Margarine-, Vettenen Oliënindustrie Deelnemende ondernemingen 12 (17 inrichtingen) Toetreding MJA 1993 Producten Ruwe, geraffineerde en geharde plantaardige vetten en oliën, ruw gesmolten en bewerkte plantaardige vetten, visolie, margarine- en halvarineproducten en mengsels voor de menselijke en dierlijke consumptie en technische toepassingen. Omzet € 5 miljard Werkgelegenheid 5.300 fte Deelnemers aan de OGE Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO), Vereniging van Nederlandse fabrikanten van Eetbare Oliën en Vetten (Vernof), Bond van Nederlandse Margarinefabrikanten (BNMF), Nederlandse Vereniging van Fabrikanten van Mayonaise, Slasauzen, Pikante en Aanverwante Sauzen (NVFMS), provincies (IPO), Agentschap NL. Informatie op internet www.mvo.nl 84
Ketenmaatregelen 2010 Duurzame energie 2010
8.431 TJ (2010) 264 TJ in 2010 t.o.v. 2009 (736 TJ in 2010 t.o.v. 2005) 4 TJ in 2010 t.o.v. 2009 (12 TJ in 2010 t.o.v. 2005) 0 TJ in 2010 t.o.v. 2009 (0 TJ in 2010 t.o.v. 2005)
Energiekarakteristiek In 2010 is het totale energiegebruik van de sector 8,4 PJ. Het aandeel aardgas is 225 miljoen m3. De sector verbruikt 137 miljoen kWh elektriciteit, waarvan een groot deel via warmtekrachtinstallaties binnen de sector wordt opgewekt. Uitgedrukt in percentages betreft het verbruik gemiddeld 85 procent aardgas en 15 procent elektriciteit. Het overgrote deel van de energie is nodig voor de productie van ruwe eetbare olie uit oliehoudende grondstoffen, crushing (van zaden en bonen) en de olieraffinage. Voor de margarine- en sauzenproductie en de verwerking van dierlijke vetten is een relatief kleiner deel energie nodig.
Energiebesparing
Energiekarakteristiek
Energiebesparing in het proces
Het totale energiegebruik van de sector is 1,2 PJ. Het grootste gedeelte daarvan (80 procent) bestaat uit elektriciteit (956 TJ). De meeste elektriciteit is nodig voor het maalproces. De rest van het gebruik bestaat uit aardgas (20 procent). In 2010 is de productie met 11 procent gedaald ten opzichte van het referentiejaar 2005, wat een ongunstig effect heeft op de energie-efficiëntieverbetering.
In 2010 voeren de bedrijven in totaal 68 maatregelen uit op het gebied van procesefficiëntie en energiezorg. Deze leiden tot een besparing van 264 TJ. De belangrijkste energiebesparende maatregelen in 2010 zijn: • het plaatsen van een nieuwe installatie voor warmtekrachtkoppeling (WKK); • het optimaliseren van stoomutilities; • het verbeteren van een ijswaterinstallatie; • het upgraden van de hotwater loop van een WKK; • het optimaliseren van een vacuüminstallatie; • het terugwinnen van proceswarmte.
Energiebesparing Energiebesparing in het proces
In 2010 voeren de bedrijven in totaal acht maatregelen uit die tot 12 TJ besparing in de productieketen in Nederland leiden. Meerdere bedrijven voeren samen met ketenpartners optimalisaties door in hun distributieketen.
In 2010 voeren de deelnemers 21 verschillende maatregelen uit op het gebied van procesefficiëntie. Die leiden tot een totale besparing van 8 TJ. De belangrijkste energiebesparende maatregelen in 2010 zijn: • optimalisatie van een molen; • optimalisatie van de meeldrogerij; • optimalisatie van het blaastransport.
Duurzame Energie
Energiebesparing in de keten
Energiebesparing in de keten
De sector voert in 2010 geen nieuwe maatregelen uit op het gebied van duurzame energie.
Sectorontwikkeling In vergelijking met 2009 neemt de verwerking van oliezaden in 2010 licht toe met 1,3 procent. De verwerking van raapzaad stijgt met 15 procent en er wordt 18 procent minder zonnebloempitten verwerkt ten opzichte van het voorgaande jaar. De Nederlandse productie van ruwe plantaardige oliën stijgt met 1,5 procent. In overeenstemming met de verwerking van oliezaden stijgt de productie van raapolie in 2010 ten koste van zonnebloemolie. De Nederlandse productie van gesmolten dierlijke vetten stijgt met 0,5 procent. De margarineproductie stijgt met 16 procent en de halvarineproductie daalt met 12 procent. De productie van spijsvetten (onder andere bak- en braadproducten, frituurvetten en -oliën en bakkersvet/ mengvet) bleef stabiel. Zowel de in- als uitvoerwaarde van MVO-producten is in 2010 licht gestegen ten opzichte van 2009. Dit is het gevolg van een tendens van stijgende prijzen die in 2009 is ingezet en nog altijd doorgaat.
De ketenefficiëntie is gerealiseerd door middel van optimalisatie van de meergranendistributie en heeft tot een besparing geleid van 6,1 TJ. De gestelde ambitie voor ketenefficiëntie (6,3 TJ in 2012) wordt hiermee al bijna gerealiseerd.
Duurzame Energie De branche heeft 30,3 TJ duurzame energie ingekocht.
Sectorontwikkeling In 2010 zien we dezelfde ontwikkelingen als in de voorgaande jaren. Onderbezetting van het machinepark weegt nog steeds zwaar. Oorzaken zijn de heersende overcapaciteit en de gedaalde export naar landen buiten de EU. De droogte in Europa en Rusland heeft tot gevolg gehad dat het aanbod van graan op de wereldmarkt fors is gedaald en de prijzen fors zijn gestegen. Het niet volledig kunnen doorrekenen van de kostprijzen aan de afnemers draagt eraan bij dat het besparingstempo, zoals aangegeven in het MJP, moeilijk te realiseren is. Daarnaast is de branchevereniging in gesprek met een andere aanverwante branchevereniging om in 2011 te fuseren tot één branchevereniging.
Deelnemende ondernemingen 4 (7 inrichtingen) Toetreding MJA 2008 Producten Bloem en meel. Omzet € 350 miljoen Werkgelegenheid Circa 630 fte Deelnemers aan de OGE Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Vereniging van Meelfabrikanten, ondernemingen, Agentschap NL. Resultaat Energiegebruik Procesmaatregelen 2010 Ketenmaatregelen 2010 Duurzame energie 2010
1.199 TJ (2010) 8,0 TJ in 2010 t.o.v. 2009 (73,1 TJ in 2010 t.o.v. 2005) 0,0 TJ in 2010 t.o.v. 2009 (6,1 TJ in 2010 t.o.v. 2005) -0,1 TJ in 2010 t.o.v. 2009 (30,3 TJ in 2010 t.o.v. 2005)
2011 De verwachting is dat door de mondiale economische ontwikkelingen de productie nog verder achteruitgaat, wat een nadelig effect heeft op de energie-efficiëntieverbetering. Ook het herstructureren van productielocaties zal de komende jaren een negatieve invloed hebben op de energie-efficiëntieverbetering.
85 Resultaten voedings- en genotmiddelenindustrie mja3
Resultaten voedings- en genotmiddelenindustrie mja3
Resultaat Energiegebruik Procesmaatregelen 2010
Meelfabrikanten
Inspelen op de biobased economy Plantaardige en dierlijke oliën en vetten zijn een duurzaam alternatief voor petrochemische grondstoffen. Met de voorstudie en routekaart speelt de Margarine-, Vetten- en Oliënsector (MVO) hierop in. Een van de hoofdthema’s is de biobased economy, waarin hernieuwbare grondstoffen aardolie deels vervangen. ‘Nederland loopt voorop
Frank Bergmans (links) en Hans Ridderikhoff: ‘Onze sector vervangt al heel lang eindige grondstoffen door hernieuwbare’
in het verwerken van agrarische producten.’
86
87
Toekomstscenario’s In de inmiddels afgeronde Voorstudie schetst de MVOsector verschillende toekomstscenario’s. ‘Hieruit kwamen drie thema’s naar voren die we nu in de routekaart uitwerken tot concrete maatregelen’, zegt Bergmans. ‘Een daarvan is het verbeteren van procesbeheersing. We willen dat bedrijven meer inzicht krijgen in wat hun procesoperator doet, wat voor invloed dat heeft op milieu en energie en hoe ze kunnen bijsturen. Hiervoor gaan we een bijscholingsprogramma ontwikkelen. Het tweede thema is scheidingstechnologie: hoe kunnen we dit
efficiënter maken en onze producten hiermee een hogere waarde geven? Het derde thema is onze bijdrage aan de biobased economy.’ In de biobased economy worden petrochemische grondstoffen vervangen door hernieuwbare, plantaardige grondstoffen. ‘Onze sector doet dit al heel lang’, aldus Bergmans. ‘Voor verwerking tot chemische producten moet aardolie gesplitst worden via energie-intensieve processen. Bij plantaardige olie is dat niet nodig. Door onder meer de prijsstijging van aardolie komt er steeds meer aandacht voor biomassa. Niet alleen vanuit de overheid, ook vanuit andere sectoren. MVO-bedrijven kunnen hierop goed inspelen. Nederland loopt namelijk voorop als het gaat om het verwerken van agrarische producten. We willen nu uitzoeken hoe onze bedrijven de toegevoegde waarde van de grondstoffen kunnen verhogen door het produceren van biobased producten.’
Onbewust duurzaam Een MVO-bedrijf dat zich bezighoudt met de biobased economy is Croda. ‘Eigenlijk doen we dat al 150 jaar’, zegt Hans Ridderikhoff. Hij is research manager bij dit oleochemische bedrijf, dat in Nederland gevestigd is in Gouda en onderdeel is van het Engelse Croda Plc. Het bedrijf produceert zogenaamde specialty chemicals: halffabricaten waarvan de afnemers allerlei non-foodproducten maken. Van lippenstift tot boterhamzakjes, van smeermiddel tot verf. ‘We merkten dat er steeds meer gesproken werd over
de biobased economy, en realiseerden ons dat we daar al aan bijdragen. Onbewust, want we gebruiken natuurlijke grondstoffen in de eerste plaats omdat ze een goede toevoeging zijn aan andere producten.’ Croda besloot te onderzoeken hoe duurzaam hun plantaardige grondstoffen daadwerkelijk zijn. ‘We hebben een life cycle analysis gedaan van diverse producten op basis van plantaardige grondstoffen als zonnebloem-, palm- en koolzaadolie. Hierbij kijk je wat de impact op het milieu is van alle stappen in de keten. Hierbij speelt ook de levensduur van de producten waarin onze halffabricaten uiteindelijk verwerkt worden, een belangrijke rol. Met deze kennis kunnen we nu beter voor de meest duurzame alternatieven kiezen, die over de gehele keten vaak ook goedkoper blijken. Ook kunnen we onze afnemers beter informeren. Die vragen nu nog beperkt naar biobased producten, maar we verwachten dat ze steeds meer naar informatie over duurzaamheid gaan vragen. Belangrijk dus dat we hier vast op inspelen.’
Competitief blijven Het Productschap MVO heeft als ketenorganisatie zicht op wat er binnen en buiten de sector gebeurt. En kan bijvoorbeeld kennis van Croda over de biobased economy verspreiden onder andere MVO-bedrijven. Daarnaast heeft het Productschap goede contacten met andere sectoren. ‘In de Voorstudie merkten we dat chemische bedrijven openstaan voor samenwerking’, zegt Bergmans.
Groene grondstoffen In een biobased economy wordt biomassa, zoals planten, gebruikt als grondstof voor allerlei non-food producten. Waaronder transportbrandstoffen, chemicaliën en materialen. Hierbij vervangt biomassa eindige grondstoffen, zoals aardolie. Omdat dit de uitstoot van broeikasgassen verlaagt, kan de biobased economy bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Bovendien wordt de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kleiner. Ook de rijksoverheid maakt werk van de biobased economy. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft begin 2011 vijf miljoen euro toegekend aan het Centre for Biobased Economy van de Universiteit Wageningen. Ook diverse Nederlandse bedrijfssectoren, waaronder de MVO, verkennen hun rol in een biobased economy.
‘Ze zoeken alternatieven voor petrochemische grondstoffen. Het plan is om samen met hen en de wetenschap toepassingen te onderzoeken. Uiteindelijk kunnen de MVO-bedrijven de besparing die dit oplevert wellicht toerekenen aan hun eigen energie-efficiency.’ De routekaart van de MVO-sector zal eind 2011 klaar zijn. Bergmans ziet belangrijke voordelen. ‘Zo’n traject dwingt je rustig te kijken naar de toekomst. Gewoonlijk verzand je toch snel in het nemen van kortetermijnmaatregelen. Om internationaal competitief te blijven, zullen we de bakens moeten verzetten naar een efficiëntere en dus duurzamere manier van werken. Daarbij is het belangrijk om de kosten en baten goed af te wegen. Dat gaan we doen in de routekaart. We zijn benieuwd welke bruikbare maatregelen dit uiteindelijk oplevert.’
Resultaten voedings- en genotmiddelenindustrie mja3
Resultaten voedings- en genotmiddelenindustrie mja3
Zeep, koekjes, sauzen, medicijnen, mascara. Het zijn voorbeelden van producten waarvoor de MVO-sector ingrediënten levert. ‘We zetten ons al jaren in om deze ingrediënten zo duurzaam mogelijk te produceren. Onder meer in samenwerking met het MJA-programma’, zegt Frank Bergmans, bij het Productschap MVO verantwoordelijk voor duurzame ontwikkeling, energiebesparing en het routekaarttraject. ‘De afgelopen jaren hebben we veel gedaan aan duurzaamheid en energie-efficiëncy. Zo hebben we internationaal meegewerkt aan het verduurzamen van palmolie- en sojateelt. Bovendien haalden we jaarlijks een energie-efficiencyverbetering van gemiddeld twee procent. Niet alleen goed voor het milieu, het helpt MVO-bedrijven ook om competitief te blijven. Energie is immers geld. In de voorstudie en routekaart kijken we hoe we energiebesparing en duurzaamheid ook in toekomstige ontwikkelingen kunnen inpassen.’
Inspelen op de biobased economy Plantaardige en dierlijke oliën en vetten zijn een duurzaam alternatief voor petrochemische grondstoffen. Met de voorstudie en routekaart speelt de Margarine-, Vetten- en Oliënsector (MVO) hierop in. Een van de hoofdthema’s is de biobased economy, waarin hernieuwbare grondstoffen aardolie deels vervangen. ‘Nederland loopt voorop
Frank Bergmans (links) en Hans Ridderikhoff: ‘Onze sector vervangt al heel lang eindige grondstoffen door hernieuwbare’
in het verwerken van agrarische producten.’
86
87
Toekomstscenario’s In de inmiddels afgeronde Voorstudie schetst de MVOsector verschillende toekomstscenario’s. ‘Hieruit kwamen drie thema’s naar voren die we nu in de routekaart uitwerken tot concrete maatregelen’, zegt Bergmans. ‘Een daarvan is het verbeteren van procesbeheersing. We willen dat bedrijven meer inzicht krijgen in wat hun procesoperator doet, wat voor invloed dat heeft op milieu en energie en hoe ze kunnen bijsturen. Hiervoor gaan we een bijscholingsprogramma ontwikkelen. Het tweede thema is scheidingstechnologie: hoe kunnen we dit
efficiënter maken en onze producten hiermee een hogere waarde geven? Het derde thema is onze bijdrage aan de biobased economy.’ In de biobased economy worden petrochemische grondstoffen vervangen door hernieuwbare, plantaardige grondstoffen. ‘Onze sector doet dit al heel lang’, aldus Bergmans. ‘Voor verwerking tot chemische producten moet aardolie gesplitst worden via energie-intensieve processen. Bij plantaardige olie is dat niet nodig. Door onder meer de prijsstijging van aardolie komt er steeds meer aandacht voor biomassa. Niet alleen vanuit de overheid, ook vanuit andere sectoren. MVO-bedrijven kunnen hierop goed inspelen. Nederland loopt namelijk voorop als het gaat om het verwerken van agrarische producten. We willen nu uitzoeken hoe onze bedrijven de toegevoegde waarde van de grondstoffen kunnen verhogen door het produceren van biobased producten.’
Onbewust duurzaam Een MVO-bedrijf dat zich bezighoudt met de biobased economy is Croda. ‘Eigenlijk doen we dat al 150 jaar’, zegt Hans Ridderikhoff. Hij is research manager bij dit oleochemische bedrijf, dat in Nederland gevestigd is in Gouda en onderdeel is van het Engelse Croda Plc. Het bedrijf produceert zogenaamde specialty chemicals: halffabricaten waarvan de afnemers allerlei non-foodproducten maken. Van lippenstift tot boterhamzakjes, van smeermiddel tot verf. ‘We merkten dat er steeds meer gesproken werd over
de biobased economy, en realiseerden ons dat we daar al aan bijdragen. Onbewust, want we gebruiken natuurlijke grondstoffen in de eerste plaats omdat ze een goede toevoeging zijn aan andere producten.’ Croda besloot te onderzoeken hoe duurzaam hun plantaardige grondstoffen daadwerkelijk zijn. ‘We hebben een life cycle analysis gedaan van diverse producten op basis van plantaardige grondstoffen als zonnebloem-, palm- en koolzaadolie. Hierbij kijk je wat de impact op het milieu is van alle stappen in de keten. Hierbij speelt ook de levensduur van de producten waarin onze halffabricaten uiteindelijk verwerkt worden, een belangrijke rol. Met deze kennis kunnen we nu beter voor de meest duurzame alternatieven kiezen, die over de gehele keten vaak ook goedkoper blijken. Ook kunnen we onze afnemers beter informeren. Die vragen nu nog beperkt naar biobased producten, maar we verwachten dat ze steeds meer naar informatie over duurzaamheid gaan vragen. Belangrijk dus dat we hier vast op inspelen.’
Competitief blijven Het Productschap MVO heeft als ketenorganisatie zicht op wat er binnen en buiten de sector gebeurt. En kan bijvoorbeeld kennis van Croda over de biobased economy verspreiden onder andere MVO-bedrijven. Daarnaast heeft het Productschap goede contacten met andere sectoren. ‘In de Voorstudie merkten we dat chemische bedrijven openstaan voor samenwerking’, zegt Bergmans.
Groene grondstoffen In een biobased economy wordt biomassa, zoals planten, gebruikt als grondstof voor allerlei non-food producten. Waaronder transportbrandstoffen, chemicaliën en materialen. Hierbij vervangt biomassa eindige grondstoffen, zoals aardolie. Omdat dit de uitstoot van broeikasgassen verlaagt, kan de biobased economy bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Bovendien wordt de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kleiner. Ook de rijksoverheid maakt werk van de biobased economy. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft begin 2011 vijf miljoen euro toegekend aan het Centre for Biobased Economy van de Universiteit Wageningen. Ook diverse Nederlandse bedrijfssectoren, waaronder de MVO, verkennen hun rol in een biobased economy.
‘Ze zoeken alternatieven voor petrochemische grondstoffen. Het plan is om samen met hen en de wetenschap toepassingen te onderzoeken. Uiteindelijk kunnen de MVO-bedrijven de besparing die dit oplevert wellicht toerekenen aan hun eigen energie-efficiency.’ De routekaart van de MVO-sector zal eind 2011 klaar zijn. Bergmans ziet belangrijke voordelen. ‘Zo’n traject dwingt je rustig te kijken naar de toekomst. Gewoonlijk verzand je toch snel in het nemen van kortetermijnmaatregelen. Om internationaal competitief te blijven, zullen we de bakens moeten verzetten naar een efficiëntere en dus duurzamere manier van werken. Daarbij is het belangrijk om de kosten en baten goed af te wegen. Dat gaan we doen in de routekaart. We zijn benieuwd welke bruikbare maatregelen dit uiteindelijk oplevert.’
Resultaten voedings- en genotmiddelenindustrie mja3
Resultaten voedings- en genotmiddelenindustrie mja3
Zeep, koekjes, sauzen, medicijnen, mascara. Het zijn voorbeelden van producten waarvoor de MVO-sector ingrediënten levert. ‘We zetten ons al jaren in om deze ingrediënten zo duurzaam mogelijk te produceren. Onder meer in samenwerking met het MJA-programma’, zegt Frank Bergmans, bij het Productschap MVO verantwoordelijk voor duurzame ontwikkeling, energiebesparing en het routekaarttraject. ‘De afgelopen jaren hebben we veel gedaan aan duurzaamheid en energie-efficiëncy. Zo hebben we internationaal meegewerkt aan het verduurzamen van palmolie- en sojateelt. Bovendien haalden we jaarlijks een energie-efficiencyverbetering van gemiddeld twee procent. Niet alleen goed voor het milieu, het helpt MVO-bedrijven ook om competitief te blijven. Energie is immers geld. In de voorstudie en routekaart kijken we hoe we energiebesparing en duurzaamheid ook in toekomstige ontwikkelingen kunnen inpassen.’
Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 Margarine-, Vetten- en Oliënindustrie
Datum Status Kenmerk
21 juni 2011 Definitief 1132183/233/CS/SR/158005
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 2 van 33
Colofon
Projectnaam Projectnummer Versienummer Locatie Contactpersoon Ondersteunend adviesbureau
MJA Monitoring Margarine-, Vetten- en Oliënindustrie 0156-10-02-30-001 Definitief Sittard Carine Swillens, Agentschap NL KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
| Definitief| Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 3 van 33
Inhoud
Colofon............................................................................................................. 3 Leeswijzer......................................................................................................... 6 Deel 1 Resultaten 2010 Samenvatting van de MJA Resultaten tot en met 2010 ........................................... 8 1
Inleiding.......................................................................................10
2
Ontwikkelingen in de sector ............................................................12
3
Resultaten 2010 ............................................................................13
4
Inspanningen Productschap ............................................................16
5
Voortgang ten opzichte van de MJP-doelstelling 2009-2012 ................17
Deel 2 Basisgegevens en berekeningswijze Bijlage 1
Deelnemers MJA Margarine-, Vetten- en Oliënindustrie ...............19
Bijlage 2
Ontvangst monitoringrapportages van bedrijven ........................20
Bijlage 3
Overleggroep Energiebesparing ...............................................21
Bijlage 4
Uitgevoerde energiebesparingsmaatregelen in 2010 en vergelijking met het MJP .........................................................22
Bijlage 5
Overzicht van maatregelen per categorie genomen in 2010.........24
Bijlage 6
Ontwikkeling energiegebruik ...................................................27
Bijlage 7
Benchmark............................................................................29
Bijlage 8
Toelichting op de methodiek MJA3............................................30
Bijlage 9
Lijst met afkortingen en begrippen MJA ....................................32
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 5 van 33
Leeswijzer
Voor u ligt de voortgangsrapportage van de Meerjarenafspraak Energieefficiency 2005-2020 (MJA3) van de Margarine-, Vetten- en Oliënindustrie. Deel 1 bevat een weergave van de MJA-resultaten tot en met 2010 en een beknopt overzicht van de ontwikkelingen die het energiegebruik van de sector hebben beïnvloed. De basisgegevens en berekeningswijze die aan de basis liggen van de resultaten 2010 zijn ondergebracht in deel 2 van het rapport.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 6 van 33
DEEL 1 Resultaten 2010
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 7 van 33
Samenvatting van de MJA Resultaten tot en met 2010
Halverwege de uitvoeringsperiode is ruim 30% van de sectordoelstelling voor de periode 2009-2012 gerealiseerd. De doelstelling voor 2009-2012 bedraagt 1.106 TJ en is berekend op basis van zekere en voorwaardelijke maatregelen in de individuele bedrijfsplannen. In de jaren 2009 en 2010 is door de deelnemende MVO-bedrijven samen 347 TJ primaire energie bespaard door het uitvoeren van maatregelen in de categorieën procesefficiency (incl. energiezorg) en ketenefficiency. Dit komt overeen met het gemiddeld energiegebruik (elektra en gas samen) van ca. 4.200 Nederlands huishoudens. Het totale energiegebruik van de deelnemende MVO-bedrijven is in 2010 met 480 TJ (6%) toegenomen tot 8.431 TJ. Door de deelnemende bedrijven is geen inzet van duurzame energie gerapporteerd. Dat het energiegebruik in 2010 gestegen is, ondanks de uitgevoerde energiebesparingmaatregelen, kan verklaard worden door overige invloedsfactoren. De belangrijkste ontsparende invloedsfactoren zijn de toename van het productievolume, en het effect hiervan op de capaciteitsbezetting. De grafieken op de volgende pagina brengen de belangrijkste resultaten in beeld.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 8 van 33
Figuur 1. Ontwikkeling primair energiegebruik voor de periode 2005 tot en met 2010 Ontwikkeling energieverbruik 9.000 8.000
Energieverbruik (TJ)
7.000 6.000 5.000
Overige
4.000
Elektriciteit Aardgas
3.000 2.000 1.000 0 -1.000
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Figuur 2. Effect van uitgevoerde maatregelen in de periode 2006-2010 Uitgevoerde maatregelen 350
MJA2
MJA3
300 250 Ketenefficiency
TJ
200
Duurzame energie 150
Procesefficiency
100 50 0 2006
2007
2008
2009
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
2010
Pagina 9 van 33
1
Inleiding
Afspraken en deelnemers Het Productschap Margarine, Vetten en Oliën ondertekende op 6 december 2001 het MJA2 convenant. Om de doelstellingen uit Schoon en Zuinig en het Duurzaamheidsakkoord (2007) in te vullen, hebben de MJA2 partijen het convenant geïntensiveerd en verlengd: MJA3 is ondertekend op 1 juli 2008. Alle bedrijven die deelnamen aan MJA2, vallen automatisch onder MJA3. Bedrijven die deelnemen aan MJA verplichten zich ertoe: zich in te spannen om gezamenlijk 30% energieefficiencyverbetering te bereiken in de periode 2005-2020; vierjaarlijks een energiebesparingplan (EEP) op te stellen; zogenoemde ‘zekere rendabele’ besparingsmaatregelen uit te voeren (terugverdientijd kleiner dan of gelijk aan vijf jaar); systematische energiezorg in te voeren; zich in te spannen om energie-efficiëntie door middel van ketenefficiency en duurzame energie te realiseren . jaarlijks te rapporteren over de voortgang van de uitvoering van het convenant. In 2010 namen 12 ondernemingen met in totaal 17 inrichtingen deel aan MJA. Ten opzichte van voorgaand verslagjaar zijn twee inrichtingen toegetreden. Energie-efficiencyplannen en Meerjarenplan Alle deelnemende inrichtingen stelden een energie-efficiencyplan (EEP) op voor de periode 2009-2012. In dit document is de energieefficiencydoelstelling vastgelegd en gekoppeld aan concrete energiebesparingsmaatregelen evenals een planning om deze uit te voeren.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 10 van 33
Agentschap NL heeft alle EEP’s (17) positief beoordeeld en zes1 EEP’s zijn (voor zover bekend bij Agentschap NL) goedgekeurd door het bevoegd gezag. De inhoud van de EEP’s vormt de basis voor het meerjarenplan (MJP) van de Margarine-, Vetten- en Oliënindustrie. Het MJP van de Margarine, Vetten- en Oliënindustrie is medio 2010 geactualiseerd voor de periode 2009-2012. Dit gebeurde op basis van de EEP’s die door de bedrijven zijn opgesteld. Dit MJP kent voor 2012 een doelstelling ter verbetering van de energie-efficiency van 12,7% (1.106 TJ) ten opzichte van het basisjaar 2008. Deze doelstelling is opgebouwd uit zekere en voorwaardelijke maatregelen uit de EEP’s op het gebied van procesefficiency (934 TJ of 10,7%), inzet duurzame energie (149 TJ of 1,8%) en ketenprojecten (23 TJ of 0,2%). Tweederde van de doelstelling is gebaseerd op zekere maatregelen. De twee in 2010 toegetreden inrichtingen zijn (nog) niet opgenomen in het MJP. In bijlage 4 is meer informatie gegeven over het MJP.
1 De peildatum van de stand van zaken EEP’s is 1 april 2011. Zes bedrijven nemen deel aan het Europees systeem van handel in broeikasgasemissierechten (ETS), in dat geval is goedkeuring van het EEP door het bevoegd gezag Wet Milieubeheer niet voorzien. | Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 11 van 33
2
Ontwikkelingen in de sector
In vergelijking met 2009 nam in 2010 de verwerking van oliezaden licht toe, met 1,27%. De verwerking van raapzaad steeg opnieuw en wel met 15 procent. Er werden 18 procent minder zonnebloempitten verwerkt ten opzicht van het jaar ervoor. De Nederlandse productie van ruwe plantaardige oliën steeg met 1,45 procent. Overeenkomstig de verwerking van oliezaden steeg de productie van raapolie ten koste van zonnebloemolie. De Nederlandse productie van gesmolten dierlijke vetten steeg met 0,5 procent, van margarine met 16 procent terwijl die van halvarine daalde met 12 procent. De productie van spijsvetten (onder andere baken braadproducten, frituurvetten en –oliën en bakkersvet/mengvet) bleef stabiel. Zowel de in- als de uitvoerwaarde van MVO-producten is in 2010 licht gestegen ten opzicht van 2009. Dit is het gevolg van een tendens van stijgende prijzen die in 2009 is ingezet en nog altijd doorgaat. In het MVO Statistisch Jaarboek 2009, dat in augustus 2011 zal verschijnen, wordt uitvoeriger op de ontwikkelingen ingegaan.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 12 van 33
3
Resultaten 2010
Productie en energiegebruik Het productievolume steeg in 2010 ca. 4%-punt ten opzichte van het monitoringjaar 20092. Het totale energiegebruik van de deelnemende bedrijven in de sector is met 480 TJ (6%) toegenomen tot 8.431 TJ. Door de deelnemende bedrijven is geen inzet van duurzame energie gerapporteerd. Resultaat door maatregelen Bedrijven kunnen maatregelen nemen in drie categorieën: procesefficiency, inzet duurzame energie en ketenefficiency. Het resultaat voor verslagjaar 2010 is weergegeven in tabel 1. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het resultaat door uitsluitend nieuwe maatregelen, het resultaat in 2010 ten opzichte van voorgaand monitoringjaar, en het resultaat in 2010 ten opzichte van het referentiejaar 2005. Tabel 1. Effect van de uitgevoerde maatregelen Nieuwe maatregelen in 2010 in TJ
Procesmaatregelen Ketenmaatregelen >Productieketen -Binnenlands -Buitenlands >Productketen -Binnenlands -Buitenlands Duurzame energie
264
Bestaande en nieuwe maatregelen3 in 2010 tov 2009 in TJ 264
Alle actieve maatregelen sinds 2005 in TJ 736
3 -
4 -
12 -
-
-
-
2 Het productievolume is bepaald op basis van de omvang van de prestatiematen. 3 Procesmaatregelen worden slechts eenmaal gerapporteerd, nl. in het jaar van uitvoering. Daarom is het resultaat (264 TJ) gelijk in de kolommen 2 en 3. | Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 13 van 33
Tabel 2 bevat het jaarlijkse effect van de uitgevoerde maatregelen in 2010 en in de voorgaande jaren. Dit resultaat gaat uit van alle gerapporteerde maatregelen in het verslagjaar, ongeacht het jaartal waarin de maatregel voor het eerst werd ingevoerd. Dit resultaat is ook weergegeven in figuur 2 op pagina 9. Tabel 2. Energiegebruik en effect van de uitgevoerde maatregelen 2005 7.116
2006 6.867
2007 7.005
2008 7.575
2009 7.951
2010 8.431
Procesmaatregelen Besparingstempo (BT)4 Procesmaatregelen cumulatief
TJ % TJ
263 3,7 263
101 1,4 364
37 0,5 401
71 0,9 472
264 3,0 736
Ketenmaatregelen >Productieketen >Productketen Duurzame energie >Eigen opwekking >Inkoop
TJ TJ TJ TJ TJ TJ
0
10 10 0 53 53 0
10 10 0 0 0 0
8
12 12 0 0 0 0
Werkelijk energiegebruik
0 0 27 27 0
8 0 0 0 0
Invloedfactoren Naast energiebesparende maatregelen geven ook het volume-effect5 en bedrijfsinterne of –externe invloedfactoren een verklaring voor de ontwikkeling van het energiegebruik. Het volume-effect is berekend op basis van de toename van het productievolume 2010 ten opzichte van 2009. Deze toename verklaard een (berekend) meerverbruik van 370 TJ. Tabel 3 geeft de belangrijkste bedrijfsinterne en –externe invloedfactoren weer die door de deelnemende bedrijven zijn gerapporteerd. Zie ook tabel 11 in deel 2 van deze rapportage. NB. Slechts vier bedrijven hebben in hun MJA-rapportage 2010 invloedfactoren vermeld.
Besparingstempo is het percentage besparing door procesmaatregelen dat in het verslagjaar is bereikt. Formule = PE-besparing in TJ/(werkelijk energiegebruik verslagjaar + besparing in TJ) 5 Het volume-effect is het (theoretisch) effect van toename of afname van het productievolume in het verslagjaar op het energiegebruik van de inrichtingen. Het berekend volume-effect bevat ook de basislast van de ondernemingen. 4
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 14 van 33
Tabel 3. Belangrijkste bedrijfsinterne en –externe factoren Categorie
Schaalgrootte en capaciteitsbezetting
Omvang in TJ ontsparend (O) of besparend (B) 96 (O)
Overige factoren (bijv. defect procesonderdeel)
30 (O)
Overige factoren (bijv. apparatuur tijdelijk
11 (B)
uitgeschakeld) Na verrekening van alle verklarende factoren blijft 254 TJ van de verandering van het energiegebruik in 2010 onverklaard. Energiezorg Bedrijven die deelnemen aan de MJA verplichten zich tot het implementeren van een adequaat energiezorgsysteem. Daarmee betrekken zij het energiegebruik actief en systematisch in de bedrijfsvoering. Met uitzondering van de twee toetreders, voldoen alle deelnemende inrichtingen aan de vastgestelde norm voor energiezorg. Acht deelnemende inrichtingen beschikken over een gecertificeerd ISO 14001 systeem waarin energiezorg is opgenomen. Zij voldoen daarmee aan de vastgestelde norm voor energiezorg. Daarnaast voldoen zeven overige inrichtingen op basis van de ingevulde BasisCheck Energiezorg. Nieuwe toetreders dienen uiterlijk twee jaar na ondertekening van de MJA aan de vastgestelde norm voor energiezorg te voldoen.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 15 van 33
4
Inspanningen Productschap
In 2010 heeft het productschap een tweetal goed bezochte workshops georganiseerd met als thema warmte en koude. Het programma bestond uit een mix van theoretische kennis en presentaties door medewerkers van MVO-bedrijven over de dagelijkse praktijk in hun eigen bedrijf, gecombineerd met het doorrekenen van casussen om verbetermogelijkheden te leren inschatten. Bovendien heeft het productschap gewerkt aan het afronden van de voorstudie. Dit heeft geresulteerd in een plan van aanpak voor het routekaarttraject. Speerpunten van het MVO- routekaarttraject zijn Scheidingstechnologie, Biobased Economy en Procesbeheersing. Op 24 juni 2010 heeft MVO een themabijeenkomst biobased economy georganiseerd voor het management van MVO-bedrijven met sprekers van het ministerie van EL&I, DSM en WUR. Om nieuwe kansen daadwerkelijk te realiseren, is samenwerking tussen de oliën- en vettensector, de chemie en de onderzoekswereld van belang. MVO zal de ontwikkelingen op het terrein van onderzoek, markt en overheidsbeleid van de biobased economy de komende jaren op de voet volgen en van relevante ontwikkelingen voor de oliën- en vettenindustrie melding maken in het MVO Magazine en op de MVO-website. Daartoe is samenwerking gezocht met de chemische industrie en kennisinstellingen. MVO heeft in 2010 de broeikasgasemissies van de belangrijkste MVOgrondstoffen in kaart gebracht. De effecten kunnen per grondstof, schakel en regio nogal verschillen. Met name de teelt en in sommige gevallen het lokaal transport, leveren een belangrijke bijdrage aan de broeikasgasemissie. De resultaten zijn intensief besproken en gedeeld met de MVO-achterban.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 16 van 33
5
Voortgang ten opzichte van de MJP-doelstelling 2009-2012
Halverwege de uitvoeringsperiode 2009-2012 is ruim 30% van de MJPdoelstelling gerealiseerd. De doelstelling voor 2009-2012 bedraagt 1.106 TJ op basis van zekere en voorwaardelijke maatregelen. In de jaren 2009 en 2010 is door de deelnemende inrichtingen samen is 347 TJ primaire energie bespaard door het uitvoeren van maatregelen in de categorieën procesefficiency (incl. energiezorg) en ketenefficiency. Dit komt overeen met het gemiddeld energiegebruik (elektra en gas samen) van ca. 4.200 Nederlands huishoudens. Het resultaat van 2009 en 2010 is voor 93% bereikt door uitvoering van maatregelen die opgenomen zijn in de individuele energieefficiencyplannen van de bedrijven. Zie ook tabel 6 in deel 2 van deze rapportage.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 17 van 33
DEEL 2 Basisgegevens en berekeningswijze
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 18 van 33
Bijlage 1
Deelnemers MJA Margarine-, Vetten- en Oliënindustrie
In het monitoringjaar 2010 namen 12 ondernemingen met in totaal 17 inrichtingen deel aan de MJA. In 2010 zijn twee inrichtingen toegetreden tot MJA3: Aveno Nederland BV in combinatie met Romij Nederland BV en Contitank BV. Tabel 4. Overzicht deelnemers Onderneming Aveno NV/Groeneveld Boskoop Beheer BV AarhusKarlshamn AB ADM
Cargill
IOI Romi Smilfood Unilever Nederland Foods Factories Unimills Van Dijk Food Products
Vetsmelterij Bosland Vermont Investment Wilmar Edible Oils
Inrichting Aveno Nederland BV/Romij BV6 Karlshamns BV Archer Daniels Midland Europoort BV Cargill BV (Multiseed) Cargill BV (Soja) Cargill Refined Oils Europe Zaanlandse Olieraffinaderij BV Loders Croklaan IOI - Loders Croklaan Oils BV Romi Smilfood (Heerenveen) Unilever Nederland Foods Factories BV Unimills BV Van Dijk Food Products (Lopik) Van Dijk Food Products (Zeewolde) Vetsmelterij C.M. Bosland BV Contitank B.V. Wilmar Edible Oils BV
Vestigingsplaats Vlaardingen Zaandijk Rotterdam Amsterdam Amsterdam Rotterdam Zaandam Wormerveer Maasvlakte Rotterdam Heerenveen Rotterdam Zwijndrecht Lopik Zeewolde Almere Farmsum Rotterdam
6 In de zin van de milieuvergunning zijn beide bedrijven samen de rechtsopvolger van Romi Smilfood Vlaardingen. | Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 19 van 33
Bijlage 2
Ontvangst monitoringrapportages van bedrijven
Bedrijven die deelnemen aan MJA verplichten zich ertoe om jaarlijks, uiterlijk op 1 april, te rapporteren over de voortgang van de uitvoering van de afspraken. Alle zeventien deelnemers hebben hun MJA-rapportage 2010 ingediend. Aveno BV/Romij BV en Contitank BV dienden voor het eerst hun monitoringgegevens in. Veel bedrijven hebben de gegevens moeten aanvullen voor de MJArapportage van voldoende kwaliteit was. Ook na aanvulling blijft voor het meerendeel van de bedrijven de opgave van invloedfactoren die de verandering van het energiegebruik verklaren, summier.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 20 van 33
Bijlage 3
Overleggroep Energiebesparing
In het kader van de MJA is de Overleggroep Energiebesparing (OGE) ingesteld met vertegenwoordigers van de partijen die de MJA hebben ondertekend dan wel zijn toegetreden tot de MJA. Een van de taken van de OGE is het jaarlijks vaststellen van de vorderingen. Ten tijde van het verschijnen van deze voortgangsrapportage was de OGE voor de Margarine-, Vetten- en Oliënindustrie als volgt samengesteld: De heer F.A.G.M. Claassen De heer F. Heijink De heer F.P.G. Bergmans Mevrouw I. Tiesinga De heer J. Langeveld De heer J.C.M.H.V. Nizet
Productschap MVO (voorzitter) Ministerie van EL&I Productschap MVO BNMF en NVFMS DCMR Agentschap NL (secretaris)
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 21 van 33
Bijlage 4
Uitgevoerde energiebesparingsmaatregelen in 2010 en vergelijking met het MJP
Tabel 5. Energiebesparingsmaatregelen, omvang energiebesparing in 2010
Categorie
Subcategorie
Aantal maatregelen in 2010
Procesefficiency Energiebesparingsprojecten in processen Energiebesparingsprojecten in utilities en gebouwen Energiezorg en goodhousekeeping Strategische projecten Subtotaal procesefficiency Ketenefficiency
Optimalisatie distributie Functievervulling optimalisatie Subtotaal ketenefficiency
Totaal
Omvang besparing (TJ) in 2010
35
122
25
134
7
6
1 68
2 264
7 1 8 76
11 1 12 276
Tabel 6. Verwachte versus gerealiseerde energie-efficiencyverbetering obv maatregelen voor de periode 2009-2012
Categorie
Subcategorie
ProcesEnergiebesparingsprojecten efficiency en in processen energiezorg Energiebesparingsprojecten in utilities en gebouwen Energiezorg en goodhousekeeping Strategische projecten Subtotaal procesefficiency KetenDistributieoptimalisatie efficiency Functievervulling (EZP in MJP) optimalisatie Subtotaal ketenefficiency Inzet Subtotaal duurzame energie Totaal
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Verwachte energie efficiency verbetering 2009-2012 (TJ) 408
Gerealiseerde energie efficiency verbetering 2009-2010 (TJ) 156
456
163
11
13
59 934
3 335 1 11
23 149
12 0
1.106
347 Pagina 22 van 33
De verwachte energie efficiencyverbetering is gebaseerd op de besparing door zekere en voorwaardelijke maatregelen uit de EEP’s, afgezet tegen het basisjaar 2008. De werkelijke gerealiseerde besparing kan hoger of lager uitvallen dan de geplande besparing door ontwikkelingen in de sector. Het resultaat voor de periode 2009-2010 voor keten-efficiency (12 TJ) is het resultaat door nieuwe maatregelen in 2010 plus het resultaat in 2010 van maatregelen die in 2009 voor het eerst zijn uitgevoerd. Op die manier is een betere vergelijking met het MJP mogelijk. Van de 80 uitgevoerde maatregelen in 2009 en 2010 (347 TJ) zijn er 8 aanvullend uitgevoerd op het energie-efficiencyplannen van de deelnemende bedrijven (26 TJ). Tweeënzeventig maatregelen (321 TJ) waren reeds voorzien in de energie-efficiencplannen van bedrijven.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 23 van 33
Bijlage 5
Overzicht van maatregelen per categorie genomen in 2010
Tabel 8. Procesefficiency maatregelen en energiezorg (0264 TJ) Subcategorie Omschrijving uitgevoerde maatregel Energieprojecten in processen processen
Bespaing (TJ)
Verhoging efficiency door forse uitbreiding productie
47,64
Crude oil heat recovery economiser
25,15
Vervanging vacuüm deso door mechanisch vacuüm i.p.v. stoom
9,51
Verlagen dometemperatuur met 2 à 3 graden
6,60
Uitvoeren van een isolatiescan
6,33
GEMs fase 3 uitvoeren
3,80
Optimaliseren persdrukregeling NH3
3,60
Afzuiging rookgasreiniger optimaliseren
2,00
Isoleren stoomafsluiters 13 bar netwerk
1,70
Stoombesparing in vacuümsysteem
1,53
Optimalisatie pomp traject
1,49
Optimalisering degumming proces
1,29
Atmosferische dampsloten installeren
1,21
Regeling rookgasreiniger geoptimaliseerd
1,19
Regel de stoom naar de 2e traps booster m.b.v. de condensordruk
1,13
Hergebruik warmtespui ketel
1,02
Vacuüm bleken met stoom vervangen door vacuumpompen
0,97
Meer motoren van een frequentieregelaar voorzien
0,97
Toepassen toerengeregelde motoren in nieuwe productielijn
0,88
Regelen van de persdruk van de NH3 compressoren m.b.v. het koelwaterdebiet
0,72
Reduceren CIP-spoelingen
0,70
Votators DBN
0,60
Heetwater loopsysteem voor warmhouding harding en deso's
0,56
Optimalisatie automatische reinigingsprocessen
0,46
Optimalisatie stoomverbruik expanders
0,34
Installatie 6 Green Energy systemen
0,33
Toepassen hoogrendement motoren in nieuwe productielijn
0,21
Isoleren warmtste tanks in het tanklokaal
0,14
Beperken van condensaat verliezen
0,09
Zetmeel met lagere verwerkingstemperatuur gebruiken
0,03
Decanteren verder optimaliseren
0,02
Verlaag de temperatuur van de vetzuurstripper
0,02
Temperatuurregeling op koelsectie brander
0,01
Beperken intern transport
0,01
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 24 van 33
Energiebesparingsprojecten in utilities en gebouwen
Energiezorg en good housekeeping
Strategische projecten
Nieuwe WKK installatie
31,00
HotWaterLoop upgrade
27,09
Vervangen van defecte condenspotten
18,60
Verlagen druk deaerator
13,05
Warmwaterketels geïnstalleerd
7,12
Verminderen stoomtoevoer naar reboiler
4,24
Vervangen stoomketel
4,20
Verdampertemperatuur ijswaterinstallatie verhogen van -10 °C naar -6 °C
4,20
Regeling stoomketel geoptimaliseerd
3,17
Vervanging reboiler interchanger
3,16
Luchtlekkages verhelpen
3,12
Vochtregeling eindmeel optimaliseren
2,82
Isoleren leidingen en appendages stoom- en condensaatsysteem
2,78
Proceswater raffinaderij voorverwarmen met restwarmte
2,46
Vervanging reboiler interchanger
2,11
Setpoints absorptie koeler optimaliseren
1,20
Warmwater retourtemperatuur verlagen van 90 °C naar 70 °C
0,80
Persluchtdruk verlagen van 7 naar 6 bar
0,68
Isoleren appendages stoom- en condensaatsysteem
0,51
Centraal ijswatersysteem fase 1
0,41
Koude lucht naar toevoer persluchtcompressoren
0,40
Lage stoomdruk raffi koppelen aan fractionatie
0,28
Stoomdruk verlagen
0,20
Koeltoren toepassen van frequentieregeling
0,08
Besparen op airco's
0,02
Isolatie surge tank
3,92
Zuigdruk NH3 Droge fractionering door Good house keeping zo hoog mogelijk houden
0,84
Vervangen / repareren energiemeters
0,47
Elektriciteitsverbruik tracing / monitoring
0,47
Verminderen stoomlekkages
0,34
Isoleren stoomleidingen vettanks
0,11
Regelmatig checken perslucht lekkages
0,08
Vernieuwen afvalwater behandelingssysteem
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
1,80
Pagina 25 van 33
Tabel 9. Ketenefficiency (012 TJ) Subcategorie Optimalisatie distributie
Omschrijving uitgevoerde maatregel
Besparing (TJ)
3,0 2,1 2,0
Optimalisatie van transport Verhoog belading ladingdragers Laden van RBDPO in schepen Het voorzien van laadplatforms van een vaste persluchtaansluiting
Betere palletbelading van producten minilijn
1,7 1,6 0,7 0,1
Wasstraat tankauto's op eigen terrein
0,6
Efficientere logistiek door verplaatsen productie Installeren afvalwater reiniging Functievervulling optimalisatie
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 26 van 33
Bijlage 6
Ontwikkeling energiegebruik
Tabel 10. Ontwikkeling energiegebruik Ontwikkeling Eenheid 2005 energiegebruik Productievolume t.o.v. % 100 2005 62 Elektriciteitsgebruik TJ Aardgasgebruik TJ 6.991 62 Warmtegebruik TJ 1 Overig brandstofgebruik TJ Totaal werkelijk 7.116 TJ energiegebruik
2006
2007
2008
2009
2010
107
109
110
104
108
453 6.434 -49 29 6.867
784 6.217 -50 53 7.005
811 6.866 -102
640 7.299 12
0 7.575
0 7.951
1.237 7.130 64 0 8.431
In deze tabel worden voor de jaren 2005 t/m het verslagjaar de volgende gegevens getoond: Productievolume t.o.v. 2005 uitgedrukt als percentage (berekening: (Ereferentie 20xx / Ereferentie 2005) x 100% voor jaar 20xx; etc.). NB. Voor de jaren vóór 2009 werd het productievolume bepaald, gebruikmakend van de oude prestatiematen MJA2, terwijl het productievolume vanaf 2009 is bepaald, gebruikmakend van de nieuwe prestatiematen MJA3. Energiegebruik voor elektriciteit, aardgas, warmte en overige brandstoffen. Het volume-effect7, berekend op basis van de toename van het productievolume 2010 ten opzichte van 2009, bedraagt 370 TJ (meerverbruik). Tabel 11 bevat een overzicht van de categorieën van invloedfactoren die door de bedrijven zijn gerapporteerd.
7
Het volume-effect is het (theoretisch) effect van toename of afname van het productievolume in het verslagjaar op het energiegebruik van de inrichtingen. Het berekend volume-effect bevat ook de basislast van de ondernemingen.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 27 van 33
Tabel 11. Verklaring verschil energiegebruik tussen 2009 en 2010 op basis van gerapporteerde invloedsfactoren Invloedsfactoren Bedrijfsintern
Bedrijfsextern
A. Energiebesparende maatregelen B. Energie ontsparende maatregelen C.Schaalgrootte en capaciteitsbezetting D. Grondstofsamenstelling E. Productspecificaties F. Overige bedrijfsinterne factoren G. Schaalgrootte en capaciteitsbezetting H. Grondstofsamenstelling I. Productspecificaties J. Wet- en regelgeving K. Klimaat L. Overige bedrijfsexterne invloedfactoren
Besparend (TJ) 264 11 -
Ontsparend (TJ) 12 86 23 10
-
-
Als toelichting op bovenstaande tabel kan het volgende worden vermeld: • Schaalgrootte en capaciteitsbezetting (cat. C en G) hebben het grootste effect, namelijk 96 TJ ontsparend. • Overige bedrijfsinterne factoren (11 TJ besparend, 23 TJ besparend) bevatten het effect van enkele defecte procesonderdelen. • Slechts vier bedrijven hebben in hun MJA-rapportage 2010 invloedfactoren vermeld. In 2010 zijn twee inrichtingen toegetreden, deze hebben voor het eerst een monitoringrapportage ingediend (Aveno Nederland BV in combinatie met Romij Nederland BV en Contitank BV). Na verrekening van alle verklarende factoren blijft 254 TJ van de verandering van het energiegebruik in 2010 onverklaard. Wegens de vertrouwelijkheid van de informatie, is het energetisch effect door toetreding van twee bedrijven opgenomen in het onverklaarde deel.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 28 van 33
Figuur 3. Verklaring verschil energiegebruik tussen 2009 en 2010 500
400
370
300
254
Omvang in TJ
200
120 100
0
Volume
PE-maatregelen
Overige invloedsfactoren
Onverklaard
-100
-200
-300
-264
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 29 van 33
Bijlage 7
Benchmark
In onderstaande figuren worden de bedrijven onderling vergeleken op basis van het effect van de in 2010 uitgevoerde maatregelen (PE, KE).
Percentage besparing PE t.o.v. basis e-gebruik (%)
25%
20%
15%
10%
5%
0% 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Percentage besparing KE t.o.v. basis e-gebruik (%)
6%
5%
4%
3%
2%
1%
0% 1
2
3
4
5
6
7
8
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 30 van 33
Bijlage 8
Toelichting op de methodiek MJA3
Voor het MJA3-convenant wordt een andere monitormethodiek gebruikt dan in het MJA2-convenant. Deze nieuwe methodiek is op 3 februari 2010 vastgesteld door het MJA-platform. Kernpunt van de nieuwe methode is dat het resultaat alleen gebaseerd wordt op de uitvoering van maatregelen. In de MJA2-methode was het (EEI)-resultaat gebaseerd op maatregelen én invloedfactoren. Afhankelijk van de ontwikkelingen in een sector had dat een positief of negatief effect op de resultaten. Door alleen uit te gaan van de besparing door maatregelen, worden de inspanningen van bedrijven beter zichtbaar. Invloedfactoren dienen nu alleen nog ter verklaring van de ontwikkeling van het energiegebruik. Ook de prestatiematen zijn nu niet meer bepalend voor het bereikte resultaat, maar dienen puur ter verklaring van de ontwikkeling van het energiegebruik. De methodiek is uitgebreid beschreven in de Handreiking monitoring, welke is te vinden op de website van Agentschap NL.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 31 van 33
Bijlage 9
Lijst met afkortingen en begrippen MJA
BasisCheck Energiezorg Document waarmee een kwaliteitstoets van het energiezorgsysteem kan worden uitgevoerd. Daarmee is het een belangrijk instrument voor inrichtingen om Energiezorg te realiseren. Zie ook Referentie Energiezorg. DE (Duurzame Energie) Hieronder vallen toepassingen van energie die worden opgewekt uit duurzame bronnen, zoals zonne- en windenergie, waterkrachtcentrales en energie uit biomassa. De Nederlandse overheid wil dat in 2020 10% van alle energie wordt opgewekt uit duurzame energie. EEP (Energie-efficiencyplan) In een Energie-efficiencyplan (EEP) legt elk bedrijf zijn energieefficiencydoelstelling vast, gekoppeld aan concrete maatregelen en een planning om deze uit te voeren. Verder geeft een EEP aan op welke wijze het bedrijf behaalde resultaten meet en hoe de rapportage daarvan plaatsvindt. Energiezorg Dit is op een structurele en economische wijze uitvoeren van organisatorische, technische en gedragsmaatregelen om het gebruik van energie –inclusief de energie die nodig is voor de productie en toepassing van grond- en hulpstoffen te minimaliseren. Invloedfactoren Invloedfactoren zijn factoren binnen en buiten de inrichting die de ontwikkeling van het werkelijke energiegebruik van de inrichting beïnvloeden. MJA (Meerjarenafspraken) Vanaf 1992 zijn in het kader van het energiebesparingsbeleid met een groot aantal sectoren Meerjarenafspraken (MJA) gemaakt over de verbetering van de energie-efficiency. Deze MJA’s zijn vrijwillige afspraken tussen overheid en bedrijfsleven. De essentie van MJA is dat een sector zich verplicht een inspanning te leveren om binnen een vooraf vastgestelde termijn de energie-efficiency met een bepaald percentage te verbeteren. MJP (Meerjarenplan) In het Meerjarenplan leggen sectoren hun doelstellingen vast en wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe deze doelstelling wordt gerealiseerd. Het is een optelsom van alle bedrijfsplannen uit een sector. Het MJP wordt opgesteld door de sector en naar Agentschap NL gestuurd.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 32 van 33
OGE (Overleggroep Energie-efficiency) In het kader van de MJA is per sector een Overleggroep Energieefficiency (OGE) ingesteld met vertegenwoordigers van de partijen die de MJA hebben ondertekend. Een van de taken van de OGE is het jaarlijks vaststellen van de vorderingen van de MJA. Onzekere en voorwaardelijke maatregelen Van onzekere en voorwaardelijke maatregelen kan niet op voorhand worden bepaald of zij in het bedrijf kunnen worden uitgevoerd. Een bedrijf moet de haalbaarheid ervan onderzoeken. Voor deze maatregelen hebben de bedrijven een inspanningsverplichting. PJ (Peta Joules) Rekeneenheid voor energiegebruik: 1 PJ = 1015 J. Protocol Monitoring en Energiezorg In dit protocol wordt beschreven hoe de monitoring van de resultaten van de ondernemingen in `MJA wordt uitgevoerd. Referentie Energiezorg Document dat het kader van een optimaal energiezorgsysteem aangeeft. Daarmee is het een belangrijk instrument voor inrichtingen om Energiezorg te realiseren. Zie ook BasisCheck Energiezorg. TJ (Tera Joules) Rekeneenheid voor energiegebruik: 1 TJ = 1012 J. Zekere rendabele maatregelen Dit zijn energie-efficiencymaatregelen die een positieve netto contante waarde hebben bij een interne rentevoet van 15%. Als alternatief kan een terugverdientijd van 5 jaar worden gehanteerd. Voor deze maatregelen hebben de bedrijven een resultaatsverplichting, dat wil zeggen dat ze in elk geval moeten worden uitgevoerd.
| Definitief | Voortgangsrapport MJA-monitoring over 2010 | juni 2010
Pagina 33 van 33