Ontwerp 31 januari 2012
COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN Ontwerpadvies 2012/X - De boekhoudkundige verwerking van de tax shelter in hoofde van de investeerder - vervangt advies 2010/7
Advies van [ ] I.
Inleiding
1. De tax shelter betreft een fiscale stimulans, in het leven geroepen door de wetgever in 20021, die de aanmoediging beoogt van de productie van audiovisuele werken in België. De kernbepalingen inzake deze materie zijn opgenomen in artikel 194ter van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) 2. Dit advies behandelt de volgens de Commissie voor Boekhoudkundige Normen toe te passen boekhoudkundige verwerkingswijze van het tax shelter-mechanisme in hoofde van de investeerder. Voor alle duidelijkheid worden in dit advies eerst de voornaamste beginselen opgenomen met betrekking tot het tax shelter-mechanisme.
II.
Het tax shelter-mechanisme3 A. Toepassingsvoorwaarden
2. De tax shelter laat vennootschappen4 toe om te genieten van een vrijstelling van hun winst van 150 % van de sommen aangewend5 ter financiering van de productie van een “in aanmerking komend werk”6. De in aanmerking komende werken worden op zeer ruime wijze gedefinieerd en betreffen met name fictiefilms, documentaires of animatiefilms, bestemd om in de bioscoop te worden vertoond, lange fictiefilms of animatiereeksen voor televisie en series bestemd voor
1
Art. 128 Programmawet van 2 augustus 2002, dat « Onderafdeling 4. – Ondernemingen die investeren in een raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk » en artikel 194ter invoegt in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, B.S. 29 augustus 2002. 2 Dit artikel, vervangen vanaf 2003 (door een programmawet van 22 december 2003) werd meermaals aangepast. De laatste aanpassing werd aangebracht door artikel 7 van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, dat met name het toepassingsgebied op middellange en korte films verruimd heeft. 3 Zie de circulaire van de fiscale administratie nr. Ci.RH.421/566.524 (AFER 42/2004 - AAF 18/2004) van 23 december 2004 en het bijhorende addendum van 26 octobre 2009. 4 Andere dan de vennootschappen voor de productie van audiovisuele werken en de televisieomroepen (art. ste 194ter, § 1, 1 lid, 1°, WIB 1992). Leningen toegekend door kredietinstellingen worden overigens uitgesloten van het mechanisme (art. 194ter, § 2, lid 2, WIB 1992). 5 Het betreft de door de vennootschap daadwerkelijk overgemaakte sommen of sommen dewelke de vennootschap beloofd heeft te betalen ter uitvoering van de raamovereenkomst (wat dit laatste begrip betreft, zie infra). 6 ste Art. 194ter, § 2, 1 lid, WIB 1992.
1
Ontwerp 31 januari 2012
kinderen en jongeren, zoals educatieve, culturele en informatieve fictieseries bedoeld voor kinderen en jongeren van 0 tot 16 jaar7. De investering die een Belgische productievennootschap van audiovisuele werken (of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap) tot voordeel dient te strekken, dient geregeld te worden door een raamovereenkomst, gesloten tussen de investeerder en de productievennootschap8. De wet voorziet daarenboven in een aantal andere voorwaarden, die meer bepaald betrekking hebben op de modaliteiten van de investering door de investerende vennootschap, en op de aanwending van deze investering door de productievennootschap. Enkele van deze voorwaarden luiden als volgt:
7
-
de investering kan gerealiseerd worden door de toekenning van leningen en door het verwerven van rechten verbonden aan de productie en de exploitatie van het werk9. De leningen mogen echter niet meer bedragen dan 40 % van het in een raamovereenkomst geïnvesteerde bedrag10;
-
het totaal van de door het geheel van de investeerders die deze raamovereenkomst hebben gesloten daadwerkelijk gestorte sommen ter uitvoering van de raamovereenkomst met vrijstelling van winst in de hoedanigheid van de tax shelter mag niet meer bedragen dan 50 % van het totale budget van de productie- en exploitatiekosten van het in aanmerking komend werk. Deze sommen moeten daadwerkelijk aangewend worden voor de uitvoering van dit budget11;
-
de partijen kunnen aan de investeerder een optie toekennen die hem toelaat om na afloop van de wettelijke termijn van onoverdraagbaarheid van maximaal 18 maanden (en minder indien de film wordt afgewerkt alvorens deze termijn afloopt) 12 zijn rechten op het werk te verkopen voor een vooraf afgesproken prijs;
-
de investeerder dient de vrijgestelde winst op een afzonderlijke rekening van het passief van zijn balans te boeken. Deze winst kan niet tot grondslag dienen voor de berekening van enige beloning of toekenning (“onaantastbaarheidsvoorwaarde”)13.
ste
Art. 194ter, § 1, 1 lid, 3°, WIB 1992. ste Het begrip “raamovereenkomst” wordt in artikel 194ter, § 1, 1 lid, 2° WIB 92, omschreven als zijnde “de basisovereenkomst gesloten, naargelang het geval, tussen een in aanmerking komende productievennootschap, enerzijds, en één of meerdere binnenlandse vennootschappen en/of één of meerdere belastingplichtigen bedoeld in artikel 227, 2°, anderzijds, voor de financiering van de productie van een in aanmerking komend werk met vrijstelling van de belastbare winst”. 9 de Art. 194ter, § 2, 2 lid, WIB 1992. 10 Art. 194ter, § 4, 5°, WIB 1992. 11 Art. 194ter, § 4, 4°, WIB 1992. De voornoemde circulaire nr. Ci.RH.421/566.524 van de fisciale administratie schrijft voor dat “Wanneer meerdere raamovereenkomsten werden gesloten met het oog op de financiering van eenzelfde audiovisueel werk, moet de grens van 50 pct. worden geverifieerd rekening houdend met de totaliteit de van de daadwerkelijk gestorte sommen in uitvoering van het geheel van de raamovereenkomsten” (punt 57, 3 lid van de circulaire). 12 Art. 194ter, § 4, 3°, WIB 1992. 13 Art. 194ter, § 4, 1° en 2°, WIB 1992. 8
2
Ontwerp 31 januari 2012
Deze voorwaarden dienen nageleefd te worden gedurende de volledige fase van tijdelijke vrijstelling van de winst14 (met betrekking tot dit begrip van tijdelijke vrijstelling zie infra, nr. 6). Indien deze voorwaarden daadwerkelijk worden nageleefd, dienen zij opgenomen te worden in attesten waardoor nadien een definitieve vrijstelling van de winst bekomen kan worden (zie infra, nr. 7). 3. Als tegenprestatie voor zijn investering, bekomt de investeerder rechten verbonden aan de productie en de exploitatie van het werk (met name het gedeelte dat in de praktijk het “equity-deel” wordt genoemd). In het kader van de lening ontvangt hij tevens een vorderingsrecht jegens de productievennootschap15. Voor wat de rechten betreft die verbonden zijn aan de productie en de exploitatie van het werk, betreft dit advies enkel het bijzondere, maar in de praktijk het meest voorkomende geval waarbij de rechten enkel betrekking hebben op een deel van de netto-opbrengst gegenereerd door het werk. Deze rechten worden APNI-rechten genoemd (aandeel van de producent in de netto-inkomsten). B. Fiscaal voordeel 4. Het mechanisme laat toe om de belastbare winst van de investeerder ten belope van 150 % van het bedrag dat geïnvesteerd werd in een (of meerdere) audiovisueel (audiovisuele) werk(en) vrij te stellen van de vennootschapsbelasting of van de belastingen op het inkomen van niet-ingezetenen (vennootschappen). Het bedrag dat in aanmerking komt voor de vrijstelling, wordt echter per boekjaar aan twee beperkingen onderworpen: -
enerzijds mag de vrijgestelde winst niet hoger zijn dan de helft van de belastbare gereserveerde winst van de investeerder van het desbetreffende boekjaar, vastgesteld vooraleer de vrijgestelde tax shelter-reserve werd aangelegd;
-
anderzijds mag het vrijgestelde bedrag niet hoger zijn dan 750.000 € per boekjaar, zijnde 150 % van een vooropgesteld bedrag van 500.000 € 16. C. Procedure
5. In artikel 194ter WIB 1992 wordt het vrijstellingsregime in twee fasen geregeld. De eerste fase voorziet in een tijdelijke en voorwaardelijke vrijstelling die, indien alle voorwaarden zijn vervuld, resulteert in een definitieve en onvoorwaardelijke vrijstelling. 1. Eerste fase 6. De investerende vennootschap kan aanspraak maken op de tijdelijke vrijstelling vanaf het boekjaar waarin de raamovereenkomst werd gesloten. Met deze raamovereenkomst verbindt de investeerder
14
Art. 194ter, § 4, 9°, WIB 1992. de waardebepaling van de schuldvorderingen en de rechten verbonden aan het in aanmerking komend werk wordt, zowel op het ogenblik van de vaststelling of de verwerving van deze rechten als bij hun eventuele overdracht, geregeld door de gemeenrechtelijke waarderingsregels op boekhoudkundig en fiscaal vlak evenals door de regels die inzake verrekenprijzen van toepassing zijn ( voornoemde circulaire nr. Ci.RH.421/566.524, de punt 56, 10 lid). 16 ste Art. 194ter, § 3, 1 lid, WIB 1992. 15
3
Ontwerp 31 januari 2012
zich er op een zekere en onherroepelijke wijze toe om de overeengekomen sommen over te maken17. Het eventuele overschot van de vrijstelling kan, gedurende de tijdelijke vrijstellingsfase, overgedragen worden naar uiterlijk het boekjaar dat voorafgaat aan de definitieve vrijstelling (zie infra, nr. 7), met andere woorden, maximaal naar de drie volgende boekjaren18. Indien tijdens de tijdelijke vrijstellingsfase één van de door de wet voorziene voorwaarden niet meer wordt vervuld tijdens een boekjaar, wordt de voorheen vrijgestelde winst aangemerkt als belastbare winst voor dat boekjaar19. 2. Tweede fase 7. Indien alle door de wet voorziene voorwaarden ononderbroken20 werden vervuld tijdens de eerste fase, kan de definitieve vrijstelling toegekend worden op basis van de twee attesten die voorgelegd dienen te worden aan de fiscale administratie. In het ene attest, dat wordt uitgegeven door de taxatiedienst van de vennootschap die het werk produceert, wordt met name het in aanmerking komend karakter van het werk bevestigd, evenals de aanwending van de geïnvesteerde sommen. In het andere attest, dat wordt uitgegeven door de Gemeenschap waarvan het werk afhangt, wordt de voltooiing van het werk bevestigd21. De investerende vennootschap geniet van de definitieve vrijstelling voor het boekjaar waarin zij haar laatste attest naar haar taxatiedienst stuurt, op voorwaarde dat de verzending plaatsvindt binnen de vier jaar na het sluiten van de raamovereenkomst22. Vanaf het bekomen van deze definitieve vrijstelling, dienen de voornoemde voorwaarden (supra, nr. 2) niet meer vervuld te worden.
III.
Boekhoudkundige verwerking in hoofde van de investeerder A. Boekhoudkundige kwalificatie van de rechten verbonden aan de productie en de exploitatie van het audiovisueel werk
8. Zoals eerder aangehaald, heeft dit advies betrekking op de in de praktijk meest voorkomende hypothese volgens dewelke de rechten verbonden aan de productie en de exploitatie van het audiovisueel werk enkel bestaan uit de rechten op de (toekomstige) opbrengst die wordt gegenereerd door het werk, waarbij de investeerder geen auteursrechten op het werk bekomt. De rechten die werden overgedragen aan de investeerder zijn geen immateriële vaste activa zoals gedefinieerd door artikel 95, § 1, KB W.Venn., punt II, met name: a) kosten van onderzoek en
17
ste
ste
Art. 194ter, § 2, 1 lid, WIB 1992 en de voornoemde circulaire nr. Ci.RH.421/566.524, punt 44, 1 lid. de de Art. 194ter, § 3, 2 en 3 lid, WIB 1992 19 de Art. 194ter, § 4, 9°, 2 lid, WIB 1992. 20 ste Art. 194ter, § 4, 9°, 1 lid, WIB 1992. 21 ste Art. 194ter, § 4, 1 lid, 7° en 7°bis WIB 1992. 22 Art. 194ter, § 4bis, WIB 1992. 18
4
Ontwerp 31 januari 2012
ontwikkeling; b) concessies, octrooien, licenties, know-how, merken en andere gelijkaardige rechten; c) goodwill; d) vooruitbetalingen op immateriële vaste activa. Deze rechten, die omschreven kunnen worden als de contractuele rechten om geld te krijgen van een andere entiteit, zijn daarentegen van dezelfde aard als financiële activa. Teneinde te bepalen of deze rechten, in hun hoedanigheid van financiële activa, geboekt dienen te werken onder de vaste activa (financiële vaste activa), dan wel onder de vlottende activa (geldbeleggingen), zal rekening gehouden worden met de bestemming die daaraan wordt gegeven door de investerende vennootschap23. Om geboekt te worden als een vast actief, dient het actief duurzaam bij te dragen tot de activiteit van de investerende vennootschap24. Enerzijds dienen de financiële vaste activa in het bijzonder tot doel te hebben om duurzaam de activiteit te ondersteunen van de onderneming die van de investering geniet (wanneer de investering de vorm aanneemt van een schuldvordering)25. Anderzijds dienen zij, door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die ondernemingen, de eigen bedrijfsuitoefening van de vennootschap te bevorderen (wanneer de investering onder de vorm van aandelen gebeurt) (art. 95, §1, punt IV.C, KB W.Venn.). De Commissie is de mening toegedaan dat een investering in de tax shelter meestal niet tot doel heeft om een productievennootschap op duurzame wijze te ondersteunen of met deze laatste een duurzame en specifieke band te ontwikkelen teneinde bij te dragen tot haar activiteit. De vennootschap die investeert in een in aanmerking komend werk ondersteunt namelijk vaak een specifiek project, met name de productie van het werk in kwestie, en niet de algemene werking van de productievennootschap. Het betreft een specifieke investering, meestal vreemd aan de eigen bedrijfsuitoefening van de investerende vennootschap, die beperkt is in de tijd. De bepalingen met betrekking tot de tax shelter vereisen geen enkel stabiel verband van financiële, industriële of commerciële aard tussen de investeerder en de productievennootschap. De rechten op de opbrengsten worden gekwalificeerd als vlottende actiefbestanddelen, die worden geboekt onder de geldbeleggingen (rubriek VIII.B. Overige beleggingen). Aangezien de rechten op de opbrengsten noch aan vastrentende effecten noch aan termijndeposito’s gelijkgesteld kunnen worden, worden zij bij voorkeur geboekt op een subrekening 51 Aandelen. De Commissie is van plan om aan de Regering voor te stellen de benaming en indeling van rekening 51 aan de passen naar Aandelen en geldbeleggingen andere dan vastrentende beleggingen. B. Te verrichten boekingen tijdens de vrijstellingsmechanisme van de tax shelter
verschillende
fasen
van
het
9. De hierna voorgestelde analyse wordt geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld waarbij een investerende vennootschap een investering doet ten belope van 100, waarvan 40 in de vorm van leningen en 60 in de vorm van verwerving van de rechten op het in aanmerking komend werk. 23
Art 15.1 Richtlijn 78/660/EEG van 25 juli 1975 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschappen (hierna: Vierde Richtlijn). 24 Art. 15.2 Vierde EEG-Richtlijn. 25 Zie eveneens het CBN-advies 147/1 - Vastrentende effecten : financiële vaste activa of geldbeleggingen ? Criteria, Bulletin CBN, nr. 15, oktober 1984, 21.
5
Ontwerp 31 januari 2012
1. Bij de ondertekening van de raamovereenkomst 10. Door de raamovereenkomst te ondertekenen, verbindt de investerende vennootschap zich er onherroepelijk toe om aan de productievennootschap het overeenkomen investeringsbedrag over te maken (in casu 100). 1.1
Leningen verleend aan de productievennootschap van de audiovisuele werken
11. Het leencontract is een “reëel” contract, dat enkel ontstaat door de afgifte van de geleende sommen aan de lener (Burgerlijk Wetboek, met name artikel 1892). Indien de overmaking van de geleende sommen aan de productievennootschap pas plaatsvindt in de loop van een later boekjaar dan het boekjaar tijdens hetwelk de overeenkomst werd ondertekend, bestaat er desalniettemin reeds bij de ondertekening van de overeenkomst een kredietverplichting vanwege de investeerder. De investeerder zal deze verplichting opnemen in zijn boekhouding onder de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen door middel van de volgende boeking: 09
Debiteuren wegens kredietverplichtingen aan 09 Kredietverplichtingen
40 40
Op het ogenblik waarop de geleende sommen worden overgemaakt, zal de volgende boeking verricht worden: 291 416
Overige vorderingen op meer dan één jaar Diverse vorderingen (op ten hoogste één jaar) aan 550 Kredietinstellingen: rekening-courant
40 40
De boekingen op de orderekeningen worden op dit moment tegengeboekt. 1.2
Rechten op de verworven opbrengsten van het in aanmerking komend werk
12. Op het moment van de ondertekening van de raamovereenkomst zal de volgende boeking verricht worden :
51
Aandelen (rechten op de opbrengsten van het audiovisueel werk [X] ) aan 48 Diverse schulden
60 60
Op het moment van de overmaking van de aankoopprijs van de rechten, vindt de volgende boeking plaats: 48
Diverse schulden aan 550 Kredietinstellingen: rekening-courant 1.3
60 60
Verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten
13. Zoals eerder aangehaald, kan de investerende vennootschap van een productievennootschap of van een derde, een (her)verkoopoptie (put-optie) bekomen op de rechten op de opbrengsten die zij ontvangt op het in aanmerking komend werk. Hierdoor kan de investerende vennootschap de emittent van deze optie verplichten om haar zijn rechten te verkopen (of deze terug te kopen) tegen
6
Ontwerp 31 januari 2012
een vooraf bepaalde prijs. Algemeen genomen wordt deze optie toegekend op het moment van het afsluiten van de raamovereenkomst. De toekenning van de optie impliceert op zich geen wijziging van het vermogen van de investerende vennootschap. De optie maakt echter wel een recht uit dat opgenomen dient te worden onder de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen (klasse 0). Indien de (her)verkoopprijs van de rechten in het kader van de optie 15 bedraagt, dient bij de toekenning van deze optie de volgende boeking verricht te worden: 09
Verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten van het audiovisueel werk [X] 15 aan 09 Houder van de verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten van het audiovisueel werk [X]
15
2. Op het (de) moment(en) dat de winst (tijdelijk en voorwaardelijk) wordt vrijgesteld 14. Van zodra de investerende vennootschap zich door de ondertekening van de raamovereenkomst onherroepelijk verbindt jegens de productievennootschap van audiovisuele werken om de overeengekomen investering over te maken, kan zij genieten van een vrijstelling van de vennootschapsbelasting ten belope van 150 % van het geïnvesteerde bedrag, zelfs indien zij de investering nog niet overgemaakt heeft. Deze vrijstelling wordt echter onderworpen aan de hierboven opgesomde beperkingen, onder nr. 4, met name dat de vrijgestelde winst niet hoger mag zijn dan de helft van de belastbare gereserveerde winst van de investerende vennootschap van het betreffende boekjaar, die werd vastgesteld vooraleer de vrijgestelde tax shelter-reserve werd aangelegd en dat het vrijgestelde bedrag niet hoger mag zijn dan 750.000 € per boekjaar, zijnde 150 % van een vastgelegd bedrag van 500.000 €. Het jaar waarin de investerende vennootschap daadwerkelijk geniet van de vrijstelling van winst, zal zij het bedrag van de vrijgestelde winst boeken op een afzonderlijke rekening van het passief. In de loop van het jaar X investeert een vennootschap 100 in de tax shelter, waardoor zij recht heeft op een vrijstelling van de winst ten belope van 150. We gaan uit van de veronderstelling dat ten gevolge van een tekort aan belastbare gereserveerde winst van het betreffende boekjaar, de vennootschap voor het jaar X enkel kan genieten van een vrijstelling ten belope van 50. Zij zal bijgevolg overgaan tot de volgende boeking: 689
Overboeking naar de belastingvrije reserves aan 132 Belastingvrije reserves
50 50
Indien ze tijdens het volgende boekjaar over voldoende belastbare winstreserves beschikt, zodat zij kan genieten van de vrijstelling voor de overige 100, zal zij de volgende boeking verrichten: 689
Overboeking naar de belastingvrije reserves aan 132 Belastingvrije reserves
100 100
15. In de loop van het jaar waarin de raamovereenkomst wordt gesloten, wordt het totaalbedrag van de mogelijke vrijstelling opgenomen in de toelichting onder de niet in de balans opgenomen rechten
7
Ontwerp 31 januari 2012
en verplichtingen (09). Dit bedrag wordt dienovereenkomstig verminderd op het moment waarop de investerende vennootschap daadwerkelijk geniet van deze winst. 3. Verwerking van het gedeelte van de opbrengsten en interesten die toekomen aan de investerende vennootschap 16. De opbrengsten die worden gegenereerd door het werk, worden in de boekhouding van de investeerder opgenomen als een financiële opbrengst onder de Opbrengsten uit vlottende activa (rekening 751 van het MAR). Deze opbrengsten zullen in de resultatenrekening worden opgenomen in de loop van de boekhoudperiode tijdens dewelke ze werden vastgesteld en als zeker werden erkend, dit eventueel via de overlopende rekeningen. Laten we er bij wijze van voorbeeld van uitgaan dat op 15 januari 2012 de producent van het in aanmerking komend werk de investeerder op de hoogte brengt van de opbrengsten die aan deze laatste toekomen voor 2011, zijnde 3. Deze opbrengst wordt voor het boekjaar 2011 als volgt opgenomen in de boekhouding van de investeerder: 491
Verkregen opbrengsten aan 751 Opbrengsten uit vlottende activa
3 3
17. Daarnaast zal de investeerder de interesten die hem toekomen in het kader van de lening, op de gebruikelijke manier boeken. 4. Zolang de investeerder zijn recht op de opbrengsten bezit 18. Er worden waardeverminderingen geboekt op de rechten op de ontvangen opbrengsten, teneinde, conform de artikelen 74 en 75 KB W.Venn., rekening te houden met hun realisatiewaarde en met de evolutie van deze realisatie- of marktwaarde en met de risico’s eigen aan de aard van de goederen in kwestie of de uitgeoefende activiteit. Indien bijvoorbeeld het beheersorgaan van de investerende vennootschap van mening is dat er een waardevermindering geboekt dient te worden op de rechten op de verworven opbrengsten ten belope van 20, zal de volgende boeking worden verricht: 6510
Toevoeging aan waardeverminderingen op vlottende activa aan 519 Geboekte waardeverminderingen op aandelen
20 20
5. Op het moment van de optielichting 19. We gaan uit van de veronderstelling dat de optie wordt gelicht op de datum vastgelegd in de overeenkomst en dat de uitoefenprijs 15 bedraagt. De volgende boeking wordt verricht: 550 652
Kredietinstellingen: rekening-courant Minderwaarden op de realisatie van vlottende activa aan 51 Aandelen
15 45 60
In de veronderstelling dat het bestuursorgaan van de investerende vennootschap eerder heeft beslist om een waardevermindering te boeken (cf. supra, nr. 7), wordt de minderwaarde dienovereenkomstig verminderd en vindt de volgende boeking plaats:
8
Ontwerp 31 januari 2012
550 519 652
Kredietinstellingen : rekening-courant Geboekte waardeverminderingen op aandelen Minderwaarden op de realisatie van vlottende activa aan 51 Aandelen
15 20 25 60
Bij het lichten van de optie, worden de orderekeningen tegengeboekt: 09
Houder van de verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten van het audiovisueel werk [X] 15 aan 09 Verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten van het audiovisueel werk [X]
15
6. Op het moment van de aflossing van de schuldvordering 20. De volgende boeking vindt plaats: 550
Kredietinstellingen: rekening-courant aan 416 Vorderingen op ten hoogste één jaar
40 40
7. Op het moment van de definitieve vrijstelling of van het verlies van de vrijstelling 21. Indien alle door de wet voorgeschreven voorwaarden werden nageleefd, geniet de investeerder van een definitieve vrijstelling van de winst die tot op dat moment slechts tijdelijk was vrijgesteld. Deze definitieve vrijstelling van de winst wordt als volgt weergegeven (in de veronderstelling dat 150 tijdelijk werd vrijgesteld): 132
Belastingvrije reserves aan 133 Beschikbare reserves
150 150
22. In het tegenovergestelde geval, met andere woorden tijdens de fase van de tijdelijke vrijstelling, wanneer één of meerdere voorwaarden niet (meer) zijn vervuld, verliest de investerende vennootschap het genot van de vrijstelling van de voornoemde winst. Op het moment van het verlies van de vrijstelling, wordt de volgende boeking verricht: 132
Belastingvrije reserves aan 789 Onttrekkingen aan de belastingvrije reserves
150 150
9