Belevingsmonitor Regeldruk 2008 P4063, JVI/AB/3298947
Belevingsmonitor Regeldruk 2008
P4063, JVI/AB/3298947
A. Zijdenbos
Zoetermeer, 7 mei 2008
Dit onderzoek is uitgevoerd door Stratus marktonderzoek b.v. in opdracht van RVD/Dienst Publiek en Communicatie, ten behoeve van het ministerie van Financiën.
(c) Auteursrecht voorbehouden Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaargemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale verwerking of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bovenstaand ministerie.
Inhoudsopgave
1
Samenvatting en conclusies
4
1.1
Samenvatting
4
1.2
Conclusies
8
2
Onderzoeksverantwoording
9
2.1
Achtergrond en doel van het onderzoek
9
2.2
Opzet en uitvoering
10
2.3
De vragenlijst
13
2.4
Uitvoering veldwerk
13
2.5
Schaal ‘normacceptatie’
14
2.6
Nauwkeurigheid van de uitkomsten
15
2.7
Leeswijzer
16
3
Uitkomsten van het onderzoek
17
3.1
Vooraf
17
3.2
Gebruikmaking en ondersteuning van derden
17
3.3
Houding t.o.v. wet- en regelgeving
18
3.4
Agendering ‘wet- en regelgeving als belemmering’
22
3.5
Regeldruk
23
3.6
Kwaliteit dienstverlening overheid
28
3.7
Prioritering van beleid
32
Bijlage 1
Vragenlijst Belevingsmonitor Regeldruk
35
3
1
Samenvatting en conclusies
1.1
Samenvatting 1 . 1 . 1 A l g e me e n − In opdracht van de RVD/Dienst Publiek & Communicatie en ten behoeve van de Regiegroep Regeldruk heeft Stratus marktonderzoek te Zoetermeer een representatief onderzoek uitgevoerd naar de beleving van de regeldruk door de ondernemers, de Belevingsmonitor Regeldruk genaamd. Door middel van dit onderzoek dienen de volgende vragen te worden beantwoord: a.
In hoeverre wordt regeldruk als een probleem bij het ondernemen ervaren? (agendering)
b.
In hoeverre voelen ondernemers zich belemmerd door wet- en regelgeving?
c.
Welke aspecten van wet- en regelgeving ervaren ondernemers als hinderlijk?
d.
Hoe ervaren ondernemers de hoeveelheid wetten en regels?
e.
Welke verwachtingen hebben ondernemers ten aanzien van de regeldruk en hoe groot is het vertrouwen in het voornemen van de overheid de regeldruk te verminderen?
f.
Hoe tevreden zijn ondernemers over de kwaliteit van dienstverlening van de gemeente en overige overheidsinstanties en over welke aspecten van dienstverlening zijn zij tevreden of ontevreden?
g.
In hoeverre zijn er wat betreft regeldruk verschillen naar bedrijfssector en naar grootte van de organisatie?
h.
Ervaren startende ondernemers de regeldruk sterker of minder sterk dan de andere ondernemers?
− De onderzoekspopulatie bestaat uit ongeveer 550.000 bedrijven en zorg-, welzijns- en opleidingsinstellingen, waarvan 260.000 zzp’ers 1, 235.000 ondernemingen uit het Kleinbedrijf (1 < 10 werknemers), 50.000 uit het Middenbedrijf ( 10 < 100 werknemers) en ruim 5.000 uit het Grootbedrijf (≥ 100 werknemers). − De Belevingsmonitor is uitgevoerd door middel van telefonische ondervraging van een naar grootteklasse en bedrijfssector gestratificeerde steekproef van 1.214 bedrijven en een additionele steekproef van 210 startende ondernemingen. De gesprekken zijn afgenomen aan de hand van een vragenlijst die in overleg met de opdrachtgever is opgesteld en vooraf is getest op duidelijkheid en begrijpelijkheid. − Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode 28 februari t/m 14 maart 2008. − De deelnamebereidheid was 63%. Respondenten staan iets positiever tegenover de regeldruk dan degenen die hebben geweigerd aan het onderzoek deel te nemen. De uitkomsten geven eerder een te optimistisch dan te pessimistisch beeld omtrent regeldruk.
1
In dit onderzoek wordt onder zzp’ers het volgende verstaan: ondernemers die minimaal minimaal 20 uur per week in hun onderneming actief zijn en die hooguit 12 uur elders in loondienst zijn.
4
1 . 1 . 2 H o u d i n g te n a a n z ie n va n w e t - e n r e ge l g e v i n g − 53% vindt de wet- en regelgeving waar men als ondernemer mee te maken heeft (zeer) rechtvaardig; 18% vindt die (zeer) onrechtvaardig en 29% staat daar neutraal tegenover of heeft daarover geen mening. − 85% van de ondernemers vindt dat er te veel overbodige regelgeving is, maar tegelijkertijd is 63% van mening dat het ondernemen zonder wetten en regels heel wat lastiger is. Beide meningsvormingen verschillen niet per bedrijfsgrootte en bedrijfssector. − De helft (51%) is van mening dat de overheid te wantrouwend tegenover het bedrijfsleven staat. − Ruim de helft (55%) heeft een hoge tot zeer hoge normacceptatie ten aanzien van naleving van wetten en regels. Bij 19% is dit beperkt; 26% neemt een neutrale positie in. − Hoe kleiner het bedrijf, des te vaker sprake is van een minder hoge tot lage normacceptatie ten aanzien van de naleving van wetten en regels. 1 . 1 . 3 R e ge l d r u k A g e n de r in g − Tweederde (67%) ervaart op dit moment problemen en belemmeringen bij het ondernemen. Regelgeving van de overheid is met 31% verreweg de spontaan vaakst genoemde belemmering. Kwaliteit van dienstverlening wordt door slechts een enkeling genoemd (1%). − Hoe groter het bedrijf des te vaker ervaart men de wet- en regelgeving als belemmering. − De agrarische sector wordt sterker dan gemiddeld belemmerd door weten regelgeving; starters juist minder sterk. P e r ce p t i e − 41% van de respondenten voelt zich als ondernemer (volstrekt) wel belemmerd door regeldruk; eveneens 41% voelt dat (volstrekt) niet en 18% neemt een neutrale middenpositie in. − Deze regeldrukperceptie is in werkelijkheid vermoedelijk groter, gegeven het feit dat 57% van de weigeraars van dit onderzoek zich (volstrekt) wel door regeldruk belemmerd voelt. − Het Midden- en het Grootbedrijf voelen zich relatief vaak, de zzp’ers en het Kleinbedrijf relatief weinig door regeldruk belemmerd. − Starters hebben significant minder last van regeldruk dan de doorsneeonderneming. − De handel, commercieel onderwijs, ambachten en horeca en de zorg- en welzijnssector hebben relatief weinig hinder van regeldruk; de agrarische sector en de nijverheid relatief veel. − Hoe hoger de normacceptatie des te minder sterk is de regeldrukperceptie. H i n d e r o p as p e c te n − Onnodige informatieverplichtingen en hoge kosten om te voldoen aan wet- en regelgeving zijn de grootste hinderpalen van regeldruk; ca. 40% ondervindt van deze twee aspecten (heel) veel hinder − Ongeveer een kwart ondervindt (heel) veel hinder van het voortdurend wijzigen van wetten en regels, de slechte dienstverlening van de overheid, de strijdigheid van wetgeving en de strenge eisen bij controles.
5
− Het Groot- en het Middenbedrijf ervaren relatief veel hinder van deze aspecten; de zzp’ers, het Kleinbedrijf en de starters relatief weinig. − De agrarische sector ondervindt relatief veel hinder; handel en commercieel onderwijs, zorg en welzijn relatief weinig. − Hoe hoger de normacceptatie ten aanzien van naleving van wetten en regels des te minder hinder ondervindt men van de genoemde aspecten. A c c e p t a t ie h o e ve e l he i d w e t te n e n r e ge l s − 42% ervaart de hoeveelheid wetten als acceptabel, 38% vindt die (veel) te hoog en 20% staat hier neutraal tegenover. T i j d s b e le vin g − Voor iets meer dan de helft (52%) kost het weinig tot geen tijd om aan alle wetten en regels van de overheid te voldoen; voor de overige 48% kost het daarentegen veel tot heel veel tijd. G e m a k v a n r e ge l g e v i n g − Een op de vijf respondenten (21%) antwoordt dat er ook regelgeving is waar je gemak van hebt. Het is hierbij opvallend dat vooral bedrijven die relatief veel hinder van regeldruk ondervinden - denk aan het Midden en het Grootbedrijf en de agrarische sector - ook relatief vaak aangeven gemak van regelgeving te hebben. − Naast sectorspecifieke regelgeving worden regelmatig ook meer generieke wetten als arbo-, milieu- en veiligheidswetgeving als gemakkelijk en prettig ervaren. P e r ce p t i e r e g e l dr u k t. o . v . e e n j aa r g e le d e n − Slechts een enkeling (1%) heeft de indruk dat de regeldruk door de overheid is afgenomen; 24% meent dat hij is toegenomen. O v e r he i d s be l e i d v e r m in d e r in g r e ge l d r u k − Driekwart (75%) is bekend met het voornemen van de overheid om het aantal wetten en regels en de daaruit voortvloeiende verplichtingen te verminderen. − 11% van alle respondenten heeft er (heel) veel en 35% een beetje vertrouwen in dat de overheid dit voornemen daadwerkelijk gaat realiseren. O n d e r s te u ni n g d o o r de r d e n − 90% van de bedrijven wordt bij het voldoen van verplichtingen vanuit wet- en regelgeving ondersteund door accountants, HRM-specialisten, consultants op het gebied van milieu, veiligheid en dergelijke. − Ongeveer een derde besteedt het merendeel van deze verplichtingen uit; tweederde besteedt minder dan de helft hiervan uit. − Hoe groter de organisatie des te minder wordt uitbesteed. 1 . 1 . 4 K w a l i t e i t v an d i e ns t ve r le n i n g − Ongeveer de helft van de organisaties (48%) heeft in het voorbije jaar een of meer keer contact gehad met de gemeente waarin zij gevestigd zijn en een vergelijkbaar percentage (54%) heeft in het voorbije jaar contact gehad met andere overheidsorganisaties. Wat betreft deze laatste moet gedacht worden aan de Belastingdienst (59%), UWV (16%) en Kamers van Koophandel (10%). − Zowel de dienstverlening van de gemeente als die van de andere instanties wordt als net niet voldoende beoordeeld; respectievelijk 5,3 en 5,6.
6
− Van de overige overheidsinstanties is men het meest ontevreden over het UWV (5,1). De Belastingdienst scoort gemiddeld 5,5. − De gemeentelijke dienstverlening wordt relatief negatief beoordeeld door zzp’ers en de handel en horeca. − De overige overheidsinstanties worden relatief negatief beoordeeld door de sector ‘dienstverlening’. − Voor zowel de gemeenten als de overige instanties geldt dat de agrarische sector relatief positief is en dat de tevredenheid over de dienstverlening het geringst is onder ondernemers met een lage normacceptatie. − De voornaamste redenen van ontevredenheid over de dienstverlening van de overheid zijn het feit dat alles veel te lang duurt (ca. 40%), de slechte kwaliteit van afhandeling (ca. 30%) en het verstrekken van onduidelijke informatie (ca. 25%). Deze punten van kritiek gelden zowel voor gemeenten als voor de overige overheidsinstanties. − Voorts worden gemeenten relatief vaak als niet-professioneel beoordeeld en vindt men de overige instanties relatief vaak moeilijk bereikbaar. − De tevredenheid over gemeenten en overheidsinstanties wordt nader onderbouwd met argumenten als hulpvaardig/dienstbaar (ca. 40%), vriendelijke bediening (ca. 35%) en ook … snelle afhandeling (ca. 25%). − De overige instanties worden vaker dan gemeenten als deskundig beschouwd. 1 . 1 . 5 P r i or i te r in g v a n b e le i d − Er bestaat een grotere voorkeur voor de vermindering van wet- en regelgeving dan voor de verbetering van de kwaliteit van dienstverlening (27% vs. 13%). De meesten (57%) willen overigens dat de overheid aan beide aspecten ongeveer evenveel aandacht besteedt. − Er bestaat een relatief sterke voorkeur voor de vermindering van wetten en regels in het Grootbedrijf, in de agrarische sector en onder degenen met een lage normacceptatie ten aanzien van wetten en regels. − Er bestaat een relatief sterke voorkeur voor de kwaliteit van dienstverlening onder starters, de sector zorg, welzijn en commercieel onderwijs en onder degenen met een zeer hoge normacceptatie ten aanzien van de naleving van wetten en regels.
7
1.2
Conclusies Op grond van deze eerste Belevingsmonitor Regeldruk wordt vastgesteld dat regeldruk bij vele ondernemers hoog op de agenda staat. Vier op de tien bedrijven voelen zich bij het ondernemen belemmerd door de tijd en kosten om de wetten en regels na te leven en om alle door de overheid verplicht gestelde informatie te verstrekken. In het bijzonder ondervindt men hierbij hinder van onnodige informatieverplichtingen en de hoge kosten om te voldoen aan de regelgeving. Ook ervaart een kwart van de ondernemingen het voortdurend wijzigen van wetten en regels, de tegenstrijdige wet- en regelgeving en de strenge controles van toezichthouders en inspecties als heel hinderlijk. Ongeveer zes op de tien ondernemingen vinden de hoeveelheid wetten acceptabel of staan daar neutraal tegenover en voor een vergelijkbaar aantal bedrijven kost het voldoen aan alle regels weinig tot geen tijd. Er bestaat vaker de indruk dat de regeldruk verder is toe- dan is afgenomen. Hoewel er ruime bekendheid is van het voornemen van de overheid om de regeldruk te verminderen, is het vertrouwen in dit voornemen beperkt. In het algemeen kan wel worden gesteld dat de beleving van regeldruk in al zijn facetten toeneemt naarmate de organisatie groter is. Starters hebben aanzienlijk minder hinder van regeldruk dan de doorsnee-ondernemer. Verder blijkt de perceptie van regeldruk sterk samen te hangen met de eigen normatieve ideeën en verwachtingen over het recht. Hoe minder deze normatieve ideeën aanwezig zijn des te sterker ervaart men de regeldruk. Het bedrijfsleven waardeert de kwaliteit van dienstverlening van de overheid met een onvoldoende. Dat geldt voor de lokale overheid nog iets sterker dan voor de provinciale en rijksoverheid. Binnen deze laatste categorie is men vooral ontevreden over het UWV. De voornaamste klachten over de overheid - gemeente, provincie en rijk - zijn lange doorlooptijden, slechte afhandeling en onduidelijke informatie. Tegelijkertijd zijn velen overigens wel tevreden over de vriendelijke bediening en de hulpvaardigheid van het overheidspersoneel. Als de overheid zou moeten kiezen tussen het verminderen van wetten en regels en het verbeteren van de kwaliteit van dienstverlening, valt de keuze van de ondernemers vaker op vermindering van wetten en regels.
8
2
Onderzoeksverantwoording
2.1
Achtergrond en doel van het onderzoek Het kabinet heeft zich ten doel gesteld een merkbare vermindering van regeldruk bij ondernemers te verwezenlijken tussen 2007 en 2011. Om na te gaan of en in welke mate de beleefde regeldruk bij ondernemers aan veranderingen onderhevig is, heeft de Regiegroep Regeldruk de Belevingsmonitor Regeldruk in het leven geroepen. Hiermee wil zij nagaan of en in hoeverre wordt voldaan aan de eis tot vermindering van de gepercipieerde regeldruk bij ondernemers en wat de impact is van concrete maatregelen op het gebied van regeldruk. De beleving heeft betrekking op het hele palet van regelgeving: regelgeving in het algemeen, vergunningen, toezicht en subsidies. Met de informatie van dit onderzoek hoopt de Regiegroep Regeldruk ook succesfactoren te achterhalen en aanknopingspunten te vinden voor verdere vereenvoudiging van wetgeving. De Belevingmonitor moet een representatief beeld geven van de beleving van regeldruk onder het bedrijfsleven, waartoe ook zorg- en welzijns- en commerciële onderwijsorganisaties worden gerekend. Onder regeldruk wordt in de Belevingsmonitor verstaan de beleving van de administratieve lasten en kosten van naleving enerzijds en de kwaliteit van dienstverlening van de overheid anderzijds. Meer specifiek dienen met de Belevingsmonitor de volgende vragen te worden beantwoord: a.
In hoeverre wordt regeldruk als een probleem bij het ondernemen ervaren? (agendering)
b.
In hoeverre voelt men zich bij het ondernemen belemmerd door wet- en regelgeving?
c.
Welke aspecten van wet- en regelgeving ervaart men vooral als hinderlijk?
d.
Hoe ervaart men de hoeveelheid wetten en regels?
e.
Welke verwachtingen heeft men ten aanzien van de regeldruk en hoe groot is het vertrouwen in het voornemen van de overheid de regeldruk te verminderen?
f.
Hoe tevreden is men over de kwaliteit van dienstverlening van de gemeente en overige overheidsinstanties en over welke aspecten van dienstverlening is men tevreden of ontevreden?
g.
In hoeverre zijn er wat betreft regeldruk verschillen naar bedrijfssector en naar grootte van de organisatie?
h.
Ervaren startende ondernemers de regeldruk sterker of minder sterk dan de ‘doorsnee-ondernemer?
Bij de Regiegroep Regeldruk bestaat de intentie deze Belevingsmonitor periodiek uit te voeren om na te gaan of de beleving zich conform de doelstellingen van het kabinet ontwikkelt. In dit rapport wordt verslag gedaan van de eerste meting. Deze meting heeft daarom een verkennend karakter en is dan ook zo opgezet dat zij gemakkelijk repliceerbaar is en dat de uitkomsten van vervolgmetingen goed kunnen worden vergeleken met de resultaten van deze eerste Belevingsmonitor Regeldruk.
9
2.2
Opzet en uitvoering 2.2.1 De steekproef Onderzoekspopulatie Het onderzoek richt zich op het totale Nederlandse bedrijfsleven alsook op de sectoren zorg & welzijn en onderwijs anders dan het basis-, voortgezet en wetenschappelijk onderwijs. Er zijn hierbij geen beperkingen naar grootte gemaakt. Binnen deze populatie zijn vier deelpopulaties onderscheiden: de zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel), het kleinbedrijf (2 < 10 werkzame personen), het middenbedrijf (10 < 100 werkzame personen) en het grootbedrijf (100 werkzame personen of meer). Bij de zzp’ers zijn uitgesloten degenen die niet fulltime (< 20 uur) als zzp’er actief zijn en zij die ergens anders voor meer dan 12 uur in loondienst zijn. Dit betreffen ongeveer 190.000 zzp’ers. Na eliminatie van deze ‘minder actieve’ zzp’ers resteert een onderzoekpopulatie van ca. 550.000 bedrijven. Overzicht A Samenstelling populatie na correctie voor ‘actieve’ zzp’ers (basis CBS)
bedrijfsklasse
Totaal
‘actieve’
Klein-
Midden-
Groot-
1
bedrijf
bedrijf
bedrijf
zzp’ers
agrarische sector nijverheid
2
handel en ambachten dienstverlening
3
4
20 < 100
> 100
werkn.
werkn
68.705
50.215
16.825
1.635
30
103.145
51.415
35.510
14.520
1.700
166.595
62.750
87.275
15.680
890
167.415
78.300
70.610
16.845
1.660
zorg en comm. onderwijs totaal
1 < 10 werkn.
46.240
18.805
23.615
2.760
1.055
552.100
261.485
233.835
51.440
5.335
Bron: Stratus marktonderzoek bv
1
2
Is hooguit 12 uur ook nog elders in loondienst en is minimaal 20 uur per week als zzp’er actief. Hieronder vallen de sectoren industrie, delfstoffen, nutsbedrijven en bouw.
3
Hieronder vallen de sectoren horeca, detailhandel, tussenhandel, groothandel en reparatie consumentenartikelen.
4
Particuliere, zakelijke en financiële dienstverlening + vervoer, opslag en communicatie.
10
Steekproefopzet Zoals kan worden geconstateerd, is de onderzoekspopulatie scheef verdeeld. Dat geldt zowel qua omvang als bedrijfssector. Op voorhand kon worden verondersteld of is uit eerder uitgevoerd onderzoek bekend dat de beleving van de regeldruk samenhangt met de bedrijfsomvang en bedrijfssector. Om die redenen is gekozen voor een (disproportioneel) gestratificeerde opzet met sector en grootte als stratificatievariabelen. Bij een dergelijke opzet komt het er in het kort op neer dat relatief grote segmenten uit de onderzoekspopulatie in de steekproef worden ondervertegenwoordigd en relatief kleine segmenten oververtegenwoordigd. Voor de Belevingsmonitor Regeldruk betekent dat bijvoorbeeld dat de grote bedrijven (waarvan er maar ca. 5.000 zijn) met ruim 300 waarnemingen in de steekproef sterk oververtegenwoordigd zijn, terwijl in het kleinbedrijf (populatie-omvang ca. 200.000) ook ca. 300 bedrijven zijn geïnterviewd. Deze opzet, die bij scheve populatieverdelingen zeer gangbaar is, biedt de mogelijkheid om zowel over kleine als grote deelsegmenten uit de populatie statistisch relevante uitspraken te doen. Na herweging kunnen er ook representatieve uitspraken over de totale onderzoekspopulatie worden gedaan. Naast deze landelijk representatieve steekproef van het totale bedrijfsleven - in dit onderzoek ook wel de reguliere steekproef of de ‘doorsnee’ondernemers, genoemd -, is er een additionele steekproef van startende ondernemers ondervraagd. De aanleiding daartoe is de veronderstelling dat deze ondernemers onevenredig sterk worden belemmerd door wet- en regelgeving. Een additionele steekproef van starters was nodig, omdat op voorhand was te voorzien dat zij in onvoldoende aantal in de reguliere landelijke steekproef zouden zijn vertegenwoordigd om er statistisch relevante uitspraken over te kunnen doen. Zie voor de steekproefopzet overzicht B. De reguliere landelijke steekproef is getrokken uit het LISA-bestand. De additionele steekproef van starters is afkomstig uit het bestand van de Kamer van Koophandel. Binnen iedere organisatie is de functionaris ondervraagd die het meest te maken heeft met regeldruk. Bij de zzp’ers en in het Kleinbedrijf (< 10 werknemers) was dat meestal de directeur en in de middelgrote bedrijven (10 < 100 werknemers) de financiële manager. In het Grootbedrijf (> 100 werknemers) hebben diverse functionarissen met regeldruk te maken: de HRM-manager, de financiële manager, de Facilitair Manager, etc. In deze organisaties is het eerste contact gelegd met de financiële manager. Als deze persoon zelf degene was die er het meest mee te maken heeft, is het gesprek met hem/haar voortgezet. In de andere gevallen is zo veel mogelijk getracht de functionaris te ondervragen die het meest met regeldruk te maken heeft.
11
Steekproefrealisatie In totaal zijn er 1.593 interviews afgenomen, waarvan 181 met starters en 1.412 voor de reguliere steekproef. Achteraf bleek in 281 gevallen de respondent niet aan de gestelde criteria van starter of zzp’er te voldoen. Er zijn dus 1.318 volledige gesprekken gevoerd waarvan 1.214 voor de reguliere steekproef en 104 met starters. Tot slot zijn 106 starters uit de reguliere steekproef ook gevoegd bij het startersbestand om aldus nauwkeuriger uitspraken over deze doelgroep te kunnen doen. Deze starters zitten dus zowel in de reguliere als in de starterssteekproef. De analyses zijn uitgevoerd op 1.214 waarnemingen uit de reguliere steekproef en op 210 starters. Hieronder wordt de samenstelling van de beide steekproeven weergegeven naar grootte en bedrijfsklasse. Hierbij wordt opgemerkt dat is uitgegaan van de opgave van de respondent. Deze bleek regelmatig af te wijken van de registratie in het steekproefbestand. Zo bleken vele ondernemers die in het steekproefbestand nog als zzp’er stonden vermeld inmiddels te zijn gegroeid tot klein- of middenbedrijf. Overzicht B
Samenstelling gerealiseerde steekproef (basis: opgave respondent)
bedrijfsklasse
‘echte’
Klein-
Midden-
Groot-
Totaal
zzp’ers
bedrijf
bedrijf
bedrijf
reguliere steekproef
1<10
20<100
> 100
werkn.
werkn.
werkn
starters
agrarische sector
29
52
54
9
144
13
nijverheid (bouw/industrie)
34
52
87
88
261
42
handel, ambachten en ho-
72
reca
34
57
54
217
32
dienstverlening
51
87
119
103
360
97
zorg en comm. onderwijs
17
33
57
125
232
26
totaal
165
196
374
379
1.214
starters
113
59
25
13
210
210
Bron: Stratus marktonderzoek bv
De interviews zijn landelijk gespreid. Er zijn in 355 van de 443 gemeenten vraaggesprekken gevoerd. De regionale spreiding van de organisaties komt min of meer overeen met die van de Nederlandse bevolking: ca. 10% in het noorden, 20% in het oosten, 45% in het westen en 25% in het zuiden. H e r w e g in g De samenstelling van de steekproef wijkt vanwege de disproportioneel gestratificeerde opzet op de variabelen bedrijfsgrootte en bedrijfsklasse sterk af van de samenstelling van de populatie (zie ook de steekproefopzet). Voor uitspraken over de totale steekproef is een herweging uitgevoerd zodanig dat de samenstelling van de herwogen steekproef gelijk is aan die van de populatie. Alle onderzoeksresultaten hebben betrekking op de herwogen steekproef.
12
2.3
De vragenlijst De vragenlijst is in samenwerking met de RVD en de Regiegroep Regeldruk opgesteld. Waar mogelijk en zinvol is aangesloten bij bestaande vraagstellingen uit andere onderzoeken 1. De vragenlijst is vooraf getest op duidelijkheid en begrijpelijkheid. Dit heeft ertoe geleid dat sommige vraagstellingen zijn aangescherpt, dat vragen zijn komen te vervallen en dat er nieuwe vragen voor in de plaats zijn gekomen. Een exemplaar van de definitieve vragenlijst is als bijlage in het rapport opgenomen. De gemiddelde gesprekstijd was bijna 17 minuten.
2.4
Uitvoering veldwerk Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode 28 februari t/m 15 maart 2008. In totaal zijn 1.593 interviews afgenomen, waaronder 281 korte met ondernemers die niet aan de selectiecriteria van starter of zzp’er voldeden. Het interviewcorps Aan het onderzoek hebben 34 in business-to-business onderzoek gespecialiseerde interviewers meegewerkt. Zij zijn vooraf mondeling geïnstrueerd. Daarbij hebben zij een uitgebreide toelichting op schrift ontvangen. D e e l n a me be r e i d he i d De bereidheid om aan het onderzoek deel te nemen (=aantal gesprekken : aantal gesprekken + aantal weigeringen) was 65% in de reguliere steekproef en 71% in de starterssteekproef. Deze percentages liggen ongeveer op het gemiddelde niveau voor dit type onderzoek onder deze doelgroep. Zie voor een uitgebreide verantwoording van het veldwerk overzicht C. B e l a n g s te l l in g v o o r he t o n d e r w e r p Aan het eind van het interview is gevraagd of men bereid is aan vervolgonderzoek deel te nemen en of men belangstelling heeft voor een samenvatting van de uitkomsten van dit onderzoek. In beide gevallen moest men zijn naam en e-mailadres opgeven. 86% van de respondenten heeft geen bezwaar om in de toekomst door de overheid over dit onderwerp te worden benaderd. Dit hoge percentage indiceert dat men het een interessant onderwerp vond. 69% heeft belangstelling getoond voor de samenvatting van de resultaten. S e le c t i v it e it n o n - r e s p on s Aan de weigeraars is gevraagd of zij toch wilden aangeven in hoeverre zij zich bij het ondernemen belemmerd voelen door wetten en regels. Het doel hiervan is na te gaan of de responsgroep op deze centrale onderzoeksvraag representatief is voor het totale Nederlandse bedrijfsleven. De vraag is op exact dezelfde wijze ook voorgelegd aan de responsgroep.
1
Onder meer: ‘Fraude in Beeld’ in opdracht van het Projectteam Bijzondere Opsporingsdiensten.
13
44% van de weigeraars was bereid deze vraag te beantwoorden. Daarmee voelen zij zich sterker dan gemiddeld belemmerd door wetten en regels. Op grond hiervan is het vermoeden dat de werkelijke gepercipieerde regeldruk iets negatiever is dan die uit het onderzoek naar voren komt en dat de in het onderzoek aangetroffen regeldruk eerder een onder- dan een overschatting is. Overzicht C Veldwerkverantwoording
Totaal
reguliere steekproef.
starters
1.318
1.214
104
275
198
77
1.593
1.412
181
weigering
872
798
74
geen gehoor/in gesprek
811
721
90
1.110
1.037
73
306
273
33
27
20
7
totaal benaderd zonder gesprek
3.126
2.849
277
Totaal benaderd
4.719
4.261
458
% effectieve benaderingen
34%
33%
40%
% deelnamebereidheid
65%
64%
71%
respons: volledige vraaggesprekken korte screeningsgesprekken totaal benaderd met gesprek
non-respons:
afspraak om later terug te bellen antwoordapparaat taalproblemen
Bron: Stratus marktonderzoek bv
Het aantal afspraken om later terug te bellen is zo hoog vanwege de korte periode die beschikbaar was om het veldwerk te realiseren.
2.5
Schaal ‘normacceptatie’ Uit de legal conciousness-literatuur
1
is bekend dat de mate waarin en de
wijze waarop burgers regeldruk ervaren ook wordt beïnvloed door hun eigen normatieve ideeën en verwachtingen over het recht. Om te toetsen of deze constatering ook voor ondernemers geldt, zijn aan de respondenten 8 beweringen voorgelegd die alle te maken hebben met hoe men tegenover weten regelgeving en de naleving daarvan staat.
1
Zie ook: ‘Wat is Regeldruk’, een verkennende internationale literatuurstudie, pagina 118; WODC, juni 2006
14
Voor iedere stelling moest op een 7-puntsschaal worden aangegeven in hoeverre men het met die stelling eens was, waarbij score 1 betekent ‘volstrekt niet mee eens’ en score 7 ‘volstrekt mee eens’. De beweringen a t/m e zijn afkomstig uit ‘Fraude in Beeld’ zijn gevalideerd en geschikt voor schaalconstructie. De beweringen f t/m h zijn nieuw. De beweringen zijn: a.
ik houd mij altijd en in alle situaties aan de regels
b.
als niemand het ziet of merkt, kun je een regel net zo goed aan je laars lappen
c.
ik zou me erg onprettig voelen als ik een regel zou overtreden
d.
ik voel mij moreel verplicht om mij aan alle regels te houden
e.
een klein beetje van de regels afwijken, kan geen kwaad
f.
zonder wetten en regels zou het ondernemen heel wat lastiger zijn
g.
de overheid staat te wantrouwend tegenover het bedrijfsleven
h.
er is in Nederland te veel overbodige regelgeving
Op basis van de beweringen a t/m e is een Likert-somscoreschaal geconstrueerd, ‘Normacceptatie’
1
genaamd die loopt van score 5 (5 x score 1)
t/m score 35 (5 x score 7). De beweringen b en e zijn hierbij omgescoord. Vanuit de uitgebreide somscores, is een gecomprimeerde indeling in 4 klassen gemaakt en wel als volgt: score 5 t/m 18
n = 173
1 = lage normacceptatie
score 19 t/m 24
n = 318
2 = neutraal
score 25 t/m 28
n = 258
3 = hoge normacceptatie
score 29 t/m 35
n = 365
4 = zeer hoge normacceptatie
Respondenten met een zeer hoge normacceptatie antwoordden op de stellingen a, c en d ‘volstrekt mee eens’ (score 6 of 7) en op de stellingen b en e ‘volstrekt niet mee eens’ (score 1 of 2). Degenen met een lage normacceptatie ten aanzien van de naleving van wetten en regels antwoordden op de beweringen a, c en d uitsluitend 1, 2 of 3 en op de beweringen b en e score 6 of 7. De schaal heeft een tweeledig doel. Allereerst laat het zien wat de houding is van het Nederlandse bedrijfsleven ten aanzien van de naleving van weten regelgeving. Voorts functioneert de schaal als verklarende variabele voor de beleving van regeldruk en kwaliteit van dienstverlening.
2.6
Nauwkeurigheid van de uitkomsten De uitkomsten van dit onderzoek zijn gebaseerd op steekproeven. Zij dienen dan ook met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Deze voorzichtigheid kan worden uitgedrukt in marges van onnauwkeurigheid. Deze onnauwkeurigheidsmarges zijn afhankelijk van de mate van betrouwbaarheid, de spreiding van de uitkomsten en de steekproefomvang. In het onderstaande schema worden deze marges weergegeven bij een betrouwbaarheidsmarge van 95%, bij steekproefuitkomsten van 10, 20, 30, 40 en 50% en voor een aantal alternatieve steekproefgroottes.
1
Deze schaal wordt ook wel Interne Normering genoemd.
15
Overzicht D Marges van nauwkeurigheid bij 95% betrouwbaarheid
steekproef
10% of
20% of
30% of
omvang
90%
80%
70%
1.214
1,7
2,3
2,6
2,8
zzp’ers
165
4,6
6,1
7,0
7,6
kleinbedrijf
296
3,4
4,6
5,2
5,7
middenbedrijf
374
3,0
4,1
4,6
5,1
grootbedrijf
379
3,0
4,0
4,6
5,1
agrarisch sector
144
4,9
6,5
7,5
8,2
nijverheid
261
3,6
4,9
5,6
6,1
handel, ambachten en horeca
217
4,0
5,3
6,1
6,7
dienstverlening
360
3,1
4,1
4,7
5,2
zorg & welzijn en commercieel
232
3,9
5,1
5,9
6,4
210
4,1
5,4
6,2
6,8
Totaal
50%
onderwijs
starters Bron: Stratus marktonderzoek bv
Deze marges zijn bij een betrouwbaarheid van 90% ongeveer 16% kleiner. Als voorbeeld: de marge bij de totale steekproef (n = 1.214) is bij een uitkomst van 10% en een betrouwbaarheid van 95% ca. 1,4% (zie overzicht). Bij een betrouwbaarheid van 90% is deze marge ca. 1,4% (0,84 * 1,7). Ter toelichting bij de interpretatie: Blijkt uit het onderzoek dat van de ondernemers uit het Grootbedrijf 30% zich belemmerd voelt door wetten en regels, dan ligt dit in het geval we alle ondernemers uit het Grootbedrijf hadden ondervraagd met een kans van 19 op 20 (betrouwbaarheid 95%) tussen 25,4% en 34,6%. Bij 90% betrouwbaarheid zou dit liggen tussen 26,1% en 33,9%
2.7
Leeswijzer In hoofdstuk 1 worden de samenvatting en conclusies van het onderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op uitkomsten van het onderzoek. Hierbij wordt eerst aandacht besteed aan de houding ten opzichte van wetten en regels. Vervolgens wordt ingegaan op de regeldruk, in dit onderzoek geoperationaliseerd als administratieve lasten en kosten van naleving. Onder andere komen aan de orde de agendering, de belemmering in het algemeen, belemmering op aspecten en vertrouwen in vermindering. Vervolgens wordt ingegaan op de kwaliteit van dienstverlening, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen gemeenten en overige overheidsinstanties. In de bijlagen is een exemplaar van de vragenlijst opgenomen.
16
3
Uitkomsten van het onderzoek
3.1
Vooraf In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de uitkomsten van het onderzoek. Waar zinvol is nagegaan of de uitkomsten samenhangen of verschillen laten zien naar: 1
de mate waarin men werkzaamheden in het kader van het nakomen van informatieverplichtingen gebruik maakt van ondersteuning door derden uitbesteedt (niets, een klein deel, de helft, het meeste, vrijwel alles);
2
de houding ten aanzien van regelgeving en de normacceptatie (zeer hoog, hoog, neutraal, laag);
3 4
grootteklasse (ZZP, Kleinbedrijf, Middenbedrijf en Grootbedrijf) en bedrijfssector (agrarische sector, industrie en bouw, handel en ambachten, dienstverlening en zorg-, welzijns- en commerciële onderwijsinstellingen)
Voorafgaand aan de beschrijving van de resultaten van het onderzoek worden de eerste twee hierboven genoemde perspectieven nader toegelicht.
3.2
Gebruikmaking en ondersteuning van derden Het merendeel van de bedrijven en instellingen (90%) wordt door derden (accountants, administatiekantoren, hrm-specialisten, arbo- en milieuspecialisten, etc.) ondersteund bij het voldoen aan verplichtingen vanuit wet- en regelgeving. De sector ‘dienstverlening’ maakt relatief weinig gebruik van derden. Zij zijn ook vaak zelf ondersteunende partij. Hoe groter de organisatie des te vaker maakt men van derden gebruik. In de mate van gebruik blijkt het tegenovergestelde het geval te zijn: hoe groter de organisatie des te meer doet men zelf. Starters gedragen zich op dit punt vrijwel gelijk aan de ZZP’ers, wat niet verwonderlijk is als wordt bedacht dat de meeste starters (nog) ZZP’er zijn. Er zijn qua mate van uitbesteding geen verschillen tussen de sectoren en er is ook geen samenhang met normacceptatie (zie paragraaf 3.3) ten aanzien naleving van wetten en regels van de overheid.
17
Tabel 1
Ondersteuning door derden; in %
Klein-
Midden-
Groot-
Totaal
ZZP’ers
bedrijf
bedrijf
bedrijf
90
88
90
96
96
90
10
12
10
4
4
10
100
100
100
100
100
100
vrijwel alles
17
19
17
8
4
20
het meeste
18
18
17
19
8
17
ongeveer de helft
24
19
29
29
21
19
een klein deel
41
44
37
44
67
44
100
100
100
100
100
100
1.214
165
296
374
379
210
maakt gebruik van derden (besteedt
Starters
uit) maakt geen gebruik van derden totaal
mate van uitbesteding; basis: besteedt uit
totaal aantal respondenten Bron: Stratus marktonderzoek bv
3.3
Houding t.o.v. wet- en regelgeving 3 . 3 . 1 B e w e r i n ge n o v e r d e n al e v in g v a n w e t - e n r e ge l g e v i n g Aan de respondenten zijn acht beweringen voorgelegd die betrekking hebben op de houding ten aanzien van wet- en regelgeving. Voor iedere stelling moest op een 7-puntsschaal worden aangegeven in hoeverre men het met die stelling eens was, waarbij score 1 betekent ‘volstrekt niet mee eens’ en score 7 ‘volstrekt mee eens’. De beweringen a t/m e worden regelmatig door de Belastingdienst in zijn onderzoek voorgelegd. De beweringen f t/m h zijn nieuw. Er wordt niet uitgesloten dat er sprake is van sociaal wenselijke beantwoording. De eerste vijf beweringen leren dat de meesten positief staan tegenover naleving van wetten en regels. Men antwoordt in meerderheid dat men zich altijd aan de regels houdt, zich daartoe ook moreel verplicht voelt en dat men zich onprettig zou voelen als men een regel zou overtreden. Verreweg de meesten vinden niet dat je een regel kunt negeren als toch niemand het merkt. Opvallend is wel dat eveneens een meerderheid vindt dat het geen kwaad kan iets van de regels af te wijken. Over de drie nieuwe beweringen f t/m h wordt opgemerkt dat een overgrote meerderheid van mening is dat er veel overbodige regelgeving is. Deze overtuiging wordt bedrijfsbreed gedragen: van zzp’er tot het Grootbedrijf en van de primaire tot en met de quartaire sector.
18
Tegenover de grote consensus over de veelheid aan overbodige regelgeving staat overigens ook een ruime meerderheid die van mening is dat het ondernemen zonder wetten en regels heel wat lastiger zou zijn. Evenals bij de vorige stelling zijn er hierbij geen verschillen naar bedrijfsgrootte en bedrijfssector. Tot slot is 51% van mening dat de overheid te wantrouwend staat tegenover het bedrijfsleven; 26% deelt die mening niet en de overige 24% staat hier neutraal tegenover of weet het niet. De dienstverlening is vaker en de nijverheid en de zorg-, welzijns- en commerciële onderwijssector zijn minder vaak dan gemiddeld van mening dat de overheid te wantrouwend is. Tabel 2
Houding ten aanzien van naleving wet- en regelgeving; basis alle respondenten, horizontaal gepercenteerd
Totaal
(helemaal)
Neutraal, incl.
(helemaal)
niet mee
weet niet
mee eens
score 1/3
score 4
score 5/7
100%
19
11
70
100%
70
7
23
100%
23
14
63
100%
14
9
77
100%
30
10
60
100%
21
16
63
100%
26
23
51
100%
7
8
85
eens
a.
ik houd mij altijd en in alle situaties aan de regels
b.
als niemand het ziet of merkt, kun je een regel net zo goed aan je laars lappen
c.
ik zou me erg onprettig voelen als ik een regel zou overtreden
d.
ik voel mij moreel verplicht om mij aan alle regels te houden
e.
een klein beetje van de regels afwijken, kan geen kwaad
f.
zonder wetten en regels zou het ondernemen heel wat lastiger zijn
g.
de overheid staat te wantrouwend tegenover het bedrijfsleven
h.
er is in Nederland te veel overbodige regelgeving
Bron: Stratus marktonderzoek bv
19
3.3.2 Schaal Normacceptatie Op basis van de stellingen a t/m e is de attitudeschaal ‘normacceptatie’ geconstrueerd(zie ook paragraaf 2.5). De schaal kent vier posities: zeer hoog, hoog, neutraal en laag. Hoog wil hierbij zeggen een hoge normacceptatie ten aanzien van de naleving van wet- en regelgeving. Ruim de helft van de respondenten (55%) geeft aan een hoge of zeer hoge normacceptatie te hebben; 26% neemt een neutrale houding in en 19% heeft een uitgesproken lage normacceptatie. Hoe groter de organisatie des te sterker de normacceptatie. De normacceptatie is relatief hoog in de dienstverlening, de sector zorg & welzijn en commercieel onderwijs. Relatief zwak is zij in de nijverheid en de agrarische sector. De normacceptatie van starters ligt eerder boven dan onder het gemiddelde. Zie ook figuur 1. Figuur 1
Normacceptatie
totaal
ZZP'ers
27
28
27
27
kleinbedrijf (1 < 10 werkn.)
28
middenbedrijf (10 < 100 werkn.)
27
grootbedrijf (? 100 werkn.)
nijverheid (industrie en bouw) ambachten, handel en horeca dienstverlening com onderwijs, zorg en welzijn
34
27
29
22 21
25 29
31 zeer hoog
17
31 27
hoog
17
23 38
10
14
32
24 25
12
24
25
27
31
17
28
32
27
23
27
28
22
19
23
38
starters
agrarische sector
26
14 neutraal
17 laag
Bron: Stratus marktonderzoek bv
20
3 . 3 . 3 R e ch t v a ar d i g h e i d Meer dan de helft van de respondenten (53%) vindt de wet- en regelgeving waar men als ondernemer mee te maken heeft (volstrekt) rechtvaardig; 18% vindt deze (volstrekt) onrechtvaardig. Het grootbedrijf en de dienstverlening vinden de wet- en regelgeving vaker dan gemiddeld rechtvaardig. De agrarische sector en de nijverheid vinden deze relatief vaak onrechtvaardig. Er blijkt ten slotte sprake te zijn van een samenhang met de normacceptatie. Hoe hoger de normacceptatie ten aanzien van naleving, des te vaker vindt men de wet- en regelgeving rechtvaardig. Figuur 2
Rechtvaardigheid wet- en regelgeving totaal
53
29
18
ZZP'ers
53
29
18
kleinbedrijf (1 < 10 w erkn.)
53
29
18
middenbedrijf (10 < 100 w erkn.)
agrarische sector nijverheid (industrie en bouw )
zeer rechtvaardig (score 5 t/m 7)
neutraal (score 4)
14 16
26 27
55 39
15
29
58
neutraal
18
31
57
hoge normacceptatie
lage normacceptatie
22
54
zeer hoge normacceptatie
12
34
60
zorg en w elzijn, com. onderw ijs
24
26
54
dienstverlening
26
35 50
ambachten, handel en horeca
16
22
62
39
10
24
66
starters
17
27
56
grootbedrijf (≥ 100 w erkn.)
35
18 26
onrechtvaardig (score 1 t/m 3)
Bron: Stratus marktonderzoek bv
21
3.4
Agendering ‘wet- en regelgeving als belemmering’ Het inhoudelijke interview startte met de open vraag wat voor de organisatie de grootste problemen of belemmeringen zijn bij het dagelijkse ondernemen. Het doel van deze vraag is na te gaan in hoeverre men zich gehinderd voelt door wet- en regelgeving van de overheid. De antwoorden op deze vraag zijn spontaan en zonder hulp gegeven. Tweederde van de respondenten ervaart op enigerlei wijze problemen en belemmeringen bij het ondernemen. Men wordt hierbij verreweg het meest gehinderd door de regelgeving van de overheid. Aspecten die met kwaliteit van dienstverlening van de overheid te maken hebben, worden slechts door een minderheid genoemd. Belemmeringen die buiten de scoop van de overheid liggen, zijn specifiek bedrijfseconomische aspecten als de verzorging van de administratie, liquiditeit en debiteurenbeheer, de concurrentie en marktontwikkelingen alsook ‘het personeel’ en dan zowel het aantrekken en behouden van personeel als aspecten als kosten van (langdurige) ziekte, ontslagrecht en steeds hogere salarissen. In het algemeen geldt dat naarmate de organisatie groter is, men ook vaker en meer bij het ondernemen te maken heeft met problemen en belemmeringen. De starters ervaren relatief weinig knelpunten bij het ondernemen en hebben ook relatief weinig last van regelgeving van de overheid. De agrarische sector blijkt juist relatief vaak door regelgeving te worden belemmerd. Tabel 3
Grootste problemen en belemmeringen bij het ondernemen; in %
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
Starters
31
28
31
42
45
20
8
5
9
18
22
8
verzorging van de administratie
7
7
7
9
7
5
liquiditeit en debiteurenbeheer
7
8
5
4
2
7
files/verkeer
5
6
5
2
3
1
heeft geen specifieke knelpunten
33
35
33
23
14
42
nog anders
21
20
21
19
26
17
3
3
4
3
5
4
Totaal antwoorden
115%
112%
115%
120%
124%
104%
aantal respondenten
1.214
165
296
374
379
210
regelgeving van de overheid aantrekken en behouden van goed personeel
onbekend
Bron: Stratus marktonderzoek bv
22
3.5
Regeldruk 3.5.1 Vooraf Kort voor de vragen over regeldruk is aan de respondenten meegedeeld dat in het verdere verloop van het interview onder regeldruk wordt verstaan alle tijd en kosten voor bedrijven om de wetten en regels na te leven en om alle door de overheid (rijk, provincie en gemeenten) verplicht gestelde informatie te verstrekken. Hieraan werd toegevoegd dat men kon denken aan toezicht, subsidies, veiligheid op de werkplek, verantwoordingsinformatie alsook de eisen die door de Europese Unie (‘Brussel’) aan de bedrijfsvoering worden gesteld. Hoewel dat niet expliciet is gezegd, valt de kwaliteit van dienstverlening in het interview niet onder het begrip regeldruk. Over dit aspect zijn aparte vragen gesteld. 3 . 5 . 2 M a t e w a a r in m e n d o o r r e ge l d r u k b e l e m m e r d w o r d t Allereerst is gevraagd in hoeverre men zich als ondernemer belemmerd voelt door regeldruk. Deze vraag is gesteld aan de hand van een 7puntsschaal die liep van score 1 (= volstrekt niet belemmerd) t/m score 7 (= volstrekt wel belemmerd). 41% van de respondenten voelt zich als ondernemer (volstrekt) niet door regeldruk belemmerd; een even groot percentage voelt dit (volstrekt) wel en 18% neemt een middenpositie in. Het Midden- en het Grootbedrijf voelen zich sterker door regeldruk belemmerd dan het Kleinbedrijf en de ZZP’ers. De starters voelen zich minder door regeldruk belemmerd dan de overige respondenten. De agrarische sector en in iets mindere mate de nijverheid voelen zich het meest belemmerd; de handel en horeca en de sector zorg & welzijn en commercieel onderwijs het minst. Hoe hoger de normacceptatie ten aanzien van naleving is, hoe minder men zich belemmerd voelt door regeldruk. Dezelfde vraag is aan de weigeraars gesteld. Hierop gaf 43% een antwoord. Van hen zegt 58% zich (volstrekt) wel door wetten en en regels belemmerd te voelen. Dit indiceert dat de weigeraars meer dan de responsgroep hinder hebben van regeldruk en dat de uitkomsten omtrent de regeldrukperceptie eerder negatiever dan positiever zijn dan in dit rapport beschreven. Er blijkt wat betreft de regeldrukperceptie geen eenduidige samenhang te bestaan met de mate waarin men bij de naleving wordt ondersteund door derden, bijvoorbeeld een accountant, externe hrm-consultants, etc. Degenen die een klein deel of ongeveer de helft uitbesteden worden sterker dan gemiddeld gehinderd door regeldruk; degenen die alles alsook degenen die niets uitbesteden worden het minst belemmerd. Onder de laatste groep bevinden zich veel zzp’ers die relatief weinig hinder van regeldruk ondervinden. Zie ook figuur 3 op de volgende pagina.
23
Figuur 3
Mate waarin men zich belemmerd voelt door regeldruk totaal-respons non-respons (w eigeraars) ZZP'ers kleinbedrijf (1 < 10 w erkn.) middenbedrijf (10 < 100 w erkn.) grootbedrijf (≥ 100 w erkn.)
41
zeer hoge normacceptatie hoge normacceptatie neutraal lage normacceptatie besteedt vrijw el alles uit besteedt het meeste uit besteedt ongeveer de helft uit besteedt een klein deel uit besteedt niets uit
41
16
55
43 40
22
35
14
25 25
46
15 19
starters agrarische sector industrie en bouw (nijverheid) ambachten, handel en horeca dienstverlening zorg en w elzijn, com. onderw ijs
18
26
60 56
50
16
30 29
34
22 32
48
52
39 36 43 39
12
43 48
14 13
52
15
40 35 36
20 20 15
46 43
33 40 45 49
31 19
33 37
23 38
15
52 46
17 55
11
volstrekt niet
neutraal
34 volstrekt w el
Bron: Stratus marktonderzoek bv
3 . 5 . 3 H i n d e r v an a s p e c t e n v an r e g e l dr u k Aan de respondenten zijn 6 aspecten van regeldruk voorgelegd met steeds de vraag of men daar heel veel, veel, enige of nauwelijks of geen hinder van ondervindt. Deze aspecten zijn onder meer afkomstig uit het rapport van de commisissie Stevens ‘De Top 10 van hinderlijke regels’. Onnodige informatieverplichtingen en hoge nalevingskosten zijn de grootste hinderpalen wat betreft regeldruk. Ongeveer 40% van alle organisaties heeft van deze aspecten veel of heel veel hinder. De overige aspecten worden door ongeveer een kwart als (heel) hinderlijk ervaren. Tabel 4 Hinder van aspecten van regeldruk Totaal
nauwelijks
enige
veel
27
27
heel 13 14
veel
of geen Onnodige informatieverplichtingen en papierwerk
100
33
Hoge kosten om te voldoen aan regelgeving
100
37
24
25
Het voortdurend wijzigen van wetten en regels
100
48
25
20
7
Slechte dienstverlening van overheidsinstanties
100
49
25
16
10
Strijdigheid van regelgeving
100
51
25
18
6
Strenge eisen van toezichthouders en inspecties
100
53
23
18
6
Bron: Stratus marktonderzoek bv
24
Een vergelijkbare vraag is aan de weigeraars voorgelegd in het geval men belemmerd werd door regeldruk. Deze weigeraars gaven op vooral last te hebben van het voortdurend wijzigen van wetten en regels (59x) en onnodige informatieverplichtingen (27x). Het Midden- en het Grootbedrijf hebben aanzienlijk meer hinder van de aspecten van regeldruk dan het Kleinbedrijf, de ZZP’ers en de starters. Evenals hiervoor al opgemerkt, ervaart ook hier de agrarische sector de meeste hinder en ervaren de handel en de sector zorg & welzijn en commercieel onderwijs de minste hinder. Ten slotte ervaart men meer hinder naarmate men een lagere normacceptatie heeft ten aanzien van wet- en regelgeving. Tabel 5 Hinder van aspecten van regeldruk naar grootteklasse; % (heel) veel hinder Totaal Onnodige informatieverplichtingen
ZZP
Klein-
Midden-
Groot-
bedrijf
bedrijf
bedrijf
40
35
43
53
55
39
33
40
59
57
27
22
28
40
45
26
23
29
32
28
Strijdigheid van regelgeving
24
19
28
29
22
Strenge eisen van toezichthouders
24
20
25
38
37
en papierwerk Hoge kosten om te voldoen aan regelgeving Het voortdurend wijzigen van wetten en regels Slechte dienstverlening van overheidsinstanties
en inspecties Stratus marktonderzoek bv
3 . 5 . 4 A c c e p t a t ie h o e ve e l he i d w e t te n, r e g e l s e n v e r p l i c h t i n ge n 42% van de respondenten ervaart de hoeveelheid wetten, regels en verplichtingen als (zeer) acceptabel, 38% vindt die (veel) te hoog en 20% staat er neutraal tegenover. Het Midden- en het Grootbedrijf ervaren deze hoeveelheid vaker als te hoog dan het Kleinbedrijf en de zzp’ers. De agrarische sector is het meest kritisch over deze hoeveelheid; de handel en de sector zorg & welzijn en commercieel onderwijs het minst. Naarmate men een hogere normacceptatie heeft, vindt men de hoeveelheid wetten en regels vaker (zeer) acceptabel. Starters vinden significant vaker dan de doorsnee-organisatie dat de hoeveelheid wetten en regels acceptabel is.
25
Tabel 6
Acceptatie hoeveelheid wet- en regelgeving
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
Starters
(zeer) acceptabel
42
45
42
26
31
50
Neutraal
20
21
21
16
15
21
Te hoog
31
29
27
50
47
25
7
5
10
8
7
4
100
100
100
100
100
100
1.214
165
296
374
379
210
Veel te hoog Totaal aantal respondenten Bron: Stratus marktonderzoek bv
3 . 5 . 5 T i j d s b e le vin g v a n h e t v o l d o e n a an r e g e ls e n v e r p l ic h t in ge n Voor ruim de helft van de organisaties (52%) kost het weinig of geen tijd om aan alle regels en verplichtingen van de overheid te voldoen. Voor de andere helft kost dat daarentegen veel of heel veel tijd. Deze ‘tijds’perceptie discrimineert sterk naar grootte van de organisatie. Hoe groter de organisatie des te meer tijd het kost. Vooral in de nijverheid en de agrarische sector kost het meer dan gemiddeld veel tijd om aan alle wetten en verplichtingen van de overheid te voldoen. Voor de ondernemingen die ongeveer de helft van hun verplichtingen aan derden uitbesteden, kost het de meeste tijd aan de nalevingsverplichtingen te voldoen. Voor degenen die opgeven alles of juist niets uit te besteden kost dat relatief weinig tijd. Hierbij wordt opgemerkt dat tot degenen die niets uitbesteden veel ZZP’ers behoren die nauwelijks hinder van wetgeving ervaren. Starters geven minder vaak dan de doorsnee-organisatie aan dat het voldoen aan alle regels en wetten veel tijd kost. Tabel 7
Beleving tijd aan het voldoen aan alle regels
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
Starters
nauwelijks of geen
14
18
12
3
4
18
weinig
38
44
36
25
18
42
veel
39
31
42
59
62
35
9
7
10
13
16
5
100
100
100
100
100
100
1.214
165
296
374
379
210
heel veel totaal aantal respondenten Bron: Stratus marktonderzoek bv
26
3 . 5 . 6 R e ge l g e v i ng w a a r v a n m e n ge m a k h e e f t 21% van de respondenten antwoordt dat er ook regelgeving is waar men gemak van heeft of die men als prettig of nuttig ervaart. Vooral het Middenen het Grootbedrijf zijn deze mening toegedaan. Opvallend is dat de agrarische sector en de sector zorg & welzijn en commercieel onderwijs relatief vaak aangeven dat er ook prettige en nuttige wetten en regels zijn. Starters zijn op dit punt ook positiever dan de gemiddelde organisatie. Aan degenen die aangeven dat er ook wetten en regels zijn, waarvan men gemak heeft, is gevraagd hiervan enkele voorbeelden te geven. Dit heeft geresulteerd in een lange lijst. De genoemde wetten en regels zijn vaak sectorspecifiek. Daarnaast komen een aantal generieke wetten zoals arbo-, milieu- en veiligheidswetgeving regelmatig naar voren. Sectorspecifiek zijn in dit kader onder meer de mestwetgeving, visserijquota, het lage btwtarief, etc. 3 . 5 . 7 P e r ce p t i e r e g e l dr u k n u t e n o p z i c h t e v a n e e n j a a r g e l e d e n Vrijwel niemand (1%) heeft de indruk dat de regeldruk van de overheid ten opzichte van een jaar geleden is afgenomen. Volgens 70% is deze gelijk gebleven en volgens 24% toegenomen. De overige 5% heeft hierover geen oordeel. Hoe groter de organisatie, des te vaker bestaat de indruk dat de regeldruk is toegenomen. In de agrarische sector is men het vaakst en in de handel het minst vaak van mening dat de regeldruk is toegenomen. Starters onderscheiden zich op dit punt door hier vaak geen oordeel over te hebben. Dat komt mede, omdat ze nog maar kort ondernemer zijn. Tabel 8
Mening over ontwikkeling regeldruk van de overheid
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
starters
Toegenomen
24
20
26
37
39
16
Ongeveer hetzelfde gebleven
70
75
66
60
56
59
Afgenomen
1
0
2
1
2
1
Geen mening
5
5
6
2
3
24
100
100
100
100
100
100
1.214
165
296
374
379
210
Totaal aantal respondenten Bron: Stratus marktonderzoek bv
3 . 5 . 8 V e r m i n d e r in g r e g e l dr uk B e k e n d he i d m e t h e t v oo r ne m e n v an d e o ve r he i d Driekwart van de organisaties (75%) is bekend met het voornemen van de overheid om het aantal wetten en regels en de daaruit voortvloeiende verplichtingen te verminderen. Naarmate de organisatie groter is, is men er beter mee bekend. Er is op dit punt geen verschil naar sector. Starters zijn vaak niet met dit voornemen van de overheid bekend.
27
V e r t r ou w e n i n d e r e a l i s a t i e In de realisatie van het voornemen van de overheid is gering: 11% heeft daar (heel) veel vertrouwen, 36% een beetje, 51% geen of helemaal geen vertrouwen. Alleen bij het Grootbedrijf (> 100 werknemers) heeft de meerderheid (54%) er minimaal enig vertrouwen in dat de overheid hierin gaat slagen. Voorts zijn de starters relatief gezien optimistisch over dit voornemen van de overheid. Qua sector zijn er wat betreft de mate van vertrouwen in terugdringing geen verschillen en voorts blijkt dat degenen met een hoge normacceptatie vaker vertrouwen in het voornemen van de overheid te hebben dan degenen met een lage of neutrale normacceptatie. Tabel 9
Bekendheid met en vertrouwen in realisatie terugdringing regeldruk
Totaal
ZZP’ers
klein
midden
groot
Starters
Wel bekend met voornemen overheid
75
72
76
88
91
67
Niet bekend met voornemen overheid
25
28
24
12
9
33
100
100
100
100
100
100
(heel) veel
11
12
10
9
8
11
Een beetje
35
33
37
36
46
46
Geen
36
38
33
37
29
26
Helemaal geen
15
13
18
17
17
13
3
4
2
1
0
4
100
100
100
100
100
100
1.214
165
296
374
379
210
Totaal
Vertrouwen in realisatie
Weet niet/geen mening Totaal aantal respondenten Bron: Stratus marktonderzoek bv
3.6
Kwaliteit dienstverlening overheid 3 . 6 . 1 C o n t a c te n m e t ge m e e n t e n Iets minder dan de helft van de organisaties (48%) geeft aan in de voorgaande 12 maanden één of meer keer contact te hebben gehad met zijn gemeente voor bijvoorbeeld vergunningen, toezicht, subsidies, heffingen en vragen. Hoe groter de organisatie des te vaker is er contact geweest. De agrarische sector heeft het vaakst contact gehad (56%); de dienstverlening en de sector zorg, welzijn en commercieel onderwijs het minst vaak (42%).
28
3 . 6 . 2 C o n t a c t e n m e t a n de r e i n s t a n t i e s Iets meer dan de helft van de respondenten (54%) heeft in de voorgaande 12 maanden met andere overheidsinstanties dan de gemeente contact gehad. In verreweg de meeste gevallen (59%) betrof het hierbij de Belastingdienst. Andere instanties waar men contact mee heeft gehad zijn het UWV (16%), Kamers van Koophandel (10%) en de Provincie (5%). Evenals bij de gemeentelijke contacten geldt ook hier dat het aantal contacten groter is naarmate de organisatie groter is. De agrarische sector en de dienstverlening hadden de meeste contacten met overige overheidsinstanties. 3 . 6 . 3 B e o o r d e l i n g d i e n s tv e r le n i n g o ve r h e i d Er is zowel voor de gemeenten als voor de overige overheidsinstanties gevraagd hun tevredenheid over de dienstverlening uit te drukken op een 10puntsschaal waarbij score 1 was ‘uitermate ontevreden’ en score 10 ‘uitermate tevreden.’ 46% van de respondenten die in de voorgaande 12 maanden contact hebben gehad met hun gemeente, zijn over de dienstverlening ontevreden (score 1 t/m 5); 41% is ‘gewoon’ tevreden (score 6 of 7) en 11% is zeer tevreden. De overige instanties krijgen van 39% een onvoldoende voor de dienstverlening en 16% is zeer tevreden. De gemiddelde scores zijn in beide gevallen net niet voldoende: voor de gemeenten een gemiddelde van 5,3; voor de overige instanties van 5,6. Tabel 10
Beoordeling dienstverlening van gemeente en andere overheidsinstanties
Oordeel is:
Gemeentelijke
Overige overheids-
dienstverlening
dienstverlening
Zeer ontevreden (score 1/3)
19
18
Ontevreden (score 4/5)
27
21
Tevreden (score 6/7)
41
43
Zeer tevreden (8/10)
11
16
Geen oordeel Totaal Gemiddelde Aantal respondenten
2
2
100%
100%
5,3
5,6
1.412
1.412
De gemeentelijke dienstverlening wordt relatief negatief beoordeeld door zzp’ers en de handel en horeca. Zij wordt relatief positief beoordeeld door het Grootbedrijf, de agrarische sector, de sector zorg, welzijn en commercieel onderwijs en door startende ondernemers. Er blijkt geen verband te bestaan tussen de grootte van de gemeente enerzijds en de beoordeling van de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening anderzijds.
29
Voor beide typen instanties (gemeente en andere overheidsinstanties) geldt dat de ondernemers met een lage normacceptatie relatief negatief oordelen over de dienstverlening. De overige overheidsinstanties worden relatief negatief beoordeeld door de ‘dienstverlening’ en relatief positief door de agrarische sector. Figuur 4
Beoordeling kwaliteit dienstverlening
beoordeling kwaliteit dienstverlening (gemiddeld rapportcijfer) 5,3 5,6
totaal
5,0
ZZP'ers
5,8 5,5 5,5
kleinbedrijf (1 < 10 w erkn.)
5,4 5,4
middenbedrijf (10 < 100 w erkn.)
6,2 5,8
grootbedrijf (≥ 100 w erkn.)
5,9 6,0
starters
6,2 6,1
agrarische sector 5,3
industrie en bouw (nijverheid) 4,8
ambachten, handel en horeca
5,8 5,8
5,1 5,3
dienstverlening zorg en w elzijn, com. onderw ijs
5,6
zeer hoge normacceptatie
5,5 5,6
hoge normacceptatie
5,5 5,8
neutraal
5,7 5,8 4,4
lage normacceptatie beoordeling gemeente
6,2
5,1
beoordeling overig overheid
Bron: Stratus marktonderzoek bv
30
3 . 6 . 4 B e o o r d e l i n g B e l a s t in g d i e n s t, UW V Voor de Belastingdienst en het UWV is nagegaan hoe hun dienstverlening door de ondernemers wordt beoordeeld. Het blijkt dat men van deze twee organisaties over het UWV het minst tevreden is (gemiddeld rapportcijfer 5,1). De Belastingdienst wordt met een gemiddeld rapportcijfer 5,5 beoordeeld. Deze waarderingen hebben betrekking op degenen die alleen de betreffende instantie noemden als overige overheidsinstantie waar men contact mee heeft gehad. 3 . 6 . 5 V o o r n a a m ste m o t ie ve n v a n te v r e d e n h e i d e n o nt e vr e de n he id K r i t i e k p un te n Zowel degenen die tevreden als zij die ontevreden zijn over de dienstverlening van de overheid, is naar hun reden van ontevredenheid gevraagd. Verreweg de grootste grief is het feit dat het allemaal te lang duurt. Dit geldt zowel voor de dienstverlening van de gemeente als die van de overige instanties, en deze klacht wordt zowel door degenen die tevreden als zij die ontevreden zijn het vaakst geuit. Andere vaak voorkomende klachten zijn foutieve afhandeling, nietprofessioneel handelen (m.n. bij gemeenten) en onduidelijke informatie. Van de overige overheidsinstanties wordt relatief veel kritiek op hun bereikbaarheid gegeven. Opvallend is tot slot dat ruim de helft van degenen die positief zijn geen punten van kritiek kan noemen. Tabel 11 Redenen ontevredenheid; basis: alle respondenten
Oordeel is:
Gemeente
Overige overheid
Redenen ontevredenheid ontevredenen
(n = 256)
(n = 326)
moeilijk bereikbaar
11
20
duurde te lang
46
39
onduidelijke informatie
23
23
slechte of foutieve afhandeling
31
26
niet professioneel
27
15
onprettige contacten
17
15
nog andere punten van kritiek
53
56
208%
194%
(n = 479)
(n = 534)
3
7
23
13
Totaal antwoorden ** Kritiekpunten van tevredenen moeilijk bereikbaar duurde te lang onduidelijke informatie
4
4
slechte of foutieve afhandeling
3
3
niet professioneel
4
2
onprettige contacten
1
2
nog andere punten van kritiek
27
21
geen punten van kritiek
51
60
116%
112%
Totaal antwoorden Stratus marktonderzoek bv
31
P l u s p un te n Op overeenkomstige wijze is gevraagd waarom men tevreden is. Deze vraag is dus zowel gesteld aan degenen die tevreden als aan hen die ontevreden over de dienstverlening zijn Het meest positieve aan de dienstverlening vindt men de vriendelijke bediening, de hulpvaardigheid en dienstbaarheid en toch ook de snelle afhandeling. Dat geldt zowel bij gemeenten als overige instanties. Meedenken en professionaliteit worden slechts in beperkte mate met de overheid geassocieerd. De overige instanties worden vaker dan gemeenten als deskundig beoordeeld. Overigens kan ongeveer 60% van de ontevredenen geen positieve punten noemen over de dienstverlening van de overheid. Tabel 12 Redenen tevredenheid
Oordeel is:
gemeente
overige overheid
Reden tevredenheid bij tevredenen:
(n = 534)
vriendelijke bediening
35
29
hulpvaardig/dienstbaar
40
37
deskundig
14
25
snelle afhandeling
26
29
meedenkend/proactief
13
11
5
10
14
13
147%
154%
(n = 256)
(n = 326)
10
12
hulpvaardig/dienstbaar
5
6
deskundig
2
x
snelle afhandeling
4
3
meedenkend/proactief
5
x
professioneel nog anders Totaal antwoorden Reden tevredenheid bij ontevredenen vriendelijke bediening
professioneel nog anders kan geen pluspunten noemen Totaal antwoorden Bron: Stratus marktonderzoek bv
3.7
(n = 479)
x
2
13
19
65
59
104%
101%
x = minder dan 0,5%
Prioritering van beleid Tot slot is gevraagd of de overheid meer aandacht moet besteden aan de kwaliteit van dienstverlening dan wel aan de vermindering van wet- en regelgeving. Deze vraag moest worden beantwoord door de respondenten 10 punten te laten verdelen over deze twee beleidsdoelen. Ruim een kwart (27%) is sterk voor vermindering van wet- en regelgeving, terwijl maar 13% een sterke voorkeur heeft voor de verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. Ruim de helft (57%) vindt overigens dat aan beide voornemens ongeveer evenveel aandacht moet worden besteed.
32
Tabel 13
Prioritering kwaliteit dienstverlening en vermindering wet- en regelgeving Totaal
ZZP
Klein-
Midden-
Groot-
bedrijf
bedrijf
bedrijf
Starters
Voorkeur: Sterk voor vermindering
27
27
26
28
35
29
57
56
57
61
51
51
13
14
13
11
13
15
3
3
4
x
1
5
100%
100%
100%
100%
100%
100%
wet- en regelgeving (7 t/m 10 punten) Ongeveer gelijke voorkeur (4 t/m 6 punten) Sterke voorkeur voor verbetering kwaliteit dienstverlening (0 t/m 3 punten) Weet niet Totaal Stratus marktonderzoek bv
Gemiddeld gaf men 5,45 punten aan de vermindering van wet- en regelgeving en 4,55 aan verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. Het Grootbedrijf is een bovengemiddelde voorstander van vermindering van wetten en regels. Het Kleinbedrijf is daartegenover een relatieve voorstander van verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. De agrarische sector is een relatief sterk voorstander van minder wet- en regelgeving. Voorts blijkt de normacceptatie een grote rol te spelen: hoe lager die is, des te sterker is de voorkeur voor vermindering van wetten en regels. Starters denken niet anders over de prioritering dan de doorsneeondernemers.
33
Figuur 5 Prioritering beleid overheid; gemiddelde scores (som = 10)
prioritering beleid overheid totaal
5,45
4,55
ZZP'ers
5,50
4,50
kleinbedrijf (1 < 10 werkn.) middenbedrijf (10 < 100 werkn.)
5,36
4,64
5,53
4,47
5,60
4,40
grootbedrijf (≥ 100 werkn.) starters
5,28
4,72
agrarische sector
5,72
industrie en bouw (nijverheid) ambachten, handel en horeca
5,52
4,48
5,45
4,55
4,28
dienstverlening zorg en welzijn, com. onderwijs
5,12
4,88
zeer hoge normacceptatie
5,22
4,78
hoge normacceptatie neutraal lage normacceptatie
5,55
4,45
5,43
4,57
5,63
4,37
vermindering w et- en regelgeving
5,38
4,62
verbetering kw aliteit dienstverlening
34
BIJLAGE 1
Vragenlijst Belevingsmonitor Regeldruk
Intro: Goede…, u spreekt met … van Stratus marktonderzoek. Momenteel voeren wij in opdracht van de ministeries van Financiën en Economische Zaken onderzoek uit over hoe bedrijven en instellingen denken over de dienstverlening van de overheid en de wetten en regels waar zij mee te maken hebben. Ik zou het gesprek graag willen voeren met die persoon die het meest te maken heeft met de contacten met en wetgeving van de overheid. Zou ik u daarover een aantal vragen mogen stellen? Int.: In de kleine bedrijven is dat meestal de directeur/eigenaar; in de grotere bedrijven de functionaris die verantwoordelijk is voor de financiële administratie (hoofd financiële zaken, financieel directeur) V 2 Het is jammer, dat u niet aan dit onderzoek wilt meedoen. Zou ik u toch nog heel kort wat mogen vragen: Kunt u aan de hand van een cijfer tussen 1 en 7 aangeven in hoeverre u zich als ondernemer belemmerd voelt door wetten en regels? Cijfer 1 betekent 'volstrekt niet' en cijfer 7 'volstrekt wel'. O 1 (volstrekt niet) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 (volstrekt wel) O wil niet zeggen O weet niet V 3 Waardoor wordt u het meest belemmerd? Int: antwoorden niet oplezen. O door het voortdurend wijzigen van wetten en regels O door onnodige informatieverplichtingen O onnodige en verplichte testen en keuringen O wispelturigheid en tegenstrijdigheid O te strenge arbowetgeving O verschillende en strenge milieueisen O dienstverlening van de overheid O eisen van toezichthouders en inspecties O grote verschillen in handhaving tussen Nederland en andere (EU) landen O anders, namelijk O weet niet/wil niet zeggen
35
V 4 Ik wil graag beginnen met een aantal algemene vragen over uw bedrijf of organisatie. Hoeveel werknemers zijn er in uw bedrijf of organisatie werkzaam? O alleen ik zelf (geen anderen) O 1 t/m 4 O 5 t/m 9 O 10 t/m 19 O 20 t/m 49 O 50 t/m 99 O 100 of meer O weet niet, onbekend V 5 Bent u naast uw werkzaamheden als zelfstandige ergens anders in loondienst? O ja O nee V 6 Hoeveel uur per week bent u in loondienst werkzaam? O minder dan 12 uur O 12 < 20 uur O 20 < 32 uur O 32 uur of meer V 7 Hoeveel uur bent u gemiddeld per week als zelfstandige actief of werkzaam? O minder dan 12 uur O 12 < 20 uur O 20 < 32 uur O 32 uur of meer V 8 Wanneer is uw bedrijf of organisatie opgericht? O in 2007 of 2008 O in 2005 of 2006 (1 of 2 jaar) O in 2003 t/m 2004 (3 of 4 jaar) O in 1999 t/m 2002 (5 t/m 9 jaar) O in 1998 of eerder (10 jaar of ouder) O weet niet/onbekend
36
V 9. In welke branche of sector bent u of is uw organisatie actief? Int: bij meerdere de belangrijkste opnemen. O agrarische sector O industrie O bouw O groot- of detailhandel, ambachten O horeca O vervoer, opslag, communicatie O zakelijke dienstverlening O financiële dienstverlening (bank of verzekeringswezen) O onderwijs O zorg of welzijn O particuliere dienstverlening O nog anders, te weten O weet niet/wil niet zeggen V 10. Wat is uw functie binnen deze organisatie? O directeur/eigenaar/eindverantwoordelijke manager O adjunct directeur O financieel directeur/Hoofd boekhouding of administratie/controller O Bedrijfsleider / officemanager O P&O/HRM O nog anders, te weten O weet niet/wil niet zeggen V 11. De volgende vragen gaan over belemmeringen en knelpunten bij het ondernemen of het leiden van een organisatie. Wat zijn voor uw organisatie de grootste problemen of belemmeringen bij het dagelijks ondernemen op dit moment? Int.: antwoorden niet noemen! O regelgeving van de overheid O verzorging van de administratie O aantrekken en behouden van goed personeel O liquiditeit, debiteurenbeheer, betaalgedrag klanten O langdurige ziekte van personeel O veiligheid/criminaliteit O overig personeel O files, verkeer O kwaliteit dienstverlening O heb geen knelpunten of problemen O Nog anders, namelijk O weet niet, onbekend
37
V 13. De overheid - rijk, provincie en gemeente - verstaat onder regeldruk alle tijd en kosten voor bedrijven om de wetten en regels na te leven en om alle door de overheid verplicht gestelde informatie te verstrekken. U kunt dan denken aan vergunningen, toezicht, subsidies, veiligheid op de werkplek, verantwoordingsinformatie, maar ook eisen van Europa aan uw bedrijfsvoering. Als u dat zo hoort, kunt u aan de hand van een cijfer tussen 1 en 7 aangeven in hoeverre u zich als ondernemer belemmerd voelt door regeldruk? Cijfer 1 betekent 'volstrekt niet' en cijfer 7 'volstrekt wel'. O 1 (volstrekt niet) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 (volstrekt wel) V 14. Kunt u hiervan voorbeelden geven? En welke nog meer? Int. : Meerdere antwoorden mogelijk en doorvragen!!! O 1. O 2. O 3. O onbekend O weet niet, kan er geen noemen V 15 Ik noem u een aantal aspecten met betrekking tot regeldruk. Kunt u mij voor ieder van deze zeggen of uw bedrijf daar nauwelijks of geen, enige, veel of heel veel last van heeft? 1: nauwelijks of geen 2: enige 3: veel 4: heel veel 5: weet niet/wil niet zeggen O het voortdurend wijzigen van wetten en regels O onnodige informatieverplichtingen en papierwerk O strijdigheid van regelgeving O slechte dienstverlening van overheidsinstanties O strenge eisen van toezichthouders en inspecties O hoge kosten om te voldoen aan regelgeving
38
V 16. Ervaart u de hoeveelheid wetten, regels en verplichtingen van de overheid voor uw organisatie als zeer acceptabel, acceptabel, neutraal, te hoog of veel te hoog? O zeer acceptabel O acceptabel O neutraal O te hoog O veel te hoog O weet niet/geen oordeel V 17. Kost het uw organisatie nauwelijks of geen, weinig, veel of heel veel tijd om aan alle regels en verplichtingen van de overheid te voldoen? O nauwelijks of geen O weinig O veel O heel veel O weet niet/geen antwoord V 18. Is er ook wet- en regelgeving waarvan uw organisatie gemak heeft of die u als prettig of nuttig ervaart en zo ja, kunt u daar voorbeelden van geven? O nee O Ja, namelijk O weet niet V 19 Als u kijkt naar de regeldruk van de overheid, is die ten opzichte van een jaar geleden dan voor uw organisatie toegenomen, afgenomen of ongeveer gelijk gebleven? O toegenomen O afgenomen O ongeveer gelijk gebleven O weet niet V 20 Kunt u dat nader toelichten? V 21 De overheid heeft zich ten doel gesteld het aantal wetten en regels en de daaruit voorvloeiende verplichtingen te verminderen en eenvoudiger te maken de komende jaren. Was u dat bekend? O ja O nee / weet niet
39
V 22 Heeft u er heel veel, redelijk veel, een beetje, geen of helemaal geen vertrouwen in dat de overheid hierin zal slagen? O heel veel O redelijk veel O een beetje O geen vertrouwen O helemaal geen vertrouwen O weet niet/geen antwoord V 23 Maakt uw organisatie gebruik van ondersteuning van derden bij het voldoen aan verplichtingen vanuit wet- en regelgeving? U kunt hierbij denken aan een accountant of boekhouder, een arbodienst en uitbesteding van verpichting rond brandveiligheid, geluidseisen en risico inventarisatie etc, O ja O nee O weet niet V 23b Besteedt u vrijwel alle, de meeste, ongeveer de helft of een klein deel van uw totale verplichtingen uit? O vrijwel alles O de meeste O ongeveer de helft O een klein deel O wil niet zeggen O weet niet V 26 De volgende vragen gaan over de dienstverlening van de overheid aan het bedrijfsleven. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan het aanvragen van vergunningen en subsidies, de wijze waarop de overheid toezicht houdt en hoe uw vragen worden behandeld. Tot de overheid rekenen we naast Ministeries, Provincies en Gemeenten ook instanties als Kamers van Koophandel, de Belastingdienst, het UWV of de brandweer. V 26. Heeft uw organisatie in de afgelopen 12 maanden contact gehad met uw gemeente; bijvoorbeeld voor: vergunningen, toezicht, subsidies, heffingen, vragen) en zo ja hoe vaak? O ja, (vul hier het aantal keer in) O ja, maar weet niet hoe vaak O nee O weet niet
40
V 27 Hoe tevreden was u over de dienstverlening van
de gemeente aan uw organisatie ? U kunt dit aangeven door middel van een rapportcijfer van 1 tot 10. O 1 (uitermate ontevreden) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 O 8 O 9 O 10 (uitermate tevreden) O weet niet/geen oordeel V 28 Waarover was u miinder tevreden of ontevreden? Int.: Antwoorden niet noemen!! O moeilijk bereikbaar O duurde al met al te lang O onduidelijk informatie O slechte of foutieve afhandeling O niet professioneel O onprettige contacten O nog anders, te weten V 28b Waren er ook punten waarover u wel tevreden was? Int: antwoorden niet noemen!! O vriendelijke bediening O hulpvaardig/dienstbaar O deskundig O snelle afhandeling O dacht mee/pro actief O professionaliteit O nee / geen positieve punten O nog anders, te weten O weet niet V029a.29a. Waarover was u tevreden? En waarover nog meer? Int: antwoorden niet noemen!! O vriendelijke bediening O hulpvaardig/dienstbaar O deskundig O snelle afhandeling
41
O dacht mee/pro actief O professionaliteit O nog anders, te weten O weet niet V 29b Waren er ook punten waarover u minder of niet tevreden was en zo ja welke? Int.: Antwoorden niet noemen!! O moeilijk bereikbaar O duurde al met al te lang O onduidelijk informatie O slechte of foutieve afhandeling O niet professioneel O onprettige contacten O nee / geen negatieve punten O nog anders, te weten O weet niet V 30 Heeft uw organisatie in de afgelopen 12 maanden zélf contact gehad met andere overheidsinstanties dan de gemeente, bijvoorbeeld ministeries, UWV, Arbeidsinspectie of Belastingdienst? en zo ja, hoe vaak? O ja (vul hier aantal keer in) O Ja, maar weet niet hoe vaak O nee O weet niet V 31 Met welke andere (niet gemeentelijke) instanties heeft u het afgelopen jaar het meest te maken gehad? V 32 Hoe tevreden was u over de wijze waarop deze instanties in totaal hun diensten voor uw organisatie hebben verricht? U kunt dit aangeven door middel van een rapportcijfer van 1 tot 10. O 1 (uitermate ontevreden) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 O 8 O 9 O 10 (uitermate tevreden) O weet niet/geen oordeel V 33a
42
Waarover was u minder tevreden of ontevreden? Int.: Antwoorden niet noemen!! O moeilijk bereikbaar O duurde al met al te lang O onduidelijk informatie O slechte of foutieve afhandeling O niet professioneel O onprettige contacten O nog anders, te weten V 34b Waren er ook aspecten waarover u wel tevreden was? Int: antwoorden niet noemen!! O vriendelijke bediening O hulpvaardig/dienstbaar O deskundig O snelle afhandeling O dacht mee/pro actief O professionaliteit O nee / geen O nog anders, te weten O weet niet V 34a. Waarover was u tevreden? En waarover nog meer? Int: antwoorden niet noemen!! O vriendelijke bediening O hulpvaardig/dienstbaar O deskundig O snelle afhandeling O dacht mee/pro actief O professionaliteit O nog anders, te weten O weet niet V 34b Waren er ook aspecten waarover u minder of niet tevreden was en zo ja welke? Int.: Antwoorden niet noemen!! O moeilijk bereikbaar O duurde al met al te lang O onduidelijk informatie O slechte of foutieve afhandeling O niet professioneel O onprettige contacten O nee / geen O nog anders, te weten
43
V 35 De overheid streeft twee doelen na: de last van wet- en regelgeving verminderen en de kwaliteit van de dienstverlening verbeteren. Als u in totaal 10 punten over deze beiden doelen mag verdelen om uw voorkeur aan te geven,
hoeveel punten zou u dan geven aan het verminderen van de last van wet- en regelgeving en hoeveel aan het verbeteren van de kwaliteit van dienstverlening door de overheid? Int.: het totaal moet 10 zijn; waarde 0 en waarde 10 zijn toegestaan. O vermindering last wet- en regelgeving: .. punten O verbetering kwaliteit dienstverlening: .. punten O weet niet V 36 Ik zou tot slot nog een aantal algemene vragen willen stellen over hoe u staat tegenover wet- en regelgeving. In hoeverre vindt u de wet- en regelgeving waar u als ondernemer mee te maken heeft rechtvaardig? Cijfer 1 betekent 'volstrekt niet' en cijfer 7 'volstrekt wel'. O 1 (volstrekt niet) O 2 O 3 O 4 O 5 O 6 O 7 (volstrekt wel) O Wil niet zeggen O weet niet V 37. Ik noem u een aantal beweringen over het naleven van regels. Zou u mij voor ieder kunnen zeggen in hoeverre u het daar mee eens bent? Cijfer 1 betekent 'helemaal niet mee eens' en cijfer 7 'helemaal mee eens'. ! 1 helemaal niet mee eens ! 2 ! 3 ! 4 ! 5 ! 6 ! 7 helemaal mee eens ! weet niet/w.n.z. a. b.
Ik houd mij altijd en in alle situaties aan de regels Als niemand het ziet of merkt, dan kun je een regel net zo goed aan je laars lappen
c.
Ik zou me erg onprettig voelen als ik een regel zou overtreden
d.
Ik voel mij moreel verplicht om mij aan alle regels te houden
e.
Een klein beetje van de regels afwijken kan geen kwaad
f.
Zonder wetten en regels zou het ondernemen heel wat lastiger zijn
44
h.
de overheid staat te wantrouwend tegenover het bedrijfsleven
i.
er is in Nederland te veel overbodige regelgeving
V 40 Heeft u nog suggesties om de regeldruk te verminderen en/of de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren en zo ja, welke zijn die? O nee O ja, namelijk V 41 De overheid wil in de toekomst vaker onderzoek doen over regeldruk en kwaliteit van dienstverlening. Heeft u er bezwaar tegen als wij u in de toekomst hierover nog eens benaderen? O nee, geen bezwaar O ja, wel bezwaar V 42 En heeft u belangstelling om de resultaten van het onderzoek elektronisch te ontvangen? O nee, geen belangstelling O ja, wel belangstelling V 43 Mag ik dan uw naam en e-mailadres noteren? Eventueel kan worden gemeld dat deze gegevens niet voor andere doeleinden zal worden gebruikt. O ja O nee Hartelijk dank voor uw medewerking.
45