B A N D U I T G AV E
14 19 december
2008
Betoniek Va k b l a d
v o o r
b o u w e n
m e t
b e to n
Normen voor betonverhardingen Aan bouwwerken van beton worden vaak functionele eisen gesteld. Voorbeelden zijn: “Een betonconstructie moet 100 jaar mee gaan.” Of: “Een kelder moet waterdicht zijn.” Bij betonverhardingen zijn de functionele eisen vastgelegd in een Europese norm (NEN-EN 13877). Deze norm stelt eisen die verder gaan en soms afwijken van de voor ons vertrouwde betonnormen. Belangrijk genoeg om nader met deze norm kennis te maken. In deze Betoniek bespreken we hoe de functionele eisen aan een betonverharding zijn beschreven en proberen we de weg te wijzen hoe we deze eisen moeten vertalen naar het materiaal beton.
14|19
Betoniek december 2008
1
De toekomstige eigenaar van een betonnen weg is meer geïnteresseerd in de kwaliteit van zijn nieuwe weg dan in de kwaliteit van de aangeleverde betonspecie. Hij wil vooral weten hoe lang zijn nieuwe weg heel blijft en of die sterk genoeg is om het intensieve wegverkeer te kunnen dragen. Dit is net als het kopen van een nieuwe auto. We stellen daarbij geen eisen aan de kwaliteitsklasse van het gebruikte staal of aluminium. In plaats daarvan willen we een auto die het doet, die ons veilig van A naar B kan brengen, er mooi uit ziet en waarin we mee kunnen nemen wat we willen. We vragen bij de dealer niet naar de slijtagecoëfficiënt van de banden of de hardheid van het glas. Maar we willen weten of er voldoende zitplaatsen zijn, of er een panoramadak aanwezig is en of hij lang meegaat. Wij zijn geïnteresseerd in het functioneren van de auto en stellen dus
functionele eisen, net als de toekomstige eigenaar van een betonverharding. Volgens NEN-EN 13877 zijn betonverhardingen in het werk gestorte betonnen autowegen, opstelplatforms voor vliegvelden, voet- en fietspaden of terreinverhardingen. De norm behandelt alleen in het werk gestort beton dat wordt verdicht door trillen. Walsbeton valt niet onder deze norm. Deze Betoniek geeft eerst een overzicht van de in deel 2 van de norm beschreven functionele eisen van de betonverharding. Daarna bespreken we hoe de aannemer deze functionele eisen kan vertalen naar materiaaleisen die kunnen worden gesteld aan het beton. Voor het specificeren van de materiaaleisen moet hij gebruik maken van deel 1 van NEN-EN 13877. Hierin zijn ook aanvullende eisen opgenomen ten opzichte van onze vertrouwde betonnormen, NEN-EN 206-1 en NEN 8005 (zie kader 1).
Kader 1: NEN-EN 13877 “Betonverhardingen” NEN-EN 13877 is opgesteld door de Europese normcommissie “Road Materials” (CEN/TC 227). De norm is opgebouwd uit 3 delen:
betonverharding. Of er wordt voldaan aan deze eisen wordt dan ook getoetst aan betonkernen die uit de betonverharding worden geboord.
1. NEN-EN 13877-1 Betonverhardingen - Deel 1: Materialen 2. NEN-EN 13877-2 Betonverhardingen - Deel 2: Functionele eisen 3. NEN-EN 13877-3 Betonverhardingen - Deel 3: Specificaties voor deuvels bij gebruik in betonverhardingen
Het derde deel beschrijft de specificaties voor deuvels die gebruikt worden in betonverhardingen. In deze Betoniek wordt dit verder niet besproken. 1 Europese normen voor betonverhardingen
Het eerste deel beschrijft de eisen aan het materiaal beton dat gebruikt wordt voor betonverhardingen. Het gaat hierbij zowel om de materialen waarmee beton wordt vervaardigd als om de eisen aan de betonspecie en het verharde beton. Dit deel refereert aan NEN-EN 206-1 en beschrijft alleen de aanvullende- of afwijkende eisen. Het tweede deel beschrijft alle functionele eisen die gesteld kunnen worden aan de kant en klare betonverharding. Dit zijn geen eisen aan het materiaal beton, maar aan de vervaardigde
Symbool
Staat voor
Eigenschap
CC
Compressive strength on cores
Druksterkte
CC8 tot CC100
SC
Splitting strength on cores
Splijttreksterkte
SC1,3 tot SC6,0
T
Thickness
Diktetolerantie
T1 tot T5
FT
Frost Thaw resistance
Vorst-dooizoutbestandheid
FT0 tot FT2
WR
Wear resistance
Slijtvastheid tegen spijkerbanden
WR0 tot WR4
Tabel 1: Eigenschappen, nieuwe indelingen en symbolen volgens NEN-EN 13877-2
Functionele eisen aan een betonverharding Niet alle functionele eisen die aan een betonverharding kunnen worden gesteld, zijn in NEN-EN 138772 opgenomen. Zo bevat de norm geen eisen aan de vlakheid van betonverhardingen, maar wel eisen die te maken hebben met de mechanische prestaties en de duurzaamheid van de constructie. Voorbeelden hiervan zijn de sterkte en de vorst-dooizoutbestandheid. Het is opvallend dat bij de verschillende functionele eisen, dus ook voor sterkte, nieuwe indelingen zijn gemaakt, met nieuwe symbolen. Deze wijken af van NEN-EN 206-1. In tabel 1 staan de belangrijkste functionele eisen, met deze nieuwe symbolen. We bespreken eerst hoe deze in deel 2 van de norm zijn beschreven. Daarna gaan we in op de wijze waarop deze eisen worden vertaald naar eisen aan het materiaal beton. Sterkte van de betonverharding Bij wisselende en langdurige belastingen door passerend verkeer zijn vooral de sterkte en de dikte
Druksterkteklasse
Karakteristieke druksterkte na 28 dagen, gemeten aan kernen [N/mm2]
CC8 CC12 CC16 CC20 CC25 CC30 CC35 CC40 CC45 CC50 CC55 CC60 CC70 CC80 CC90 CC100
8 12 16 20 25 30 35 40 45 50 55 60 70 80 90 100
Tabel 2: Druksterkteklassen voor betonverhardingen
2
14|19
Betoniek december 2008
Indeling
van een betonweg bepalend voor de levensduur. Een hogere sterkte of grotere dikte van de betonweg betekent dat er meer verkeer over de weg kan voordat deze kapot gaat. Op basis van de verkeersintensiteit, de dikte en de sterkte kan de ontwerper de levensduur van de betonweg uitrekenen. De sterkte van een betonweg wordt opgegeven als druksterkteklasse CC (tabel 2) of splijttreksterkteklasse SC (Tabel 3). In beide gevallen wordt de sterkte gemeten aan geboorde kernen uit de betonweg. Hier wordt de kwaliteit van het beton in de betonverharding beoordeeld en niet de ‘potentiële kwaliteit’ van de aangeleverde betonspecie. Let op de van NEN-EN 206-1 afwijkende symbolen en indeling voor de sterkteklassen. Meten van de druksterkte De wijze waarop geboorde proefstukken moeten worden verkregen en beoordeeld op druksterkte is beschreven in NEN-EN 12504-1: Beproeving van beton in constructies – Deel 1. Voor betonverhardingen zijn wij in Nederland gewend dat er 1 kern per 1000 m2 betonoppervlak wordt geboord en na 28
Splijttreksterkteklasse
Karakteristieke splijttreksterkte na 28 dagen, gemeten aan kernen [N/mm2]
SC1,3 SC1,7 SC2,0 SC2,4 SC2,7 SC3,3 SC4,0 SC5,0 SC5,5 SC6,0
1,3 1,7 2,0 2,4 2,7 3,3 4,0 5,0 5,5 6,0
Tabel 3: Splijttreksterkteklassen voor betonverhardingen 14|19
Betoniek december 2008
3
dagen wordt beproefd. Dat komt neer op 1 boorkern per 100 m betonverharding bij een rijbaanbreedte van 10 meter. De druksterkte moet worden bepaald aan kernen met een lengte-diameterverhouding van 1,0. Mochten de kernen om wat voor reden dan ook een andere lengte-diameterverhouding hebben, dan moet de gemeten druksterkte worden gecorrigeerd door deze te vermenigvuldigen met de correctiefactor zoals weergegeven in tabel 4. Meten van de splijttreksterkte De beproeving van de splijttreksterkte is beschreven in NEN-EN 12390-6: Beproeving van verhard beton – Deel 6. Bij het bepalen van de splijttreksterkte wordt de geboorde kern liggend in een drukbank geplaatst,
Lengte-diameterverhouding
Correctiefactor
1,00 1,25 1,50 1,75 2,00
1,00 1,07 1,12 1,16 1,18
Tabel 4: Correctiefactoren voor de druksterkte bij verschillende lengtediameterverhouding van te beproeven kernen
waarbij de drukkracht via een smalle plaat of een strookje hout over de volle lengte van de kern wordt aangebracht (zie foto 3). Door de geconcentreerde verticale drukkracht in het midden van de kern, zal deze op trek in horizontale richting bezwijken.
Beoordeling van de meetwaarden Om vast te stellen of wordt voldaan aan de sterkteeis geeft de norm criteria voor de beoordeling van de gemeten waarden. Er mogen verschillende methodes worden gebruikt. Het is belangrijk dat vooraf duidelijk is welke wordt gevolgd. Deze toetsingsmethoden kunnen zowel voor de druksterkte als de splijttreksterkte worden toegepast. De volgende methoden zijn mogelijk: A. Toetsing volgens NEN-EN 13788-2, Annex A. Hierbij geldt een eis aan het gemiddelde van 4 kernen en aan elke individuele waarde. Uitleg wordt gegeven in kader 2.
B. Toetsing volgens NEN-EN 206-1. Dit is de ons bekende methode (ook beschreven in Betoniek 13/14 “Familiebanden”). Hierbij worden dezelfde criteria gehanteerd als voor de beoordeling van aangeleverd beton. C. De projectspecificatie schrijft een andere toetsmethode voor. In Nederland komt het veel voor dat betonverhardingen worden aangelegd waarbij de RAWstandaard van toepassing wordt verklaard. In deze standaard wordt ook een toetsmethode voor druksterkte beschreven. Deze kan in de projectspecificaties van toepassing zijn verklaard.
Kader 2: Toetsing op sterkte volgens Annex A van de NEN-EN 13788-2 Bijlage A van NEN-EN 13788-2 geeft een alternatieve manier waarop kan worden aangetoond of de drukof splijttreksterkte van een betonverharding voldoet. Bij deze methode worden telkens 4 opeenvolgende geboorde kernen getoetst aan de eisen in tabel 5. Er wordt bij deze toetsmethode gewerkt met zogenaamde ‘overlappende groepen’. Dat betekent bijvoorbeeld dat eerst getoetst wordt of kern 1 t/m 4 voldoet aan de eisen en daarna kern 2 t/m 5 enzovoort.
2 Voor het meten van sterkte moeten kernen worden geboord
3 Meten van de splijttreksterkte
Voorbeeld: Een betonweg moet worden gemaakt in een druksterkteklasse CC30. Dit betekent dat de karakteristieke druksterkte groter moet zijn dan 30 N/mm2. Er zijn 5 kernen met een lengte-diameterverhouding van 1,0 beproefd op druksterkte. Hiernaast zijn de meetresultaten weergegeven. De toetsing of wordt voldaan aan de druksterkteklasse wordt uitgevoerd volgens
Annex A van NEN-EN 13877. We toetsen op basis van overlappende groepen van 4 kernen. De eerste groep van 4 meetwaarden levert een gemiddelde op van 38,3 N/mm2. Dit is groter dan de eis voor het gemiddelde van 30 + 4 = 34 N/mm2 volgens criterium 1. Van de eerste groep is ook elke individuele waarde groter dan 30 – 4 = 26 N/mm2 (criterium 2). De eerste groep voldoet dus aan beide criteria voor een CC30 druksterkteklasse. Dit zelfde voeren we vervolgens uit voor de tweede en eventueel daarop volgende groepen. 2
35,2
ste
1
37,3
groep: Gemiddelde = 38,7 N/mm2
41,2
39,4
36,8
2
groep: Gemiddelde = 38,3 N/mm
Criterium 1
Criterium 2
Toetsingscriteria
Gemiddelde van 4 opeenvolgende meetresultaten X4m [N/mm2]
Elke individuele waarde Xi [N/mm2]
Druksterkte
≥ fck.core + 4
≥ fck.core – 4
Splijttreksterkte
≥ ftk.core + 0,5
≥ ftk.core – 0,5
Tabel 5: Conformiteitscriteria voor het toetsen van kernen op sterkte
4 Betonnen opstelplatform vliegtuigen
4
de
14|19
Betoniek december 2008
14|19
Betoniek december 2008
5
Diktetolerantiecategorie
Maximale reductie op de besteksdikte van de betonverharding, gemeten aan 1 kern [mm]
In Nederland gebruikelijk bij de volgende ondergronden (bron: RAW)
T1
< 25
Aardebaan of natuurlijke ondergrond
T2
< 20 < 15
Ongebonden of lichtgebonden verhardingslagen van steenmengsels of zandcement
T4
< 10
Cement- of bitumengebonden verhardingslagen of een bestaande verharding
T5
<5
T3
Tabel 6: Categorie-indeling voor de diktetolerantie
Dikte van de betonverharding De dikte van een betonverharding is belangrijk in relatie met de levensduur. Als een wegdek een paar cm dikker is dan het ontwerp, kan berekend worden hoeveel langer een betonweg mee kan gaan. Het is daarom voor opdrachtgevers belangrijk te weten, welke dikte daadwerkelijk aanwezig is. De dikte van de betonverharding wordt gemeten aan boorkernen (volgens NEN-EN 13863-3) of met niet destructieve diktemetingen. Bij dit laatste moet je denken aan bijvoorbeeld ultrasone diktemetingen. In Nederland worden meestal kernen door de gehele dikte van de betonverharding geboord en opgemeten. De hoogte van de kernen
wordt vergeleken met de besteksdikte van de betonweg. Een meetwaarde wordt goedgekeurd als deze niet kleiner is dan de besteksdikte minus de overeengekomen diktetolerantie (zie tabel 6). De diktetolerantiecategorie die wordt toegepast is mede afhankelijk van de ondergrond. Is de ondergrond stijver, kan een hogere klasse worden toegepast. In Nederland werken we vooral met klasse T1, T3 of T4 afhankelijk van de ondergrond. Volumieke massa van de betonverharding Bij betonverhardingen is de controle op de volumieke massa vooral bedoeld om de constantheid van de verdichting te toetsen. De volumieke massa van een
individuele kern, gemeten volgens NEN-EN 12390-7: Beproeving van verhard beton – Deel 7, wordt vergeleken met de gemiddelde volumieke massa van alle geboorde kernen samen. De waarde voor een individuele kern die volledig met water is verzadigd moet ten minste 95% van de gemiddelde volumieke massa van alle geboorde kernen samen zijn.
T (ºC) 25 20 15 10 5 0 -5 -10 -15
Vorstbestandheid in combinatie met dooizouten Door vorst en dooizouten kunnen schilfertjes van het betonoppervlak loskomen (scaling). Om dit te voorkomen kunnen eisen worden gesteld aan de vorst-dooizoutbestandheid van de verharding. De eisen zijn vastgelegd in FT-categorieën. Zie tabel 7. De vorstbestandheid van een betonverharding wordt bepaald door geboorde kernen te beproeven volgens NEN-EN 12390-9: Beproeving van verhard beton – Deel 9. Van de geboorde kernen wordt aan de bovenzijde een plak van 50 mm afgezaagd. Het zaagvlak wordt vervolgens beproefd op vorstdooizoutbestandheid. Er wordt een laag van 3 mm water op het oppervlak gezet waarin dooizouten (NaCl) zijn opgelost. De proefstukken worden vervolgens van +20 oC naar -20 oC en weer naar +20 oC gebracht in een periode van 24 uur (1 cyclus, zie figuur 1). Na 56 cycli wordt de totale afgevroren massa bepaald en omgerekend naar het aantal kg per m2 afgevroren materiaal. Dit wordt getoetst aan de eis van tabel 7. Voor een gedetailleerde
-20 -25
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24 t (h)
Figuur 1: De temperatuurcyclus in de tijd van de vorst-dooizoutbestandheid test volgens NEN-EN 12390-9.
beschrijving van deze proef verwijzen we naar de betreffende norm. Hoewel het voor de hand ligt dat een eigenaar van een betonverharding vooral geïnteresseerd is in de vorst-dooizoutbestandheid van de toplaag/bovenzijde, gaan de eisen en de beproevingsmethode hieraan voorbij. Of een betonverharding vorstbestand is wordt bepaald op een gezaagd vlak ongeveer 50 mm onder het oppervlak. Indien echter de eis voor vorst-dooizoutbestandheid werkelijk moet worden gekoppeld aan het oppervlak van de betonverharding, moet dit apart zijn afgesproken of vermeld staan in de projectspecificatie. Dit valt dan onder de zogenaamde ‘Alternatieve toepassing’ volgens paragraaf 5.7 van NEN-EN 12390-9. Hierop komen we later in deze Betoniek terug.
Cate gorie
Gewichtsverlies na 28 dagen (m28)
Gewichtsverlies na 56 dagen (m56)
Verhouding gewichtsverlies (m56/m28)
FT0
Geen eis
Geen eis
Geen eis
Geen eis
Geen eis
Gemiddeld ≤ 1,0 kg per m2, waarFT1
bij geldt voor alle individuele meetwaarde ≤ 1,5 kg per m2
Gemiddeld ≤1,0 kg per m2, FT2
Gemiddeld ≤ 0,5 kg per m2
waarbij geldt voor alle individu-
2 *)
ele meetwaarde ≤ 1,5 kg per m2
*) In de norm is hier het ≤ teken weggevallen. Bedoeld wordt hier dat er een maximum is aan de acceleratie van het gewichtsverlies. Als er proefstukken zijn waarbij na 28 dagen slechts 0,1 kg/m2 materiaal is afgevroren en na 56 dagen meer dan 1 kg/m2, dan is er iets aan de hand. Deze regel is niet bedoeld om beton af te keuren waar bijvoorbeeld na 28 dagen 0,01 kg/m2 is afgevroren en na 56 dagen 0,04 kg/m2. 5 Westbaan van de in beton uitgevoerde A73
6
Tabel 7: Indeling in vorst-dooizoutbestandheid categorieën. 14|19
Betoniek december 2008
14|19
Betoniek december 2008
7
BRUIL infra
Eisen aan het materiaal beton We hebben het hiervoor steeds gehad over de eisen die aan de gerede betonverharding worden gesteld. Deze zijn vastgelegd in de projectspecificatie. De aannemer die de betonverharding gaat aanleggen moet deze functionele eisen vertalen in eisen aan het materiaal beton. Met andere woorden: wat voor beton moet hij bestellen? Gelukkig krijgt de aannemer een handreiking in deel 1 van NEN-EN 13877, waarin eisen aan het materiaal beton zijn vastgelegd. Deze sluiten aan bij NEN-EN 206-1 en NEN 8005. Toch zijn er afwijkende en/of aanvullende eisen mogelijk. Deze eisen betreffen het gebruikte toeslagmateriaal, de betonspecie en de specificatie van de eigenschappen van het verharde beton. Een overzicht is opgenomen in tabel 8. Grondstoffen voor beton Voor de grondstoffen is de enige aanvullende eis die voor de maximale korrel (Dmax) van het grof toeslagmateriaal. Deze mag bij ongewapend beton niet meer zijn dan een kwart van de dikte van de betonverharding en bij gewapend beton niet meer dan een derde van de afstand tussen de langswapening. Volumieke massa (betonspecie) Wanneer de volumieke massa van de betonspecie is gespecificeerd mag de gemeten waarde niet meer dan 1,5% afwijken van deze berekende en overeengekomen waarde. Volgens NEN-EN 13877-1 moet die
7 Betonnen rotonde
8 Betonnen fietspad
waarde worden bepaald op basis van de gedoseerde materialen per kubieke meter inclusief het beoogde volume aan luchtbellen. Een voorbeeld: de betonspecie heeft een berekende volumieke massa van 2400 kg/m3. Om te voldoen aan de eis van maximaal 1,5% afwijking moet de gemeten volumieke massa liggen tussen de 2364 en de 2436 kg/m3. Dit kunnen we gerust een strenge eis noemen.
Afwijkende en of aanvullende eisen aan beton voor verhardingen Toeslagmateriaal Ongewapend beton Gewapend beton Betonspecie Volumieke massa
6 Aanleg betonnen fietspad
Overige functionele eisen NEN-EN 13877-2 kent nog meer functionele eisen. • Er kunnen eisen worden gesteld aan de slijtage als gevolg van het gebruik van spijkerbanden (WR-categorie). • Voor betonverharding die uit meerdere lagen bestaan kan een functionele eis worden gesteld aan de hechtsterkte tussen deze twee lagen. De norm geeft in dit geval de toetsmethodiek om vast te
8
14|19
stellen of wordt voldaan aan een af te spreken waarde (eis). • Het is mogelijk om eisen te stellen aan het aantal en/of de ligging van deuvels en trekstaven. • Voor sommige toepassingen worden eisen gesteld aan de weerstand tegen het binnendringen van brandstof en olie in de betonverharding. Deze eisen worden in deze Betoniek niet verder behandeld. Meer informatie hierover is te vinden in NEN-EN 13877-2.
Betoniek december 2008
Luchtgehalte Chloridegehalte Beton Vorst-dooizoutbestandheid Sterkte
Dmax < 1/4 van de dikte van de betonverharding Dmax < 1/3 van de afstand tussen de langswapening De gemeten volumieke massa moet binnen 1,5% [m/m] van de afgesproken (berekende) waarde liggen Het luchtgehalte moet worden bepaald op het werk of de bouwplaats Het chloridegehalte mag bij een gewapende betonverharding mag maximaal 0,40% t.o.v. het cementgewicht bedragen Bijzondere situatie: De aannemer moet zelf de van toepassing zijnde FT-categorie vertalen in de eisen waar het materiaal beton aan moet voldoen De aannemer moet de sterkteklasse voor de verharding vertalen in een eis aan het materiaal beton. De sterkte kan ook worden gevraagd als splijttreksterkte (SP) of buigtreksterkte (F)
Tabel 8: Overzicht van afwijkende en/of aanvullende eisen voor beton ten opzichte van NEN-EN 206-1 in combinatie met NEN 8005 14|19
Betoniek december 2008
9
Luchtgehalte (betonspecie) Het luchtgehalte van de betonspecie wordt zoals gebruikelijk gemeten met het luchtvat. In afwijking van NEN-EN 206-1 moet het luchtgehalte worden gemeten op de bouwplaats en niet bij de betoncentrale. Chloride gehalte (betonspecie) Voor betonverhardingen waarin wapening of ingesloten metalen (bijvoorbeeld deuvels of trekstaven) aanwezig zijn die niet beschermd zijn tegen corrosie, geldt chlorideklasse Cl 0,40. In dit geval mag het chloridegehalte van de betonspecie niet hoger zijn dan 0,40% van de cementmassa. Duurzaamheid (beton) De duurzaamheid van beton voor betonverhardingen wordt op de gebruikelijke manier vastgelegd met de van toepassing zijnde milieuklasse(n). Speciale aandacht is er voor de vorst-dooizoutbestandheid van beton. Vorst-dooizoutbestandheid (beton) NEN-EN 13877-1 stelt dat als het beton door het schademechanisme vorst-dooizoutbestandheid
kan worden aangetast er, aanvullend op de milieuklasse, een eis moet worden gesteld aan de vorstdooizoutbestandheid. De testmethode is gelijk aan die voor de betonverharding, maar er is geen tabel waaruit de eisen aan de betonspecie kunnen worden afgelezen. In de praktijk zien we dan ook vaak dat de eis die wordt gesteld aan de betonverharding (bijvoorbeeld FT2 van tabel 7) ook wordt opgelegd aan het materiaal beton. Het is echter niet zeker dat als de betonspecie voldoet aan deze eis, de betonverharding ook zal voldoen. Immers, de verwerking en verhardingscondities hebben ook invloed. Staat in de projectspecificaties dat de eis voor vorst-dooizoutbestandheid geldt voor het oppervlak van de betonverharding, dan wordt het nog moeilijker om deze eis te vertalen naar het materiaal beton. Eén ding moeten we hier voor ogen houden. Bij elke eis die gesteld wordt aan het materiaal beton, is het allesbehalve zeker dat het betonoppervlak in alle gevallen zal voldoen aan de eisen. De kwaliteit van het betonoppervlak wordt immers beïnvloed door de nabehandeling, eventueel
Buigtreksterkteklasse
F2 F3 F3,5 F4 F4,5 F5,5 F6,5 F8,5 F9 F10
Karakteristieke buigtreksterkte na 28 dagen, gemeten aan prisma’s van 150x150 mm [N/mm2]
2,0 3,0 3,5 4,0 4,5 5,5 6,5 8,5 9,0 10,0
Tabel 9: Buigtreksterkteklasse beton conform NEN-EN 13877-1, gemeten volgens NEN-EN 12390-6
Splijttreksterkteklasse
Karakteristieke splijttreksterkte na 28 dagen, gemeten aan cilinders *) [N/mm2]
S1,3 1,3 S1,7 1,7 S2,0 2,0 S2,4 2,4 S2,7 2,7 S3,3 3,3 S4,0 4,0 S5,0 5,0 S5,5 5,5 S6,0 6,0 *) Volgens NEN-EN 12390-6 komt de spijttreksterkte gemeten aan kubussen of prisma’s ongeveer 10% hoger uit. Tabel 10: Splijttreksterkteklasse beton conform NEN-EN 13877-1, gemeten volgens NEN-EN 12390-5
regen- of bleedingwater en bijvoorbeeld de hoeveelheid cementpasta die aan de bovenzijde aanwezig moet zijn om een voldoende diepe bezemstreek aan te brengen. Sterkte (beton) Ook hier hebben we een bijzondere situatie. De sterkte van de kant en klare betonverharding is vastgelegd in de projectspecificatie. Hiervóór hebben we besproken hoe deze sterkte wordt gemeten en beoordeeld. De vraag is echter hoe de aannemer de sterkteklassen in het werk moet vertalen naar de sterkte van het materiaal beton.
Druk-, splijttrek- of buigtreksterkte? Volgens NEN-EN 13877-1 kan de betonsterkte worden gespecificeerd in de vorm van een druksterkte (C), maar ook als buigtreksterkte (F) of splijttreksterkte (S). Let op: de F en de S hebben hier geen relatie met de indeling van de consistentieklassen schudmaat (F) en zetmaat (S). Het gaat nu over de buigtreksterkteklasse (F) en de splijttreksterkteklasse (S). Zie hiervoor tabel 9 of 10. Meest gebruikelijk is het vragen van een karakteristieke druksterkte volgens NEN-EN 206-1. De toetsing verloopt in alle gevallen net zoals in NEN-EN 206-1.
Tot slot In Nederland is het gebruikelijk dat we dezelfde eis stellen aan het materiaal beton als wordt gevraagd voor de te realiseren betonverharding, maar een kanttekening hier is wel op zijn plaats. We moeten ons realiseren dat de kwaliteit van de verwerking en de verhardingsomstandigheden invloed hebben op de uiteindelijk te bereiken sterkte in het werk. Als de temperaturen bijvoorbeeld oplopen zal de betonspecie ook warmer worden. Dit heeft tot gevolg dat het beton in de weg een hogere sterkte zal hebben in de eerste dagen, maar een lagere op 28 dagen. Dit noemen we ook wel de zomerdip.
14|19
9 Containerterminal
We hebben gezien dat er voor in het werk gestorte betonverhardingen een aparte Europese norm bestaat. Bijzonder hieraan is dat deze norm functionele eisen beschrijft voor de kant en klare betonverharding en dat de aannemer deze eisen moet vertalen naar materiaaleisen voor beton. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van dezelfde Europese norm. Daarbij komen we afwijkende of aanvullende eisen tegen ten opzichte van onze vertrouwde betonnormen, NEN-EN 206-1 en NEN 8005. Er verschijnen nieuwe af kortingen die we niet direct herkennen. Met deze Betoniek hopen we dat u de weg niet meer kwijt raakt.
Betoniek november 2008
11
Literatuur • NEN-EN 13877-1 Betonverhardingen – Deel 1: Materialen. • NEN-EN 13877-2 Betonverhardingen – Deel 2: Functionele eisen. • NEN-EN 13877-3 Betonverhardingen – Deel 3: Specificaties voor deuvels bij gebruik in betonverhardingen. • NEN-EN 206-1 Beton – Deel 1: Specificatie, eigenschappen,vervaardiging en conformiteit. • NEN 8005: Nederlandse invulling van NEN-EN 206-1: Beton – Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit. • NEN-EN 12390-5: Beproeving van verhard beton – Deel 5: Buigsterkte van proefstukken.
In onze volgende uitgave
Colofon
Veilig onder dak De rijksweg A2 is de belangrijkste noord-zuid verbinding van Nederland. Deze snelweg zorgt bij Utrecht voor heel wat overlast. Overlast voor de (toekomstige) bewoners van het nieuwe Utrechtse stadsdeel Leidsche Rijn als het gaat om verkeershinder (geluid, stank en fijnstof) en overlast voor de automobilist als het gaat om de gebrekkige doorstroming van het verkeer. Deze ongewenste situatie wordt op dit moment stevig onder handen genomen. Er wordt hard gewerkt aan een betonnen overkapping van 1,6 km die de A2 tussen Maarssen en Oudenrijn. In het volgende nummer van Betoniek gaan we in op de betontechnologie die in dit project is toegepast om deze tunnel te laten voldoen aan de brandveiligheidseisen.
• NEN-EN 12390-6: Beproeving van verhard beton – Deel 6: Splijttreksterkte van proefstukken. • NEN-EN 12390-7: Beproeving van verhard beton – Deel 7: Volumieke massa van verhard beton. • NEN-EN 12390-9: Beproeving van verhard beton, – Deel 9: Vorst/dooi-bestandheid – Afschilvering. • NEN-EN 12504-1: Beproeving van beton in constructies – Deel 1: Boorkernen – Monsterneming, onderzoek en bepaling van de druksterkte. • NEN-EN 13863-3: Betonverhardingen – Deel 3: Beproevingsmethoden voor de bepaling van de dikte van een betonverharding met een geboord monster.
Betoniek is een praktijkgericht voorlichtingsblad op het gebied van de betontechnologie en verschijnt 10 keer per jaar. Betoniek wordt uitgegeven in opdracht van het Cement&BetonCentrum. In de redactie zijn vertegenwoordigd: ENCI, MEBIN, CUR Bouw & Infra, Bam Infra en TU Delft. Uitgave: Uitgeverij Æneas Postbus 101, 5280 AC, Boxtel Tel: 0411 – 650085 Fax: 0411 – 650080 Email:
[email protected] Redactie: 0411 – 650089 E-mail:
[email protected] Vormgeving en productie: Twinmedia bv Abonnementen/adreswijzigingen: Uitgeverij Æneas Postbus 101, 5280 AC, Boxtel Tel: 0411 - 650085 Fax: 0411 – 650080 Email:
[email protected]
Foto pagina 1: Betonnen opstelplatform op Schiphol
12
14|19
Betoniek december 2008
Abonnementsprijzen 2008: Nederland € 44 (excl. 6% btw) België € 49 (excl. 6% btw) Kijk voor de mogelijkheden van een meeleesabonnement op www. aeneas.nl Aanmeldingen/opzeggingen: Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment ingaan en worden automatisch voor een jaar verlengd, tenzij twee maanden voor de vervaldatum schriftelijk wordt opgezegd. Overname van artikelen en illustraties (met uitzondering van foto’s) is toegestaan onder voorwaarde van bronvermelding. ISSN 0166-137x Redactie en uitgever stellen deze uitgave zorgvuldig en naar beste weten samen. Zij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die het gevolg is van handelingen en/ of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen alle rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.