III.de ontdekking van Israël Derde preek in de serie van vijf over enkele fundamentele aspecten van ons christelijk geloof, gehouden door ds.Cees Glashouwer te Harlingen in de zomer van 2008. Gelezen bijbelgedeelten: Exodus 20:1-3 en Romeinen 11:17,18 +25-32
Deze serie preken gaat over enkele wezenlijke punten uit onze christelijke geloofsovertuiging. De eerste keer ging over de wereld om ons heen als ons door onze schepper gegeven. Vorige week kwam het mensbeeld van de bijbel aan de orde. Misschien heeft iemand het wel vreemd gevonden dat we niet begonnen zijn met een preek over God. Hij is toch immers de belangrijkste. Dan zou je toch verwachten dat je ook met God begint. Maar dat kon niet. Dat kon niet eerder dan vandaag nu het over Israël gaat. Want wat weten wij eigenlijk over God in het algemeen? Daar valt toch niets met zekerheid over te zeggen. Verreweg de meeste mensen geloven wel dat er een hogere macht is. Maar de voorstellingen zijn op z'n zachtst gezegd nogal verschillend. Onze Germaanse voorouders vereerden ook bovenaardse machten: Wodan, Donar, Frija, en zij wisten dat die Machten steeds de sterkste steunen en laten winnen. De sterkste krijgt altijd gelijk van de hemel. En van de Indianen uit vroeger tijden hoor je via Discovery dat ze oorlog voerden om zoveel mogelijk krijgsgevangenen te maken om die vervolgens bij duizenden aan de zonnegod te kunnen offeren. Ook de oude Egyptenaren waren zeer godsdienstig. Hun eigen farao was god op aarde en familie van Isis, Osiris, Amon Re. Ieder die met vakantie naar Egypte gaat, raakt onder de indruk van de religiositeit van de oude Egyptenaren. Maar voor de Hebreeuwse slaven leidde de Egyptische godsdienstigheid tot de ramp van het concentratiekamp. Voor de Israëlieten was Egypte de hel op aarde. En aan die Hebreeën danken wij hoe wij over God denken. En daarmee is meteen gezegd wat Israël voor ons betekent. De wijze waarop wij over God denken, danken wij aan Israël. Dat geldt trouwens ook voor de Islam die eveneens wortelt in het geloof van Israël. Via Jezus en zijn Joodse leerlingen zijn wij terechtgekomen bij de visie van het Joodse volk op deze werkelijkheid. Hoe Israël aan die gedachten over God gekomen is? Het Joodse volk heeft de kennis over God opgedaan in enkele zeer bijzondere historische gebeurtenissen. Bovenaan staat daarbij de verlossing uit het slavenhuis van Egypte, de tocht door de zee onder leiding van Mozes. Die bevrijding uit Egypte is voor de Israëlieten werkelijk een openbaring geweest, dè openbaring van God. Het gaf een totaal nieuwe kijk op het leven. En die nieuwe kijk op het leven vroeg ook om een geheel eigen levensstijl, anders dan de andere volken. Die andere levensstijl is vervat in de geboden, de Tien Geboden en ook de andere ruim 600. Je kunt je afvragen, waarom heeft Israël die ontdekking gedaan, en waarom niet de andere volken? Waarom heeft Israël die nieuwe levensstijl opgelegd gekregen en niet de andere volken? Het is een vraag die tot op de huidige dag ook het joodse volk zelf bezighoudt. En wat opvalt is, dat de meeste joden het er over eens zijn, dat zij zelf bepaald niet de eerste keus van God geweest hebben kunnen zijn. Zo vertellen zij het verhaal over God die zijn Tora aan de mensen aan de volken aanbood. De volken vroegen: wat staat er in? Dat je niet zult stelen, antwoordde God.
Dan is het niks voor ons, reageerden de Midjanieten, want wij leven van de roof. Wat staat er verder in, vroegen de Amalekieten. Dat je niet zult moorden, antwoordde God. Dan is die Tora niks voor ons, reageerden de Amalekieten, want moord hoort bij onze levensstijl. Wat staat er nog meer in, vroegen de Moabieten. Dat je geen ontucht zult plegen, antwoordde God. Nee, dan is het ook niks voor ons, reageerden de Moabieten, want wij zijn voortgekomen uit de ontucht van Lot en zijn dochters. Zo kwam God noodgedwongen met de Tora bij dat pas gevluchte stelletje slaven. Willen jullie de Tora, vroeg hij. Wat kost het, zeiden. Het kost niks, antwoordde God. Nou, geef dan maar twee, zeiden de Joden. En zo is het gekomen dat de Joden een mondelinge en een schriftelijke Tora hebben. En rabbijn Zwi Marx vertelde eens bij wijze van grap dat Israël een prestigeproject van God is. Toen God de schepping klaar had, dacht hij bij zichzelf: hoe kan ik nu bewijzen dat ik echt God ben. Die schepping is voor een God een klein kunstje. Toen zag hij het volkje van de Israëlieten: weerbarstig, eigenwijs, niet te temmen. En God zei bij zichzelf: als het mij lukt om de God van dit volk te zijn, dan heb ik mijzelf als God bewezen. Bij wijze van grap, maar toch... De meeste Joden zijn het erover eens dat het niet de bijzondere kwaliteiten geweest zijn die God er toe bewogen hebben om juist met dit volk een verbond te sluiten. Waarom Israël dan wel Gods uitverkoren volk is? Het is Gods keuze, die moeten wij nemen zoals het is. Overigens is Israël niet gekozen om zichzelf, maar met het oog op heel de wereld. Voordat wij de vraag stellen hoe Israël met deze ontdekking is omgegaan in de geschiedenis, tot op heden, moeten wij toch nog wat meer stilstaan bij het bijzondere van die openbaring die de verlossing uit Egypte betekend heeft. Het is opvallend genoeg midden in de werkelijkheid van het kwaad, midden in de ellende, de moeite en de pijn dat die slaven ontdekten dat er een macht is die aan hun zijde staat. Het was niet een theoretische conclusie nadat ze zich een poosje in een klooster hadden teruggetrokken om te mediteren. Nee, het gebeurde in de beangstigende heftigheid van de onderdrukking. Juist in die situatie werden zij aangesproken en aangemoedigd om de rug te rechten en op weg te gaan. Ik zeg dat daarom, omdat mensen soms door de bittere ervaringen van hun geloof afraken. "Ik bid niet meer" zei de jongen nadat zijn moeder overleden was. De theorie over Gods liefde die het kind gehoord had, bleek oog in oog met het leed niet houdbaar. Maar Israël heeft midden in het leed God ervaren als de Bondgenoot. Dat heeft voor het geloof op z'n minst twee levensgrote gevolgen. Zo is God voor Israël niet in de eerste plaats de schepper en instandhouder van de bestaande situatie. Maar God is in de allereerste plaats de verlosser, die roept om weg te trekken uit het diensthuis. God is degene die uitzicht geeft op een betere toekomst, een land van belofte. Abraham had dat ook al gehad: wegtrekken, weg uit de bestaande verhoudingen en
denkbeelden, op weg naar een land dat God hem zou wijzen. Dat is een novum in onze mensengeschiedenis. Tot dan toe was geloven vooral dat je je hoofd boog voor de goddelijke krachten achter de werkelijkheid en dat je met offers probeerde die machten een beetje voor je winnen. Je probeerde die machten zo te manipuleren, dat je van ziekte gevrijwaard zou blijven, en je akker of je veestapel een grote opbrengst zou geven. Maar met Abraham heeft geloven ook iets gekregen van onderweg zijn naar een beter land. Over die toekomst die wezenlijk is voor Israëls geloof, en ook voor dat van de kerk, moet het in de laatste preek uit de serie gaan. In de tweede plaats is door deze bevrijding de waardering voor wat klein en zwak is, totaal veranderd. Er is een nieuwe ethiek ontstaan. Ook dat is een novum in de geschiedenis. Een sprong in de evolutie van het denken van de mens, las ik ergens. Ik zei al: de Germanen geloofden in het recht van de sterkste. Dat gold ook voor de Egyptenaren. De winnaar heeft altijd gelijk. En de zwakke is er om de winnaar te dienen. En laten wij eerlijk zijn, dat geloof heerst nog steeds onder veel mensen. Steeds weer zijn het de sterken die menen dat zij meer rechten hebben. Maar Israël leerde dat God omziet naar wat klein en zwak is. Heel de levensstijl die met de bijbelse geboden gegeven is, is vervuld van de opdracht om de zwakke te beschermen, om gerechtigheid en barmhartigheid te beoefenen. De eeuwen door is dit Israëls identiteit geweest, dat ze op die ontdekking van die slaven in Egypte betrokken gebleven zijn, dat ze trouw gebleven zijn -met vallen en opstaan- aan de levensstijl die met die ontdekking gegeven is, trouw aan de geboden. Toen langgeleden bij de Horeb hebben de voorouders 'ja' gezegd tegen deze God en tegen zijn verbond, 'ja' op zijn geboden. En nog steeds voelen de joden zich gehouden aan die eeuwenoude belofte. Israël heeft het niet gemakkelijk gehad met deze God en met deze levensstijl. Het was moeilijk om het in de praktijk vol te houden. De profeten hebben veelvuldig aan de bel getrokken. En daarnaast maakte dat verbond hen tot vreemdelingen en bijwoners in deze wereld. Eerder had aartsvader Abraham zichzelf al zo gekarakteriseerd, de Joden zijn het tot op de huidige dag gebleven: vreemdelingen en bijwoners. Als wij dat in de kerk zo zeggen, dan kan dat niet anders dan met grote schaamte. De kerk, zelf begonnen als Joodse groep, claimde voor zichzelf de enig ware erfgenaam van Mozes en de profeten te zijn. En de kerk verklaarde de Joden die niet meegingen in deze gedachtegang, tot achterhaald en ongewenst. Dat heeft natuurlijk te maken met het radicale meningsverschil over Jezus Christus. Maar dit fundamentele verschil in overtuiging zal nooit ook maar een fractie van het eeuwenlange, dodelijke anti-semitisme kunnen rechtvaardigen. In onze dagen groeit binnen de kerken het besef dat de rol van Israël in Gods geschiedenis niet is uitgespeeld. Dat ook in geloofsopzicht Israëls plek niet door de kerk is ingenomen, maar dat Israël er zeker toe blijft doen in Gods plannen met deze wereld.
Van meet af aan zijn er vreselijke interne spanningen geweest tussen de Joodse volgelingen van Jezus en andere Joodse groepen. Wij voelden daar iets van in de woorden van Paulus. En we merkten dat Paulus in zijn denken de uiterste grenzen heeft opgezocht om die twee bij elkaar te houden, Israël en de messiaanse gemeente. In onze dagen wordt de actualiteit van worsteling weer gezien. De kerk is een wilde tak geënt op een edele olijf, waarvan enkele takken weggerukt zijn. Dit beeld van Paulus is geliefd in kerk&Israëlkringen. Maar daarmee zijn we er nog niet. Deze herontdekking van de eigen rol van Israël in Gods geschiedenis met de mensheid moet in zijn consequenties in leerstellig opzicht nog verder doordacht worden. Immers, wat betekent dit voor de kerk? Wat kunnen wij dan voor ons christelijk geloof leren van de Joden als het gaat om de uitleg van de bijbel? Hoe gaan wij er mee om dat het christelijk geloof toch niet het enig ware en zaligmakende is? Het zijn moeilijke vragen, die nog lastiger worden, omdat in onze tijd er voor onze ogen een staat met diezelfde oude naam functioneert. Israël, 60 jaar geleden ontstaan in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en ondenkbaar zonder de Sjoa, de gruwelijke moord op miljoenen Joden. Die staat Israël behoort voor het Joodse volk zowel in die staat zelf, als daarbuiten, tot hun identiteit en dus ook tot hun geloofsidentiteit, wezenlijk voor hun relatie met de Eeuwige. Wij moeten dat volledig respecteren. Maar tegelijk hebben wij de beelden op het netvlies van de gevolgen van de politiek van deze staat Israël voor de Palestijnen. En hoe zit het dan met die oude Hebreeuwse ontdekking dat God recht wil voor wie zwak is? En wat heeft de kerk daar op te zeggen? Ik kan u echt aanraden om eens op de website van onze landelijke kerk te gaan rondneuzen en daar het IPA-rapport IPA, het Israëlisch, Palestijns, Arabisch conflict, op te zoeken. Het is zeer de moeite waard om dat eens te lezen, ook als je geen dominee bent. Israël heeft een wezenlijke plek in onze christelijke geloofsovertuiging. Want door Jezus Christus hebben ook wij God mogen leren kennen als de verlosser, als een God die met mensen op weg gaat naar betere tijden, de God die bevrijdt, maar die ook een bijzondere levenshouding vraagt van respect en zorgzaamheid, van rechtvaardigheid en barmhartigheid. Zonder Israël is de kerk aan de heidenen overgeleverd. De geschiedenis heeft dat vele malen laten zien. Daarom ben ik er blij mee, dat in de kerkorde van onze PKN die verbondenheid met Israël van meet af aan genoemd wordt. In artikel I, lid 1 lezen wij hoe de kerk zichzelf ziet. En dan staat daar, dat de kerk zich delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God. Prachtig. Zo alleen zijn wij kerk, delend in de aan Israël geschonken verwachting. En in art.I, lid 7 wordt nader ingegaan op die betrokkenheid bij het volk Israël.
De kerk is geroepen gestalte te geven aan de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Inderdaad, geroepen..., wij weten nog niet precies hoe. Na 19 eeuwen van verguizing is het zoeken, hoe dan wel. Mensen vinden het wel eens vervelend te moeten zoeken. Volgens hen moet de kerk alles precies weten. Maar dat is irreëel. Wij weten dat wij verbonden zijn, en dat de verguizing nooit meer een kans mag hebben. Maar hoe die verbondenheid er uit moet zien, is een weg van leren. Maar één ding is wel duidelijk. We zullen moeten proberen in gesprek te komen. Dat is wel heel wat anders dan in de voorafgaande eeuwen. En tegelijk kunnen wij ons voorstellen, dat het volk Israël helemaal niet op een gesprek zit te wachten. Maar voor ons nu is het van levensbelang. Daarom staat er in de tweede helft van art.I, lid 7, dat de kerk als christusbelijdende geloofsgemeenschap het gesprek zoekt met Israël over de schriften en over het Koninkrijk. In gesprek over het Koninkrijk en zich uitstrekkend naar dat Koninkrijk, want dat is het uiteindelijke doel, die wereld van belofte. Het gaat per slot van rekening niet om Israël, maar om alle volken. Het gaat niet om de kerk, maar om de wereld, dat die zijn bestemming vindt in het Koninkrijk van God. Israël en de kerk, samen-op-weg, dat het zo mag zijn. Amen.