlangs Rozenburg
Het Bovenlangs Rozenburg alternatief betreft een nieuw tracé dat ten noorden van Rozenburg komt te liggen. Bij dit tracé wordt het Calandkanaal ten noorden van Rozenburg gekruist. Hierdoor is nog steeds een beweegbare brug noodzakelijk, waardoor de spoorcapaciteit gelijk blijft. Het tracé voldoet daarmee niet aan de doelstelling om de capaciteit voor het treinverkeer te vergroten. Door de lange route (om Rozenburg) zijn de kosten erg hoog. Daarnaast wordt dit tracé vanuit oogpunt van milieu en omgeving niet haalbaar geacht. Het alternatief Bovenlangs Rozenburg wordt daarom niet verder uitgewerkt in de verkenning en wordt niet onderzocht in het PlanMER.
2.4 Samenhang met het wegennet 7
Toegankelijkheid Calandbrug
Indieners zijn van mening dat de huidige Calandbrug toegankelijk moet blijven voor het wegverkeer, langzaam verkeer, route gevaarlijke stoffen en als alternatieve route bij calamiteiten. (nr. 13, 17, 20, 29, 30, 31)
Antwoord In het planMER worden de alternatieven in beeld gebracht met het handhaven van de Calandbrug voor wegverkeer. Er wordt ook onderzocht wat de kosten en effecten zijn indien de Calandbrug in zijn geheel wordt opgeheven. In dat geval moeten alternatieve routes beschikbaar zijn voor zowel spoor- als (langzaam) wegverkeer, waaronder vervoer van gevaarlijke stoffen en bij calamiteiten. Mede op basis van de uitkomsten van de verkenning bepaalt de staatssecretaris haar voorkeursalternatief en de mogelijkheden voor het handhaven of opheffen van de Calandbrug voor het wegverkeer, indien gekozen wordt voor het verleggen van het spoortracé als voorkeursalternatief.
8
Wegverkeer van en naar N57
Indiener verzoekt rekening te houden met de huidige en toekomstige capaciteit van het wegverkeer van en naar de N57; de capaciteit dient voldoende te blijven. (nr. 30)
Antwoord Zoals in de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau is aangegeven, wordt in het planMER rekening gehouden met de verwachte verkeersintensiteit op de N57.
9
Afstemming N57/N15
Indiener verzoekt afstemming te zoeken over de invulling van een eventuele reconstructie van de aansluiting Harmseknoop (N57/N15) en/of capaciteitsuitbreiding van de N15. (nr. 30)
Antwoord Bij een verlegging van het spoortracé (Theemswegtracé of Huntsmantracé) kan het nodig zijn om de aansluiting Harmseknoop (N57/N15) te reconstrueren en/of de capaciteit van de N15 uit te breiden. Mocht de staatssecretaris kiezen voor een verlegging van het spoortracé, wordt dit tracé nader uitgewerkt en zal zij hierover in overleg treden met de betrokken partijen.
10 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
10 Samenhang Project Calandbrug en aansluitingen op de A15 Indiener geeft aan dat een eventuele omlegging van het spoortracé mogelijkheden biedt om de op- en afrit 14 van de A15 completer vorm te geven en verzoekt de samenhang tussen beide projecten met elkaar te bezien. (nr. 20)
Antwoord Er wordt verondersteld dat indiener wijst op de onderlinge relatie tussen het Project Calandbrug en de voorgenomen aanleg van het Blankenburgtracé. Bij verlegging van het spoortracé wordt het huidige spoortracé niet meer gebruikt. Mocht de staatssecretaris kiezen voor een verlegging van het spoortracé, wordt de relatie met afrit 14 van de A15 nader uitgewerkt en zal zij in overleg treden met betrokken partijen.
2.5 Toekomstvastheid 11 Extra toename spoorvervoer Indiener geeft aan dat het wenselijk is voor de verduurzaming van het goederenvervoer naar Maasvlakte 2, na te gaan wat de mogelijkheden zijn van een extra toename van het spoorgoederenvervoer. (nr. 27)
Antwoord Het planMER geeft een doorkijk naar het jaar 2040 voor wat betreft de vervoersprognoses spoor, weg en scheepvaart en de mate waarin de verschillende alternatieven ruimte bieden voor verdere groei van het spoorgoederenvervoer.
12 Toekomstige capaciteitstoename Volgens indiener biedt het Nulalternatief geen adequate oplossing voor de toekomstige capaciteitstoename die nodig is vanuit de ‘modal shift doelstelling’ (vervangen van een deel van het vervoer over de weg door andere vormen van vervoer, met name vervoer per spoor en per schip), maar lost slechts het huidige bestaande knelpunt op. (nr. 29)
Antwoord Het Nulalternatief gaat uit van grootschalige renovatie van de brug, waarbij de huidige beweegbare Calandbrug wordt gehandhaafd. Met het Nulalternatief zijn de problemen die samenhangen met de technische levensduur van de Calandbrug (onder andere storingsgevoeligheid van de brug) verholpen. Het klopt dat het Nulalternatief in vergelijking met de overige alternatieven de gewenste capaciteit voor het spoor in de toekomst in beperktere mate kan accommoderen.
Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 11
3 Geluid 3.1 Zwartewaal 13 Afweging geluidbelasting Zwartewaal Indieners geven aan met verbazing kennis genomen te hebben van de brief, d.d. 4 juli 2013, van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer en de wijze waarop wel wordt verwezen naar de opgave om de geluidbelasting bij Rozenburg niet te verslechteren en zo mogelijk te verbeteren, terwijl er niet wordt verwezen naar de potentiële toename van geluid voor het dorp Zwartewaal. (nr. 4, 5, 21, 22, 23)
Antwoord De staatssecretaris betreurt dat door de genoemde brief het beeld is ontstaan dat er geen aandacht aan Zwartewaal wordt geschonken. De staatssecretaris benadrukt dat op dezelfde wijze aandacht wordt besteed aan Zwartewaal als aan andere woonkernen. Voor het planMER wordt akoestisch onderzoek verricht. Het studiegebied van dit onderzoek omvat de woonkernen Rozenburg, Zwartewaal, Heenvliet en Geervliet en de bestaande havenspoorlijn en het Rotterdamse havengebied. Bij het bepalen van de totale (gecumuleerde) geluidbelasting worden tevens ontwikkelingen in de regio meegenomen, zoals de Nieuwe Westelijke Oeververbinding en N57-N15.
14 Verzoek tot ‘nulmeting’ Indiener spreekt de zorg uit over de overlast van het (spoor)geluid indien gekozen wordt voor het Theemswegtracé of het Huntsmantracé. Indiener is van mening dat de huidige geluidsbelasting reeds (te) hoog is. Verzocht wordt om een ‘nulmeting’ van de huidige geluidbelasting uit te voeren, om zodoende in een later stadium de geluidhinder goed te kunnen beoordelen. De indiener neemt geen genoegen met het rekenkundig in beeld brengen van de geluidbelasting. (nr. 2)
Antwoord De huidige situatie (in Zwartewaal) wordt in beeld gebracht op basis van geluid belast oppervlak en aantal geluidgehinderden. Hiervoor wordt geen nulmeting uitgevoerd. Om de geluidbelasting op een goede en betrouwbare wijze in beeld te kunnen brengen, wordt deze om de volgende redenen berekend in plaats van gemeten: • Een berekening kan meerdere keren op dezelfde wijze worden uitgevoerd. Zo kan er altijd worden nagegaan wat er is berekend en wat de uitgangspunten zijn geweest tijdens de berekening. Mocht er om welke reden dan ook iets worden aangepast, dan kan dat eenvoudig worden verwerkt. • Een meting is een momentopname. De uitkomst is afhankelijk van vele factoren zoals het weer, het aanbod van het treinverkeer etc. • Het is relatief eenvoudig om verschillende alternatieven door te rekenen. De effecten van het alternatief is ook eenduidig aan te geven. Meten kan alleen in een feitelijke situatie en is dus niet mogelijk in de fase van planvorming. Hierdoor kun je met metingen geen uitspraken doen over de toekomst en/of gewijzigde omstandigheden.
12 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Mede om bovenstaande redenen zijn rekenmodellen ontwikkeld. Het hanteren van deze modellen is wettelijk voorgeschreven. De te gebruiken rekenmethode is gebaseerd op de theoretische kennis over geluid en aangevuld met en geijkt aan een zeer grote hoeveelheid metingen. Hieruit blijkt dat voor geluid door spoor en wegverkeer, tot op afstanden die relevant zijn voor het onderzoek, berekeningen en metingen goed overeenkomen. Ervaring heeft geleerd dat de rekenmodellen en rekenmethoden een voldoende betrouwbaar beeld opleveren.
15 Geen extra geluidbelasting Zwartewaal Indiener geeft aan dat door de heer H. Smits, voormalig directeur Havenbedrijf Rotterdam, in een presentatie over de ontsluiting van Maasvlakte 2 toezeggingen zijn gemaakt over de geluidbelasting in Zwartewaal. Aangegeven werd dat het Theemswegtracé zodanig zou worden aangelegd, dat dit geen extra geluidsoverlast voor Zwartewaal zou opleveren. Indiener is van mening dat met voorliggend plan aan deze toezegging niet voldaan wordt. (nr. 2)
Antwoord De staatssecretaris doet onderzoek naar de geluidbelasting in het gehele plangebied van Project Calandbrug middels het akoestisch onderzoek. Hierin wordt onderzocht wat de consequenties zijn van de geluidbelasting op de omgeving. Zwartewaal maakt hier onderdeel van uit. Het geluidonderzoek wordt uitgevoerd conform de geldende wet- en regelgeving. De resultaten van dit onderzoek worden gepresenteerd in het planMER. De genoemde toezegging is voor de staatssecretaris niet bekend en geen uitgangspunt geweest voor de start van het Project Calandbrug.
3.2 Rozenburg 16 Aandacht geluidsoverlast Rozenburg en bewoners in een straal van 800 meter Indieners verzoeken aandacht te geven aan de geluidsoverlast specifiek voor de bewoners van Rozenburg en andere bewoners die binnen een straal van 800 meter van de spoorlijn wonen. (nr. 25, 31)
Antwoord Voor het planMER wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hierin wordt onderzocht wat de consequenties zijn van de geluidbelasting op de omgeving. Rozenburg maakt hier onderdeel van uit, het streven is (conform de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau), de situatie ten aanzien van eventuele geluidsoverlast bij Rozenburg niet te verslechteren en zo mogelijk te verbeteren. In het planMER wordt (conform advies Commissie m.e.r.) aangegeven welke mitigerende maatregelen (maatregelen die de geluidbelasting verminderen) bij een gerenoveerde brug mogelijk zijn. Het studiegebied van dit onderzoek omvat de woonkernen Rozenburg, Zwartewaal, Heenvliet en Geervliet en de bestaande havenspoorlijn en het Rotterdamse havengebied. Tevens worden de mogelijke effecten op ontwikkelingen in de regio, zoals de Nieuwe Westelijke Oeververbinding en N57-N15, meegenomen.
17 Reduceren geluidsbelasting als hoofddoelstelling Indiener is van mening dat het reduceren van de geluidsbelasting ter hoogte van Rozenburg een van de hoofddoelstellingen zou moeten zijn, mede vanwege de cumulatie van industrie-, wegverkeer- en spoorverkeersgeluid. (nr. 14)
Antwoord In de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn doelen en randvoorwaarden opgenomen. De geluidbelasting voor de kern Rozenburg valt onder de randvoorwaarden en heeft daarmee een prominente plek in de studie. Op deze manier wordt inzicht gegeven in de huidige en toekomstige geluidbelasting in Rozenburg. Hoofddoelstelling is echter het oplossen van het capaciteitsknelpunt Calandbrug. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 13
18 Streven naar de voorkeursgrenswaarde in plaats van toepassen hogere grenswaarde Indiener pleit ervoor om ‘hogere grenswaarde’ voor geluidbelasting niet meer toe te passen en terug te gaan naar de voorkeursgrenswaarde. Verder vindt indiener het jammer dat er geen eisen gelden aan geluidhinder voor de buitenruimte. (nr. 14)
Antwoord In Rozenburg is sprake van reeds vastgesteld hogere waarden die in het kader van de Betuweroute zijn bepaald. Voor het Project Calandbrug is het uitgangspunt om deze waarden, welke conform de Wet milieubeheer zijn vertaald naar geluidproductieplafonds, niet te overschrijden en zo mogelijk te verlagen. Indiener stelt terecht dat de geluidwetgeving geen eisen stelt aan de geluidhinder voor de buitenruimte. Overigens wordt in het planMER het gemiddelde geluidsniveau dat optreedt in de buitenruimte inzichtelijk gemaakt met behulp van geluidscontourkaarten. Achtergrondinformatie
Sinds 1 juli 2012 is in de Wet milieubeheer vastgelegd dat het geluidsproductieniveau van Rijks- en spoorwegen met geluidproductieplafonds beheerst wordt. Deze geluidproductieplafonds (GPP) zijn vastgelegd voor hoofdspoorwegen en rijkswegen. Deze plafonds mogen niet worden overschreden. Indien de plafonds wel worden overschreven, dienen mitigerende maatregelen (maatregelen die de geluidbelasting verminderen) genomen te worden. Wegbeheerder Rijkswaterstaat en ProRail voor het spoor zijn verantwoordelijk voor de naleving van deze geluidproductieplafonds en moeten dit in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu jaarlijks monitoren. De hoogte van het geluidproductieplafond ter plaatse is gebaseerd op de hogere grenswaarde (55 dB) die in het kader van het project Betuweroute is vastgesteld. Zolang de geluidproductie onder het geldende plafond blijft, zullen ook de geluidsbelastingen op geluidgevoelige objecten langs de spoorweg (zoals woningen) niet hoger worden dan de waarde die optreedt als het plafond ten volle benut wordt. De intensiteit op de spoorweg kan zich blijven ontwikkelen zolang de plafondwaarde niet wordt overschreden. Wanneer overschrijding dreigt, moet de beheerder mitigerende maatregelen (maatregelen die de geluidbelasting verminderen) treffen.
19 Verschillen beton in plaats van staal Indiener vraagt aandacht te besteden aan de verschillen als gevolg van de grotere afstand van het tracé ten opzichte van Rozenburg en een betonnen viaduct in plaats van een stalen spoorbrug. (nr. 14)
Antwoord In het akoestisch onderzoek ten behoeve van het planMER wordt de locatie van de brug en de type constructie van de brug in het akoestisch model ingevoerd. Een betonnen brug / constructie is in principe stiller dan een stalen brug. Het verschil in geluidbelasting in een kunstwerk (bruggen en dergelijke), zoals bij het Theemsweg- en Huntsmantracé (beton) en het Nul(plus)alternatief (staal) wordt in het planMER gepresenteerd.
20 Verzoek tot verbeteren geluidsituatie Indiener verzoekt initiatiefnemer om de geluidsituatie voor Rozenburg te verbeteren in plaats van te streven naar het niet verslechteren. Indiener verzoekt alternatieven of mitigerende maatregelen (maatregelen die de geluidbelasting verminderen) zodanig uit te werken dat het niveau van zo laag als redelijkerwijs realiseerbaar wordt bereikt. (nr. 20)
Antwoord In het project wordt veel aandacht besteed aan de geluidssituatie in de omliggende omgeving. In de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau is aangegeven zo mogelijk te streven naar een verbetering van de geluidsituatie van Rozenburg. 14 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
In dit kader worden maatregelen aan de Calandbrug onderzocht om de geluidafstraling van de brug te verminderen. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek besluit het bevoegde gezag of deze maatregelen getroffen worden.
21 Gegarandeerde reductie maatregelen brug niet gehaald Indiener vindt het Theemswegtracé of het Huntsmantracé de enige juiste oplossing, omdat dit geen extra druk legt op de geluidbelasting van Rozenburg. De voorzieningen die in het verleden aan zijn gebracht om de geluidsoverlast van de brug te reduceren hebben maar 2 dB opgeleverd, in plaats van de gegarandeerde 7 tot 8 dB. (nr. 31)
Antwoord Aangezien in het verleden is gebleken dat de getroffen geluidmaatregelen aan de Calandbrug niet het gewenste effect van een reductie van 7 tot 8 dB hadden, zijn in mei 2009 hogere waarden vastgesteld voor de betreffende woningen (geluidgevoelige bestemmingen) in Rozenburg. Tevens is er een saneringstraject doorlopen, waarbij voor betreffende woningen geluidsisolerende maatregelen zijn getroffen. Hiermee is aan de destijds van kracht zijnde geluidwetgeving voldaan. Voor het Project Calandbrug wordt opnieuw getoetst aan de geluidwetgeving. In het project wordt veel aandacht besteed aan de geluidssituatie rondom Rozenburg. In de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau is aangegeven zo mogelijk te streven naar een verbetering van de geluidsituatie. In dit kader worden maatregelen aan de Calandbrug onderzocht om de geluidafstraling van de brug te verminderen. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek besluit de staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu of deze maatregelen getroffen worden.
3.3 Overig 22 Inzet stil(ler) materieel Indiener vraagt aandacht voor de aannames met betrekking tot de inzet van stil(ler) materieel en verzoekt metingen uit te voeren met categorie 11, om zodoende te bepalen of de gewenste geluidsreductie ook daadwerkelijk behaald wordt. Tevens verzoekt indiener inzicht in het aandeel stil materieel dat nu en in de toekomst over de Calandbrug rijdt. (nr. 20)
Antwoord Er worden geen geluidmetingen aan categorie 11 voor het Project Calandbrug uitgevoerd. Hiervoor zijn de wettelijk vastgelegde kentallen gebruikt, die zijn gebaseerd op een groot aantal metingen aan categorie 11 materieel. In het wettelijke rekenvoorschrift staat hoeveel geluid een bepaald type trein maakt. Alle typen die in Nederland rijden zijn daartoe verdeeld over 11 categorieën. Goederenwagens zitten in categorie 4 (niet-‘stil’) of categorie 11 (‘stil’). Het RIVM onderzoekt door middel van periodieke steekproefgewijze metingen of deze kentallen nog accuraat zijn. Aan de hand van deze metingen worden eventuele prognoses bijgesteld. Achtergrondinformatie
De toekomstige ontwikkelingen van stiller treinmaterieel zijn gebaseerd op een analyse die is opgesteld door een onafhankelijk adviesbureau in opdracht van de Stuurgroep Stille Treinen. In deze stuurgroep zitten vertegenwoordigers van ProRail en het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De huidige ontwikkelingen ten aanzien van de instroom van stille treinen (bronmaatregel) zowel in Nederland als op internationaal niveau zijn van dien aard dat deze aannames reëel zijn. In 2006 is reeds de TSI Noise van kracht geworden, waarin is geregeld dat nieuw materieel alleen kan worden toegelaten als het materieel relatief weinig geluid maakt. Naast een reële inschatting van de situatie tot en met 2030 is het hanteren van deze uitgangspunten van belang om de spoorsector er toe te bewegen om hun huidige materieel stiller te maken. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 15
Voor de uitstoot van geluid geldt een maximum waarde, het zogenaamde geluidproductieplafond (gpp’s). Voor de naleving van de geluidproductieplafonds (landelijk, dus ook bij de Calandbrug) berekent ProRail de totale geluidproductie van alle treinen die in een kalenderjaar passeren. Hierbij bepaalt ProRail, mede op basis van de uitkomsten van de periodieke metingen van het RIVM, jaarlijks hoeveel goederenwagens ‘stil’ en hoeveel niet-‘stil’ waren. Als bij een project de verwachting is dat een overschrijding van de gpp’s dreigt, dienen geluidmaatregelen onderzocht te worden. Hiertoe wordt de verwachte geluidbelasting op woningen na ingebruikname van de gewijzigde situatie berekend. Hierbij wordt het verwachte aantal goederenwagens die ‘stil’ en niet-‘stil’ zijn meegenomen. Als er onverhoopt een lager percentage stiller materieel rijdt, dan kunnen er minder treinen rijden. De niet-stille treinen verbruiken immers per wagen meer geluidruimte, waardoor het geluidproductieplafond eerder wordt bereikt.
23 Gevolgen gebruiksruimte bedrijventerrein Een eventuele toename van de geluidshinder op woonkernen mag volgens indiener niet leiden tot een negatieve wijziging in de milieugebruiksruimte of tot aanvullende geluidreducerende maatregelen bij het bedrijf van indiener. (nr. 10)
Antwoord Voor ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder de aanpassing van bestaand en realisatie van nieuw spoor, bestaat de wettelijke verplichting om de desbetreffende ontwikkeling te toetsen aan de geldende wet- en regelgeving. Voor bedrijven geldt dat zij moeten voldoen aan de vastgestelde geluidszone rondom het industrieterrein, voor het spoor wordt getoetst aan een ander toetskader. De normen voor industrie en de normen voor spoor beïnvloeden elkaar niet. Voor de industrie vormt het spoor hierdoor geen belemmering.
24 Gevolgen voor medewerkers die in de openlucht werkzaam zijn Indiener uit een zorg met betrekking tot de geluidoverlast. Indiener geeft aan dat veel bedrijfsactiviteiten logistieke bewegingen kenmerken, een deel van de medewerkers is in de openlucht werkzaam. (nr. 12)
Antwoord In het planMER wordt een analyse gemaakt van de geluideffecten van de verschillende alternatieven. De geluideffecten worden mede in beeld gebracht aan de hand van geluidcontouren. Dat zijn lijnen die punten verbinden met gelijke geluidbelasting. Deze contouren kunnen worden gebruikt om het effect op het buitengebied in te schatten. De geluidbelasting op de buitenruimte wordt hiermee inzichtelijk. Het geluidsonderzoek richt zich voor het overige op geluidsgevoelige bestemmingen, aangezien hiervoor wettelijke normen zijn gesteld. Bedrijven en diens medewerkers zijn geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet milieubeheer. De verwachting is niet dat eventuele geluidsoverlast van het spoor zal leiden tot arbeidsomstandigheden die de gezondheid van de medewerkers zal schaden. Dit komt omdat de geluidsbelasting van het spoor niet leidt tot langdurige ononderbroken blootstelling aan hoge geluidsbelastingen. In het havengebied worden werknemers op veel plekken blootgesteld aan hoge geluidniveaus, die vanuit de arbowet toelaatbaar zijn. De arbowet is een wet die de relatie tussen werkgever en werknemer regelt met betrekking tot veiligheid tijdens het uitvoeren van het werk. Geluid is daar een onderdeel van. Het gaat hier zowel om geluid dat door het soort werk of door de directe omgeving wordt gegenereerd, zoals railverkeerslawaai. De grens binnen de arbowet, voor het nemen van maatregelen, ligt op 80 dB(A) op een afstand van 1 meter. De grens vanuit de arbowet ligt zodanig hoog, dat de geluidbelasting van het treinverkeer deze grens niet zal halen.
25 Voorkeur voor een betonnen brug Indiener spreekt de voorkeur uit van een betonnen brug, waarbij de geluidsoverlast minimaal met de helft gereduceerd zou moeten worden. Mocht dit (technisch of financieel) niet mogelijk zijn, dan dienen de bewoners van Rozenburg gecompenseerd te worden door extra geluidwerende voorzieningen als schermen en isolatie. (nr. 25) 16 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Antwoord In het planMER wordt een analyse gemaakt van de gevolgen van de milieueffecten, waaronder geluid, van de verschillende alternatieven. Indien de normen die de Wet milieubeheer stelt aan de maximale geluidbelasting worden overschreden, worden doelmatige maatregelen genomen. De Wet milieubeheer geeft hierbij de voorkeur aan bronmaatregelen (zoals het type brug) en daarna (eventueel aanvullend) aan overdrachtsmaatregelen (geluidschermen). In het planMER wordt (conform het advies van de Commissie voor de m.e.r.) aangegeven welke (verzachtende) maatregelen bij de gerenoveerde brug mogelijk zijn. In deze fase zijn de technische kenmerken en/of materialen van de brug nog niet bekend. De uitkomsten van het onderzoek naar mogelijke mitigerende maatregelen (maatregelen die de geluidbelasting verminderen) aan de gerenoveerde brug worden opgenomen in het planMER. Maatregelen worden alleen toegepast mits de kosten ervan in redelijke verhouding staan tot de kwaliteit, aard en het gebruik van de woning of andere geluidsgevoelige bestemming en de doeltreffendheid van de maatregelen.
26 Verblijfskwaliteit Indiener verzoekt initiatiefnemer de verblijfskwaliteit binnen en rondom het bedrijf van indiener aan de hand van trillingen, geluid en luchtkwaliteit expliciet en op basis van een kwantitatieve analyse in beeld te brengen. (nr. 26)
Antwoord In de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau is aangegeven welke milieuaspecten op welke wijze worden onderzocht. Uitgangspunt van de milieubeoordeling is een kwalitatieve beoordeling op basis van een deskundigenoordeel, waar mogelijk onderbouwd met kwantitatieve gegevens. De door indiener aangedragen milieuaspecten worden allen beschouwd en beschreven in het planMER. Kwantificeren van effecten vindt, afhankelijk van de resultaten van het planMER en het advies over de reikwijdte en het detailniveau van het vervolgonderzoek, plaats tijdens de planuitwerkingsfase. Het thema geluid wordt wel in het planMER gekwantificeerd.
27 Spoorlawaai en gecumuleerde geluidbelasting Indiener verzoekt afzonderlijk spoorlawaai en gecumuleerde geluidbelasting inzichtelijk maken. (nr. 19)
Antwoord Zoals ook in de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau staat vermeld, wordt zowel de geluidbelasting als gevolg van het spoorweglawaai alsook de gecumuleerde geluidbelasting per alternatief onderzocht en beoordeeld. Op basis van de (gecumuleerde) geluidbelasting Lden (Level day-evening-night oftewel jaargemiddelde geluidniveaus, zie ook antwoord piekbelasting hieronder) op de gevels van geluidgevoelige objecten wordt het aantal geluidgehinderden bepaald. Ook wordt het geluidbelast oppervlak buiten de bebouwde kom bepaald.
28 Geluidbelasting bij passages goederenvervoer Indiener verzoekt de geluidbelasting bij passages van goederentreinen inzichtelijk te maken. (nr. 19)
Antwoord Verondersteld wordt dat indiener inzicht wil hebben in de geluidbelasting op het moment van passeren van een goederentrein, oftewel de zogenaamde piekbelasting. Piekbelasting wordt in het akoestisch onderzoek niet onderzocht. Het Akoestisch Onderzoek wordt conform het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2012 uitgevoerd. Hierin noch in de Wet milieubeheer is bepaald dat rekening moet worden gehouden met het piekgeluid. Conform de wettelijke systematiek voor weg- en railinfrastructuur wordt de geluidbelasting uitgedrukt in jaargemiddelde geluidniveaus. Ook de normen in de Wet milieubeheer zijn gebaseerd op jaargemiddelde geluidniveaus. Dit is de zogenaamde Lden-waarde (Level day-evening-night). Lden is een goede indicator voor hinder en daarom is er voor gekozen om deze indicator in dit planMER toe te passen. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 17
Ook de grenswaarden voor railverkeer zijn in de Wet milieubeheer gebaseerd op een jaargemiddelde etmaalwaarde. Piekgeluiden worden daarom niet meegenomen in het bepalen van de geluidbelasting. Bij het bepalen van de jaargemiddelde geluidbelasting (Lden) wordt wel rekening gehouden met de avond- en nachtperiode. Lawaai in de avondperiode (van 19.00 – 23.00 uur) en nachtperiode (van 23.00 uur – 7.00 uur) wordt zwaarder beoordeeld door het toekennen van een ‘strafcorrectie’ van respectievelijk 5 en 10 dB in de berekening van het daggemiddelde. Hierdoor wordt in de beoordeling van de geluidbelasting rekening gehouden met het feit dat verstoring van de nachtrust extra negatieve gezondheidseffecten heeft.
29 Verzoek tot vergelijking met de huidige situatie Indiener verzoekt een vergelijking te maken tussen de (geluids)effecten van de alternatieven met de huidige situatie (naast de referentiesituatie in 2030). (nr. 19)
Antwoord Om een goede afweging te kunnen maken worden de (milieueffecten van de) verschillende alternatieven vergeleken met (de milieueffecten van) de referentiesituatie. Normaal gesproken is dit de toekomstige situatie (2030) zonder dat een van de alternatieven voor de Calandbrug wordt gerealiseerd. Echter, gezien de beperkte levensduur van de huidige Calandbrug vindt – indien geen van de alternatieven haalbaar blijkt – sowieso grootschalige renovatie plaats. Als gevolg daarvan komt de referentiesituatie overeen met het Nulalternatief Grootschalige renovatie brug zoals is beschreven in paragraaf 3.1 van de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Naast een vergelijking tussen de alternatieven en de referentiesituatie wordt ook de huidige situatie in beeld gebracht.
30 Toets aan Nota hogere waardenbeleid Indiener geeft aan dat de geluidbelasting voor de kernen Heenvliet en Geervliet binnen de gestelde normen van de door de gemeente Bernisse opgestelde Nota hogere waardenbeleid dient te blijven. (nr. 30)
Antwoord De nota waaraan indiener refereert is een gemeentelijk beleidsstuk en is alleen van toepassing op gemeentelijke initiatieven en projecten. De Nota Hogere waardenbeleid vormt geen wettelijk kader voor Rijksprojecten als de Calandbrug. De geluidbelasting als gevolg van het voornemen wordt daarom niet getoetst aan de gemeentelijke Nota. Niettemin kan in het planMER, op basis van de geluidscontourkaarten die worden opgesteld, inzicht worden verkregen in de geluidssituatie van woonkernen en het wel of niet voldoen aan de normen uit de Nota Hogere waardenbeleid van de gemeente Bernisse.
31 Nieuwe windmolens Indiener wil graag weten welk effect kan optreden als het geluid van de nieuwe windmolens wordt meegewogen in de berekeningen. Is er sprake van een cumulerende werking? (nr. 30)
Antwoord De staatssecretaris is bekend met het voornemen om nieuwe windturbines (locaties Windpark Hartel 2 en Windpark Hartelbrug 2) te realiseren. In het kader van het planMER worden deze turbines als cumulatiebron meegenomen in het akoestisch onderzoek.
18 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
4 (Externe) veiligheid 4.1 Zwartewaal 32 Veiligheidsconsequenties Zwartewaal Indieners maken zich zorgen over de veiligheidsconsequenties van het vervoer van gevaarlijke stoffen over een verhoogde spoordijk tegenover Zwartewaal. Indieners zijn verbaasd dat het aspect veiligheid voor Zwartewaal niet is opgenomen in de brief, d.d. 4 juli 2013, van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer. (nr. 4, 5, 21, 22, 23)
Antwoord De staatssecretaris betreurt dat door de genoemde brief het beeld is ontstaan dat er geen aandacht aan veiligheid voor Zwartewaal wordt geschonken. De staatssecretaris benadrukt dat op dezelfde wijze aandacht wordt besteed aan de veiligheidsconsequenties van het vervoer van gevaarlijke stoffen voor Zwartewaal als voor de andere gebieden binnen het studiegebied. Het thema externe veiligheid is een van de in het planMER te onderzoeken milieuaspecten (zie tabel op bladzijde 30 van de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau).
4.2 Rozenburg 33 Meest actuele beschikbare rapporten Indiener verzoekt gebruik te maken van de meest actuele beschikbare rapporten, om zodoende het aspect externe veiligheid op een juiste wijze mee te kunnen nemen binnen de besluitvorming. (nr. 25)
Antwoord In de onderzoeken wordt gebruik gemaakt van de meest actuele beschikbare gegevens. De verwachting is dat in 2014 het wetsvoorstel Basisnet, dat de risico’s van het vervoer gevaarlijke stoffen begrenst, formeel van kracht wordt. Het Basisnet Spoor is het toetsingskader voor het planMER Calandbrug. In het Basisnet Spoor is voor ieder spoortraject een risicoplafond vastgesteld in balans met de bebouwde omgeving. Project Calandbrug moet aan deze voorwaarden voldoen. In het project wordt nagegaan of aan de risicoruimte kan worden voldaan. Daartoe wordt in het planMER onderzoek gedaan naar externe veiligheid voor het gehele studiegebied. Hierbij wordt onder andere nagegaan of de ligging van de Plaatsgebonden Risico (PR) 10–6-contour, wijzigen als gevolg van het project. Er wordt in het planMER tevens een toets op het groepsrisico uitgevoerd. In het planMER wordt daarnaast een kwalitatieve beschouwing gegeven van de mogelijk optredende domino-effecten als gevolg van een eventueel ongeval met gevaarlijke stoffen op/nabij het spoor. Deze mogelijk relevante domino-effecten kunnen optreden als gevolg van een combinatie van een ongeval met een trein en een ongeval met gevaarlijke stoffen in de directe omgeving. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 19
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een trein of wagon die een buisleiding met gevaarlijke stoffen raakt.
4.3 Brittanniëhaven 34 Domino-effecten Theemswegtracé en Huntsmantracé Indiener is van mening dat er voor zowel het Theemswegtracé als het Huntsmantracé grote externe veiligheidseffecten (domino-effecten) zijn, waardoor beide alternatieven niet realistisch zijn. Indiener draagt aan dat de regels van de externe veiligheid beide tracés niet toestaat, aangezien de kans dat een calamiteit bij het terrein van de firma Huntsman optreedt hierdoor met 100% toeneemt. (nr. 7)
Antwoord Of de door inspreker verwachte effecten optreden moet blijken uit het onderzoek dat naar de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt verricht (ook wel: externe veiligheid genaamd). In dit onderzoek worden, naast de risico’s van een ongeval met een trein met gevaarlijke stoffen zelf, ook de risico’s in beeld gebracht van de zogenaamde relevante domino-effecten, die bij een mogelijk ongeval zouden kunnen optreden, waarnaar inspreker refereert. Deze mogelijk relevante domino-effecten kunnen optreden als gevolg van een combinatie van een ongeval met een trein en een ongeval met gevaarlijke stoffen in de directe omgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een trein of wagon die een buisleiding met gevaarlijke stoffen raakt. Het risico dat een dergelijk domino-effect optreedt wordt in dit planMER onderzocht.
35 Plaatsgebonden risicocontour bedrijf Indiener geeft aan dat de plaatsgebonden 10–5 risicocontour van het bedrijf van indiener over het voorgestelde Theemswegtracé loopt. Het is volgens indiener niet wenselijk om een openbare spoorverbinding binnen deze risicocontour te laten lopen. Indiener geeft tevens aan dat met betrekking tot de externe veiligheidsrisico’s een calamiteit met de spoorlijn van invloed kan zijn op de bedrijfsvoering en andersom. (nr. 10)
Antwoord In het planMER worden de plaatsgebonden risico’s van het spoor in beeld gebracht en getoetst aan (beperkt) kwetsbare objecten. Gezien de aanwezigheid van bedrijven in de directe omgeving van de alternatieve tracés, worden in dit onderzoek worden, naast de risico’s van een ongeval met een trein met gevaarlijke stoffen zelf, ook de risico’s in beeld gebracht van de zogenaamde relevante domino-effecten. Deze mogelijk relevante domino-effecten kunnen optreden als gevolg van een combinatie van een ongeval met een trein en een ongeval met gevaarlijke stoffen in de directe omgeving. Hierbij kan gedacht worden aan een trein of wagon die een buisleiding met gevaarlijke stoffen raakt. Het risico dat een dergelijk domino-effect optreedt wordt in dit planMER onderzocht. Het spoor wordt zodanig ontworpen dat het aan alle ontwerpeisen van het Rijk voldoet, waardoor het spoor zo veilig als mogelijk is. Volgens de regelgeving is spoor geen kwetsbare bestemming en aanwezig mag zijn binnen de 10–5 contour van een bedrijf. De staatssecretaris maakt, mede met inachtneming van de uitkomsten van het planMER voor wat betreft bovenstaande externe veiligheidsrisico’s, een keuze voor een voorkeursalternatief.
36 Huntsmantracé niet verantwoord vanwege nabijheid chemische fabriek Inspreker acht het spoor over het terrein van de firma Huntsman om veiligheid technische redenen niet verantwoord, gezien de ligging op korte afstand van een chemische fabriek. (nr. 11)
20 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Antwoord Of het Huntsmantracé op het gebied van (technische) veiligheid verantwoord is, wordt in het planMER onderzocht. Het transport van gevaarlijke stoffen brengt risico’s met zich mee door de mogelijkheid dat bij een ongeval gevaarlijke lading kan vrijkomen. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het binnenwater is een risiconormering vastgesteld. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Beide worden ten behoeve van de Structuurvisie en het planMER onderzocht. De verhoogde ligging van het spoor en de korte afstand tot bedrijven leidt mogelijk tot significant hogere risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen voor de omgeving. In het onderzoek worden, naast de risico’s van een ongeval met een trein met gevaarlijke stoffen zelf, ook de risico’s in beeld gebracht van de zogenaamde relevante domino-effecten, die bij een mogelijk ongeval zouden kunnen optreden, waarnaar inspreker refereert. Deze mogelijk relevante domino-effecten kunnen optreden als gevolg van een combinatie van een ongeval met een trein en een ongeval met gevaarlijke stoffen in de directe omgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een trein of wagon die een buisleiding met gevaarlijke stoffen raakt. Het risico dat een dergelijk domino-effect optreedt wordt in dit planMER onderzocht. Uit het resultaat zal blijken of het Huntsmantracé in de nabijheid van de door indiener aangegeven fabriek verantwoord is.
37 Omgevingseffecten Indiener uit een zorg met betrekking tot de veiligheidsoverlast. Indiener geeft aan dat veel bedrijfs activiteiten logistieke bewegingen kenmerken, een deel van de medewerkers is in de openlucht werkzaam. (nr. 12)
Antwoord Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het binnenwater is een risiconomering vastgesteld. Deze risiconomering kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Beide worden ten behoeve van de Structuurvisie en het planMER onderzocht. De risicoberekeningen worden uitgevoerd conform het geldende en landelijk toegepaste Rekenprotocol Vervoer Gevaarlijke Stoffen per Spoor en het hierop gebaseerde en voorgeschreven rekenprogramma. Ook de locaties waar de personen zich bevinden wordt hierin meegenomen. Tijdens de planuitwerkingsfase wordt eveneens aandacht besteed aan calamiteitenvoorzieningen en -plannen, waaronder vluchtroutes, bereikbaarheid voor hulpdiensten en beschikbaarheid van bluswater, ter bestrijding van eventuele calamiteiten op het spoortracé.
38 Beperken ontwikkelingsmogelijkheden door veiligheidscontouren Indiener vreest dat, mede vanwege de verhoogde ligging van het Theemswegtracé, er aanzienlijke gevolgen voor de bedrijfsvoering te verwachten zijn. Indiener verwacht dat vanwege de veiligheids contouren de huidige opstallen niet gehandhaafd kunnen blijven en dat voor het resterende deel de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt zijn, waardoor onvoldoende ruimte is om de bedrijfsactivitei ten te kunnen uitoefenen. Indiener zal hierdoor aanzienlijk schade lijden. (nr. 12)
Antwoord Verondersteld wordt dat de indiener doelt op het feit dat zijn/haar bedrijf in de risicocontouren van het spoor terecht zal komen. In december 2013 zijn de havenbestemmingsplannen vastgesteld (waaronder tevens het bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat) en in februari 2014 de bijbehorende veiligheids contour. Het van kracht worden van een veiligheidscontour om het havengebied heen betekent dat er niet meer getoetst wordt aan kwetsbare bestemmingen binnen deze contour. De eventuele overlap met het plaatsgebonden risico van het spoor is daarmee geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de indiener. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 21
39 Verzoekt om de veiligheidsrisico’s volledig en juist in beeld te brengen Indiener is van mening dat de risico’s die toe te schrijven zijn aan het vervoer van gevaarlijke stoffen voor Rozenburg bij zowel het Huntsmantracé als het Theemswegtracé afnemen. Niet alleen de afstand tussen spoor en Rozenburg neemt toe, maar volgens indiener vermindert ook het voorkomen van een stopplaats voor de brug de kans op calamiteiten. Indiener verzoekt de veiligheidsrisico’s van alle alternatieven volledig en juist in beeld te brengen. (nr. 14)
Antwoord De consequenties die de alternatieven hebben op het thema externe veiligheid worden ten behoeve van de Verkenning en het planMER nader onderzocht. De risicoberekeningen worden uitgevoerd conform het geldende en landelijk toegepaste Rekenprotocol Vervoer Gevaarlijke Stoffen per Spoor en het hierop gebaseerde en voorgeschreven rekenprogramma. Er zijn diverse factoren van invloed op de faalfrequenties en daarmee de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de risicomodellen wordt geen rekening gehouden met stopplaatsen, deze zijn niet bepalend voor het berekende risico.
40 In kaart brengen toename gevaarlijke stoffen Indiener verzoekt de gevolgen van een (eventuele) toename van het gevaarlijke stoffen vervoer in kaart te brengen en zo nodig mitigerende (afzwakkende) maatregelen te treffen, zodat de risicocontouren minimaal gelijk blijven aan de bestaande situatie. (nr. 20)
Antwoord Verondersteld wordt dat de indiener doelt op vervoer gevaarlijke stoffen per spoor. In de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau is aangegeven op welke wijze het thema externe veiligheid wordt onderzocht. Naar verwachting treedt in 2014 Basisnet in werking. Vanaf dan geldt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een risicoplafond. Dit is de maximale hoeveelheid risico die in de omgeving van een spoortraject aanwezig mag zijn als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over dat spoortraject. De toekomstverwachting voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt aan dit plafond getoetst. Indien dit maximum wordt overschreden, worden (mitigerende) maatregelen getroffen. Conform de wet- en regelgeving worden de risico’s voor de omgeving van het spoor berekend met vaste intensiteiten vervoer gevaarlijke stoffen, zoals is opgenomen in het Basisnet. Dit betekent dat er in de risicoberekeningen geen verschillen zijn in de aantallen van transporten gevaarlijke stoffen tussen de verschillende alternatieven. Hiermee is niet gegarandeerd dat de risicocontouren gelijk blijven aan de bestaande situatie. In het Basisnet is rekening gehouden met groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen ten opzichte van de huidige situatie. Er kunnen ten opzichte van de bestaande situatie lokale verschuivingen van de risicocontouren optreden. In het planMER wordt dit onderzocht.
41 Verplaatsing bedrijfsonderdelen vanwege veiligheidsredenen Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Huntsmantracé leidt er volgens indiener toe dat vanwege veiligheidsredenen bedrijfsonderdelen moeten worden verplaatst. (nr. 28)
Antwoord
1
RZO-bedrijven zijn de meest B risicovolle bedrijven in Nederland. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan voor andere bedrijven. BRZO-bedrijven worden op de risicokaart weergegeven. www.risicokaart.nl
In het planMER wordt onderzocht of de alternatieven, waaronder het Huntsmantracé, leiden tot knelpunten op het gebied van externe veiligheid. Het gaat dan om (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10–6 contour ligt. Het bedrijf van indiener is een BRZO-bedrijf1 en is geen kwetsbaar bedrijf dat tegen risico’s van het vervoer gevaarlijke stoffen beschermd wordt. Wel is de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen op het bedrijf een risico verhogende factor voor ernstige calamiteiten (het optreden van zogenoemde dominoeffecten). In het planMER wordt om die reden nader onderzoek verricht naar deze effecten. Of mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn om deze domino-effecten te verkleinen, moet blijken uit het onderzoek. Overigens zijn hiervoor meer maatregelen beschikbaar dan enkel het verplaatsen van bedrijfsonderdelen.
22 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
5 Trillingen 42 Overlast trillingen Indiener uit de zorg met betrekking tot overlast door trillingen. (nr. 12)
Antwoord De consequenties naar aanleiding van trillingen worden in het planMER meegenomen. Uit dat onderzoek komt naar voren of extra risico’s ontstaan. In het trillingsonderzoek wordt een contour langs de verschillende alternatieven van het spoor gelegd om te bepalen of sprake is van een kans op trillinghinder. Tevens wordt een inschatting gemaakt van de aanwezige apparatuur die mogelijk gevoelig is voor blootstelling aan trillingen. Tijdens planuitwerkingsfase kan de indiener aangeven of het bedrijf trilling gevoelige apparatuur bezit. Als dit het geval is, wordt een afweging gemaakt of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
43 Trillingen van invloed op functioneren gebouwen en leidingen Als gevolg van trillingen zal zowel de aanleg als het gebruik van het Theemswegtracé volgens indiener negatieve gevolgen hebben op de ondergrondse kabels en leidingen en de instrumentaties die worden toegepast om de bedrijfsvoering op een veilige wijze uit te kunnen oefenen. Tevens zullen trillingen gevolgen hebben voor gebouwen, bouwwerken en ondersteuningen van leiding en apparatuur met potentieel grote negatieve gevolgen voor de integriteit van de installatie. (nr. 10)
Antwoord De consequenties naar aanleiding van trillingen worden in het planMER meegenomen. Uit dat onderzoek komt naar voren of extra risico’s ontstaan. In het trillingsonderzoek wordt een contour langs de verschillende alternatieven van het spoor gelegd om te bepalen of sprake is van een kans op trillinghinder. Tevens wordt een inschatting gemaakt van de aanwezige apparatuur die mogelijk gevoelig is voor blootstelling aan trillingen. Bij keuze voor een van de twee nieuwe tracés die worden onderzocht moeten, indien nodig, ondergrondse kabels en leidingen verlegd worden als blijkt dat deze op te korte afstand van het nieuw aan te leggen spoor liggen. Tijdens planuitwerkingsfase kan de indiener aangeven of het bedrijf trilling gevoelige apparatuur bezit. Als dit het geval is, wordt een afweging gemaakt of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
44 Risico’s voor Neckarhaven Indiener geeft aan dat trillingen een risico vormen voor de aanwezige installaties op de Neckarhaven. (nr. 26)
Antwoord De consequenties naar aanleiding van trillingen worden in het planMER meegenomen. Uit dat onderzoek kan naar voren komen dat er extra risico’s ontstaan. In het trillingsonderzoek wordt een contour langs de verschillende alternatieven van het spoor gelegd om te bepalen of sprake is van een kans op trillinghinder. Tevens wordt een inschatting gemaakt van de mogelijkheid dat trillingsgevoelige apparatuur aanwezig is die door de trillingen van het spoorverkeer verstoord zou kunnen raken. Tijdens planuitwerkingsfase kan de indiener aangeven of het bedrijf trilling gevoelige apparatuur bezit. Als dit het geval is, wordt een afweging gemaakt of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 23
6 Overige milieuthema’s 6.1 Water en bodem 45 (Drink)waterlevering Indiener eist een ongestoorde ligging van de drink- en industriewaterleidingen, zodat de leverings zekerheid naar klanten en overige commerciële belangen geborgd blijft. Indiener geeft aan dat de aanwezige leidingen voor zowel publiek als industrie van vitaal belang is. Eventueel verleggen van leidingen is complex, kostbaar en kan bij uitvallen tot grote schade voor de industriële afnemers leiden. (nr. 16)
Antwoord De aanpassingen aan leidingen die nodig zijn om het spoortracé in te passen, worden in het ontwerp en de maatschappelijke kosten-baten analyse meegenomen. Hierin worden mogelijke schadecomponenten betrokken. Op deze wijze wordt het verleggen van leidingen meegenomen in de belangenafweging van de staatssecretaris bij het vaststellen van het voorkeursalternatief. Mocht de staatssecretaris kiezen voor verlegging van het spoortracé, wordt hierover in contact getreden met de kabels- en leidingeigenaren.
46 Bodemgesteldheid en waterkwaliteit Indiener is van mening dat de invloed op de bodemgesteldheid en waterkwaliteit onderzocht moet worden; de huidige situatie mag niet verstoord worden. (nr. 10)
Antwoord In het planMER wordt conform de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau de beïnvloeding op bodem- en/of grondwaterbeschermingsgebied en de beïnvloeding op de kwaliteit van de bodem en het grondwater op een kwalitatieve wijze beoordeeld. Bij de beoordeling wordt ook de huidige situatie betrokken. De gevolgen van het voorkeursalternatief op deze aspecten worden in een later stadium nader onderzocht.
47 Kwantificeren van grondwateronttrekking Indiener geeft aan dat bij de uitvoering van de alternatieven mogelijk grondwater wordt onttrokken. Als effecten worden verwacht op zettingsgevoelige gebouwen, bodemverontreinigingen, archeologie en natuurwaarden, ziet indiener deze effecten graag beschreven en gekwantificeerd. (nr. 24)
24 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Antwoord De door indiener aangedragen milieuaspecten worden allen beschouwd en beschreven in het planMER. Uitgangspunt van de milieubeoordeling is een kwalitatieve beoordeling op basis van een deskundigenoordeel, waar mogelijk onderbouwd met kwantitatieve gegevens. Kwantificeren van effecten vindt, afhankelijk van de vast te stellen uitgangspunten van het milieuonderzoek plaats tijdens deze planuitwerkingsfase.
48 Waterkering Indiener geeft aan dat de alternatieven effecten kunnen hebben op de waterstaatkundige doelen van de in het studiegebied aangegeven waterkeringen en verzoekt deze effecten, indien ze optreden, te beschrijven en kwantificeren. (nr. 24)
Antwoord Voor het onderdeel water worden de effecten van de alternatieven op oppervlaktewaterkwaliteit, de beïnvloeding van de waterkering en effecten op de grondwaterstand beschreven in het planMER.
6.2 Luchtkwaliteit 49 Beperkingen aan uitstoot bedrijven Een toename van stikstofoxiden (NOx) en fijnstof (PM10) als gevolg van het voornemen mag volgens indiener niet leiden tot beperkingen aan de uitstoot van het bedrijf van indiener. (nr. 10)
Antwoord De mate waarin het bedrijf van indiener fijnstof en stikstofoxiden mag uitstoten, wijzigt niet als gevolg van het Project Calandbrug. De uitstoot van stoffen als gevolg van het spoorproject heeft een ander toetsings kader dan de uitstoot van stoffen van het bedrijf van de indiener. Conform de Wet milieubeheer wijzigt de vergunde ruimte voor de bedrijven rondom het (nieuwe) tracé niet. Alleen zodra indiener na realisatie van het voornemen voornemens is om haar bedrijfsactiviteiten uit te breiden, dient opnieuw de maximaal vergunbare uitstoot bepaald te worden; hierbij dienen de aanpassingen aan het spoor als autonome situatie te worden betrokken. Overigens is het de verwachting dat de impact van het voornemen op de luchtkwaliteit erg klein is; het voornemen heeft minimale gevolgen voor de gebruiksruimte (ruimte tussen de geldende grenswaarden en de heersende concentraties). Deze verwachting zal in het planMER worden gestaafd.
50.Handhaven geldende normen Indiener verzoekt de huidig normen voor koolstofdioxide (CO2), stikstofoxiden (NOx) en fijnstof (PM10) te handhaven. (nr. 30) Antwoord In het planMER wordt het thema ‘luchtkwaliteit’ onderzocht zoals aangegeven in de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Bij de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt ingegaan op de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10), aangezien dit de meest kritische stoffen zijn ten aanzien van grenswaarde overschrijdingen. Daarnaast zijn het ook de stoffen waarvan de concentraties sterk worden bepaald door mobiliteit (wegverkeer, scheepvaart, spoor). In de planuitwerkingsfase wordt het voorkeursalternatief getoetst aan geldende wet- en regelgeving.
Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 25
6.3 Landschappelijke en Stedelijke inpassing 51 Zichtbaarheid verhoogde tracés Indiener heeft de zorg dat het aspect ‘zichtbaarheid verhoogde tracés’ niet wordt meegenomen in de beoordeling van effecten. Indiener is van mening dat door het zicht op de verhoogde wegen en spoorwegen de leefbaarheid achteruit gaat. (nr. 2)
Antwoord In de onderzoeken voor het planMER wordt de stedelijke en ruimtelijke kwaliteit, waarvan de zichtbaarheid van het verhoogde tracé een aspect is, beschouwd. Bij het vaststellen van maatregelen om effecten te mitigeren (verzachten) of te compenseren is ruimtelijke kwaliteit een criterium van afweging. Indien gekozen wordt voor het Huntsmantracé of het Theemswegtracé, wordt ten behoeve van het vervolgbesluit een visie op de landschappelijke en stedelijke inpassing opgesteld. De effecten van een verhoogde ligging en de effecten van bijvoorbeeld geluidwerende maatregelen op de kwaliteit van de leefomgeving worden hierbij meegenomen.
26 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
7 Bedrijfsvoering 7.1 Investeringsprogramma 52 Afstel investeringsprogramma Indieners geven aan dat voor meerdere bedrijven op de Brittanniëhaven op korte termijn aanzienlijke investeringen gepland zijn, gericht op een duurzame intensivering en uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten. Deze investeringen zijn volgens indiener van strategische waarde voor het havengebied en zijn zelfs opgenomen in de Havenvisie 2030 als onderdeel van ‘Europe’s Industrial Cluster’. Indiener vreest dat zolang het Huntsmantracé onderdeel is van de verkenning Calandbrug leidt tot uitstel of zelfs afstel van de besluitvorming over het investeringsprogramma. (nr. 8, 9, 28)
Antwoord In de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn meerdere alternatieven opgenomen die in meer of mindere mate een oplossing bieden aan de problematiek van de Calandbrug. Alle alternatieven worden in de komende fase onderzocht op doelbereik, milieueffecten, kosten en economische haalbaarheid. Op basis van deze onderzoeken maakt de staatssecretaris medio 2014 een keuze voor het voorkeursalternatief. In haar belangenafweging betrekt de staatssecretaris plannen en besluiten die van invloed kunnen zijn op de keuze van het voornemen. Het gaat hierbij om reeds vastgestelde plannen en besluiten én om plannen en besluiten, waarbij met een grote zekerheid kan worden gesteld dat zij binnen een korte periode worden vastgesteld (zoals ontwerp-vergunningen en ontwerpbestemmingsplannen). Met betrekking tot de door indiener genoemde investeringen zijn nog geen plannen of besluiten vastgesteld. Ook liggen er nog geen ontwerp besluiten of vergunningaanvragen ter inzage. De staatssecretaris beschikt niet over vastgestelde informatie waaruit blijkt dat de investeringen ook daadwerkelijk gaan plaatsvinden. Daarom kan de staatssecretaris vooralsnog geen rekening houden met de door indiener genoemde investeringen. De staatssecretaris baseert haar belangenafweging bij het vaststellen van een voorkeursbesluit op de meest actuele en formeel vastgestelde informatie. Mocht tussen het uitkomen van deze Nota van Antwoord en de Structuurvisie Calandbrug informatie beschikbaar zijn waaruit blijkt dat voor de geplande investeringen de benodigde formele procedures gestart zijn of ontwerpbesluiten of ontwerpaanvragen ter inzage liggen, dan neemt de staatssecretaris deze ontwikkeling mee in haar belangenafweging.
Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 27
7.2 Mogelijke verplaatsing van bedrijven 53 Voornemen leidt mogelijk tot verplaatsing bedrijven Indieners geven aan dat er voor de fysieke inpassing van het Huntsmantracé onvoldoende ruimte is zonder ingrijpende maatregelen voor de bedrijfsactiviteiten van indieners. Het Huntsmantracé leidt mogelijk tot verplaatsing van de bedrijven, dat grote (economische) schade tot gevolg heeft, mede vanwege de vervlechting en clustering van de aanwezige (leidingen)infrastructuur tussen de bedrijven van indieners en nabijgelegen bedrijven. (nr. 6, 9, 15, 28, 29 )
Antwoord In de verkenning wordt een eerste inschatting gemaakt wat de impact is van de verschillende alternatieven op de bedrijfsvoering. Hierin worden mogelijke schadecomponenten betrokken. Dit wordt opgenomen in de maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA). De resultaten van het onderzoek neemt de staatssecretaris mee in haar belangenafweging bij het vaststellen van een voorkeursalternatief.
54 Relocatie bij Vaste brug alternatief Indiener geeft aan dat bij het Vaste brug alternatief het bedrijf moet verhuizen. Dit heeft een zeer grote impact en tevens heeft een relocatie een zeer nadelig effect op de concurrentiepositie tegenover andere soortgelijke bedrijven in de haven. (nr. 27)
Antwoord Een vaste brug sluit afhankelijk van de doorvaarthoogte en breedte van de brug inderdaad de Brittannië haven af van een groot deel van het zeescheepvaartverkeer. Hierdoor kan mogelijk een aantal bedrijven in de Brittanniëhaven hun activiteiten niet of minder goed uitvoeren. Indien de staatssecretaris kiest voor deze variant, wordt nader met direct belanghebbenden bekeken op welke manier zij tegemoet gekomen kunnen worden aan de eventueel geleden schade en/of mogelijk verplaatst kunnen worden naar elders. In hoeverre het Vaste brug alternatief en de overige alternatieven voldoen aan de projectdoelstellingen wordt in de verkenning beschouwd. De compensatie (deels) van financiële schade, het mogelijk uitplaatsen en de kosten hiervan worden nader onderzocht in de maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA). Mede op basis van de uitkomsten van de verkenning bepaalt de staatssecretaris haar voorkeursalternatief.
55 Theemswegtracé en Huntsmantracé leiden tot verlies oppervlakte of verplaatsing Indiener is van mening dat zowel het Theemswegtracé als het Huntsmantracé negatieve gevolgen heeft en kan leiden tot verlies van oppervlakte of verplaatsing van de terminal van het bedrijf. (nr. 6)
Antwoord In deze fase van de studie hebben de ontwerpen van de alternatieven een abstractieniveau waarbij geen uitspraken gedaan kunnen worden over afzonderlijke panden en objecten. In de volgende fase worden de alternatieven verder uitwerkt tot een detailniveau waarop een keuze kan worden gemaakt tussen de verschillende alternatieven. Mede op basis van de resultaten van het planMER, de maatschappelijke kosten-batenanalyse en de ingediende inspraakreacties kiest de staatssecretaris haar voorkeursalternatief. Vervolgens wordt tijdens de planuitwerkingsfase het ontwerp van het voorkeursalternatief gedetailleerder uitgewerkt en, indien nodig, geoptimaliseerd en worden eventuele gevolgen van eventuele verplaatsing van objecten of panden betrokken. Indien de staatssecretaris het Theemswegtracé of Huntsmantracé als voorkeursalternatief kiest en tijdens de planuitwerkingsfase blijkt dat bepaalde panden of objecten hiervoor moeten wijken, dan wordt hierover met u in contact getreden.
28 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
56 Amoveren bedrijven bij Theemstracé Indiener wil weten of bepaalde bedrijven moeten wijken indien wordt gekozen voor het Theemswegtracé. (nr. 3)
Antwoord In deze fase van de studie hebben de ontwerpen van de alternatieven een abstractieniveau waarbij geen uitspraken gedaan kunnen worden over afzonderlijke panden en objecten. In de volgende fase worden de alternatieven verder uitwerkt tot een detailniveau waarop een keuze kan worden gemaakt tussen de verschillende alternatieven. Mede op basis van de resultaten van het planMER, de maatschappelijke kosten-baten analyse en de inspraakreacties kiest de staatsecretaris haar voorkeursalternatief. Vervolgens wordt tijdens de planuitwerkingsfase het ontwerp van het voorkeursalternatief gedetailleerder uitgewerkt en, indien nodig, geoptimaliseerd. Het streven is om bij de realisatie van een nieuw tracé geen panden of opstallen te laten wijken. Indien de staatsecretaris het Theemswegtracé als voorkeursalternatief kiest en tijdens de planuitwerkingsfase blijkt dat de desbetreffende panden hiervoor toch moeten wijken, dan wordt hierover vroegtijdig met u in contact getreden.
7.3 Beperkte bedrijfsvoering leidt tot schade 57 Mogelijke schade Meerdere indieners hebben aangegeven mogelijk schade te ondervinden van het voornemen. Indieners geven hiervoor diverse redenen aan, zoals verlies aan oppervlakte, tijdelijk buiten bedrijf zijn of een bemoeilijkte bedrijfsvoering. (nr. 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 17, 18, 25, 26, 27, 28, 29)
Antwoord Indien indieners menen schade te ondervinden door het project kan een beroep worden gedaan op bestaande schaderegelingen. De toekenning daarvan is afhankelijk van wet- en regelgeving. Een verzoek om schadevergoeding kan pas ingediend en in behandeling genomen worden nadat het eventuele schade toebrengende besluit genomen is.
58 Tijdelijk uit bedrijf nemen bedrijfsonderdelen De aanpassingen en verplaatsingen van activiteiten en bedrijfsonderdelen, waaronder kabels en leidingen, leiden volgens indieners tot aanzienlijke schade en kosten in verband met het tijdelijk uit bedrijf nemen van diverse bedrijfsonderdelen. Deze kosten zijn volgens indiener in de (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau niet of onvoldoende meegenomen. (nr. 10, 12, 28, 29)
Antwoord De (tijdelijke) aanpassingen en uit bedrijf nemen van bedrijfsonderdelen die nodig zijn om het spoortracé in te passen, worden in het ontwerp en in de maatschappelijke kosten-batenanalyse meegenomen. Op deze wijze wordt het tijdelijke stoppen van bedrijfsonderdelen meegenomen in de belangenafweging van de staatssecretaris bij het vaststellen van het voorkeursalternatief. Tijdens de verkenningsfase wordt onderzocht wat de impact is van de verschillende alternatieven op de bedrijfsvoering. De schadecomponenten hiervan worden opgenomen in de maatschappelijke kosten- en batenanalyse.
Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 29
59 Onttrekken Brittanniëhaven heeft negatieve gevolgen voor indieners Het onttrekken van de Brittanniëhaven als zeehaven zal voor de bedrijven van indieners zeer nadelige gevolgen hebben. De kosten voor het eventueel verplaatsen van de bedrijfsvoering weegt volgens indiener niet op tegen de baten van het alternatief. Indieners twijfelen of een nieuwe locatie qua grootte, milieuruimte en logistieke mogelijkheden vergelijkbaar zal zijn met de huidige locatie. Daarnaast moeten deze bedrijven nadeelcompensatie krijgen. Indieners vrezen hun concurrentie positie te verliezen. (nr. 11, 17, 18, 25, 29)
Antwoord Een vaste brug sluit afhankelijk van de doorvaarthoogte en breedte van de brug inderdaad de Brittannië haven af van (een groot deel van) de zeescheepvaart. Hierdoor kan inderdaad een aantal bedrijven in de Brittanniëhaven hun activiteiten niet of minder goed uitvoeren. Een deel van de bedrijven zal dan een tegemoetkoming kunnen krijgen voor de geleden schade of mogelijk verplaatst worden naar elders. De compensatie (deels) van financiële schade, het mogelijk uitplaatsen en de kosten hiervan worden nader onderzocht in de maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA).
60 Huntsmantracé leidt mogelijk tot verplaatsing bedrijven Indieners geven aan dat het Huntsmantracé mogelijk leidt tot verplaatsing van het bedrijf, hetgeen grote (economische) schade tot gevolg heeft, mede vanwege de vervlechting en clustering van de aanwezige (leidingen)infrastructuur tussen de bedrijven. (nr. 8, 9, 10, 11, 13, 15, 17, 28)
Antwoord Tegelijkertijd met het opstellen van het planMER wordt een eerste inschatting gemaakt wat de impact is van de verschillende alternatieven op de bedrijfsvoering. Hierin worden de mogelijke schadecomponenten betrokken. Dit wordt opgenomen in de maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA). De resultaten van het onderzoek neemt de staatssecretaris mee in haar belangenafweging bij het vaststellen van een voorkeursalternatief. Indien indieners menen schade te ondervinden door het project kan een beroep worden gedaan op bestaande schaderegelingen. De toekenning daarvan is afhankelijk van wet- en regelgeving. Een verzoek om schadevergoeding kan pas ingediend en in behandeling genomen worden nadat het eventuele schade toebrengende besluit genomen is.
61 Exploitatiemogelijkheden niet nadelig beïnvloeden Indiener vraagt initiatiefnemer de toekomstige inpassing van het Theemswegtracé op een zorgvuldig wijze uit te werken, zodat die de exploitatiemogelijkheden van de bedrijfslocaties niet nadelig beïnvloedt. Vooral de inpassing van de boogstraal ter hoogte van de Neckarhaven die in de huidige planvorming het terrein van indiener doorkruist vraagt volgens indiener extra aandacht. (nr. 17)
Antwoord Nadat het voorkeursalternatief is gekozen, wordt het desbetreffende alternatief nader uitgewerkt. Hierbij worden ook de exploitatiemogelijkheden evenals de veiligheidssituaties betrokken. Indien het ontwerp direct raakt aan het bedrijf, wordt u hierover als direct belanghebbende vroegtijdig over geïnformeerd.
30 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
62 Vermindering perceeloppervlakte Indiener geeft aan mogelijk een deel van zijn perceel kwijt te raken indien voor een te verleggen tracé wordt gekozen, wat het uitvoeren van de bedrijfsvoering bemoeilijkt. Ook kan volgens indiener de ruimte voor de hulpdiensten in het geding komen. (nr. 26)
Antwoord In de verkenning wordt onderzocht wat de impact is van de verschillende alternatieven op de bedrijfsvoering. Hierin worden mogelijke schadecomponenten betrokken. Dit wordt opgenomen in de maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA). De resultaten van het onderzoek neemt de staatssecretaris mee in haar belangenafweging bij het vaststellen van een voorkeursalternatief. Het klopt dat, indien voor een te verleggen tracé wordt gekozen, de mogelijkheid bestaat dat een deel van het perceel van indiener geraakt kan worden. Tijdens de planuitwerkingsfase wordt het ontwerp van het voorkeurs alternatief gedetailleerder uitgewerkt en, indien nodig, geoptimaliseerd. Het streven is om bij de realisatie van een nieuw tracé geen panden of opstallen te laten wijken. Indien tijdens de planuitwerkingsfase blijkt dat het desbetreffende perceel wordt geraakt, dan wordt hierover vroegtijdig met u in contact getreden. In hoeverre dit consequenties heeft voor de bedrijfsvoering van indiener, is in deze fase niet bekend, maar wordt tijdens de planuitwerkingsfase nader onderzocht. Dit geldt ook voor de gevolgen voor de hulpdiensten.
63 Vanwege bedrijfseconomische redenen geen voorstander Theemswegtracé Indiener is, vanwege bedrijfseconomische en bedrijfstechnische redenen, geen voorstander van het Theemswegtracé. (nr. 12)
Antwoord Het ontwerp van het alternatief Theemswegtracé loopt over het terrein van indiener heen. Het schetsontwerp laat zien dat de boogstraal het terrein doorkruist. Mede op basis hiervan worden implicaties voor de bedrijfsvoering van indiener voorzien en bijbehorende financiële consequenties hiervan. In de verkenning wordt onderzocht wat de impact is van de verschillende alternatieven op de bedrijfsvoering. Hierin worden mogelijke schadecomponenten betrokken. Dit wordt opgenomen in de maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA). De resultaten van het onderzoek neemt de staatssecretaris mee in haar belangen afweging bij het vaststellen van een voorkeursalternatief.
64 Vaarschema Indieners geven aan dat het vast te leggen schema voor brugopeningen te veel impact heeft op het vaarschema, aangezien de schema’s zeer strak in elkaar zitten. (nr. 18, 27)
Antwoord In het Nulplusalternatief wordt naar procesmaatregelen gekeken om de capaciteit op de Calandbrug te vergroten. Eén daarvan is het introduceren van venstertijden voor de opening van de Calandbrug. Een andere maatregel is het spreiden van treinen over de dag. Het klopt dat met het introduceren van venster tijden de flexibiliteit voor indiener wordt verminderd. Maatschappelijk gezien staan hier baten tegenover, doordat het treinverkeer minder verstoord wordt, hier profiteren andere partijen van. In de maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA) die uitgevoerd wordt, worden deze effecten tegen elkaar afgewogen. Mede op basis van deze analyse wordt door de staatssecretaris een voorkeursalternatief gekozen. Na de keuze voor een voorkeursalternatief wordt met relevante partijen in overleg getreden over de beoogde procesmaatregelen.
Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 31
65 Kabels en leidingen Indiener geeft aan dat de aanwezige kabels en leidingen essentieel zijn voor de bedrijfsvoering; indiener vreest aantasting aan de kabels en leidingen door (de aanleg van) het nieuwe tracé. (nr. 26)
Antwoord De aanpassingen aan leidingen die nodig zijn om het spoortracé in te passen, worden in het ontwerp en in de maatschappelijke kosten-batenanalyse meegenomen. Hierin worden mogelijke schadecomponenten betrokken. Op deze wijze wordt het verleggen van leidingen meegenomen in de belangenafweging van de staatssecretaris bij het vaststellen van het voorkeursalternatief. Indien het (nieuwe) spoor nabij kabels en leidingen wordt gerealiseerd, wordt voorafgaand aan de realisatiefase altijd afstemming gezocht met de kabel- en leidingexploitanten en gebruikers.
32 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
8 Participatie 66 Participatie en periodiek overleg Indieners willen ‘betrokken blijven bij’ en ‘geïnformeerd worden over’ de voortgang van de verkenning. (nr. 12, 19, 26)
Antwoord De staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu stelt een klankbordgroep in voor direct betrokken gemeenten en een bedrijventafel voor direct betrokken bedrijven. Mede dankzij de klankbordgroep en de bedrijventafel worden partijen op de hoogte gehouden over de voortgang van het project en waar mogelijk vroegtijdig geïnformeerd over de resultaten van onderzoeken. Tevens worden hier onderzoeken toegelicht en specifieke vragen beantwoord. Partijen kunnen aangeven of zij willen aansluiten bij de klankbordgroep en de bedrijventafel. Afgevaardigden van de staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu voeren tevens diverse één op één gesprekken met bedrijven, gemeenten en andere relevante partijen. Voor omwonenden en andere geïnteresseerden worden op diverse momenten informatieavonden georganiseerd. Informatie over het project wordt ontsloten via de websites www.centrumpp.nl/ projecten en www.projectcalandbrug.nl
67 Invloed op tracékeuze Indiener geeft aan invloed te willen hebben op de tracékeuze en in een zo’n vroeg mogelijk stadium te willen aansluiten bij het ontwerpteam. (nr. 16)
Antwoord Het overleg van de projectorganisatie met direct belanghebbenden zal voortgezet worden. In dit overleg kan indiener zijn belangen inbrengen.
68 Meedenken mogelijkheden openingstijden brug Indiener wil graag meedenken over de mogelijkheden om de openingstijd van de brug te reduceren, het sparen van het milieu en het beperken van de overlast. (nr. 1)
Antwoord In het kader van het huidige project ‘Beter Benutten Calandbrug’ zijn reeds quick win maatregelen geïntroduceerd door middel van procesmatige en technische maatregelen. Doel van het huidige project is het reduceren van de openingstijd van gemiddeld 13 minuten naar 10 minuten. In het kader van het planMER worden de milieueffecten en mogelijke mitigerende maatregelen (maatregelen die de negatieve effecten verminderen en afzwakken) onderzocht. De uitkomsten van de onderzoeken worden meegenomen in de afweging van de alternatieven. Op informatiebijeenkomsten worden de uitkomsten met belangstellenden gedeeld. De staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu nodigt u uit om tijdens deze bijeenkomsten uw visie met ons te delen.
Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 33
9 Tabel beantwoording inspraakreacties Hieronder vindt u de tabel waarin per inspraakreactie, op volgorde van registratienummer, naar de genummerde onderwerpen met de bijbehorende beantwoording wordt verwezen. Indieners van een inspraakreactie hebben van het Centrum Publieksparticipatie hun registratienummer ontvangen. Registratienummer zienswijze
Voor antwoord, zie inspraakreactienummer
1
1, 68
2
14, 15, 51
3
56
4
1, 13, 32
5
1, 13, 32
6
1, 53, 55, 57
7
1, 4, 34
8
1, 52, 57, 60
9
1, 52, 53, 57, 60
10
1, 23, 35, 43, 46, 49, 57, 58, 60
11
1, 36, 57, 59, 60
12
24, 37, 38, 42, 57, 58, 63, 66
13
1, 2, 3, 7, 57, 60
14
1, 17, 18, 19, 39
15
1, 53, 57, 60
16
1, 45, 67
17
1, 2, 3, 5, 7, 57, 59, 60, 61
18
1, 57, 59, 64
19
27, 28, 29, 66
20
7, 10, 20, 22, 40
21
1, 13, 32
22
1, 13, 32
34 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Registratienummer zienswijze
Voor antwoord, zie inspraakreactienummer
23
1, 13, 32
24
47, 48
25
1, 16, 25, 33, 57, 59
26
1, 6, 26, 44, 57, 62, 65, 66
27
1, 3, 11, 54, 57, 64
28
1, 41, 52, 53, 57, 58, 60
29
1, 2, 3, 7, 12, 53, 57, 58, 59
30
7, 8, 9, 30, 31, 50
31
1, 7, 16, 21
Nota van Antwoord – (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug | 35
36 | Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Colofon Titel: Nota van Antwoord (Ontwerp) Notitie Reikwijdte en Detailniveau Project Calandbrug (Plan-MER-fase) Opdrachtgever: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Directoraat-Generaal Bereikbaarheid Directie Openbaar Vervoer en Spoor Postbus 20901 2500 EX Den Haag Tekstbijdrage: ProRail Havenbedrijf Rotterdam Datum: Maart 2014 Vormgeving en productie: Inpladi bv, Cuijk
Dit is een uitgave van het
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Project Calandbrug Postbus 20901 | 2500 EX Den Haag www.rijksoverheid.nl/ienm www.projectcalandbrug.nl Maart 2014