VOORWOORD Voor dit bacheloronderzoek, wat ik met veel plezier bijna 3 maanden heb gevolgd, zou ik graag enkele mensen willen bedanken. Als eerste Sanderine Nonhebel, die als eerste begeleider heeft opgetreden tijdens dit onderzoek. Als tweede mijn kamergenoten, die mij soms met leuke verhalen goed van mijn werk konden houden, maar er wel voor hebben gezorgd dat het onderzoek doen erg gezellig was. Als laatste wil ik graag de hele afdeling IVEM van de Rijksuniversiteit Groningen bedanken, voor de gezelligheid in de pauze’s, de leuke feitjes die ik allemaal te weten ben gekomen en het accepteren van mij, als bachelorstudent, in hun groep. Verder wil ik de lezer van dit rapport veel plezier wensen.
SAMENVATTING Biodiesel gemaakt van landbouwgewassen levert problemen op doordat de productie ten koste gaat van landbouwgrond voor voedsel. Daarom moet er gekeken worden naar bijvoorbeeld de reststromen in de samenleving die als biodiesel gebruikt zouden kunnen worden. Een voorbeeld van zo’n reststroom is frituurvet. Frituurvet is in Nederland verdeeld over de horeca, de aardappelverwerking en de huishoudens. Alle sectoren gebruiken dit frituurvet anders. Tijdens het gebruik degenereert het frituurvet. Dit proces kan versneld worden door verschillend gebruik van frituurvet. De aardappelverwerking gaat zo met het frituurvet om, dat het niet snel degenereert, waardoor de afvalstroom frituurvet uit de aardappelverwerking erg klein is. De horeca gaat juist zo met het frituurvet om, dat de kwaliteit erg snel vermindert, en dat het erg snel vervangen moet worden. Hierdoor is de afvalstroom in de horeca groter. In de huishoudens staat de frituurpan het grootste deel van de tijd in de kast niets te doen, en wil het frituurvet nog wel eens bederven. Uiteindelijk is er een afvalstroom van 10 kton (10% van de instroom) uit de aardappelverwerking, 43 kton (50% van de instroom) uit de huishoudens en 60 kton (50% van de instroom) uit de horeca. Ook wordt er in Nederland nog 60 kton frituurvet uit het buitenland verwerkt. Vanuit de horeca en aardappelverwerking gaat het frituurvet voornamelijk naar de zeepindustrie. Vanuit de huishoudens gaat het in de grijze bak en in de meeste gevallen in het riool. Van deze stroom kan biodiesel gemaakt worden, of het kan verbrand worden in een elektriciteitscentrale. Als gekeken wordt naar het percentage joule dat vervangen kan worden van de fossiele brandstoffen, is dit bij het gebruik als biodiesel gezamenlijk 0,16 %. Bij verbranding in een elektriciteitscentrale is dit 0,21%. Als gekeken wordt naar de vervanging van diesel als autobrandstof, kan afgewerkt frituurvet 4,35% van de totale diesel vervangen. Hierbij is echter aan te merken dat de aardappelverwerking en de horeca niet echt een reststroom frituurvet hebben. De stroom wordt gebruikt in de zeepverwerking. Het is niet nuttig om een compleet nieuw systeem op te zetten voor het kleine aandeel dat de huishoudens kunnen leveren aan vervanging van diesel. Hiervoor levert het te weinig energie op. Daarom zullen huishoudens hun frituurvet in de grijze bak moeten gooien, zodat het verbrand kan worden in een elektriciteitscentrale. Dit is echter een conclusie voor Nederland. Het zou kunnen dat het in andere landen wel mogelijk is. In de Verenigde Staten wordt bijna 3 keer zoveel afgewerkt frituurvet per hoofd van de bevolking afgevoerd dan in Nederland. Het is erg afhankelijk per land.
ABSTRACT Biodiesel made out of SVO (Straight Vegetable Oil), which means you plant the source of the SVO specially for this goal, can give many problems because the land that is used, is normally used by farmers, for plants used for food. That’s why we have to look at used vegetable oils which we can use to produce biodiesel. A possibility can be Waste Frying Oil. Frying oil in the Netherlands is divided over the Hotel and Catering industry, the potato industry and the households. Every sector uses the frying oil differently. While using the oil, it’s degenerating. This process can go faster if you use the oil differently. The potato industry uses the oil the way it’s not degenerating so fast. Because of this, they have les waste frying oil then other sectors. The hotel and catering industry uses the frying oil differently. There the quality of the oil is decreasing very fast. Because of this, they have more waste. In households the most time of the week the frying pan is not used. This is why in households the frying oil can go bad. Finally there’s a waste of 10 kton (That’s 10% of the input) out of the potato industry, 43 kton (50% of the input) out of the households and 60 kton (also 50% of the input) out of the Hotel and Catering industry. There’s also 60 kton imported in Holland out of the foreign Hotel and Catering industry. The Hotel and Catering- and potato industry give their wasted oils to the soap industry. The households can put it in the garbage but mostly flush it through the toilet. This waste can be transformed into biodiesel and it can be burned to make electricity. If you look at the percentage Joule you can replace by both methods, with reference to fossil fuels, you can replace 0.16% if you make biodiesel out of it, and 0.21% if you burn it to make electricity. If you look at replacement of normal diesel, to replace oil, you can replace 4.35% of the total diesel use in the Netherlands. The problem is that the wasted oil which comes from the Hotel and Catering industry and the potato industry, is not really waste. It’s already used to make soap. The households have very little share in replacing fossil fuels, so to come op with a whole new system isn’t looking so necessary. It’s just to little help. This is why every household should put it’s waste frying oil in the garbage. The garbage is already collected and burned to make electricity, so you don’t have to come op with a whole new system. This conclusion works for the Netherlands, but in other country’s they have other eating habits. For example in the USA, they have almost 3 times as much waste frying oil per person then in the Netherlands. Maybe there it could be useful to make biodiesel out of the wasted oils.
INHOUDSOPGAVE INLEIDING 9 1. HET SYSTEEM FRITUURVET 11 1.1. Frituren--------------------------------------------------------------------------------------- 11 1.2. Frituurvet ------------------------------------------------------------------------------------ 11 1.3. Productie van frituurvet-------------------------------------------------------------------- 12 1.3.1. Productieketen van sojaolie --------------------------------------------------------- 12 1.3.2. Productieketen van zonnebloemolie ------------------------------------------------ 12 1.3.3. Productieketen van olijfolie --------------------------------------------------------- 13 1.4. Gebruikers van frituurvet in de maatschappij ------------------------------------------ 13 1.4.1. Horeca ---------------------------------------------------------------------------------- 13 1.4.2. Aardappelverwerking----------------------------------------------------------------- 13 1.4.3. Huishoudens --------------------------------------------------------------------------- 13 1.5. Degeneratie van frituurvet----------------------------------------------------------------- 14 1.5.1. Oxidatie--------------------------------------------------------------------------------- 14 1.5.2. Hydrolyse------------------------------------------------------------------------------- 14 1.5.3. Polymerisatie -------------------------------------------------------------------------- 14 1.5.4. Isomerisatie ---------------------------------------------------------------------------- 14 1.5.5. Ringvorming --------------------------------------------------------------------------- 14 1.5.6. Bederven-------------------------------------------------------------------------------- 14 1.6. Gebruik van frituurvet --------------------------------------------------------------------- 14 1.6.1. Horeca ---------------------------------------------------------------------------------- 15 1.6.2. Aardappelverwerking----------------------------------------------------------------- 15 1.6.3. Huishoudens --------------------------------------------------------------------------- 15 1.7. Afvalstroom --------------------------------------------------------------------------------- 15 1.7.1. Horeca ---------------------------------------------------------------------------------- 15 1.7.2. Aardappelverwerking----------------------------------------------------------------- 16 1.7.3. Huishoudens --------------------------------------------------------------------------- 16 2. GROOTTE VAN DE FRITUURVETSTROMEN 19 2.1. Reststromen --------------------------------------------------------------------------------- 19 2.1.1. Horeca ---------------------------------------------------------------------------------- 19 2.1.2. Aardappelverwerking----------------------------------------------------------------- 19 2.1.3. Huishoudens --------------------------------------------------------------------------- 19 2.2. Instroom frituurvet ------------------------------------------------------------------------- 20 2.2.1. Horeca ---------------------------------------------------------------------------------- 20 2.2.2. Aardappelverwerking----------------------------------------------------------------- 20 2.2.3. Huishoudens --------------------------------------------------------------------------- 20 3. ENERGIE OPWEKKING UIT FRITUURVET 23 3.1. Biodiesel ------------------------------------------------------------------------------------- 23 3.1.1. Productie ------------------------------------------------------------------------------- 23 3.1.2. Dieselverbruik in Nederland -------------------------------------------------------- 24 3.1.3. Biodiesel verbruik --------------------------------------------------------------------- 25 3.1.4. Hoeveelheid biodiesel die geproduceerd kan worden --------------------------- 25 3.1.5. Totale energie in Joule --------------------------------------------------------------- 26 3.2. Verbranding in elektriciteitscentrale----------------------------------------------------- 27 4. DISCUSSIE 29
4.1. Reststroom----------------------------------------------------------------------------------- 29 4.2. Aannames------------------------------------------------------------------------------------ 29 4.3. Uitlaatgassen -------------------------------------------------------------------------------- 29 4.4. Geurhinder----------------------------------------------------------------------------------- 30 4.5. Inzameling ----------------------------------------------------------------------------------- 31 4.6. Schadelijke stoffen ------------------------------------------------------------------------- 31 4.7. Andere landen------------------------------------------------------------------------------- 31 5. CONCLUSIE 33 BRONNENLIJST 35 BIJLAGE 1 39 BIJLAGE 2: BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN 41
INLEIDING Fossiele brandstoffen worden schaars. Bovendien zijn ze milieuvervuilend. De brandstoffen worden onder andere gebruikt om energie op te wekken in een energiecentrale, door ze te verbranden en als brandstof in auto’s. Door groei van de wereldbevolking en toename van het verkeer zal het verbruik van fossiele brandstoffen in het verkeer alleen maar toenemen. In 2010 wordt verwacht dat de sector verkeer verantwoordelijk is voor 20% van de nationale CO2 (koolstofdioxide) uitstoot (Ministerie van VROM). Om het gebruik van fossiele brandstoffen, en daarmee de CO2 uitstoot, te reduceren, moeten andere oplossingen bedacht worden. Een mogelijke vervanging voor gewone diesel is biodiesel. Biodiesel is dieselolie gewonnen uit landbouwgewassen, bijvoorbeeld koolzaad (Van Dale woordenboek). Van biodiesel wordt door sommigen gezegd dat het een klimaatneutrale brandstof is, omdat evenveel CO2 uitgestoten wordt als opgenomen is door de landbouwgewassen (Ranganathan S.V. et al., 2007). Hier is echter nog veel discussie over. Anderen zijn namelijk van mening dat door de verbranding van bomen om bouwland te creëren voor de landbouwgewassen, de brandstof indirect niet klimaatneutraal is (Steenblik R., 2006). Bomen nemen CO2 uit de lucht op om te verwerken in de fotosynthese. De CO2 die opgenomen is tijdens het leven van de boom komt weer vrij bij verbranding. Biodiesel lijkt dus niet de ideale oplossing, omdat er nog een aantal haken en ogen aanzitten. Naast het feit dat bossen gekapt of verbrand worden om de biodiesel te produceren, wordt ook landbouwgrond, bestemd voor voedselproductie, gebruikt om landbouwgewassen te verbouwen die geschikt zijn voor de productie van biodiesel. Hierdoor stijgen de voedselprijzen. Deze stijging leidt in Nederland tot hogere productprijzen. In derde wereldlanden kan het echter verstrekkende gevolgen hebben. Doordat de landbouwgewassen en landbouwgrond waar normaal gesproken voedsel van wordt gemaakt, gebruikt worden voor biodiesel, is er geen voedsel meer te krijgen of is dit zo duur, dat het onbetaalbaar is. Hierdoor kan een voedselcrisis ontstaan (Stil H. (2007)) (Klomp H. (2008)). Toch is het streven van de overheid in Nederland om in 2010 5.75% van de brandstoffen vervangen te hebben voor biobrandstof. In 2020 moet dit zelfs 10% zijn (Bondt N. et al., 2008). Om dit op een verantwoorde manier te bereiken zal er een andere oplossing gevonden moeten worden. Een oplossing die niet zorgt voor extra problemen. Door te kijken naar reststromen binnen de samenleving, zou je de problemen weg kunnen vangen die ontstaan bij het verbouwen van landbouwgewassen speciaal voor de biodiesel productie. Een reststroom is een stroom in de samenleving waar niets meer mee gedaan wordt. Het is afval. Door een reststroom te gebruiken voor nieuwe doeleinden verminder je de hoeveelheid afval in de samenleving. Een mogelijke reststroom die gebruikt zou kunnen worden om te dienen als biodiesel is afgewerkt frituurvet. Afgewerkt frituurvet zorgt in de maatschappij voor problemen omdat veel mensen niet weten wat ze met deze reststroom aan moeten. Vaak wordt frituurvet nog door de wc gespoeld, waardoor verstoppingen op kunnen treden (Rioolhulp.nl). Door frituurvet op te werken tot biodiesel, zou je een oplossing kunnen hebben voor de problemen die het afval frituurvet oplevert en zou je bovendien een vervanging kunnen hebben voor diesel of biodiesel gemaakt uit landbouwgewassen. Er zouden geen fossiele brandstoffen meer gebruikt worden en er hoeft ook geen land plat gebrand te worden. De vraag die ik wil gaan beantwoorden in dit verslag is dan ook wat de mogelijkheden zijn voor het gebruik van frituurvet als biobrandstof. Om deze vraag te beantwoorden, heb ik het volgende gedaan. Frituurvet lijkt dus een mogelijkheid om biodiesel te vervangen. Ook hier kunnen zich echter problemen voordoen. Vandaar dit onderzoek. Om te beginnen ben ik gaan kijken naar de stroom frituurvet. Wat is frituurvet, hoe wordt het gemaakt, waar gaat het gemaakte frituurvet heen in de
9
maatschappij, hoe wordt het frituurvet daar gebruikt en waar komt het afgewerkte frituurvet terecht. Daarna ben ik gaan kijken naar de grootte van deze frituurvet stromen. Vervolgens ben ik gaan kijken hoe frituurvet kan bijdragen aan de energielevering in de maatschappij en heb ik de verschillende mogelijkheden vergeleken met elkaar, om de beste mogelijkheid eruit te krijgen. Het doel van dit onderzoek is om de hoofdvraag te beantwoorden en te kijken of frituurvet mogelijk gebruikt kan worden als biobrandstof. Hierbij gaat het om frituurvet binnen Nederland, en het brandstof- en energieverbruik binnen de Nederlandse huishoudens. Voor dit onderzoek heb ik informatie gezocht op vele internetsites, nieuwssites, artikelen en databanken (bijvoorbeeld CBS). Aan de hand van deze informatie heb ik aannames gemaakt en berekeningen uitgevoerd, die leiden tot een conclusie.
10
1. HET SYSTEEM FRITUURVET 1.1. Frituren Om te beginnen aan dit onderzoek moet eerst duidelijk zijn wat frituren is, waarom mensen eigenlijk frituren en wat er gebeurt tijdens het frituren. Anders is het niet duidelijk waarom frituurvet bestaat. Frituren is, volgens het Van Dale woordenboek der Nederlandse Taal, het bakken door onderdompeling in hete olie of vet. In de praktijk gebeurt dit meestal in een frituurpan. Frituurpannen kunnen van verschillende grootte zijn. In deze frituurpan wordt olie of vet gedaan, wat vervolgens opgewarmd wordt. Bij een frituurpan zit meestal een mandje, waar de te frituren producten in gedaan kunnen worden. Producten die gefrituurd kunnen worden zijn bijvoorbeeld patat en verschillende snacks, zoals frikadellen, kroketten, kaassoufflés. Deze producten worden voor een bepaalde tijd ondergedompeld in het hete vet of de olie. Als ze klaar zijn, worden ze uit het vet gehaald en opgegeten. Vervolgens kunnen er weer nieuwe producten in de frituurpan. Het vet wordt dus “hergebruikt”. Tijdens het frituren wordt op hoge temperatuur (rond de 180°C) een product voorzien van een knapperige korst. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de binnenkant van het product gaar wordt. Dit betekent dat niet op al te hoge temperatuur gefrituurd mag worden, aangezien dan de buitenkant eerder klaar is dan de binnenkant. Producten zullen dus of niet gaar zijn van binnen, of verbranden. Tijdens het frituren wordt een gedeelte van het frituurvet waar in gebakken wordt, opgenomen door de producten. Er zijn verschillende redenen om te frituren. Frituren is een gemakkelijke manier van eten bereiden. Je hoeft het product alleen maar in de olie te gooien en na ongeveer 5 minuten (afhankelijk per product) weer uit de olie te halen. Er hoeft niet gedraaid of geroerd te worden en het is snel klaar. Bovendien is het een geheel andere smaak dan bakken of koken. 1.2. Frituurvet
Figuur 1: Vorming van triglyceride
Voordat iets over de productie of het gebruik van frituurvet gezegd kan worden, is het belangrijk om te weten hoe frituurvet eruit ziet. Het frituurvet dat in Nederland gebruikt wordt bestaat voor 100% uit triglycerides. Een triglyceride is een glycerol, waarbij de –OH groepen vervangen zijn voor vetzuren (Bruice P.Y., 2004). Dit is te zien in figuur 1. Of het vet vloeibaar of vast is, hangt af van de structuur van dit vrije vetzuur. Als er geen dubbele bindingen in zitten, zoals op het plaatje het geval is, kunnen de drie vrije vetzuren geordend naast elkaar zitten. Door de goede mogelijkheid tot rangschikking krijg je vast vet, met een hogere smelttemperatuur. Bij onverzadigde vetzuren heb je dubbele bindingen in het vetzuur.
Hierdoor zijn de vetzuren niet meer recht, waardoor ze minder makkelijk geordend kunnen worden, en niet meer op elkaar passen. Hierdoor kan het frituurvet niet stollen bij kamertemperatuur
11
omdat de smelttemperatuur lager ligt. Het vet blijft hierdoor vloeibaar (Bruice P.Y., 2004). Vloeibaar frituurvet is gezonder dan vast frituurvet, omdat de onverzadigde vetzuren het cholesterolgehalte omlaag helpen (Voorlichtingsbureau margarine vetten en oliën, Horeca Nederland). 1.3. Productie van frituurvet De belangrijkste producenten van frituurvet in Nederland zijn Van Dijk Foodservice B.V. (Gouda’s Glorie, Diamant), Remia en Romi (Hulshof P. et al., 2005). Zij produceren frituurvet van landbouwgewassen, elders verbouwt. Om dus echt bij het begin te beginnen, moet begonnen worden bij de verbouwing van landbouwgewassen om frituurvet van te maken. Frituurvet kan gemaakt worden van onder andere sojabonen, zonnebloempitten, olijven en dierlijke vetten. De meeste producten die in de winkel te vinden zijn, zijn een mengsel van de eerste drie. Bij vast frituurvet komt nog wel eens voor dat er dierlijk vet in zit. Bij vloeibaar frituurvet niet. 1.3.1. Productieketen van sojaolie Oorspronkelijk is de sojaplant een subtropische plant, maar door veredeling is de plant tegenwoordig te verbouwen tot 52° noorderbreedte. De enige beperkende factor is de daglengte. De 10 landen die de meeste soja verbouwen liggen in Noord- en Zuid Amerika en Azië. Na het zaaien, dat in de VS rond mei en juni gebeurt, duurt het 75 tot 80 dagen voordat de plant volgroeid is en geoogst kan worden. De bonen worden vervolgens schoongemaakt, gedroogd, gespleten, ontvliest, geconditioneerd en geplept. Hierbij ontstaan sojavlokken. Figuur 2: 10 landen waar de meeste soja geproduceerd wordt Afkomstig van nl.wikipedia.org/wiki/sojaboon Deze ondergaan een hexaanbehandeling, waarna er ruwe sojaolie ontstaat. Dit wordt ontgomt (verwijderen van sericinelaagje met behulp van hete zeepoplossing), geneutraliseerd, gebleekt en gedesodoriseerd (ontdoen van geur). De geraffineerde sojaolie die hierbij ontstaat moet nog twee behandelingen ondergaan, namelijk hydrogenatie en transeterificatie. Dan is het klaar om verkocht te worden als margarine of (bak)olie (Hin C.J.A., 2002). 1.3.2. Productieketen van zonnebloemolie Zonnebloemen zijn eenjarige planten. Een van de grootste producenten van zonnebloemolie tegenwoordig is Rusland (De tuin wiki). Ook in Frankrijk zijn altijd grote velden met zonnebloemen te vinden. Zonnebloemen moeten op een afstand van één meter bij elkaar vandaan worden geplant. Bij de verwerking worden alle grove, niet bruikbare materialen verwijdert. Vervolgens wordt de schil van de zonnebloempit verwijdert en worden de zaden gebarsten. De zaden worden geperst en vervolgens met een solvent geëxtraheerd. Hiervoor wordt meestal hexaan gebruikt (Hyfoma).
12
1.3.3. Productieketen van olijfolie Olijven groeien aan olijfbomen en groeien het beste in de landen rond de Middellandse Zee (Wine&OliveLive). De rijpe olijven worden geplukt of van de boom geschud. Rijpe olijven, die tussen de 38 en 58% olie bevatten, moeten zo snel mogelijk verwerkt worden, aangezien lipasen in de pulp zorgen voor snelle hydrolyse van de olie (Hyfoma). Traditioneel werden olijven met stenen molens vermalen tot een paste. Tegenwoordig wordt dit gedaan met moderne molens, waarna de pulp gestampt wordt. De ontstane pulp wordt geperst, en de persolie wordt gezuiverd door bezinking of centrifugeren (Hyfoma). Koud persen wordt meestal gevolgd door warm persen (bij 40ºC). De geperste pulp bevat nog ongeveer 8-15% relatief donkere olie. Dit kan geëxtraheerd worden met hexaan en gebruikt worden voor technische doeleinden (Hyfoma). De aan het einde overgebleven pulp, kan gebruikt worden als brandstof (Hyfoma). 1.4. Gebruikers van frituurvet in de maatschappij Na productie gaat frituurvet de maatschappij in. Het wordt verdeeld over verschillende sectoren binnen de maatschappij. Een deel gaat naar de voedings- en genotsmiddelen industrie (VGI). De VGI is in dit geval, als het gaat over frituurvet, de aardappelverwerking. Ook een groot gedeelte van het frituurvet gaat de horeca in (Infomil, 2003), en daarnaast gaat ook nog een deel van het frituurvet naar de supermarkten, waar het verkocht wordt aan huishoudens (BTG Biomass Technology Group B.V, 2002) (Bouwmeester H., 2006). 1.4.1. Horeca Onder horeca wordt verstaan alle eetgelegenheden waar men in aanraking komt met frituurvet. Hierbij kan ondermeer gedacht worden aan een snackbar, grote keukens, (sport)kantines en catering bedrijven (Koninklijke Horeca Nederland). De horeca krijgt het frituurvet aangeleverd via groothandels, in emmers met 10 liter inhoud bij vloeibaar frituurvet en in grote blokken bij vast vet. Uit onderzoek door de Voedsel en Waren Autoriteit in 2005 is gebleken dat ongeveer 1/3 van de horeca ondernemingen vloeibaar frituurvet gebruikt (Voedsel en Waren Autoriteit, 2005). Dit wordt steeds meer door verschillende campagnes als bijvoorbeeld “Verantwoord Frituren” (Voorlichtingsbureau margarine vetten en oliën, Horeca Nederland). 1.4.2. Aardappelverwerking In de aardappelverwerkingsindustrie worden aardappelen verwerkt tot bijvoorbeeld voorgebakken patat, voorgebakken aardappelschijfjes en chips. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan de bedrijven Aviko en McCain. Het verwerken van de aardappelen gebeurt, na sorteren en voorbehandelen, in enorme frituurpannen. Bij Aviko wordt gebruik gemaakt van olijfolie, zonnebloemolie en palmolie, afhankelijk van het product (Aviko). McCain maakt gebruik van palmolie en zonnebloemolie (McCain). 1.4.3. Huishoudens De kleinste sector in de frituurvetstroom zijn de huishoudens. Huishoudens kunnen via hun supermarkt frituurvet krijgen, in vloeibare of vaste vorm. Meestal gaat dit in hoeveelheden van 2 tot 3 liter per verpakking. De vloeibare frituurvetten in de supermarkt bestaan uit plantaardige olie, van verschillende soorten, zoals zonnebloemolie en olijfolie of een combinatie.
13
1.5. Degeneratie van frituurvet Tijdens het gebruik van frituurvet wordt het frituurvet verwarmd tot een temperatuur van ongeveer 180ºC. Bovendien worden er producten in gebakken. Door de toestanden waarin frituurvet zich bij gebruik gaat bevinden, is het gebruik van frituurvet niet oneindig. Op een gegeven moment wordt de kwaliteit zodanig dat het frituurvet vervangen dient te worden. Dit komt door verschillende processen die kunnen optreden tijdens het frituren. 1.5.1. Oxidatie Bij oxidatie breken de vetzuren af door reactie met zuurstof. Hierdoor gaat het frituurvet stinken (Voorlichtingsbureau margarine vetten en oliën, Horeca Nederland). Onverzadigde vetzuren reageren eerder met zuurstof dan verzadigde vetzuren. Dit betekent dat vloeibaar frituurvet eerder vervangen moet worden dan vast. 1.5.2. Hydrolyse Bij hydrolyse worden vetmoleculen omgezet in glyceriden en het zout van de vrije vetzuren (Bruice P.Y., 2004). Dit gebeurt onder invloed van de aanwezigheid van water. In de horeca en in de huishoudens worden vaak diepgevroren producten gefrituurd die niet eerst ontdooit zijn. Dit betekent dat er veel vocht aanwezig is. Ook in de aardappelverwerking bevindt zich water in de producten voordat ze de frituur ingaan, doordat de producten voor het frituren geblancheerd worden om de suikers weg te spoelen. Dit gebeurt om te voorkomen dat de voorgebakken aardappelproducten te bruin worden (Aviko) (McCain). 1.5.3. Polymerisatie Bij polymerisatie worden de kortere vetzuren samengevoegd tot polymeer onder invloed van de temperatuur. Dit is te merken aan de verhoogde viscositeit van het frituurvet. Dit is opnieuw een vorm van degeneratie die eerder optreedt bij onverzadigde vetten. Bij vloeibaar frituurvet zal dit dus eerder te zien zijn (Bruice P.Y., 2004). 1.5.4. Isomerisatie Bij isomerisatie transformeert een molecuul van het ene isomeer in een ander isomeer. De ruimtelijke structuur veranderd hierbij, waardoor de kwaliteit sterk achteruit kan gaan. De eigenschappen kunnen bij twee isomeren namelijk sterk verschillend zijn (Bruice P.Y., 2004). 1.5.5. Ringvorming Bij ringvorming vormen zich cyclische vetzuur monomeren. Deze zijn erg toxisch en kunnen schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid, door snelle opname in het intestinale systeem (Romero A., 2006). 1.5.6. Bederven Doordat frituurvet een plantaardig of dierlijk product is, kan frituurvet ook zonder het te gebruiken, bederven (Diamant FAQ). Door deze degeneratie van frituurvet moet frituurvet vervangen worden door nieuw frituurvet en krijg je een afvalstroom. 1.6. Gebruik van frituurvet Degeneratie van frituurvet is niet te voorkomen, maar wel uit te stellen. Door bijvoorbeeld nauwelijks water in de frituur te krijgen, voorkom je dat veel hydrolyse optreed. Helemaal te voorkomen is het natuurlijk nooit (producten bevatten zelf ook vocht), maar het uitstellen van degene-
14
ratie is goed mogelijk. In de praktijk wordt hier echter niet altijd op de juiste manier mee omgegaan, waardoor frituurvet soms eerder degenereert dan nodig is. Per sector is de manier waarop met dit frituurvet omgegaan wordt erg verschillend. 1.6.1. Horeca In de horeca wordt (bijna) elke dag het frituurvet opgewarmd en bij sluiting weer afgekoeld. De processen genoemd in 1.5. kunnen uitgesteld worden door bijvoorbeeld geen water in de frituurpan te gooien, geen zout en door verschillende frituurpannen te gebruiken voor snacks (vaak met paneermeel) en aardappelproducten (patat). In de praktijk blijkt echter dat in de horeca de tijd belangrijker is dan het goed gebruiken van frituurvet. Het is belangrijk dat klanten zo snel mogelijk eten krijgen. Als het frituurvet daardoor een keer vaker vervangen moet worden, is dat niet erg. Patat wordt opnieuw in de frituur gedaan als er al zout op zit, producten worden diepgevroren met aanhangende klonten ijs in de frituur gegooid. Vaak wordt eenzelfde frituur gebruikt voor patat en snacks, waarbij bijvoorbeeld paneermeel (kaassoufflé, kroket) vaak restjes achter laat in de frituur. Kleine hoeveelheden patat blijven in het frituur liggen totdat ze geheel verkoold zijn. Hierdoor degenereert het frituurvet snel en zal het eerder vervangen moeten worden. Bovendien is de horeca gebonden aan regels, opgelegd door de hygiëne code. Er zijn bepaalde eisen waaraan het vet moet voldoen, bijvoorbeeld een DPTG (Dipolymere Triglyceride) percentage van lager dan 16% (wettelijke eis) en een zuurgetal lager dan 5 mg KOH/g (advies). Als aan deze eisen en adviezen niet meer wordt voldaan, moet het vet vervangen worden (Bedrijfschap Horeca en Catering, 2004). 1.6.2. Aardappelverwerking In de aardappelverwerkingsindustrie blijven de grote frituurbakken dag en nacht aanstaan. Het frituurvet wordt niet opgewarmd en weer afgekoeld, maar blijft de hele dag en de hele nacht op ongeveer dezelfde temperatuur. Anders dan in de horeca, wordt hier maar een product per frituurbak geproduceerd. De meeste producten die gefrituurd worden, hebben geen paneermeel. Bovendien worden de producten voorgebakken en niet afgebakken. Er “verbrand” niets in het frituur, in tegenstelling tot de horeca, omdat voor de verbranding het product al uit de olie is gehaald. Daarnaast wordt in de aardappelverwerkingsindustrie veel dunne aardappelproducten geproduceerd, zoals chips. Dunne aardappelproducten nemen erg veel vet op, waardoor er minder vet zal overblijven in de afvalstroom (Janssens S.R.M. et al., 2006). 1.6.3. Huishoudens In huishoudens wordt de frituurpan gemiddeld ongeveer eens per week gebruikt. De rest van de tijd staat de frituurpan inclusief het frituurvet ongebruikt in de kast. Door het weinige gebruik zal het frituurvet niet snel degenereren. Wel is frituurvet een plantaardig product, wat kan bederven. Om verantwoord te frituren wordt vaak aangeraden om maximaal 10 keer gebruik te maken van hetzelfde frituurvet, en het vervolgens te vervangen. Ook wordt aangeraden om in ieder geval na 3 maanden het frituurvet te vervangen, omdat frituurvet een plantaardig product is en kan bederven (Diamant FAQ).
1.7. Afvalstroom Door het verschillende gebruik van het frituurvet, verschilt ook de afvalstroom in grootte, kwaliteit en verwerking. Bovendien zijn de inzamelingsmogelijkheden verschillend. 1.7.1. Horeca In de horeca wordt regelmatig, door de strenge voorschriften, het frituurvet vervangen. Het afgewerkte frituurvet kan ingeleverd worden bij de gemeente, maar wordt eigenlijk altijd opgehaald
15
door een erkend inzamelingsbedrijf. Zij leveren tonnen aan, waar het afgewerkte frituurvet in verzameld kan worden en halen deze regelmatig op. Zij zorgen vervolgens voor verwerking (Bedrijfschap Horeca en Catering, 2004). Eerder werd afgewerkt frituurvet voornamelijk verwerkt in veevoeder. Dit is echter sinds een aantal jaar verboden door een verordening van het productschap MVO, omdat de veiligheid niet gewaarborgd kan worden van het frituurvet. Door frituurvet aan dieren te geven die bestemd zijn voor menselijke consumptie, kan contaminatie optreden van ziektes, omdat in frituurvet ook dierlijk vet aanwezig kan zijn, door bijvoorbeeld het frituren van dierlijke producten als frikadellen. Vandaar dat al het frituurvet uit de horeca tegenwoordig wordt verwerkt bij zeepproductie of in verbrandingsovens (BTG Biomass Technology Group B.V., 2002). Bij deze eigen afvalstroom komt ook nog een groot deel frituurvet geïmporteerd uit het buitenland, om hier verwerkt te worden (Infomil, 2003). 1.7.2. Aardappelverwerking Ook in de aardappelverwerking wordt het frituurvet ingezameld door erkende verwerkingsbedrijven (Van Wijk&Olthuis )(Vetsmelterij BeneluxvetBV). Na inzameling kan het gebruikt worden in de zeepindustrie en in verbrandingsovens, net als het frituurvet in de horeca (BTG Biomass Technology Group B.V., 2002). 1.7.3. Huishoudens In huishoudens wordt het frituurvet minder regelmatig ververst. Ongeveer eens in de drie maanden komt er nieuw frituurvet in de frituurpan. Frituurvet kan soms ingeleverd worden bij de gemeenten. Ook staan op sommige plekken in Nederland in de supermarkten inleverdepots (gele containers) voor frituurvet (Bioking, biodiesel equipment) (Van Wijk&Olthuis). Een mogelijkheid is bovendien om het in de grijze bak te deponeren. Toch wordt vaak door huishoudens het frituurvet door de wc gespoeld. Dit levert problemen door verstoppingen in het riool (Stadswerken Gemeente Utrecht) (Stichting RioNed). Uiteindelijk is deze frituurvet stroom binnen de maatschappij samen te vatten in een schema, te zien in figuur 3.
16
Persing
Groothandel
Aardappel verwerking
Supermarkt
Horeca
Frituurvet inzamelaar
Huishoudens
Zeepproductie
Verbranding in elektriciteitscentrale
Grijze bak
Inzameling in gele containers
Opwerking tot biodiesel
riool
Figuur 3: Verdeling frituurvet binnen maatschappij
17
18
2. GROOTTE VAN DE FRITUURVETSTROMEN 2.1. Reststromen Er zijn geen bronnen om de grootte van de frituurvetstromen aan te geven vanuit de productieketen. Er wordt vet geproduceerd dat vervolgens de maatschappij in gaat als slaolie, bakolie, margarine, frituurvet enzovoort. Wel zijn er meerdere bronnen die aangeven hoeveel de reststroom frituurvet is uit de verschillende sectoren. Vandaar dat er terug geredeneerd moet worden vanuit deze reststromen, naar de productie. 2.1.1. Horeca Er zijn meerdere schattingen bekend over de reststroom afgewerkt frituurvet die vrijkomt uit de horeca. Infomil, een schakel tussen de beleidsmakers zoals het ministerie van VROM en de uitvoerenden zoals gemeenten, op het gebied van milieubeleid, is onderdeel van Senter Novem en maakt een schatting over de hoeveelheid frituurvet die in Nederland vrijkomt (Infomil, 2003). Ook in een onderzoeksrapport voor NOVEM, uitgevoerd door BTG Biomass Technology Group B.V. is een nauwkeurige schatting gedaan (BTG Biomass Technology Group B.V., 2002). Deze schattingen komen met elkaar overeen en komen allen uit op 120 kton frituurvet. Uit de gegevens van Infomil blijkt ook dat van deze 120 kton reststroom frituurvet, 60 kton uit het buitenland geïmporteerd wordt (Infomil, 2003). Deze 60 kton wordt ook verwerkt in Nederland. 2.1.2. Aardappelverwerking Er zijn ook verschillende bronnen die schattingen maken van de hoeveelheid frituurvet die vrijkomt uit de aardappelverwerkingsindustrie. Deze schattingen zijn gelijk aan elkaar. Door de Animal Science Group in Wageningen en het LEI in Wageningen (Voor ontwikkeling van economische kennis op het gebied van voedsel en landbouw voor overheden en het bedrijfsleven) is een schatting gemaakt voor het RIKILT – Instituut voor voedselveiligheid (Bouwmeester H., 2006). De schatting komt overeen met een schatting gemaakt door BTG Biomass Technology Group B.V. in hun onderzoeksrapport uitgevoerd voor NOVEM (BTG Biomass Technology Group B.V., 2002). De schatting komt neer op een reststroom van 10 kton afgewerkt frituurvet die vrij komt per jaar uit de aardappelverwerking. 2.1.3. Huishoudens Over huishoudens is minder informatie te vinden. Dit is te verklaren omdat huishoudens vaak zelf hun frituurvet “verwerken” door het in de grijze bak te gooien, door de wc te spoelen of in te leveren bij de verzamelplaatsen. Omdat het niet algemeen ingeleverd wordt, zoals gebeurt in horeca en aardappelverwerking, zijn de cijfers niet bekend. Er zijn bronnen die schattingen geven en hierbij verwijzen naar het productschap MVO (margarine, vetten en oliën), maar bij MVO zijn deze cijfers niet terug te vinden. Vandaar dat ik zelf een schatting moest maken. Deze is gebaseerd op verschillende gegevens. Als eerste ben ik gaan kijken naar de gemiddelde inhoud van een normale frituurpan, die bij mensen thuis gebruikt wordt. Hiervoor heb ik gekeken op verschillende sites van Wehkamp en Kijkshop en heb ik het gemiddelde genomen van alle frituurpannen die daar te koop aangeboden werden. Dit was een gemiddelde van 3,0 liter per frituurpan. Een aanname die hier wordt gedaan is de aanname dat elk huishouden een frituurpan heeft. Aangezien door allerlei instanties aangeraden wordt om na 10 keer frituren en in ieder geval na elke 3 maanden het frituurvet te verschonen, ben ik er vanuit gegaan dat elk huishouden 4 maal per jaar zijn frituurvet verschoont (Als men eens per week frituurt dan wordt er in 3 maanden ook ongeveer 10 keer gefrituurd). Dit komt neer op een hoeveelheid instroom van 12 liter schoon frituurvet per
19
huishouden. Het BBT Kenniscentrum Emis, het energie en milieu informatiesysteem voor het Vlaamse gewest, heeft uitgezocht dat 40-60% van het schone frituurvet verdwijnt in de voeding die gefrituurd wordt (Emis, 2001). Dit betekent dat er uit de 12 liter schoon frituurvet nog 6 liter afgewerkt frituurvet overblijft als reststroom. In totaal zijn er in Nederland 7.19 miljoen huishoudens (CBS Statline, 2007). Met 6 liter frituurvet per huishouden betekent dit een reststroom van 43 kton.
2.2. Instroom frituurvet Aan de hand van de gegevens genoemd in 2.1. is te beredeneren hoeveel frituurvet er instroomt in de maatschappij. Omdat bekend is hoeveel procent van het frituurvet opgenomen wordt tijdens het frituren bij de verschillende sectoren, kan berekend worden moet hoeveel frituurvet er gestart is. 2.2.1. Horeca In de horeca wordt ongeveer 50% van het frituurvet opgenomen door de gefrituurde producten (Emis, 2001). Je begint dus met de dubbele hoeveelheid frituurvet. Dit betekent dat in Nederland in de horeca een instroom van nieuw frituurvet is van 120 kton. 2.2.2. Aardappelverwerking In de aardappelverwerking wordt het frituurvet anders gebruikt. Hier is frituurvet ook een van de grotere kostenposten, in tegenstelling tot de horeca, waar vooral het personeel duur is. Daarom zal er meer bespaard worden op frituurvet, en zal er alles aan gedaan worden om zo weinig mogelijk weg te gooien, zoals in 1.6.2 genoemd wordt. Ook nemen dunne aardappelproducten, zoals chips, die veel verwerkt worden in de aardappelverwerkingsindustrie, meer vet op, waardoor minder vet overblijft (Janssens S.R.M. et al., 2006). Dit leidt tot een verbruik van vet van ongeveer 90% (Emis, 2001). Dit betekent dat de 10 kton uitstroom 10% is van de instroom. De instroom is dus gelijk aan 100 kton frituurvet. 2.2.3. Huishoudens Zoals beredeneert in 2.1.3. is de reststroom frituurvet uit huishoudens geschat op 43 kton. Dit is bij een verbruik van 50%. Dit houdt in dat de frituurvet instroom gelijk is aan 86 kton. Korter samengevat is deze informatie te vinden in figuur 4.
20
Frituurvet 306 kton
33%
28%
39%
Aardappelverwerking
Huishoudens
Horeca
100 kton
86 kton
120 kton
Afval horeca buitenland 60kton
90%
10%
50%
50%
Mens
Restafval
Mens
Afval
90 kton
10kton
43 kton
43 kton
50%
50%
Afval
Mens
120 kton
60 kton
Figuur 4: Frituurvet hoeveelheden binnen de maatschappij
21
22
3. ENERGIE OPWEKKING UIT FRITUURVET Dat er een afvalstroom voorkomt uit frituurvet is nu duidelijk. Echter, waarom deze gebruikt zou worden als biobrandstof en op welke manier is nog niet helder. Daarvoor moet eerst duidelijk gemaakt worden waarom frituurvet een goede energiedrager is. Zoals eerder genoemd, bestaat frituurvet voornamelijk uit plantaardige olie. Plantaardige olie heeft een hoge energetische waarde door de lange vetzuurketens en daardoor de vele C-H en C-C bindingen. Dubbele bindingen (C=C) geven nog meer energie. Hierdoor zal het bij verbranding of bij gebruik als biodiesel veel energie op kunnen leveren. Bovendien is bij frituurvet geen vervuiling door zwavel of andere metalen en is het niet giftig of slecht voor het milieu (EcoPower CVBA). Hierdoor kan frituurvet ideaal zijn om te gebruiken als biodiesel of als brandstof in een elektriciteitscentrale. Hieronder zullen de verschillende mogelijkheden uitgewerkt worden. 3.1. Biodiesel Uit frituurvet kan op meerdere manieren energie opgewekt worden. Een van deze manieren is het opwerken tot biodiesel. Om te weten hoeveel energie dit oplevert moet eerst bekend zijn hoe frituurvet opgewerkt kan worden tot biodiesel. Ook moet gekeken worden hoeveel biodiesel geproduceerd kan worden uit het beschikbare frituurvet en hoeveel auto’s hier op zouden kunnen rijden. 3.1.1. Productie Voordat frituurvet in een auto gebruikt kan worden als brandstof, moet het opgewerkt worden tot biodiesel. Dit komt door vervuiling, maar dat is niet de enige reden, aangezien dit door filteren van het vet al opgelost kan worden. De viscositeit van frituurvet ligt een stuk hoger dan die van diesel. Ook het cetaangetal van frituurvet ligt aan de hoge kant. Het cetaangetal is het getal dat aangeeft wat de mate van zelfontbranding is van de brandstof. Dit is erg belangrijk, omdat diesel in een dieselmotor zelfontbrandend moet zijn, maar ook weer niet te gemakkelijk. Viscositeit (mm2/s) Frituurvet 4,8 1,2 Diesel 2.9 2 1 Mittelbach M., 2001 2 Kahraman B., 2005 3 Alcantara R., 2000
Cetaangetal 53 3 50 2
Tabel 1: Verschillen tussen frituurvet en diesel Door biodiesel van het frituurvet te maken, gaat het frituurvet qua eigenschappen meer lijken op diesel, waardoor het geen problemen oplevert in auto’s. Uit frituurvet biodiesel produceren is een vrij simpel proces. Het kan gebeuren op kleine schaal maar ook met grotere hoeveelheden. In de industrie wordt het frituurvet eerst gefilterd om het te ontdoen van voedselresten en vervuiling. Vervolgens wordt het gemengd met methanol en kaliumhydroxide of natriumhydroxide. Dit wordt gemixt bij kamertemperatuur. De esterlaag moet verwijdert worden van de glycerollaag. In de esterlaag bevindt zich methylester, niet gereageerde olie, methanol, glycerol, de katalysator en zeep. Hierbij moet oplossing van citroenzuur in methanol gevoegd worden, waarna het mengsel gewassen moet worden door warm water toe te voegen en te schudden. Hierdoor gaan stoffen die beter in water oplossen dan in olie, in het water en kunnen ze gescheiden worden van de olie. Daarna moet de olie worden gedroogd over natriumsulfaat, en gefilterd (Tomasevic A.V., 2002). Deze olie kan als brandstof in de auto gebruikt worden. Dit betekent dat de glycerol overblijft. Dit
23
is een restproduct, als afval afgevoerd. Er zijn bedrijven bezig om de grote hoeveelheid afvalstroom van glycerol her te gebruiken, maar op dit moment is er nog geen goede oplossing gevonden om de glycerol te gebruiken (The glycerol challenge (2007)). Ook thuis kan dit gedaan worden, op kleine schaal. Dan kan hetzelfde proces gevolgd worden, alleen kan men het frituurvet een tijdje laten bezinken, waardoor de voedselresten en vervuiling onderin komen te zitten, en waardoor niet meer speciaal gefilterd hoeft te worden. Ook hoeft er niet gedroogd te worden over natriumsulfaat, omdat men het vet ook een tijdje kan laten staan, waardoor het water gewoon verdampt (Tomasevic A.V., 2002). Uit 0.873 liter afgewerkt frituurvet kan in totaal 580 gram biodiesel geproduceerd worden, bij de bovenstaande procedure. Hierbij vormt een biodiesel met een dichtheid van 0,883 kg/liter (Alcantara R. et al., 2000). In bijlage 1 is een exacte beschrijving te vinden van de productie van biodiesel. Opvallend is dat bij biodieselproductie en bij zeepproductie hetzelfde deel van het vet of de olie gebruikt wordt, namelijk de esters. De glycerollaag is bij beide het afvalproduct (Thuisexperimenteren.nl (2004)). 3.1.2. Dieselverbruik in Nederland Om te kunnen kijken hoeveel frituurvet kan bijdragen aan het terugdringen van het dieselverbruik, moet bekend zijn hoeveel dieselverbruik er is in Nederland. Bij CBS zijn hier veel gegevens over te vinden. Als wordt gekeken naar het jaar 2006, een recent jaartal waarvan de meeste gegevens bekend zijn, kan berekend worden hoeveel diesel per dieselauto verbruikt wordt. In 2006 waren in totaal 1.1 miljoen personenauto’s rijdend op diesel (CBS Statline, 2006). In dit jaar was het gemiddelde aantal kilometers dat gereden werd per dieselauto 26.000 (CBS Statline, 2007). De gegevens over het dieselverbruik per auto houden op bij 2000. Toen werd in totaal 1795 miljoen liter diesel verbruikt. In de jaren 1996 tot 2000 is een stijgende lijn te zien van ongeveer 10% extra dieselverbruik per jaar (CBS Statline, 2003). Als deze lijn zo doorzet wordt in 2006 3180 miljoen liter diesel gebruikt. Per dieselauto wordt dus ongeveer 2890 liter diesel verbruikt per jaar. Dit is aangegeven in figuur 5. De rode balken die te zien zijn, zijn de geschatte waarden. Het gemiddeld aantal kilometers gereden van 1996 t/m 1999 is helaas niet bekend.
24
26500
3000
26000
2500
25500
2000 25000 1500 24500
1000
dieselverbruik (milj liter) Aantal km
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
23500 1999
0 1998
24000
1997
500
Aantal gereden kilometers
3500
1996
Hoeveelheid diesel
Dieselverbruik en aantal gereden kilometers in dieselauto
Jaartal
Figuur 5: Dieselverbruik en aantal gereden kilometers in dieselauto in verschillende jaren 3.1.3. Biodiesel verbruik Door de iets lagere energetische waarde van biodiesel uit frituurvet, ten opzichte van normale diesel, ligt het verbruik van biodiesel ongeveer 7% hoger dan het verbruik van diesel (Blommaert C. et al., 2005). Dit betekent dat voor elke liter diesel die gebruikt zou zijn om een stuk te rijden, hetzelfde stuk met 1,07 liter biodiesel gereden zou kunnen worden. Dit geldt bij 100% biodiesel. Bij menging ligt dit lager. 3.1.4. Hoeveelheid biodiesel die geproduceerd kan worden Belangrijk is om te kijken hoeveel biodiesel er geproduceerd zou kunnen worden met de stroom frituurvet die er nu is. Dit is vervolgens weer op te delen in de verschillende sectoren. Zoals eerder genoemd komt in totaal een stroom van 173 kton vrij. De dichtheid van frituurvet is 0,870 kg/liter (Mittelbach M., 2001). 173 000 000 kg frituurvet staat gelijk aan ongeveer 198,9 miljoen liter frituurvet. Uit 0,873 liter afgewerkt frituurvet kan 580 gram biodiesel geproduceerd worden (Alcantara R. et al., 2000). De genoemde 198,9 miljoen liter staat dus gelijk aan 132,1 kton biodiesel, met een dichtheid van 0,883 kg/liter (Alcantara R. et al., 2000). Dit is 149,6 miljoen liter biodiesel. Gemiddeld gebruikt een dieselauto in Nederland 2890 liter diesel per jaar. Biodiesel verbruikt 7% meer, namelijk 3090 liter. Dit betekent dat op alle frituurvet ongeveer 48.400 auto’s kunnen rijden. Dit is 4,4% van alle auto’s in Nederland. Deze gegevens kunnen opgesplitst worden in de verschillende sectoren die afgewerkt frituurvet aanleveren. De horeca heeft een afvalstroom van 120 kton frituurvet. Dit levert 104 miljoen liter biodiesel op. Hierop kunnen 33.600 auto’s een jaar lang rijden. Dit is 3% van alle auto’s in Nederland. De aardappelverwerking heeft een afvalstroom van 10 kton. Dit levert 8,6 miljoen liter biodiesel op. Op 8,6 miljoen liter biodiesel kunnen 2780 auto’s een jaar lang rijden. Dat is ongeveer 0,25% van alle auto’s die in Nederland op de weg te vinden zijn en op diesel rijden.
25
De huishoudens hebben een reststroom, zoals genoemd, van 43 kton. Hieruit kan een hoeveelheid van 37 miljoen liter biodiesel geproduceerd worden, waarop een jaar lang 12.000 auto’s kunnen rijden. Dat is ongeveer 1,1% van alle dieselauto’s in Nederland. De bovenstaande gegevens zijn samen te vatten in de de grafiek, te zien in figuur 6. Percentage diesel dat vervangen kan worden door biodiesel uit oud frituurvet
Percentage
5 4 Huishoudens
3
Aardappelverwerking
2
Horeca
1 0 1 Biodiesel uit verschillende sectoren
Figuur 6: Percentage diesel dat vervangen kan worden door biodiesel bij gebruik van afgewerkt frituurvet 3.1.5. Totale energie in Joule In de bovenstaande paragraaf hebben we alleen gekeken naar de hoeveelheid diesel die vervangen kan worden. Om echter een goede vergelijking te kunnen trekken met de verbranding in een elektriciteitscentrale, zal ook gekeken moeten worden naar de hoeveelheid fossiele brandstoffen die vervangen kan worden. Daarom is opgezocht hoeveel Joule energie per jaar opgewekt wordt door fossiele brandstoffen in Nederland en hoeveel Joule biodiesel kan opleveren. Een liter biodiesel levert een energie tussen de 33,3 en 35,7 MJ. Gemiddeld is dit dus 34.5 MJ. In totaal kan 149,6 miljoen liter biodiesel gemaakt worden uit frituurvet. Dit staat gelijk aan 5.2 PJ energie (PJ=Petajoule=1015 joule). In totaal wordt in Nederland 3233 PJ energie verbruikt uit fossiele brandstoffen (CBS – Statline., 2006). Het gedeelte wat hiervan vervangen kan worden door frituurvet te gebruiken als biodiesel, is 0.16%. Ook dit kan weer opgedeeld worden per sector. Uit de horeca komt een stroom frituurvet vrij die 104 miljoen liter biodiesel kan produceren. Dit is 3,6 PJ energie, wat gelijk staat aan 0,11% van de totale energievoorziening uit fossiele brandstoffen in Nederland. Uit de aardappelverwerking komt een stroom frituurvet vrij die bij opwerking 8,6 miljoen liter biodiesel oplevert. Dit zorgt voor 0,30 PJ energie. Dit is 0,0091% van de totale energiebehoefte uit fossiele brandstoffen in Nederland. Uit de huishoudens kan, na opwerking, een stroom biodiesel komen van 37 miljoen liter biodiesel. Dit geeft een totale hoeveelheid energie van 1,3 PJ. Dit is 0,039% van de totale energievoorziening uit fossiele brandstoffen. Dit alles is samen te vatten in de grafiek, te zien in figuur 7.
26
Percentage van fossiele brandstof (%)
Percentage fossiele brandstof dat overgenomen kan worden bij gebruik frituurvet als biodiesel 0,2 Huishoudens 0,15 Aardappelverwer king
0,1
Horeca
0,05 0 Diesel
Figuur 7: Fossiele brandstofovername bij gebruik afgewerkt frituurvet als biodiesel
3.2. Verbranding in elektriciteitscentrale Een andere mogelijkheid als biobrandstof is de verbranding in energiecentrales. Hierdoor wordt door verbranding energie opgewekt. Er is geen voorbewerking nodig om dit uit te voeren. Uit een rapport, uitgevoerd in opdracht van de ECN (Energy research Centre of the Netherlands), over duurzame elektriciteitsopties, blijkt dat frituurvet een stookwaarde heeft van 39 GJ per ton (Tilburg X. van, et al., 2008) (Vroonhof J.T.W. et al., 2005). In totaal in Nederland wordt, zoals eerder genoemd, 3233 PJ aan energie verbruikt per jaar, opgewekt door fossiele brandstoffen. De stookwaarde van frituurvet is 39 GJ per ton. In totaal hebben we in Nederland een afvalstroom van 173 kton. Dit komt uit op een totale energie die opgewekt kan worden uit het frituurvet van 6,7 PJ. Dit is een percentage van 0,21%. Ook dit is weer op te delen per sector. Uit de horeca komt een stroom van 120 kton. Dit kan zorgen voor opwekking van 0,15% van de totale energie die in Nederland opgewekt wordt en verbruikt wordt door fossiele brandstoffen. Uit de aardappelverwerking komt een stroom van 10 kton. Deze stroom kan 0,39 PJ energie opleveren, gelijk aan 0,012 van het totale energie verbruik opgewekt door fossiele brandstoffen. De stroom die uit de huishoudens komt, van 43 kton, kan zorgen voor 0,053% van de vervanging van fossiele brandstoffen. Deze vervanging van fossiele brandstoffen kan vergeleken worden met de vervanging van fossiele brandstoffen als het frituurvet gebruikt wordt als biodiesel. Deze vergelijking is te zien in figuur 8.
27
Aandeel frituurvet verschillende sectoren in energielevering bij verbranding en verwerking tot biodiesel 0,25
%
0,2 0,15
Huishoudens
0,1 0,05
Aardappelverwer king
Ve rb ra nd in g
Di e
se l
0
Horeca
Verwerkingsmethode
Figuur 8: Aandeel frituurvet in energielevering als vervanging van fossiele brandstoffen
Te zien is dat bij verbranding meer energie overgenomen kan worden van de fossiele brandstoffen dan bij gebruik als biodiesel.
28
4. DISCUSSIE Tot nu toe waren het voornamelijk erg veel gegevens op een rij. De reststromen zijn benoemd, het systeem is omschreven. Maar aan elk idee zitten ook nadelen vast. Nadelen die eerst ter discussie gesteld moeten worden, voordat het idee uitgevoerd kan worden. Voordat je duidelijk een conclusie kunt trekken uit de voorgaande gegevens, zijn enkele discussiepunten noodzakelijk, zoals bijvoorbeeld het terugkomen op de definitie reststroom, aannames die gemaakt zijn moeten worden overdacht en verklaard en zo zijn er nog een heel aantal dingen die eerst genoemd moeten worden voordat iets geconcludeerd kan worden.
4.1. Reststroom In het gehele verslag wordt gesproken over reststromen. Een reststroom is in de inleiding gedefinieerd als een stroom in de samenleving waar niets meer mee gedaan wordt. Het is afval. Echter, als je goed naar figuur 3 kijkt in 1.7.3. wordt de grootste stroom frituurvet al opgevangen door een andere industrie. De zeepindustrie. In de zeepindustrie worden, net als bij het produceren van biodiesel, van het frituurvet de esters gebruikt. Het is dus niet mogelijk om samen te werken voor een nog beter gebruik van het afgewerkte frituurvet. Eigenlijk is deze stroom dus geen reststroom te noemen als je kijkt naar de definitie. Uiteraard zou je ervoor kunnen kiezen om de stroom frituurvet weg te halen bij de zeepindustrie. Dan zal er echter in de zeepindustrie een andere stroom gevonden moeten worden van vet of olie, om de missende stroom frituurvet op te vangen. Dit zorgt voor verplaatsing van het probleem, omdat deze olie weer geproduceerd zal moeten worden speciaal voor de zeepindustrie. Het probleem dat optreed bij rechtstreekse productie van biodiesel zoals genoemd in de inleiding, kan ook hierbij gaan optreden, omdat landbouwgrond waar gewassen op geteeld kunnen worden voor voedsel, wordt gebruikt voor zeepproductie. Dit lijkt dus niet een goed idee. Uiteindelijk kan dus alleen gekeken worden naar de echte reststroom, het frituurvet uit huishoudens. Dit betekent dat de stroom verminderd is van 173 kton naar 43 kton, wat een forse vermindering is.
4.2. Aannames Zoals al gezegd in 2.1.3. zijn er weinig gegevens over huishoudens. Hierdoor is een schatting gemaakt van de hoeveelheid frituurvet die gebruikt wordt in huishoudens. Duidelijk is dat dit een overschatting is. De aanname dat ieder huishouden een frituurpan heeft, klopt niet. Niet ieder huishouden heeft een frituurpan in de kast staan. Bovendien klopt het ook niet dat ieder huishouden zijn frituurvet elke 3 maanden vervangt. Deze aannames gaan allemaal uit van het uiterste geval. De geschatte 43 kton reststroom frituurvet die vrijkomt uit huishoudens, is dus een overschatting. Echter, een betere schatting kan niet gemaakt worden. Omdat de invloed van de reststroom frituurvet met deze overschatting al zo klein is, als het gaat om het vervangen van fossiele brandstoffen, kan deze aanname gedaan worden. De reststroom kan nu al weinig invloed uitoefenen op het totale verbruik van fossiele brandstoffen. Als de stroom nog kleiner is, is deze invloed nog minder. Het blijft dus gewoon weinig, en de overschatting zal niet veel invloed hebben op de conclusie die uiteindelijk getrokken zal worden.
4.3. Uitlaatgassen Eerder is er nog niet over gesproken, maar het is uiteraard ook belangrijk dat de uitstoot van uitlaatgassen niet enorm stijgt door het gebruik van frituurvet als brandstof. Verschillende bronnen
29
zijn het niet eens over de uitstoot van broeikasgassen bij gebruik van biodiesel. Om goede gegevens voor dit onderwerp te kunnen vinden, heb ik alle bronnen die spraken over de uitstoot bij normale biodiesel weggelaten. Twee bronnen spraken beide over de uitstoot van biodiesel gemaakt van frituurvet. Deze bronnen hadden niet dezelfde gegevens maar leken beide wel goed. Daarom heb ik ervoor gekozen om de cijfers over uitstoot uit beide bronnen te middelen. Dit is te vinden in figuur 9.
Uitlaatgassen bij gebruik oud frituurvet als biodiesel t.o.v. diesel 40
Percentage
20 0 CO
NOx
CO2
Rook
-20 -40 -60 Uitlaatgas
Bron: Gomez G. et al., 2000. Yu C.W. et al., 2001. Figuur 9: Uitlaatgassen biodieselgemaakt van afgewerkt frituurvet t.o.v. gewone diesel Hieruit is duidelijk te zien dat de meeste uitlaatgassen verminderen. Alleen NOx wordt duidelijk meer uitgestoten dan bij normale diesel. NOx is de verzamelnaam voor stikstofoxiden. NO en NO2 zijn de meest voorkomende. Ze worden gevormd uit N2 en O2 bij verbranding. Stikstofoxiden zijn gevaarlijk voor het milieu, vooral als ze een verbinding aangaan met water. Hierdoor wordt salpeterzuur gevormd (HNO3), wat zorgt voor verzuring. Ook zorgen stikstofoxiden voor smogvorming (Ministerie van VROM). Wat niet in de grafiek is opgenomen, is de uitstoot van SO2. De uitstoot van SO2 vermeerdert ook een klein beetje bij gebruik van biodiesel, maar komt niet boven de 50 ppm (Yu C.W. et al., 2001). 4.4. Geurhinder Veel wordt genoemd dat uitlaatgassen, afkomstig van auto’s die biodiesel gebruiken gemaakt van frituurvet, ruiken naar het bakken van pannenkoeken of naar barbecueën (Science Daily (1999)). Dit lijkt echter tegenwoordig niet meer nodig te zijn. Vooral door het breken van de glyceride verdwijnt deze geur. De geur die eventueel nog achterblijft, wordt opgevangen door een katalysator, of door de hoge verbrandingstemperatuur. Doordat er een hoge verbrandingstemperatuur nodig is om de lucht te laten verdwijnen, kan bij koud weer nog wel eens de typische geur ontstaan. Dit is dan vlak na de start, omdat de motor nog niet voldoende is opgewarmd. Bovendien komt
30
het alleen voor bij oude auto’s die niet in het bezit zijn van een katalysator (Biovalue FAQ (2007)).
4.5. Inzameling In het onderzoek wordt gekeken naar de hoeveelheid energie die frituurvet kan bijdragen aan de gehele energiestroom, als het gaat om het verbruik als biodiesel of verbranding in elektriciteitscentrale. Wat hierbij buiten beschouwing gelaten is, is het feit dat, bij gebruik als biodiesel, het frituurvet speciaal ingezameld moet worden. Dit betekent dat er inzamelingspunten moeten komen. Er moet een ophaaldienst zijn, die het frituurvet inzamelt en er moeten bedrijven zijn die het frituurvet verwerken. Dat zorgt voor extra auto’s die moeten rijden om het frituurvet in te zamelen, wat extra energie kost. Bovendien moet ook het bedrijf draaiende blijven. Ook dit kost energie. Om dit te voorkomen zou het handig zijn als men thuis het frituurvet kan opwerken tot biodiesel. Dit zorgt al dat er geen extra auto’s hoeven te rijden om het frituurvet in te zamelen. Dit is echter wettelijk verboden in Nederland, omdat er dan geen accijns op geheven kunnen worden. Als je betrapt wordt met deze brandstof in je auto, staat je een boete te wachten.
4.6. Schadelijke stoffen Bij het produceren van biodiesel uit frituurvet, komen schadelijke stoffen vrij, zoals natron- of kaliloog, sulfaat en methanol. De productie van deze stoffen kost ook energie en bovendien zijn ze schadelijk voor het milieu. Natronloog en kaliloog mogen niet in grote hoeveelheden in oppervlaktewater of riool terechtkomen. De pH zal sterk stijgen, waardoor levende organismen in het water niet meer goed kunnen overleven (Caldic, 2002).
4.7. Andere landen Natuurlijk is het mogelijk dat in Nederland het frituurvet gebruik erg verschillend is van andere landen. Misschien frituren wij wel veel meer of minder. Een land dat het meest bekend staat om zijn grote hoeveelheden fastfood is toch wel de Verenigde Staten. Om even een vergelijking te kunnen maken, kijk ik naar de hoeveelheid frituurvet per hoofd van de bevolking. In Nederland is, zoals genoemd, een totale hoeveelheid afgewerkt frituurvet van 173 kton. Dit komt overeen met 0.2 miljard liter frituurvet (Mittelbach M., 2001). De geschatte bevolkingsgrootte van Nederland is ongeveer 16.6 miljoen mensen (Central Intelligence Agency (2008)). Dit houdt in Nederland in dat er per hoofd van de bevolking 12 liter frituurvet per hoofd van de bevolking vrijkomt als afval. In de VS wordt de hoeveelheid afgewerkt frituurvet geschat op 4.54 – 11.36 miljard liter (Pugazhvadivu M. et al., 2005). De geschatte bevolkingsgrootte is ongeveer 304 miljoen (Central Intelligence Agency (2008)). Dit komt neer op een hoeveelheid frituurvet per hoofd van de bevolking in de VS tussen de 15 en 37 liter frituurvet per persoon.
31
32
5. CONCLUSIE Aan de hand van de bovenstaande gegevens en discussiepunten, kan een conclusie getrokken worden. Een antwoord geven op de vraag wat de mogelijkheden zijn voor het gebruik van afgewerkt frituurvet als biobrandstof. Als afgewerkt frituurvet gebruikt zou worden als biobrandstof in de vorm van biodiesel, zou de invloed niet erg groot zijn. Vooral niet als je kijkt naar de vervanging van fossiele brandstoffen. Het percentage fossiele brandstoffen dat vervangen kan worden in Nederland is 0,053%. Dit is een te klein percentage om het hele systeem om te gooien, een nieuw inzamelingssysteem op te gaan zetten. Als het gaat om de vervanging van diesel, wat gemaakt wordt van ruwe olie (wat een deel is van alle fossiele brandstoffen), dan is het percentage al hoger. Van diesel kan 1,1% vervangen worden. Dit is echter ook nog een erg klein percentage. Ook hiervoor lijkt het niet erg zinvol om een heel nieuw systeem op te zetten. Ook bij verbranding in een elektriciteitscentrale is het percentage fossiele brandstoffen wat vervangen kan worden erg klein. Echter, door dit te doen ben je wel van het afval frituurvet af. Bovendien hoeft niets binnen de maatschappij omgegooid of opnieuw opgezet te worden. Men kan het frituurvet gewoon in een oude krant in de grijze bak gooien, die iedereen toch al heeft, en de frituurolie kan in oude verpakking ook gewoon in de vuilnis gedeponeerd worden. Het vuilnis wordt nu ook al opgehaald en verbrand in verbrandingsovens om energie op te wekken. Er hoeft dus niets te veranderen aan hoe het systeem nu is. Het enige dat moet veranderen is, dat men moet weten waar het frituurvet heen kan. Bij veel huishoudens is het onbekend dat frituurvet door de wc spoelen schadelijk is. Frituurvet is een lastig soort afval waarbij onduidelijk is wat er mee moet gebeuren. Als bekend wordt gemaakt dat frituurvet het beste in de vuilnis, in de grijze bak gegooid kan worden, is er meteen een oplossing voor het probleem dat frituurvet kan opleveren. Dit zorgt er natuurlijk wel voor, dat er verder gezocht moet worden naar een vervanger van diesel. Zoals uit de discussie blijkt, is Nederland in verhouding met de VS geen grootverbruiker van frituurvet. Daarom zou het best kunnen dat in andere landen frituurvet wel opgewerkt kan worden tot biodiesel. Omdat er zo veel meer wordt verbruikt, zal er meer biodiesel gemaakt kunnen worden en zal het meer invloed hebben. Een advies is dan ook om verder te gaan met het onderzoek naar biodiesel productie uit frituurvet in verschillende landen. Omdat het per land zo verschillend is, kan per land gekeken worden hoeveel afgewerkt frituurvet ongeveer geproduceerd wordt in een jaar. Hierdoor zou frituurvet in sommige landen toch nog een oplossing kunnen vormen als vervanging van gewone diesel.
33
34
BRONNENLIJST Alcantara R., Amores J., Canoira L., Fidalgo E., Franco M.J., Navarro A., 2000. Catalytic production of biodiesel from soy-bean oil, used frying oil and tallow. Elsevier Science Ltd. Biomass and Bioenergy 18. 515-527. Aviko (Publicatiedatum onbekend). Aviko – Corporate site. Geraadpleegd op 06/05/2008 op http://www.aviko.nl. Bedrijfschap Horeca en Catering, 2004. De Hygiëne code voor de horeca. ISBN: 90-5531-1324 Bioking, biodiesel equipment (Publicatiedatum onbekend). About us – Bioking. Geraadpleegd op 21/04/2008 op http://www.bioking.nl. Biovalue FAQ (2007). Veelgestelde vragen – Ruiken de uitlaatgassen naar frituurolie. Geraadpleegd op 01/06/2008 op http://www.biovalue.eu/mainwebsite_html/nl/faq.html. Blommaert C., Vernaillen T., 2005. Het gebruik van koolzaadolie en gebruikte frituurolie voor transportdoeleinden. Eindverhandeling ingediend tot het behalen van de academische graad van Burgerlijk Werktuigkundig Electrisch Ingenieur. Bondt N. Meeusen M.J.G., 2008. Bijproducten biobrandstoffen. Rapport 3.08.01. LEI Den Haag. ISBN/EAN 978-90-8615-203-2. 43 p. Bouwmeester H., Bokma-bakker M.H., Bondt N.(LEI), Roest J. van der, 2006. Rapport Alternatieve aanwending van (incidentele) reststromen buiten de diervoedersector. Animal Science Group Wageningen UR. Bruice P.Y., 2004. Organic Chemistry 4th edition – International edition. BTG Biomass Technology Group B.V., 2002. Beschikbaarheid van reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie voor energieproductie; In opdracht van NOVEM. Rapportnummer: 2DEN-02.18. Caldic, 2002. Blad met veiligheidsgegevens volgens 2001/58/EEG. CBS – Statline, 2003. Energieverbruik in het wegverkeer. CBS – Statline, 2006. Energiebalans: Kerncijfers. CBS – Statline, 2006. Park personenauto’s op 01-01-2006. CBS – Statline, 2007. Gemiddelde jaarkilometrage van personenauto’s. CBS – Statline, 2007. Grootte en samenstelling van, en positie in het huishouden. Central Intelligence Agency (2008). The World Factbook. Geraadpleegd op 19/06/2008 op https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/fields/2119.html.
35
De tuin wiki (Publicatiedatum onbekend). Zonnebloem – van pit tot bloem. Geraadpleegd op 09/06/2008 op http://www.tuin-wiki.nl/Main/Zonnebloem. Diamant FAQ (Publicatiedatum onbekend). Veelgestelde vragen over frituren – Verversen en schoonmaken. Geraadpleegd op 30/05/2008 op http://www.diamant.nl/pages_vragen/vragen.html. EcoPower CVBA (Publicatiedatum onbekend). Waarom PPO (Pure plantaardige Olie)?. Geraadpleegd op 13/06/2008 op http://www.ecopower.be/waarom_plantenolie.htm. Emis, 2001. BBT-Kenniscentrum, Vito. Frituurolie. Gomez G., Howard-Hildige R., Leahy J.J., O’Reilly T., Supple B., Malone M., 2000. Emission and performance characteristics of a 2 litre Toyota diesel van operating on esterified waste cooking oil and mineral diesel fuel. Environmental Monitoring and Assessment 65, 13-20. Hin C.J.A., 2002. Marktperspectieven voor maatschappelijk verantwoord geproduceerde soja. CLM onderzoek en advies BV. Hulshof P., Kosmeijer T., Siebelink E., Katan M., 2005. Vetzuursamenstelling van frituurvetten en bakkerijmargarines in Nederland in 2004. Voedingsmiddelen analyses van de Afdeling Humane Voeding. Hyfoma (Publicatiedatum onbekend). Olijfolieproductie. Geraadpleegd op 02/06/2008 op http://www.hyfoma.com/nl/content/voedingsmiddelen-branches-processing-bereidingproductie/olie-vet-margarine-sauzen/olien-vetten/olijfolie-productie/. Hyfoma (Publicatiedatum onbekend). Zaadolie-extractie. Geraadpleegd op 02/06/2008 op http://www.hyfoma.com/nl/content/voedingsmiddelen-branches-processing-bereidingproductie/olie-vet-margarine-sauzen/olien-vetten/zaadolie-extractie/#. Infomil, 2003. Handleiding energieopwekking uit frituurvetten – oliën en vetzuren. Janssens S.R.M., Netjes A., Verdouw C.N., 2006. Visie op de aardappelkolom. Rapport 228. Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Kahraman B., 2005. Biodiesel as an alternative motor fuel: Production and policies in the European Union. Elsevier Ltd. Renewable and Sustainable Energy Reviews 12. 542-552. Klomp H. (2008). Technisch Weekblad - Prijsstijging koolzaadolie gaat voeding caloriearmer maken. Geraadpleegd op 21/04/2008 op http://www.technischweekblad.nl/prijsstijgingkoolzaadolie-gaat-voeding.33785.lynkx Koninklijke Horeca Nederland (Publicatiedatum onbekend). Belangenbehartiging per bedrijfstype – Sectoren. Geraadpleegd op 20/05/2008 op http://www.horeca.org/smartsite.dws?id=447. McCain (Publicatiedatum onbekend). McCain Spreekbeurtinfo. Geraadpleegd op 06/05/2008 op http://www.ikwilalleenmccain.nl/spreekbeurtinfo.ecp. Ministerie van VROM (Publicatiedatum onbekend). Dossier Biobrandstoffen – Vraag en Antwoord. Geraadpleegd op 18/04/2008 op http://www.vrom.nl/pagina.html?id=20930.
36
Ministerie van VROM (Publicatiedatum onbekend). Dossier Emissiehandel – Algemeen. Geraadpleegd op 01/06/2008 op http://www.vrom.nl/pagina.html?id=22804#b22820. Mittelbach M., Gangl S., 2001. Long storage stability of biodiesel made from rapeseed and Used Frying Oil. JAOCS Vol 78 nr 6. 573-577. Pugazhvadivu M., Jeyjachandran K., 2005. Investigations on the performance and exhaust emissions of a diesel engine using preheated waste frying oil. Elsevier Ltd. Renewable Energy 30. 2189-2202. Ranganathan S.V. Narasimhan S.L., Muthukumar K., 2007. An overview of enzymatic production of biodiesel: a review. Elsevier Ltd. Bioresource Technology 99. 3975-3981. Rioolhulp.nl (Publicatiedatum onbekend). Riool ontstopping. Geraadpleegd op 19/05/2008 op http://rioolhulp.nl/riool_ontstopping.htm. Romero A., Bastida S., Sánchez-Muniz F.J., 2006. Cyclic fatty acid monomer formation in domestic frying of frozen foods in sunflower oil and high oleic acid sunflower oil without oil replenishment. Elsevier Ltd. Food and Chemical Toxicology 44. 1674-1681. Science Daily (1999). Science news – New technology turns French fry oil into Diesel fuel. Geraadpleegd op 26/05/2008 op http://www.sciencedaily.com/releases/1999/03/990311055719.htm. Stadswerken gemeente Utrecht (2007). Geen frituurvet in het riool. Geraadpleegd op 09/05/2008 op http://www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=232163. Steenblik R., 2006. Liberalisation of trade in renewable energy and associated technologies: biodiesel Solar Thermal and Geothermal energy. OECD Trade and Environment Working Paper No. 2006-01. 1-26. Stichting RioNed (2008). Problemen door Vet en (bak)olie. Geraadpleegd op 09/05/2008 op http://www.riool.net/riool/pages/showPage.do?itemid=3609&instanceid=31. Stil H. (2007). Het Parool – Drank en voedsel duurder door biobrandstof. Geraadpleegd op 18/04/2008 op http://www.parool.nl/nieuws/2007/FEB/22/eco1.html. The glycerol challenge (2007). Biofuels and glycerol – biodiesel. Geraadpleegd op 01/06/2008 op http://theglycerolchallenge.org/. Thuisexperimenteren.nl (2004). Zelf zeep maken. Geraadpleegd op 01/06/2008 op http://www.thuisexperimenteren.nl/science/zeep/zeep.htm. Tilburg X. van, Cleijne J.W., Pfeiffer E.A., Lensink S.M., Mozaffarian M., Wakker A., 2008. Technisch economische parameters van duurzame elektriciteitsopties in 2008–2009. ECN-E—08003. Tomasevic A.V., Siler-Marinkovic S.S., 2002. Methanolysis of used frying oil. Elsevier Science B.V. Fuel Processing Technology 81. 1-6. Van Dale. Online woordenboek der Nederlandse taal.
37
Van Wijk&Olthuis (Publicatiedatum onbekend). Ons bedrijf – Uw afval? Ons vak. Geraadpleegd op 21/04/2008 op http://www.wijkenolthuis.nl/. Vetsmelterij BeneluxvetBV (2007). Inzameling – Ophaalschema’s afgestemd op klantwensen. Geraadpleegd op 09/05/2008 op http://www.beneluxvet.nl/index.html. Voedsel en Waren Autoriteit, 2005. Onderzoek naar het gebruik van frituurvet in de horeca; Effectenmeting. Projectnummer ZD05K101. Voorlichtingsbureau margarine, vetten en oliën, Horeca Nederland (Publicatiedatum onbekend). Verantwoord frituren – Vloeibaar frituurvet. Geraadpleegd op 20/05/2008 op www.friturvenindehoreca.nl. Vroonhof J.T.W., Croezen H.J., Bergsma G.C., 2005. Milieuevaluatie van inzet alternatieve (bio)brandstoffen in de Gelderland 13 Energiecentrale. Rapport. Publicatienummer 05.6079.23. Wine&OliveLive (Publicatiedatum onbekend). Over olijven en olie – Olijfolie. Geraadpleegd op 09/06/2008 op http://www.wine-olivelife.nl/index.php?p=OVER_OLIJVEN&act=viewDoc&docId=11. Yu C.W., Bari S., Ameen A., 2001. A comparison of combustion characteristics of waste cooking oil with diesel as fuel in a direct injection diesel engine. Proceedings of the Institution of Mechanical Engineers Vol 216 Part D: J Automobile Engineering. 237-243.
38
BIJLAGE 1 Productie van biodiesel gaat als volgt in zijn werk: Benodigdheden: - Filter (optioneel) - 30 gram frituurvet - 6.2-12.4 ml methanol - 0.15-0.45 gram kaliumhydroxide (KOH) of natriumhydroxide (NaOH) - Scheitrechter - 50% oplossing citroenzuur in methanol - Heet water - Natriumsulfaat (Na2SO4) (optioneel) Proces: Scheiden frituurvet van voedselresten, door filter of bezinken. Vervolgens frituurvet mengen met methanol en kalium- of natriumhydroxide. 30 minuten mixen bij 25ºC. Verwijder esterlaag van glycerollaag. Voeg bij estherlaag de citroenzuur in methanol oplossing. Was met heet water door toe te voegen en goed te schudden of te roeren. Met scheitrechter waterlaag verwijderen. Vervolgens drogen op Natriumsulfaat en filteren, of een tijd laten staan, waardoor het water verdampt (bij haast kan de omgevingstemperatuur iets opgevoerd worden) (Tomasevic A.V., 2002).
39
40
BIJLAGE 2: BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN CBS CO2 DPTG ECN kton MVO VGI
-
Centraal bureau voor de statistiek Koolstofdioxide Dipolymere Triglyceride Energy research Centre of the Netherlands kiloton (= 1000.000 kilogram) Productschap Margarine, oliën en vetten Voedings en Genotsmiddelen industrie
41