w gemeente
0 1 4 1 4 6 1
QoSterhOUt
REACTIENOTA ZIENSWIJZEN
BESTEMMINGSPLAN "BUITENGEBIED 2013 (INCL. LINT OOSTEIND)"
BEHOORT BIJ BESLUIT) 'VAN DE GEMEENTERAAD VAN OOSTERHOUT mij bekend, de griffier z
A
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
2
1.
Aanleiding
3
2.
Procedure
4
2.1. Voorafgaande procedure
4
2.2. Vaststellingsprocedure
4
2.3. Vervolgprocedure
5
Reacties op ingekomen zienswijzen
6
3.1. Inleiding
6
3.2. Indieners zienswijzen
6
3.
3.3. Samenvatting zienswijzen en gemeentelijk standpunt
10
4.
Planaanpassingen naar aanleiding van ingediende zienswijzen
95
5.
Planaanpassingen naar aanleiding van ambtshalve overwegingen
112
Gemeente Oosterhout Stedelijke Ontwikkeling 8 juli 2014
2 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
1.
Aanleiding
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' heeft betrekking op het gehele gemeentelijke grondgebied buiten de kernen Oosterhout, Den Hout en Dorst. De kern van Oosteind maakt wel onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Doel van dit bestemmingsplan is om tot een moderne, actuele en goed hanteerbare regeling voor het buitengebied te komen, welke regeling de komende 10 jaar als planologische basis voor de ontwikkeling van het buitengebied kan fungeren. Het bestemmingsplan is de juridische vertaling van het beleid, zoals dat door de gemeenteraad op 23 januari 2013, na het voeren van een inspraakprocedure, is vastgesteld op basis van de 'Notitie Beleidsuitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied 2012 (incl. Oosteind)'. Deze vastgestelde beleidsuitgangspunten zijn op perceelsniveau vertaald in dit bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (inclusief Lint Oosteind)'. Het betreft in principe een conserverend bestemmingsplan, waarbij als hoofdlijn het bestaande beleid, zoals dit is verwoord in de geldende bestemmingsplannen, als uitgangspunt is gehanteerd. Hierbij is uiteraard wel rekening gehouden met recent vastgesteld rijks-, provinciaal - en gemeentelijk beleid. Alhoewel het een conserverend bestemmingsplan is, wordt niettemin een aantal nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Voor deze ontwikkelingen is een complete ruimtelijke onderbouwing ingediend en akkoord bevonden en zijn met de initiatiefnemers overeenkomsten gesloten. Ten behoeve van dit bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' dient op basis van de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet tevens een Plan-milieueffectrapportage (Plan-MER) te worden uitgevoerd. Ter bevordering van een duurzame ontwikkeling dienen milieudoelstellingen integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces te worden meegewogen. Vanwege mogelijke ontwikkelingen van in het bijzonder de agrarische en toeristische sector kunnen nadelige milieu-invloeden optreden op in de omgeving aanwezige te beschermen natuurgebieden. De conclusies uit de Plan-MER vinden hun doorvertaling in de regels, verbeelding en toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)'. Voor enkele in dit bestemmingsplan meeliftende initiateven, waarbij de nieuwbouw van woningen mogelijk wordt gemaakt, moeten hogere waarden voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting Wet geluidhinder worden vastgesteld. Het betreft hier de bouw van woningen aan de Provincialeweg, Rijenseweg en de Vrachelsestraat. De vaststelling van die hogere waarden is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.
3 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
2.
Procedure
2.1.
Voorafgaande procedure
Voorafgaand aan de vaststellingsprocedure heeft een vooroverleg- en inspraakprocedure plaats gevonden. Vooroverleg In het kader van het voorgeschreven vooroverleg op basis van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is de kennisgeving van de ter inzage legging van het voorontwerp-bestemmingsplan (alsmede van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, welke dient als startnotitie voor een uit te voeren Plan-MER) toegezonden aan de Provincie Noord-Brabant, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Dienst Vastgoed Defensie, Rijkswaterstaat, het Waterschap Brabantse Delta, Gasunie Transport Services B.V., TENNET, SABIC en de omliggende gemeenten. Van 7 instanties is een vooroverlegreactie ontvangen. Inspraak Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (inclusief Lint Oosteind)' (alsmede de Notitie Reikwijdte en Detailniveau PlanMER Buitengebied Oosterhout) heeft conform de Algemene Inspraakverordening Oosterhout 2006 met ingang van donderdag 6 juni 2013 tot en met woensdag 3 juli 2013 ter inzage gelegen. Er zijn in totaal 74 inspraakreacties ingediend, waarvan er 9 mede betrekking hadden op de 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau'. Eindverslag vooroverleg en inspraak In het 'Eindverslag vooroverleg en inspraak voorontwerp-bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' zijn de ingediende reacties uit vooroverleg en inspraak voor wat betreft het voorontwerp-bestemmingsplan van een gemeentelijk standpunt voorzien. De ingediende vooroverlegen inspraakreacties met betrekking tot de 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau PlanMER bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' zijn afzonderlijk in een 'Eindverslag vooroverleg en inspraak Notitie Reikwijdte en Detailniveau PlanMER bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' becommentarieerd. Dit laatste eindverslag is vervolgens onderdeel gaan uitmaken van de 'PlanMER bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)'. Het college heeft op 16 december 2013 beide eindverslagen vastgesteld. Op basis van de ingediende vooroverleg- en inspraakreacties is het ontwerp-bestemmingsplan op een groot aantal punten aangepast. Daarenboven zijn ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Het 'Eindverslag vooroverleg en inspraak voorontwerp-bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' is als bijlage bij de toelichting opgenomen in het ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan.
2.2.
Vaststellinqsprocedure
Het ontwerp-bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' is in het kader van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met ingang van 16 januari 2014 tot en met 26 februari 2014 voor eenieder ter inzage gelegd bij het gemeentelijk informatiecentrum in het stadhuis. De stukken konden ook geraadpleegd worden op de gemeentelijke website www.oosterhout.nl en op www.ruimtelijkeplannen.nl.
4 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Gedurende deze termijn van 6 weken bestond de gelegenheid zienswijzen over het ontwerp bij de gemeenteraad kenbaar te maken. Van deze gelegenheid tot het indienen van zienswijzen hebben in totaal 154 instanties c.q. personen gebruik gemaakt. De instanties, die ook in het vooroverleg zijn betrokken bij dit bestemmingsplan, zijn in kennis gesteld van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan. Ook voor deze instanties bestond de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad. Provincie Noord-Brabant, Waterschap Brabantse Delta, Brabant Water en Nederlandse Gasunie hebben een zienswijze ingediend. De ingediende zienswijzen zijn in de onderhavige 'Reactienota zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' samengevat en er is aangegeven wat het standpunt ter zake van de gemeente is.
2.3.
Vervolgprocedure
Na de vaststelling door de raad dienen vanwege aangebrachte wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan de provincie en het ministerie van l&M eerst gedurende 6 weken in de gelegenheid te worden gesteld te reageren op deze aangebrachte wijzigingen. Vervolgens wordt het bestemmingsplan op grond van artikel 3.8, lid 3, van de Wet ruimtelijke ordening gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd. Degene, die tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar heeft gemaakt, kan gedurende die termijn van ter visie legging beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State indienen tegen het vaststellingsbesluit. Ook kan beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten, dat hij geen zienswijze, overeenkomstig artikel 3.8, lid 1, Wro, bij de gemeenteraad naar voren heeft gebracht. Tenslotte kan beroep worden ingesteld door iedere belanghebbende tegen de bij vaststelling aangebrachte wijzigingen van het bestemmingsplan. Naast het instellen van beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan kan tevens bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht worden om voorlopige voorziening. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die, waarop de beroepstermijn afloopt. Indien binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
5 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
3.
Reacties op ingekomen zienswijzen
3.1.
Inleiding
Van de gelegenheid tot het indienen van zienswijzen tegen het ter inzage gelegde ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' is door 154 instanties c.q. personen gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn tijdig ingediend en zijn dan ook ontvankelijk verklaard. De ingediende zienswijzen zijn in de onderhavige nota samengevat en er is aangegeven wat het standpunt ter zake van de gemeente is. Hierbij moet worden opgemerkt, dat hoewel de zienswijzen samengevat worden weergegeven, een integrale beoordeling van de gehele zienswijze heeft plaatsgevonden en dus alle aangevoerde aspecten zijn meegewogen bij de gegeven gemeentelijke reactie. Op basis van het vorenstaande worden conclusies getrokken over het geheel, gedeeltelijk of niet gegrond zijn van de zienswijzen.
3.2.
Indieners zienswijzen
Nr
Naam
1.
Provincie NoordBrabant, cluster Ruimte
2. 3.
Waterschap Brabantse Delta Brabant Water N.V.
4.
Gasunie Transport Services B.V.
5. 6. 7.
Postadres Postbus 90151
Woonplaats 5200 M C 'sHertogenbosch
Postbus 5520 Postbus 1068 Postbus 181
4801 DZ Breda 5200 BC 'sHertogenbosch
Petrochemical Pipeline Services B.V. ZLTO, namens afdeling Oosterhout
Postbus 1163
6160 BD Geleen
Postbus 100
5201 AC 'sHertogenbosch
Milieuvereniging Oosterhout
4906 JH Oosterhout
9700 AD Groningen
8.
IVN M ark S Donge
9. 10. 11.
Leefbaarheidswerkgroep Den Hout Vereniging Belangen Oosteind Vereniging Natuurmonumenten
12.
Mureau Advies, namens dhr. P.M . van Ginneken
p/a Sara Burgerhartstraat 17 p/a Van Leeuwenhoek laan 87 p/a Vrachelsestraat 44 p/a Provincialeweg 96 Postbus 9955 Scheerbiesstraat 6 Achterstraat 3
13. 14.
Dhr. G.A.M . Klĩjs
Baarschotsestraat 3
Dhr. J.A.M . Krijnen
Baarschotsestraat 4
4849 BJ Dorst 4849 BL Dorst
15.
Van Dun Advies B.V., namens maatschap Havermans Verstegen M.J.A.M. Bastiaansen en G.F. de Haas
Dorpsstraat 54 Bankenweg 4
5113 TE Ulicoten 4911 AL Den Hout
Oosterhoutseweg 30
4817 M Z Breda
16.
4904 KP Oosterhout 4911 4909 1243 4845 4911
BJ AL ZS PL AX
Den Hout Oosteind 'sGraveland Wagenberg Den Hout
17.
Akkermans Boomkwekerijen B.V.
Bredaseweg 150
4904 SC Oosterhout
18.
Stichting Achmea Rechtsbijstand, namens dhr. J.A.M . Loonen
Postbus 10100 Ekelstraat 10a
5000 JC Tilburg 4909 AR Oosteind
6 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
19.
Dhr. P. Weiland à mw. F. Caron
Griendsteeg 15
20.
Brieltjenspolder 40 Doornbos 126
21.
Van Gils Juridisch Advies, namens dhr. N.G.C. Leenaarts ZLTO, namens dhr. A.J. van Meel
22.
John Peeters Agri
23.
Postbus 100 Groenendijk 56 Groenestraat 22
4909 4921 5121 5201 4909 4849
Maatschap van den Heijkant - van der Schriek
Heikant 49
4909 AP Oosteind
24. 25.
Dhr. J. Bogers Dhr. L.A.J.M. Schellekens
Heikantsestraat 47 Heikantsestraat 64
4909 BP Oosteind 4909 BR Oosteind
26.
Agro Adviesburo B.V., namens Glastuinbouwvereniging Oosteind
Tiendweg 18 Heistraat 9
27
Agro Adviesburo B.V., namens dhr. O Huyben Dhr. J. Oomen
Tiendweg 18 Heistraat 3 Heistraat 8a
2671 4909 2671 4909 4909
SB BD SB BD BE
Naaldwijk Oosteind Naaldwijk Oosteind Oosteind
29.
Agro Adviesburo B.V., namens dhr. T.M.P.M. Moerenhout
Tiendweg 18 Heistraat 9
30.
ZLTO, namens dhr. F.A.A.M. van Zon
Postbus 100 Heistraat 15
2671 4909 5201 4909
SB BD AC BD
Naaldwijk Oosteind 's-Hertogenbosch Oosteind
31. 32.
Dhr. J. Timmermans AVRI Bloem- en Tuincentrum
Heistraat 17
4909 BD Oosteind
Heistraat 47
4909 BD Oosteind
33.
Dhr. F.CM. van der Avoird, namens AVRI Bloem- en Tuincentrum
Heistraat 47
4909 BD Oosteind
34.
Dhr. F.CM. van der Avoird
Heistraat 47a
35.
Mureau Advies, namens dhr. J.A.A.M. Damen PlanM Advies, namens mw. P.M. van der Bend, dhr. P C J . van Loon, dhr. J.P.M.A. van Loon
Scheerbiesstraat 6 Hespelaar 24a Professor Regoutstraat 35A
4909 4845 4911 5348
BD Oosteind PL Wagenberg AE Den Hout AA Oss
37.
Agro Adviesburo B.V., namens dhr. A.J.M. Vermeulen
Tiendweg 18 Bankenweg 7
38.
ZLTO, namens dierenartsenpraktijk Dier-N-artsen
Postbus 100 Hoogstraat 98a
2671 4911 5201 4909
SB AL AC AV
39. 40. 41.
Dhr. B. Schoenmakers Maatschap Verhoef - van Beek Van Dun Advies B.V., namens dhr. T.C.W. Havermans Justion Advocaten, namens De Katjeskelder Bungalowpark en Camping B.V. en anderen Dhr. F C van der Valle
Hoogstraat 106 Houteindsestraat 16 Dorpsstraat 54 Bankenweg 4 Postbus 132
4909 AV Oosteind
Maalderijstraat 9
4909 BS Oosteind
Maalderijstraat 13 Maalderijstraat 14
4909 BS Oosteind
45.
Dhr. V. van Gils Dhr. j . C . Haarbosch
46.
Dhr. F.J.M. Hoffmans
47. 48.
Dhr. P.A.M. Damen Gebr. Van Ginneken
Provincialeweg 64 Meerberg 12 Moerstraat 9
4911 AG Den Hout
49.
Dhr. R. Stremme Familie Sips-Broekhoven
Oude Bredasebaan 14 Pannenhuisstraat21
4904 SE Oosterhout 4911 BR Oosterhout
ZLTO, namens dhr. M C A . van Loon
Postbus 100 Provincialeweg 45
5201 AC 's-Hertogenbosch 4909 AE Oosteind
28.
36.
42.
43. 44.
50. 51.
4911 5113 4911 4330
BJ PJ RZ AC AC PT
Oosteind Made Rijen 's-Hertogenbosch Oosteind Dorst
Naaldwijk Den Hout 's-Hertogenbosch Oosteind
AJ Den Hout TE Ulicoten AL Den Hout AC Middelburg
4909 BS Oosteind 4909 AK Oosteind 4904 SM Oosterhout
7 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
52. 53.
Dhr. A. Oomen DAS Rechtsbijstand, namens dhr. M.P.J.J. van den Brand
54.
Garage Bossers bv ZLTO, namens Fam. Van Dongen
55. 56.
Van Dun Advies B.V., namens dhr. C.P.J.M. Huijben
57.
Van Dun Advies B.V., namens Melkveehouderij Klaproos VOF
58.
Bouwkundig Advies- en Tekenbureau Dré van den Bosch, namens dhr. D. van Loon
59.
Dhr. P. van Dongen à mw. K. Polko Agro Adviesburo B.V., namens dhr. J. van de Sande Hörchner Advocaten, namens dhr. B. Kuis Dhr. C. Haarbosch
60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75.
J.M.C.W. van Vugt en J.C.M. Kops Het Pannekoeckershuys, t.a.v. dhr. J. Sprenkels M. Pheninckx, namens de Gebroeders Pheninckx Vereniging van Woningeigenaren Landgoed Bergvliet "Het Park" Dhr. L. Segers Mw. A. de Hoon - Knipscheer Van Dun Advies B.V., namens dhr. P.J.M. Geerts DAS Rechtsbijstand, namens Familie Govers - van de Veeken Van Dun Advies B.V, namens Fam. Beenhakker Dhr. S.J.M. van Abeelen Dhr. A A M . Thielen Van Dun Advies B.V., namens dhr. C. Thielen Dhr. A.C.M. Damen
4909 AE Oosteind 1100 DM Amsterdam 4909 AL Oosteind
Provincialeweg 67 Postbus 23000 Provincialeweg 94 Postbus 100 Provincialeweg 109 Dorpsstraat 54 Provincialeweg 110
4909 5201 4909 5113 4909
Dorpsstraat 54 Provincialeweg 118 Paukenlaan 169
5113 TE Ulicoten 4909 AM Oosteind 5101 AV Dongen
Provincialeweg 124
4909 AM Oosteind
Provincialeweg 143
4909 AH Oosteind
Tiendweg 18 Provincialeweg 156 Princenhagelaan 1-b3 Provincialeweg 162 Hoogeind 12
2671 SB Naaldwijk 4909 AN Oosteind 4813 DA Breda 4909 AN Oosteind 4909 AZ Oosteind
Ruiterspoor 69 Ruiterspoor 71
4911 BA Den Hout 4911 BA Den Hout
Salesdreef 3
4904 SW Oosterhout
p/a Salesdreef 3c-28
4904 SW Oosterhout
Setersedwarsweg 5a Steenovensebaan 19
4903 4849 5113 4849 1100 4849 5113 4849 4849
RT Oosterhout RD Dorst TE Ulicoten RC Dorst DM Amsterdam RC Dorst TE Ulicoten RD Dorst RD Dorst
4849 5113 4849 4908
RD TE RD DA
Dorst Ulicoten Dorst Oosterhout
DK BP AS DE AS AC PX RK
Breda Den Hout Oosterhout 's-Hertogenbosch Oosteind Tilburg Dorst Oosterhout
Provincialeweg 98
Dorpsstraat 54 Steenovensebaan 22 Postbus 23000 Steenovensebaan Dorpsstraat 54 Steenovensebaan Steenovensebaan Steenovensebaan Dorpsstraat 54 Steenovensebaan
26a 27 29 37 39
Tilanushof 2
AL Oosteind AC 's-Hertogenbosch AG Oosteind TE Ulicoten AL Oosteind
Rassers Advocaten, namens dhr. R.J. Schot Fam. Rombouts
Postbus 3404 Ter Aalst 9
ZLTO Advies B.V., namens dhr. G.L.J. Donkers Next Advocaten, namens 't Haasje Recreatiepark B.V.
Postbus 100 Ter Horst 21 Postbus 149 Vijf Eikenweg 45
80.
Dhr. L.J.M. van der Mast
Vijf Eikenweg 50
4800 4911 4909 5223 4909 5000 4849 4903
81.
Staal Makelaars, namens dhr. J.J.A.M. Halters en mw. J.A.M. Halters - van Mook
Brieltjenspolder40 Vrachelsestraat 54
4921 PJ Made 4911 BJ Den Hout
76. 77. 78. 79.
Ter Horst 15
8 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
82.
DAS Rechtsbijstand, namens dhr. V.R.H. Jongedijk Amarant Groep, t.a.v. dhr. K. van Loon
Postbus 23000 Vraggelse Baan 9 Postbus 715
1100 DM Amsterdam 4904 SR Oosterhout 5000 AS Tilburg
Familie van Mook Dhr. C. Joosen en mevr. E. van Groenewoud
Herstraat 7b
4911 BD Den Hout
85.
Herstraat 8
4911 BE Den Hout
86.
Dhr. A. Coolen en mevr. Van Goch
Herstraat 12
4911 BE Den Hout
87.
Familie van Groesen
Herstraat 20 Herstraat 22
4911 BE Den Hout 4911 BE Den Hout
Herstraat 26
4911 4911 4911 4911
83. 84.
88.
Familie de Jong
89. 90.
M. Timmermans Dhr. J.P.W. Flipsen
91. 92.
Familie Pheninckx Dhr. J.A. van de Kieboom Familie van den Heijkant Mevr. van Gils
93. 94. 95. 96. 97.
Herstraat Herstraat Herstraat Herstraat
28 34 36 44
Hoge Akker 2
Hout Hout Hout Hout
4911 BE Den Hout 4911 BZ Den Hout
Hoge Akker 4 Hoge Akker 6
4911 BZ Den Hout
Mevr. Gooyaers
Hoge Akker 6a
4911 BZ Den Hout 4911 BZ Den Hout
C.J. Besems
Hoge Akker 8a
99. 100. 101. 102.
Familie Rovers A. Welbie Familie Kemmeren
Hoge Akker 9 Hoge Akker 10a Hoge Akker 11
J. Ernst Bewoner pand Hoge Akker 13 Mevr. S.B. Cornelissen
Hoge Akker 12
105.
Den Den Den Den
Familie Bogers Mevr. van Genk
98.
103. 104.
BE BE BE BE
4911 BZ Den Hout
4911 BX Den Hout 4911 BZ Den Hout 4911 BX Den Hout 4911 BZ Den Hout
Hoge Akker 13 Hoge Akker 15 Hoge Akker 16
4911 BX Den Hout 4911 BX Den Hout
106.
Bewoner pand Hoge Akker 16 Dhr. C. Havermans
Hoge Akker 16a
4911 BZ Den Hout
107.
Mevr. R. Kapitein
Hoge Akker 17
108.
Mevr. R. van Zijl - Wilmans
109. 110. 111. 112.
J. Lusse M.J.A. Buijs
Hoge Akker 18 Hoge Akker 20 Hoge Akker 22
4911 BX Den Hout 4911 BZ Den Hout
113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124.
K. van der Linden Familie van Gils W. van Dommelen Dhr. de Jongh Dhr. R. Schneider Dhr. C.J. Huijbregts Familie Berm Dhr. van Son Dhr. D. Hoppenbrouwers en mevr. M. van den Broek A.W.Joosen
Hoge Akker 23 Hoge Hoge Hoge Hoge Hoge Hoge Hoge Hoge
Akker Akker Akker Akker Akker Akker Akker Akker
30 32 34 36 38 39 40 41
Hoge Akker 42
Familie Poot C. Huijben Dhr. R. Brouwer
Hoge Akker 44 Hoge Akker 46 Hoge Akker 48
4911 BZ Den Hout
4911 BZ Den Hout 4911 BZ Den Hout 4911 4911 4911 4911 4911 4911 4911 4911
BX BZ BZ BZ BZ BZ BX BZ
Den Den Den Den Den Den Den Den
Hout Hout Hout Hout Hout Hout Hout Hout
4911 BX Den Hout 4911 BZ Den Hout 4911 BZ Den Hout 4911 BZ Den Hout 4911 BZ Den Hout
Dhr. A. Kuipers
Hoge Akker 50
4911 BZ Den Hout
125.
Familie Pijnenburg
Hoge Akker 51
4911 BX Den Hout
126.
Familie Plasman
Hoge Akker 52
4911 BZ Den Hout
9 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Postbus 10100 Hoge Akker 54
128.
Achmea Rechtsbijstand, namens dhr. T.A.C.A. Adriaansen C.C.T. Snoeren
Hoge Akker 56
5000 JC Tilburg 4911 BZ Den Hout 4911 BZ Den Hout
129.
Mevr. J.A.M. Weevers - de Swart
Hoge Akker 58
4911 BZ Den Hout
130.
Dhr. D. Musterd en mevr. M. Diepstraten
Hoge Akker 60
4911 BZ Den Hout
131. 132.
Mevr. K. Geutjes - Ghijsen
Middenakker 15
4911 BB Den Hout
T.C. Den Hout, t.a.v. dhr. B. Geutjes A. van der Schans Dhr. C. Kuijpers H.M.B. Rutten
p/a Middenakker 15
4911 BB Den Hout
Middenakker 28 Middenakker 30 Middenakker 39
4911 BA Den Hout 4911 BA Den Hout 4911 BB Den Hout
Mevr. J. Eland
Molenakker 18 Ruiterspoor 2b
4911 BC Den Hout 4911 BB Den Hout
Ruiterspoor 8 Ruiterspoor 8b
4911 BB Den Hout 4911 BB Den Hout
Ruiterspoor 10
4911 BB Den Hout
Ruiterspoor 14 Ruiterspoor 16
4911 BB Den Hout 4911 BB Den Hout
Ruiterspoor 18 Ruiterspoor 20 Ruiterspoor 22
4911 BB Den Hout 4911 BB Den Hout
127.
133. 134. 135. 136. 137. 138.
F.J.H. van Groesen Roeien Slijptechniek
139.
Dhr. W.J. Roeien
140. 141. 142.
Mevr. D.A.T.M. Langenberg Janssen Dhr. W. van Oerle P. Moerenhout
143. 144.
Mevr. P. Timmermans - de Jongh Mevr. J. Moerenhout - de Bakker
145. 146.
G.A. van Gils F. van Mook
147.
Dhr. C. Avontuur
148. 149. 150. 151. 152. 153. 154.
3.3.
T.F.M. van Groezen C M . van Groezen J.B. Besems A.T.M. Bastiaansen Mevr. S. Wolff - Adrichem W.E.M.van Dongen A.A.M. van Arendonk
Ruiterspoor 25 Ruiterspoor 27
4911 BB Den Hout 4911 BA Den Hout 4911 BA Den Hout
Ruiterspoor 31
4911 BA Den Hout
Ruiterspoor 33 Ruiterspoor 35
4911 BA Den Hout 4911 BA Den Hout
Ruiterspoor Ruiterspoor Ruiterspoor Ruiterspoor
4911 BA Den Hout 4911 BA Den Hout
37 41 43 45
4911 BA Den Hout 4911 BA Den Hout
Samenvatting zienswijzen en gemeentelijk standpunt
De nummering wordt aangehouden van de hierboven weergegeven lijst van indieners van zienswijzen. In onderdeel A wordt een gedeelte van de zienswijze van de Provincie Noord-Brabant (in lijst onder 1) afzonderlijk behandeld. Dit heeft in het bijzonder te maken met het gegeven, dat het ontwerpbestemmingsplan ook is getoetst aan de op 19 maart 2014 in werking getreden nieuwe Verordening ruimte 2014 (Vr2014) van de provincie. In het bestemmingsplan dienen de gewijzigde provinciale inzichten, als verwoord in de Vr2014, te worden meegenomen. Voorts kunnen deze wijzigingen consequenties hebben voor de gemeentelijke reactie op de individuele zienswijzen. In onderdeel B worden de zienswijzen 1 (restant) en 2 t/m 83 behandeld. De ingediende zienswijzen onder 9 (deels) en 84 t/m 154 hebben betrekking op hetzelfde onderwerp (Sportbestemming ten zuiden van de kern Den Hout) en worden daarom gezamenlijk behandeld (onderdeel C). De beide mede tegen de Plan-MER ingediende zienswijzen (onder 7 en 76) worden tenslotte voor wat betreft de onderdelen van de zienswijzen gericht tegen die Plan-MER, afzonderlijk behandeld (onderdeel D). 10 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
A. Zienswijze 1 Provincie Noord-Brabant, cluster Ruimte Het ontwerp-bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)' is gebaseerd op het provinciale beleid, zoals dat is vastgelegd in de provinciale Verordening ruimte 2012. Op 7 februari 2014 hebben Provinciale Staten een nieuwe Verordening ruimte 2014 (Vr2014) vastgesteld. Deze Vr2014 is per 19 maart 2014 inwerkinggetreden. Omdat het bestemmingsplan zal worden vastgesteld na de inwerkingtreding van de Vr2014, dient bij vaststelling van dit bestemmingsplan alsnog rekening te worden gehouden met het gewijzigde provinciale beleid. In de zienswijze van de provincie zijn de onderdelen, die het gevolg zijn van het gewijzigde beleid uit de Vr2014, apart aangeduid. Deze zienswijzen zullen hieronder eerst aan de orde worden gesteld en van een gemeentelijk standpunt worden voorzien. Aan de hand van deze paragraaf kan in één oogopslag worden geconstateerd, wat de Vr2014 voor consequenties heeft voor het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)'. De overige zienswijzen van de provincie worden vervolgens onder onderdeel B. van een gemeentelijke reactie voorzien.
Zienswijzen provincie Noord-Brabant vanwege gewijzigd provinciaal beleid in Vr2014:
a.
Samenvatting zienswijze
Reactie gemeente
Het provinciaal beleid is er op gericht om alleen nog ontwikkelruimte aan veehouderijen te bieden, als daarmede de ontwikkeling naar een zorgvuldige veehouderij in gang wordt gezet. De basis van die systematiek wordt gelegd door alleen ontwikkelingen toe te laten, indien er sprake is van een ontwikkeling naar zorgvuldige veehouderij (zie hoofdstukken 6 Groenblauwe mantel en 7 Gemengd landelijk gebied uit de Vr2014). Er wordt op geattendeerd, dat zolang het bestemmingsplan nog niet is aangepast aan de regels van de Vr2014, er op basis van artikel 34 Vr2014 rechtstreeks werkende regels gelden.
Het nieuwe provinciale beleid voorziet, naast de introductie van de eisen die gepaard gaan met een zorgvuldige veehouderij, tevens in het vervallen van de bouwstop voor geitenhouderijen. Dit nieuwe beleid leidt tot de volgende aanpassingen van de regels. In artikel 1 'Begrippen' worden de volgende definities, welke worden overgenomen uit de Vr2014, toegevoegd: - Veehouderij: aararìsch bedriif, oericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren; - Zorgvuldige veehouderij: veehouderij die door het treffen van maatregelen (onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier), ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving; De geiten- en/of schapenhouderijen worden in de Vr2014 niet meer apart benoemd en worden beschouwd als intensieve veehouderijen. Dit leidt tot aanpassing van de volgende regels: - In de artikelen 3.1.2, lid a. en 4.1.2, lid a. (onder T y p e agrarisch bedrijf) vervallen de aparte aanduidingen voor dergelijke bedrijven ( 3 bullit); - Artikel 3.2.4 'Bebouwing t.b.v. geiten-1 e
11 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
schapenhouderij' wordt geschrapt; - Artikel 3.3.8 'Omgevingsvergunning bouwen t.b.v. geiten-1 schapenhouderij' wordt geschrapt; - In de artikelen 3.7.4 aanhef en 4.7.3 aanhef, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' geschrapt. Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' op het perceel Bankenweg 4 geschrapt en vervangen door de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Bij de bestemmingen 'Agrarisch' (artikel 3) en 'Agrarisch met waarden - Landschap' (artikel 4) wordt i.v.m. de regeling in de Vr2014 een nieuw artikel m.b.t. de bebouwing t.b.v. veehouderij toegevoegd: Artikelen 3.2.4 (nieuw) en 4.2.4 (nieuw artikel tussenvoegen, met doornummering van de volgende artikelen): '3.2.4/4.2.4 Bebouwing ten behoeve van veehouderij. a. Aanvullend op het bepaalde in 3.2.2/4.2.2 geldt, dat een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte ten dienste van een veehouderij, niet zijnde een paardenfokkerij, alleen is toegestaan, indien: 1. voor zover gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone beperking veehouderij', deze veehouderij blijkens onafhankelijk deskundig advies, grondgebonden is; de toename van het bebouwingsoppervlak van de bestaande bedrijfswoning blijft hierbij buiten beschouwing; 2. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die leiden tot een zorgvuldige veehouderij, een en ander conform de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014; 3. is aangetoond, dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 "/ en in het buitengebied niet hoger dan 20 Zo, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - door de veehouderij maatregelen worden getroffen, die tot 0
0
12 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; 4. is aangetoond, dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 pgZm3; 5. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling; 6. er ten hoogste in één laag wordt gebouwd, dit met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste in twee lagen mag worden gebouwd; 7. de bouw en het voorgenomen gebruik stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is; b. deze regels zijn niet van toepassing op uitbreidingen van veehouderijen, voor zover deze uitbreidingen betrekking hebben op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de opslag van ruwvoer.' c. In afwijking van artikel 1, lid 20, wordt onder bestaande bebouwingsoppervlakte verstaan de: 1. bebouwing, die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of 2. bebouwing, die mag worden gebouwd krachtens een verleende vergunning; of 3. bebouwing, die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. In de artikelen 3.4.1 en 4.4.1 'Strijdig gebruik' dient een nieuw lid I. te worden toegevoegd: /. een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de uitoefening van een veehouderij, niet zijnde een paardenfokkerij; Als gevolg van dit opgenomen verbod dient een afwijkingsmogelijkheid van dat verbod te 13 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
worden opgenomen. In artikel 3.5 en 4.5 'Afwijken van de gebruiksregels' wordt daarom een nieuw artikellid ingevoegd: '3.5.6/4.5.6 Omgevingsvergunning gebruik t.b.v. veehouderij. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning ken van het bepaalde in 3.4.1/4.4.1, ten behoeve van een gebruikswijziging
afwijonder I, van
bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de uitoefening van een veehouderij, niet zijnde een
paardenfok-
kerij, mits er: 1. t/m 4. (dezelfde 4 eisen, als hierboven bij de artikelen 3.2.4 en 4.2.4 zijn opgenomen). 5. De bedrijfsbebouwing ten hoogste in één bouwlaag wordt gebruikt, dit met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt; 6. de gebruikswijziging stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is.' Lid 2 van de artikelen 3.7.1c. en 4.7.1c 'Wijziging t.b.v. vergroting Į vormverandering agrarisch bouwvlak' wordt als volgt aangepast: 'Voor een veehouderij gel dt, dat: a. de omvang van het bouwvl ak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt; b. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die l eiden tot een zorgvu l dige veehouderij, een en ander conform de nadere regel s ter uitvoering van de Brabant se Zorgvul digheidsscore Veehouderij, die zijn vastgestel d door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014; c. is aangetoond, dat de kans op cumu l atieve geurhinder (achtergrondbel asting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 Á en in het buitengebied niet hoger dan 20 Zo, tenzij er indien bl ijkt dat de achtergrondbe l asting hoger is dan voornoemde percentages door de veehouderij maatregel en worden getroffen, die tot een dal ing l eiden van de achtergrondbelasting, we l ke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; | d. is aangetoond, dat de achtergrondconcen 0
0
14 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
b.
Aan de in de artikel 3.1.2, lid b, sub 2, artikel 3.2.10, lid d, onder 3, en artikel 4.1.2, lid b, sub 2, toegestane opslag van ruwvoer buiten het bouwvlak dient op basis van artikel 6.4, lid 3 Vr. de volgende voorwaarden te worden toegevoegd: de opslag dient binnen het bouwperceel plaats te vinden; het bouwperceel mag hiertoe met maximaal 0,5 ha. worden vergroot (in artikel 4 tot maximaal 2 ha.); er dient te worden aangetoond, dat er geen ruimte is binnen het huidige bouw perceel voor de beoogde opslag van ruwvoer.
tratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 pgZm3; e. de landschappelijke inpassing tenminste W/o van de omvang van het bouwvlak omvat, deze landschappelijke inpassing dient binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd; f. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling; g. de bepalingen onder b. tot en met f. zijn niet van toepassing voor: 1. een paardenfokkerij; of 2. voor de situatie, dat de vergroting f vormverandering van het agrarisch bouwvlak niet leidt tot een uitbreiding van het bebouwingsoppervlakte en/of tot een gewijzigd gebruik van de bedrijfsbebouwing; of 3. voor de situatie, dat de vergroting í vormverandering van het agrarisch bouwvlak wel leidt tot een uitbreiding van het bebouwingsoppervlak en/of wijziging van het gebruik, deze uitbreiding of wijziging niet ten dienste staat van de veehouderij; of 4. voor de situatie, dat de vergroting Z vormverandering van het agrarisch bouwvlak wel leidt tot een uitbreiding van het bebouwingsoppervlak of wijziging van het gebruik, welke weļ ten dienste staat van de veehouderij, deze uitbreiding of wijziging voorzieningen, geen gebouwen zijnde, betreffen die ten dienste staan van de opsl ag van ruwvoer.' In de in de zienswijze genoemde artikelen wordt een regeling gegeven voor reeds op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'wetge vingszone voorziening buiten bouwvlak'. Het toevoegen van voorwaarden is hierbij dan ook niet nodig. In de artikelen 3.7.2 en 4.7.2 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen t.b.v. voorzieningen ten dienste van een grond gebonden veehouderij. De vermelde voor waarden maken reeds onderdeel uit van het in die artikelen gegeven afwegingskader.
15 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
c.
d.
De in artikel 3.2.2 en artikel 4.2.2 opgenomen uitbreidingsmogelijkheid van gebouwen binnen het bouwvlak t.b.v. uitbreiding van het aantal dieren in de groenblauwe mantel dient te worden aangevuld met de volgende voorwaarden uit de artikel 6.3, leden 2 en 3 (voor groenblauwe mantel) en artikel 7.3, lid 2 (voor gemengd landelijk gebied) Vr2014: - er dient invulling te worden gegeven aan een zorgvuldige veehouderij en de ontwikkeling van een goede leefomgeving; - opnemen van normen voor geur en fijn stof; - opnemen van het moeten voeren van een zorgvuldige dialoog; - opnemen van het maximaal aantal bouwlagen. De in artikel 3.2.5, artikel 3.7.1, artikel 4.2.4 en artikel 4.7.1 genoemde aanduiding 'extensiveringsgebieden' dient te worden vervangen door de aanduiding 'beperking veehouderij' (artikel 25 VY2014). Een aanzienlijk deel van het buitengebied valt binnen deze aanduiding. Binnen dit gebied is uitbreiding, vestiging en omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan. Ook is toename van bestaande bebouwing binnen het bouwperceel niet toegestaan. Alleen grondgebonden veehouderijen zijn van deze verboden uitgezonderd. Verzocht wordt om dit te vertalen in het bestemmingsplan.
De vier vermelde voorwaarden worden opgenomen in een nieuw toe te voegen artikel binnen de regels (artikelen 3.2.4 en 4.2.4). Verwezen wordt naar de reactie op onderdeel a., onderdeel bebouwing t.b.v. veehouderij, van deze zienswijze.
De in de vermelde artikelen, als ook op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebieden' worden vervangen door de aanduidingen 'wrozone - beperking veehouderij'. Tevens wordt op de verbeelding deze laatste aanduiding verwijderd. De regeling is aangescherpt in de artikelen 3.2.4 en 4.2.4, reden waarom de artikel 3.2.5 en 4.2.5 (onder hernummering van de volgende artikelen) kunnen vervallen. Aan lid c. van de artikelen 3.7.1 en 4.7.1 ('Wijziging t.b.v. vergroting 1 vormverandering agrarisch bouwvlak') wordt (onder hernummering van de volgende artikelleden) het volgende lid toegevoegd: 1. voor zover gelegen binnen de aanduiding 'beperking veehouderij', deze veehouderij blijkens onafhankelijk deskundig advies, grondgebonden is; Lid d. van de artikelen 3.7.1 en 4.7.1 wordt, als gevolg van de voorgaande wijzigingen, geschrapt. Hoewel het bestemmingsplan thans niet voorziet in de mogelijkheid tot vestiging of omschakeling naar een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf, worden op basis van de Vr2014 de artikelen m.b.t. bestaande intensieve veehouderijbedrijven als volgt aangepast: In artikel 1 'Beqrippen' wordt de volqende definitie, welke wordt overgenomen uit de
16 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Vr2014, toegevoegd: - Grondgebonden veehouderij: veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend wordt op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie; hieronder valt in ieder geval niet de intensieve veehouderij. e.
f.
In de in artikel 3.7.9 en artikel 4.7.7 opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor de vestiging van een overig niet-agrarisch bedrijf ontbreken enkele bepalingen, die gelden voor niet-agrarische functies. Aan de voorwaarden dient op basis van artikel 6.10, lid 1, sub h, en van artikel 7.10, lid 1, sub h, VY2014 de voorwaarde te worden toegevoegd, dat is aangetoond, dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op de langere termijn past binnen de toegestane omvang van 5.000 m2. De voorwaarde in artikel 4.7.7, onder lid u. en in artikel 3.7.9, onder lid s. (wijziging bedoeld voor het houden van vee) is vreemd, nu het een wijzigingsbevoegdheid betreft voor nietagrarische bedrijven. In de in artikel 3.7.4 opgenomen wijzigingsbevoegdheid t.b.v. omschakeling of hervestiging van een grondgeboden agrarisch bedrijf in gemengd landelijk gebied zijn (voor zover het betreft veehouderijen) de nieuwe bepalingen uit de VY2014 (artikelen 7.2 en 7.3) niet volledig vertaald in het bestemmingsplan. Er dient invulling te worden gegeven aan het begrip zorgvuldige veehouderij, eisen inzake fijnstof en aan een dialoog met mensen uit de omgeving.
De regel in artikel 4.7.7, lid u. en in artikel 3.7.9, lid s. (stikstofneutraliteit, indien wijziging betrekking heeft op vee) wordt geschrapt en vervangen door de volgende regel: 'er is aangetoond, dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op de langere termijn past binnen de toegestane omvang van 5.000 m .' 2
De ingediende zienswijze heeft, hoewel niet expliciet vermeld, ook betrekking op artikel 4.7.3. De artikelen 3.7.4 en 4.7.3 'Wijziging t.b.v. omschakeling/ hervestiging naar grondgebonden agrarisch bedrijf' worden als volgt gewijzigd: Lid c, sub 2 wordt vervangen door het volgende artikellid: 'Voor een grondgebonden veehouderij geldt dat: a. t/m f. (dezelfde 6 eisen, als hierboven bij de artikelen 3.7.1 c en 4.7.1 .c zijn opgenomen).
g. voor een paardenfokkerij zijn de bepalingen onder b. tot en met f. niet van toepassing. Conclusie: De zienswijzen a. en c. t/m f. vormen aanleiding om de regels van het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijzen onder a. en c. t/m f. zijn gegrond; de zienswijze onder b. is ongegrond.
17 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
B.
Nr. 1. a.
Zienswijzen 1 (deels) en 2 t/m 83
Samenvatting zienswijze Provincie Noord-Brabant, cluster Ruimte Nu in artikel 6.5 Vr. is bepaald, dat uitbreiding van solitaire glastuinbouwbedrijven in de groenblauwe mantel niet is toegestaan, dient aan de regeling in artikel 4.2.3, waarbij is bepaald dat de bebouwde oppervlakte aan kassen maximaal 3 ha. is, deze voorwaarde uit de Vr. te worden toegevoegd.
Reactie gemeente Artikel 4.2.3. beschrijft de bestaande situatie (kassen binnen een aanduiding 'glastuinbouw' en maximaal 3 ha. aan staand glas). De aanduiding 'glastuinbouw' ligt strak om de bestaande kassen, zodat op basis van dit artikel geen uitbreiding mogelijk is. De uitbreidingsmogelijkheden zijn opgenomen onder de wijzigingsbevoegdheden (artikel 4.7.1, onder e.). De in dit artikel gegeven uitbreidingsmogelijkheid zal worden geschrapt; alleen de mogelijkheid van vormverandering blijft gehandhaafd.
De in artikel 4.2.6 opgenomen aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' komt binnen de groenblauwe mantel niet voor op de verbeelding, reden waarom deze bepaling kan worden geschrapt.
Deze aanduiding komt inderdaad niet voor binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Artikel 4.2.6, lid a, onder 2, wordt geschrapt.
Aan de in artikel 4.5.2 opgenomen voorwaarde over zorgvuldige landschappelijke inpassing bij de omgevingsvergunning voor kleinschalig kamperen dient te worden toegevoegd, dat e.e.a. conform de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant is (verwijzing naar afspraken over kwaliteitsverbetering, zoals ook is gebeurd bij andere bepalingen in het bestemmingsplan).
In gebieden met een agrarische bestemming wordt het noodzakelijk geacht, dat ook bij het kleinschalig kamperen sprake zal zijn van een kwaliteitsverbetering van het landschap. De leden n. van de artikelen 3.5.2 en 4.5.2 worden in de gevraagde zin aangepast.
Aan de wijzigingsbevoegdheid voor de vestiging van een agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf (artikel 4.7.5) dienen (op basis van artikel 6.10 Vr.) als voorwaarden te worden toegevoegd, dat de totale omvang van het bouwperceel ten hoogste 5.000 m2 bedraagt en dat het niet leidt tot een bedrijf in de milieucategorie 3 of hoger.
Ter uitvoering van het gestelde in artikel 6.10 Vr. wordt de aanhef van artikel 4.7.5 gewijzigd, waarbij wordt geregeld, dat de wijziging niet leidt tot een bedrijf in de milieucategorie 3 of hoger. Eenzelfde wijziging wordt ook doorgevoerd in de aanhef van artikel 3.7.7. In lid q. van artikel 4.7.5 wordt toegevoegd, dat het bestemmingsvlak maximaal 5.000 m2 mag bedragen.
In artikel 8.3.2 is een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen voor vergroting van semi-agrarische bedrijven. Voorzover deze bedrijven in de groenblauwe mantel zijn gelegen, is uitbreiding niet toegestaan (betreft alleen bedrijf aan Dordrechtseweg 15).
In artikel 8.3.2 wordt een nieuw lid tussengevoegd, regelende dat indien het bedrijf is gelegen in een gebied met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' uitbreiding niet is toegestaan.
18 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
In de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3.7.7 (t.b.v. een semi-agrarisch bedrijf) worden in lid h. sociaal-maatschappelijke functies als nevenactiviteit toegestaan. Verzocht wordt om in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.1 Vr.) hieraan een maximum aantal vierkante meters te koppelen (zoals ook bij vergelijkbare regels in het bestemmingsplan is gebeurd).
In de door de raad vastgestelde Notitie Beleidsuitgangspunten Buitengebied is voor deze nevenactiviteit een maximum van 250 m2 vermeld. Deze maat is per abuis niet overgenomen in artikel 3.7.7, lid h, van de regels. Dit maximum wordt alsnog aan dit artikellid toegevoegd.
De beoogde nieuwbouw van 3 (van de 4) woningen aan Provincialeweg 181 - 187 in het gemengd landelijk gebied is strijdig met de Vr., nu voor de beoogde ontwikkeling geen verzoek om herbegrenzing van het bestaand stedelijk gebied is gedaan. Hiertoe hadden in het ontwerp-bestemmingsplan al gebiedsaanduidingen moeten worden opgenomen conform artikel 36, lid 5 Vr. Deze aanduidingen komen in het bestemmingsplan niet voor.
Nu het om een beperkte overschrijding van de in de Vr. aangeduide aanduiding van bestaand stedelijk gebied gaat, is met de provincie afgesproken hiervoor niet de procedure voor herbegrenzing van dat stedelijk gebied te voeren. Met het verdwijnen van de kassen wordt de perceelssituatie ter plaatse aanmerkelijk verbeterd. Dat nu op dit onderdeel een zienswijze wordt ingediend, wordt gezien die eerder gemaakte afspraak, niet terecht geacht.
Onduidelijk blijft, via welke procedure de bedrijfswoning bij het Natuurkampeerterrein Steenovensebaan 27 tot stand is gekomen. Het toevoegen van een bedrijfswoning in gemengd landelijk gebied, zonder nadere motivering en zonder kwaliteitsverbetering, is in strijd met artikel 7.7, lid 2, en artikel 3.2 Vr.
Op basis van de door de eigenaar ingediende zienswijze (zie zienswijze 7 1 , onder a.) zal de woning (incl. de hierbij behorende bijgebouwen) aan de Steenovensebaan 27, conform de in 2009 verleende vergunning en conform het feitelijke gebruik, worden bestemd tot 'Wonen'. Ook de daar achtergelegen camping zal geheel conform de vigerende vergunning worden bestemd. Dit betekent ook, dat op het recreatieterrein de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' zal worden opgenomen.
Voor de uitbreiding van Camping 't Haasje, Vijf Eikenweg 45 (met 170 kampeerplaatsen) voldoet de landschappelijke inpassing aan de eisen uit de Vr. Evenwel is de uitvoering en instandhouding van deze landschappelijke inpassing nog niet verzekerd. Dit is in strijd met artikel 3.2 Vr.
De uitvoering en de instandhouding van de landschappelijke inpassing is geborgd in een met de eigenaar gesloten anterieure overeenkomst. Aan de eisen uit de Vr. is hiermede volledig voldaan.
Door in het ontwerp-bestemmingsplan alsnog het koppelteken tussen de agrarische bedrijven Ter Horst 8 en 21 te schrappen, wordt in feite een nieuw agrarisch bouwblok met de aanduiding 'intensieve veehouderij' aan het buitengebied toegevoegd. Dit is in strijd met artikel 7.3 Vr. Verzocht wordt het koppelteken alsnog op te nemen.
De in het Eindverslag vooroverleg en inspraak opgenomen redenering, dat de intensieve veehouderijen Ter Horst 21 en Ter Horst 8 weliswaar van dezelfde eigenaar zijn, maar beschouwd moeten worden als twee zelfstandige bedrijven, waardoor het koppelteken zou kunnen vervallen, wordt door de provincie niet gevolgd. Doordat in het geldende bestemmingsplan een koppelteken is opgenomen, ontstaat door het alsnog laten vervallen ervan, in planologische zin een nieuw agrarisch 19
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
bouwblok. Dit is in strijd met de Vr., reden waarom het koppelteken alsnog weer dient te worden opgenomen.
2. a.
In de regels van diverse bestemmingen (artikel 10.3.3 cultuur en ontspanning, artikel 12.3.3 horeca, artikel 13.3.3 maatschappelijk, artikel 16.3.3 recreatie, artikel 18.3.3 sport) wordt door middel van een omgevingsver gunning de bouw van een eerste bedrij fs woning mogelijk gemaakt. Aan deze regels dienen (op basis van artikel 6.7, lid 2, en artikel 7.7, lid 2, Vr.) de voorwaarden te worden toegevoegd, dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en de noodzaak voor de bouw van de bedrijfs woning niet het gevolg is van een eerder aanwezige, maar afgestoten bedrijfswoning.
Deze beide voorwaarden worden alsnog in de artikelen 9.3.3, 10.3.3, 12.3.3, 13.3.3, 16.3.3 en 18.3.3 opgenomen, door de toevoeging van een tweetal nieuwe leden bij deze artikelen.
In artikel 18.2.4 worden ondersteunende gebouwen bij golfbaan of veldsport (schuil hutten, dugouts e.d.) toegestaan. Evenwel zijn dergelijke voorzieningen op basis van artikel 6.14 (groenblauwe mantel) en artikel 7.16 (gemengd landelijk gebied) Vr. alleen toegestaan in een kernrandzone (overgangs gebied van stedelijke gebied naar buitenge bied; artikel 1.45 Vr.). Deze voorwaarde dient alsnog aan de regels te worden toegevoegd. In de regels voor het toestaan van onderge schikte voorzieningen ontbreekt een maxi male oppervlaktemaat (minder dan 100 m2).
Deze beide voorwaarden worden alsnog in artikel 18.2.4 opgenomen, door de toevoeging van een tweetal nieuwe leden bij dit artikel.
Waterschap Brabantse Delta Op de verbeelding dient de buitenbescher mingszone grenzend aan de primaire waterkering langs het Wilhelminakanaal alsnog als vrijwaringszone te worden opgenomen. De waterkeringszone aan beide zijden van het Kromgat is ten onrechte op de verbeel ding niet bestemd. Ook is de beschermings zone van de waterkering bij 'sGravenmoer langs De Donge niet opgenomen en benoemd. Voor de beschermingszone van deze waterkeringen dient binnen de aanwezige bestemmingen ('Natuur' en Agrarisch met waardenLandschap') in de regels te worden aangegeven, dat deze zone gevrijwaard moet blijven van leidingen, explosiegevaar en afZuitgravingen.
Conclusie: De zienswijze onder a. tot en met f., h. en j . tot en met ļ. vormen aanleiding om de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijze onder a. tot en met f., h. en j . tot en met I. zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond. De betreffende beschermingszone wordt als vrijwaringszone opgenomen.
De waterkerings en beschermingszones worden alsnog op de verbeelding opgenomen. De regels worden in de gevraagde zin gewijzigd.
20 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
In paragraaf 7.3 van de Toelichting dient de vermelde maat van 500 m2 voor het totaal verhard oppervlakte te worden gewijzigd in 2.000 m2. In paragraaf 7.7 (Waterkering) wordt ten onrechte vermeld, dat voor beschermingszones vaste maten van 50 meter breed zouden gelden.
3. a.
4. a.
Brabant Water N.V. Verzocht wordt om de beschermingszones van de Provinciale Milieuverordening (PMV) in overeenstemming te brengen met de meest recente versie. In het bijzonder zijn de waterwingebiedgrenzen in 2010 geactualiseerd en ontbreekt de zone Grondwaterbeschermingsgebied ì 25-jaarszone in Dorst op de verbeelding.
De toelichting wordt in de gevraagde zin gewijzigd. Conclusie: De zienswijzen onder a., b. en c. vormen aanleiding om de verbeelding, de regels en de toelichting van het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijzen onder a., b. en c. zijn gegrond. De zones en begrenzingen, zoals deze in de Vr2014 voor de waterwingebieden zijn vermeld, zullen alsnog worden overgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Op het perceel Oude Bredasebaan 10 (locatie van het Waterproductiebedrijf Oosterhout) is een nieuw zuiveringsgebouw (met een hoogte van 16 meter) opgericht en is de terreininrichting gewijzigd. Verzocht wordt het bouwvlak, de maatvoering en de regels in overeenstemming te brengen met de nieuwe situatie.
Op dit perceel is inderdaad een omgevingsvergunning voor een hoger gebouw en een andere terreininrichting verleend. Het bestemmingsvlak op de verbeelding wordt aangepast aan de nieuwe terreinsituatie. Wat betreft de hogere bouwhoogte is in artikel 7.2.2, onder e. opgenomen, dat de bestaande grotere bouwhoogte als maximum geldt. Het op de verbeelding opnemen van een hogere bouwhoogte voor het gehele perceel is, gezien de ligging nabij een natuurgebied, ongewenst, omdat dan deze hoge bebouwing overal op dat perceel mogelijk wordt.
Bij het plan voor de verbouwing van de voormalige schuur van Staatsbosbeheer op het perceel Weth. Van Dijklaan 19 te Dorst tot een leer- en trainingswerkplaats voor mensen met een beperking, met als thema Horeca, had Brabant Water graag betrokken geworden, nu dit perceel is gelegen binnen het waterwingebied Dorst.
In de procedure om te komen tot een omgevingsvergunning is Brabant Water alsnog betrokken.
Gasunie Transport Services B.V. De ligging van de aardgastransportleiding Z-527-06, incl. de belemmeringenstrook ter hoogte van de Abdis van Thornstraat, dient tot aan de plangrens te worden ingetekend. Ook valt een deel van de gasleiding Z-52101, parallel aan de Westerlaan in Dongen,
Conclusie: De zienswijzen onder a. en b. (deels) vormen aanleiding om de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijzen onder a. en b. (deels) zijn gegrond. De verbeelding wordt in de gevraagde zin gewijzigd.
21 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
weliswaar buiten het plangebied, maar de belemmeringenstrook van 4 meter valt er wel binnen, reden waarom verzocht wordt die laatste strook alsnog op te nemen. In deze tabel wordt in de 3 kolom onder 'betekenis in regels' de aanduiding 'pompvoorziening' vervangen door 'meet- en regelstation'.
Verzocht wordt een toekomstige capaciteitsverhoging van de gasleidingen ter hoogte van de Groenendijk van 8 naar 10 inch alsnog mee te nemen in het bestemmingsplan. Ook wordt gevraagd om geringe wijzigingen mee te nemen in verband met in 2014 te verrichten onderhoudswerkzaamheden aan het netwerk. Het betreft het verplaatsen van schema S-7500, met gasleidingen, ter hoogte van de Groenendijk 27 en een nieuw schema S-7577, incl. vloeistofvanger met aftapleiding, ter hoogte van Groenendijk 52.
De wijzigingen ten gevolge van de onderhoudswerkzaamheden worden alsnog meegenomen op de verbeelding en in de toelichting van het bestemmingsplan. Wat betreft de verhoging van de capaciteit van de gasleidingen naar 10 inch, is in een nader overleg op 25 maart 2014 afgesproken deze wijzigingen niet op te nemen.
Petrochemical Pipeline Services B.V. Verzocht wordt om de nummering van de leidingen voor het transport van vloeibare koolwaterstoffen, zoals die is vermeld in de artikelen 27.1a en 27.1b, ook op de verbeelding op te nemen.
6. a.
e
Verzocht wordt om in artikel 7.1.2, onder a., in de tabel voor het perceel Groenendijk 27 op te nemen, dat het hier gaat om een meet- en regelstation (en geen pompvoorziening).
ZLTO, afdeling Oosterhout Bij de binnenplanse afwijking voor het toestaan van hogere goot- en bouwhoogten voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt de voorwaarde opgenomen, dat de noodzaak ervan moet worden getoetst door een onafhankelijke deskundige. Dit leidt tot onnodige bureaucratie en extra kosten. Verzocht wordt deze voorwaarde te laten vervallen en alleen te toetsen aan stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten. Ten onrechte wordt alleen voor ondersteunende bebouwing bij glastuinbouwbedrijven in doorgroeigebieden een binnenplanse afwijking voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte opgenomen. Deze afwijking moet ook van toepassing zijn op solitaire
Conclusie: Deze zienswijzen vormen aanleiding om de verbeelding, de regels en de toelichting van het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijzen zijn gegrond. Op de verbeelding zijn alsnog de nummers van de leidingen opgenomen. Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijze is gegrond. Gelet op de impact van fors hogere bebouwing op de omgeving, wordt een hogere goot- en bebouwingshoogte alleen toegestaan als deze uit bedrijfstechnisch oogpunt strikt noodzakelijk is. Om dit te kunnen vaststellen, is een toets door een onafhankelijke deskundige noodzakelijk.
Ook voor glastuinbouwbedrijven buiten het doorgroeigebied kan uit een oogpunt van een optimale bedrijfsvoering, behoefte bestaan aan hogere ondersteunende bebouwing. De (nu alleen voor in het doorgroeigebied gelegen glastuinbouwbedrijven geldende) regeling 22
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
glastuinbouwbedrijven, ook buiten het doorgroeigebied. De ruimtelijke aanvaardbaarheid is met een toets aan landschappelijke en stedenbouwkundige aspecten voldoende veiliggesteld.
(artikel 3.3.3) bevat zodanige voorwaarden (o.m. aantonen noodzaak op basis van onafhankelijk deskundig advies, een toetsing aan landschappelijke en stedenbouwkundige aspecten), dat toepassing van die (binnenplanse) afwijkingsbevoegdheid ook bij solitaire glastuinbouwbedrijven, mogelijk moet zijn. Artikel 3.3.3 wordt zodanig aangepast, dat deze regeling van toepassing is op alle glastuinbouwbedrijven. Een gelijke regeling wordt ook opgenomen in een nieuw artikel 4.3.3 (onder hernummering van de volgende artikelleden).
Het opnemen van een (buitenplanse) wijzigingsbevoegdheid voor het verhogen van de bouwhoogte van kassen in doorgroeigebieden, is een erg zwaar instrument (lange doorlooptijd, hoge kosten). Verzocht wordt deze afwijking binnenplans mogelijk te maken. Een dergelijke bevoegdheid zou ook voor solitaire glastuinbouwbedrijven buiten het doorgroeigebied moeten gelden. De voorwaarden voor toepassing van een afwijking zouden beperkt moeten blijven tot de voorwaarden a., b., e. en f. De voorwaarde, dat een uitbreiding stikstofneutraal dient plaats te vinden, is in de praktijk onhaalbaar. Uit onderzoek is gebleken, dat relatief kleinschalige uitbreidingen (zoals hier mogelijk zijn) geen significante negatieve effecten op de Nature 2000-gebieden hebben.
Bij de vaststelling op 19 februari 2014 van het bestemmingsplan 'Correctieve herziening op herziening 4 - Gebied ten zuiden van Oosteind (goothoogte glastuinbouw)' heeft de raad besloten, dat voor deze verhoging van de goothoogte van kassen in het doorgroeigebied een wijzigingsprocedure dient te worden gevolgd. Reden hiervoor is, dat met deze procedure meer recht wordt gedaan aan burgerparticipatie, waardoor belanghebbenden voorafgaand aan besluitvorming meer mogelijkheden hebben te reageren op een voorgestane ontwikkeling. Ook zijn in dit onlangs vastgestelde bestemmingsplan de voorwaarden, waaronder die wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, vastgesteld. Dit zeer recent ingenomen standpunt is overgenomen in dit bestemmingsplan. Het toestaan van hogere goothoogten voor kassen voor solitaire glastuinbouwbedrijven is ongewenst vanwege de forse impact hiervan op de omgeving. Vanwege de ligging in een doorgroeigebied kunnen daar ruimere mogelijkheden voor de activiteiten worden geboden. Tenslotte dient te worden vermeld, dat op basis van de uitgevoerde Plan-MER het stellen van de eis van stikstofneutraliteit bij uitbreiding van glastuinbouwbedrijven noodzakelijk is. Indien, zoals gesteld, geen significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zullen optreden, wordt aan die gestelde eis voldaan.
Bij de binnenplanse afwijking voor hogere mogelijkheden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen wordt de voorwaarde opgenomen, dat de noodzaak ervan moet worden getoetst door een onafhankelijke deskundige. Dit leidt tot
Gelet op de impact van fors hogere bebouwing op de omgeving, worden hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen toegestaan, als deze uit bedrijfstechnisch oogpunt strikt noodzakelijk zijn. Om dit te kunnen vaststellen, is een toets door een onafhan23
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
onnodige bureaucratie en extra kosten. Verzocht wordt deze voorwaarde te laten vervallen. De vaak gebruikte hagelnetten, regenkappen en vraatnetten zijn nu vaak al hoger dan 3,5 meter, reden waarom de bedrijven nu al genoodzaakt zijn een binnenplanse afwijking te verkrijgen. De gestelde bovenmaat van maximaal 3 ha. voortijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak is te beperkt, nu dergelijke voorzieningen deel uitmaken van een normale agrarische bedrijfsvoering en er grotere oppervlakten aan gewassen en bomen beschermd moeten worden voor invloeden van buitenaf.
kelijke deskundige noodzakelijk. Voorts is een afwegingskader noodzakelijk om te kunnen bezien, of hoge voorzieningen in een bepaald gebied acceptabel zijn, gezien de aanwezige waarden van dat gebied. Eveneens vanwege die impact op de omgeving van dergelijke voorzieningen, zijn deze voorzieningen tot maximaal 3 ha. bij recht mogelijk gemaakt. Bij toepassing van grotere oppervlakten kan hiervan bij gelegenheid van de verlening van een omgevingsvergunning worden afgeweken.
Nu permanente teeltondersteunende voorzieningen alleen binnen een bouwvlak zijn toegestaan en dit bouwvlak voor grondgebonden bedrijven, niet zijnde een veehouderij, slechts tot maximaal 2 ha. mag worden vergroot, bestaat onvoldoende ruimte voor alle noodzakelijke agrarische bebouwing. Bovendien ontbreekt de mogelijkheid tot het uitbreiden van het bouwvlak middels een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen. De bovenmaat van 2 ha. voor dergelijke voorzieningen is niet overeenkomstig provinciaal beleid en onvoldoende om op de marktvraag te kunnen inspelen, reden waarom verzocht wordt hiervoor ontwikkelingsruimte te creëren door middel van differentiatievlakken.
In afwijking van de door de raad op 23 januari 2013 vastgestelde 'Notitie beleidsuitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied 2012 (incl. Lint Oosteind)', zijn binnen de groenblauwe mantel in de provinciale Vr2014, permanente TOV tot een maximale oppervlakte van 3 ha. mogelijk (voor het gemengd landelijk gebied is geen maximale maat vermeld). Redenen voor het toestaan van deze voorzieningen zijn de ontwikkelingen in de markt, alsmede om te komen tot betere arbeidsomstandigheden en milieuverantwoord ondernemen. Dit provinciaal beleid wordt nu alsnog vertaald in dit bestemmingsplan. De regels van de bestemmingen 'Agrarisch' (artikel 3) en 'Agrarisch met waarden Landschap' (artikel 4) dienen dan ook te worden aangevuld. Deze gewijzigde regeling houdt in, dat dergelijke permanente TOV in principe zijn toegestaan binnen een (bestaand of uit te breiden) bouwvlak. Daarnaast wordt het, onder voorwaarden, mogelijk gemaakt om via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, voorzover die 3 ha. niet gerealiseerd kunnen worden binnen dat bouwvlak, de resterende ha. aan permanente TOV buiten, doch aansluitend aan dat bouwvlak te realiseren.
De regeling voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders in enkel bedrijfswoningen is te beperkt en sluit in het geheel niet aan bij de behoefte voor m.n. flexibele huisvestingsvormen voor kortere duur. De agrarische ondernemers zien het als hun verantwoordelijkheid om voor seizoensarbeiders passende, betaalbare en kwalitatief
Het geformuleerde gemeentelijke beleid inzake de huisvesting van seizoensarbeiders, welk beleid als basis heeft gediend voor de regeling in dit bestemmingsplan, wordt nader bezien en naar verwachting worden verruimd. Vooruitlopend op deze beleidswijziging wordt nu tegemoet gekomen aan de wensen vanuit de agrarische sector om te komen tot meer 24
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
goede woonruimte te realiseren. De mogelijkheid voor het ontwikkelen van flexibele huisvestingsvormen biedt een structurele oplossing voor het huisvestingsvraagstuk (oogje in zeil houden, beperking overlast voor buurt). Verzocht wordt om op de agrarische bedrijven het huisvesten van seizoensarbeiders toe te staan in bedrijfsgebouwen en overige daarvoor geschikte voorzieningen als woonunits.
flexibele vormen van huisvesting van tijdelijke werknemers. Het nieuwe beleid maakt het, onder voorwaarden, mogelijk om de huisvesting van seizoenarbeiders bij agrarische bedrijven ook te doen plaats vinden in bedrijfsgebouwen of in op het agrarisch perceel te plaatsen woonunits. Eén van de voorwaarden zal zijn, dat aangetoond moet worden, dat de inzet van deze werknemers noodzakelijk is tb.v. een doelmatige bedrijfsvoering van het betreffende agrarische bedrijf. De bij de agrarische bestemmingen (artikelen 3 en 4) opgenomen afwijkingsbevoegdheid voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders en kamerverhuur wordt in bovengenoemde zin gewijzigd.
Het opnemen van de voorwaarde bij de regeling voor het vergroten en/of vormveranderen van het agrarisch bouwvlak van intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden, dat dit niet gepaard mag gaan met een toename van de veestapel, is onaanvaardbaar. Gevraagd wordt deze voorwaarde te schrappen en om de mogelijkheden over te nemen die de Vr. voor dit type bedrijven biedt. Deze bedrijven moeten al inspanningen leveren om volledig duurzaam te produceren. Hierbij is een zekere mate van schaalvergroting noodzakelijk om de aanzienlijke investeringen te kunnen terugverdienen.
In de Vr2014 is de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderijen (BZV) ingevoerd, waardoor wordt geborgd, dat de uitbreiding van (intensieve) veehouderijbedrijven gepaard gaat met een duurzame (ook wel zorgvuldige) bedrijfsvoering. Onderkend wordt, dat enige schaalvergroting noodzakelijk is om een investering in duurzaamheidsaspecten mogelijk te maken. Daarenboven zijn in de Vr2014 de zogenaamde 'verwevingsgebieden' komen te vervallen. Een specifieke regeling voor de intensieve veehouderijen voor bedrijven gelegen buiten het gebied 'Beperking veehouderij' (voormalige extensiveringsgebieden), is dan ook niet nodig. Dit betekent, dat intensieve veehouderijbedrijven in de voormalige verwevingsgebieden ontwikkelruimte krijgen (waaronder uitbreiding van de veestapel), ingeval men voldoet aan de provinciale eisen t.a.v. een zorgvuldige veehouderij. De artikelen 3.7.1, lid d., onder 2 en 4.7.1, lid d., onder 2 dienen in bovenstaande zin gewijzigd te worden vastgesteld.
Verzocht wordt om conform het provinciale beleid vormverandering van bouwvlakken, waar intensieve veehouderijbedrijven zijn gevestigd in extensiveringsgebieden als wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Een veehouder heeft dan de mogelijkheid zijn bedrijf te vernieuwen en activiteiten te ondernemen, die wel passen bij de kwaliteiten van het gebied.
Op basis van artikel 25, lid 1, van de Vr2014 is het niet toegestaan om intensieve veehouderijbedrijven, gelegen binnen de aanduiding 'wrozone beperking veehouderij' (voorheen de extensiveringsgebieden) uit te breiden, te vestigen of om te schakelen naar een veehouderij. Ook is een toename van de bestaande bedrijfsbebouwing niet toegestaan (lid b. van dat artikel). In het provinciaal beleid wordt de uitbreiding van de bebouwing voor bedrijven, die niet grondgebonden zijn (met als peildatum 21 september 2013), niet mogelijk 25
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
gemaakt. Zie hiervoor ook het gemeentelijk standpunt onder A (zienswijze provincie), onder d. Gelet hierop is het opne-men van de gevraagde wijzigingsbevoegdheid niet gewenst. In het bestemmingsplan wordt een uitsterfregeling voor intensieve veehouderijbedrijven voor het gehele grondgebied gevoerd, zonder dat hier een vanuit ondernemersoogpunt verantwoorde beëindigingsregeling tegenover staat.
Uitbreiding van intensieve veehouderijen is op basis van geldend provinciaal en gemeentelijk beleid nagenoeg onmogelijk. Wel wordt in dit bestemmingsplan voor specifiek deze bedrijven een mogelijkheid tot omschakeling naar een andere bedrijfstak geboden. Daarnaast zijn er regelingen (zoals de ruimte voor ruimteregeling) die sanering, met hierbij een financiële tegemoetkoming in die sanering, mogelijk maken.
Verzocht wordt om mestbewerking toe te staan voor van het agrarisch bedrijf afkomstige mest. In een dergelijke situatie is geen sprake van een nevenactiviteit (die op basis van de Vr. verboden is), maar maakt de mestverwerking integraal onderdeel uit van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse. In de Vr2014 is het verwerken van mest afkomstig van de eigen locatie mogelijk gemaakt.
In artikel 25.1 van de Vr2014 wordt aan agrarische bedrijven, gelegen in een gemengd agrarisch gebied en waar voorts geen aanduiding 'beperking veehouderij' is opgenomen, de mogelijkheid geboden om ten dienste van het eigen bedrijf mest te bewerken. In de bestemming 'Agrarisch' (artikel 3) wordt alsnog in artikel 3.1.1 opgenomen, dat mestbewerking van door het eigen bedrijf geproduceerde mest is toegestaan. Omdat een mestbewerking ten dienste staat van een veehouderij zijn de regels over de zorgvuldige veehouderij ook van toepassing op een uitbreiding van een agrarisch bedrijf met een mestbewerking.
Nu het bouwverbod voor schapen- en geitenhouderijen is opgeheven, is de in het bestemmingsplan opgenomen specifieke aanduiding en regeling achterhaald en overbodig geworden. De bouw- en gebruiksmogelijkheden voor deze bedrijven kunnen nu gelijk gesteld worden aan de overige veehouderijbedrijven.
In de Vr2014 is er inderdaad geen bouwverbod meer opgenomen voor geiten- of schapenhouderijen. Er is dan ook geen noodzaak meer deze bedrijfstak op de verbeelding en in de regels apart te benoemen. De artikelen 3.1.2, lid a, 3.2.4, 3.3.8, 3.7.1, lid d, 3.7.4, 4.1.2, lid a, 4.7.1, lid d en 4.7.3 zullen hierop worden aangepast. Op de verbeelding zal het bedrijf met een dergelijke aanduiding nu worden aangeduid als 'intensieve veehouderij'.
In de diverse binnen- en buitenplanse afwijkingsmogelijkheden moet een beoogde ontwikkeling worden getoetst aan stedenbouwkundige en landschappelijke a s p e c ten. Om willekeur te voorkomen wordt gevraagd deze omschrijving nader te concretiseren en om op voorhand hiervoor toetsbare criteria op nemen.
De stedenbouwkundige en landschappelijke aanvaardbaarheid van een ontwikkeling is niet in zijn algemeenheid en op voorhand te bepalen, maar is onder meer afhankelijk van de soort ontwikkeling, de locatie waar deze moet plaats vinden en de exacte wijze, waarop aan de ontwikkeling zelf vorm wordt gegeven. Het op voorhand stellen van concrete criteria is dan ook niet mogelijk. Overigens bevat het 26
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
vigerende bestemmingsplan ook een dergelijke bepaling. In de praktijk is niet gebleken, dat een dergelijke regeling een nadere concretisering behoeft. Conclusie: De zienswijzen onder b., e., f., g., j . en k. vormen aanleiding om de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijzen onder b., e., f , g., j . en k. zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond. 7. 8. a.
Milieuvereniging Oosterhout IVN Mark Å Donge De digitale ter inzage legging wordt uitermate ontoegankelijk gevonden. Via de gemeentelijke website was het ontwerpbestemmingsplan moeilijk benaderbaar. Ook de milieueffectrapportage was nergens te raadplegen. Er is daarom geen sprake van een zorgvuldige voorbereiding, reden waarom de ter inzage legging alsnog op de juiste manier moet plaats vinden.
Het ontwerp-bestemmingsplan, de Plan-MER en het ontwerpbesluit vaststelling hogere waarden Wet geluidhinder hebben op de voorgeschreven wijze (via de site www.ruimteliikeplannen.nl ter inzage gelegen. Ook is een papieren versie ter inzage gelegd. De voorbereiding heeft dan ook zorgvuldig plaats gevonden en er is dan ook geen enkele reden dit nu over te doen.
De retrospectieve toets moet onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan. Nu is niet inzichtelijk, welke veranderingen zijn aangebracht (vormverandering agrarische bouwvlakken, legalisatie, andere wijzigingen) en waarom dit is gebeurd.
De retrospectieve toets maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan en is enkel bedoeld ten behoeve van het vooroverleg met de provincie. Alle veranderingen, die zijn aangebracht betreffen overigens bestaande legale (overgangs)rechten. Daar waar nieuwe rechten worden toegekend, is voorzien in een ruimtelijke onderbouwing (zie hoofdstuk 10 uit de toelichting bij het bestemmingsplan en de bijlagen bij de toelichting).
Vanwege verleende (bouw)vergunningen, waarvan de bouw vervolgens niet is gerealiseerd, bestaat er de nodige bouwruimte. Aan de houders van dergelijke verleende bouwvergunningen moet, indien de afgelopen 10 jaar geen gebruik is gemaakt van de vergunning, een termijn worden gesteld, waarbinnen deze zogenaamde onbenutte ruimte komt te vervallen.
Er is geen substantiële bouwruimte ten gevolge van verleende, doch niet gerealiseerde (bouw)vergunningen. Overigens heeft de in dit verband gevraagde actie van de gemeente geen betrekking op de inhoud van dit bestemmingsplan, noch kan in het kader van dit bestemmingsplan leiden tot inperking van de, op basis van het geldende bestemmingsplan bestaande, rechten van individuele gebruikers in het buitengebied.
In de begrippenlijst moeten de volgende aanpassingen worden doorgevoerd: -Overnemen van definitie van extensief dagrecreatief medegebruik (artikel 1.37) uit
De definitie in artikel 1.37 is correct en volledig en behoeft daarom geen 27
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
geldende bestemmingsplan en daarbij wedstrijdsport uitsluiten; -Artikel 1.37 komt dubbel voor; - Opnemen van definitie van recreatieverblijf;
-Volkstuinen dienen een bestemming 'Maatschappelijk' te hebben, conform het geldende plan, omdat anders een glijdende schaal kan ontstaan van volkstuin naar camping;
-Aan de definitie van houtgewas (artikel 1.54) dienen houtopstanden, boomgaard, knotbomen, singels en houtwallen te worden toegevoegd en cactussen en druiven te worden geschrapt; -Aan de definitie van kampeerplaats (artikel 1.62) dient de maximale grootte per kampeerplaats te worden toegevoegd. Dan wordt voorkomen, dat er meerdere (stacaravans op 1 kampeerplaats worden geplaatst;
-Ondersteunende horeca (artikel 1.82) is een vorm van reguliere horeca (artikel 1.53) en dient ondergebracht te worden in horecacategorie 5, onder het stellen van een maximale oppervlaktemaat voor die voorziening. De definitie in artikel 1.82 (ondersteunende horeca) kan, onder toevoeging in artikel 1.53 (horeca), worden geschrapt; - Onder lawaaisport (artikel 1.69) dienen ook sportactiviteiten te worden geschaard, die dierengeluiden produceren (hondensport);
- In artikel 1.84 dient te worden toegevoegd, dat voor de vulling van de bodem van een paardenbak alleen natuurlijk materiaal als zand en hout mag worden toegelaten en niet afval van tapijt, kunstvezel of ander kunststofmateriaal;
aanpassing; - De nummering wordt aangepast; - Het bestemmingsplan kent niet het begrip 'recreatieverblijf. Wel het begrip 'recreatief verblijf', waarvan een definitie is opgenomen in de begripsbepalingen (artikel 1.90); - Volgens de van rijkswege voorgeschreven standaardisering van bestemmingsplannen vallen volkstuinen onder de bestemming 'Recreatie'. Door de in artikel 16 gegeven nadere detaillering van de bestemming kan er geen camping ontstaan op een als volkstuin bestemd perceel; - De definitie van houtgewas wordt aangepast;
- In de juridische regels zijn uitsluitend randvoorwaarden opgenomen om de ruimtelijke uitstraling en eventuele overige effecten op de omgeving van het terrein te kunnen reguleren. Hiertoe is het meer dan voldoende om het aantal stacaravans vast te leggen. Het hierop aanvullend vastleggen van de grootte van een kampeerplaats biedt niet de garantie, dat het maximale aantal stacaravans niet wordt overschreden. Wel leidt het tot een onnodige inperking van de mogelijkheden voor de ondernemer; - Ondersteunende horeca is ondergeschikt en gelieerd aan de ter plaatse aangewezen bestemming. Indeling in horecacategorieën is dan ook niet aan de orde, noch het scharen ervan onder de algemene definitie van horeca. Maximale maten zijn in de regels van de diverse bestemmingen opgenomen en horen niet in de definitie thuis; - Binnen de ruimtelijke ordening worden lawaaisporten gedefinieerd als sportactiviteiten, waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd. Een hondensportterrein valt hier dus niet onder; - Aan deze definitie wordt toegevoegd: of ander natuurlijk materiaal;
28 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
- Bij de toepassing van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt veelvuldig het begrip 'er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de natuur- en landschappelijke waarden'. Verzocht wordt dit begrip in de begrippenlijst nader te omschrijven.
Op pagina 130 van de toelichting bij het bestemmingsplan wordt op dit aspect en de hieraan te geven uitleg uitgebreid ingegaan.
Er wordt onvoldoende inzichtelijk gemaakt, dat er alleen stikstofneutrale activiteiten kunnen plaats vinden (door b.v. toename verkeer, intensivering land- en tuinbouw, ingehuurde arbeiders, vergroting bouwvlakken en meer teeltondersteunende voorzieningen). De definitie van stikstofneutraal (artikel 1.98) is niet juist en moet gedefinieerd worden als een standstill (geen toename van een stikstofdepositie). In het bestemmingsplan moet een optelsom worden gemaakt van alle toenames, waarvoor vervolgens gecompenseerd zou moeten worden. Ook volgens de Plan-MER zijn cumulatieve effecten te verwachten.
Volgens de geldende jurisprudentie betekent stikstofneutraal, dat (de ontwikkelingsruimte in) het bestemmingsplan niet mag leiden tot een significant negatief effect op Natura 2000 gebieden. Dit houdt dus niet in, dat er geen (nieuwe) stikstof mag worden uitgestoten. Er is dan ook geen sprake van een standstill. In het uitgevoerde Plan-MER is het totale effect van alle agrarische ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan berekend. Als gevolg van de conclusies uit het Plan-MER is in de regels van het bestemmingsplan de 'voorwaardelijke' bepaling van stikstofneutraliteit opgenomen. Hierbij is het recreatieve verkeer niet meegenomen, maar in omvang en aard (verspreid over het gehele plangebied) dusdanig, dat het niet leidt tot een significant negatief effect op Natura 2000 - gebieden.
In verband met gezondheidsrisico's (uitstoot van endotoxinen en MRSA door intensieve veehouderijen) wordt gepleit om een absolute standstill van het aantal dieren op te nemen.
Blijkens de onlangs vastgestelde Vr2014 is de transitie naar een zorgvuldige veehouderij één van de belangrijkste speerpunten van het provinciaal beleid. Als gevolg van dit nieuwe beleid dient het bestemmingsplan te worden gewijzigd en dienen alsnog eisen gesteld te worden aan de veehouderij (zie onderdeel A in paragraaf 3.3). Het beperken van gezondheidsrisico's (zoönosen) is één van de aspecten, waaraan (door middel van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderijen) wordt getoetst.
Het extensiveringsgebied moet, vanwege het planologische regime van "op slot tot op de muur", op de verbeelding worden aangegeven.
Deze zone, inclusief bijbehorende regeling, maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan. Overigens is op basis van de Vr2014 de benaming gewijzigd in 'Beperkingen veehouderij'.
De uitbreiding en vormverandering van bouwvlakken bedreigt de kwaliteit van het landschap.
In het bestemmingsplan wordt bij uitbreiding of vormverandering van een agrarisch bouwvlak geëist, dat er een landschappelijke inpassing of zelfs een kwaliteitsverbetering van het landschap plaatsvindt.
29 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
De regeling in het bestemmingsplan t.a.v. teeltondersteunende voorzieningen (TOV) is te ruim. Er mag t.b.v. de landschappelijke kwaliteiten een strikter beleid dan het provinciaal beleid worden gevoerd. Het betreffen de volgende regels: - De mogelijkheid om bij een te klein bouwvlak via een binnenplanse afwijking permanente TOV buiten het bouwvlak te realiseren, moet worden geschrapt; - De uitbreiding naar 5.000 m2 aan teeltondersteunende kassen op een agrarisch bouwvlak is te ruim (meer dan verdubbeling uit huidige plan); -Ook zijn de mogelijkheden voor andere permanente TOV, zoals tunnels, wandelkappen en containervelden, te ruim.
Op basis van de regels van het bestemmingsplan mogen permanente TOV alleen binnen een agrarisch bouwvlak worden opgericht. Hierbij is wel als extra eis, voortvloeiend uit de Vr2014, een maximale maat aan TOV binnen dat bouwvlak van 5.000 m2, opgenomen. Bedrijven, die voor de bedrijfsvoering afhankelijk zijn van TOV, mogen net als ieder ander grondgebonden agrarisch bedrijf hun bouwvlak uitbreiden tot 2 ha. Hierbij is er geen reden (ook niet vanuit het landschapsbelang) om ten aanzien van permanente TOV (al dan niet in de vorm van een teeltondersteunende kas) een strikter planologisch regime te hanteren dan voor een andersoortig agrarisch bedrijfsgebouw. Tevens is een (binnenplanse) wijzigingsbevoegdheid opgenomen, in het kader waarvan een expliciete afweging kan plaats vinden tussen het noodzakelijk zijn van deze voorzieningen voor een doelmatige agrarische grondgebonden bedrijfsvoering (op basis van een onafhankelijk deskundigenadvies) en de mogelijke aantasting van de aanwezige waarden in het gebied. De landschapsbelangen worden bij die afweging in voldoende mate betrokken, zodat er geen aanleiding bestaat deze afwijkingsmogelijkheid te schrappen.
De mogelijkheden voor de glastuinbouw zijn te ruim. In het doorgroeigebied wordt aan de al ruime maximale oppervlakte aan netto glasopstand van 5 ha. ten onrechte ook nog eens 1 ha. extra voor allerlei industriële activiteiten toegevoegd. Voor solitaire glastuinbouwbedrijven gelden in de artikelen 3 ('Agrarisch') en 4 ('Agrarisch met waardenLandschap') verschillende regelingen. Bij artikel 3 mag de maximale oppervlakte aan kassen 2 ha. en voor overige activiteiten 0,75 ha. bedragen, meteen wijzigingsmogelijkheid naar 3 ha. voor kassen en in artikel 4 mogen de kassen 3 ha., met eveneens 0,75 ha. voor de overige activiteiten, zijn. Verzocht wordt om voor solitaire bedrijven overal bouwvlakken van 2 ha. op te nemen, zonder uitbreidingsmogelijkheden. Ook moet er geen extra mogelijkheden worden geboden voor de verhoging van de goothoogte.
De regeling voor de glastuinbouw in het mogelijke doorgroeigebied ten zuiden van Oosteind is één op één overgenomen uit het (onherroepelijke) bestemmingsplan Buitengebied, herziening 4. Met de recente uitspraak van de Raad van State over dit bestemmingsplan is de discussie hierover afgerond. Overigens dient de 1 ha. voor ondersteunende voorzieningen ten dienste te staan van het betreffende glastuinbouwbedrijf en kan er niet worden gesproken over het toevoegen van allerlei industriële activiteiten. De regeling in de bouwregels voor de solitaire glastuinbouwbedrijven in de artikelen 3 en 4 dient inderdaad gelijk te zijn. De geldende rechten, zoals vermeld in artikel 3, worden alsnog ook in artikel 4 opgenomen (maximaal 2 ha. glas). Hierbij dient in lid d. van 3.2.3 een uitzondering gemaakt te worden voor het perceel Molenschotseweg 3, waar vanwege bestaande rechten, in afwijking van deze regeling, een oppervlak van 3 ha. staand glas is toegestaan. 30
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Overigens ligt de aanduiding 'glastuinbouw' strak om de bestaande kassen, zodat op basis van de directe bouwregels geen uitbreiding mogelijk is. Alleen binnen de bestemming 'Agrarisch' (artikel 3) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, onder de vermelde voorwaarden, te komen tot een uitbreiding tot maximaal 3 ha. glas. De nu nog binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden Landschap' in artikel 4.7.1, onder e. opgenomen uitbreidingsmogelijkheid tot maximaal 3 ha. glas wordt geschrapt wegens strijd met de VY2014; alleen de mogelijkheid van vormverandering blijft hiervoor gehandhaafd. De mogelijkheden voor een afwijkende goothoogte komen voort uit een uitspraak van de Raad van State. Deze hogere goothoogte is alleen mogelijk na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, in het kader waarvan een afweging van belangen plaatsvindt. De mogelijkheden voor wonen in het buitengebied zijn te ruim, nu de maximale inhoud van 750 m3 ook nog eens extra kan worden vergroot door een afwijking toe te staan voor grotere hoogtematen en voor extra bijgebouwen van 200 m2. Ook ontbreekt binnen de regels voor 'Wonen-Lint' de verplichting van de kwaliteitsverbetering van het buitengebied.
Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening is er geen reden om een onderscheid te maken tussen de maximale inhoudsmaten voor burgerwoningen en bedrijfswoningen in het buitengebied. Ook stelt het provinciaal beleid geen maximale inhoudsmaat voor burgerwoningen meer. De al voor bedrijfswoningen toegestane maximale inhoud van 750 m3 is nu ook van toepassing voor burgerwoningen in het buitengebied. De mogelijkheid voor extra bijgebouwen (sloopbonusregeling) is alleen van toepassing, indien een veelvoud aan veelal voormalige agrarische bedrijfsbebouwing op het betreffende perceel wordt gesloopt. De hoeveelheid bebouwing neemt aanzienlijk af, de verouderde bebouwing verdwijnt, zodat uiteindelijk een kwaliteitsverbetering van het landschap zal plaatsvinden. De bestemming 'Wonen - Lint' is alleen van toepassing op de woningen, gelegen in het stedelijke gebied van het Lint Oosteind. De buitengebiedsregeling voor 'Wonen' geldt hier niet. Alleen binnen deze bestemming is een afwijking voor grotere hoogtematen opgenomen. De eis van kwaliteitsverbetering is niet van toepassing op ontwikkelingen in het stedelijk gebied.
31 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Het bestemmingsplan biedt te veel ruimte voor recreatie (uitbreiding campings en bungalowparken, recreatief medegebruik voor agrariërs, recreatie in natuurgebieden als MTB, quads en crossmotoren, maneges). De mogelijkheid voor recreatiebedrijven hun bedrijfsvloeroppervlak met 25 fo uit te breiden dient te worden geschrapt, nu dit niet past in het kader van zuinig ruimtegebruik, het voorkomen van verstening van het buitengebied en van verstoring van het landschap.
Het bestemmingsplan maakt gemotoriseerde recreatie in natuurgebieden niet mogelijk. De overige genoemde vormen van recreatie zijn aan het buitengebied gebonden functies. Deze aanwezige functies dienen, voorzover passend binnen een goede ruimtelijke ordening, onder voorwaarden, enige ontwikkelruimte te worden geboden. De uitbreiding met 25 k van het bedrijfsvloeroppervlak betreft de (beperkte) uitbreiding van centrale voorzieningen binnen het in de bestemming aangeduide bouwvlak; niet de uitbreiding van het bestemmingsvlak zelf. Daarnaast is toepassing van deze regeling gebonden aan voorwaarden, waarbij een zorgvuldig ruimtegebruik en een bijdrage aan de landschappelijke kwaliteit wordt geborgd.
In de regels van het bestemmingsplan ontbreekt de vertaling van Hoofdstuk 2 Vr. inzake de zorgplicht voor behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.
In de diverse regels van het bestemmingsplan heeft de in de Vr2014 gegeven zorgplicht voor behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit een voldoende vertaling gekregen. De provincie heeft dit in haar zienswijze bevestigd.
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte volwaardige horecafunctie aan de Salesdreef 2 dient in het plan Bergvlietse Bossen geregeld te worden.
De bestaande rechten van de golfbaan zijn in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit onderdeel vindt dan ook geen regeling in het, separaat in procedure gebrachte, bestemmingsplan voor Bergvlietse Bossen.
0
De verwijzing in de planregels naar de notitie in bijlage 2 voor de kwaliteitsverbetering van het landschap is onjuist, nu die notitie geen status heeft. Blijkens de aanbiedingsbrief van de provincie moet de gemeente de regionale handreiking op lokaal niveau uitwerken en door de gemeenteraad laten vaststellen.
Bij aantasting van de E H S en de groenblauwe mantel dient ook sprake te zijn van landschappelijke inpassing en compensatie. De compensatie moet gelijk met het plan, dat de aantasting mogelijk maakt, in een bestemmingsplan worden geregeld. Dat dit alleen via een anterieure overeenkomst wordt geregeld, is veel te vrijblijvend.
0
De notitie kwaliteitsverbetering is een regionaal vastgestelde notitie, waarin wordt verwoord, hoe dient te worden omgegaan met de door de provincie gestelde eis van kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze notitie is geaccordeerd door de provincie. Indien wordt gehandeld volgens die notitie, is advisering door de provincie niet vereist. Daarnaast is maatwerk mogelijk, doch deze dient dan plaats te vinden via een nadere uitwerking, vast te stellen door de gemeenteraad. Een dergelijke aantasting is alleen mogelijk via een wijzigingsprocedure, of (indien die wijziging niet mogelijk is) via een separate procedure tot herziening van het bestemmingsplan. In dat verband komen landschappelijke inpassing en compensatie zeer nadrukkelijk aan de orde. Daarenboven wordt een anterieure overeenkomst gesloten om te komen tot een borging van de gemaakte afspraken. Deze overeenkomst is allesbehalve vrijblijvend. 32
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
T.o.v. het vigerende plan zijn agrarische gebieden met waarden afgewaardeerd naar agrarische gebieden zonder waarden. Dit is niet mogelijk zonder inventarisatie van natuurwaarden. Deze veranderingen dienen zichtbaar gemaakt te worden (op verbeelding en in toelichting) en als er sprake is van een
Binnen de nieuwe bestemming 'Agrarisch' is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, dat de gronden ook bestemd zijn voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden. Hiermede wijkt de regeling inhoudelijk niet af van de bestaande regeling binnen de bestemming
afwaardering (sportpark Veerseweg, hondensport aan Bredaseweg en in Den Hout, uitbreiding 't Haasje) dient ook de compensatie geregeld te zijn.
'Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorisch en/of abiotische waarden'. Het beschermingsregiem wijzigt niet, zodat ook compensatie niet aan de orde is. Daarenboven worden specifieke waarden (zoals b.v. openheid, historische verkaveling) in het bestemmingsplan apart geregeld door het opnemen van een aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning openheid l historische verkaveling'. Daarnaast is de toelichting bij het bestemmingsplan voorzien van een inventarisatie van waardevolle gebieden, welke op de verbeelding worden weergegeven en in de regeling een passend beschermingsregime hebben gekregen.
Bij de locatie voor de hondensport aan de Bredaseweg is sprake van een illegale situatie, waarop gehandhaafd had kunnen worden.
Dit gebruik vindt al zeer lang plaats en leidt niet tot problemen. Thans is er voor gekozen de bestaande situatie te legaliseren in dit bestemmingsplan.
Voor de Randzone Vrachelen zou een opwaardering moeten plaats vinden, nu het gebied in beheer is bij Natuurmonumenten. Verzocht wordt om deze randzone alsnog binnen de grenzen van het bestemmingsplan Buitengebied te leggen en hieraan de bestemming 'Natuur' toe te kennen.
In het vigerende bestemmingsplan Vrachelen/ Krooneiland heeft deze randzone een passende bestemming gekregen als 'Bos', qua beschermingsregiem vergelijkbaar met de regeling van de bestemming 'Natuur' in het buitengebied. Er is dan ook geen reden om deze randzone op te nemen in het bestemmingsplan Buitengebied.
De E H S , de groenblauwe mantel en het Landschapspark Breda - Oosterhout dienen, zowel in de regels als op de verbeelding, een plaats te krijgen. In het bestemmingsplan moet worden zeker gesteld, dat grote delen van het gebied worden "verbreed" met landschaps- en natuurbeheer. Op 2 plekken (nabij Bredaseweg en A27) wordt voorgesteld, het agrarische gebruik geleidelijk uit te plaatsen om een volwaardige verbinding
In het bestemmingsplan zijn de EHS als 'Natuur' en de groenblauwe mantel als 'Agrarisch met waarden - Landschap' één op één uit de Vr2014 overgenomen. Er is geen enkele aanleiding om voor het gebied van het landschapspark een afwijkend planologisch regiem, met eigen bestemmingen, op te nemen. Daarenboven is het bestemmingsplan niet het instrument om sturing te geven aan landschaps- en natuurbeheer of het geleidelijk
tussen de natuurkernen mogelijk te maken.
uitplaatsen van het agrarisch gebruik.
33 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
In landgoed Oosterheide hebben niet alle percelen een natuurbestemming gekregen, ondanks dat deze gebieden tot EHS zijn aangewezen, als natuur zijn ingericht en door natuurmonumenten beheerd worden.
De percelen in dit landgoed, welke agrarisch in gebruik zijn, hebben in dit bestemmingsplan ook een agrarische bestemming gekregen. Vanwege de ligging in de EHS zijn deze percelen bestemd tot 'Agrarisch met waarden - Natuur'. Overigens zijn de bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan overgenomen.
De woonbestemming van het perceel Tilburgsebaan 5 is ten onrechte omgezet naar bedrijf.
De in het voorontwerp-bestemmingsplan nog opgenomen woonbestemming op dit perceel is per abuis gewijzigd in "Bedrijf'. Dit wordt alsnog gecorrigeerd.
Bij de plas aan de Bergsebaan dient de hele oever tenminste de dubbelbestemming 'Natuur' te krijgen, nu het ter plaatse aanwezige bos is aangelegd voor compensatie van gekapt bos voor de zandwinning. In het bestemmingsplan dient geregeld te zijn, dat het parkeren en terrassen in de E H S zijn uitgesloten. De E H S dient ook opgenomen te worden binnen de bestemming 'Recreatie' en 'Maatschappelijk' (bij Bergvliet, op de Vrachelse Heide en in Boswachterij Dorst). Dit kan door middel van het aanbrengen van een arcering en het toevoegen van een medebestemming 'aardkundige waarde en
In dit bestemmingsplan is voor de vermelde situaties de regeling uit het geldende bestemmingsplan één op één overgenomen. De op basis van de geldende regeling aanwezige rechten dienen te worden gerespecteerd. Inperking van die rechten door het toevoegen van extra belemmeringen is niet aan de orde. Overigens moet worden opgemerkt, dat de aanwezige beplanting niet is aangelegd als compensatie van gekapt bos vanwege de zandwinning.
EHS'; In de planregels worden de historische verkavelingen niet beschermd. Wijzigingen van de percelering, zoals dempen van sloten, vellen van houtgewassen, samenvoegen van percelen en egaliseren, zou als strijdig gebruik moeten worden aangemerkt.
Voor de van belang geachte historische verkavelingen is een aparte aanduiding 'wetgevingszone - historische verkaveling' opgenomen en zijn in de regels voorwaarden opgenomen ter bescherming van die verkaveling. Ook is bij het omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden voorzien in de gevraagde bescherming. Overigens heeft egaliseren geen betrekking op de verkavelingsstructuur en is dan ook niet meegenomen in het stelsel.
De afwijkingsmogelijkheid om de afstandseis van 500 meter tussen campings te omzeilen (o.a. artikel 3.5.2, onder g, en artikel 4.5.2, onder g ), als de draagkracht van het gebied niet wordt aangetast, dient te worden geschrapt. Een concentratie van aaneengroeiende kampeerterreinen is in elk gebied
Het nagenoeg aan elkaar grenzen van kampeerterreinen is niet per definitie in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De voorwaarde, dat de draagkracht van het gebied niet mag wordt aangetast, borgt dat er geen strijd kan ontstaan met het belang van een goede ruimtelijke ordening.
ongewenst (zie b.v. Bergvliet).
34 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
In de afwijkingsregels van de gebruiks- of bouwregels in diverse artikelen (o.a. artikel 6.5.1, onder I) wordt het mogelijk gemaakt, dat een niet agrarisch bedrijf zich in het buitengebied kan gaan vestigen, dat 100.000 bezoekers per jaar mag gaan aantrekken. Dit artikel, juist bedoeld om grootschalige ontwikkelingen te weren, zet de deur open voor dit soort ontwikkelingen.
In dit artikel wordt enkel een definitie gegeven van het begrip 'grootschalige ontwikkeling'. Er staat niet, dat een niet-agrarisch bedrijf, dat 100.000 bezoekers per jaar trekt, ter plaatse is toegestaan. Integendeel; grootschalige ontwikkelingen dienen juist geweerd te worden.
aa.
Door in artikel 3.7.7. bij de omschakeling naar paardenmaneges geen maximaal bouwvlak voor te schrijven, wordt gehandeld in strijd met artikel 11.6 Vr2012. De voorwaarde, dat ontwikkelingen in de groenblauwe mantel gepaard gaan met een positieve bijdrage aan de bescherming en de ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken ontbreekt. Maneges dienen te worden gevestigd in kernrandzones. Het toestaan van paardenbakken buiten het bouwvlak is in strijd met de Vr2014. Tenslotte moet de verlichting met lichtmasten aan banden gelegd worden en alleen laaggeplaatste afgeschermde lampen worden toegestaan ter voorkoming van schade aan nachtdieren.
In artikel 7.11 Vr2014 wordt inderdaad bepaald, dat het bestemmingsvlak bij de omschakeling naar een manege niet groter mag zijn dan 1.5 ha. Deze maximale maat wordt alsnog toegevoegd aan artikel 3.7.7, lid p. De bepaling, dat ontwikkelingen in de groenblauwe mantel gepaard moeten gaan met een positieve bijdrage aan bescherming en ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken is reeds opgenomen in het bestemmingsplan (lid p. van artikel 4.7.5). Naast vestiging van maneges in kernrandzones wordt dit ook toelaatbaar geacht in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, mits aan alle bij de wijzigingsbevoegdheid gestelde voorwaarden wordt voldaan. Op die wijze kan een zinvolle nieuwe functie aan vrijkomende agrarische percelen worden gegeven. In de regels is opgenomen, dat paardenbakken binnen een bouwvlak, dan wel binnen een aanduiding 'wetgevingszone - voorziening buiten bouwvlak' moeten zijn gesitueerd. De verlichting t.b.v. paardenbakken wordt gereguleerd via het milieuspoor (activiteitenbesluit o.b.v. Barim).
bb.
Binnen bijna alle bestemmingen wordt bedrijvigheid mogelijk gemaakt voor bedrijven uit de staat van bedrijfsactiviteiten. Deze regeling laat ook bedrijven toe met een milieucategorie, hoger dan in de lijst staat. Dit laatste maakt een glijdende schaal mogelijk naar zwaardere bedrijven. Dit is onwenselijk.
Het bestemmingsplan bevat de bepaling, dat er alleen bedrijven van een hogere categorie mogelijk zijn, voor zover de milieuhinder of ruimtelijke uitstraling gelijk is aan milieucategorie 1 en 2. Het dus niet mogelijk dat zich ter plaatse een zwaarder bedrijf vestigt.
cc.
De huidige formulering van artikel 35 (Antidubbeltelregel) is onduidelijk en biedt te veel mogelijkheden voor ongewenste ontwikkelingen.
De formulering van deze bepaling is wettelijk voorgeschreven (art. 3.2.4 Bro).
35 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
dd.
Bij de regeling van de Vrijwaringszone-weg (artikel 36.7) dient naast de wegverbreding
In bestemmingsplannen wordt voor de strook van 100 meter naast Rijkswegen een regeling
ook rekening gehouden te worden met de aanleg van een spoorverbinding.
opgenomen, waarbij voor ontwikkelingen in dat gebied eerst een verklaring van geen bezwaar van RWS moet zijn verkregen. Deze regeling heeft dus geen betrekking op toekomstige wegverbredingen. Voor een spoorlijn is een dergelijke regeling niet vereist. Conclusie: Deze zienswijzen onder d. (deels), j . (deels), v. en aa. (deels) vormen aanleiding de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijzen onder d. (deels), j . (deels), v. en aa. (deels) zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond.
Leefbaarheidswerkgroep Den Hout Verzocht wordt om in het bestemmingsplan Buitengebied de in het iDOP Den Hout vervatte, door zowel de raad als het college geaccordeerd en onderschreven, gewenste ontwikkelingen te betrekken, in het bijzonder de ontwikkeling van een sportpark in Den Hout. Voor deze ontwikkeling is de Leefbaarheidswerkgroep Den Hout verantwoordelijk en trekker en de gemeente is daarbij faciliterend. Omdat in het iDOP voor deze ontwikkeling een tijdshorizon van 5 tot 10 jaar is opgenomen, is nu hét moment aangebroken om deze ontwikkeling mee te nemen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. Opname van die ontwikkeling in een bestemmingsplan is essentieel als eerste stap om te komen tot realisering van die voorziening en geeft de gemeente de mogelijkheid zich medewerkend en faciliterend op te stellen. In het bestemmingsplan dient alsnog te worden opgenomen, dat in een straal van 200 meter een groter complex of een andere opzet van de huidige complexen op termijn mogelijk wordt gemaakt. De meerwaarde van één integraal sportcomplex van Den Hout is reeds uitgewerkt in een in september 2011 aan het college aangeboden verkenning. Daarmee kunnen de planologische situatie en de gebruiksmogelijkheden nu geregeld en ge(waar)borgd worden.
In dit bestemmingsplan worden alleen die ontwikkelingen meegenomen, waarover gemeentelijke besluitvorming heeft plaats gevonden. De iDOP's beschrijven een, in samenspraak met de bewoners van de kerkdorpen, gewenste ideale situatie, welke wordt bereikt als alle in de verschillende leefbaarheids-agenda's opgenomen projecten met succes zijn uitgevoerd. De uitvoering van die agenda's is aan meerdere partijen opgedragen. Er ligt geen uitspraak, dat de gemeente verantwoordelijkheid heeft voor het bereiken van bedoelde ideale situatie. Over de in de iDOP's opgenomen situaties, waaronder die van de ontwikkeling van het sportpark, heeft thans nog geen besluitvorming plaatsgevonden.
Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Gegrondheid: De zienswijze is ongegrond. 36
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
10. a.
c.
Vereniging Belangen Oosteind Door de indiening van vele reacties van vooroverleginstanties en van burgers, waarbij aan veel reacties vervolgens tegemoet gekomen wordt, blijkt dat het bestemmingsplan vol met fouten en tekortkomingen zit. Het is de vraag of er nog meer fouten in het plan zitten, die nu nog niet zijn opgemerkt. De gemeente dient bij alle betrokkenen, huiseigenaren en belanghebbenden navraag te doen of de percelen juist zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Nu in het Eindverslag vooroverleg en inspraak een samenvatting van de gemaakte wijzigingen ontbreekt, is controle ervan niet mogelijk. Verzocht wordt alsnog een document te verstrekken, waarin per pagina en per onderdeel is aangegeven, waar het ontwerp is gewijzigd t.o.v. het voorontwerpbestemmingsplan.
In principe is de regeling uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. In een aantal situaties hebben eigenaren aangegeven, dat zij de regeling in het bestemmingsplan net iets anders opgenomen willen zien. Op basis hiervan zijn voor diverse situaties in beperkte zin wijzigingen doorgevoerd. In die situaties kan bezwaarlijk gesproken worden van 'fouten'. Met de inwoners van Oosteind zijn zeker 3 bijeenkomsten gehouden, georganiseerd door VBO, over de invulling van het lint Oosteind. Vele situaties zijn hierbij besproken. Ook heeft het voorontwerp-bestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegen. In alle situaties hadden VBO of individuele belanghebbenden kunnen reageren of in overleg mogelijke pijnpunten kunnen voorleggen. Tenslotte zijn alle belanghebbenden via een bewonersbrief in kennis gesteld van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan. Gezien dit voorproces is er geen enkele aanleiding om de bewoners opnieuw te benaderen. Ook wordt het niet nodig geoordeeld om een aanvullend document te verstrekken, waarin de wijzigingen t.o.v. het voorontwerpbestemmingsplan zijn aangegeven.
Gevraagd wordt naar de huidige stand van zaken m.b.t. de Structuurvisie Buisleidingen, en met name of op basis van gewijzigd beleid alsnog een tracé voor nieuwe buisleidingen dient te worden opgenomen.
De situatie is sinds december 2013 niet gewijzigd. De vastgestelde Structuurvisie Buisleidingen heeft nog geen juridische verankering gekregen in een concreet besluit en heeft daardoor nog geen rechtsgevolgen. De vertaling van die structuurvisie in dit bestemmingsplan is dan ook nog niet aan de orde.
De regeling bij omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een niet-agrarische functie is te streng. Voor agrarische bedrijven dienen mogelijkheden te worden gecreëerd om te kunnen komen tot het aanpassen en wijzigen van de bestemming, het vergroten van bestemmingsvlakken en ontwikkelmogelijkheden voor de toekomst. Door de zeer beperkte mogelijkheid om extra woningen toe te voegen en sloopeisen bij de omzetting van de bestemming, worden panden, voormalige agrarische bedrijven en potentiële nieuwbouwlocaties onverkoopbaar en onaantrekkelijk voor marktpartijen en particulieren. Dit gaat ten koste van de leefbaarheid van dorp
Wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden in dit bestemmingsplan moet onderscheid gemaakt worden tussen ontwikkelingen, welke in het buitengebied en die welke in het lint Oosteind plaats vinden. In het buitengebied is de omschakelingsmogelijkheid van een agrarisch bedrijf naar een niet-agrarische functie aan een aantal voorwaarden gebonden. Vaak vindt omzetting plaats naar functies, welke niet thuis horen in een buitengebied, mogelijk negatieve consequenties hebben op in de nabijheid gevestigde agrarische bedrijven, inbreuk maken op het aanwezige woonen leefklimaat en overige aspecten. Behoud van de kwaliteit van het buitengebied is hierbij 37
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
en platteland. Ter bevordering van de leefbaarheid dient ook de agrarische sector, als motor van de economische activiteit in Oosteind, kansen en mogelijkheden te krijgen om zich te kunnen blijven ontwikkelen. De mogelijkheden in de Vr. en dit bestemmingsplan bieden voor de ondernemers te weinig ruimte. Ook het ontbreken van binnenplanse wijzigingen en afwijkingsmogelijkheden zorgen voor hoge kosten en een langere doorlooptijd voor toekomstige ontwikkelingen.
uitgangspunt. Om deze kwaliteit te waarborgen wordt het noodzakelijk geacht overtollige bedrijfsbebouwing te slopen. Om de eigenaar van het voormalige agrarische bedrijf niettemin enig economisch perspectief te bieden, is er voor gekozen om, onder strikte voorwaarden, een dergelijke omzetting mogelijk te maken. De uitbreidingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven, vooral voor veehouderijen, is met de in werking treding van de Vr2014 drastisch ingeperkt. Deze provinciale regels kennen vaak een directe doorwerking richting de burgers. In een bestemmingsplan dient dat provinciale beleid te worden gevolgd. Voor ontwikkelingen in het lint van Oosteind zijn, vanwege de ligging in het stedelijk gebied, de stringente eisen uit de Vr2014 niet van toepassing. Per situatie kan worden bezien, of medewerking kan worden verleend aan de betreffende ontwikkeling en zo ja, via welke procedure dat vervolgens kan plaats vinden.
In het bestemmingsplan zijn onvoldoende woningbouwmogelijkheden opgenomen, waardoor de leefbaarheid van Oosteind in het geding is. Onder de bewoners van Oosteind leeft de wens om op particuliere percelen ca. 11 woningen toe te voegen aan het dorp. Deze wensen moeten nogmaals beoordeeld worden en er moet minder strikt naar de stedenbouwkundige visie voor het lint gekeken worden.
De woningbouwontwikkelingen in Oosteind zijn voorzien in de 'Stedenbouwkundige visie Oosterhout Oosteind'. Hierin zijn de mogelijkheden voor uitbreiding t.b.v. de autonome groei beschreven. In dit bestemmingsplan wordt enkel een beperkt aantal woningbouwontwikkelingen meegenomen, waarvoor een ruimtelijke onderbouwing is overgelegd en geaccordeerd. Overige woningbouwplannen kunnen nu niet in dit bestemmingsplan worden meegenomen. Hiervoor zal per individueel geval moeten worden bezien, of de bouw van een woning op de voorgestelde locatie acceptabel is (mede vanwege geur- en geluidscontouren, zichtlijnen e t c ) . In het bevestigend geval zal een separate planherzieningsprocedure gevoerd moeten worden.
De ontwikkeling van een 8-tal woningen aan de Maalderijstraat is nu niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Indien dit alsnog zou gebeuren, dient voor eenieder de mogelijkheid te worden geboden om inspraakreacties en zienswijzen in te dienen.
De gemeente is bekend met deze mogelijke ontwikkeling. Evenwel heeft thans over dit voorliggende initiatief nog geen besluitvorming plaatsgevonden. In dit bestemmingsplan worden alleen die ontwikkelingen meegenomen, waarover gemeentelijke besluitvorming heeft plaats gevonden.
Ingestemd wordt met de gemeentelijke reactie in het Eindverslag vooroverleg en inspraak om op het perceel Provincialeweg 94 geen detailhandel met showroom toe te
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Volledigheidshalve wordt ook verwezen naar de gemeentelijke reactie in deze reactienota onder 53., waarin een 38
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
staan. Mede gezien het feit, dat dit perceel direct naast Oostquartier ligt, ontstaan ter plaatse problemen met parkeren en met de verkeersveiligheid. In Oosteind zijn meer geschikte locaties voor handen.
standpunt wordt ingenomen op de zienswijze van de eigenaar van dat perceel.
In de meeste bouwvlakken wordt niet expliciet aangegeven, hoeveel woningen binnen het bouwvlak mogen worden opgericht. Vooral ingeval van grotere bouwvlakken is het mogelijk om meer woningen te realiseren na sloop van de huidige bebouwing, kadastrale afsplitsing van een perceel en nieuwbouw.
In de regels is opgenomen, dat per bouw- of bestemmingsvlak 1 woning is toegestaan. Ingeval er van dat aantal mag worden afgeweken, is dit expliciet op de verbeelding aangegeven.
Het bouwen van tuinhuisjes buiten een bouwvlak is ten onrechte niet meer mogelijk gemaakt.
In het buitengebied dient dergelijke bebouwing te worden opgericht binnen een bestemmingsof bouwvlak. Oprichting van tuinhuisjes e.d. daarbuiten, dus veelal in het agrarisch gebied, is niet toegestaan. In het lint van Oosteind bestaan, vanwege de ligging in het stedelijk gebied, meer mogelijkheden voor het oprichten van dergelijke gebouwen. Per situatie kan worden bezien, of een omgevingsvergunning voor dergelijke gebouwen kan worden verleend met toepassing van de wettelijke afwijkingsmogelijkheid van het Besluit omgevingsrecht (Bijlage II, artikel 4, lid 1, onder b.).
De mogelijkheden voor woningspiitsing zijn te beperkt. Woningsplitsing, onder andere bij voormalige agrarische bebouwing of boerderettes, zou opgenomen moeten worden in het bestemmingsplan.
Conform de maximale kaders van de V r 2 0 i 4 voorziet het bestemmingsplan voor situaties in het buitengebied in de mogelijkheden tot woningsplitsing I toevoeging van woningen in cultuurhistorische waardevolle gebouwen (zijnde langgevel boerderijen en monumentale panden). Binnen het lint Oosteind bestaan ruimere mogelijkheden. Ook hier geldt, dat per situatie kan worden bezien, of medewerking kan worden verleend aan die woningsplitsing en zo ja, via welke procedure dat vervolgens kan plaats vinden.
Nu voor agrariërs met een gemengd bedrijf alleen de hoofdtak wordt benoemd, ontstaan problemen bij een verschuiving van die takken binnen dat bedrijf. Het bestemmingsplan dient hiervoor een oplossing te bieden.
Bij het leggen van de bestemming bij een gemengd bedrijf is bepalend, welk bedrijfsonderdeel nu de hoofdtak van dat bedrijf vormt. Vanwege de transitie naar de zorgvuldige veehouderij uit de Vr2014 is het verschuiven van de hoofdtak van een grondgebonden veehouderij naar een intensieve veehouderij zonder meer uitgesloten. Bij een gemengd agrarisch bedrijf, met als hoofdtak een intensieve veehouderij (waarbij dientengevolge ook de aanduiding 'intensieve veehouderij' op de 39
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
verbeelding is opgenomen), kan de grondgebonden tak wel worden uitgebreid, uiteraard mits wordt voldaan aan de eisen van een zorgvuldige veehouderij uit de Vr2014. Tenslotte zijn er voor de diverse situaties afwijkings- of wijzigingsmogelijkheden opgenomen in het bestemmingsplan. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geq rondheid: De zienswijzen zijn ongegrond. 11.
a.
Vereniqinq Natuurmonumenten Verzocht wordt om de graslanden en akkers op Landgoed Oosterheide tot 'Natuur' te bestemmen. Deze percelen hebben weliswaar deels een extensief agrarisch beheer, waarbij dit beheer als natuurbeheer voor deze beheertypen (kruiden- en structuurrijke graslanden en kruiden- en faunarijke akkers) is beschreven in de richtlijnen van het Subsidieprogramma Natuur en Landschap (SNL).
De percelen in dit landgoed, welke agrarisch in gebruik zijn, hebben in dit bestemmingsplan ook een agrarische bestemming gekregen. Vanwege de ligging in de EHS zijn deze percelen bestemd tot 'Agrarisch met waarden - Natuur'. Overigens zijn de bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Deze bestemming wordt in deze situatie als meest passend beschouwd.
De randzone Vrachelen wordt binnenkort eigendom van Natuurmonumenten. Verzocht wordt om deze zone alsnog op te nemen in het bestemmingsplan buitengebied als 'Natuur', waardoor het planologisch beter aansluit op de natuurrijke omgeving. Ook is dit noodzakelijk vanuit een oogpunt van natuurwetgeving en subsidies.
In het vigerende bestemmingsplan Vrachelen/ Krooneiland heeft deze randzone een passende bestemming gekregen als 'Bos', qua beschermingsregiem vergelijkbaar met de regeling van de bestemming 'Natuur' in het buitengebied. Er is dan ook geen reden om deze randzone op te nemen in het bestemmingsplan Buitengebied.
b. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond. 12.
Mureau Advies, namens dhr. P. van Ginneken Op het perceel Achterstraat 3 dient de agrarische bestemming te worden vervangen door de bestemming 'Wonen', nu de agrarische activiteiten al geruime tijd zijn beëindigd. Hervestiging van een agrarisch bedrijf op deze locatie is, gelet op de beperkte omvang van het perceel en de nabije ligging van milieugevoelige functies, niet mogelijk. Op basis van een ingediende ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond, dat wordt voldaan aan de in dit bestemmingsplan in
Uit de aangeleverde en geaccordeerde ruimtelijke onderbouwing blijkt, dat geheel wordt voldaan aan de gestelde eisen voor de omzetting van de agrarische bestemming in een woonbestemming. Met name vindt er sloop van overtollige bebouwing en een landschappelijke inpassing plaats, waardoor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering is verzekerd. Deze kwaliteitsverbetering is geborgd door het sluiten van een overeenkomst met betrokken eigenaar. 40
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
artikel 3.7.6 gestelde voorwaarden (in het bijzonder die t.a.v. de vereiste kwaliteitsverbetering) voor toepassing van een wijzigingsbevoegdheid voor deze omzetting naar een woonbestemming (sloop van overtollige bebouwing, landschappelijke inpassing).
13.
Dhr. G. Kliis Verzocht wordt om voor het perceel Baarschotsestraat 3 de mogelijkheid op te nemen om bij de toegekende bedrijfsbestemming een Bed S Breakfast van 100 m2 (in plaats van 50 m2) toe te staan. Het uitvoeren van een Bed S Breakfast op een oppervlakte van 50 m2 is economisch en bedrijfsmatig gezien geen haalbare zaak. Tevens wordt verzocht om de bestemming te wijzigen in 'Recreatie', zonder de verplichting tot sloop van overtollige bebouwing. De kosten hiervan zijn dermate hoog, dat het opstarten van een Bed Ă Breakfast financieel niet meer haalbaar is.
De geaccordeerde ruimtelijke onderbouwing wordt bij vaststelling alsnog toegevoegd aan de toelichting van het bestemmingsplan (onder het hoofdstuk Nieuwe ontwikkelingen). Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond. Dit perceel is in het ontwerpbestemmingsplan bestemd tot 'Bedrijf', met als nadere omschrijving 'statische opslag' en met een maximale bebouwde oppervlakte van 900 m2. Deze bestemming is in overeenstemming met het geldende gebruik van de bebouwing als caravanstalling. Naast deze hoofdfunctie wordt, via een afwijking van de gebruiksregels, een (ondergeschikte) nevenfunctie van bed S breakfast toegestaan. Om te bereiken, dat het om een ondergeschikt, kleinschalig onderdeel van de ter plaatse aanwezige bedrijfsvoering gaat, zijn eisen gesteld aan de omvang (maximaal 50 m2; maximaal 4 kamers en maximaal 10 bedden). Bij een grotere omvang is geen sprake meer van een nevenfunctie, alsmede kunnen negatieve effecten op de omgeving uit een oogpunt van landschap, milieu en verkeer optreden. Een nevenfunctie kan niet apart, met een separate bestemming 'Recreatie' op hetzelfde perceel, worden bestemd. Het opnemen van de bestemming 'Recreatie' voor het gehele perceel is alleen mogelijk, indien de bedrijfsactiviteiten op dit perceel worden gestaakt. Evenwel geldt hierbij de strikte eis, dat de overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt en dat aan de eisen van de kwaliteitsverbetering van het landschap (conform de Verordening ruimte 2014) wordt voldaan. Nu de sloop van overtollige bebou wing evenwel niet aan de orde is, is het opnemen van de bestemming 'Recreatie' op dit perceel uitgesloten. Als alsnog aangetoond wordt, dat aan de gestelde voorwaarden kan worden voldaan, kan via een separate herziening van het bestemmingsplan de gewenste wijziging mogelijk worden gemaakt. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het 41
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond. 14.
15. a.
b.
Dhr. Kriinen Op het perceel Baarschotsestraat 4 is nu een glastuinbouwbedrijf, met een oppervlakte aan kassen van 10.000 m2, aanwezig. De eigenaar beschikt ook nog over een omgevingsvergunning voor de bouw van nog eens 15.000 m2 staand glas, welke kassen tot op heden niet zijn gerealiseerd. De eigenaar wil het bedrijf volledig saneren en in ruil hiervoor bouwrechten voor 2 woningen verkrijgen (in het kader van de ruimte voor ruimte-regeling). In het thans geldende bestemmingsplan Buitengebied is het onder voorwaarden mogelijk om voor elke 10.000 m2 aan gesaneerd glas een bouwrecht voor een woning te verkrijgen. Geconstateerd wordt dat dit initiatief past in de provinciale ruimte voor ruimte-regeling, nu wordt voldaan aan een uit 2004 daterende Strategische Gebiedsontwikkeling Dorst e.o. (kwaliteitsimpuls voor en open houden van het gebied rondom de kern van Dorst door sanering van aanwezige glasteeltbedrijven en intensieve veehouderijen). Ook aan de minimale saneringsoppervlakte wordt voldaan, nu in totaal 1 ha. aan kassen wordt gesaneerd en 1,5 ha. niet meer wordt gebouwd. Tenslotte wordt aangegeven, dat in Den Hout en Oosteind voor minder dan 10.000 m2 gesaneerd glas bouwrechten zijn verleend voor meerdere woningen.
Van Dun Advies B.V., namens maatschap Havermans - Versteqen De op het perceel Bankenweg 4 aanwezige geitenhouderij mag volgens art. 3.2.4 niet uitbreiden. Evenwel is deze bouwstop inmiddels uit de Vr. gehaald, reden waarom verzocht wordt om dat artikel als ook de artikelen 3.3.8 en 3.7.1, lid d, onder 1, uit de regels te schrappen. De voorwaarde bij de regeling voor het vergroten en/of vorm-veranderen van het agrarisch bouwvlak van intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden (art. 3.7.1., lid d, onder 3), dat dit niet gepaard mag gaan met een toename van de
In dit bestemmingsplan is geen ruimte voor ruimte-regeling opgenomen, maar zal in voorkomende gevallen hiervoor een aparte procedure tot herziening van het bestemmingsplan worden gevolgd. Of voldaan wordt aan de ruimte voor ruimte-regeling moet worden vastgesteld aan de hand van een aan te leveren ruimtelijke onderbouwing. Hieruit moet op basis van verrichte onderzoeken blijken, of er voldoende oppervlakte aan te saneren kassen aanwezig is, of de nieuwe locatie(s) voor de te bouwen nieuwe woning(en) hiervoor geschikt is (zijn), dient een overeenkomst te zijn gesloten met de gemeente teneinde de noodzakelijke kwaliteitsverbetering te bereiken en moet nog aan meerdere relevante aspecten zijn voldaan. Nu deze nadere onderbouwing ontbreekt, kan dit initiatief thans in dit bestemmingsplan niet worden opgenomen. In deze situatie worden mogelijkheden aanwezig geacht om ter compensatie van de sanering van het glastuinbouwbedrijf en van de inlevering van de bouwrechten voor de uitbreiding van dat glastuinbouwbedrijf, twee ruimte-voor ruimte woningen te kunnen realiseren. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
Zie de gemeentelijke reactie op zienswijze 6, onder k. van deze reactienota.
Zie de gemeentelijke reactie op zienswijze 6, onder g. van deze reactienota.
42 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
veestapel, dient te worden geschrapt. Nu de Vr2014 geen onderscheid meer maakt in typen veehouderijen, kan iedere veehouderij uitbreiden, mits wordt voldaan aan de regels omtrent een zorgvuldige veehouderij. Bovendien missen de regels omtrent het aantal dieren ruimtelijke relevantie. c.
16.
In het ontwerp-bestemmingsplan is het agrarisch bouwvlak op het perceel Bankenweg 4 van vorm veranderd (en verkleind) om op die manier de legaal aanwezige sleufsilo's binnen het bouwvlak te plaatsen. Een in 2014 vergunde loods ligt nu nog deels buiten dat bouwvlak, terwijl ook een toekomstige uitbreiding van de buxuskwekerij volledig buiten dat bouwvlak ligt. Nu in de Vr2014 geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen te houden diersoorten in een veehouderij, kan nu ook op dit perceel de aanduiding 'wetgevingszone - voorziening buiten bouwvlak' worden toegepast. Verzocht wordt om alsnog het bouwvlak uit het nu nog geldende bestemmingsplan en voor de aanwezige sleufsilo's buiten dat bouwvlak de vermelde aanduiding op te nemen. M. Bastiaansen en G. de Haas Bij de recreatiewoning Bergsebaan 15 aanwezige, al zeer lang in gebruik zijnde bebouwingen (uitrijbak voor paarden, mestbak, tuin, opslag voor hooi ì stro, tuinhuisje, kippen- en konijnenhokken en de schommel), zijn buiten het bestemmingsvlak 'Recreatie - recreatiewoning' gelegen. Verzocht wordt deze bebouwing alsnog binnen dat bestemmingsvlak te leggen.
Ingevolge de Vr 2014 mogen alleen die voorzieningen voor de opslag van ruwvoer buiten het bouwvlak worden gelegd, voorzover deze ten dienste staan van een grondgebonden veehouderij. In geval van een geitenhouderij is er geen sprake van een grondgebonden veehouderij. Het agrarisch bouwvlak wordt zodanig van vorm veranderd, dat de vergunde loods en de aanwezige ruwvoervoorzieningen binnen dat bouwvlak komen te liggen.
Conclusie: Deze zienswijzen vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn gegrond. Deze al sinds 1940 bestaande recreatiewoning was in het geldende bestemmingsplan niet bestemd. Dit pand heeft in dit bestemmingsplan een positieve bestemming als recreatiewoning gekregen. Bij een dergelijke (solitaire) recreatiewoning zijn volgens de regels maximaal 30 m2 aan bijgebouwen mogelijk. Uitgangspunt bij het toekennen van de bestemmingsvlakken met deze bestemming is om, gezien de ligging in natuurgebieden, de omvang ervan zo beperkt mogelijk te houden (uit een oogpunt van concentratie van bebouwing), zodanig dat de recreatiewoning en de maximaal toegestane maat aan bijgebouwen binnen die bestemming mogelijk is. Alle verder aanwezige bebouwing buiten het bestemmingsvlak valt daarmede onder het overgangsrecht. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
43 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
17.
Akkermans Boomkwekerijen B.V. Aan het schema van art. 5.4.4 van de regels (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) binnen de bestemming Agrarisch met waarden - natuur' (EHS) dienen de volgende uitsluitingen van de vergunningplicht te worden toegevoegd: - Bij de werken 'het omzetten van grasland in bouwland 1 scheuren grasland': indien er t.b.v. teeltwisseling of uitbreiding een omzetting plaatsvindt van grasland naar bomenteelt. Hierdoor blijft de nu plaatsvindende grondruil tussen agrariërs ter vermindering 1 vermijding van ziektedruk mogelijk. Ook kunnen nabij gelegen aan te kopen percelen dan gebruikt worden voor bomenteelt; - Bij de werken 'het aanleggen van drainage': indien bestaande drainage vernieuwd dient te worden.
In de EHS staat het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van die EHS centraal. Alleen ontwikkelingen, die hierin passen, zijn toegestaan. Om die reden is het noodzakelijk, dat voorafgaand aan uitvoering van de werkzaamheden, een afweging plaats vindt, of die activiteiten niet de in het gebied aanwezige waarden kunnen frustreren. De gevraagde uitsluiting voor het omzetten van grasland in bouwland í scheuren grasland is dermate ingrijpend voor de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken, dat hier een vergunningsplicht vereist is. Het enkel vervangen van de drainage kan beschouwd worden als normaal onderhoud en valt onder de uitzonderingen van de vergunningplicht, als vermeld in artikel 5.4.2, onder e., van de regels. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geo rondheid: De zienswijze is ongegrond.
18. a.
b.
Achmea Rechtsbijstand, namens dhr. J.A.M. Loonen Een deel van de bebouwing bij het tuincentrum op het perceel Ekelstraat 10a (ketelhuis, meststofinstallatie, verkoopruimte) is buiten het aangeduide bouwvlak gesitueerd. Verzocht wordt om aanpassing van dat bouwvlak.
Verzocht wordt om de op het perceel Hoge Dijk 48 opgenomen aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' te schrappen. Voor de ter plaatse aanwezige boomkwekerij is het uit een oogpunt van beheer noodzakelijk, dat er een bedrijfswoning aanwezig is.
Dit perceel heeft de bestemming 'Agrarisch' met de nadere aanduiding 'glastuinbouw'. Alle bebouwing van een glastuinbouwbedrijf, niet zijnde de kassen, dient binnen een bouwvlak te worden gesitueerd. Het bouwvlak dient daartoe te worden gewijzigd, waardoor de aangegeven bebouwing daarbinnen zal vallen. In het geldende bestemmingsplan is de bouw van een bedrijfswoning op dit perceel uitgesloten. Er is thans geen aanleiding hiervan af te wijken, nu niet is aangetoond, dat op dat perceel een volwaardig agrarisch bedrijf aanwezig is, die woning noodzakelijk is vanwege de aard van de bedrijfsvoering, die woning niet zal leiden tot extra belemmeringen voor bedrijfsontwikkelingen in de omgeving en aan andere te stellen voorwaarden wordt voldaan. In het nieuwe bestemmingsplan is in artikel 4.3.5 een afwijkingsregeling opgenomen om, onder nadere voorwaarden, te komen tot de bouw van een eerste bedrijfswoning.
44 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Conclusie: De zienswijze onder a. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder a. is gegrond; de zienswijze onder b. is ongegrond. 19. a.
e.
Dhr. Weiland - Mevr. Caron In de regeling voor de glastuinbouwbedrijven dienen expliciete voorwaarden voor de ruimtelijke inpassing van de kassen (beplanting rondom) te worden opgenomen, ter bevordering van de beeldkwaliteit. In de bestemming AW-L dienen strengere regels te worden opgenomen, teneinde het behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem na te kunnen streven.
De regeling in het bestemmingsplan biedt de waarborg, dat er een landschappelijke inpassing plaats vindt. De wijze, waarop die inpassing gestalte krijgt, is maatwerk en afhankelijk van locatie-aspecten en is niet te vatten in standaardregels. In de bestemming Aw-L worden strengere regels gesteld, gericht op het behoud van de genoemde waarden.
In de bestemmingen A en AW-L wordt de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven niet expliciet uitgesloten. Ook dient binnen de bestemming AW-L de mogelijke omvang van kassen en de hoogte daarvan te worden beperkt tot een absoluut maximum (conform oude regeling: maximaal 2 ha. en maximaal 4,5 goothoogte).
Nieuwvestiging van (dus het toevoegen van een nieuw bouw- of bestemmingsvlak) of omschakeling (bestaand bouw- of bestemmingsvlak) naar glastuinbouwbedrijven is volgens de regels niet toegestaan. In het bestemmingsplan zijn de bestaande rechten uit het nu geldende bestemmingsplan één op één overgenomen. Dit betekent, dat glastuinbouwbedrijven in de bestemming Aw-L een maximale goothoogte van 6 meter kunnen hebben en via een wijzigingsbevoegdheid kunnen uitbreiden tot 3 ha. glas. Deze regeling is in overeenstemming met de Vr.
Glastuinbouw, met een oppervlakte van 5 ha. en een goothoogte van 6 meter, staat niet in verhouding tot het beperkte gebied ten zuiden van Oosteind. Ondanks dat hier een half open structuur wordt nagestreefd, worden de doorzichten door alle glasopstanden geblokkeerd. De raad heeft vastgesteld, dat een glastuinbouwbedrijf in dit gebied tot 5 ha mocht uitbreiden en niet tot 5 ha glasopstand plus 1 ha bijgebouwen (dus in totaal 6 ha).
De regeling voor de glastuinbouw in het mogelijke doorgroeigebied ten zuiden van Oosteind (met nu de bestemming Agrarisch') is één op één overgenomen uit het (onherroepelijke) bestemmingsplan Buitengebied, herziening 4. Met de uitspraak van de Raad van State over dit bestemmingsplan is de discussie hierover afgerond.
Niet-grondgebonden activiteiten als glastuinbouw horen thuis op een bedrijventerrein.
Glastuinbouw is en blijft een vorm van agrarische bedrijvigheid, waarvoor, conform landelijk en provinciaal beleid, plaats dient te zijn in het buitengebied.
De mogelijkheid om in één keer een vergunning te verlenen voor het herhaaldelijk plaatsen van tijdelijke TOV's tot een omvang van 3 ha. heeft de schijn van permanent.
Ingevolge de Vr. en de regeling in dit bestemmingsplan is sprake van een tijdelijke TOV, indien deze voorziening niet langer dan 6 maanden per jaar aanwezig is. Dat hiervoor mogelijk in één keer een omgevingsvergunning 45
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
voor meerdere jaren kan worden verleend, doet aan die tijdelijkheid niet af. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond. 20.
Van Gils Juridisch Advies, namens dhr. N.G.C. Leenaarts Bij het mogelijk gebruik maken van de provinciale ruimte voor ruimte-regeling t.a.v. het varkensbedrijf op het perceel Griendsteeg 17 wordt in afwijking van dat provinciaal beleid in de toelichting van het bestemmingsplan ten onrechte de eis gesteld, dat het bijkopen van fosfaatrechten (saldering) alleen mag plaatsvinden binnen de gemeente Oosterhout. Het is niet toegestaan om verdere eisen, dan bepaald is in de Vr., te stellen aan de toepassing van de ruimte voor ruimte-regeling.
In dit bestemmingsplan is geen ruimte voor ruimte-regeling opgenomen. Bij ingediende verzoeken om toepassing van die regeling zal van geval tot geval beoordeeld worden, of medewerking aan een dergelijk initiatief mogelijk is. Indien besloten wordt tot inwilliging van het verzoek, dan dient hiervoor een aparte procedure tot herziening van het bestemmingsplan te worden gevolgd. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
21. a.
Z L T O , namens dhr. A . J . van Meel De voor het agrarisch bedrijf Groenendijk 56 opgenomen aanduiding 'wetgevingszone voorziening buiten het bouwvlak' is te klein, nu niet alle bij het bedrijf behorende voorzieningen (rangeerstrook t.b.v. sleufsilo's, betonplaat t.b.v. opslag) binnen het bouwvlak of die aanduiding zijn opgenomen.
b.
Naast het agrarische melkrundveehouderijbedrijf worden op dit perceel als nevenactiviteit loonwerkactiviteiten verricht. In het geldende bestemmingsplan als ook in het voorontwerp van dit bestemmingsplan (via een specifieke aanduiding) had een correcte doorvertaling van die nevenfunctie plaatsgevonden. Deze specifieke aanduiding is in het ontwerp echter onterecht komen te vervallen.
Het vigerende bestemmingsplan en het voorontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 staan ter plaatse alleen een grondgebonden agrarisch bedrijf toe, zonder loonwerkactiviteiten (al dan niet als nevenfunctie). In een gevoerde beroepsprocedure t.a.v. het geldende bestemmingsplan is de agrarische bestemming gehandhaafd en is geen medewerking verleend aan het toestaan van een loonwerkbedrijf op die locatie.
c.
Mestverwerking als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf is op basis van de Vr2012 niet mogelijk. Evenwel is in de Vr2014 door de provincie erkend, dat het verwerken van mest afkomstig van de eigen locatie mogelijk moet zijn. Hier is geen sprake van een neven-
Zie de gemeentelijke reactie op zienswijze 6, onder j . van deze reactienota.
De aanwezige, met vergunning aangelegde voorzieningen dienen, voor zover deze ten dienste staan van de opslag van ruwvoer van een grondgebonden veehouderij en niet middels een vormverandering binnen het bouwvlak kunnen worden gelegd, alsnog binnen de vermelde aanduiding te worden opgenomen.
46 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
activiteit, maar dit maakt integraal onderdeel uit van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan mestverwerking voor van het bedrijf afkomstige mest toe te staan. 22.
J o h n Peeters Aqri Verzocht wordt om de bestemming van het perceel Molenschotseweg 1 (bestemming Loonwerk) te verruimen naar loonwerk 1 landbouwmechanisatiebedrijf. De mechanisatie l reparatie zal plaats vinden in de werkplaats van het loonbedrijf. Er zal geen verkooppunt komen.
Conclusie: De zienswijzen onder a. en c. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder a. en c. zijn gegrond; de zienswijze onder b. is ongegrond. Het perceel Groenendijk 2 2 1 Molenschotseweg 1 heeft de bestemming 'Bedrijf - semiagrarisch', waaronder o.m. een loonwerkbedrijf valt. Bij een landbouwmechanisatiebedrijf gebeuren in het bijzonder reparatiewerkzaamheden aan materieel van derden, in tegenstelling tot een loonwerkbedrijf, waar alleen onderhoud aan eigen materieel plaats vindt. Een mechanisatiebedrijf is een industriële activiteit, welke plaats dient te vinden op een bedrijventerrein. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
23. a.
Maatschap v.d. Heiikant - van der Schriek Bij het agrarisch bedrijf op het perceel Heikant 49 vindt de teelt van zachtfruit en asperges plaats. T.b.v. de bescherming tegen weersinvloeden wordt gebruik gemaakt van tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, gelegen buiten het bouwvlak, met een hoogte hoger dan de toegestane 2,5 meter. Verzocht wordt om voor die TOV een hogere maat toe te staan.
b.
T.b.v. de huisvesting van seizoenarbeiders dient het plaatsen van een woonunit bij een tuinbouwbedrijf te worden toegestaan. Andere opties (woning huren, afspraken met campings) zijn niet mogelijk vanwege de korte duur van de aanwezigheid van de seizoenarbeiders, de onzekerheid wanneer er werk is en de hoge kosten. Met een goede inpassing moet een dergelijke voorziening op het agrarisch bedrijf mogelijk zijn.
24. a.
Dhr. J . Boqers De gemeente heeft in een koopovereenkomst (27 juli 2010 en 29 maart 2013) de intentie uitgesproken medewerking te willen verlenen aan de splitsing van de woonboerderij, dan
Binnen het agrarisch bouwvlak van dit bedrijf is nog minimaal 0,5 ha. beschikbaar voor de plaatsing van (tijdelijke) hoge TOV. Bovendien is in artikel 3.3.4 van de regels van het bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid om voor tijdelijke TOV via een omgevingsvergunning tot een maximale hoogte van 4,5 m. af te wijken van de in de regels opgenomen standaardhoogte van 2,5 m.
Zie de gemeentelijke reactie op zienswijze 6, onder f. van deze reactienota.
Conclusie: Deze zienswijzen vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: Deze zienswijze zijn gegrond. Op basis van de in de overeenkomst gemaakte afspraken wenst de gemeente in principe medewerking te verlenen aan de plannen van betrokkene. Evenwel is de gemeente afhanke47
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
wel de realisatie van een bouwkavel op het perceel Heikantsestraat 47. Voor de bouw van de extra woning zou een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan worden opgenomen. De bedrijfsactiviteiten zouden worden beëindigd, zodra de realisatie van de bouwkavel mogelijk is. Nu in september 2013 een gedeeltelijke intrekking van de voor het bedrijf geldende omgevingsvergunning heeft plaats gevonden, is de weg vrij voor boerderijsplitsing I realisatie van een bouwkavel. In het ontwerp-bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden voor de realisering van de bouwkavel, terwijl dit in de overeenkomst beloofd was.
lijk van de indiening door betrokkene van een ruimtelijke onderbouwing voor de voorgestane ontwikkelingen op dit perceel. Aan de hand van die onderbouwing kan worden bezien, of aan de geldende voorwaarden kan worden voldaan en dus definitief medewerking kan worden verleend. Een goedgekeurde ruimtelijke onderbouwing van de voorgestane ontwikkeling vormt de basis om die ontwikkeling te kunnen opnemen in een bestemmingsplan.
De omvang van het agrarisch bouwvlak is ten onrechte verkleind t.o.v. het geldende bestemmingsplan.
Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak is gelijk aan het dat uit het geldende bestemmingsplan en behoeft dan ook geen aanpassing.
Verzocht wordt om op het agrarisch bouwvlak een statische opslag (voor caravanstalling) van 800 m2 toe te staan.
In de regels is in artikel 3.5.1 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor nevenactiviteiten, waaronder inpandige statische opslag. Hierbij is wel een maximale maat van 500 m2 opgenomen. Gezien het feit, dat het een nevenactiviteit betreft, wordt een maat van 500 m2 meer dan voldoende geacht. Op het moment dat het bestemmingsplan van kracht is, kan een omgevingsvergunning worden aangevraagd om in een deel (tot maximaal 500 m2) van de bestaande bebouwing de gevraagde nevenactiviteit te mogen ontplooien. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond.
25.
Dhr. L.A.J.M. Schellekens Het agrarisch bedrijf Heikantsestraat 64 heeft op basis van de huidige bezetting en exploitatie van bedrijfsgebouwen binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen meer ruimte nodig voor statische opslag, dan de vermelde maximale maat van 500 m2. Indien deze maat wordt opgerekt naar 1000 m2 (welke maat in meerdere gemeenten wordt toegepast) zijn 2 gebouwen beter te benutten. Verpaupering van gebouwen in het buitengebied wordt dan voorkomen.
De functie van statische opslag wordt beschouwd als een niet-agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Om te bereiken, dat het om een ondergeschikt onderdeel van de ter plaatse aanwezige bedrijfsvoering gaat, zijn er beleidsmatig eisen gesteld aan de maximale omvang van een nevenactiviteit. Bij een grotere omvang is geen sprake meer van een nevenfunctie, alsmede kunnen negatieve effecten op de omgeving uit een oogpunt van landschap, milieu en verkeer optreden. 48
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond. 26.
Agro AdviesBuro, namens Glastuinbouwvereniging Oosteind Een hogere goothoogte van kassen dient binnen de reguliere planregels (zonder wijzigings- of afwijkingsbevoegdheid) te worden toegestaan. Indien onverhoopt toch een afwijkingsbevoegdheid nodig wordt geacht, dan zijn de gestelde voorwaarden erg subjectief en kunnen te gemakkelijk tot weigering van de vergunning leiden. De enige aanvaardbare voorwaarde is, dat er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de belangen van de eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waaronder de schaduwwerking naar een glastuinbouwbedrijf.
Zie de gemeentelijke reactie op zienswijze 6, onder c. van deze reactienota. De gestelde voorwaarden zijn gangbaar in de alledaagse bestemmingsplanpraktijk en zijn noodzakelijk om te beoordelen, of een concrete situatie niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Aangedrongen wordt om gegraven waterbassins bij glastuinbouwbedrijven ook buiten het bouwvlak toe te staan en de regeling in artikel 3.1.2, sub b, en 3.2.10, lid d, hierop aan te passen. In het geldende bestemmingsplan was slechts een waterbassin, dat als bouwwerk kan worden aangemerkt (een gegraven waterbassin is geen bouwwerk), uitgesloten buiten het bouwvlak.
In deze zienswijze wordt terecht vermeld, dat de bedoeling van de regeling (om zowel gebouwde als gegraven waterbassins binnen het bouwvlak, als ook binnen het bestemmingsvlak 'glastuinbouw (doorgroei)' te kunnen oprichten), niet geheel correct in artikel 3.1.2 is geregeld.
Gebouwen zijn o.b.v. artikel 3.2.2, lid a, alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Nu
In artikel 3.2.3, lid b, wordt aangegeven, dat kassen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' of 'specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouw doorgroei'. Deze aanduiding ligt ook op het bouwvlak. Dit betekent, dat kassen ook binnen dat bouwvlak gesitueerd kunnen zijn. Aanpassing van de regel van 3.2.2, lid a., is dan ook niet nodig.
kassen ook gebouwen zijn, had er in dit artikel een specifieke uitzondering voor kassen gemaakt moeten worden.
In de in artikel 3.5.4. opgenomen afwijkingsregeling om huisvesting van seizoenarbeiders mogelijk te maken, zijn de leden a. en b. tegenstrijdig aan elkaar, nu huisvesting in een gebouw dat zowel een woning als een niet-zelfstandige woonruimte is, praktisch onmogelijk is. Voorts is de in lid c. vermelde maat aan vierkante meters gebruiksvloeroppervlak per persoon (24 m2)
Zie de gemeentelijke reactie op zienswijze 6, onder f. van deze reactienota.
veel te hoog (dient maximaal 10 m2 te zijn). Tenslotte wordt voorgesteld lid d. (maximum
49 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
van 6 personen per woonruim-te) te schrappen, nu de leefbaarheid al wordt vastgelegd met het aantal vierkante meters per bewoner. e.
Met het in artikel 3.2.3, lid a, opnemen van de eis, dat de uitbreiding van kassen stikstofneutraal dient plaats te vinden, worden eerdere rechten om te komen tot uitbreiding van kassen ontnomen. Doordat kassen verwarmd worden ontstaat NOx-uitstoot door de aardgasverbranding, zodat uitbreiding van die kassen onmogelijk wordt gemaakt.
Uit de Plan-MER en de daarbij behorende passende beoordeling is gebleken, dat de uitbreiding van kassen een significante invloed heeft op de Natura 2000 - gebieden. Er geldt dan ook een wettelijke verplichting om ter zake maatregelen te treffen. Dit kan gebeuren door het opnemen van een 'voorwaardelijke' regel van stifstofneutraliteit of door de gehele uitbreidingsmogelijkheid te schrappen (begrenzen tot op de muur). Er is voor de eerste oplossing gekozen, omdat door het treffen van maatregelen (modernere stookinstallaties) een uitbreiding niet gepaard behoeft te gaan met een toename van de stikstofuitstoot 1 -depositie.
f.
De aanleg van verhardingen buiten een bouwvlak bij glastuinbouwbedrijven is o.b.v. artikel 3.1.2, sub b, niet toegestaan (geen aanduiding 'wetgevingszone - voorziening buiten bouwvlak' opgenomen). Verzocht wordt dit alsnog mogelijk te maken binnen de regels.
Bij glastuinbouwbedrijven liggen de kassen niet in een bouwvlak, maar in een bestemmingsvlak met de aanduiding 'glastuinbouwbedrijf' of 'specifieke vorm van agrarisch glastuinbouw doorgroei'. Vanuit bedrijfsoogpunt kan het noodzakelijk zijn, dat rondom die kassen, maar wel binnen het bestemmingsvlak, verhardingen worden aangelegd. Om dit alsnog mogelijk te maken, dient in artikel 3.2.10, lid d, onder 3, (evenals in artikel 4.2.10, lid d, onder 3) naast waterbassins ook een uitzondering te worden gemaakt voor verhardingen binnen die beide aanduidingen. Conclusie: De zienswijzen onder b., d. en f. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder b., d. en f zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond.
27. a. t/m f. g-
Aqro AdviesBuro, namens dhr. C. Huvben zie zienswijze 26.
Zie reactie bij zienswijze 26.
Een vergunde, nog te bouwen bedrijfsruimte en een deel van de bestaande bedrijfsruimte op het perceel Heistraat 3 liggen buiten het bouwvlak. Verzocht wordt het bouwvlak zodanig te vergroten, dat de bedrijfsruimten
De verbeelding wordt gewijzigd, zodanig dat de bestaande en vergunde bedrijfsruimten binnen het bouwvlak zijn gesitueerd.
hierbinnen vallen.
50 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Conclusie: De zienswijzen onder b., d., f. en g. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder b., d., f. en g. zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond. 28.
Dhr. J . Oomen De aanduiding 'intensieve veehouderij' is ten onrechte verwijderd van het agrarisch bouwvlak op het perceel Heistraat 8. Het feit, dat er nu geen intensieve veehouderij aanwezig is, rechtvaardigt niet om die aanduiding te schrappen. Om de toekomst van het bedrijf veilig te stellen, is het van groot belang deze rechten te behouden.
Omdat uit het Bestand Veehouderij Bedrijven (BVB) blijkt, dat op dit perceel geen intensieve veehouderij meer aanwezig is en omdat de vergunning hiervoor is ingetrokken of vervallen, dient de aanduiding 'iv' - mede naar aanleiding van de provinciale vooroverlegreactie - te worden verwijderd. De vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen zijn in dit bestemmingsplan, mede als uitvloeisel van het provinciale beleid, als verwoord in de Vr2014, niet toegestaan. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
29. a. t/m f. g-
30. a.
Aqro AdviesBuro, namens dhr. T.M.P.M. Moerenhout zie zienswijze 26.
Zie reactie bij zienswijze 26.
Verzocht wordt het bouwvlak op het perceel Heistraat 9 te wijzigen, zodat de huidige bedrijfsruimte en de warmwateropslagtank geheel binnen dat bouwvlak komen te liggen.
Het bouwvlak wordt hierop aangepast.
Z L T O , namens dhr. F.A.A.M. van Zon T.b.v. het gebruik maken van permanente teeltondersteunende voorzieningen (waarvoor vergunning is verleend) bij het vollegrondstuinbouwbedrijf op het perceel Heistraat 15, alsmede voor de uitbreiding van die TOV, bestaat behoefte aan uitbreiding van het agrarisch bouwvlak tot 1,5 ha. Alle permanente TOV zijn dan binnen het bouwvlak gesitueerd. Aan de hand van een aangeleverde ruimtelijke onderbouwing wordt aange-
Conclusie: De zienswijzen onder b., d., f. en g. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder b., d., f. en g. zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond. Aan de voorwaarden van de in dit ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijzigingsregeling t.b.v. vergroting 1 vormverandering van een agrarisch bouwvlak (artikel 3.7.1) wordt, gezien de aangeleverde en inmiddels geaccordeerde ruimtelijke onderbouwing, volledig voldaan. Vergroting van het bouwvlak tot 1,5 ha. is dan ook mogelijk. Deze wijziging wordt alsnog meegenomen in dit bestemmingsplan. De ruimtelijke onderbouwing wordt
51 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
b.
toond, dat de gewenste ontwikkeling voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
toegevoegd aan (de toelichting van) het bestemmingsplan.
De huisvesting van arbeidsmigranten in
Zie de gemeentelijke reactie op zienswijze 6, onder f. van deze reactienota.
woonunits, zoals nu op het perceel Heistraat 15 plaats vindt en wordt gedoogd, dient in dit bestemmingsplan te worden toegestaan. Voor de agrariërs is het van wezenlijk belang om te beschikken over economisch haalbare en zeker ook humane huisvesting voor de arbeidsmigranten, die tijdens het oogstseizoen bij hen in dienst zijn. De huisvestingsvraag is periodiek en niet jaarrond, zodat het tijdelijk huren van woonruimte financieel niet haalbaar is. Ook het verblijf op vakantieparken is ongewenst. Door woonunits toe te staan, wordt goedkope huisvesting mogelijk, met voor iedere arbeidsmigrant een eigen privacy en met toezicht ì begeleiding door de agrariër zelf. 31.
Dhr. J . Timmermans Aan de bestemming Agrarisch bedrijf op het perceel Heistraat 17 dient de nevenfunctie van paardenpension te worden toegevoegd, nu er in de bestaande situatie ongeveer 10 tot 15 stallen worden gebruikt voor pensionklanten. De rijhal wordt voor het grootste deel gebruikt voor het africhten en trainen van de eigen paarden.
Conclusie: De zienswijzen onder a. en b. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn gegrond. De ter plaatse aanwezige nevenfunctie wordt verwerkt in de staat van nevenactiviteiten (artikel 3.1.2, onder c.) en op de verbeelding (door het opnemen van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch'). Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond.
32. a.
AVRI Bloem- en Tuincentrum Het tuincentrum aan de Heistraat 47 heeft toekomstplannen om het huidige bouwvlak (van 7.325 m2) uit te breiden met 12.000 m2, nodig om de concurrentie uit binnen- en buitenland het hoofd te kunnen bieden. Ook wil men door de vergrijzing, het hebben van meer vrije tijd en de langere tijdsbesteding in een tuincentrum de klanten meer bieden. Het gaat dan om een wandeltuin, vijverpartijen, forelvijver, showtuinen, recreatieve voorzieningen (kinderboerderij, speeltuin) en vormen van educatie (met plaatselijke onderwijsinstellingen). Hierbij hoort een vergroting van het parkeerterrein. Verzocht wordt deze ontwikkeling in dit bestemmingsplan op te nemen.
De toekomstplannen verkeren nog in een oriënterende fase. Ter zake zal eerst een nader uitgewerkt plan moeten worden ingediend. Dit plan kan en zal dus worden getoetst aan het hiervoor van toepassing zijnde beleid, zoals dat blijkt uit dit bestemmingsplan en uit de provinciale Verordening ruimte. Vervolgens zal die ontwikkeling moeten worden gemotiveerd in een door betrokkenen aan te leveren ruimtelijke onderbouwing. Eerst na accordering van die ruimtelijke onderbouwing, waarbij is vastgesteld, dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening, kan op basis hiervan een separate herziening van het bestemmingsplan in procedure worden gebracht. Opneming in dit bestemmingsplan is dus sowieso (nog)niet mogelijk.
52 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
b.
Voor de locatie Heistraat 25 wordt gevraagd om de bestaande bestemming horeca 1 catering uit te breiden naar tuincentrum en/of horeca 1 catering 1 restaurant. Hierbij zou dan tevens de mogelijkheid voor de bouw van een bedrijfswoning opgenomen kunnen worden.
Ook hiervoor geldt, dat eerst uit een ruimtelijke onderbouwing moet blijken, dat de gevraagde ontwikkeling uit een oogpunt van ruimtelijke ordening acceptabel is. Eerst als dit is vastgesteld, kan op basis hiervan een separate herziening van het bestemmingsplan worden gestart. Opneming in dit bestemmingsplan is dus sowieso (nog) niet mogelijk.
c.
Gevraagd wordt om voor de bestaande gebouwen l kassen, als ook voor de in de toekomst te bouwen gebouwen, op zowel het perceel Heistraat 47 als Heistraat 25 een hogere goothoogte tot maximaal 8 meter op te nemen.
In dit bestemmingsplan zijn de maximale hoogten voor gebouwen en kassen uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Gelet op de ligging van het perceel Heistraat 47 in de groenblauwe mantel wordt een goothoogte van 8 meter in dit gebied, zonder dat hier een nadere ruimtelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt, niet acceptabel geacht. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond.
33. 34.
35.
Dhr. F.C.M. v.d. Avoird, mede namens AVRI Bloem- en Tuincentrum Verzocht wordt de bestemming van een aantal percelen ter hoogte van de Heistraat, Groenstraat, Hoge Dijk nader aan te duiden als 'boomkwekerij'. Dit geldt ook voor een perceel aan de Oude Oosterhoutsebaan 1 Hoge Dijk, nu vallend onder de Boswet. Bedoeling is het bos te handhaven, maar de administratieve lasten (melding o.g.v. de Boswet, omgevingsvergunning voorwerk met uitvoering van een globaal natuurwaardenonderzoek) te beperken.
Mureau Advies, namens dhr. J . Damen Verzocht wordt om in het vast te stellen bestemmingsplan aan de karakteristieke schuur (gemeentelijk monument) op het perceel Hespelaar 24a een woonbestemming toe te kennen. Aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor het toevoegen van een woning (artikel 23.6.1 van de regels) wordt voldaan. Indien gewenst kan in een afzonderlijke rapportage worden beargumenteerd, dat de locatie voldoet aan alle gestelde voorwaarden, waaronder ook de vereiste landschappelijke inpassing.
De hier opgenomen agrarische bestemming maakt een gebruik als boomkwekerij zonder meer mogelijk. Omdat de Boswet uitgaat van de feitelijk aanwezige situatie en dus de bestemming niet relevant is, is er geen reden om de bestemming aan te passen.
Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond. Aan de hand van een aan te leveren ruimtelijke onderbouwing dient te worden gemotiveerd, dat aan alle gestelde eisen voor toepassing van die wijzigingsbevoegdheid t.b.v. woningsplitsing 1 toevoegen woning wordt voldaan. Daarin dient ook te worden aangegeven, hoe de vereiste kwaliteitsverbetering zal zijn geregeld. Nu deze onderbouwing ontbreekt, is het niet mogelijk in het kader van dit bestemmingsplan aan die schuur een woonbestemming toe te kennen. Dit zal dienen plaats te vinden in een te voeren wijzigingsprocedure.
53 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond. 36.
PlanM Advies, namens dhr. P. v.d. Bend, dhr. P. van Loon en dhr. J . van Loon In het bestemmingsplan dient de ruimte te worden geboden om op percelen aan de Hoogstraat, naast nr. 92, een woningbouwplan mogelijk te maken. Dit kan gebeuren door opneming van een woonbestemming, of een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan, of een opdracht aan het college dit separaat te regelen. Aangegeven wordt, dat dit plan past binnen het provinciaal beleid, als verwoord in de Vr. Gesteld wordt, dat het toevoegen van één of enkele woningen op deze locatie alleen kan middels de regeling ruimte voor ruimte. Aan de voorwaarde, dat de locatie in een bebouwingsconcentratie binnen de groenblauwe mantel of agrarisch gebied moet zijn gelegen wordt voldaan. Ter plaatse is sprake van een bebouwingscluster (verzameling van gebouwen met diverse functies buiten bestaand stedelijk gebied). Verwijzing naar de kaart "Ontwikkelingen" uit het geldende plan is niet aan de orde, nu hierin over bebouwingslinten wordt gesproken en nu in het ontwerpbestemmingsplan een actualisering van het beleid plaats vindt. Deze ontwikkeling in combinatie met een goede landschappelijke inpassing kan voor een goede stedenbouwkundige afronding van het bebouwingscluster ter plaatse zorgen. Ook is de projectlocatie gelegen in een gebied, dat in de Vr. is aangewezen als 'Zoekgebied verstedelijking'. Op basis van de definitie in de Vr. is ter plaatse onder voorwaarden een stedelijke ontwikkeling mogelijk. In de op 22 oktober 2013 vastgestelde Structuurvisie voor het gehele grondgebied van de gemeente, thema Wonen, wordt de bebouwing aan de overzijde van de projectlocatie tot het bestaand stedelijk gebied gerekend en is de projectlocatie zelf gelegen in het zogenaamde zoekgebied wonen. Omdat ook de afbakening van het bestaande woongebied niet nauwkeurig is gedaan, moet de projectlocatie ook binnen bestaand woongebied vallen. Dit houdt in, dat ter plaatse ruimte
Vastgesteld moet worden, dat het perceel aan de Hoogstraat is gelegen buiten het gebied, dat in de provinciale Vr2014 de aanduiding 'Stedelijk gebied' heeft gekregen. Het gebied is aangeduid als 'gemengd landelijk gebied'. Als basis geldt, dat het binnen een dergelijk gebied verboden is om nieuwe woningen op te richten, ter voorkoming van verdere verstening van het buitengebied. De ruimte voor ruimte-regeling is op de voorliggende situatie niet van toepassing. Basis voor deze regeling is de sloop van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen voor intensieve veehouderijen en de doorhaling van mestrechten voor die veehouderijen. Het gemeentelijke beleid gaat er van uit, dat de te slopen gebouwen en de door te halen productierechten zich bevinden binnen Oosterhout. Eerst indien aan deze voorwaarden kan worden voldaan, komt de vraag aan de orde, wat mogelijk een geschikte locatie kan zijn voor de, ter compensatie van de te slopen agrarische bedrijfsgebouwen, nieuw te bouwen woning(en). De aanduidingen Zoekgebied verstedelijking uit de Vr 2014 en Zoekgebied wonen uit de Structuurvisie zijn bedoeld voor grootschalige stedelijke ontwikkelingen, die het algemeen maatschappelijk belang dienen (aanleg van woonwijk of bedrijventerrein) en niet voor individuele ontwikkelingen. Indien al een individuele ontwikkeling mogelijk zou zijn, dan geldt hier (op basis van artikel 8.2 Vr2014), evenals bij de ruimte voor ruimte-regeling, dat er sprake moet zijn van een bebouwingsconcentratie (bebouwingslint of - cluster). Voor de betrokken locatie is geen sprake van bestaand woongebied, maar van agrarische gronden gelegen in het buitengebied. Ook is de afbakening in de Structuurvisie niet relevant voor de toepassing van de ruimte voor ruimteregeling, maar het gegeven, of er ter plaatse sprake is van een bebouwingsconcentratie. Het feit, dat in het verleden een voorkeursrecht
54 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
37. a.
voor ruimte woningen toepasbaar zijn. Voorts is in het verleden een voorkeursrecht o.g.v. de Wet voorkeursrecht gemeenten op de gronden van de projectlocatie gelegd. Ook de aanleg van het toekomstige tracé Oosterhout - Dongen nabij de projectlocatie kan geen reden zijn om uit een oogpunt van geluidhinder medewerking te weigeren aan de woningbouwplannen op de projectlocatie. Opgemerkt wordt voorts, dat het oorspronkelijke perceel met een bouwbestemming bij vererving in 5 gelijke delen is verdeeld, waarbij op 1 perceel een woning stond en de andere 4 delen werden bestempeld als agrarisch. De bestemming agrarisch is niet passend bij deze kleine percelen. In de buurt zijn meerdere nieuwe woningen gebouwd. Tenslotte zijn ten zuiden van de Ekelstraat in de loop der jaren meer agrarische gronden omgezet naar bouwgrond. Agro AdviesBuro, namens dhr. A.J.M. Vermeulen De in artikel 3.2.2, onder c. opgenomen regeling, dat gebouwd moet worden achter de voorgevelrooilijn, betekent voor het perceel Hoogstraat 100, waar de bedrijfswoning nog niet is gebouwd, dat een groot deel van het bouwvlak niet bebouwd kan worden. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen, is het beter om, zoals in het vigerende plan, ter bepaling van de rooilijn een vastgestelde afstand vanuit het hart van de weg te hanteren.
zou zijn gevestigd, is hierbij niet relevant, noch het aspect, dat gevonden wordt dat tot een goede afronding van het stedelijk gebied kan worden gekomen. De kadastrale splitsing van een perceel kan er niet toe leiden, dat bestemmingen, in strijd met een goede ruimtelijke ordening, moeten worden aangepast. Het gegeven dat in de buurt meerdere woningen zijn gebouwd en gronden zijn omgezet naar bouwgrond, doet geen afbreuk aan de thans geldende beleidslijn en overige aspecten van een goede ruimtelijke ordening.
Nu voor een bedrijfswoning op het perceel Hoogstraat 100 een omgevingsvergunning is verleend, dient de opgenomen aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' van de verbeelding te worden verwijderd.
Er is een omgevingsvergunning voor de bedrijfswoning verleend, reden waarom de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' dient te worden geschrapt.
De regeling in artikel 3.3.5 inzake de herbouw van de bedrijfswoning dient ook van toepassing te zijn op situaties, waarbij reeds eerder een vergunning is verleend voor de woning, maar waarbij die woning nog niet is gebouwd (zoals op het perceel Hoogstraat 100). Bij mogelijke wijzigingen van het bouwplan zouden anders extra eisen, als
Door de verlening van de omgevingsvergunning staat planologisch vast, dat op dit perceel een bedrijfswoning kan worden opgericht. De regeling voor de herbouw van een bedrijfswoning is dan niet van toepassing.
Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
Deze opmerking wordt terecht gemaakt. De nu opgenomen regeling kan inderdaad tot ongewenste situaties leiden, reden waarom artikel 3.2.2, onder c , wordt geschrapt en vervangen door een meer concrete regel. Omdat een gelijke regeling (veelal in lid 2.2) in meerdere artikelen voorkomt, dient die regeling ook in die artikelen te worden aangepast.
gesteld in de artikelen 3.2.7, lid a, sub 3, en 3.3.6 van toepassing kunnen zijn.
55 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Aangedrongen wordt om gegraven waterbassins bij glastuinbouwbedrijven ook buiten het bouwvlak toe te staan en de regeling in artikel 3.1.2, sub b, en 3.2.10, lid d, hierop aan te passen. Gevraagd wordt te bevestigen, dat op dit perceel de rooilijn niet vanuit de Heistraat, maar vanuit de Hoogstraat wordt bepaald. e.
h
g. en i.
Zie reactie bij zienswijze 26, onder b. Het glastuinbouwbedrijf is gesitueerd aan de Hoogstraat, reden waarom de voorgevelrooilijn wordt gezien vanaf die straat.
Een op het perceel Hoogstraat 71 aanwezige opslagruimte is ten onrechte buiten het bouwvlak gelegd. Deze opslagruimte kan niet worden beschouwd als een kas, nu hierin geen teelt plaats vindt.
Het bouwvlak wordt in de gevraagde zin gewijzigd.
Voor het glastuinbouwbedrijf Bankenweg 7 dient het bouwvlak te worden uitgebreid met een diepte van 16 meter over de gehele breedte van het perceel. De verwerking van de producten vindt plaats in de bestaande kasconstructie.
Een verwerkingsruimte dient binnen een bouwvlak te zijn opgenomen. Het bouwvlak dient te worden aangepast, voor zover hiermee het maximum van 0,75 ha en het bestemmingsvlak 'glastuinbouw' niet worden overschreden.
Dezelfde zienswijzen zijn ingediend als bij zienswijze 26, onder c , d. en e.
Zie reactie bij zienswijze 26, onder c, d en e. Conclusie: De zienswijzen onder a., b., e., f. en h. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder a., b., e., f. en h. zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond.
38.
39.
Z L T O . namens Dier-N-artsen T.b.v. de dierenkliniek, gevestigd op het perceel Hoogstraat 98 en 98a, is het noodzakelijke enkele paarden ter observatie in een bijgebouw te kunnen huisvesten. Huisvesting in de bestaande bebouwing is om redenen van hygiëne en steriliteit ongewenst. Oprichting van dat bijgebouw binnen het in het ontwerp aangegeven bouwvlak is door de commissie voor Welstand en Monumenten afgewezen, omdat daardoor het zicht op het gemeentelijke monument Hoogstraat 98a te zeer wordt belemmerd. Om het bijgebouw te kunnen realiseren is het nodig om het bouwvlak van vorm te veranderen, waarbij de oppervlakte van dat bouwvlak ongewijzigd blijft. Dhr. B. Schoenmakers De realisering van een tuinhuis in de tuin bij de bedrijfswoning op het bedrijfsperceel
Teneinde een goed zicht op het monumentale pand Hoogstraat 98a te kunnen behouden, worden aan de situering van de benodigde paardenstal aanvullende eisen gesteld. Nu het bouwvlak niet wordt vergroot en ook voldaan blijft worden aan de in de regels opgenomen maximale bebouwde oppervlakte, is er niets op tegen de vorm van dat bouwvlak enigszins aan te passen.
Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond. Om te komen tot een concentratie van de bedrijfsbebouwing, is het bouwvlak bij de
56 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Hoogstraat 106 is niet mogelijk, nu die tuin is gelegen buiten het aangegeven bouwvlak (maar wel binnen het bestemmingsvlak). Gevraagd wordt dergelijke bijgebouwen ook binnen het bestemmingsvlak 'Bedrijf toe te staan.
bestemming 'Bedrijf in dit bestemmingsplan strak om de aanwezige bedrijfsbebouwing gelegd. Een aanzienlijk oprekken van dat bouwvlak, om een bij de woning behorend bijgebouw als een tuinhuisje, mogelijk te maken, is in strijd met dat concentratieuitgangspunt. Voor dergelijke situaties kan een beroep worden gedaan op de wettelijke afwijkingsmogelijkheid van het Besluit omgevingsrecht (Bijlage II, artikel 4, lid 1, onder b.). Op basis van die regeling is de bouw van een tuinhuisje op dat perceelsdeel mogelijk. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
40.
Maatschap Verhoef - van Beek De in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen vormverandering van het agrarisch bouwvlak op het perceel Houteindsestraat 16 dient ook in het vastgestelde plan te zijn opgenomen.
Er is geen aanleiding om het bestemmingsplan op dit onderdeel gewijzigd vast te stellen. De zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
41.
Van Dun Advies, namens dhr. T.C.W. Havermans Verzocht wordt om het agrarisch bouwvlak Hultenkant 16 van vorm te veranderen. Hierdoor wordt het mogelijk om de ter vervanging van de bestaande gebouwen nieuw te bouwen loodsen t.b.v. de buxuskwekerij op een grotere afstand van het zeer nabij gelegen agrarisch bedrijf Hultenkant 14 te situeren. Op die manier kan voor beide locaties een duurzame bedrijfsvoering mogelijk gemaakt worden en wordt de bouwkundige eenheid van beide locaties doorbroken, hetgeen ten goede komt aan de kleinschaligheid van het landschap.
De bedrijfsgebouwen van de agrarische bedrijven Hultenkant 14 en 16 zijn op zeer korte afstand van elkaar gesitueerd. Nu de eigenaar van het perceel Hultenkant 16 voornemens is de bestaande bebouwing te slopen en nieuwe bebouwing te realiseren, is het voorstelbaar, dat hij dit doet op een grotere afstand van het buurbedrijf, mede ook omdat het twee totaal verschillende agrarische bedrijfstakken betreft. Nu het bouwvlak niet wordt vergroot, de vormverandering beperkt is en de landschappelijke situatie wordt verbeterd, is er niets op tegen de vorm van dat bouwvlak enigszins aan te passen. Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond.
57 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
42. a.
b.
Justion Advocaten, namens Katjeskelder De in het schema van artikel 16.1.2 opgenomen maximale bebouwde oppervlakte van 4.100 m2 voor De Katjeskelder, Katjeskelder 1 (sr-6) is, nu op basis van artikel 16.2.2 ook de recreatie-verblijven voor de berekening van die oppervlakte meetellen, niet in overeenstemming met de daadwerkelijk aanwezige bebouwing.
Deze opmerking wordt terecht gemaakt. Lid e. van artikel 16.2.2 van de regels wordt dusdanig aangepast, dat de in artikel 16.1.2 genoemde oppervlakte niet van toepassing is op recreatieverblijven en sanitaire voorzieningen.
Diverse recreatieverblijven hebben een hogere goot- en nokhoogte dan de in artikel 16.2.4, lid d. en e. toegestane 3 resp. 5 meter. Gevraagd wordt de maximumbouwhoogte voor recreatieverblijven vast te stellen op de nu aanwezige hoogte van 8,5 meter en de maximale goothoogte(eveneens conform de nu aanwezige situatie) vast te stellen op 6,5 meter, dan wel de goothoogte achterwege te laten.
De maximale goot- en nokhoogte wordt verhoogd tot 3,5 resp. 6 meter, conform de gebruikelijke maat van bijgebouwen bij de in het buitengebied aanwezige functies. Een hogere maat is, gezien de ligging van dergelijke recreatieverblijven in en nabij natuurgebieden, uit ruimtelijk oogpunt ongewenst. In verband met de nu reeds aanwezige hogere bebouwing wordt aan artikel 16.2.4, leden d. en e. een passage toegevoegd, waarin wordt bepaald dat bestaande hogere goot- en nokhoogte als maximum gelden. Hiermede valt dergelijke bebouwing niet onder het overgangsrecht.
Een aanwezige wasserette op het terrein is gesitueerd buiten het aangegeven bouwvlak.
Een wasserette kan, gelijk aan een toilet en/ of douchegebouw, gezien worden als een sanitaire voorziening. De regeling zal zodanig worden aangepast, dat ook wasserettes buiten het bouwvlak mogen worden opgericht.
De Katjeskelder beschikt over diverse horeca- en dagrecreatieve voorzieningen, die primair bedoeld zijn voor de gasten, maar daarnaast ook gebruikt worden door inwoners van Oosterhout. In de tabel van 16.1.2, onder a, is dit bij sr-6 ten onrechte niet vermeld.
Gezien de feitelijke situatie worden aan de tabel in artikel 16.1.2, onder a, bij sr-6 (3 kolom) een volwaardige horecafunctie (behorende tot horeca-categorie 1) en dagrecreatieve voorzieningen toegevoegd. e
Conclusie: De zienswijzen vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn gegrond. 43. 44. 45. 46.
Dhr. F . C . van der Valle Dhr. V. van Gils Dhr. J . C . Haarbosch Dhr. F.J.M. Hoffmans Vanwege een bouwplan van Thuisvester om aan de Maalderijstraat 8 sociale woningen te bouwen, zal de huidige bestemming 'agrarisch' gewijzigd moeten worden. Bij deze wijziging van het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met de in de
De betrokken ontwikkeling is niet in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.
58 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
47.
Stedenbouwkundige visie van 21 juli 2009 verwoorde uitgangspunten, zijnde behoud van het karakteristieke Oosteindse landschap en haar typische doorzichten en andere specifieke punten. Ook dient een eerder besluit om ter plaatse maximaal 4 tot 6 woningen te bouwen, in acht te worden genomen. Bij voorkeur dient dit gebied nu en in de toekomst de agrarische bestemming te houden, vanwege het landelijke karakter van de woonomgeving en het karakteristiek doorzicht naar de omgeving. Dhr. P.A.M. Damen De ingediende zienswijzen hebben enkel betrekking op de toekomstige ontwikkelingen, zoals vermeld in het ter visie gelegde ontwerp-bestemmingsplan Buitengebied, herziening 6 Bergvlietse B o s s e n .
Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond. Deze zienswijzen hebben betrekking op een ontwikkeling, die niet is opgenomen in dit bestemmingsplan. Zij zullen van een gemeentelijk commentaar worden voorzien in de reactienota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 6 Bergvlietse Bossen'. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond.
48. a.
Gebr. van Ginneken De in de tabel van artikel 8.1.2, onder a, opgenomen maximale bebouwde oppervlakte van 1.694 m2 voor het perceel Moerstraat 9 is niet correct, nu er met vergunning al 3.100 m2 aanwezig is.
b.
De mogelijkheid tot het plaatsen van schuilstallen voor dieren anders dan bij agrarische bedrijven is niet in het bestemmingsplan opgenomen, ondanks het feit, dat de raad hiertoe een amendement heeft aangenomen.
De genoemde maat wordt aangepast aan de daadwerkelijk aanwezige hoeveelheid bebouwing.
Nadat de raad het amendement om schuilstallen voor vee buiten een bouwvlak toe te staan heeft aangenomen, heeft de provincie schriftelijk gereageerd, dat de in het amendement verwoorde bouwmogelijkheid in strijd is met de Verordening ruimte. Dit is vervolgens aan de raad gecommuniceerd. Vanwege de strijd met de Vr2014 is ook in dit bestemmingsplan afgezien van het opnemen van een bouwmogelijkheid voor schuilstallen buiten bouwvlakken. Conclusie: De zienswijze onder a. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder a. is gegrond; de zienswijze onder b. is ongegrond.
59 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
49.
Dhr. R. Stremme De op het perceel Oude Bredasebaan 14 aanwezige woning kent een hogere goothoogte dan de in de regels (artikel 23.2.1, lid c.) toegestane maximale maat van 4,5 meter. De nu opgenomen maat wijkt ook af van de maat uit het geldende bestemmingsplan (7 meter). Voorts wordt verzocht de maximale bouwhoogte voor woningen op te heffen, of vast te stellen op tenminste 11 meter.
In het bestemmingsplan zijn voor alle in het buitengebied aanwezige woningen maximale goot- en nokhoogten opgenomen. In de meeste situaties wordt gebleven binnen die aangeduide maten. Voor situaties, die hiervan afwijken, is in de leden c. en d. van artikel 23.2.1 de bepaling opgenomen, dat een bestaande grotere goot- of nokhoogte als maximum geldt. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
50. a.
Familie Sips - Broekhoven De in het geldende bestemmingsplan opgenomen bestemmingen op het perceel Pannenhuisstraat 21 zijn, in tegenstelling tot hetgeen in het Eindverslag vooroverleg en inspraak is gesteld, niet overgenomen, maar zijn ten onrechte aanzienlijk gewijzigd. Hierbij dient voor de bij het pand aanwezige tuin een klein deel als 'Natuur' bestemd te worden (is Bosgebied l EHS). De rest van de tuin (ca. 6.000 m2), welk deel al sinds 1840 als tuin bij de woning in gebruik is, zou als 'Tuin' kunnen worden bestemd, nu dit bestemmingsplan deze bestemming kent (artikel 19 van de regels). Volgens de Vr valt dit perceel onder de aanduiding 'groenblauwe mantel'. Omdat ook een klein deel van de tuin binnen de bestemming 'Maatschappelijk' ligt, dient onder artikel 13.1.1 de functie van 'tuin'te worden toegevoegd.
De in het geldende bestemmingsplan opgenomen regeling op de verbeelding is niet geheel correct vertaald in dit bestemmingsplan. De bestemming 'Maatschappelijk' wordt alsnog ingeperkt tot het nu geldende bestemmingsvlak, waarbinnen een bouwvlak t.b.v. de aanwezige bebouwing wordt opgenomen. De bestemming 'Tuin' is enkel van toepassing op voortuinen bij de bestemming 'Wonen Lint', dus enkel bij bestemmingen in het stedelijke gebied. Het perceelsgedeelte, waar nu de tuin is gesitueerd (ten zuiden van de woning) dient conform de in de Verordening ruimte opgenomen aanduiding 'Groenblauwe mantel' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' te krijgen. Volledigheidshalve wordt in de regels in artikel 13.1.1 een lid toegevoegd, waarin 'tuinen en erven' zijn toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. De in de Vr. aangewezen strook EHS dient alsnog de bestemming 'Natuur' te krijgen.
Verzocht wordt om het huisnummer 23, gelegd op de schuur bij de woning, te verwijderen, nu dit huisnummer nooit heeft bestaan.
Op de juridisch geldende digitale verbeelding zijn geen huisnummers opgenomen. De op de analoge verbeelding vermelde huisnummering behoort tot de gebruikte ondergrond. Een dergelijke ondergrond heeft geen juridische status.
Er zijn meerdere digitale plannen te vinden, waardoor onduidelijkheid bestaat over wat de juiste versie is.
Het ontwerp-bestemmingsplan is ter inzage gelegd op de formeel vereiste wijze via de site www.ruimteliikeplannen.nl.
60 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Conclusie: De zienswijze onder a. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder a. is gegrond; de beide andere zienswijzen zijn ongegrond. 51.
Z L T O , namens dhr. M.C.A. van Loon De op het perceel Provincialeweg 45 aanwezige intensieve veehouderij (konijnenhouderij) wordt beëindigd en vervangen door een paardenhouderij, met als nevenactiviteit een zorgboerderij. Om dit planologisch mogelijk te maken dient de bestemming 'Agrarisch', met bouwvlak en aanduiding 'intensieve veehouderij', te worden gewijzigd. Ter onderbouwing van deze wijziging is een ruimtelijke onderbouwing bijgevoegd, waarin wordt aangetoond, dat de gewenste ontwikkeling voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Aan de voorwaarden van de in dit ontwerpbestemmingsplan opgenomen wijzigingsregeling t.b.v. wijziging semi-agrarisch bedrijf/ manege (artikel 3.7.7) wordt, gezien de aangeleverde en inmiddels geaccordeerde ruimtelijke onderbouwing, volledig voldaan. Gezien de ligging van het bedrijf in het lint van Oosteind en de nabije ligging van diverse woningen, is het gewenst, dat een intensieve veehouderij daar verdwijnt. De functie van paardenhouderij, met een zorgboerderij, past binnen dit bebouwingslint. Deze wijziging wordt alsnog meegenomen in dit bestemmingsplan. De ruimtelijke onderbouwing wordt toegevoegd aan (de toelichting van) het bestemmingsplan. Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond.
52.
Dhr. A. Oomen De eigenaar ì bewoner van het pand Provincialeweg 67 geeft blijk van zijn ongenoegen jegens de gemeente, vanwege diverse in het verleden plaats gevonden hebbende zaken met de gemeente.
In de zienswijze wordt niet ingegaan op het voorliggende bestemmingsplan, noch worden inhoudelijke argumenten gegeven, waarop een gemeentelijk standpunt dient te worden ingenomen. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
53. a.
DAS Rechtsbijstand, namens dhr. M.P.J.J. van den Brand Ten onrechte is er voor het pand Provincialeweg 94 geen mogelijkheid opgenomen om er een showroom en/of een schoonheidssalon (kapsalon) toe te staan. Een verzoek voor dergelijke functies in dit pand was al gedaan, voordat het voorontwerpbestemmingsplan in procedure werd gebracht en er zijn toezeggingen gedaan door diverse ambtenaren. Bovendien bestaan er vanuit
Op basis van een op 3 mei 2007 afgegeven objectgebonden gedoogbeschikking, kan het pand Provincialeweg 94 (in afwijking van de geldende bestemming 'Bijzondere doeleinden') worden gebruikt als burgerwoning. Deze beschikking is verleend onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat ter plaatse geen bedrijfsmatige activiteiten of detailhandel mogen plaats vinden. Dit toegestane gebruik wordt in dit 61
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
b.
ruimtelijk oogpunt geen redenen om een showroom of salon daar niet toe te staan, nu dergelijke functies niet meer verkeersaantrekkende werking hebben dan een aan huis verbonden beroep.
bestemmingsplan gelegaliseerd. Dat een verzoek om het gewijzigd gebruik is gedaan voorafgaand aan de ter inzage legging van het voorontwerp-bestemmingsplan, is hierbij niet relevant. Ook is niet gebleken van besluitvorming door de gemeente, waardoor een ander gebruik van het pand zou zijn toegestaan.
De bestemming 'Maatschappelijk', met de nadere aanduiding 'Gemeenschapshuis' van het naastgelegen perceel Provincialeweg 96 (gemeenschapshuis Oostquartier) is te ruim. Zo ontbreekt er een definitie van 'maatschappelijk' of 'gemeenschapshuis' in artikel 1, zodat onduidelijk is wat ter plaatse is toegestaan. Voorts is in het gemeenschapshuis 'gelieerde horeca' toegestaan, zonder het geven van een definitie, wat onder 'gelieerd' (ondergeschikt of hoofdfunctie) moet worden verstaan. Bovendien is dit een uitbreiding van het bestaand toegestane gebruik. In een bezwarenprocedure is door de gemeente erkend, dat ter plaatse geen horeca is toegestaan (en voorzover al binnenplans mogelijk, slechts ondergeschikt). Deze uitbreiding wordt in de plantoelichting op geen enkele wijze gemotiveerd.
De bestemming 'Maatschappelijk' houdt in, dat het moet gaan om een gebruik van dat gebouw t.b.v. sociale en culturele activiteiten. Niettemin is voor alle duidelijkheid alsnog een definitie van 'gemeenschapshuis' opgenomen. De term 'gelieerde horeca' is inderdaad niet gedefinieerd. Bij de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk 7 (sm-7)' zal de betekenis in de regels ( 3 kolom in schema van artikel 13.1.2, onder a.) worden gewijzigd in 'Gemeenschapshuis met ondersteunende horeca', waarbij voor 'ondersteunende horeca' in artikel 1.82 wel een eenduidige definitie is opgenomen. Het moet dan gaan om horeca, welke (qua omvang en ruimtelijke uitstraling) ondergeschikt en gelieerd is aan de functie, die ingevolge de geldende bestemming ter plaats is toegestaan. e
Conclusie: De zienswijze onder b. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze, onder b. is gegrond; de zienswijze onder a. is ongegrond. 54.
Garaqe B o s s e r s bv Verzocht wordt om de op het perceel Provincialeweg 98 aanwezige bedrijfswoning ook als zodanig te bestemmen.
De eigenaar van het bedrijf woont boven zijn bedrijf. De opgenomen aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is dan ook niet correct. Deze aanduiding dient alsnog verwijderd te worden van de verbeelding. Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond.
55. a.
Z L T O , namens Fam. Van Donqen De bouwhoogte van tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak mag o.b.v. artikel 3.2.6, lid a, onder 2, maximaal 2,5 meter bedragen. Hierbij wordt een afwijking toegestaan voor tijdelijke TOV in gebieden met de aanduiding
De zienswijze berust op een onjuiste uitleg van de vermelde regels. In artikel 3.2.6 wordt de hoofdregel vermeld, dat TOV uitsluitend binnen het bouwvlak (tot een hoogte van 4,5 meter) zijn toegestaan (lid a., onder 1). Buiten het bouwvlak zijn (onder voorwaarden) tijdelijke 62
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
'openheid' of 'schootsveld', waarbij, via een verwijzing naar artikel 3.3.4, een maximale hoogte van 4,5 meter is toegestaan. Omdat in die afwijkingsregel van artikel 3.3.4. een maximale maat van 4,5 meter wordt toegestaan, dient ook in artikel 3.2.6 de maximale maat op 4,5 meter te worden gesteld. Hagelnetten, schaduwhallen en wandelkappen zijn in de praktijk 3,5 tot 4,5 meter hoog, zodat er onderdoor gereden kan worden.
lage (tot 1,5 meter hoog) en hoge TOV (tot maximaal 2,5 meter hoog) toegestaan (lid a., onder 2). De mogelijkheden voor het plaatsen van TOV buiten het bouwvlak gelden evenwel weer niet voor de situaties, waarin de (lage of hoge) TOV worden gesitueerd in gebieden met de aanduiding 'openheid' en 'schootsveld'. In artikel 3.3.4 is een (binnenplanse) afwijking opgenomen om onder voorwaarden een grotere omvang en een hogere hoogte toe te staan. Deze afwijking is ook mogelijk voor situaties, waarbij deze tijdelijke TOV zijn gelegen in gebieden met de aanduiding 'openheid' en 'schootsveld'. In verband met de mogelijke impact op het landschap, die met een dergelijke hoogte van TOV buiten het bouwvlak gepaard kan gaan, wordt in dat artikel een afwegingskader gegeven, onder welke voorwaarden een hogere hoogte van tijdelijke TOV (tot maximaal 4,5 meter) mogelijk is.
Het huidige agrarisch bouwvlak op het perceel Provincialeweg 109 (meteen omvang van ruim 1 ha.) dient te worden vergroot tot 2 ha. (of 1,5 ha. bouwvlak en 0,5 ha. voeropslag), alsmede te worden uitgebreid met een differentiatievlak van 1,5 ha. voor permanente TOV. Op deze locatie zijn 2 volwaardige bedrijfstakken gevestigd, n.l. een melkrundveehouderij en een snijheesterkwekerij. De doorontwikkeling van beide bedrijven op deze locatie binnen het voorgestelde bouwvlak van 2 ha. is niet mogelijk. Voor het rundveebedrijf is de bouw van een nieuwe melkveestal en van sleufsilo's vereist. Deze bebouwing dient vanwege geurwetgeving (op afstand van minimaal 100 meter van woningen van derden) meer noordelijk op het perceel te worden opgericht. De t.b.v. de kwekerij (in totaal 10-15 werknemers) aanwezige TOV (wandelkappen I tunnels, schaduwhallen, gronddoek) rouleren weliswaar met de teelten over de kwekerij, maar staan langer dan 6 maanden op dezelfde plek op het perceel en moeten daarom worden beschouwd als permanent. Deze TOV zijn enerzijds nodig voor teelttechnische eisen voor wat betreft het klimaat (bescherming tegen het weer) en anderzijds om een betere spreiding van de arbeidsvraag te bewerkstelligen. Ter onderbouwing is
Voor de uitbreiding van de veehouderijtak kan gebruik worden gemaakt van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkings- en wijzigingsregels, afhankelijk van de situatie, of de uitbreiding dient plaats te vinden binnen dan wel buiten het agrarische bouwvlak. Hierbij moet onder meer worden aangetoond, dat wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden, waaronder die van een zorgvuldige veehouderij. Voor de uitbreiding van de sierteelttak, met het plaatsen van (permanente) teeltondersteunende voorzieningen, worden in het bestemmingsplan alsnog ruimere mogelijkheden opgenomen. Verwezen wordt naar de gemeentelijke reactie op zienswijze 6, onder e. van deze reactienota.
63 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
tevens een beperkte ruimtelijke onderbouwing bijgevoegd.
56.
De omgevingsvergunningplicht t.b.v. de aanplant van houtachtige gewassen dient pas te gelden bij de aanplant van bomen en dus bij een grens van 2,5 meter (en niet 1 meter). Indien dit niet mogelijk is, wordt verzocht de aanduiding 'bomenteelť aan het perceel van de snijheesterkwekerij toe te kennen.
Deze omgevingsvergunningsplicht geldt alleen voor gebieden met de nadere aanduiding 'openheid' en 'schootsveld'. De openheid is een belangrijk landschappelijk kenmerk van het gebied, waaraan het aanbrengen van hoogopgaande beplanting ernstig afbreuk kan doen. Via indiening van een omgevingsvergun ning dient steeds te kunnen worden afgewo gen, of de karakteristieke openheid van het gebied geen geweld wordt aangedaan. Om dezelfde reden is het dan ook niet gewenst een aanduiding 'bomenteelť op te nemen.
Voor het perceel Provincialeweg 111 is de bestemming 'Wonen' gewijzigd in 'Bedrij f'. Dit perceel is gelegen binnen de geurcontour van het agrarisch bedrijf Provincialeweg 109. Deze omzetting heeft tot gevolg, dat de afstand tussen de melkveestal en het als geurgevoelige object te beschouwen bedrijf kleiner wordt en dus de uitbreidingsmogelijk heden van het agrarisch bedrijf beperkt worden. Bij de hiervoor in het ontwerp opgenomen regeling, dat de afstand tussen de melkveestal en het geurgevoelig object Provincialeweg 111 niet kleiner mag worden, dient te worden toegevoegd, dat de huidige afstand tussen beide objecten nu minimaal 52 meter bedraagt.
Omdat deze bestemmingswijziging vanuit geurwetgeving negatieve consequenties voor de uitbreidingsmogelijkheden van nabij gelegen veehouderijen kan hebben, is in artikel 6.4.1, lid j . , hiervoor een regeling opgenomen. Deze regel biedt voldoende garantie, dat nabij gelegen veehouderijen niet in hun uitbreidings mogelijkheden worden beperkt. Het opnemen van een minimale afstandsmaat is hierbij niet nodig.
Van Dun Advies, namens dhr. C.P.J.M. Huijben Op het perceel Provincialeweg 110 is een intensieve vleesrundveehouderij gevestigd. Hierbij wordt al het vee (ook jongvee en zoogkoeien) gehouden t.b.v. die rundvee mesterij. Die rundveehouderij is dus de hoofdactiviteit. Een dergelijk agrarisch bedrijf dient volgens de definities te worden beschouwd als een intensieve veehouderij. Nu een dergelijke intensieve veehouderij alleen is toegestaan op agrarische bouwvlakken met de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt verzocht om die aanduiding alsnog op te nemen voor dit agrarisch bedrijf.
Conclusie: De zienswijze onder b. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze, onder b. is gegrond; de overige zioenswijzen zijn ongegrond.
Aan de hand van de sinds 1999 ingediende milieumeldingen dient te worden vastgesteld, dat op dit perceel een (grondgebonden) rundveehouderij is gevestigd. Weliswaar vinden er op dit perceel als neventak activiteiten t.b.v. een intensieve veehouderij plaats, doch deze vormen volgens die meldingen niet de hoofdtak van het bedrijf. Omdat bij het leggen van de bestemming de hoofdtak bepalend is, is hier terecht een bestemming voor een grondgebonden bedrijf opgenomen op de verbeelding. Ook in het geldende bestemmingsplan is dit bedrijf bestemd als grondgebonden. Tenslotte wordt opgemerkt, dat het provinciaal en gemeentelijk beleid omzetting van een grondgebonden 64
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
agrarisch bedrijf naar een intensieve veehouderij niet mogelijk maakt. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond. 57.
58. a.
b.
Van Dun Advies, namens Melkveehouderij Klaproos V O F Verzocht wordt om een geringe vormverandering van het agrarisch bouwvlak van de melkveehouderij op het perceel Provincialeweg 118. Voor de realisering van een loods t.b.v. werktuigenberging en stro-opslag aan de voorzijde van het erf is een uitbreiding van het bouwvlak ter plaatse van enkele meters nodig. Meer zuidelijk kan een inperking van het bouwvlak plaats vinden, zodat een bouwvlak van ca. 0,9 ha. aanwezig blijft. De nu op de plaats van de te bouwen loods, in het zicht gelegen sleufsilo wordt verwijderd, zodat er ook vanuit milieutechnisch en stedenbouwkundig oogpunt een verbetering van de situatie ter plaatse kan plaats vinden. Bouwkundiq Advies- en Tekenbureau Dré van den B o s c h , namens dhr. D. van Loon In het ontwerp-bestemmingsplan is voor het bedrijf op het perceel Provincialeweg 124 en 126 rekening gehouden met nieuwbouw ter vervanging van bestaande bedrijfsbebouwing. Bij de uitwerking van de plannen bleek dat vanwege de situering, bedrijfslogistiek en de te hanteren stramienmaat voor de bebouwing een kleine overschrijding van de maximale bebouwde oppervlakte met 30 m2 optreedt. Het nu opgenomen bouwvlak kent aan de achterzijde een schuine perceelsgrens. Inmiddels is het achterliggende perceel aangekocht, zodat het gebouw als een rechthoek kan worden uitgevoerd. Gevraagd wordt om het bouwvlak hierop aan te passen. Op het perceel Provincialeweg 124 en 126 zijn twee woningen aanwezig, die beide een inhoud van 750 m3 kunnen krijgen. Aan de woningen aangebouwde bedrijfsruimten worden gesloopt om zodoende de woningen en het woongenot te kunnen vergroten. Omdat het smalle percelen zijn, wordt verzocht om de diepte van het bouwvlak voor de woningen te vergroten naar 23 meter.
Het betreft een zeer geringe vormverandering van het agrarisch bouwvlak. Omdat dit ook leidt tot aanzienlijke voordelen vanuit milieuen vanuit stedenbouwkundig oogpunt (sleufsilo aan de straatzijde verdwijnt), is er geen bezwaar tegen om deze zienswijze te honoreren.
Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond.
Gezien de beperkte omvang van de voorgestelde wijzigingen, de ligging van het perceel in het stedelijk gebied en de beperkte ruimtelijke consequenties ervan, is er niets op tegen die wijzigingen (vergroting maat met 30 m2 en een geringe aanpassing van het bestemmings- en bouwvlak) door te voeren.
De woning Provincialeweg 124 dient alsnog de bestemming 'Wonen - Lint', met een tuinbestemming en een aanduiding 'tweeaaneen', te krijgen. In de tabel, behorende bij artikel 6.1.2.a (staat van bedrijfsactiviteiten) zal bij sb-29 het huisnummer 124 worden geschrapt. De diepte van het bouwvlak voor 'Wonen Lint' wordt, gezien de beperkte breedte, waar 65
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
fysiek ruimte is voor de woning, worden gesteld op 23 meter. Ook de aan deze woning vastgebouwde bedrijfswoning Provincialeweg 126 zal een bouwvlak van 23 meter krijgen. Conclusie: Deze zienswijzen vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn gegrond. 59. a.
Dhr. P. van Donqen c* mevr. K. Polko Er bestaan plannen om een op het perceel Provincialeweg 143 aanwezige schuur van 485 m2 te slopen en te vervangen door een nieuw bijgebouw, met een minimale oppervlakte van 240 m2. Omdat deze bestaande schuur over de volle breedte van het perceel staat, worden zichtlijnen naar het achterliggende gebied geblokkeerd. Door het nieuwe bijgebouw met de smalle zijde naar voren te plaatsen, kan de omgevingskwaliteit worden verbeterd. Mogelijk kan ook de sloopbonusregeling worden toegepast op deze plannen.
b.
Gevraagd wordt om op het perceel Provincialeweg 143 de mogelijkheid te bieden een (mini)camping te starten.
Het perceel heeft de bestemming 'Wonen Lint'. Voor dit perceel, met een oppervlakte van meer dan 2000 m2, is in totaal 200 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan, waarvan maximaal 150 m2 als vrijstaand bijgebouw. Hierbij dienen alle op het perceel aanwezige bijbehorende bouwwerken, zowel aangebouwd aan de woning als vrijstaand, te worden meegeteld. Het betreft een uniforme regeling voor alle woonpercelen, niet alleen in het lint van Oosteind, maar in het gehele stedelijke gebied in Oosterhout. Nieuwbouw van bijgebouwen boven deze toegestane maat van 150 m2, ook al wordt een grotere maat aan bebouwing gesloopt, is dan ook niet mogelijk. Een sloopbonus-regeling is op deze situatie niet van toepassing. In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kleinschalig kamperen (artikel 24.6.1). Via het aanvragen van een omgevingsvergunning kan gebruik gemaakt worden van die afwijkingsmogelijkheid. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond.
60. a. t/m f. g-
Aqro AdviesBuro B.V., namens dhr. J . van de Sande Zie zienswijze 26.
Zie reactie bij zienswijze 26.
Verzocht wordt om voor het perceel Provincialeweg 1 5 6 - 160 een afwijkingsmogelijk-
In de regels van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap' wordt
heid op te nemen om één van de twee bedrijfswoningen te kunnen gebruiken als 'plattelandswoning'.
alsnog een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om in een situatie, waar nu meerdere bedrijfswoningen bij een agarisch bedrijf aanwezig zijn, onder nader te stellen voorwaarden, één 66
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
van die woningen om te zetten in een 'plattelandswoning'. Het agrarische bouwvlak voor het glastuinbouwbedrijf is deels ingetekend op het perceel van de buren. Verzocht wordt om dit aan te passen.
61. a.
Hörchner Advocaten, namens dhr. B. Kuis Uitgebreid wordt ingegaan op de gevoerde procedure om te komen tot de bouw van een nieuwe opslagruimte op het perceel Provincialeweg 162.
Verzocht wordt om het gehele perceel aan de Provincialeweg 162 te bestemmen tot 'Bedrijf' (niet agrarisch), met een bedrijfswoning, waarbij het huidige agrarische bouwvlak in zijn geheel die bestemming 'Bedrijf krijgt. In het ontwerp is het westelijk deel van het perceel bestemd tot 'Wonen' en het oostelijke deel bestemd tot 'Agrarisch', met de functie-aanduiding 'glastuinbouw'.
Het bouwvlak wordt aangepast conform de bestaande eigendomssituatie. Conclusie: De zienswijzen onder b., d., f., g. en h. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder b., d., f., g. en h. zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond. Inmiddels heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in deze zaak op 2 april 2014 uitspraak gedaan. Hierbij bevestigt de Raad van State, dat bij de omzetting van de bestemming 'Agrarisch' (met bouwvlak) naar een niet-agrarisch bedrijf, gebruik gemaakt dient te worden van de aanwezige, voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en dat nieuwbouw van (niet-agrarisch) bedrijfsbebouwing niet mogelijk is. Ondanks de gedane uitspraak van de Raad van State is nader bezien, wat voor dit perceel uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening de meest passende bestemming is. Het perceel Provincialeweg 162, gelegen in het stedelijk gebied van het Lint van Oosteind, is al jarenlang niet meer in gebruik als agrarisch bedrijf. Gezien de ligging van dit perceel, te midden van vele andere functies in het lint, ligt handhaving van de agrarische bestemming niet in de rede. Het opnemen van een woonbestemming, zoals nu in het ontwerp-bestemmingsplan is gebeurd, legt een te grote beperking op aan de gebruiksmogelijkheden van dit perceel. Gezien de aanwezige menging van functies is het toestaan van een bedrijf in maximaal milieucategorie 2 (conform de plannen van de eigenaar) op deze locatie uit ruimtelijk ordeningsoogpunt aanvaardbaar. Een dergelijke beperkte bedrijfsactiviteit levert nauwelijks overlast voor de omgeving op. Het gehele perceel dient dan ook de bestemming 'Bedrijf' (met bedrijfswoning) te krijgen, met de nadere aanduiding 'groothandel in (banden)lijmproducten en wegenwachtservices' en een maximale bebouwde oppervlakte van 500 m2. Binnen de bestemming 'Bedrijf' dient voorts 67
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
een bouwvlak te worden opgenomen, waarbinnen de aan de oostzijde van het perceel geplande bedrijfsbebouwing dient te zijn gesitueerd. Met deze wijziging wordt ook de ten onrechte op een deel van het perceel opgenomen aandui-ding 'glastuinbouw' geschrapt. Conclusie: Deze zienswijze onder b. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder b. is gegrond. 62.
Dhr. C. Haarbosch Verzocht wordt om het bestemmingsplan aan te passen en mee te werken aan de realisering van een woning op het perceel gelegen tussen Provincialeweg 193 en 197. Het doorzicht ter plaatse is al beperkt i.v.m. de aanwezigheid van bebouwing en een bos. Ook is er op dit perceel geen stankcirkel gelegen. In samenhang met de ontwikkeling van de woningen op het naastgelegen voormalige kassencomplex, is een te bouwen woning goed in te passen, waardoor er wel doorzichten ontstaan, die in de toekomst gehandhaafd kunnen blijven.
In de vastgestelde Stedenbouwkundige Visie voor het Lint Oosteind is het perceel tussen de bebouwing op de percelen Provincialeweg 193 en 197 aangewezen als te handhaven doorzicht. Dergelijke doorzichten vormen een belangrijke karakteristiek voor het lintdorp Oosteind en dienen dan ook zoveel als mogelijk te worden gerespecteerd. Alleen al om die reden is het toevoegen van een woning op dit perceel ongewenst. Bij de locatie van het voormalige kassencomplex (Provincialeweg 181-187) ontstaat door de sloop van de kassen en de bouw van enkele woningen een grotere openheid en worden juist meerdere doorzichten tot stand gebracht. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
63.
J.M.C.W. van Vuqt en J.C.M. Kops De op het perceel Ruiterspoor 69 aanwezige woning met tuin is ten onrechte als bedrijfswoning bij de aanwezige recreatie-voorziening bestemd. De woning is in het verleden losgekoppeld van het horeca-bedrijf (nu Pannenkoeckershuys) en zou als zelfstandige woning worden gebruikt. Verzocht wordt om voor die woning de bestemming 'Wonen' op te nemen.
Op basis van de toezeggingen uit het verleden zal de betreffende woning met tuin worden omgezet naar een woonbestemming, door opneming van een bestemmingsvlak 'Wonen' van ca. 1.500 m2. Wel dient tegelijkertijd het gebied met de bestemming 'Recreatie', met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van recreatie (sr-12)' te worden voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', nu de eerder hierbij als bedrijfswoning aangeduide woning buiten de bestemming 'Recreatie' is komen te liggen. Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. 68
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Geqrondheid: De zienswijze is gegrond. 64.
Pannenkoeckershuys, dhr. J . Sprenkels Op een aan de kanaalzijde van het horecabedrijf 'Het Pannenkoeckershuys' aan het Ruiterspoor 71 gelegen terrein is een klein bouwvlakje opgenomen. Verzocht wordt dit bouwvlakje enigszins te verplaatsen tot aan de rand van een bosstrookje. Hierdoor staat het gebouw minder in het zicht voor de kampeergasten van het naastgelegen recreatiebedrijf.
Met de voorgestelde, meer uit het zicht liggende locatie, kan worden ingestemd. Bovendien heeft op die voorgestelde locatie tot voor kort nog een gebouw gestaan. Het bouwvlakje met eenzelfde omvang wordt aldus enigszins opgeschoven. Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond.
65.
Gebr. Pheninckx
a.
Verzocht wordt om de inhoudsmaat voor recreatiewoningen van 300 m3 (artikel 16.2.4, lid b) te verhogen naar 350 m3. De in het eindverslag vooroverleg en inspraak gegeven motivering snijdt geen hout. De meeste recreatiewoningen op dit terrein zijn zgn. 2 woningen, waardoor er geen sprake is van een wisselende bezetting c.q. kortstondig verblijf. Ook kan het tegengaan van permanente bewoning niet gehandhaafd worden door een maximale inhoudsmaat op te nemen. Door het opnemen van een grotere maat wordt voorts voorkomen, dat er onderkeldering (en dus een aantasting van het aanwezige bodemarchief) zal plaats vinden. Ook zal het groen niet onaanvaardbaar worden aangetast, nu de aanwezige kavels ruim zijn bemeten (500 tot 1000 m2) en al rijkelijk zijn voorzien van al dan niet opgaande beplanting.
Naar aanleiding van de gevoerde inspraakprocedure is de maximale inhoudsmaat voor recreatiewoningen van 250 m3 naar 300 m3 verhoogd. Het nog verder oprekken van de maximale inhoudsmaat naar 350 m3 wordt ongewenst geacht, gezien de ligging van recreatieterreinen (zoals ook aan de Salesdreef) zeer nabij (en deels in) als waardevol aangeduide ecologische en landschappelijke gebieden. Dat die recreatiewoningen louter worden gebruikt als 2 woning (zonder wisselende bezetting of kortstondig verblijf, waarvoor die woningen eigenlijk zijn bestemd) is hierbij niet relevant. Om te voorkomen, dat permanente bewoning van de recreatiewoningen zal plaats vinden, is het stellen van een maximale maat aan de inhoud van die woningen in onze optiek een probaat middel. Dat de huidige kavels ruim zijn bemeten, met veel groen, doet niet af aan het feit, dat ruimere bouwmogelijkheden zullen leiden tot een ongewenste verstening van dit gebied. Overigens heeft navraag naar de regeling hiervoor bij meerdere omliggende gemeenten uitgewezen, dat nergens een hogere maat dan 300 m3 wordt toegestaan.
In tegenstelling tot hetgeen in het eindverslag vooroverleg en inspraak is vermeld, is de aanduiding van een bedrijfswoning op het recreatieterrein aan de Salesdreef 3 niet in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen. Verzocht wordt dit alsnog te doen.
Zonder nadere aanduiding op de verbeelding geldt (ex artikel 16.2.7) de standaardregeling, dat er 1 bedrijfswoning is toegestaan.
De bouwhoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen bij de golfbaan (bestem-
Gezien de feitelijk aanwezige situatie, zal in lid in a. en b. van artikel 18.2.3, voor golfbanen
e
e
69 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
d.
ming 'Sport') is al hoger dan de in artikel 18.2.3, lid b, toegestane maximale hoogte van 6 meter (paviljoen is 9 meter; koetshuis is 7 meter hoog). De maximale maat van 6 meter geeft een te grote inperking van toekomstige plannen. Verzocht wordt om de maximale bouwhoogte op 9 meter te stellen. Omdat één van de bedrijfswoningen al 10,5 meter hoog is, zal bij toepassing van die hogere maat geen dissonante bebouwing ontstaan.
een uitzondering worden gemaakt, welke voorziet in een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 10 meter.
Bezwaar wordt gemaakt tegen het ongenuanceerd opnemen van de aanduiding 'Waarde - archeologie' voor alle gronden van Landgoed Bergvliet, nu deze aanduiding leidt tot gebruiksbeperkingen voor die gronden. Een meer perceelsgerichte benadering is nodig, nu voor een groot deel van het landgoed de gronden al geroerd zijn.
Op basis van de vastgestelde gemeentelijke Erfgoedkaart geldt ter plaatse een hoge archeologische verwachtingswaarde. De nadere aanduiding verstoring op deze kaart geeft aan, dat er aanwijzingen zijn, dat de gronden in het verleden zijn verstoord. Echter moet worden aangetoond, dat deze verstoringen daadwerkelijk hebben plaats gevonden. Dit kan plaats vinden aan de hand van een beknopt (bureau-)onderzoek, een beperkt aantal boringen, of op basis van aan te leveren facturen en ander bewijsmateriaal (b.v. van een grondverzetbedrijf). Conclusie: De zienswijze onder c. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder c. is gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond.
66.
Vereniqinq van Woninqeiqenaren Landgoed Bergvliet 'Het Park' Verzocht wordt het bouwvolume van de 43 recreatiewoningen op Landgoed Bergvliet te verhogen naar 350 m3. Als argumenten worden vermeld, dat door het hanteren van een grotere maat de huisjes kunnen worden aangepast aan de huidige tijd, er worden op De Katjeskelder wel grotere maten (tot een oppervlakte van 275 m2, bouwvolume minimaal 700 m3) toegestaan, voor de nieuw te bouwen 80 recreatie-woningen op de huidige natuurcamping mogen huisjes met een bouwvolume van 450 m3 worden gebouwd (volgens herziening 6 van het bestemmingsplan Buitengebied) en het groene karakter van het park zal door de groen ingerichte grote kavels niet worden aangetast. Voorts wordt vermeld, dat ongeveer de helft
Zie zienswijze 65, onder a. Wat betreft de aangevoerde argumenten wordt opgemerkt, dat de recreatiewoningen ook bij een maximale maat van 300 m3 kunnen worden aangepast aan de huidige tijd. In verband met bestaande rechten uit het geldende bestemmingsplan gelden er voor de Katjeskelder andere inhoudsmaten. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, herziening 6, is in het kader van die ontwikkeling aangegeven, waarom hier andere maten aan de orde zijn, overigens hoofdzakelijk ingegeven door bestaande rechten uit het geldende bestemmingsplan. Tenslotte moet worden opgemerkt, dat de permanente bewoning van de aan de Salesdreef aanwezige recreatiewoningen alleen wordt gedoogd tot het moment, waarop de huidige bewoner de recreatiewoning 70
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
van deze woningen legaal permanent wordt bewoond. Bij verkoop van de 'gedoogde' woningen worden het weer recreatiewoningen, waarbij de kopers de huizen weer kunnen aanpassen aan de huidige maatstaven. Bovendien voldoen alle 'gedoogde' woningen aan het bouwbesluit en zijn geschikt voor permanente bewoning.
verlaat. Het beleid is er juist op gericht situaties van permanente bewoning van recreatiewoningen te voorkomen en hierop te handhaven. Dat bij verkoop nieuwe eigenaren meer mogelijkheden krijgen bij uitbreiding van de maximale inhoudsmaat of dat de woningen voldoen aan het bouwbesluit c.q. geschikt zijn voor permanente bewoning, is in dit bestemmingsplan van geen enkel belang. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
67.
Dhr. L. Seqers Bij het agrarisch bedrijf Setersedwarsweg 5 1 5a is volgens de in artikel 3.1.2, onder c vermelde tabel een nevenactiviteit als paardenpension van maximaal 500 m2 toegestaan. Deze maat dient te worden verhoogd naar 1000 m2 (overigens ook voor alle soortgelijke bedrijven). Omdat de verhouding tussen de hoofdactiviteit (fokken van paarden) en de nevenactiviteit (stallen van paarden van derden) marktafhankelijk is en dus fluctueert, leidt inperking van de toegestane maat voor de nevenactiviteit tot een te grote beperking voor een optimale (duurzame en marktconforme) exploitatie van het bedrijf. Bovendien dient een inperking van die nevenactiviteit geen enkel ruimtelijk belang, nu zowel hoofd- als neventak plaats vinden vanuit de bestaande rechtmatige bebouwing en geen andere ruimtelijke uitstraling geeft. Ook zal uitbreiding van de neventak geen aantoonbare kwaliteitsverslechtering of schade aan derden-belangen te weeg brengen.
Het stallen van pensionpaarden wordt niet beschouwd als een agrarische activiteit, maar als een bedrijfsactiviteit en is dus binnen de regels van de bestemming 'Agrarisch' in principe niet toegestaan. Niettemin worden nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven toegestaan, mits deze activiteiten ondergeschikt blijven aan de hoofdactiviteit. In artikel 3.5 van de regels is deze regeling voor nevenactiviteiten nader uitgewerkt. Indien aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, kan de betreffende nevenactiviteit op dat perceel plaats vinden. Daar waar die nevenactiviteit al plaats vond, is deze opgenomen in de in artikel 3.1.2, onder c, opgenomen tabel. Om te bereiken, dat inderdaad sprake is en blijft van een nevenactiviteit, is een maximale maat voor die nevenactiviteit opgenomen. In principe bedraagt die maat maximaal 250 m2 (lid 1), waarbij bij semi-agrarische bedrijven (zoals paardenpensions) een uitbreiding tot maximaal 500 m2 (lid 1, onder a) is toegestaan. Als belangrijke voorwaarden worden voorts vermeld, dat die nevenfunctie uitsluitend in de aanwezige gebouwen mag plaats vinden (lid 3) en dat de nevenactiviteit o.a. verkeerskundig (w.o. afwikkeling verkeer) aanvaardbaar is. Mocht in de toekomst sprake zijn van een omschakeling naar een paardenpension, dan gelden in dit bestemmingsplan daarvoor specifieke regels (artikel 3.7 5 'Wijziging semiagrarisch bedrijf / manege'). Op een in te dienen verzoek kan nader worden beoordeeld, of aan de toepassing van die wijzigingsbevoegdheid medewerking kan worden verleend. Er bestaat nu dan ook geen enkele aanleiding 71
Reactíenota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
om de maximale maat van 500 m2 voor deze nevenactiviteiten, ook niet bij soortgelijke bedrijven, te verhogen. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond. 68. a.
Mevr. A. de Hoon - Knipscheer Door de in dit bestemmingsplan toegestane uitbreiding van Recreatievoorziening 't Haasje aan de Vijf Eikenweg 45 ontstaat voor het perceel Steenovensebaan 19 horizonvervuiling en overlast van de nachtelijke verlichting op de camping. De landschappelijke inpassing, met bomen en struiken, die bladverliezend zijn, leidt ertoe, dat de camping een deel van het jaar zichtbaar zal zijn. Er vindt een aantasting van het uitzicht plaats. Ook wordt gevreesd voor geluidsoverlast van de camping(gasten). In het geluidsonderzoek bij de ruimtelijke onderbouwing zijn enkel de akoestische effecten van het extra verkeer onderzocht en is niet gekeken naar de akoestische effecten van de (uitbreiding van de) camping voor de omwonenden.
Voor de op de camping aanwezige gastanks, ter hoogte van en nabij het pand
Door de in de Verordening ruimte 2014 gestelde eis, dat bij de uitbreiding van de recreatievoorziening een kwaliteitsverbetering van het landschap moet plaats vinden, is de eigenaar van die voorziening verplicht rondom de uitbreiding van de recreatievoorziening een landschappelijke inpassing te realiseren. Aan die landschappelijke inpassing wordt als eis gesteld, dat hierbij inheemse soorten van beplantingen worden gebruikt. Ook al bestaan (een deel van) deze beplantingen uit bladverliezende soorten, dan nog zal het zicht op het recreatieterrein en de lichthinder van de aanwezige lampen, ook in de wintermaanden, alleen al door de aanwezigheid van die beplanting, zodanig beperkt zijn, dat hiervan nauwelijks overlast ondervonden zal worden. In de bij deze ontwikkeling behorende ruimtelijke onderbouwing is aangegeven, dat voor het bepalen, of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk tot overlast leidt op gevoelige objecten (zoals woningen), gebruik wordt gemaakt van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Hierbij worden aspecten meegenomen als geur, stof, geluid en gevaar. Ingevolge deze brochure is de grootste aan te houden afstand tussen gevoelige objecten enerzijds en kampeerterreinen, vakantiecentra en dergelijke anderzijds, 50 meter. De afstand tussen de recreatievoorziening en het dichtstbijzijnde gevoelige object is 75 meter. De genoemde milieuaspecten zijn hier dan ook niet in het geding. Overigens moet de camping te allen tijde voldoen aan de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Daarin zijn regels gesteld ten aanzien van geluid- en lichthinder vanwege een milieu-inrichting zoals de camping. Het is aannemelijk, dat daaraan zal kunnen worden voldaan. Het terreingedeelte, waar de (bestaande) propaantanks zijn gelegen, valt niet binnen de 72
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Steenovensebaan 19, wordt in het onderzoek naar externe veiligheid bij de ruimtelijke
in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte uitbreiding en blijft dus buiten het verrichte
onderbouwing alleen het invloedsgebied bij
onderzoek. In de huidige situatie voldoen de
de camping in beeld gebracht en is de invloed
propaantanks aan de algemene regels van het
ervan voor de direct omwonenden niet
Activiteitenbesluit. Ook in de toekomst moet
onderzocht. Het aantal bevoorradingen van die gastanks, ook na uitbreiding van de
zijn voldaan aan de eisen uit dat besluit. Hiermede wordt de veiligheid voor de
camping, is niet vermeld, terwijl dit toch van invloed is op de directe woonomgeving.
omgeving in voldoende mate geborgd. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond.
69.
Van Dun Advies B.V., namens dhr. P.J.M. Geerts
a.
Op het perceel Steenovensebaan 22 is naast de rundveehouderij ook als neventak een loonwerkbedrijf aanwezig. Dit loonwerkbedrijf is al sinds 1970 aanwezig, terwijl er in 1991 en 2006 milieuvergunningen voor zijn verleend. Verzocht wordt om deze nevenactiviteit van loonwerkbedrijf alsnog op te nemen in de in artikel 3.1.2, onder c vermelde tabel bij Staat van nevenactiviteiten.
Op basis van een op 30 maart 1993 verleende milieuvergunning en sinds die datum plaats gevonden hebbende milieucontroles, is op dit perceel een loonwerkbedrijf aanwezig. T.b.v. dit bedrijfsonderdeel wordt een werktuigenloods van 1.200 m2 gebruikt. Gezien de vergunde en feitelijk aanwezige situatie dient de neventak van loonwerkbedrijf alsnog te worden opgenomen in het bestemmingsplan Dit gebruik als loonwerkbedrijf (tot een oppervlak van 1.200 m ) zal dan ook als agrarische nevenactiviteit worden opgenomen op de verbeelding (met een specifieke aanduiding van agrarisch) en worden verwerkt in de tabel met de Staat van nevenactiviteiten in artikel 3.1.2.C. 2
Verzocht wordt voorts om een vormverandering van het agrarisch bouwvlak op het perceel Steenovensebaan 22. Er bestaan plannen om de uitbreiding van het agrarisch bedrijf aan de oostzijde (en niet op de op de verbeelding aangeven zuidzijde) van de bestaande bebouwing te realiseren. Deze vormverandering heeft betrekking op een perceelsdeel van ca. 6.000 m2.
Gezien de grote oppervlakte van ca. 6.000 m2, waarop de voorgestelde vormverandering betrekking heeft, is het zonder meer opnemen hiervan in dit bestemmingsplan niet mogelijk. Gebruik dient te worden gemaakt van de in het bestemmingsplan in artikel 3.7.1. opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het kader van die te voeren procedure kan worden beoordeeld, of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Op dit moment is volstrekt onduidelijk of de voorgestelde vormverandering uit een oogpunt van ruimtelijke ordening acceptabel is. Conclusie: De zienswijze onder a. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder a. is gegrond; de zienswijze onder b. is ongegrond. 73
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
DAS Rechtsbijstand, namens familie Govers - van der Veeken De woning Steenovensebaan 26a maakt volgens de regeling in het bestemmingsplan onderdeel uit van de intensieve veehouderij Steenovensebaan 28 en ligt binnen het bouwvlak van dat agrarisch bedrijf. Deze regeling doet geen recht aan de eigendomsverhoudingen van de verschillende partijen en aan de feitelijke situatie ter plaatse. Daarenboven is die woning ten onrechte aangeduid als 'plattelandswoning'. Door deze woning als zodanig aan te duiden, komt aan de bewoners ervan geen bescherming meer toe in het kader van o.m. de Wet geurhinder en veehouderij, terwijl zij op dit moment nog wel bescherming genieten. In tegenstelling tot het gestelde in het eindverslag vooroverleg en inspraak is die woning wel degelijk aan te merken als een geurgevoelig object. Dit blijkt ook uit de ontwerpomgevingsvergunning milieu voor de uitbreiding van de intensieve veehouderij aan de Steenovensebaan 28 (tabel 8 van deze ontwerpvergunning), waarbij de gemeente dit uitdrukkelijk heeft overwogen. In die ontwerpvergunning wordt voorts overwogen, dat de voorgrondbelasting van 8 ouAn3 is toegestaan, terwijl in het eindverslag ten onrechte wordt uitgegaan van 3 ou/mS. Op basis hiervan komt aan de woning wel bescherming toe en is ook de uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk. De Wet op de plattelandswoning is uitdrukkelijk niet bedoeld voor de situatie op dit perceel, waar een al jarenlang als burgerwoning in gebruik zijnde voormalige 2 bedrijfswoning wordt omgezet in een plattelandswoning t.b.v. een agrarische ontwikkeling. e
De woning Steenovensebaan 26a maakt planologisch, als 2 bedrijfswoning, onderdeel uit van de milieu-inrichting van de intensieve veehouderij Steenovensebaan 28. Deze situatie is al in de uitspraak van 8 november 2006 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State als de juridisch correcte situatie bestempeld. Dat de eigendoms- en feitelijke situatie nu anders is, doet aan die juridische planologische situatie niet af. Dit betekent, dat die feitelijke situatie in strijd is met de regeling in het geldende bestemmingsplan. Met de opneming van de aanduiding 'plattelandswoning' wordt het strijdige gebruik als bedrijfswoning juist gelegaliseerd. De regeling van de plattelandswoning is juist bedoeld voor de hier aanwezige situatie. Naast het opheffen van een illegale situatie wordt hiermede ook bereikt, dat de rechten van het agrarisch bedrijf (waartoe de 2 bedrijfswoning oorspronkelijk behoorde), zoals deze rechten zijn vastgelegd in het bestemmingsplan en in verleende omgevingsvergunningen, niet worden aangetast. e
e
Nu het pand Steenovensebaan 26a juridisch, conform het geldende bestemmingsplan, nog steeds gezien moet worden als een bedrijfswoning, behorende tot en gelegen binnen het agrarisch bouwvlak van de intensieve veehouderij Steenovensebaan 28, wordt op basis van de Wet geurhinder en veehouderij in de huidige situatie de geurbelasting vanwege dat vermelde agrarische bedrijf niet getoetst op deze woning. Een situatie, die ook niet wijzigt met het opnemen van de aanduiding 'plattelandswoning' voor het pand Steenovensebaan 26a. In het kader van de procedure om te komen tot een omgevingsvergunning, onderdeel milieu, voor het bedrijf Steenovensebaan 28, is om tot een volledig beeld te komen ook de situatie, dat de woning Steenovensebaan 26a als een geurgevoelig object zou kunnen worden beschouwd, betrokken. Uit wettelijk oogpunt bestond hiertoe geen verplichting, noch kan aan het feit, dat deze situatie als referentie is betrokken bij die afweging, geen rechten worden ontleend. 74
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Er staat geen wet- en regelgeving aan in de weg om de huidige woning en het ter plaatse aanwezige bedrijf positief als burgerwoning en bedrijf te bestemmen. Bij de provincie bestaat de bereidheid hieraan mee te werken. Het standpunt van de gemeente, dat de provincie nooit akkoord zal gaan met de bestemming als burgerwoning, is daarom niet correct. Ook de Verordening ruimte 2012 (artikel 11.1, lid 4) staat niet in de weg om de bedrijfswoning om te zetten in een burgerwoning, nu aan de gestelde voorwaarden (geen overtollige bebouwing aanwezig; er vindt geen splitsing van de woning plaats) wordt voldaan. Nu ook de bescherming niet anders is als bij een bestemming als plattelandswoning, is het bestemmen van de woning tot burgerwoning zonder meer mogelijk.
Het toekennen van de bestemming (burger-) woning en niet-agrarisch bedrijf aan de voormalige agrarische bedrijfswoning en de daarbij aanwezige bijgebouwen, is in strijd met het provinciale beleid, als verwoord in de Verordening ruimte, en met het gemeentelijk beleid, zoals is vastgelegd in de Notitie Beleidsuitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied (incl. Lint Oosteind). Beleidsuitgangspunt is het voorkomen van een verdere verstening van het buitengebied, waarbij zeer terughoudend wordt omgegaan met het toelaten van niet aan het buitengebied gebonden functies (burgerwoning, nietagrarisch bedrijf). Met het positief bestemmen van woning en bedrijf wordt gehandeld in strijd met dat beleid, omdat dit ontwikkelingsruimte biedt aan functies, die in beginsel niet in het buitengebied thuis horen. Voorts zal bij opneming van de bestemming 'Wonen' aantasting plaats vinden van de rechten en het ontwikkelingsperspectief van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf vanwege de ligging van die woning binnen de geurcontour van dat bedrijf. Voorwaarde bij de door de provincie, in het kader van de gevoerde dialoog over de uitbreiding van het betrokken agrarisch bedrijf (Lavi), uitgesproken bereidheid om aan een bestemming tot burgerwoning medewerking te verlenen, was dat er een oplossing zou komen voor de betrokken problematiek. Echter is die oplossing er niet gekomen.
Het grondverzetbedrijf (althans de bedrijfsruimten) op het perceel Steenovensebaan 26a, welke ter plaatse met de juiste (bouw)vergunningen zijn opgericht en waarbij het gebruik als bedrijf is toegestaan, zijn 'wegbestemd'. Deze vergunningen zijn niet verleend t.b.v. (of onder het mom van) een agrarische bedrijfswoning. Hierdoor wordt in het bestemmingsplan geen recht gedaan aan de vergunde situatie. Het bedrijf wordt ten onrechte onder het overgangsrecht gebracht. Door nu wederom dat bedrijf te negeren, wordt een onjuiste vorm van planologie bedreven.
De situatie rond het al dan niet aanwezig zijn van een bedrijfswoning en een grondverzetbedrijf op dit perceel, is al eerder aan de orde geweest in het kader van de procedure voor het nu geldende bestemmingsplan. In dat verband heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 november 2006 beslist over de toen ingebrachte beroepen, waarbij aangevoerd werd, dat er sprake zou zijn van toezeggingen of anderszins verworven rechten inzake de burgerwoning of het grondverzetbedrijf. In die uitspraak wordt geconstateerd, dat daarvan geen sprake is, het gebruik niet onder het overgangsrecht valt en het handhaven van de bestemming agrarische bedrijfswoning niet in strijd is met een goede 75
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
ruimtelijke ordening. De gebouwen, waarvoor de bouwvergunningen zijn verleend, werden ten tijde van de vergunningverlening geacht ten dienste te staan van het conform het geldende bestemmingsplan aanwezige agrarisch bedrijf. Dat die gebouwen thans zonder vergunning of toestemming voor een grondverzetbedrijf worden gebruikt, geeft geen aanspraak op een positieve bestemming, noch ruimte voor een beroep op overgangsrecht. Conclusie: Deze zienswijzen vormen geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen zijn ongegrond. 71.
Van Dun Advies B.V., namens familie Beenhakker Het gehele perceel Steenovensebaan 27, waarop een natuurkampeerterrein is gevestigd, is bestemd tot 'Recreatie'. De binnen deze bestemming aanwezige woning (incl. alle bijbehorende bijgebouwen) kan evenwel niet beschouwd worden als een bedrijfswoning, en daarvoor dient alsnog een woonbestemming te worden opgenomen.
Verzocht wordt om, in afwijking van de nu opgenomen regeling in artikel 16.2.6, in het bestemmingsplan vast te leggen, dat een natuurkampeerterrein ook jaarrond geopend mag zijn en dat de overige voorzieningen (sanitair, receptie) eveneens jaarrond zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak. Kleinschalige recreatieve onderkomens (in het bijzonder trekkershutten, die per definitie thuishoren op een natuurkampeerterrein) dienen ook buiten het bouwvlak jaarrond te worden toegestaan.
De woning (incl. de hierbij behorende bijgebouwen) aan de Steenovensebaan 27 zal conform de in 2009 verleende vergunning worden bestemd als 'Wonen'. De daar achtergelegen camping zal geheel conform de vigerende vergunning worden bestemd. Dit betekent ook, dat op het recreatieterrein de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' zal worden opgenomen. In de vastgestelde 'Notitie beleidsuitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied' is inderdaad opgenomen, dat een natuurkampeerterrein jaarrond open mag zijn. Artikel 16.2.6 wordt hierop aangepast. Daarnaast bepaalt de Verordening ruimte 2014 (artikel 3.1.2, onder d.), dat gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen binnen een bouwvlak dienen te worden opgericht t.b.v. de nodig geachte concentratie van bebouwing. Om deze reden zal, n.a.v. deze zienswijze, in artikel 16.2.6 worden bepaald, dat buiten het bouwvlak jaarrond de plaatsing van kampeermiddelen is toegestaan, met dien verstande dat vaste staanplaatsen (d.w.z. jaarrond gebruik door een en dezelfde persoon en ì of plaatsing van één en hetzelfde kampeermiddel) niet zijn toegestaan. Ter voldoening aan de Vr2014 zal het plaatsen van permanente voorzieningen (zoals kleinschalige recreatieve onderkomens in de vorm van trekkershutten, blokhutten, tipi's en boomhutten, alsmede centrale voorzieningen (in de vorm van sanitaire voorzienin76
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
gen, receptie en slechtweervoorzieningen) binnen het bouwvlak mogelijk worden gemaakt en zal de mogelijkheid om buiten het bouwvlak, centrale voorzieningen te plaatsen worden geschrapt. Dezelfde wijzigingen worden ook doorgevoerd in de artikelen 3.7.9, lid g. en 4.7.7, lid g. Voor het perceel Steenovensebaan 27 zal gezien de specifieke situatie (o.a. vanwege een onherroepelijke vergunning), in afwijking van deze algemene regel, het plaatsen van permanente bouwwerken buiten het bouwvlak mogelijk worden gemaakt. c.
Verzocht wordt om de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' van het perceel Steenovensebaan 27 te verwijderen. Doordat deze gronden eind jaren '70 1 begin jaren '80 volledig zijn afgegraven en ontleemd, zijn ter plaatse geen archeologische waarden te verwachten. Het is dan ook ongewenst (tijdrovend, onnodige kosten), dat voor elke ontwikkeling de eis wordt gesteld, dat een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
Op basis van de vastgestelde gemeentelijke Erfgoedkaart geldt ter plaatse een hoge archeologische verwachtingswaarde. De nadere aanduiding verstoring op deze kaart geeft aan, dat er aanwijzingen zijn, dat de gronden in het verleden zijn verstoord. Echter moet worden aangetoond, dat deze verstoringen daadwerkelijk hebben plaats gevonden. Dit kan plaats vinden aan de hand van een beknopt (bureau-)onderzoek, een beperkt aantal boringen, of op basis van aan te leveren facturen en ander bewijsmateriaal (vb van een grondverzetbedrijf). Nu het aantonen van de verstoring op een simpele wijze en met slechts beperkte kosten voor de eigenaar, is er geen reden aanwezig de gelegde dubbelbestemming te verwijderen. Conclusie: Deze zienswijzen onder a. en b. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder a. en b. zijn gegrond; de zienswijze onder c. is ongegrond.
72. a.
Dhr. S.J.M. van Abeelen De locatie van de Jacobushoeve aan de Steenovensebaan 29 zou op basis van de visie voor het Landschapspark Oosterhout Breda de bestemming van hoeve-restaurant, speeltuin, parkeergelegenheid en toegangspoort naar de bossen moeten krijgen. Deze locatie is hiervoor uitermate geschikt, gezien de ligging midden in het natuurgebied, de reeds aanwezige (neven)-functie als educatieve boerderij, de bereiding van streekproducten en de aanwezige horecavergunning.
Of een dergelijke uitbreiding van de bestaande functies op dit perceel uit een oogpunt van ruimtelijke ordening aanvaardbaar is, kan nu niet worden vastgesteld, zodat het nu meenemen van een dergelijke ontwikkeling in dit bestemmingsplan niet mogelijk is. Aan de hand van een nadere concretisering van de plannen, leidend tot een aan te leveren ruimtelijke onderbouwing, kan worden bezien, of en zo ja via welke procedure medewerking kan worden verleend aan deze ontwikkeling.
77 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
b.
Verzocht wordt om voor de op dit perceel toegestane nevenfunctie 'horeca (zonder alcohol) en detailhandel in streekeigen producten)' het verbod van het schenken van alcohol te schrappen. Dit zou dan kunnen gebeuren onder de restricties, dat er beperkte openingstijden gelden, er maximaal 250 m2 aan bebouwing aanwezig is, maximaal 30 personen aanwezig zijn, geen overlast wordt veroorzaakt en geen concurrentie met de stad zal plaats vinden.
Een dergelijke verruiming van de toegestane nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf zal een bijdrage leveren aan het toeristischrecreatief product en aan een gewenste inkomstenverbreding bij de agrarische sector. De voorgestelde restricties zijn dusdanig, dat hier geen strijd ontstaat met een goede ruimtelijke ordening. In de tabel van artikel 3.2.1, onder c. zal het verbod op het schenken van alcohol worden geschrapt. In artikel 3.5.1, lid 8., worden restricties opgenomen, welke van toepassing zijn op dergelijke horecaactiviteiten. Omtrent de openingstijden wordt in dit bestemmingsplan niets geregeld, nu dit reeds plaatsvindt via de gemeentelijke APV. Omdat in de jurisprudentie is bepaald, dat concurrentieverhoudingen geen in aanmerking te nemen belang zijn, zal de aangedragen restrictie op dit aspect niet worden opgenomen. Conclusie: De zienswijze onder b. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder b. is gegrond; de zienswijze onder a. is ongegrond.
73.
Dhr. A.A.M. Thielen Verzocht wordt om voor het perceel Steenovensebaan 37 in artikel 3.1.2, onder c. (Staat van nevenactiviteiten) de nevenfunctie 'detailhandel verwant aan de ter plaatse geproduceerde producten' op te nemen. Deze activiteiten vindt als nevenactiviteit plaats naast de agrarische activiteiten.
In artikel 3.1.2, onder d. is een regeling voor ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf opgenomen (t.b.v. de verkoop van op het eigen bedrijf geproduceerde producten). Deze regeling biedt in deze situatie voldoende soelaas. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
74. a.
Van Dun Advies B.V., namens dhr. C. Thielen Verzocht wordt het bouwvlak voor het op het perceel Steenovensebaan 39 gevestigde semi-agrarische bedrijf aan te passen. De ten zuidoosten van de bestaande bebouwing vergunde loods, alsook de aan de noordzijde gesitueerde buitenbak vallen deels buiten dat bouwvlak. Ook dient wijziging van dat bouwvlak plaats te vinden om geplande nieuwe ontwikkelingen (minicamping en stapmolen) op dit perceel mogelijk te maken.
Het bouwvlak 'Bedrijf - semi-agrarisch bedrijf dient in oostelijke richting te worden uitgebreid om de loods, waarvoor op 8 maart 2013 een omgevingsvergunning is verleend, binnen dat bouwvlak te leggen. Ook dient een geringe uitbreiding van het bouwvlak aan de noordzijde plaats te vinden, om de stapmolen binnen dat bouwvlak te leggen. De buitenbak ligt nu buiten het bouwvlak, maar binnen een gebied met de aanduiding 'wetgevingszone - voorzie78
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
ning buiten bouwvlak'. Deze aanduiding behoeft geen aanpassing. Vanwege de verdere ontwikkeling van dit bedrijf dient de maximale bebouwde oppervlakte, als genoemd in het schema bij artikel 8.1.2, lid a, te worden verhoogd van 1.760 m2 naar 5.000 m2 (incl. buitenrijbak en stapmolen.
Bedrijven, waaronder ook semi-agrarische bedrijven, horen strikt genomen niet thuis in een buitengebied, maar op een bedrijventerrein. Om die reden wordt in het bestemmingsplan de thans aanwezige oppervlakte aan bebouwing als maximaal toegestane bebouwing (na realisering van de nieuwe loods in totaal 1.760 m2) opgenomen en worden aan deze bedrijven maar beperkte uitbreidingsmogelijkheden gegeven. Voor semi-agrarische bedrijven, waarbij nog enige relatie met het buitengebied aanwezig is, kan, via toepassing van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, onder de vermelde voorwaarden een uitbreiding met 15Zo plaats vinden. Na het rechtskrachtig worden van het bestemmingsplan kan van die bevoegdheid gebruik worden gemaakt. Een verhoging van de maximale toegestane oppervlakte tot 5.000 m2 is dan ook duidelijk in strijd met het vastgestelde gemeentelijke beleid. 0
In de Staat van nevenactiviteiten (schema bij artikel 8.1.2, onder a, wordt ten onrechte de nu aanwezige nevenfunctie van loonwerkbedrijf niet vermeld. Deze activiteit is, gezien de aard en omvang (feitelijk stallen van enkele machines), ondergeschikt aan de bedrijfsvoering van de paardenhouderij met pensionstalling.
Voor de uitoefening van een loonwerkbedrijf is in het verleden geen vergunning verleend, reden waarom het opnemen van een dergelijke nevenfunctie niet gewenst is. De omschrijving in de Staat van semi-agrarische bedrijven (schema in artikel 8.1.2, onder a.) behoeft dan ook geen aanpassing. Wel is de regeling van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven verruimd, in die zin dat kleinschalige loonwerkbedrijven (tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 500 m2) als nevenactiviteit mogelijk zijn. Aan de regeling dat uitsluitend milieucategorie 1 en 2 bedrijven zijn toegestaan wordt alsnog de zinssnede toegevoegd 'of een qua milieuhinder en ruimtelijke uitstraling daarmede vergelijkbare activiteit'. Hoewel dergelijke kleine loonwerkbedrijven behoren tot milieucategorie 3 is de milieuhinder en de ruimtelijke uitstraling daarvan vergelijkbaar met milieucategorie 2 bedrijven.
Verzocht wordt om voor deze locatie kleinschalig kamperen rechtstreeks mogelijk te maken t.b.v. de voorgestane ontwikkeling van een mini-camping (voor mensen met een beperking). Bij de al toegestane functie paardenpension met nevenactiviteit zorg en
Bij de bestemming 'Bedrijf - semi-agrarisch bedrijf is, evenals dat het geval is bij de bestemming 'Bedrijf, geen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor kleinschalig kamperen. Een dergelijke functie wordt bij een bedrijfsbestemming niet passend 79
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
resocialisatie, is dit een passende combinatie. Ook dient de zorgfunctie te worden toegestaan bij mini-campings. Bij de bestemming 'Bedrijf - semi-agrarisch bedrijf is in tegenstelling tot bij meerdere andere bestemmingen, geen wijzigingsmogelijkheid opgenomen t.b.v. kleinschalig kamperen. De nevenfunctie kleinschalig kamperen is naar aard en omvang tevens toepasbaar bij paardenhouderijen. In de ruimtelijke onderbouwing wordt deze ontwikkeling nader gemotiveerd.
geacht. Niettemin kunnen zich situaties voordoen, zoals op dit perceel, waar een nevenactiviteit van zorg en resocialisatie plaats vindt, waarbij een vorm van kleinschalig kamperen, gerelateerd aan die zorgfunctie, uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar kan zijn. Om die reden wordt de binnenplanse afwijkingsregeling voor kleinschalig kamperen, zoals die bij meerdere bestemmingen is opgenomen, ook hier toegevoegd na artikel 8.5.1. Nu niet op voorhand vaststaat, of aan de te stellen voorwaarden wordt voldaan, is het rechtstreeks bestemmen van dat kleinschalig kamperen in dit bestemmingsplan niet mogelijk. Na het rechtskrachtig worden van het bestemmingsplan kan van die afwijkingsbevoegdheid, via het indienen van een aanvrage omgevingsvergunning, gebruik worden gemaakt. De omschrijving in de Staat van semiagrarische bedrijven (schema in artikel 8.1.2, onder a.) behoeft dan ook geen aanpassing. Conclusie: De zienswijzen onder a., c. en d. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder a., c. en d. zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond.
75.
Dhr. A.C.M. Damen Voor een perceel grond aan Ter Aalst (sectie 0 , nr. 629), gelegen nabij de panden Ter Aalst 3 en 4 en volledig omsloten door wegen, is ten onrechte de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in 'Natuur'. Er bestaat hiervoor geen enkele aanleiding, nu dit perceel niet is gelegen in de EHS of groenblauwe mantel, er geen bijzondere natuurwaarden voorkomen en er een agrarisch gebruik plaats vindt. Voorts wordt er voor gepleit de bestemming te wijzigen in 'Sport'. Er bestaan plannen voor de aanleg van tennisbanen op dit perceel.
In de Verordening ruimte 2014 is dit perceel aangeduid als 'Gemengd landelijk gebied' en in het geldende bestemmingsplan geldt hier een agrarische bestemming, zonder bouwvlak. Het perceel wordt volledig omsloten door (diverse takken van) de weg Ter Aalst. Dat in de omgeving een menging van functies aanwezig is, rechtvaardigt niet de opneming van een bestemming 'Sport'. De aanleg van tennisbanen op dit volledig in het zicht liggend perceel is uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk. Aan het wijzigen van de bestemming van dit perceel naar 'Sport' wordt dan ook geen medewerking verleend. Op de verbeelding zal alsnog de vigerende agrarische bestemming worden opgenomen. Conclusie: De zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gedeeltelijk gegrond. 80
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
76. a.
b.
R a s s e r s Advocaten, namens dhr. R . J . Schot In een tot het terrein van de golfbaan behorend gebouw Ter Aalst 7a, met de bestemming 'Sport (ss-10)' en met de aanduiding 'bouwvlak', zou volgens artikel 18.1.2, lid b. horeca gevestigd kunnen worden. Gezien de omgeving is dit ongewenst (geen goede ontsluiting, onvoldoende parkeervoorzieningen), reden waarom verzocht wordt voor dit bouwvlak het gebruik tb.v. horeca uit te sluiten.
In artikel 18.1.2, lid a (tabel onder ss-10) en lid b, sub 4, is duidelijk aangegeven, dat de horecafunctie geldt voor Salesdreef 2 en niet voor Ter Aalst 7a. In het bouwvlak van Ter Aalst 7a is de vestiging van een horecabedrijf dus reeds uitgesloten.
Verzocht wordt om nu feitelijk plaats vindende ondergeschikte detailhandel in goederen, die verband houden met (de exploitatie van) het op het perceel Ter Aalst 9 aanwezige semi-agrarische bedrijf (honden en/of kattenpension en een trimsalon) alsnog als zodanig te bestemmen.
Bij een vorm van bedrijvigheid wordt in het algemeen detailhandel, als niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering en ondergeschikt aan die bedrijfsfunctie voorzover het betreft goederen, welke direct verband houden met die bedrijfsfunctie, toegestaan. Aan artikel 8.4.1, lid b. wordt dan ook toegevoegd, dat detailhandel in bedoelde vorm mag plaats vinden.
Op grond van artikel 8.2.2, lid b van de planregels mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning. De reeds aanwezige bedrijfsgebouwen op het perceel Ter Aalst 9 zijn niet achter de voorgevelrooilijn gebouwd en zijn dan ook in strijd met de planregels. Verzocht wordt om het bestemmingsplan aan te passen op de bestaande, legale situatie.
Verwezen wordt naar het gemeentelijke standpunt, ingenomen onder zienswijze 37, onder a. De daar gegeven regeling van de voorgevelrooilijn wordt ook in artikel 8.2.2, lid b. opgenomen.
Het oostelijk deel van het perceel Ter Aalst 9 is ten onrechte bestemd tot 'Agrarisch'. Dit perceelsdeel wordt gebruikt om de dieren los c.q. uit te laten en hoort dus bij het bedrijf. Dit deel dient ook bestemd te worden tot 'Bedrijf - semi-agrarisch bedrijf'. Door daar geen bouwvlak toe te kennen kan het bedrijf niet uitbreiden naar dit perceelsdeel. Dan is er ook geen sprake van strijd met de Verordening ruimte.
Voor dit perceel is de agrarische bestemming uit het geldende bestemmingsplan één op één overgenomen, conform het in de Beleidsnotitie bestemmingsplan Buitengebied in januari 2013 vastgestelde gemeentelijke beleid. Opneming van een (semi-agrarische) bedrijfsbestemming is overigens in deze situatie niet mogelijk. Bij de toetsing van uitbreiding van hondenpensions wordt de VNG-brochure bedrijven en milieuzoning gehanteerd om te bepalen of de omgeving gevrijwaard blijft van overlastsituaties. In die brochure is vermeld, dat de afstand van een hondenpension tot een geluidsgevoelig object (i.v.m. geluid) minimaal 100 meter dient te bedragen. In de onderhavige situatie zijn binnen die zone van 100 meter geluidsgevoelige objecten gelegen. Om die reden is een uitbreiding van de bestemming 'Bedrijf — 81
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
semi-agrarisch bedrijf' uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet mogelijk. Verzocht wordt de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' van het perceel Ter Aalst 9 te schrappen. Op de Archeologische Verwachtingswaardenkaart is dit perceel aangeduid met een lage verwachting (al verstoring plaats gevonden). Het opnemen van een bouwverbod is dan onnodig.
Op basis van de vastgestelde gemeentelijke Erfgoedkaart geldt ter plaatse een hoge archeologische verwachtingswaarde. De nadere aanduiding 'verstoring' op deze kaart geeft aan, dat er aanwijzingen zijn, dat de gronden in het verleden zijn verstoord. Echter moet worden aangetoond, dat deze verstoringen daadwerkelijk hebben plaats gevonden. Dit kan plaats vinden aan de hand van een beknopt (bureau-)onderzoek, een beperkt aantal boringen, of op basis van aan te leveren facturen en ander bewijsmateriaal (b.v. van een grondverzetbedrijf). Nu het aantonen van de verstoring op een simpele wijze en met slechts beperkte kosten voor de eigenaar mogelijk is, is er geen reden aanwezig de gelegde dubbelbestemming te verwijderen.
De voor het perceel Ter Aalst 9 liggende weg loopt in westelijke richting als zandpad verder richting nabij gelegen campings, recreatieterreinen en de golfbaan. Aanwezige (natuurkampeerterreinen ontsluiten nog steeds via de (zand)weg Ter Aalst. Hierdoor wordt die zandpad regelmatig gebruikt door automobilisten en ander gemotoriseerd verkeer. Door het vele verkeer slaan de dieren in het dierenpension aan en ontstaat geluidhinder voor de omgeving, alsmede verkeershinder. In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in een ontsluitingsweg van die recreatiegebieden. Er dient planologisch verzekerd te worden, dat de recreatievoorzieningen niet ontsloten worden via Ter Aalst en dat de zandweg niet gebruikt mag worden voor gemotoriseerd verkeer.
Het betreft hier een bestaande ontsluitingssituatie voor de bestaande recreatiebedrijven, waarvoor dit bestemmingsplan de vigerende rechten vastlegt. Via een bestemmingsplan is niet te regelen, dat de weg niet meer zou mogen worden gebruikt door gemotoriseerd verkeer.
Nu het geldende bestemmingsplan niet voorzag in de komst van een recreatieterrein op het perceel Meerberg 10 moet de bestemming van dit terrein tot 'Recreatie' gezien worden als een nieuwe ontwikkeling. Deze vestiging is in strijd met de Verordening ruimte en het gemeentelijke beleid aangaande de vestiging van recreatie-terreinen. Ook neemt de verkeersintensiteit op de zandweg Ter Aalst toe vanwege bezoekers van dat recreatieterrein.
Het op het perceel Meerberg 10 aanwezige kleinschalig kampeerterrein is met vergunning opgericht. Er vindt dan ook niets anders plaats dan opneming van die vergunde situatie in dit bestemmingsplan. Dit kampeerterrein is ontsloten via de weg Meerberg en niet via de zandweg Ter Aalst.
Conclusie: De zienswijzen onder b. en c. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. 82
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Geqrondheid: De zienswijzen onder b. en c. zijn gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond. 77.
Familie Rombouts Gevraagd wordt om voor de agrarische gronden nabij Rijksweg A27, Ekelstraat en Hoogstraat in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen voor het plaatsen van borden voor de promotie van plaatselijke evenementen en van eigen producten (boerderij-producten).
Op deze agrarische gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van het agrarisch gebruik worden opgericht. Dergelijke reclameborden vallen hier niet onder, en kunnen dan ook geen regeling vinden in het bestemmingsplan. Per situatie kan worden bezien, of een (tijdelijke) afwijking van de regels van het bestemmingsplan kan worden toegestaan. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
78. a.
Z L T O , namens dhr. G . L . J . Donkers De op het perceel Ter Horst 10 aanwezige in het verleden afgesplitste woning is ten onrechte bestemd als burgerwoning, maar dient de aanduiding 'plattelandswoning' te krijgen. Bij meerdere voormalige agrarische bedrijfswoningen is dit gebeurd, ook in situaties, waar de woning al gedurende een langere periode als burgerwoning in gebruik was, maar in het verleden niet handhavend is opgetreden. Op deze wijze wordt illegaal handelen beloond. Het agrarisch bedrijf op het perceel Ter Horst 21 en 8 wordt in zijn bedrijfsvoering belemmerd door de gelegde bestemming van burgerwoning.
b.
Verzocht wordt om de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' van het gebied rond Ter Horst 10 en 21 te schrappen. In het kader van een in het verleden plaats gevonden hebbende ruilverkaveling zijn de gronden tot een diepte van 1 meter afgegraven, weer opgehoogd en zijn sloten gedempt en nieuwe sloten gegraven. Het is niet aannemelijk, dat ter plaatse nog archeologische waarden worden aangetroffen.
T.a.v. voormalige bedrijfswoningen, welke in het nu nog geldende bestemmingsplan al de bestemming burgerwoning hebben, wordt de geldende bestemming één op één overgenomen. Het kan niet zo zijn, dat de geldende juridische status alsook de uit die planologische regeling voortvloeiende milieubescherming ineens vervalt.
Op basis van de vastgestelde gemeentelijke Erfgoedkaart geldt ter plaatse een hoge archeologische verwachtingswaarde. De nadere aanduiding 'verstoring' op deze kaart geeft aan, dat er aanwijzingen zijn, dat de gronden in het verleden zijn verstoord. Echter moet worden aangetoond, dat deze verstoringen daadwerkelijk hebben plaats gevonden. Dit kan plaats vinden aan de hand van een beknopt (bureau-)onderzoek, een beperkt aantal boringen, of op basis van aan te leveren facturen en ander bewijsmateriaal (b.v. van een grondverzetbedrijf). Nu het aantonen van de verstoring op een simpele wijze en met slechts beperkte kosten voor de eigenaar, is er geen reden aanwezig de gelegde dubbelbestemming te verwijderen. 83
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
c.
79. a.
b.
Het opnemen van de voorwaarde bij de regeling voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak van intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden, dat dit niet gepaard mag gaan met een toename van de veestapel, is onaanvaardbaar. Gevraagd wordt deze voorwaarde te schrappen en om de mogelijkheden over te nemen, die de Vr. voor dit type bedrijven biedt. In de Vr. heeft de provincie een zorgvuldige afweging gemaakt over de ontwikkelingsmogelijkheden, die voor intensieve veehouderijbedrijven wenselijk zijn. In de Vr. worden geen eisen aan de maximale omvang aan de veestapel gesteld. Het niet volgen van de Vr. is onterecht en onredelijk. Deze bedrijven moeten al inspanningen leveren om volledig duurzaam te produceren. Hierbij is een zekere mate van schaalvergroting noodzakelijk om de aanzienlijke investeringen te kunnen terugverdienen. In feite wordt in het bestemmingsplan een uitsterfregeling voor intensieve veehouderijbedrijven voor het gehele grondgebied gevoerd, zonder dat hier een vanuit ondernemersoogpunt verantwoorde beëindigingsregeling tegenover staat. Next Advocaten, namens 't Haasje Recreatiepark B.V. De gegeven definities voor 'recreatieverblijf' (artikel 1.90) en 'stacaravan' (artikel 1.96) geven aanleiding tot verwarring, nu bij recreatieverblijf een chalet wordt genoemd, terwijl een chalet bij stacaravan niet voorkomt. In de dagelijkse praktijk wordt evenwel een stacaravan wel chalet genoemd. Bovendien ziet artikel 1.90 kennelijk op recreatieverblijven, voor de bouw waarvan een omgevingsvergunning is vereist. Een dergelijke vergunning is niet nodig voor een stacaravan, ook genoemd chalet. Gevraagd wordt om in artikel 1.90 de woorden 'of chalet' te schrappen, en die woorden toe te voegen aan artikel 1.96. Op het kampeerterrein met stacaravans c.q. recreatieverblijven op het perceel Vijf Eikenweg 45 is ook een grote binnen-speeltuin c.q. een indoor-speelhal ('Haasje over') aanwezig. Deze voorziening wordt in de regels niet expliciet genoemd, waardoor niet
Zie reactie bij zienswijze 6, onder g.
Conclusie:
Deze zienswijze, onder c. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze, gegeven definities inderdaad tot onder c.kunnen is gegrond; de beide verwarring leiden. De in ongegrond. het ontwerp-bestemoverige zienswijzen zijn mingsplan opgenomen regeling is bedoeld om een onderscheid te maken tussen recreatieverblijven en stacaravans, vanwege in het bijzonder het verschil in constructie en mogelijke verplaatsbaarheid ervan. Het noemen van voorbeelden in de definitie van recreatieverblijf is hierbij verwarrend. Deze worden alsnog uit de definitie geschrapt. Voorts wordt het noodzakelijk geacht de definitie van stacaravan aan te scherpen.
De betreffende indoor-speelgelegenheid is reeds jaren legaal aanwezig, reden waarom in de tabel in artikel 16.1.2, onder a, bij sr-18 onder 'betekenis in regels' ( 3 kolom) de activiteit 'en dagrecreatieve voorziening' wordt opgenomen. e
84 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
onomwonden blijkt, dat de vestiging of exploitatie van die speelvoorziening is toegestaan. Gevraagd wordt om in het schema van artikel 16.1.2, onder a, onder sr18 en bij 'betekenis in de regels' de omschrijving te wijzigen in 'kampeerterrein met stacaravans en indoor-speelhaľ. Verzocht wordt om de in artikel 16.2.4, onder a., opgenomen maximale bouwhoogte voor sanitair en onderhoudsgebouwen van 3 meter te wijzigen in 5,20 meter. Waarom voor dergelijke gebouwen een verschil gemaakt moet worden met recreatieverblijven en stacaravans, waarvoor in lid e een maximale hoogte van 5 meter wordt toegestaan, is niet duidelijk. Voor de sanitair en onderhoudsge bouwen is functioneel een hoogte van 3 meter te laag, mede teneinde die gebouwen te kunnen voorzien van duurzame energie voorzieningen (zonnepanelen e.d.). Een hogere maat past qua nokhoogte en (dakvlak) vormgeving beter op het recreatiepark.
Ingevolge artikel 16.2.4, leden d. en e., bedraagt de maximale goot en bouwhoogte van recreatieverblijven en stacaravans resp. 3 en 5 meter. Uit ruimtelijk oogpunt is niet te motiveren, waarom voor de sanitair en onderhoudsgebouwen, welke in hetzelfde gebied met dezelfde bestemming zijn gelegen, een afwijkende maatvoering zou moeten worden gehanteerd. Q ua functionaliteit, vormgeving en mogelijk gebruik van duurzame energie zijn gebouwen met een kap ook meer passend. De regeling wordt aangepast, waarbij voor sanitair en onderhoudsgebouwen eenzelfde hoogtematen als voor recreatie verblijven en stacaravans zullen gelden.
Op het recreatiepark zijn 2 bedrij fswoningen aanwezig, die in het geldende bestemmings plan ook als zodanig waren bestemd. Nu is volgens artikel 16.2.7, onder a, per bouwvlak maar 1 bedrijfswoning toegestaan. Voor een recreatiepark met een omvang als die van 't Haasje zijn t.b.v. een optimale bedrijfsvoering ook 2 bedrijfswoningen noodzakelijk. Verzocht wordt de regeling te wijzigen, zodat alsnog 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan.
De in artikel 16.2.7, lid a, gegeven regeling, geeft onder 2 aan, dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneen heden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen is. Op de verbeelding is voor het recreatieterrein aan de Vijf Eikenweg 45 de aanduiding van 2 wooneenheden opgenomen. Op het terrein zijn derhalve, conform de regeling in het nu geldende bestemmingsplan 2 bedrijfswoningen toegestaan. Conclusie: De zienswijzen onder a., b. en c. vormen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijzen onder a., b. en c. zijn gegrond; de zienswijze onder d. is ongegrond.
Dhr, van der Mast De bestaande opslag voor ruw voer op het perceel Vijf Eikenweg 50 ligt deels buiten het op de verbeelding aangeduide agrarische bouwvlak. Verzocht wordt dit bouwvlak zodanig aan te passen, dat die maiskuil binnen het bouwvlak ligt.
Dergelijke voorzieningen dienen binnen een agrarisch bouwvlak te liggen. Om dat te berei ken wordt een vormverandering (en dus geen vergroting) van het bouwvlak aangebracht. De uitbreiding van het bouwvlak aan de westzijde wordt gecompenseerd met een verkleining van dat bouwvlak aan de noordzijde.
85 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond. 81.
Staal Makelaars, namens Familie Halters Verzocht wordt het perceel Vrachelsestraat tussen 52 en 54 op te nemen als bouwlocatie in het kader van Ruimte voor Ruimte. Nu de eigenaar bereid is deze realisatie te doen volgens de provinciale Ruimte voor Ruimte-regeling, is directe opneming in het bestemmingsplan Buitengebied mogelijk en is een aparte herziening van het bestemmingsplan niet nodig.
Alleen op basis van een aangeleverde en goedgekeurde ruimtelijke onderbouwing kan worden aangetoond, dat dit initiatief voldoet aan de Ruimte voor Ruimte-regeling en de daarin gestelde voorwaarden (waaronder die ten aanzien van de slooplocatie). Een dergelijke onderbouwing is niet aangeleverd, zodat alleen al om die reden nu in dit bestemmingsplan geen woonbestemming op dat perceel kan worden toegevoegd. Dit betekent, dat enkel nog de weg open staat voor het voeren van een separate procedure tot planherziening. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
82.
DAS Rechtsbijstand, namens dhr. V.R.H. Jonqedijk In tegenstelling tot het gestelde in het Eindverslag Vooroverleg en Inspraak is een op het perceel Vraggelse Baan 9 aanwezige carport, gesitueerd tegen het bijgebouw aan de zijde van de perceelsgrens met het perceel Vraggelse Baan 7, ten onrechte niet binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' gelegd. Verzocht wordt dit alsnog te doen.
Geconstateerd moet worden, dat een aanwezig bijgebouw inderdaad niet binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' is gesitueerd. Dit vlak wordt aangepast, in die zin dat de grens van dat vlak in beperkte mate wordt opgeschoven om een bestaand bijgebouw binnen dat bouwvlak te leggen. Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is gegrond.
83. a.
Amarant Groep De op het perceel Weth. Van Dijklaan 17 aanwezige recreatiewoning heeft een inhoud van 700 m3, terwijl volgens artikel 17.2.4 van de regels een inhoud van maximaal 250 m3 is toegestaan. Verzocht wordt om de maximale inhoudsmaat te verhogen naar 700 m3 en om bovenop die maat een uitbreidingsmogelijkheid van 10 7o toe te staan. 0
De bestaande afwijkende maatvoering zal worden gerespecteerd door het opnemen van een afwijkingsregeling voor dit pand (tot maximaal 700 m3) in lid d. van artikel 17.2.4. Voor solitaire recreatiewoningen geldt als algemene regel, dat deze een maximale inhoud van 250 m mogen hebben. Niet wordt ingezien, waarom voor de onderhavige recreatiewoning, welke al een inhoud heeft van 700 m , ook nog een extra uitbreidingsmogelijkheid moet worden geboden. 3
3
86 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Het perceel Weth. Van Dijklaan 19 is aangeduid als 'Maatschappelijk'. Bij de gegeven detaillering van de bestemming in artikel 13.1.2 van de regels is in de tabel een bebouwd oppervlak van 360 m2 opgenomen. Evenwel heeft de bestaande bebouwing al een toegestane oppervlakte van 500 m2. Verzocht wordt het maximaal bebouwd oppervlak te vergroten tot 500 m2 en bovenop die maat een uitbreidingsmogelijkheid van 25 7o toe te staan.
Gezien de feitelijke en legale situatie zal de oppervlaktemaat in de Staat van maatschappelijke doeleinden (artikel 13.1.2, onder a.) bij de specifieke aanduiding sm-10 (Wethouder van Dijklaan 19) worden gewijzigd in 550 m . In deze maat is al rekening gehouden met een mogelijke uitbreiding van lO /). Een verdere uitbreiding voor niet-agrarische bedrijven, welke in principe niet thuishoren in het buitengebied, is niet mogelijk. 2
0
0
Conclusie: Deze beide zienswijzen vormen aanleiding het bestemmingsplan in de aangegeven zin te wijzigen. Geqrondheid: De beide zienswijzen zijn gegrond.
87 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
C.
Zienswijzen 9 (deels) en 84 t/m 154
Deze zienswijzen hebben alle betrekking op de in het ontwerp-bestemmingsplan gelegde sportbestemming in het gebied ten zuiden van de kern Den Hout). De agrarische bestemming van de percelen ten zuiden van Den Hout tussen de Herstraat en het Ruiterspoor wordt gewijzigd in een sportbestemming, zodat hier een sportcomplex mogelijk wordt. Deze bestemmingswijziging gaat ten koste van het aangewezen beschermd dorpsgezicht, omdat het groene en agrarische karakter van de omgeving en de aanwezige ecologische zone zullen verdwijnen, alsmede de afstand tussen Den Hout en Oosterhout (De Contreie) kleiner wordt. Bovendien ondervindt de aangrenzende kinderrijke buurt veel hinder van dit gebruik voor sportactiviteiten, in de vorm van geluidsoverlast (door evenementen en bezoekers of vanwege gebruik geluidsinstallatie), verkeersoverlast (meer verkeer door de Herstraat mede vanwege een toekomstige afsluiting van die weg ter hoogte van De Contreie), parkeeroverlast (met gevaarlijk parkeren in de berm), verkeersonveiligheid (grotendeels ontbreken van trottoirs aan weerszijden van de Herstraat) en lichthinder (vanwege te plaatsen lichtmasten). Er vindt een aanzienlijke aantasting van het woongenot plaats.
In het nu geldende bestemmingsplan zijn het ter plaatse aanwezige voetbalveld en de tennisbanen bestemd tot 'Recreatie'. Volgens de thans van rijkswege voorgeschreven systematiek moeten dergelijke voorzieningen nu tot 'Sport' bestemd worden. Het oefenterrein van de Heuvelruiters had een agrarische bestemming. In het ontwerp-bestemmingsplan is grotendeels de nu bestaande situatie opgenomen. Hierbij heeft het oefenterrein van de Heuvelruiters, in overeenstemming met het nu bestaande gebruik, ook een sportbestemming gekregen en is een (beperkte) uitbreiding van de tennis-accommodatie mogelijk gemaakt. De nadere aanduiding 'veldsport' heeft betrekking op het aanwezige voetbalveld. Ook de in het gebied gelegen ecologische verbindingszone is uit het geldende bestemmingsplan overgenomen en heeft nu de bestemming 'Natuur' gekregen. Per voorziening is voorts een zeer beperkt bouwvlak opgenomen, waarbinnen gebouwen ten dienste van die sportvoorzieningen aanwezig mogen zijn. In de bestemmingsregeling is dus niets anders gebeurd dan het huidige gebruik via een adequate bestemming vast te leggen.
De in artikel 18.1.2 van de regels opgenomen aanduiding veldsport (bij specifieke vorm van sport - 5) zou kunnen duiden op een mogelijke verhuizing van V.V. Irene '58 naar de Herstraat. De aanleg van en de investering in een nieuw sportcomplex aan de Herstraat is volstrekt overbodig en brengt onnodige kosten met zich mee, nu in De Contreie op korte (loop)afstand van Den Hout een fraai hagelnieuw multifunctioneel sportcomplex wordt aangelegd.
De opgenomen planologische regeling is zodanig beperkt, dat op deze percelen geen sportcomplex kan ontstaan of een verhuizing van V.V. Irene '58 kan plaats vinden. In dit verband wordt verwezen naar de gemeentelijke reactie naar aanleiding van zienswijze 9, waarin afwijzend wordt gereageerd op een verzoek om in dit bestemmingsplan Buitengebied alsnog de ontwikkeling van een sportcomplex aan de zuidzijde van Den Hout mee te nemen. Van een inbreuk op het beschermd dorpsgezicht of van een aantasting van het woongenot is thans dan ook geen sprake. Nu ook qua toegelaten functies geen wijziging van het bestaande planologisch regiem plaats vindt, is een noodzaak tot het overleggen van een ruimtelijke onderbouwing niet aan de orde.
Gelet op de inbreuk op het bestaande planologische regiem moet in een ruimtelijke onderbouwing worden aangegeven, of deze ontwikkeling voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
88 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
b.
c.
Getracht wordt om op de locatie ten zuiden van de Hoge Akker de vestiging van een hondenoefenterrein planologisch mogelijk te maken. De daarvoor opgenomen uitbreiding van de sportbestemming met een hondensportterrein is in strijd met de toelichting van het ontwerp-bestemmingsplan (pag. 78), waarin is vermeld, dat in het nieuwe bestemmingsplan het bestaand gebruik voor wat betreft hondensportterreinen, conform de regeling in het vigerende bestemmingsplan, is opgenomen. Het terrein aan de Herstraat is evenwel nooit feitelijk in gebruik geweest als hondenoefenterrein en dat gebruik is evenmin in het huidige bestemmingsplan aldaar toegestaan. Bovendien is deze ontwikkeling ongewenst en is deze niet uitgewerkt in een ruimtelijke onderbouwing. Verzocht wordt de in artikel 18 van de regels voor het perceel Herstraat 60 opgenomen nadere aanduiding 'hondensport' te schrappen. In een enkele zienswijze wordt opgemerkt, dat het ontwerp-bestemmingsplan niet geheel in overeenstemming is met eerdere besluiten en toezeggingen van het college en de raad inzake de uitvoering van het iDOP Den Hout en de daarin vervatte gewenste ontwikkelingen. Dit betreft dan in het bijzonder punt 1.3 van de Leefbaarheidagenda, waarin de ontwikkeling van een sportpark in Den Hout binnen een tijdshorizon van 5 - 10 jaar is vermeld. Aangezien een bestemmingsplan een looptijd heeft van 10 jaar, is dit het moment om de ontwikkeling van een sportpark in de directe omgeving van de bestaande sportfaciliteiten en -terreinen in potentie een kans te geven. Verzocht wordt om deze ruimtelijke ontwikkeling alsnog te verwerken in dit bestemmingsplan.
Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze wordt op dit onderdeel ongegrond verklaard. Deze zienswijze is terecht ingebracht. De bestemming voor dit terrein dient dan ook weer gewijzigd te worden in de bestemming 'Agrarisch'. In de regels wordt de nadere aanduiding 'hondensport' geschrapt.
Conclusie: Deze zienswijze vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze wordt op dit onderdeel gegrond verklaard. Verwezen wordt naar de gemeentelijke reactie, als verwoord bij zienswijze 9.
Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze wordt op dit onderdeel ongegrond verklaard.
Conclusie: De zienswijze onder b. vormt aanleiding om de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder b. is gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond. 89 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Zienswijzen tegen Plan-MER Ten aanzien van de eveneens ter inzage gelegde Plan-MER en de daarbij behorende passende beoordeling, zijn door 2 personen zienswijzen ingediend. Hieronder is de nummering aangehouden van de lijst van de indieners zienswijzen uit paragraaf 3.2.
7. a.
Milieuvereniging Oosterhout Het MER was niet digitaal raadpleegbaar, zodat er geen sprake is van een zorgvuldige voorbereiding. De ter inzage legging moet alsnog op de juiste manier plaats vinden.
In het MER ontbreken varianten. Een nulalternatief met de vergunde, maar nog niet gerealiseerde bouwvlakruimte en het meest milieuvriendelijke alternatief, mogen niet ontbreken.
Het ontwerp-bestemmingsplan, de Plan-MER en het ontwerpbesluit vaststelling hogere waarden Wet geluidhinder hebben op de voorgeschreven wijze (via de site www.ruimteliikeplannen.nl) ter inzage gelegen. Ook is een papieren versie ter inzage gelegd. De voorbereiding heeft dan ook zorgvuldig plaats gevonden en er is dan ook geen enkele reden dit nu over te doen. In paragraaf 4.2 van het plan-MER is (conform het gestelde in de Wet Milieubeheer) nader ingegaan op het aspect, hoe met alternatieven is omgegaan. Daarin is gemotiveerd, waarom behalve de feitelijke en maximale situatie geen andere scenario's of alternatieven zijn onderzocht. Uit wet- en regelgeving, adviezen van de commissie m.e.r. en uitspraken van de Raad van State blijkt, dat in ieder geval de maximaal mogelijke effecten van de maximaal mogelijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan ten opzichte van de feitelijke situatie in het plan-MER moeten zijn onderzocht. De meerwaarde van het onderzoeken van andere varianten (w.o. een (meer) realistisch scenario) wordt niet ingezien, nu alle scenario's (reëel of maximaal) leiden tot significant negatieve effecten op Natura 2000 - gebieden en dus moeten leiden tot het nemen van maatregelen in het bestemmingsplan. Ook worden in dit MER geen locatie- en/of inrichtingsalternatieven onderzocht. Voor de uitbreiding van agrarische bedrijven (veehouderijen en glastuinbouw) en recreatieve bedrijven bestaat over het algemeen geen locatie-alternatief, nu enkel bestaande bedrijven en functies kunnen uitbreiden, conform de planologische ruimte uit de vigerende bestemmingsplannen. Ook onderzoek naar het nulalternatief heeft geen meerwaarde, nu ook dit alternatief leidt tot effecten op Natura 2000 - gebieden. Voorts is een onderzoek naar het meest milieuvriendelijk alternatief niet meer wettelijk verplicht. Het onderzochte alternatief is, samen met de 90
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
voorgestelde mitigerende maatregelen, te zien als het meest milieuvriendelijke alternatief. Tenslotte wordt opgemerkt, dat de gekozen werkwijze t.a.v. alternatieven in het advies van de Commissie m.e.r. geen aanleiding vormde tot het maken van opmerkingen. De verplichte inventarisatie van natuurwaarden is niet uitgevoerd. Er dienen recente inventarisaties te worden gemaakt, waarbij voor een terugblik gebruik moet worden gemaakt van inventarisaties van de beherende instanties.
T.b.v. het plan-MER is een globale, op het niveau van een plan-MER gerichte, analyse gemaakt van de kans op het aanwezig zijn van natuurwaarden, met het doel om te kunnen inschatten, of het bestemmingsplan uitvoerbaar kan worden geacht in het kader van de Flora- en faunawet. Hierbij is gebruik gemaakt van vrij beschikbare inventarisatie-gegevens (zoals 'Waarneming.nl'). Het verrichten van een (nieuwe) veldinventarisatie wordt niet nodig geacht voor de toets op uitvoerbaarheid. Uit de analyse van beschikbare waarnemingen is geconcludeerd, dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Weliswaar zijn in het buitengebied kwetsbare soorten aanwezig, die mogelijk negatieve effecten kunnen ondervinden van de op basis van het bestemmingsplan mogelijke (uitbreiding van) agrarische of recreatieve activiteiten, maar gezien de verspreiding van de activiteiten en de aard van de kwetsbare soorten in het buitengebied, kunnen door het tijdig treffen van maatregelen negatieve effecten voorkomen worden en kan de gunstige staat van instandhouding worden gewaarborgd. In het advies van de commissie m.e.r. wordt (overigens n.a.v. daartoe nader aangeleverde gegevens) geconcludeerd, dat de relevante soorten í soortgroepen zijn opgenomen en dat mogelijke mitigerende maatregelen goed zijn benoemd.
Het is een gemiste kans, dat de gemeente de Commissie m.e.r. niet in het voortraject heeft geraadpleegd. In het nieuwe plan zijn veel ontwikkelingsmogelijkheden aan de orde, waarbij nu onvoldoende inzicht bestaat in de te onderzoeken aspecten en aandachtspunten.
Er is inmiddels in het kader van de vele gevoerde procedures over bestemmingsplannen buitengebied een groot aantal plan-MER's uitgevoerd. Het is dus algemeen bekend, wat in een plan-MER moet worden onderzocht. In de voorliggende plan-MER zijn alle mogelijke ontwikkelingen uit het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Oosterhout in beschouwing genomen en heeft de effectbepaling voor een breed en volledig scala aan aspecten plaatsgevonden.
91 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Er wordt onvoldoende inzichtelijk gemaakt, dat er alleen stikstofneutrale activiteiten kunnen plaats vinden (door b.v. toename verkeer, intensivering land- en tuinbouw, ingehuurde arbeiders, vergroting bouwvlakken en meer teeltondersteunende voorzieningen). De definitie van stikstofneutraal (artikel 1.98) is niet juist. Dit moet gedefinieerd worden als een standstill (geen toename van een stikstofdepositie). In het bestemmingsplan moet een optelsom worden gemaakt van alle toenames, waarvoor vervolgens gecompenseerd zou moeten worden. Ook volgens de Plan-MER zijn cumulatieve effecten te verwachten.
Volgens de geldende jurisprudentie betekent stikstofneutraal, dat (de ontwikkelingsruimte in) het bestemmingsplan niet mag leiden tot een significant negatief effect op Natura 2000 gebieden. Dit houdt dus niet in, dat er geen (nieuwe) stikstof mag worden uitgestoten. Er is dan ook geen sprake van een standstill. In het uitgevoerde Plan-MER is het totale effect van alle agrarische ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan berekend. Als gevolg van de conclusies uit het Plan-MER is in de regels van het bestemmingsplan de 'voorwaardelijke' bepaling van stikstofneutraliteit opgenomen. Hierbij is het recreatieve verkeer niet meegenomen, maar in omvang en aard (verspreid over het gehele plangebied) dusdanig, dat het niet leidt tot een significant negatief effect op Natura 2000 - gebieden.
In de plan-MER had nader onderzoek naar de cumulatie van effecten van agrarische en toeristische bedrijven met andere bedrijven en ontwikkelingen buiten het plangebied moeten plaatsvinden.
In het plan-MER is niet gesteld, dat er geen sprake is van een cumulatie van effecten. Het cumulatieve effect is echter niet onderzocht, omdat de ontwikkelingen in het bestemmingsplan op zichzelf al leiden tot significant negatief effect op Natura 2000 - gebieden, waarvoor in het bestemmingsplan al maatregelen getroffen moeten worden. Een onderzoek naar de cumulatieve effecten heeft dan ook geen meerwaarde en voegt in het geheel niets toe aan de noodzaak tot het treffen van maatregelen en de te maken afweging hierover in het bestemmingsplan.
Gesteld wordt, dat de regeling in het bestemmingsplan niet voldoet aan de eis van een zorgvuldige veehouderij, conform de Verordening Ruimte 2014.
Het bestemmingsplan wordt aangepast aan de Vr2014 en dus ook aan de eis van een zorgvuldige veehouderij (zie gemeentelijke reactie bij zienswijze 1, onderdeel A.).
De ruimtelijke onderbouwing voor 't Haasje is niet aangetroffen bij het bestemmingsplan.
Alle ruimtelijke onderbouwingen maken onderdeel uit van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan en hebben, gelijktijdig met alle overige stukken, op de voorgeschreven wijze ter inzage gelegen.
Tegenover het verlies van landschappelijke elementen dient de realisatie van nieuwe landschapselementen, conform de regeling Kwaliteitsverbetering Landschap, te staan.
Verlies van landschappelijke waarden is alleen mogelijk bij toepassing van een wijzigingsprocedure, of (indien die wijziging niet mogelijk is) via een separate procedure tot herziening van het bestemmingsplan. In dat verband komen landschappelijke inpassing en compensatie zeer nadrukkelijk aan de orde. Daarenboven wordt met initiatiefnemers van dergelijke 92
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
ontwikkelingen een anterieure overeenkomst gesloten om te komen tot een borging van de gemaakte afspraken. In het bestemmingsplan heeft een planologische afwaardering van 'Agrarisch gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden' naar 'Agrarisch' plaatsgevonden. Als gevolg hiervan zal schade aan het landschap ontstaan.
Zoals al is geconstateerd n.a.v. de ingediende zienswijze in het kader van het ontwerpbestemmingsplan (zie zienswijze 7 I 8, onder q) is er geen sprake van een afwaardering. Het beschermingsregime blijft hetzelfde en is op bepaalde aspecten zelfs aangescherpt door het opnemen van specifieke gebiedsaanduidingen. Daarmede staat ook vast, dat er geen sprake zal zijn van schade aan het landschap. Conclusie: De zienswijze onder g. vormt aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze onder g. is gegrond; de overige zienswijzen zijn ongegrond.
76.
R a s s e r s Advocaten, namens dhr. R . J . Schot Gesteld wordt, dat het MER onvolledig is, omdat er bewust voor gekozen is de ontwikkeling 'Buitengebied herziening 6 Bergvlietse Bossen', niet mee te nemen in het MER. Het is niet uit te sluiten, dat in het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 6 Bergvlietse Bossen' drempelwaarden t.a.v. recreatie worden overschreden, zodat er, in tegenstelling tot hetgeen is gesteld in het MER, toch een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd.
Het plan-MER is onvolledig, omdat de Kleine Abtshoeve aan de Meerberg 10 niet is meegenomen als bestaand recreatieterrein, dan wel ontwikkelingsgebied. Ook het clubhuis van Golfbaan Bergvlietse Bossen is niet meegenomen als bestaande locatie.
Het Plan-MER voor het voorliggende bestemmingsplan is volledig; het initiatief van de uitbreiding van de Bergvlietse Bossen maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De keuze om de uitbreiding van Bergvlietse Bossen niet mee te nemen in het ontwerp van het voorliggende bestemmingsplan heeft louter te maken met het feit, dat voor de EHS-compensatie voor de uitbreidingsplannen voor de Bergvlietse Bossen nog nadere uitwerking behoeft. Vaststelling van een bestemmingsplan voor dit initiatief is thans juridisch (nog) niet mogelijk. In de plan-MER is de huidige situatie van de percelen van Bergvlietse Bossen, en zijn de uitbreidingsmogelijkheden, zoals die in dit bestemmingsplan worden geboden, in de beoordeling betrokken. In de in het kader van het ontwerp-bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 6 Bergvlietse Bossen' uitgevoerde ruimtelijke onderbouwing zijn de milieueffecten van de uitbreidingsplannen voor Bergvlietse Bossen nader onderzocht. (Kleinschalig) kampeerterrein Kleine Abtshoeve en golfbaan Bergvliet zijn opgenomen in tabel 3.7 en figuur 3.17 (overzicht recreatieve ontwikkelingen) en dus volledig meegenomen in het plan-MER.
93 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Het wordt onbegrijpelijk gevonden, dat in het bestemmingsplan uitbreidingsmogelijkheden worden toegestaan, onder de voorwaarde dat kan worden aangetoond, dat er geen sprake is van toename van stikstofdepositie. Elke uitbreiding heeft significant negatieve effecten en ook zonder ontwikkeling is er al een te hoge stikstofbelasting in de Natura 2000 gebieden.
Om de uitbreidingsmogelijkheden van agrarische en recreatieve bedrijven niet op voorhand te verbieden, is in de regels een voorwaardelijke bepaling opgenomen. Met deze voorwaardelijke bepaling wordt bereikt, dat een uitbreiding slechts is toegestaan, indien dit niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000 - gebieden. Met het toepassen van meer moderne staltechnieken en andere technische voorzieningen kunnen ondernemers komen tot een, t.o.v. de huidige situatie aanwezige, reductie in uitstoot van stikstof. Op die wijze kan ontwikkelruimte worden gerealiseerd t.b.v. de gewenste uitbreiding. Opneming van een dergelijke voorwaardelijke bepaling is dan ook legitiem.
Het plan-MER voldoet niet aan de Wet Milieubeheer, nu verzuimd is een onderzoek te verrichten naar alternatieven.
Zie reactie op zienswijze 7, onder b., van dit onderdeel D.
Vanwege de aanwezige flora en fauna wordt het bestemmingsplan niet uitvoerbaar geacht. Er dient naar deze aspecten eerst voldoende onderzoek te worden verricht.
Zie reactie op zienswijze 7, onder c , van dit onderdeel D. Conclusie: Deze zienswijze vormt geen aanleiding het bestemmingsplan te wijzigen. Geqrondheid: De zienswijze is ongegrond.
Inzake de uitgevoerde Plan-MER is op 20 maart 2014 ook een advies uitgebracht door de Commissie voor de milieueffectrapportage. In die procedure is door de gemeente op 5 februari 2014 nog aanvullende informatie verstrekt aan die commissie. Omtrent het uitgebrachte advies is een gemeentelijke standpunt ingenomen in de Notitie reactie op toetsingsadvies. Paragraaf 8.2 van de toelichting dient daarom te worden aangevuld en bij de bijlagen van de toelichting, onderdeel PlanMER, dienen het toetsingsadvies van de commissie m.e.r., de verstrekte aanvullende informatie en de Notitie reactie op dat toetsingsadvies als bijlagen te worden toegevoegd.
94 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
4. Planaanpassingen naar aanleiding van ingediende zienswijzen De ingediende zienswijzen geven aanleiding om de volgende wijzigingen door te voeren in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)":
Verbeelding: Naar aanleiding van zienswijze 1: De agrarische bouwvlakken (beide voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij') Ter Horst 21 en Ter Horst 8 worden voorzien van een koppelteken. Naar aanleiding van zienswijzen 1, 6 en 15: 1. De functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' op het agrarisch bouwvlak Bankenweg 4 te Den Hout wordt omzet in de aanduiding 'intensieve veehouderij'; 2. De op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebieden' worden vervangen door de aanduidingen 'wro-zone - beperking veehouderij'. Tevens wordt op de verbeelding de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' verwijderd. Naar aanleiding van zienswijzen 1 en 71: Het bouwvlak, behorende bij de bestemming 'Recreatie', met de nadere aanduiding 'sr-21', aan de Steenovensebaan 27 wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Op de resterende bestemming 'Recreatie', met de nadere aanduiding 'sr-21', wordt de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen. Naar aanleiding van zienswijze 2: De beschermingszone grenzend aan de primaire waterkering langs het Wilhelminakanaal en aan beide zijden van het Kromgat, alsmede de waterkering langs De Donge, ter hoogte van 's-Gravenmoer, krijgen de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering". Naar aanleiding van zienswijze 3: 1. De zones en begrenzingen, zoals deze in de Vr2014 voor de waterwingebieden zijn vermeld, zullen één op één worden overgenomen; 2. Het bestemmingsvlak Oude Bredasebaan 10 te Oosterhout wordt conform de verleende vergunning en de huidige terreininrichting aangepast. Naar aanleiding van zienswijze 4: 1 De aardgastransportleiding Z-527-06, incl. de belemmeringenstrook, ter hoogte van de Abdis van Thornstraat, alsmede de belemmeringenstrook , behorende bij de (buiten het plangebied gelegen) gasleiding Z-521-01 (welke parallel loopt aan de Westerlaan in Dongen) wordt opgenomen; 2. De nieuwe situatie van de gasleidingen in de Groenendijk wordt op basis van door de Gasunie aangeleverde tekeningen opgenomen. Naar aanleiding van zienswijze 5: Aan de verschillende bestemmingen Leiding - Olie zullen de bijbehorende nummeringen worden toegevoegd (Leiding - Olie 1, Leiding - Olie 2 en Leiding - Olie 3)
95 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Naar aanleiding van zienswijze 7: De bestemming van het perceel Tilburgsebaan 5 wordt gewijzigd van 'Bedrijf in 'Wonen'. Naar aanleiding van zienswijze 12: De bestemming van het perceel Achterstraat 3 wordt gewijzigd van 'Agrarisch' in 'Wonen', met opneming van een bestemmingsvlak hiervoor. Naar aanleiding van zienswijze 15: Het agrarisch bouwvlak op het perceel Bankenweg 4 wordt zodanig van vorm veranderd, dat de vergunde loods en de aanwezige bouwwerken voor de opslag van voer binnen het agrarische bouwvlak zijn gesitueerd. Naar aanleiding van zienswijze 18: Het bouwvlak van het glastuinbouwbedrijf aan de Ekelstraat 10a te Oosteind zal zodanig worden gewijzigd, dat de aanwezige bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, binnen het agrarische bouwvlak zullen zijn gesitueerd. Naar aanleiding van zienswijze 21: De op het perceel van het agrarisch bedrijf Groenendijk 56 aanwezige voorzieningen voor ruwvoeropslag worden via een vormverandering binnen het agrarisch bouwvlak worden gelegd. Voorzover vormverandering onvoldoende blijkt te zijn, wordt voor die voorzieningen de aanduiding 'wetgevingszone - voorziening buiten bouwvlak' (tot een maximum oppervlak van 0,5 ha.) gelegd. Naar aanleiding van zienswijze 27: Het bouwvlak van het glastuinbouwbedrijf aan de Heistraat 3 te Oosteind zal zodanig worden gewijzigd, dat de bestaande en vergunde bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, binnen het agrarische bouwvlak zullen zijn gesitueerd. Naar aanleiding van zienswijze 29: Het bouwvlak van het glastuinbouwbedrijf aan de Heistraat 9 te Oosteind zal zodanig worden gewijzigd, dat de aanwezige bedrijfsruimte, niet zijnde kassen, en de warmwateropslagtank binnen het agrarische bouwvlak zullen zijn gesitueerd. Naar aanleiding van zienswijze 30: Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf Heistraat 15 te Oosteind wordt vergroot tot 1,5 ha. Hierbij zullen de gronden, waarop de landschappelijke inpassing is geprojecteerd, worden voorzien van de functieaanduiding 'Landschappelijke inpassing'. Naar aanleiding van zienswijze 31: Op de verbeelding wordt op het agrarisch bouwvlak van het bedrijf Heistraat 17 te Oosteind t.b.v. de nevenfunctie paardenpension, de functieaanduiding 'sa-12' toegevoegd. Naar aanleiding van zienswijze 37: 1. Op de verbeelding wordt op het agrarische bouwvlak van het glastuinbouwbedrijf Hoogstraat 100 te Oosteind de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' verwijderd; 2. Het bouwvlak van het glastuinbouwbedrijf aan de Hoogstraat 71 te Oosteind zal zodanig worden gewijzigd, dat een deel van de kas, welke wordt gebruikt als opslagruimte, binnen het agrarische bouwvlak zal zijn gesitueerd;
96 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
3. Het bouwvlak van het glastuinbouwbedrijf aan de Bankenweg 7 te Den Hout zal zodanig worden gewijzigd, dat een deel van de kas, welke wordt gebruikt als verwerkingsruimte, binnen het agrarische bouwvlak zal zijn gesitueerd. Naar aanleiding van zienswijze 38: Het bouwvlak van het semi-agrarische bedrijf (met de nadere aanduiding sb-64) op het perceel Hoogstraat 98 en 98a wordt in geringe mate van vorm veranderd. Naar aanleiding van zienswijze 41: Het bouwvlak behorende bij de bestemming agrarisch op het perceel Hultenkant 16 wordt in geringe mate van vorm veranderd. Naar aanleiding van zienswijze 50: Het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' voor het perceel Pannenhuisstraat 21 te Den Hout wordt overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Het gedeelte ten zuiden van de woning, in gebruik als tuin, krijgt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'. Een gedeelte van het perceel aan de zuid-oostzijde, in de Vr. aangeduid als EHS, krijgt alsnog de bestemming 'Natuur'. Naar aanleiding van zienswijze 51: Het perceel Provincialeweg 45 te Oosteind krijgt de bestemming 'Bedrijf - Semi-agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding 'sb-65'. Hierbij wordt een bestemmingsvlak, een bouwvlak en de functieaanduiding 'Landschappelijke inpassing' opgenomen. Naar aanleiding van zienswijze 54: De functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' bij de bedrijfsbestemming op het perceel Provincialeweg 98 te Oosteind wordt verwijderd. Naar aanleiding van zienswijze 57: Het bouwvlak behorende bij de bestemming agrarisch op het perceel Provincialeweg 118 te Oosteind wordt in geringe mate van vorm veranderd. Naar aanleiding van zienswijze 58: 1. Het perceel Provincialeweg 124 te Oosteind krijgt de bestemming 'Wonen - Lint', met de aanduiding 'twee - aaneen' en met aan de straatzijde de bestemming 'Tuin'. Het bouwvlak op dit perceel krijgt een diepte van 23 meter; 2. Het bestemmingsvlak 'Bedrijf', alsmede het bouwvlak van het bedrijf Provincialeweg 126 te Oosteind (nadere aanduiding 'sa-29') wordt aan de achterzijde van het perceel in beperkte zin aangepast; 3. Het bouwvlak aan de straatzijde op het perceel Provincialeweg 126 wordt verruimd tot een diepte van 23 meter. Naar aanleiding van zienswijze 60: Het bouwvlak behorende bij het glastuinbouwbedrijf op het perceel Provincialeweg 156 - 160 wordt in geringe mate gewijzigd. Naar aanleiding van zienswijze 61: Het gehele perceel Provincialeweg 162 krijgt de bestemming 'Bedrijf, met de functieaanduiding 'sb 66'. Binnen deze bestemming wordt een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de aan de oostzijde van het perceel geplande bedrijfsbebouwing is gesitueerd. Met deze wijziging wordt ook de ten onrechte op een deel van het perceel opgenomen aanduiding 'glastuinbouw' geschrapt. 97 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Naar aanleiding van zienswijze 63: 1. Het perceel, waarop de nu tot bedrijfswoning bestemde woning Ruiterspoor 69 is gesitueerd, krijgt de bestemming 'Wonen'; 2. Als gevolg van deze wijziging dient op het aangrenzende terrein met de bestemming 'Recreatie', met de functieaanduiding 'sr-12', de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' te worden opgenomen. Naar aanleiding van zienswijze 64: Het bouwvlak, behorende tot de recreatiebestemming met de functieaanduiding 'sr-20', aan het Ruiterspoor 71, wordt enigszins verplaatst. Naar aanleiding van zienswijze 69: Op de verbeelding wordt op het agrarisch bouwvlak van het bedrijf Steenovensebaan 22 te Dorst t.b.v. de nevenfunctie loonwerkbedrijf, de functieaanduiding 'sa-13' toegevoegd. Naar aanleiding van zienswijze 71: 1. Het perceel, waarop de nu tot bedrijfswoning bestemde woning Steenovensebaan 27 te Dorst is gesitueerd, krijgt de bestemming 'Wonen'; 2. Als gevolg van deze wijziging dient op het aangrenzende terrein met de bestemming 'Recreatie', met de functieaanduiding 'sr-21', de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' te worden opgenomen. Naar aanleiding van zienswijze 74: Het bestemmings- en bouwvlak, behorende bij de bestemming 'Bedrijf - semi-agrarisch bedrijf', met de nadere aanduiding ' s b - 6 ľ , aan de Steenovensebaan 39 te Dorst, wordt dusdanig uitgebreid dat de vergunde loods aan de oostzijde van het perceel en de bestaande stapmolen aan de noordzijde van het bedrijf, binnen dat bouwvlak zijn gelegen. Naar aanleiding van zienswijze 75: Het perceel Ter Aalst ongenummerd (sectie O, nr. 629), nabij de panden Ter Aalst 3 en 4, wordt bestemd tot 'Agrarisch'. Naar aanleiding van zienswijze 80: Het agrarisch bouwvlak op het perceel Vijf Eikenweg 50 wordt van vorm veranderd, zodanig dat een uitbreiding van dat bouwvlak aan de westzijde wordt gecompenseerd door een beperking ervan aan de noordzijde. Naar aanleiding van zienswijze 82: Het bestemmingsvlak 'Wonen' op het perceel Vraggelse Baan 9 wordt gewijzigd, in die zin dat de noord-westgrens ervan in beperkte mate wordt opgeschoven om een bestaand bijgebouw binnen dat bouwvlak te leggen. Naar aanleiding van zienswijzen 84 t/m 154 en 9 (deels): Het zuidelijk deel van de bestemming 'Sport' aan de Herstraat in Den Hout wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' (zonder bouwvlak).
98 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Regels: Naar aanleiding van zienswijze 1: Zienswijzen i.v.m. de Verordening ruimte 2014: 1. In artikel 1 'Begrippen' worden de volgende definities toegevoegd, met hernummering van de volgende artikelleden: - Veehouderij: agrarisch bedrijf, gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren; - Zorgvuldige veehouderij: veehouderij, die door het treffen van maatregelen (onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier) ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving; - Grondgebonden veehouderij: veehouderij, waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie; hieronder valt in ieder geval niet de intensieve veehouderij. 2. Toevoegen van artikel 3.2.4 (nieuw) en 4.2.4 (nieuw artikel tussengevoegd, met doornummering van de navolgende artikelen): '3.2.4/4.2.4 Bebouwing ten behoeve van veehouderij. a. Aanvullend op het bepaalde in 3.2.2 14.2.2 geldt, dat een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte ten dienste van een veehouderij, niet zijnde een paardenfokkerij, alleen is toegestaan, indien: 1. voor zover gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone beperking veehouderij', deze veehouderij blijkens onafhankelijk deskundig advies, grondgebonden is; de toename van het bebouwingsoppervlak van de bestaande bedrijfswoning blijft hierbij buiten beschouwing; 2. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die leiden tot een zorgvuldige veehouderij, een en ander conform de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014; 3. is aangetoond, dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 Vo en in het buitengebied niet hoger dan 20 "/o, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - door de veehouderij maatregelen worden getroffen, die tot een daling leiden van de achtergrond-belasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; 4. is aangetoond, dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 ugmi3; 5. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling; 6. er ten hoogste in één laag wordt gebouwd, dit met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste in twee lagen mag worden gebouwd; 7. de bouw en het voorgenomen gebruik stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is; b. deze regels zijn niet van toepassing op uitbreidingen van veehouderijen, voor zover deze uitbreidingen betrekking hebben op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, v o o r d e opslag van ruwvoer.' c. In afwijking van artikel 1, lid 20, wordt onder bestaande bebouwingsoppervlakte verstaan de: 99 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
1. 2. 3.
bebouwing, die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of bebouwing, die mag worden gebouwd krachtens een verleende vergunning; of bebouwing, die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning (als bedoeld in artikel 2 . 1 , eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.
3. In de artikelen 3.4.1 en 4.4.1 'Strijdig gebruik' wordt een nieuw lid I. toegevoegd: I. een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de uitoefening van een veehouderij, niet zijnde een paardenfokkerij; 4. De volgende artikelen worden toegevoegd: '3.5.6/4.5.6 Omgevingsvergunning gebruik t.b.v.
veehouderij.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 14.4.1, onder I, ten behoeve van een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de uitoefening van een veehouderij, niet zijnde een paardenfokkerij, mits er: 1. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die leiden tot een zorgvuldige veehouderij, een en ander conform de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014; 2. is aangetoond, dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 ĥ en in het buitengebied niet hoger dan 20 Zo, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages door de veehouderij maatregelen worden getroffen, die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; 3. is aangetoond, dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM 10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 ijgmi3; 4. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling; 5. er ten hoogste in één bouwlaag wordt gebruikt, dit met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt; 6. de gebruikswijziging stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar is.' 0
0
5. Lid 2 van de artikelen 3.7.1.C. en 4.7.1.c 'Wijziging t.b.v. vergroting I vormverandering agrarisch bouwvlak' wordt als volgt aangepast: 'Voor een veehouderij geldt, dat: a. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt; b. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die leiden tot een zorgvuldige veehouderij, een en ander conform de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014; c. is aangetoond, dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 Zo en in het buitengebied niet hoger dan 20 "/o, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages door de veehouderij maatregelen worden getroffen, die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; 0
100 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM 10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 ug/1713; o
e. de landschappelijke inpassing tenminste 10 7o van de omvang van het bouwvlak omvat; deze landschappelijke inpassing dient binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd; f. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling.' g. de bepalingen onder b. tot en met f. zijn niet van toepassing voor: 1. een paardenfokkerij; of 2. voor de situatie, dat de vergroting I vormverandering van het agrarisch bouwvlak niet leidt tot een uitbreiding van het bebouwingsoppervlakte en/of tot een gewijzigd gebruik van de bedrijfsbebouwing; of 3. voor de situatie, dat de vergroting l vormverandering van het agrarisch bouwvlak wel leidt tot een uitbreiding van het bebouwingsoppervlak en/of wijziging van het gebruik, deze uitbreiding of wijziging niet ten dienste staat van de veehouderij; of 4. voor de situatie, dat de vergroting I vormverandering van het agrarisch bouwvlak wel leidt tot een uitbreiding van het bebouwingsoppervlak of wijziging van het gebruik, welke wel ten dienste staat van de veehouderij, deze uitbreiding of wijziging voorzieningen, geen gebouwen zijnde, betreffen die ten dienste staan van de opslag van ruwvoer.' 6.
De artikelen 3.2.5 en 4.2.5 worden, onder hernummering van de volgende artikelen, geheel geschrapt;
7.
Aan lid c. van de artikelen 3.7.1 en 4.7.1 'Wijziging t.b.v. vergroting I vormverandering agrarisch bouwvlak' wordt (onder hernummering van de volgende artikelleden) het volgende lid 1 toegevoegd: 1. Voor zover gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone beperking veehouderij', deze veehouderij blijkens onafhankelijk deskundig advies, grondgebonden is;
8.
Lid d. van de artikelen 3.7.1 en 4.7.1 wordt geheel geschrapt;
9.
De artikelen 3.7.4 en 4.7.3 'Wijziging t.b.v. omschakeling/ hervestiging naar grondgebonden agrarisch bedrijf wordt als volgt gewijzigd: Lid c, sub 2 wordt vervangen door het volgende artikellid: 'Voor een veehouderij geldt dat: a. De omvang van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt; b. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die leiden tot een zorgvuldige veehouderij, een en ander conform de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening ruimte 2014; c. is aangetoond, dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 Vo en in het buitengebied niet hoger dan 20 Zo, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages door de veehouderij maatregelen worden getroffen, die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; d. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM 10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 ugmi3; 0
101 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
o
e. de landschappelijke inpassing tenminste 10 Zo van de omvang van het bouwvlak omvat; deze landschappelijke inpassing dient binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd; f. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij de planontwikkeling.' g. voor een paardenfokkerij zijn de bepalingen onder b. tot en met f. niet van toepassing. 10.
De regel in artikel 3.7.9, lid s. en in artikel 4.7.7, lid u. (stikstofneutraliteit, indien wijziging betrekking heeft op vee) wordt geschrapt en vervangen door de volgende regel: 'er is aangetoond, dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op de langere termijn past binnen de toegestane omvang van 5.000 m .' 2
Overige zienswijzen: 11. In artikel 4.7.1, lid e. 'Wijziging t.b.v. vergroting I vormverandering agrarisch bouwvlak' wordt de uitbreidingsmogelijkheid voor glastuinbouwbedrijven geschrapt (alleen mogelijkheid tot vormverandering); 12. Artikel 4.2.6, lid a, sub 2 ('ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen is') wordt geschrapt; 13. In de artikelen 3.5.2 en 4.5.2 'Omgevingsvergunning kleinschalig kamperen' wordt lid n. geschrapt en vervangen door de volgende regeling: 'er wordt voldaan aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in Bijlage 2 "Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant"; 14. De aanhef van de artikelen 3.7.7 en 4.7.5 'Wijziging semi-agrarisch bedrijf l manege' wordt als volgt aangepast: Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in: »
'Bedrijf - Semi-agrarisch bedrijf, teneinde één agrarisch verwant bedrijf dan wel één agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, waarbij het een activiteit betreft behorende tot milieucategorie 1 of 2, als opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of een qua milieuhinder en ruimtelijke uitstraling daarmede vergelijkbare activiteit; danwel
«
in de bestemming 'Sport' ten behoeve van één manege, waarbij het een activiteit betreft behorende tot milieucategorie 1 of 2, als opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of een qua milieuhinder en ruimtelijke uitstraling daarmede vergelijkbare activiteit;
15. In artikel 4.7.5, lid q. 'Wijziging semi-agrarisch bedrijf / manege' wordt na 'verkleind.' toegevoegd: 2
'De omvang van dat bouwvlak mag maximaal 5.000m bedragen'; 16. Aan artikel 8.3.2 'Omgevingsvergunning grotere oppervlakte bebouwing' wordt, onder doornummering van de bestaande leden, het volgende lid tussengevoegd: a. het bedrijf is niet gelegen in een gebied met de bestemming 'Agrarisch met waarden Landschap'; 17. Aan artikel 3.7.7, lid h. 'Wijziging semi-agrarisch bedrijf / manege' wordt toegevoegd 'tot een maximale omvang van 250 m '. Voorts dient als gevolg van deze wijziging de tabel behorende bij artikel 8.1.2, onder a, als volgt te worden aangepast: 2
102 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
(sb-61)
specifieke vorm Paardenpension, Steenovensevan bedrijf - 6 1 met als nevenbaan activiteit (tot maximaal 250 m ) zorg en resocialisatie
39
1.760
2
18. Aan de artikelen 9.3.3, 10.3.3, 12.3.3, 13.3.3, 16.3.3 en 18.3.3 wordt (onder hernummering van de overige leden) een nieuw lid a. toegevoegd: a. de bedrijfswoning is noodzakelijk vanwege de aard van de bedrijfsvoering. De noodzaak mag niet het gevolg zijn van een eerder aanwezige, doch afgestoten bedrijfswoning; 19. Artikel 18.2.4 'Aanvullende bouwregels ondersteunende gebouwen bij een golfbaan of veldsport' wordt als volgt gewijzigd: 'In aanvulling op het bepaalde in 18.2.2 en 18.2.3 zijn bij een golfbaan of een veldsport, buiten het bouwvlak, ondergeschikte voorzieningen, zoals schuilhutten, dugouts, e.d. onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de voorziening moet zijn gelegen in een kernrandzone; b. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 9 0 m bedragen; c. de hoogte van dergelijke gebouwen mag maximaal 3 m. bedragen.' 2
Naar aanleiding van zienswijzen 1, 6 en 15: 1. In de artikelen 3.1.2, lid a. en 4.1.2, lid a. (onder 'Type agrarisch bedrijf') wordt de zin "ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' een geitenhouderij en/of een schapenhouderij" geschrapt; 2.
Artikel 3.2.4 'Bebouwing t.b.v. geiten-1 schapenhouderij' wordt geschrapt;
3.
Artikel 3.3.8 'Omgevingsvergunning bouwen t.b.v. geiten-1 schapenhouderij' wordt geschrapt;
4.
In de artikelen 3.7.4 aanhef en 4.7.3 aanhef, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geitenhouderij' geschrapt.
Naar aanleiding van zienswijze 4: In artikel 7.1.2, onder a. wordt in de tabel in de 3 kolom onder 'betekenis in regels' de aanduiding 'pompvoorziening' vervangen door 'meet- en regelstation'. e
Naar aanleiding van zienswijze 6: In artikel 3.3.3 'Omgevingsvergunning grotere hoogte ondersteunende bedrijfsbebouwing bij glastuinbouwbedrijven in doorgroeigebied' wordt in deze titel het deel 'in doorgroeigebied' geschrapt. In de aanhef van dit artikel wordt 'na bouwvlak' toegevoegd: '..met de aanduiding 'glastuinbouw' en..'. In artikel 4.3 wordt een nieuw lid 4.3.3 toegevoegd (onder hernummering van de volgende artikelen), met een gelijke regeling als opgenomen in artikel 3.3.3. Naar aanleiding van zienswijzen 6, 15 en 78: De wijzigingen zijn opgenomen in de artikelen 3.2.4, 4.2.4, 3.7.1, lid c. en 4.7.1, lid c. Ook zijn hierdoor de artikelen 3.2.5, 4.2.5, 3.7.1, lid d. en 4.7.1, lid d. geschrapt. Verwezen wordt naar het onderdeel van dit hoofdstuk onder 'naar aanleiding van zienswijze 1: zienswijzen i.v.m. de Verordening ruimte 2014, onder de nummers 2, 6, 7 en 8;
103 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Naar aanleiding van zienswijzen 6 en 21: In artikel 3.1.1 (doeleindenomschrijving, algemeen) wordt, onder hernummering van de volgende leden een nieuw lid b. tussengevoegd: b. 'mestbewerking van enkel op het eigen bedrijf geproduceerde mest'; Als gevolg hiervan ook dient lid b. van artikel 3.2.2 ('Gebouwen') als volgt te worden gewijzigd: b. 'ingeval er sprake is van de bouw van bouwwerken ten behoeve van de uitbreiding van het aantal dieren ter plaatse of ten behoeve van mestbewerking ter plaatse, moet worden aangetoond, dat de uitbreiding stikstofneutraal plaatsvindt'; Tenslotte dient in lid i van artikel 3.4.1 ('Strijdig gebruik') als volgt te worden aangepast: i. 'het bewerken, verwerken of vergisten van mest van derden'; Naar aanleiding van zienswijzen 6, 23, 26, 27, 29, 30, 37 en 60: In de artikelen 3.5.4 en 4.5.4 wordt lid a. gewijzigd in: a. huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning, in de plattelandswoning, in bestaande bedrijfsgebouwen of in op het agrarisch perceel te plaatsen woonunits; Onder hernummering van de volgende leden van deze artikelen wordt een lid b. ingevoegd, luidende: b. deze huisvesting is uitsluitend toegestaan, indien de inzet van deze werknemers noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; hiertoe wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen; Naar aanleiding van zienswijzen 6 en 55: De regeling van de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemmingen 'Agrarisch' (artikel 3) en Agrarisch met waarden - Landschap' (artikel 4) wordt als volgt aangepast: Artikelen 3.3.4 en 4.3.3 worden in zijn geheel als volgt gewijzigd: 3.3.4 14.3.3
Omgevingsvergunning
teeltondersteunende
voorzieningen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 14.2.5, teneinde »
bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten de aanduiding 'bouwvlak' op te richten in een grotere omvang dan 3 ha.; en I of
»
bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten de aanduiding 'bouwvlak' op te richten met een grotere hoogte dan 2,5 m; en I of
«
bouwwerken in de vorm van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten de aanduiding 'bouwvlak' op te richten; en I of
«
bouwwerken in de vorm van (hoge en lage) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning openheid' en/of ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning schootsveld' op te richten;
een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a.
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan maximaal 4,5 m.;
b.
de voorzieningen worden aansluitend aan het bouwvlak gesitueerd;
c.
er geen afbreuk wordt gedaan aan de waarden, zoals genomen in de artikelen 3.1.1, onder f., 3.1.2, onder f, sub 2. en 3.1.2, onder g., sub 2 . 1 artikelen 4.1.1, onder g., 4.1.2, onder f., sub 2. en 4.1.2, onder g., sub 2.
d.
uit onafhankelijk deskundig advies blijkt dat: 1.
de voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische grondgebonden bedrijfsvoering;
2.
de voorzieningen geen aanzet vormen tot een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
104 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
e.
ingeval van permanente voorzieningen geldt aanvullend, dat: 1.
de mogelijkheden tot het oprichten hiervan binnen het bestaande bouwvlak niet tot de
2.
het totaal oppervlak aan permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen en buiten het
mogelijkheden behoort; bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 ha; 3.
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone I herstel watersysteem' het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone niet mag worden geschaad, alsmede vindt er geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;
4.
aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in Bijlage 2 "Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant" wordt voldaan;
Artikel 4.2.5, lid a. onder 2., wordt als volgt gewijzigd: 2. buiten de aanduiding 'bouwvlak' uitsluitend in de vorm van: »
tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m;
»
tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m. en een maximale oppervlakte van 3 ha., en uitsluitend op een bouwvlak;
»
in afwijking van het voorgaande zijn tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning openheid' en/of ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning schootsveld' uitsluitend via een omgevingsvergunning, als opgenomen in 4.3.4 toegestaan;
Naar aanleiding van zienswijze 7: 1. Artikel 1.37 'garagebedrijf', wordt hernummerd in 1.38; 2. Artikel 1.54 'houtgewas' krijgt de volgende definitie: 'bomen, struiken, houtopstanden, boomgaarden, knotbomen, singels en houtwallen'; 3. In artikel 1.84 'paardenbak' wordt de passage 'of ander materiaal' gewijzigd in 'of ander natuurlijk materiaal'; 4. In artikel 4.2.3, lid c. 'Bebouwing ter plaatse van de aanduiding glastuinbouw', wordt 3 ha. vervangen door 2 ha.; 5. In artikel 3.2.3 lid d. 'Bebouwing ter plaatse van de aanduiding glastuinbouw' wordt de volgende zinsnede toegevoegd:', waarbij voor het perceel Molenschotseweg 3 een maximum geldt van 3 ha.'; 6. In artikel 4.7.1, lid e. 'Wijziging t.b.v. vergroting I vormverandering agrarisch bouwvlak' wordt de uitbreidingsmogelijkheid voor glastuinbouwbedrijven geschrapt (alleen mogelijkheid tot vormverandering); 7. In de artikelen 3.7.7, lid p. en 4.7.5, lid q. 'Wijziging semi-agrarisch bedrijf / manege' wordt na voorzieningen toegevoegd '(zoals paardenbak en eriverhardingen)' en na 'verkleind.' toegevoegd: 'De omvang van dat bouwvlak mag maximaal 1,5 ha. bedragen. Rondom de bestaande gebouwen, geen bouwwerken zijnde, wordt een bouwvlak opgenomen';
105 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Naar aanleiding van zienswijzen 9 (deels) en 84 t/m 154: In artikel 18 'Sport' wordt in 18.1.2, onder a, in de Staat van sportvoorzieningen bij specifieke vorm van sport - 5 (ss-5), Herstraat 60, de nadere aanduiding 'hondensport' geschrapt. Naar aanleiding van zienswijze 26, 27, 29, 37 en 60: 1. In de artikelen 3.1.2 en 4.1.2 wordt in lid b. een sub 3 toegevoegd: '3. in afwijking van het bepaalde onder 1, zijn waterbassins buiten de aanduiding 'bouwvlak', maar binnen de aanduiding 'glastuinbouwbedrijf of 'specifieke vorm van agrarische - glastuinbouw doorgroei' toegestaan, tot een maximale hoogte van 2,5 meter.'; 2. In de artikelen 3.2.10, lid d., onder 3 en 4.2.10, lid d., onder 3 wordt na 'uitgezonderd waterbassins' de volgende zinsnede toegevoegd: 'tot een maximale hoogte van 2,5 meter en (erf)verhardingen'; Naar aanleiding van zienswijze 31: (sa-12)
Specifieke vorm van agrarisch 12
Paardenpension
Heistraat
17
500
Naar aanleiding van zienswijzen 37 en 76: Lid c van artikel 3.2.2 en lid b van de artikelen 4.2.2, 6.2.2, 7.2.2, 8.2.2, 9.2.2, 10.2.2, 12.2.2, 13.2.2, 16.2.2 en 18.2.2 wordt geschrapt en vervangen door het volgende regel: 'c. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd: - op een afstand van minimaal 3 m. achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning; - indien geen bedrijfswoning aanwezig is, dient de minimale afstand van de bebouwing tot aan de as van een weg, waaraan wordt gebouwd, 15 m. te bedragen; - indien een bedrijfsgebouw op een kortere afstand van de as van de weg is gelegen dan de aanwezige bedrijfswoning, dan geldt als rooilijn de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw.' Naar aanleiding van zienswijze 42: 1. In artikel 16.2.2, lid e. wordt na'geldt niet v o o r . . ' d e tekst vervangen door de volgende regel: 'eventueel toegestane recreatieverblijven, sanitairgebouwen, onderhoudsgebouwen en bedrijfswoningen, inclusief bij deze woningen behorende bijbehorende bouwwerken.; 2. In artikel 16.2.4, lid a. wordt toegevoegd '(af)wasgelegenheden, wasserettes'; 3. Artikel 16.2.4, lid d. wordt als volgt gewijzigd: 'd. de goothoogte van recreatieverblijven en van stacaravans bedraagt niet meer dan 3,5 m., met dien verstande dat een bestaande grotere goothoogte als maximum geldt'.; 4. Artikel 16.2.4, lid e. wordt als volgt gewijzigd: 'd. de bouwhoogte van recreatieverblijven en van stacaravans bedraagt niet meer dan 6 m., met dien verstande dat een bestaande grotere bouwhoogte als maximum geldt'.;
106 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
5. De tabel behorende bij artikel 16.1.2, onder c. "Staat van recreatiebedrijven" wordt als volgt (sr-6)
specifieke vorm van recreatie 6
Kampeerterrein met dagrecreatieve voorzieningen en Horeca in categorie 1
Katjeskelder
1
400
4.100 m
2
Naar aanleiding van zienswijze 48: (sb-56) Specifieke vorm Loonwerkbedrijf [/an bedrijf - 56
Moerstraat
9(A)
3.100
Naar aanleiding van zienswijze 50: 1. 2.
In de tabel behorende bij artikel 13.1.2, onder a., wordt onder sm-5 het huisnummer 23 geschrapt; In artikel 13.1.1 wordt na lid e. (onder hernummering van de overige leden) een nieuw lid ingevoegd: 'f. tuinen en erven'.;
Naar aanleiding van zienswijze 51: De tabel behorende bij artikel 8.1.2, onder a, wordt als volgt aangevuld: (sb-65) specifieke vorm Paardenpension, Provincialeweg 45 van bedrijf - 65 met als nevenactiviteit (tot maximaal 250 m ) zorg en resocialisatie
1.500
2
Naar aanleiding van zienswijze 53: 1. Aan artikel 1 'Begrippen' wordt, onder hernummering van de volgende begrippen, de volgende definitie toegevoegd: 'gemeenschapshuis: een gebouw dat gebruikt mag worden voor sociale en culturele activiteiten.' 2. De tabel behorende bij artikel 13.1.2, onder a, wordt als volgt gewijzigd: specifieke vorm Gemeenschapshuis Provincialeweg (sm-7) 96 van maatschap- met ondersteupelijk - 7 nende horeca Naar aanleiding van zienswijze 58: De tabel behorende bij artikel 6.1.2, onder a, wordt als volgt gewijzigd: (sb-29) specifieke vorm Handel- en Provincialeweg 124 van bedrijf - 29 verkoop hekwerken
560 m
2
1.496
107 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Naar aanleiding van zienswijze 60: De volgende artikelen worden toegevoegd aan de regels van artikel 3.5 'Afwijken van de gebruiksregels': '3.5.7/4.5.7
Omgevingsvergunning
gebruik tweede bedrijfswoning
als
plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.11 AAA, onder e, ten behoeve van een gebruikswijziging van een bestaande bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf voor bewoning door een derde, in de vorm van een plattelandswoning, mits: a. op het agrarisch bouwvlak thans meer dan één bedrijfswoning is toegestaan, waarbij tenminste één van die woningen als bedrijfswoning blijft gehandhaafd. Indien op het agrarisch bouwvlak slechts één bedrijfswoning aanwezig is, is omzetting van die bedrijfswoning naar plattelandswoning niet toegestaan; b. de plattelandswoning geen onevenredige milieubelemmeringen ondervindt op de aspecten geluid, trilling, fijnstof en/of verkeer van het op dat bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf; c. de activiteit niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving; d. de naar plattelandswoning omgezette voormalige bedrijfswoning blijft tellen als bedrijfswoning; toevoeging van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan.' Naar aanleiding van zienswijze 61: Ĵe tabel behorende bij artikel 6.1.2, onder a, wordt als volgt aangevuld: Provincialeweg 162 groothandel in (sb-66) specifieke (banden)lijmproducten vorm van en wegenwachtservices bedrijf - 66
500
Naar aanleiding van zienswijze 65: Artikel 18.2.3, leden a. en b., worden als volgt gewijzigd: 'a. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m., en ingeval van een manege of een golfbaan maximaal 6 m., met dien verstande dat een bestaande hogere maatvoering als maximum geldt; b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m., en ingeval van een manege of een golfbaan maximaal 10 m., met dien verstande dat een bestaande hogere maatvoering als maximum geldt.' Naar aanleiding van zienswijze 69: Ĵe tabel in artikel 3.1.2.c'Staat van nevenactiviteiten'wordt als volgt aangevuld: Steenovensebaan 22 Loonwerkbedrijf 1.200 Specifieke (sa-13) vorm van agrarisch 13 Naar aanleiding van zienswijze 71: 1. In artikel 3.7.9, onder g. 14.7.7, onder g. wordt sub 4. vervangen door de volgende regeling en wordt na sub 4 (onder hernummering van de volgende leden) een nieuw sub 5. toegevoegd: 4. binnen het bouwvlak zijn permanente bouwwerken toegestaan in de vorm van kleinschalige recreatieve onderkomens (zoals trekkershutten, blokhutten, tipi's en boomhutten), alsmede centrale voorzieningen (zoals sanitaire voorzieningen, receptie en slechtweervoorzieningen); 5. buiten het bouwvlak is jaarrond de plaatsing van kampeermiddelen toegestaan, met dien verstande, dat vaste staanplaatsen (d.w.z. jaarrond gebruik door een en dezelfde persoon en I of plaatsing van een en hetzelfde kampeermiddel) niet zijn toegestaan; 2.
In artikel 16.2.6. wordt lid a. vervangen door onderstaande regeling en worden 2 leden toegevoegd: 108
Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
a.
3.
binnen het bouwvlak zijn permanente bouwwerken toegestaan in de vorm van kleinschalige recreatieve onderkomens (zoals trekkershutten, blokhutten, tipi's en boomhutten), alsmede centrale voorzieningen (zoals sanitaire voorzieningen, receptie en slechtweervoorzieningen); b. buiten het bouwvlak is jaarrond de plaatsing van kampeermiddelen toegestaan, met dien verstande, dat vaste staanplaatsen (d.w.z. jaarrond gebruik door een en dezelfde persoon en I of plaatsing van een en hetzelfde kampeermiddel) niet zijn toegestaan; c. in afwijking van lid a. geldt, dat ter plaatse van de aanduiding sr-21 (Steenovensebaan 27), de in dat lid genoemde permanente bouwwerken ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan. In artikel 23.6.2 en artikel 24.7.2 worden sub e. en f. samengevoegd (onder hernummering van de navolgende leden) en vervangen door de volgende regeling: e. binnen het bouwvlak zijn permanente bouwwerken toegestaan in de vorm van kleinschalige recreatieve onderkomens (zoals trekkershutten, blokhutten, tipi's en boomhutten), alsmede centrale voorzieningen (zoals sanitaire voorzieningen, receptie en slechtweervoorzieningen);
Naar aanleiding van zienswijze 72: 1. De tabel in artikel 3.1.2, onder c. 'Staat van nevenactiviteiten' wordt als volgt aangepast: (sa-7) Specifieke Horeca en Steenoven- 29 (A) 250 vorm van detailhandel in sebaan agrarisch - 7 streekeigen producten 2. De artikelen 3.5.1, lid 8. en artikel 4.5.1, lid h. worden als volgt aangepast: 'voor horeca geldt dat deze alleen is toegestaan als ondersteunende horeca bij een, ingevolge deze regeling, toegestane nevenactiviteit, tot een maximum oppervlak van 250 m en ten behoeve van maximaal 30 personen. Hierbij geldt tevens, dat de horecavoorziening niet mag worden opengesteld voor anderen dan degenen, die gebruik maken van die nevenactiviteit.' 2
Naar aanleiding van zienswijze 74: 1. In de regels van de artikelen 3.5.1, onder 4., 3.7.9, onder h., 4.5.1, onder d. en 4.7.7, onder h. wordt na de zinsnede 'uitsluitend milieucategorie 1 en 2 betreffen' de volgende passage toegevoegd 'of een qua milieuhinder en ruimtelijke uitstraling daarmede vergelijkbare activiteit'; 2. Na artikel 8.5.1 en onder hernummering van de volgende leden wordt een artikel 8.5.2 'Omgevings-vergunning kleinschalig kamperen" ingevoegd. Een gelijke bepaling als opgenomen in artikel 3.5.2 bij de bestemming 'Agrarisch' wordt hier opgenomen. Naar aanleiding van zienswijze 76: 1. Artikel 8.4.1, lid b. wordt als volgt aangepast: 'b. detailhandel en horeca, behoudens het bepaalde in 8.1.2, onder a. en uitgezonderd detailhandel als niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering en ondergeschikt aan de ter plaatse toegestane functie.' 2. In artikel 18.1.1 'Algemeen' wordt na lid d., onder hernummering van de volgende leden, een nieuw lid e. toegevoegd: 'e. voorzieningen voor verkeer, parkeren en inritten;' Naar aanleiding van zienswijze 79: 1. In artikel 1.90 'recreatieverblijven' worden de tussen haakjes genoemde voorbeelden 'recreatiewoning' en 'chalet' geschrapt; 2. Artikel 1.96 'stacaravan' krijgt de volgende definitie: 'een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de ver-
109 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
keerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.'; 3. De tabel behorende bij artikel 16.1.2, onder a., wordt als volgt aangepast: Vijf Eiken45 100 Kampeerterrein (srspecifieke weg vorm van met stacaravans 18) en dagrecrearecreatie - 18 tieve voorziening
4.000 m
2
4. Artikel 16.2.4, lid a., wordt als volgt gewijzigd: 'a.
buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn tevens sanitair- en onderhoudsgebouwen toegestaan, tot een maximale goothoogte van 3 m. en een maximale bouwhoogte van 5 m., met uitzondering van gronden met de functieaanduiding 'landschappelijke inpassing'.'
Naar aanleiding van zienswijze 83: 1. In artikel 17.2.4 wordt het volgende lid e. toegevoegd: 'e. in afwijking van bovenstaande geldt, dat een bestaande (grotere of hogere) afwijkende maatvoering als maximum geldt.'; 2. De tabel, behorende bij artikel 13.1.2, onder a., wordt als volgt gewijzigd: 19 550 m (sm-10) specifieke vorm Opleidings- en Wethouder van van maatschap- trainingscentrum Dijklaan p e l i j k - 10 Naar aanleiding van zienswijzen 84 t/m 154 en 9 (deels): De tabel, behorende bij artikel 18.1.2, onder a., wordt als volgt gewijzigd: 190 m Herstraat 60 specifieke vorm Veldsport 1 (ss-5) Tennisbaan 1 van sport - 5 Paardensport
2
2
110 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Toelichting: Naar aanleiding van de zienswijzen: De toelichting wordt, voorzover nodig, aangepast aan de hiervoor voor de verbeelding en regels aangegeven wijzigingen. Naar aanleiding van zienswijze 2: 1. In paragraaf 7.3 'Hydrologisch neutraal bouwen' wordt de vermelde maat van 500 m2 voor het totaal verhard oppervlakte gewijzigd in 2.000 m2; e
2. In paragraaf 7.7 'Waterkering' wordt in de 2 zin de tekst '(waterkering, inclusief beschermingszone van 50 breed)'geschrapt; Naar aanleiding van zienswijze 4: Paragraaf 8.7 'Externe veiligheid' wordt, in verband met de vervanging van een bestaand schema in de Groenedijk, op basis van het door de Gasunie aangeleverde rapport, geactualiseerd. Naar aanleiding van zienswijze 12: In paragraaf 10.1 wordt in de opsomming van nieuwe ontwikkelingen de volgende ontwikkeling toegevoegd: '8. Omzetting agrarisch bedrijf Achterstraat 3 te Den Hout in de bestemming Wonen.' Hierbij wordt tevens aan de bijlagen bij de toelichting de geaccordeerde ruimtelijke onderbouwing voor die omzetting toegevoegd. Naar aanleiding van zienswijze 30: In paragraaf 10.1 wordt in de opsomming van nieuwe ontwikkelingen de volgende ontwikkeling toegevoegd: '9. Uitbreiding agrarische bouwvlak Heistraat 15 te Oosteind.' Hierbij wordt tevens aan de bijlagen bij de toelichting de geaccordeerde ruimtelijke onderbouwing voor die omzetting toegevoegd. Naar aanleiding van zienswijze 51: In paragraaf 10.1 wordt in de opsomming van nieuwe ontwikkelingen de volgende ontwikkeling toegevoegd: '10. Omzetting agrarisch bedrijf Provincialeweg 45 te Oosteind naar paardenpension met zorg en resocialisatie als nevenactiviteit.' Hierbij wordt tevens aan de bijlagen bij de toelichting de geaccordeerde ruimtelijke onderbouwing voor die omzetting toegevoegd; Naar aanleiding van de Plan-MER: Paragraaf 8.2 van de toelichting wordt aangepast in verband met het uitgebrachte toetsingsadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage inzake de uitgevoerde Plan-MER. In de bijlagen worden het toetsingsadvies van de commissie m.e.r., de verstrekte aanvullende gemeentelijke informatie en de Notitie reactie op dat toetsingsadvies als bijlagen bij die Plan-MER toegevoegd.
111 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
5. Planaanpassingen naar aanleiding van ambtshalve overwegingen
Het ontwerp-bestemmingsplan is nader bezien en er is geconstateerd, dat op onderdelen nog correcties moeten worden aangebracht. De volgende ambtshalve aanpassingen worden meegenomen:
Verbeelding: 1.
De op de verbeelding opgenomen bestemming 'Recreatie - woning' dient te worden vervangen door de bestemming 'Recreatie - recreatiewoning', zodat deze weer in overeenstemming komt met de regels;
2.
De voor het perceel Herstraat 27 opgenomen aanduiding 'specifieke aanduiding grondgebonden' (sa-gg)' wordt geschrapt, nu deze aanduiding niet voorkomt in de regels;
3.
Het agrarisch bouwvlak op het perceel Stelvenseweg 4 te Den Hout wordt in geringe mate van vorm veranderd, om een bestaande vergunde loods geheel binnen dat bouwvlak te kunnen leggen;
4.
Het ten onrechte tevens bij de woonbestemming opgenomen agrarische bouwvlak voor het perceel Ter Aalst 4 dient te worden geschrapt;
5.
Een deel van de weg Broekstraat te Dorst (tussen de Rijksweg en de Baarschotsestraat) is per abuis bestemd tot 'Agrarisch'. Dit dient alsnog gewijzigd te worden in 'Verkeer';
6.
Het perceel Groenestraat 22 te Dorst dient de bestemming 'Wonen' te hebben in plaats van 'Bedrijf', een en ander zoals is opgenomen in het vastgestelde wijzigingsplan voor deze locatie;
7.
De aanduiding 'intensieve veehouderij' op het perceel Hoge Dijk 26 te Oosteind dient te worden geschrapt. De milieuvergunning hiervoor is inmiddels ingetrokken, terwijl ook een deel van de stallen zijn gesloopt;
8.
De aanduiding 'intensieve veehouderij' dient alsnog op het perceel Hoge Dijk 44 te Oosteind te worden opgenomen, nu de milieuvergunning hiervoor slechts deels is ingetrokken en de intensieve veehouderijtak nog op dit perceel aanwezig is;
9.
Een ter ontsluiting van Recreatiepark 't Haasje, Vijf Eikenweg 45 te Oosterhout gelegen weg (kadastraal perceel, sectie H, nr. 1027) is gemeente-eigendom en dient de bestemming 'Verkeer' te krijgen in plaats van 'Recreatie';
10. Een perceel aan de Bredaseweg 162 met de bestemming 'Bedrijf' dient, nu dit perceel door de gemeente is aangekocht t.b.v. een ecologische verbindingszone, de bestemming 'Natuur' te krijgen; 11.
Langs Rijksweg A27 wordt alsnog een zone 'Vrijwaringszone - weg' opgenomen.
112 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Regels: 1.
In de definitie van 1.75 'nevenactiviteiten' dient voorafgaand aan de huidige tekst de passage te worden opgenomen 'het door de eigenaar I exploitant van het ter plaatse gevestigde bedrijf ontplooien ...'. Voorkomen moet worden dat een (agrarische) nevenactiviteit door een derde wordt uitgevoerd;
2.
In de artikelen 3.7.1, onder b., en 4.7.1, onder b. wordt de overbodige tussenzin 'waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de op te nemen aanduiding 'bouwvlak' geschrapt;
3.
In artikel 3.7.5, lid e. is niet duidelijk, waarover de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen advies moet worden gevraagd. Aan deze regel wordt toegevoegd: 'het dient om (een aanzet tot) een volwaardig bedrijf te gaan' (zoals ook is geregeld in artikel 3.7.4, lid e.);
4.
De artikel 3.7.8, lid k. en 4.7.6, lid k. worden aangevuld en luiden nu als volgt: 'k. er wordt een bestemmingsvlak artikel 6 Bedrijf strak om de bebouwing en voorzieningen (zoals erfverhardingen) gelegd, waarbij de omvang van dat bestemmingsvlak moet worden verkleind tot maximaal 5.000 m . Rondom de bestaande gebouwen, geen bouwwerken zijnde, wordt een bouwvlak opgenomen; het resterende deel van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede de daar voorkomende bouwwerken, wordt verwijderd.'; 2
5.
Aan artikel 3.7.9 wordt, onder hernummering van de volgende artikelleden, na lid p. een nieuw lid q. toegevoegd, met dezelfde tekst als hiervoor onder 4. bij artikel 3.7.8, lid k., vermeld;
6.
Artikel 4.7.7, lid r., wordt aangepast, zodanig dat hier dezelfde regel als hiervoor onder 4. bij artikel 3.7.8, lid k., wordt vermeld;
7.
In artikel 4.5.1, onder f. dient een verwijzing naar het perceel Moerstraat 10 (A) plaats te vinden, op eenzelfde wijze als is gebeurd in artikel 4.1.2, onder c ;
8.
De regeling in de artikelen 6.3.3 en 8.3 3 'Omgevingsvergunning m.b.t. bouw 1 bedrijfswoning' wordt aangepast overeenkomstig de betreffende regeling bij de andere bestemmingen. Deze artikelen luiden dan als volgt: '6.3.31 8.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. bouw 1 bedrijfswoning' Het bevoegd gezag kan door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4, lid a., onder 1 I 8.2.4, lid a., onder 1, teneinde de bouw van de eerste bedrijfswoning mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
e
e
a. de bedrijfswoning is noodzakelijk vanwege de aard van de bedrijfsvoering. De noodzaak mag niet het gevolg zijn van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning; b. de situering van de woning is stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar; c. de situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving (w.o. geur); d. aan de eisen en regels ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in Bijlage 2 "Notitie toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant" wordt voldaan.
113 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
9.
Bij artikel 11.4 dient de titel gewijzigd te worden in 'Afwijken van de gebruiksregels' (en niet van de bouwregels);
10. De tabel behorende bij artikel 12.1.2, onder a, wordt, vanwege het alsnog opnemen van de (sh-4)
11.
Ispecifieke vorm |van horeca - 4
Horecacategorie 1
Ruiterspoor
71 H-73
680 m
2
In de artikel 16.1.2, lid a. (schema) en 16.2.4 worden de termen 'kampeerterrein', 'kampeerterrein met stacaravans' en 'kampeerterrein met recreatiewoningen' vervangen door 'recreatie-terrein' en 'recreatie-terrein met stacaravans'. Met deze ruimere omschrijving wordt niet meer per situatie vastgelegd, of ter plaatse alleen huisjes en/of stacaravans zijn toegestaan;
12. De tabel behorende bij artikel 16.1.2, onder a, wordt, vanwege het feit dat ter plaatse rechten gelden voor het plaatsen van stacaravans, als volgt gewijzigd: Recreatieterrein 11 0 300 m Ter Aalst (srspecifieke vorm van met stacaravans 17) recreatie - 17 2
13. Aan de doeleindenomschrijving van 'Sport' (artikel 18.1.1) worden 'voorzieningen voor verkeer en verblijf (w.o. wegen en padenj'toegevoegd; 14. In artikel 24.1.2 wordt als lid b. een regeling voor 'aan huis verbonden beroep en/of bedrijf' toegevoegd. Per abuis is deze regeling bij de bestemming 'Wonen - Lint', niet opgenomen. De regeling is identiek aan die, vermeld bij artikel 23.1.2, onder a. 15. Bij in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen wordt veelal verlangd, dat een landschappelijke inpassing wordt aangebracht. Omdat deze inpassing vaak planologisch relevant is, dient hiervoor alsnog een adequate planologische regeling te worden opgenomen ter bescherming van die planologische inpassing. Dit leidt tot de volgende wijzigingen in de regels: a. In de regels, waarin bij ontwikkelingen een landschappelijke inpassing wordt geëist, vindt de volgende aanvulling van die regels plaats: ', hiertoe wordt de functie-aanduiding 'landschappelijke inpassing' opgenomen'; b. Als laatste lid in de artikelen 3.1.2, 4.1.2, 6.1.2, 8.1.2, 18.1.2 en 23.1.2 wordt het volgende lid toegevoegd: 'Landschappelijke inpassing De gronden, welke nader zijn aangeduid met de functieaanduiding 'landschappelijke inpassing' mogen alleen worden gebruikt als landschappelijke inpassing, ten behoeve van de op het bestemmingsvlak toegestane bouwwerken en voorzieningen.'; c. Aan het laatste lid van de artikelen 3.2.10, 4.2.9, 6.2.7, 8.2.7, 18.2.8 en 23.2.4 wordt toegevoegd: 'met dien verstande, dat ter plaatse van de functieaanduiding 'landschappelijke inpassing' geen bouwwerken zijn toegestaan.' 16. De in de diverse artikelen opgenomen afwijking van de gebruiksregels voor het toestaan van mantelzorg dient te worden verruimd. Niet alleen dient een vrijstaand bijbehorend bouwwerk t.b.v. mantelzorg te kunnen worden ingezet, maar moet mantelzorg ook mogelijk zijn binnen de (bedrijfs)woning zelf. De artikelen 3.5.5, 4.5.5, 6.5.4, 8.5.4, 9.5.4, 10.5.4, 12.5.4, 13.5.4, 18.5.4, 23.5.4 en 26.6.4 ('Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte') wordt als volgt aangepast: - In de aanhef wordt na 'bouwwerk' de passage 'of een deel van de (bedrijfs)woning'; - In de leden a., en c. wordt 'de woonruimte' vervangen door 'de afhankelijke woonruimte';
114 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
-
In lid b. wordt aan het begin toegevoegd: 'ingeval van een bijbehorend bouwwerk is de afhankelijke woonruimte ..' - In lid i. wordt 'de situering van de woning' vervangen door 'de situering van de afhankelijke woonruimte'; Daarnaast dient ten gevolge van bovenvermelde wijzigingen de definitie in artikel 1.7 'afhankelijke woonruimte' te worden aangepast, in die zin dat hieraan wordt toegevoegd: 'een deel van een (bedrijfs)woning of..'; 17. Bij de bestemming 'Waarde - Archeologie' dient artikel 30.4.2, lid b. (onder 'Uitzonderingen') te worden verduidelijkt. Dit lid luidt nu als volgt: 'lid b. het betreffen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een diepte van minder dan 0,50 m of, bij een grotere diepte, met een oppervlakte kleiner dan 100 m ; 2
11 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014
Toelichting:
1.
De toelichting wordt, voorzover nodig, aangepast aan de hiervoor voor de verbeelding en regels aangegeven ambtshalve wijzigingen.
2.
Gebleken is, dat de regeling voor agrarische nevenactiviteiten op onderdelen moet worden verduidelijkt. Op pagina 63, 1 alinea, wordt de toelichting aangevuld met de volgende tekst: e
'De in het bestemmingsplan opgenomen maximale oppervlaktemaat voor een nevenactiviteit heeft enkel betrekking op de maat, welke alleen voor die nevenfunctie wordt ingezet. In de situatie, dat bedrijfsvloeroppervlakte wordt gebruikt voor zowel de agrarische hoofdfunctie, als de nevenactiviteit (dubbelgebruik van die ruimten), wordt die oppervlakte niet meegerekend bij de oppervlaktemaat voor die nevenactiviteit. Ter verduidelijking hiervan het volgende voorbeeld. Bij een paardenfokkerij (incl. africhting) geldt, dat er maximaal 500 m mag worden ingezet voor een paardenpension als nevenfunctie. Ingeval er een rijbak aanwezig is, welke primair wordt gebruikt voor de africhting van paarden, maar daarnaast ook gebruik wordt door de pensionstalling, dan wordt bij het bepalen van de oppervlaktemaat voor de nevenactiviteit deze paardenbak buiten beschouwing gelaten. De stallen, waar de pensionpaarden staan, worden wel in beschouwing genomen bij het bepalen van de oppervlaktemaat t.b.v. de nevenactiviteit'. 2
116 Reactienota zienswijzen bp Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind); vastgesteld 8 juli 2014