f
DE GEBROKEN GEDICHTEN DOOR
P. V R E Y M A N
A R N H E M
VAAS
DE
GEBROKEN
VAAS.
Foor G.
1 Ik kan voor jou slechts kwatrijnen schrijven, Want voor sonnetten lezen heb je geen geduld. Eens zal een vreemde wind ons uit elkander drijven, Ik hoop dan, dat je deze woorden je nog herinneren zult.
2 Voordat we elkanders namen zijn vergeten Komen dwergen en slaan alles stuk. Waarom zijn we nog op dit bestaan gebeten? Ons resten toch steeds scherven, en nooit geluk,
3 De stilte 's nachts is niet zo erg D a n de angst om eens alleen te zullen zijn. Is het daarom dat ik nu m'n hoofd verberg, E n me verbeten vastbijt in een zoete schijn?
5
4 Eens spelend op een toverfluit Bleef de melodie in zachte ogen zwerven, Geluk is een zo teer geluid, N u is het stuk en bezit ik enkel scherven.
5 Mij ontroert nog steeds die melodie, Maar voor wie ze klinkt hoort het niet. Het leven is nog droeviger dan ik het zie. Waarom eindigt nu plotseling het lied?
b Ook de laatste blaren kleuren rood, Maar weten niets van angstig-lege nachten. E n nu de vogel die zijn herfstlied floot Zwijgt, heeft het dan nog zin te wachten?
7 Eens zal een ruwe scherf Eenzaam liggen op 't verlaten erf; W e l speelt nog wind om stille hoeken, Maar geen zal een stuk verloren scherf gaan zoeken.
6
BALLADE
V A N DE EIGEN
TIJD.
Nevels drijven over lage landen, Niemand kent nog zijn gebod; Zwervers spreken het einde ophanden, Geen ster verraadt het onzeker lot.
Verzuimt de mens zijn laatste kans? Soms klinkt een kreet in bitt're nood, Niemand ontspringt de doldrieste dans. De late hemel verft zich schuchter rood.
Geluid klinkt eenzaam, verwaait tot flarden, Een ijle melodie wordt ruw versmoord. V a n hen die eenmaal levensraadselen ontwarden Wordt enkel nog een somb're spreuk gehoord.
>•
De blanke lelie weet zich zelve slechts begeerd, Bloeit tevergeefs en wordt dan nog terloops geschonden. E e n meeuw die eenzaam langs den einder scheert Wordt 's morgens dood voorbij het laatste duin gevonden.
Schaduwen glijden over een witgekalkte muur, Een deur slaat dicht en doodse stilte keert. Misschien is leed als dit een val van korte duur E n gij, door de schok ontwaakt, zijt ongedeerd.
7
DE
ONTDEKKINGSREIZIGER.
Een wilde wind heeft me gedreven Als een roerloos schip, Naar een ander, grootser leven, Om te stranden op een klip.
Soms denk ik, na de verre tocht, Hoe zwak ik ben geweest, Hoe alles waarnaar ik verlangde en zocht Slechts een droombeeld is geweest.
N u ben ik toch ergens te land gekomen, Maar ik ben nu oud en stijf. H i e r heerst rust, een zachte wind beweegt de bomen, E n toch weet ik niet of ik blijf.
8
DRANKGEBED.
Voor Ton. Wij willen ernstig samen praten Over leven, dood en wat daarachter is, Over wat ons in dit leven is gelaten, Tenminste voorzover dit nog te drinken is.
Wij willen als alle leed vergeten E n onze laatste hoop in rook vervlogen is, Alleen nog drinken, omdat we weten Dat onze enige redding slechts een oude droge is.
Wij willen niet naar huis en niet gaan slapen, Waar gepimpeld wordt is 't altijd feest. W e laten ons nog liever uit de goot oprapen, Dan op te houden voor de laatste kruik er is geweest.
Wij willen, als alles leeggezopen E n onze dorst nog lang niet is gelest, Onze ziel en zaligheid aan Lucas Bols verkopen: O Heer, vergeef ons, ook de laatste borrel smaakt nog best.
9
TUSSENBALANS.
Steeds moest ik kiezen tussen nu of nooit, Antwoord geven op een vraag die nimmer was gesteld. Mijn leven werd dag en nacht verstrooid, Doelloos versnipperd, daar geen zekere taak ooit werd gesteld.
Soms kon een hartstocht me voor langer binden Omdat de kracht voor het verder gaan me vaak ontbrak, Maar nimmer vond ik é é n die 'k nog beminde Wanneer het grauwe morgenlicht door 't venster brak.
Vaak was een snik de laatste afscheidsgroet E n nu ik weet dat geluk aan tijd noch ruimte is gebonden, Gehoorzaam ik enkel nog de stem van 't bloed, Tot eens mijn hart een laatste rustplaats heeft gevonden.
10
BEZINNING.
Moest ik deze offerande Uit haar handen Ontvangen? D e nacht is zo licht; Nooit was ik zo dicht Bij het leven. Nergens Vind ik rust, en de wens Om eens, ver van m'n eigen leven, In een roes als deze, Te vergeten, is nu de nacht Vergaat, een bange klacht.
11
DOLOR.
Ze heeft enkel met mijn hart gespeeld', E n omdat ik veel van dromen hield Heeft ze me sprookjes ingefluisterd, Waarnaar ik aandachtig heb geluisterd.
E n als een kind het speelgoed heeft ze Me weer losgelaten en nu leeft ze D a n weer alleen. Misschien? Maar in m'n oren K a n ik nog haar woorden horen.
12
IN
MEMORIAM.
Wij wijken niet en hij zal niets verraden. Omdat ze menen ons te kunnen schaden Staat hij in de laatste nacht terecht.
Terwijl zij zacht zijn voornaam zegt, Ergens in een eenzaam huis, Waar over het duin het zeegeruis D e terugkomst wil voorspellen, Hoort hij het vonnis vellen.
Morgen zal zijn naam voor het laatst, A l s mededeling op een lijst geplaatst Door een ontzette wereld klinken; D a n voorgoed in wereldmist verzinken.
13
KOSMOS.
W i n d verwaait geluk tot schuim. Peilloze diepte; Soms weerspiegeling der ziel.
Leven is overgave aan de zinnen.
Ver voorbij het voelen Drijven Kelken over ijl blauwe zeeën.
Verheven gedachten.
Verder niets.
14
CALVARY.
Rode Wolken scheuren rafelig uiteen. Hartstocht Slaat te pletter op 't blondste steen. Even wijlt muziek, dan Goddeloos alleen.
Meedogenloos is D e val in 't niet, N o g enkel leed N u 't leven zichzelf verliet E n huiv'rend In ijzige wind Stolt In oneindig lege ruimte.
15
PARADISE.
Lachen Is ijl-blauwe betovering. Ogen Zijn sterren met verrukte glans E n van haar lippen drink ik eeuwige bedwelming.
Nachten Als lichte dromen E n verlangen een steeds opnieuw Gestelde vraag.
Nog schittert 't helderste kristal In 't vage licht, W i j l ik langzaam aan haar jonge lijf Te gronde ga.
16
KLEINE
TOCHT.
Schemerige verten, Zon blinkend in de trage stroom.
Langzaam dobbert de boot Van nergens komend, nergens heen.
Soms stoot ze op de oever, Raakt ongemerkt weer los.
Zo vloeit het leven Haast onmerkbaar, zonder vaart.
17
WENS.
Ster Verschiet in de nacht. Haar lippen bewegen; zacht Klinkt haar wens, die tot in mijn hart Ontroert.
Heer, spaar haar de smart Van 't scheiden. Geef haar wat zij begeert: Laat mij het lijden.
18
RENDEZVOUS.
Stilte drijft over water; W i j l wind zacht fluistert, Waarnaar niemand luistert; Maar wel herinnert, veel later.
Als in droom doelloos omarmen. Dieper in weemoed verzinken, Enkele namen nog klinken, In stil pogen om te warmen.
N a iedere ontmoeting Zal afscheid hopelozer zijn, Wordt leed tot vreemde pijn. Late schemering belooft vergeving.
19
BLANCEFLOER.
Ik zie haar eenzaam voor 't open venster Zonder gedachten uitstarend in de lichte De wind wiegt zacht de bomen in de stille Soms bewegen haar lippen en lijkt het of
staan nacht. laan, ze lacht.
Haar ogen, waarin tere liefde glanst, verraden Het verlangen naar geluk dat eens zal komen, Haar smalle borst hunkert naar gewaden Van zacht satijn en tederheden, zoeter dan dromen.
20
BOSFEESTEN.
's Nachts op maanverlichte plaatsen Dansen oude wijven in haar heksenkleed, Terwijl saters wild met schedels kaatsen, E e n dronken F a u n luid zingt, en z'n fluit vergeet.
Soms valt een nimf in handen van een sater, Die haar wel verlangt, maar niet als bruid. Hij werpt dezelfde nacht haar in 't water, E n gaat onverzadigd verder, belust op nieuwe buit.
E e n bosgod begint iedere nacht met het vertalen V a n wat geschreven staat op aarden kruiken Die hij het aardvolk aan laat halen. Men vindt ze 's morgens leeggedronken in de struiken.
Maar ieder nachtfeest wordt steeds ontijdig verstoord Omdat een F a u n de slaapdrank van de rest heeft opgedronken, E n een sater uit minnenijd wordt vermoord, Waarna allen snel verdwijnen in hun woonspelonken.
21
NACHT.
Nacht zonder schaduw, waarin duister, Als vreemd gefluister, Verhaalt van dingen, die nimmer zullen bestaan.
W i e gelooft eraan Dat in schaduwloze nachten Geesten op bekentenissen wachten E n dan met licht bewegen der gordijnen Onder hoongelach voorgoed verdwijnen?
W i e vernietigt 's nachts zijn laatste hoop Op een legerstee omdat de horoscoop Haarfijn heeft voorspeld Dat men 't vreemd geweld Moet mijden Waar blonde haren toe verleiden?
W i e wil dezelfde woorden herhalen, Die, evenals vorige malen, Onbegrepen door 't duister drijven?
Laat onbevreesd het venster openblijven. Misschien verstaan we in 't suizen van de wind Dat alles deze nacht zijn einde vindt, E n wij in tijdeloze tuimeling door het heelal Ondeelbaar kort gestuit zijn in de val. 22
NA
E E N AFSCHEID.
D e nachthemel welft breed over 't oude land. E é n strooide ontelbare sterren lichtzinnig rond, E e n ander tekende m'n gezicht met schaduw op de wand E n ik herinner me nog slechts de glimlach om haar mond.
Dezelfde sterren staan zonder twijfel ook deze nacht A a n de hemel zoals ze er duizenden jaren stonden, Maar nimmer fluisterde de nachtwind zo zacht Namen en woorden, die alleen wij verstonden.
23
NOCTURNE.
U i t vreemde droom ontwaakt L i g t zij in de stille nacht, verwonderd Over wat haar wakker heeft gemaakt.
Hoort zij 't kloppen aan het venster Minder dan het kloppen van haar hart? Was ooit zijn komst gewenster?
N o g voor haar lippen zich bewegen Herkent zij zijn gezicht in 't zachte licht, E n heeft ze reeds een eerste kus gekregen.
Later wordt ook deze nacht een vergeten lied, Waarvan de melodie lang is verklonken, E n blijft alleen een naam, die niets meer biedt.
24
AAN
E E N VROUW.
Eens als deze woning door de tijd vergaan E n onbekende winden aan de ruïnes fluisteren, Zal een eenzame wandelaar hier staan E n naar de stem van het verleden luisteren.
E n tussen de vergeten resten zal hij onverwacht Jouw donker halssnoer vinden, Dat je verloor lang na die vreemde nacht, Toen we elkaar voor 't laatst beminden.
Dan zal een andere vrouw jouw stenen dragen E n wordt ze in nooit vergeten nacht bemind. Geef mij daarom deze nacht geen ander antwoord op m'n vragen, Dan de glimlach, die me voor altijd aan je bindt.
25
A . D . 1940.
E e n hand die zacht een helm afneemt; N o g glanst er licht in vreemde ogen E n glijdt een glimlach over 't bleek gelaat.
Knielend laat de een de ander drinken, W e l bewegen zacht de lippen, Maar voor een verstaanbaar woord is 't al te laat.
E e n helm staat op een houten kruis. E e n karabijn steekt diep in donk're aarde. E n wind zwijgt om de stilte niet te storen.
Zo staan ontelbare kruisen in hun eenzaamheid, E n alle spreken zacht eenzelfde taal, Maar nimmer, nimmer wordt é é n woord verstaan.
26
HOLLAND.
Voor Eva.. Holland wil zeggen trage stromen E n laagland dat tot de einder reikt, Lager dan de zee, maar dat, veilig ingedijkt, Tussen hernel en water schijnt weg te dromen.
Holland wil zeggen nimmer ontkomen A a n groene weiden, aan water dat niet wijkt, A a n land dat mooier dan enig land ter wereld blijkt, E n dat in stage strijd het water is ontnomen,
A a n avondwind die zacht over 't water strijkt, Terwijl smalle, donkere boten langzaam naderkomen E n een vogel voor de nacht zijn nest bereikt.
Holland wil zeggen hofsteden, omgeven door bomen E n vaarten waardoor het land nog vlakker lijkt E n landelijke rust waaraan nooit een einde zal komen.
27
life only exists in the universe because the carbon atom possesses certain exceptional properties. J. JEANS. The mysterious universe.
Rood zakt de zon In 't peilloos niets V a n een verloren zee, Waarin een enkel schip E e n witte lijn van schuim Vergeten achterlaat.
E n achter deze zee Is steeds weer zee, Maar steeds ijler, Totdat haar blauwte Zich verliest in dromen Die onaantastbaar worden; Het zuiver klinken V a n een melodie Oneindig vaak herhaald, E n herinnering aan vroeger leven Geheel vervaagt.
28
E n achter deze zee Is steeds weer zee Waar alle leven Voor het eerst begint, Blijft zweven Op een gekuiste wind, Geluid nog slechts Uit ijle troebeling bestaat E n kleur in vroege werveling Oneindigheid verlaat.
D a n is er ook geen golfslag meer Maar enkel rimpelloze zee, Onmerkbaar overgaand In 't blondste strand, Waar 't fijne zand Niets meer verraadt.
29
VOOR
DE
LANTARENS.
's Avonds als de lantarens, Als dronken piassen, In de regen aan de stoeprand staan, Zie ik mezelf met onzekere passen Langs de scheve huizen gaan.
Iedere avond wachten de lantarens, Geduldig en zonder spot, Op voorbijgangers als ik, die huiswaarts keren, E n dragen gelaten hun lot, Wat ik iedere avond vergeefs tracht te leren.
30
DROOMBALLADE.
De nacht verging in blonde schemering E n droeg geen toekomst in zijn schoot; Licht werd tot niet te dragen foltering E n ik ging rakelings langs de dood. Mijn stem brak af, en U w lach, Die als een ijswind door mijn lichaam sneed, W e r d in mijn handen tot een kreet. Ik droeg U w leven in de wind; Gij scheen U w leven niet te tellen, E n mijn gedachten werden ijl als van een kind. U w wens werd in mijn dromen tot mijn wens, Maar in U w droomen liet gij mij niet toe, Hoewel U w lippen nimmer tevergeefs de mijne zochten. Het kleed, dat om U w leden was gewonden, Heb ik uiteengerukt en aan de wind gebonden. De ochtend vond mij met het leed alleen; Ik wist U in mijn droom geschonden E n bleef gepijnigd achter, eenzamer dan voorheen.
31
LANDSCHAP.
Het branden van de zon, de strakke lucht, Het ruisen van de wind door het riet, D e groene weiden en in 't wazige verschiet, Tussen de heuvels half' verscholen, het gehucht.
32
AVOND.
E e n maan die over 't rimp'lig water schijnt, E e n donkere brug, een rode lamp die kwijnt, E n om een eenzame lantaren dansen Zwermen muggen die in 't maanlicht glanzen.
33
ANTWOORD.
E e n kus ontstolen aan een kort beminde, Bij een afscheid aan het tuinhek in een late zomernacht, Is vluchtiger dan morgendauw en, al werd het wel verwacht, K a n echter nooit twee levens aan elkander binden.
34
SCHRALE
TROOST.
Zolang verlangen naar geluk nog weg te spoelen is E n iedere nacht dezelfde sterren weer verschijnen, Is zij voor mij nog geen verdoemenis, A l lijd ik door haar ook de felste hartepijnen.
35
AFSCHEID.
In een peilloos diepe sterrennacht werd me bewust Dat een liefde, brandend met zulk verterend vuur, Reeds uitgeblust is voor het eerste morgenuur. Zacht heb ik haar mond voor het laatst gekust.
36
INHOUD.
D e gebroken vaas Ballade van de eigen tijd D e ontdekkingsreiziger Drankgebed Tussenbalans Bezinning Dolor In memoriam Kosmos Calvary Paradise Kleine tocht Wens Rendez-vous Blancefloer Bosfeesten Nacht N a een afscheid Nocturne A a n een vrouw A . D . 1940 Holland Rood zakt de zon Voor de lantarens Droomballade Landschap Avond Antwoord Schrale troost Afscheid
5 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 30 31 32 33 34 35 36 37
Gedrukt in een oplage van 30 exemplaren, waarvan 10 genummerd van I — X , en getekend door de schrijver.
)