Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Inhoud 1.
2
3
Inleiding............................................................................................................................. 4 1.1
Inleiding en onderzoekskader .................................................................................. 4
1.2
Doel en vraagstelling van het bureauonderzoek...................................................... 4
1.3
Werkwijze ................................................................................................................. 5
1.4
Beleidskaders........................................................................................................... 5
1.5
Administratieve gegevens ........................................................................................ 7
Bureauonderzoek en verwachtingsmodel......................................................................... 8 2.1
Landschapsgenese .................................................................................................. 8
2.2
Historische ontwikkeling plangebied en Borne ...................................................... 10
2.3
Archeologische waarden........................................................................................ 14
2.4
Archeologisch verwachtingsmodel......................................................................... 15
Conclusie en aanbeveling............................................................................................... 17
Gebruikte literatuur................................................................................................................. 18 BIJLAGEN .............................................................................................................................. 19
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
3 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
1.
Inleiding
1.1
Inleiding en onderzoekskader Hamaland Advies heeft in opdracht van Lycens te Oldenzaal een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Grotestraat 214 te Borne. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een woon-winkelcomplex. (zie bijlage 1). Het plangebied ligt aan de westelijke rand van het centrum van Borne aan de Grotestraat 214. De grondwerkzaamheden kunnen verstorend zijn voor eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische waarden. Daarom dient voorafgaand aan deze werkzaamheden archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd te worden. Het uitgevoerde onderzoek bestaat uit een KNA conform bureauonderzoek dat aangevuld is met een verkennend inventariserend veldonderzoek. Het bevoegd gezag, de gemeente Borne en diens adviseur (de heer drs. J.A.M. Oude Rengerink, Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit van het Oversticht), zullen de resultaten van het bureauonderzoek toetsen.
Afbeelding 1: Topografische kaart Borne met plangebied (bron: Topo kaart 28G 1:25000 1995)
1.2
Doel en vraagstelling van het bureauonderzoek Het doel van het bureauonderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verworven informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. De volgende vragen zullen, indien mogelijk, beantwoord worden: Wat is de bodemopbouw en de vermoedelijke intactheid van het bodemprofiel binnen het plangebied? Kunnen er archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied aanwezig zijn?
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
4 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Het antwoord op deze vragen zal worden verwerkt in een archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied, waarbij aangegeven zal worden of een nader onderzoek door middel van karterende boringen nodig zal zijn of niet. Is aanvullend onderzoek door middel van karterende boringen of proefsleuven noodzakelijk?
1.3
Werkwijze Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, 3.2) en bestaat uit de volgende onderdelen: 1. 2.
beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie (KNA LSO2); beschrijving van de historische situatie en de landschappelijke ontwikkeling (KNA LSO3); beschrijving van de bekende archeologische waarden (KNA LSO4); het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel (KNA LSO5).
3. 4.
Om tot een gefundeerd archeologisch verwachtingsmodel te komen is voor het onderzoek relevant bronnenmateriaal geraadpleegd. Door informatie uit verschillende invalshoeken samen te voegen ontstaat de mogelijkheid dwarsverbanden te leggen tussen de diverse brontypen en aan de hand hiervan een geïntegreerd archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. De gegevens voor het bureauonderzoek zijn conform de uitvoeringsvoorwaarden voor een bureauonderzoek van het Oversticht d.d. januari 2011, ontleend aan: Archis, het geautomatiseerde archeologische informatiesysteem voor Nederland geomorfologisch, geologische, bodemkundig, topografisch en historisch kaartmateriaal; Archeologische verwachtings- en advieskaart gemeente Borne 2008 archeologische rapporten en publicaties;
1.4
Beleidskaders Rijksbeleid In 1992 werd in Valetta door de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed', beter bekend onder de naam 'Verdrag van Malta', ondertekend. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. De nieuwe wet heeft zijn beslag gekregen via een wijziging van de Monumentenwet 1988, aanpassingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en enkele andere wetten en met de invoering van de Wabo (2010). Met de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg is het accent komen te liggen op het streven naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem (in situ) en het beperken van (de noodzaak van) archeologische opgravingen. Uitgangspunt van het nieuwe beleid is tevens het principe 'de verstoorder betaalt'. Bij het voorbereiden van werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren (zoals de aanleg van een weg, een nieuwe woonwijk, een bedrijventerrein), dient onderzocht te worden of daardoor archeologische resten verstoord kunnen worden. Als uit het onderzoek blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn en deze niet ter plaatse behouden kunnen blijven, dan dient de initiatiefnemer van het werk de kosten te dragen die gepaard gaan met het opgraven en conserveren van de plaats. Met de introductie van de nieuwe wet zijn de kerntaken en bestuurlijke verantwoordelijkheden van gemeenten veranderd. Eén van de belangrijkste consequenties is, dat gemeenten een centrale rol is toegekend in de bescherming van archeologisch erfgoed. In de wet is bepaald, dat
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
5 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
gemeenten door inzet van een planologisch instrumentarium het archeologisch belang dienen te waarborgen. Bescherming van het archeologisch erfgoed kan onder meer vorm krijgen door in bestemmingsplannen regels ter bescherming van bekende en te verwachten archeologische waarden op te nemen. In de regelgeving is vastgelegd dat in het kader van een omgevingsvergunning van de aanvrager geëist kan worden dat hij een rapport overlegt waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein voldoende is vastgesteld. Voor de toetsing van archeologische waarden is een archeologisch bestel ontwikkeld, waarmee de archeologische waarde van een terrein bepaald kan worden door middel van een getrapt systeem van onderzoek. In het kader van het vrijstellingsbesluit volstaat in eerste instantie een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO-K). Provinciaal Beleid Het provinciaal beleid van Overijssel t.a.v. cultuurhistorie en archeologische monumentenzorg is vastgelegd in het streekplan Overijssel 2000+. Vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Overijssel van 13 december 2000, nummer 44. De hoofddoelen van het provinciaal archeologisch beleid zijn: De archeologische objecten, historisch landschap en gebouwde elementen (cultureel erfgoed) zijn de fysieke neerslag van menselijke activiteiten in het verleden. Het beleid gericht op het behoud c.q. de bescherming van deze voor Overijssel unieke waarden. Bij ontwikkelingen van functies aansluiten bij de waarden van cultureel erfgoed (archeologie, historisch landschap, monumenten). Dit betekent dat in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming de belangen van de archeologie moeten worden meegenomen. Het behoud van het archeologisch erfgoed in de bodem ter plekke.(in situ) Financiële consequenties zijn in beginsel voor de initiatiefnemer. Duurzaam behoud en beheer van het archeologisch erfgoed ex situ (het depot), als behoud in situ onmogelijk blijkt; Dit is nader uitgewerkt in de omgevingsvisie Overijssel , met als onderdeel visie op de ondergrond van juli 2009. Deze Visie op de Ondergrond is een bijlage bij de Omgevingsvisie Overijssel 2009. De Visie op de Ondergrond geeft de kern van de visie weer, verwoord in de begrippen beschermen, gebruiken en herstellen van de ondergrond en werkt deze nader uit. Het brengt de belangrijkst ondergrondthema’s uit de Omgevingsvisie Overijssel 2009 bij elkaar en beschouwt ze in onderlinge samenhang. Voor de ondergrond liggen de opgaven voor archeologie bij : •
het beschermen van de (toekomst)waarde van de ondergrond inclusief het aardkundig- en archeologisch erfgoed.
Gemeentelijk beleid Met de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg in 2007 is de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief gedelegeerd aan gemeenten. Gemeente Borne beschikt derhalve over eigen archeologiebeleid en treed op als bevoegd gezag. De gemeente beschikt tevens over een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Verder zijn de landelijke en provinciale richtlijnen leidend voor het opstellen en toetsen van het onderhavig onderzoek.
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
6 van 17
Project Kenmerk
1.5
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Administratieve gegevens Tabel 1: Gegevens projectgebied
Provincie
Overijssel
Plaats
Borne
Gemeente
Borne
Toponiem
Grotestraat 214
Kaartblad
28G
Onderzoeksmelding
50580
Huidig grondgebruik
Bebouwing (woon-winkel) en erf (tuin, opslag)
Toekomstig grondgebruik
Bebouwing (woon-winkelcomplex)
Omvang van de ontwikkeling
Ca 4.000 m2 (0,4 ha)
Bodemtype
Extrapolatie: zEz23 Hn21 Veldpodzol
Geomorfologie
Extrapolatie: Z16 of Z8 Zandgrond
Periode
Prehistorie t/m Nieuwe Tijd
zwarte Enkeerdgrond of
Het centrumcoördinaat van het plangebied is: x: 248.211 y: 480.158 De hoogte van deze centrumcoördinaat bedraagt circa 16m + NAP (bron: www.ahn.nl).
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
7 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
2
Bureauonderzoek en verwachtingsmodel
2.1
Landschapsgenese Inleiding Het onderzoeksterrein ligt in de bebouwde kom van Borne aan de oude verbindingsweg naar Bornerbroek, nu geheten Grotestraat 214. De Grotestraat is een toegangstraat naar het centrum, met afwisselend woningbouw en woningen met winkels op de begane grond. Het winkelcentrum van Borne begint op ca 100m oostelijk van het plangebied. Het perceel is zover te herleiden uit historische bronnen net na 1800 bebouwd. Deze oorspronkelijke bebouwing is niet meer aanwezig, maar is in de loop van de jaren verbouwd, gesloopt en vernieuwd tot een aaneengesloten bebouwing met erf en tuin. De huidige functie is wonen en bouwmarkt. Geomorfologie en bodemgesteldheid Het onderzoeksterrein is onderdeel van het oostelijk zandgebied ( Berendsen, H.J.A., 2005, 2008). In het gebied is tijdens de laatste ijstijd (Weichselien, 120.000-11.700 jaar geleden) onder invloed van relatieve droogte in combinatie met een schaars begroeid landschap op grote schaal dekzand afgezet. Het dekzandreliëf bestaat voor het grootste gedeelte uit dekzandruggen en dekzandwelvingen. De ruggen zijn vaak duidelijk te zien en kunnen meer dan 1,5 m boven hun omgeving uitsteken. Het plangebied maakt deel uit van de met dekzand bedekte stuwwal van Borne. Het dekzandpakket betreft de Formatie van Boxtel, (Laagpakket van Wierden). In dit dekzandpakket is door bodemvorming een podzol ontstaan. Podzolbodems ontstaan door een eeuwenlang proces van uitspoeling en inspoeling in leemarm dekzand. Ten gevolge van het neerslagoverschot in Noordwest-Europa migreren organische en minerale stoffen uit de bovengrond. In het Holoceen, dat circa 10.000 jaar geleden begon, werd gedurende een warmer en vochtiger wordend klimaat het dekzandreliëf door vegetatie vastgelegd. Het onderzoeksgebied ligt volgens de geomorfologische kaart van Nederland (RGD/Stiboka 1977) op een dekzandrug. Dit wordt bevestigd door de Archeologische Verwachtingen- en advieskaart 2008 van de gemeente Borne (dekzandhoogten en –ruggen met een plaggendek). Uit archeologisch oogpunt zijn de hoger gelegen zandgronden een zeer interessante plaats, aangezien deze gronden van oudsher een vestigingsplaats voor mensen geweest is. Extrapolatie van de gegevens op de bodemkaart geeft aan dat in het onderzoeksgebied waarschijnlijk enkeerdgronden voorkomen. Eerdgronden zijn gronden met een niet vergraven, humushoudende bovengrond die tussen de 15 cm en 50 cm dik is. Deze worden ook wel esdekken genoemd. Een esdek is ontstaan door het eeuwenlang opbrengen van potstalbemesting op de akker. Deze bemesting bestond hoofdzakelijk uit plaggen die in de stal werden gelegd om de uitwerpselen van het gestalde vee op te vangen. De plaggen werden met de uitwerpselen als mest op de akker gebracht. Op deze wijze kon een akkercomplex op zandgrond gedurende eeuwen jaarlijks opnieuw bebouwd worden zonder dat de bodem uitgeput raakte. De vorming van de esdekken in en rond Borne gaat terug tot de 11e eeuw. Op deze wijze kon het land rond het akkercomplex gedeeltelijk ontgrond raken, terwijl de akkergrond tot ruim een meter opgehoogd kon worden. In gebieden met esdekken dient rekening gehouden te worden met een rijk bodemarchief. Aangezien het oorspronkelijke oppervlak vanaf de Middeleeuwen is opgehoogd betekent dit
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
8 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
dat de eventueel onderliggende (oudere) archeologische resten meestal goed bewaard zijn gebleven.
Afbeelding 2: Geomorfologische kaart, situering plangebied binnen het rode kader (bron Archis:
Bodem De bebouwde kom is niet gekarteerd op de bodemkaart (Zie Afbeelding 2). Extrapolatie van de gegevens typeert het bodemtype op Hn23 Veldpodzolgrond of zEz23 Zwarte Enkeerdgrond. De diepere ondergrond is geclassificeerd als Z16 (zandgronden) (bron: Bodemkaart 1:250.000, Bodemdata 2011). Grondwater De bebouwde kom is niet gekarteerd op de grondwaterkaart. Extrapolatie van de gegevens op de grondwaterkaart typeert de grondwatertrap tussen V en VII. Op basis van de te verwachten bodemgesteldheid (Veldpodzol en/of Zwarte Enkeerdgrond) is een grondwatertrap VI het meest waarschijnlijk. Grondwatertrap VI heeft een G.H.G van 40 tot 80 cm onder het maaiveld en een G.L.G. van meer dan 120 cm.
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
9 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Afbeelding 3: Bodemkaart met de situering van het plangebied binnen het rode kader (bron Archis)
2.2
Historische ontwikkeling plangebied en Borne Het plangebied behoort voor zover uit historische gegevens te achterhalen, al sinds ca 1800 tot de bebouwde kom van Borne. Uit 1206 dateert een akte waarin voor 't eerst de naam Borne voorkomt, maar dan als "Burgunde". In deze akte ruilt de bisschop van Utrecht bezittingen met de Heren van Ruinen, waaronder "de kerk van Burgunde, liggend in Sinderen, onder Almelo". De kerk waarvan melding wordt gemaakt, moet een kleinere voorganger van de huidige Oude Kerk zijn geweest die in 1482 zijn huidige omvang bereikte. Deze kerk ligt ca 400m oostelijk van het plangebied aan de andere zijde van het centrum. Ook raakte de bisschop in het bezit van een twintigtal hoven, gelegen in de kerspel (of Richterambt) Borne. Voor het beheer van deze boerderijen werd een soort rentmeester aangesteld: de Meier. De hof waar deze meier woonde werd de Meiershof genoemd. In Twente waren destijds meer boerderijen met een dergelijke meier, maar alleen die in Borne is bewaard gebleven: de huidige Meiershof op pakweg 700m oostelijk van plangebied gelegen. De meier, ten onrechte ook wel hofmeier genoemd, regelde dus de zaken voor de bisschop, waaronder het innen van de pacht die aanvankelijk vooral als deel van de opbrengst van het boerenbedrijf werd geheven. Ook oefende de meier rechtspraak uit. Hoewel de bisschop zijn goederen al in 1528 kwijtraakte aan andere heren, bleef het ambt van de meier nog bestaan tot in de Franse tijd, dus tot ongeveer 1800. Kort na 1300 bouwde een zekere Berent van Welevelde, uit het geslacht van Ruinen, een huis in de marke Senderen, dicht bij de marke Hertme. Uit dit huis ontstond de havezathe Weleveld, ca 2,7km NW van het plangebied. Na 1700 ging de havezate enkele keren over in andere handen, totdat ze in 1804 werd afgebroken.
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
10 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
De dorpelingen woonden in eenvoudige, bescheiden woninkjes van leem en stro. Naast arbeid op het land, besteedden zij tijd aan het spinnen en weven van het vlas van het land tot linnen stoffen. Reeds omstreeks 1600 vulden de meeste Bornse gezinnen op deze wijze hun inkomen aan.
Afbeelding 4: Historische topografische kaart 1900 (bron: Bonneblad 1900)
Op pakweg 100m ten oosten,op de kruising van de Grotestraat met de Stationsweg ligt de Stefanuskerk. Het ontwerp van de huidige, sterk in hoogte gereduceerde kerk dateert van oktober 1887. Net als in veel steden in die tijd, zijn na de Beeldenstorm katholieke kerken (de oude kerk in Borne) protestant geworden. De katholieken mochten net buiten het centrum een nieuwe kerk bouwen. De nieuwe kerk werd gebouwd in 1888. Pastoor Johan Frederik Warnink legde op 8 april 1988 de eerste steen. De toren werd toegevoegd in 1894.
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
11 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Afbeelding 5:: Stefanuskerk aan de stationsstraat (150m oostelijk van plangebied)
Op 100 meter te zuiden van het plangebied ligt het voormalige Johannesklooster aan de Stationsstraat. De ontwerper van de Stepahnuskerk, ontwierp ook het in 1894 gebouwde Sint-Johannesklooster. Johannesklooster. Het klooster is opgericht o op 07-05-1895. Het was een open klo klooster, waar bezoekers deel konden nemen aan het programma. Het is ruim honderd jaar bewoond door nonnen, de Zusters van Schijndel. De gemeenschap van de zusters van Schijndel bestaat al sinds 1633. Oprichter was Vincentius, die zijn volgelingen opriep om vvooral de straat op te gaan om de armen te helpen. Sinds het jaar 2000 wonen er geen nonnen meer in de Bornse vestiging. Het is in een woon-zorgcomplex omgebouwd. De oorspronkelijke bestemming van het plangebied is minder duidelijk uit de historische bronnen te herleiden.. Op basis van bestudering van historische kaartmateriaal is te herleiden dat het plangebied tot circa 1935 hoofdzakelijk in gebruik was als bouwland . De kadastrale kaart van 1811-1832 1811 geeft uitsluitsel over het eigendom. Aannemelijk is dat het perceel 548 en 549. In 1832 was de eigenaar David Benjamin, Koopman van beroep. Aan de noordelijke zijde van de Grotestraat woonden en werkten vanaf het oosten naar het westen gezien, respectievelijk een spinster, schoenmaakster, wever, koopman, koopma koopman David Benjamin, winkel inkelierster, landbouwster en fabrikeur, wever,, landbouwer, fabrikeur, timmerman, fabrikeur en wever aan het einde van de straat. Aan de zuidzijde was dat (op locatie huidige kerk) een schoenmaakster met het eigendom van 2 percelen naast elkaar. Ten westen daarvan respectievelijk een wever en De doopsgezinden armen van Borne in het laatste pand/perceel. Het groen gekleurde gebied (zie afbeelding 6) is agrarisch bouwland van diverse eigenaren. De eigenaar van het perceel aan de Grotestraat was niet logischerwijze ook de eigenaar van het agrarisch perceel achter zijn erf.
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
12 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Afbeelding 6: Grotestraat in bebouwde kom Borne 1811-1832 met plangebied in rode cirkel (bron: ingekleurde kadastrale kaart 1811-1832)
Conclusie: Tot 1935 is het gebied tussen de Grotestraat en Oude Almeloseweg (ten noorden van de Grotestraat) niet bebouwd geweest. Waarschijnlijk heeft het tot die tijd een agrarische functie gehad.
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
13 van 17
Project Kenmerk
2.3
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Archeologische waarden In het plangebied zelf heeft nog niet eerder archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Binnen een straal van ca. 500 m rond het plangebied zijn diverse archeologische waarnemingen bekend, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen opgenomen in Archis (II). Tabel 2: Waarnemingen, Vondsten en Onderzoeken 500m rondom het plangebied (bron: Archis) CAAnr. Onderzoek
35182
Ligging t.o.v. plangebied 174 m ZO
Onderzoek
24371
401 m ONO
Waarneming
239449
287 m ZO
Waarneming
2691
380 m OZO
Waarneming
2688
401m O
Waarneming
2677
491m OZO
Vondsten
Periode
Aanleiding is bouwwerkzaamheden Hofstraat. Selectieadvies: Geen verder onderzoek Aanleiding zijn bouwwerkzaamheden Marktstraat. Selectieadvies: De archeologische vindplaats wordt behoudenswaardig geacht. Geadviseerd wordt geen bodemverstorende werkzaamheden te verrichten, dieper dan 130 cm -mv. Indien het niet mogelijk is de archeologische lagen te ontzien wordt aanbevolen ter plaatse een proefsleuf aan te leggen. Op de locatie van de huidige bebouwing wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd. Het onderzochte deel van het plangebied ligt in een zone met beekeerdgronden. In het gebied komt een vegetatiehorizont voor, met daarin archeologische resten uit de periode neolithicum-ijzertijd. Hoefijzer Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 tot Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 Gedraaid geglazuurd aardwerk Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 tot Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 Dierlijk Bot: Runderkaken Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 tot Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 Houtskool van Knuppelweg Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 tot Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 Middeleeuwen Laat A: 1050 - 1250 nC tot NH Kerkcomplex: Middeleeuwen Laat B: 1250 - 1500 nC - Keramiek-Baksteen - Gedraaid Aardewerk 19e eeuwse scherven - Graf - Siegburgs Steengoed - Kloostermoppen - Gedraaid Aardewerk 19e Nieuwe tijd B: 1650 – 1850 tot eeuwse scherven Nieuwe tijd C: 1850 – 1950 Laat Siegburgs Steengoed trechterhals kannetjes met oor geglazuurd Spinklos/spinschijf/spinsteen onderdeel Lans/speer Hellebaard Roodbakkend geglazuurd aardewerk Aardewerk gedraaid Houtskool uit veel plaggen met dikke en dunne takken en dunne boomstammen'
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Middeleeuwen Laat B: 1250 - 1500 nC tot Nieuwe tijd A: 1500 – 1650
Nieuwe tijd A: 1500 – 1650 tot Nieuwe tijd B: 1650 – 1850 Bronstijd: 2000 - 800 vC tot Bronstijd: 2000 - 800 vC
14 van 17
Project Kenmerk
2.4
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Archeologisch verwachtingsmodel Op grond van de bekende geologische, landschappelijke, aardkundige, archeologische en historische gegevens in en rond het plangebied kan de archeologische verwachting worden bepaald. De archeologische verwachting van het plangebied conform Archeologische verwachtingenkaart 2008 van de gemeente Borne is in navolgende tabel opgenomen. Dekzandlandschap Verwachting beleidsadvies dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek
Hoog voor archeologische resten uit alle perioden. Archeologische resten afgedekt door een plaggendek>50 cm en daardoor minder kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten hierdoor goed geconserveerd.
Archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 2500m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 2500m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Doordat het plangebied in de historische kern van Borne is gelegen, is er specifiek beleid van kracht. Historische Borne
kern
van
Bebouwing historische kern
Verwachting
beleidsadvies
In deze gebieden kunnen resten van gebouwen in de vorm van grondsporen en stenen en houten funderingen, waterputten, beerputten, afvalkuilen, verkavelingen, greppels, etc. voorkomen. Gezien de natte omstandigheden in de dorpskern zal de conservering van organische resten waarschijnlijk goed tot zeer goed zijn.
Archeologisch onderzoek gewenst bij bouwwerken groter dan 100 m² en bij bodemingrepen dieper dan 40 cm.
Door de relatieve hoge ligging op een dekzandhoogte in het landschap is het plangebied geschikt voor bewoning vanaf de prehistorie. Het onderzoeksgebied, gelegen net ten oosten van het centrum van Borne ligt in een gebied met dekzandhoogten waarop vanaf de Late Middeleeuwen landbouwgronden (esdekken) zijn gevormd. De oorspronkelijke benaming van het plangebied is ‘Nieuwe Es’. Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een relatief jong ontginning. Het merendeel van het plangebied was tot circa 1935 in gebruik als bouwland van de Nieuwe Es aan de westzijde van de historische kern van Borne. Na 1935 heeft er een geleidelijke invulling van het gebied plaatsgevonden, waarbij diverse schuren en loodsen zijn gebouwd. De bebouwing aan de Grotestraat heeft zich geleidelijk in noordelijke richting uitgebreid. Geschat wordt dat de bodemopbouw als gevolg van de aanwezige bebouwing en erfverharding deels verstoord zal zijn. Omdat archeologische resten in het plangebied vermoedelijk afgedekt zijn door een plaggendek van 50 cm of meer, kunnen diepere bodemlagen intact zijn gebleven. De waarnemingen in Archis (zie tabel 2) tonen aan dat er in de omgeving al vanaf de prehistorie menselijke aanwezigheid is geweest. Door de goede afdekkende werking van het aanwezige esdek kan een eventuele vindplaats ter plaatse nog gaaf in de ondergrond aanwezig zijn. De waarnemingen bevestigen het continuüm van menselijke activiteiten door de jaren heen.
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
15 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Afbeelding 7: Gemeente Borne, Borne uitsnede uit de Archeologische waardenkaart (BAAC, 2008).
Tabel 3: Archeologische verwachting plangebied Periode
Verwachte vindplaatstypen
Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd
oude akkers, sloten, in of direct onder de oude akkerlaag ontginningssporen, oude zandpaden
Romeinse Tijd - Vroege Middeleeuwen
Nederzettingsterreinen, begravingen
Bronstijd - IJzertijd
Nederzettingsterreinen, urnenvelden, BC-horizont horizont en top van de C Chorizont resten van smeedhaarden, meilers
Mesolithicum-Neolithicum
Nederzettingsterreinen, jachtkampen,
Paleolithicum
Losse strooiingen van vuurstenen artefacten van bij ontginning verstoorde vindplaatsen
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Verwachte grondlaag (diepte)
direct onder de oude akkerlaag
Top van de C C-horizont
16 van 17
Project Kenmerk
3
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Conclusie en aanbeveling Op grond van de bestudeerde bronnen kan geconcludeerd worden dat het plangebied een hoge trefkans heeft op archeologische resten uit de periode van het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. De aanbeveling luidt om in geval van planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een verkennend archeologisch veldonderzoek uit te voeren. Op grond van de aanwezige erfverharding en bebouwing is het bodemprofiel mogelijk voor een deel verstoord. Omdat de dikte van het oorspronkelijke esdek onder de verharding ter plaatse meer dan 50cm kan bedragen, kunnen vindplaatsen in de diepere ondergrond bewaard gebleven zijn. Dit zal met het bodemonderzoek moeten worden bevestigd. In de verkennende fase dient uitgegaan te worden van 10 boringen per ha (Protocol 1: inventariserend onderzoek). In relatie tot het bouwvlak van ca 0,4 ha volstaan 4 verkennende grondboringen om het archeologisch verwachtingsmodel te toetsen (waarbij Hamaland Advies adviseert om minimaal 5 boringen te zetten ten behoeve van een betrouwbare steekproef). De boringen worden volgens een driehoeksgrid geplaatst met een edelmanboor (ø 7 cm). De boringen worden doorgezet tot 25 cm in de ongeroerde grond. De boorkernen worden (bij los gepakt zand) gezeefd over een metalen zeef met een maaswijdte van 4mm en onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals scherven aardewerk, vuursteen, botfragmenten, fosfaten en houtskoolresten. De boringen worden ingemeten ten opzichte van het maaiveld. Op grond van de onderzoeksresultaten van het verkennend bodemonderzoek zal bepaald worden of nader onderzoek (karterende boringen of proefsleuvenonderzoek) noodzakelijk is of niet. Verder geldt voor eventuele toevalsvondsten die gedaan worden tijdens de planuitvoering een meldplicht bij het bevoegd gezag (gemeente Borne) zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet. De resultaten en aanbevelingen uit het bureauonderzoek dienen te worden getoetst en onderschreven door het bevoegd gezag, en diens adviseur (de heer drs. H. Oude Rengerink, Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit van het Oversticht).
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
17 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Gebruikte literatuur Aa, A.J. van der, 1839–1851. Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, bijeen gebragt door A.J. van der Aa, onder medewerking van eenige Vaderlandsche Geleerden. Gorinchem. AHN, 2008. Actueel Hoogtebestand Nederland ANWB, 2004. Topografische Atlas Overijssel. Schaal 1:25.000. Amsterdam. Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland.De fysisch-geografische regio’s. Assen Berendsen, H.J.A., 2008. De vorming van het land, inleiding in de geologie en de geomorfologie. Assen (Fysische geografie van Nederland). Oversticht, Januari 2011, Nieuwe richtlijnen voor bureauonderzoek Projectgroep Dorpsplan Albergen, augustus 2006, Dorpsplan Albergen, Albergen ROBAS Producties, 1990. Historische Atlas Overijssel. Chromotopografische Kaart des Rijks, schaal 1:25.000. ROBAS Producties, Den Ilp. Kuipers S.F., 1991. Bodemkunde, Culemborg Stiboka / Rijks Geologische Dienst, 1977. Toelichting op de legenda van de geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, Wageningen en Haarlem. Stiboka / Rijks Geologische Dienst, 1983. Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, Wageningen. Stiboka, 1976. Bodemkaart van Nederland 1:50.000 en toelichting op de bodemkaart, Wageningen. Tol, drs. A., 2006. Leidraad inventariserend veldonderzoek Deel: karterend booronderzoek, 30 maart 2006 vastgesteld door het CCvD Archeologie, Gouda. Velde H.M. van der. Wonen in een grensgebied, Nederlandse Archeologische Rapporten 40, 2011, Amersfoort
Geraadpleegde websites: www.archis.nl; voor informatie over waarnemingen, vondsten, onderzoeken en GWT www.kich.nl; voor informatie historische kaart 1900 www.watwaswaar.nl; voor informatie historische kaarten www.ahn.nl; voor informatie hoogte en coördinaten www.dans.easy.nl voor rapporten www.zustersvanliefde.nl/Nav/Congr/huizen.htm vm Johannesklooster www.stephanusborne.nl voor info Stephanuskerk
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
18 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
BIJLAGEN
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
19 van 17
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Bijlage 1: Plangebied met toekomstige situatie
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Bijlage 2: Archiskaartje met onderzoeken, waarnemingen en vondsten
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
Bijlage 3: Overzicht gebruikte afkortingen
van
geologische
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
perioden
en
lijst
met
Project Kenmerk
: Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Grotestraat 214 te Borne : EKU/DIR/HAMA/20120249
© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem
bestemmingsplan Centrum
Bijlage 7 Flora en fauna onderzoek
Toelichting
155
YƵŝĐŬƐĐĂŶŶĂƚƵƵƌǁĂĂƌĚĞŶŽŶĚĞƌnjŽĞŬ&ůŽƌĂͲΘ&ĂƵŶĂǁĞƚ 'ƌŽƚĞ^ƚƌĂĂƚϮϭϮŽƌŶĞ
ŽůŽĨŽŶ YƵŝĐŬƐĐĂŶŶĂƚƵƵƌǁĂĂƌĚĞŶŽŶĚĞƌnjŽĞŬ&ůŽƌĂͲΘ&ĂƵŶĂǁĞƚ 'ƌŽƚĞ^ƚƌĂĂƚϮϭϮŽƌŶĞ
hŝƚŐĞǀŽĞƌĚĚŽŽƌ͗ EĂƚƵƵƌďĂŶŬKǀĞƌŝũƐƐĞů KƉĚƌĂĐŚƚŐĞǀĞƌ͗ >LJĐĞŶƐ͕DŝůŝĞƵĞŶZƵŝŵƚĞ ŽŶƚĂĐƚƉĞƌƐŽŽŶ͗ ͘>ŽŬŚŽƌƐƚ WƌŽũĞĐƚŶƵŵŵĞƌĞŶǀĞƌƐŝĞ͗ ϵϭ͕ǀĞƌƐŝĞϭ͘ϭ WƌŽũĞĐƚůĞŝĚĞƌ͗ sĞůĚŵĞĚĞǁĞƌŬĞƌ;ƐͿ͗ /ŶŐ͘W͘>ĞĞŵƌĞŝƐĞ /ŶŐ͘W͘>ĞĞŵƌĞŝƐĞ >ŝŐŐŝŶŐƉƌŽũĞĐƚŐĞďŝĞĚ͗ 'ƌŽƚĞ^ƚƌĂĂƚϮϭϮ ŽƌŶĞ ŽƌƌĞƐƉŽŶĚĞŶƚŝĞĂĚƌĞƐ͗ WŽƐƚďƵƐϮϬϲ ϳϰϴϬ,ĂĂŬƐďĞƌŐĞŶ ŝŶĨŽΛŶĂƚƵƵƌďĂŶŬŽǀĞƌŝũƐƐĞů͘Ŷů
^ƚĂƚƵƐ͗ ĚĞĨŝŶŝƚŝĞĨ ZĂƉƉŽƌƚĚĂƚƵŵ͗ ϮͲϮͲϮϬϭϮ ĂŶŐĞƉĂƐƚϭϴͲϰͲϮϬϭϮ ŵĞƌƐĨŽŽƌƚĐŽƂƌĚŝŶĂƚĞŶ͗ Ϯϰϴ͘ϮϬϬʹϰϴϬ͘ϮϬϬ
ϭ
^ĂŵĞŶǀĂƚƚŝŶŐ ĞĞŝŐĞŶĂĂƌǀĂŶŚĞƚƉĂŶĚŽƉŚĞƚĂĚƌĞƐĂĂŶĚĞ'ƌŽƚĞ^ƚƌĂĂƚϮϭϮŝŶŽƌŶĞŝƐǀŽŽƌŶĞŵĞŶƐŽŵĚĞďĞƐƚĂĂŶĚĞ ďĞďŽƵǁŝŶŐŽƉŚĞƚĂĚƌĞƐƚĞƐůŽƉĞŶĞŶƚĞƌƉůĂĂƚƐĞĞĞŶŶŝĞƵǁǁŝŶŬĞůͲǁŽŽŶĐŽŵƉůĞdžƚĞƌƵŐƚĞďŽƵǁĞŶ͘Kŵ ĚĞnjĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚŵŽŐĞůŝũŬƚĞŵĂŬĞŶĚŝĞŶƚŚĞƚďĞƐƚĞŵŵŝŶŐƐƉůĂŶŐĞǁŝũnjŝŐĚƚĞǁŽƌĚĞŶ͘KŵƚĞ ŽŶĚĞƌnjŽĞŬĞŶŽĨĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚƉĂƐƚďŝŶŶĞŶĚĞƌĞŐĞůƐǀĂŶĚĞ&ůŽƌĂͲĞŶ&ĂƵŶĂǁĞƚŝƐĞĞŶ ŽŶĚĞƌnjŽĞŬƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŶĂĂƌĚĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƉůĂŶƚĞŶĞŶĚŝĞƌĞŶ͕ĞǀĞŶĂůƐŶĞƐƚĞŶ͕ŚŽůĞŶŽĨ ĂŶĚĞƌĞǀŽŽƌƚƉůĂŶƚŝŶŐƐƉůĂĂƚƐĞŶŽĨǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚŝĞƌƐŽŽƌƚĞŶŝŶŚĞƚ ƉůĂŶŐĞďŝĞĚĚŝĞĚŽŽƌĚĞƵŝƚǀŽĞƌŝŶŐǀĂŶĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶǀĞƌŶŝĞůĚŽĨǀĞƌƐƚŽŽƌĚǁŽƌĚĞŶ͘KŽŬŝƐ ŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽĨĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚŚĞƚďĞƐĐŚĞƌŵĚĞůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀĂŶďĞƉĂĂůĚĞĚŝĞƌĞŶĂĂŶƚĂƐƚ͘ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞĞŶŵĂĂůŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉϭĨĞďƌƵĂƌŝϮϬϭϮŽŵǀĂƐƚƚĞƐƚĞůůĞŶŽĨĞƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƉůĂŶƚĞŶĞŶ ĚŝĞƌĞŶ͕ŶĞƐƚĞŶ͕ŚŽůĞŶŽĨĂŶĚĞƌĞǀŽŽƌƚƉůĂŶƚŝŶŐƐͲŽĨǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞ ĚŝĞƌƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶǁĞnjŝŐnjŝũŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŽĨĚĂƚĚĞnjĞnjĞĞƌǁĂĂƌƐĐŚŝũŶůŝũŬĂĂŶǁĞnjŝŐnjŝũŶ͘sŽŽƌůŝŐŐĞŶĚ ƌĂƉƉŽƌƚďĞƐĐŚƌŝũĨƚŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ͕ŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐŽƉnjĞƚĞŶĚĞƌĞƐƵůƚĂƚĞŶǀĂŶŚĞƚŽŶĚĞƌnjŽĞŬ͘ sŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚǁŽƌĚƚŐĞnjŝĞŶĂůƐ͚ƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐ͛͘sŽŽƌŚĞƚǀĞƌƐƚŽƌĞŶǀĂŶƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶ ƚĂďĞůϭǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚŐĞůĚƚĞĞŶĂůŐĞŵĞŶĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐ͕ŝĚĞŵǀŽŽƌƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϮŵŝƚƐĞƌŐĞǁĞƌŬƚ ǁŽƌĚƚǀŽůŐĞŶƐĞĞŶŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĞŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘ůůĞƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϯnjŝũŶƐƚƌŝŬƚďĞƐĐŚĞƌŵĚ͕ĞǀĞŶĂůƐ ďĞnjĞƚƚĞǀŽŐĞůŶĞƐƚĞŶĞŶũĂĂƌƌŽŶĚďĞƐĐŚĞƌŵĚĞŶĞƐƚĞŶĞŶŶĞƐƚůŽĐĂƚŝĞƐ͘ /ŶĚĞŽƉĞŶůŽŽĚƐĞŶŽƉŚĞƚĂĐŚƚĞƌĞƌĨďƌŽĞĚĞŶnjĞĞƌǁĂĂƌƐĐŚŝũŶůŝũŬŝĞĚĞƌǀŽŽƌũĂĂƌǀŽŐĞůƐ͘'ĞĂĚǀŝƐĞĞƌĚǁŽƌĚƚ ŽŵĚĞnjĞŐĞďŽƵǁĞŶƚĞƐůŽƉĞŶďƵŝƚĞŶĚĞďƌŽĞĚƚŝũĚ͘ĞďĞƐƚĞƉĞƌŝŽĚĞŚŝĞƌǀŽŽƌŝƐŽŬƚŽďĞƌͲĨĞďƌƵĂƌŝ͘,Ğƚ ƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬŝƐŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚŽŵŵĞƚnjĞŬĞƌŚĞŝĚǀĂƐƚƚĞƐƚĞůůĞŶŽĨĞƌ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶŝŶŚĞƚ ƉůĂŶŐĞďŝĞĚďƌŽĞĚĞŶ͘EĞƐƚĞŶǀĂŶ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶnjŝũŶũĂĂƌƌŽŶĚďĞƐĐŚĞƌŵĚ͘ĞŚŽŐĞďĞďŽƵǁŝŶŐĞŶŚĞƚ ŐĞďŽƵǁŵĞƚĚĞƐŚĞĚĚĂŬĞŶůŝũŬĞŶŽƉďĂƐŝƐǀĂŶĞĞŶǀŝƐƵĞůĞŝŶƐƉĞĐƚŝĞŶŝĞƚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌĚĞnjĞƐŽŽƌƚ͘Ğ ĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶǀĂƐƚĞďƌŽĞĚƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶŬĂŶŶŝĞƚƵŝƚŐĞƐůŽƚĞŶǁŽƌĚĞŶ͘ KŶĚĂŶŬƐĚĂƚĞƌŐĞĞŶĚŝƌĞĐƚĞĂĂŶǁŝũnjŝŶŐĞŶnjŝũŶŐĞǀŽŶĚĞŶnjŝũŶĚŝĞǁŝũnjĞŶŽƉĚĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶǀĂƐƚĞ ǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͕ŬĂŶĚĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚŽƉ;ďĂƐŝƐǀĂŶŚĞƚƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬŝŶ ǀŽŽƌůŝŐŐĞŶĚŐĞǀĂůͿŶŝĞƚƵŝƚŐĞƐůŽƚĞŶǁŽƌĚĞŶ͘sŽŽƌĂůĚĞďĞďŽƵǁŝŶŐĚŝƌĞĐƚĂĂŶĚĞ'ƌŽƚĞƐƚƌĂĂƚůŝũŬƚŽƉďĂƐŝƐ ǀĂŶĞĞŶǀŝƐƵĞůĞŝŶƐƉĞĐƚŝĞŶŝĞƚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘ 'ĞĂĚǀŝƐĞĞƌĚǁŽƌĚƚŽŵŝŶŽǀĞƌůĞŐŵĞƚŚĞƚďĞǀŽĞŐĚŐĞnjĂŐƚĞďĞŽŽƌĚĞůĞŶŽĨǀĞƌǀŽůŐŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬ ǁŽƌĚƚŐĞĂĐŚƚ͘KŶĚĞƌnjŽĞŬƐƌĞƐƵůƚĂƚĞŶĞŶĞǀĞŶƚƵĞůĞĐŽŵƉĞŶƐĞƌĞŶĚĞŵĂĂƚƌĞŐĞůĞŶnjŝũŶƉĂƐǀĂŶďĞůĂŶŐďŝũ ŚĞƚĂĂŶǀƌĂŐĞŶǀĂŶĞĞŶŽŵŐĞǀŝŶŐƐǀĞƌŐƵŶŶŝŶŐǀŽŽƌƐůŽŽƉ͘ĞƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞƉƌŽĐĞĚƵƌĞĞŶŵŽŐĞůŝũŬ ǀĞƌǀŽůŐŽŶĚĞƌnjŽĞŬŬƵŶŶĞŶƉĂƌĂůůĞůƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŬƵŶŶĞŶǁŽƌĚĞŶ͘/ŶĚŝĞŶĚĞƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶĚĞƌďŽƵǁŝŶŐĞŶĞĞŶ ĞǀĞŶƚƵĞůĞƐůŽŽƉǀĞƌŐƵŶŶŝŶŐŝŶĠĠŶŝŶƚĞŐƌĂůĞŽŵŐĞǀŝŶŐƐǀĞƌŐƵŶŶŝŶŐŽƉŐĞŶŽŵĞŶǁŽƌĚĞŶ͕ĚĂŶŝƐŚĞƚ ďĞůĂŶŐƌŝũŬŽŵǀŽŽƌĂĨĚƵŝĚĞůŝũŬŚĞŝĚƚĞǀĞƌŬƌŝũŐĞŶŽǀĞƌĚĞŵŽŐĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞ ƐŽŽƌƚĞŶƵŝƚĚĞ&ĨͲǁĞƚ͘ EĂĂƐƚĚĞŚŝĞƌďŽǀĞŶďĞƐĐŚƌĞǀĞŶƐŽŽƌƚĞŶnjŝũŶĞƌŐĞĞŶĂŶĚĞƌĞďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘
Ϯ
ϭ͘/ŶůĞŝĚŝŶŐ ĞĞŝŐĞŶĂĂƌǀĂŶŚĞƚƉĂŶĚŽƉŚĞƚĂĚƌĞƐĂĂŶĚĞ'ƌŽƚĞ^ƚƌĂĂƚϮϭϮŝŶŽƌŶĞŝƐǀŽŽƌŶĞŵĞŶƐŽŵĚĞďĞƐƚĂĂŶĚĞ ďĞďŽƵǁŝŶŐŽƉŚĞƚĂĚƌĞƐƚĞƐůŽƉĞŶĞŶƚĞƌƉůĂĂƚƐĞĞĞŶŶŝĞƵǁǁŝŶŬĞůͲǁŽŽŶĐŽŵƉůĞdžƚĞƌƵŐƚĞďŽƵǁĞŶ͘Kŵ ĚĞnjĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚŵŽŐĞůŝũŬƚĞŵĂŬĞŶĚŝĞŶƚŚĞƚďĞƐƚĞŵŵŝŶŐƐƉůĂŶŐĞǁŝũnjŝŐĚƚĞǁŽƌĚĞŶ͘KŵƚĞ ŽŶĚĞƌnjŽĞŬĞŶŽĨĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚƉĂƐƚďŝŶŶĞŶĚĞƌĞŐĞůƐǀĂŶĚĞ&ůŽƌĂͲĞŶ&ĂƵŶĂǁĞƚŝƐĞĞŶ ŽŶĚĞƌnjŽĞŬƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŶĂĂƌĚĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƉůĂŶƚĞŶĞŶĚŝĞƌĞŶ͕ĞǀĞŶĂůƐŶĞƐƚĞŶ͕ŚŽůĞŶŽĨ ĂŶĚĞƌĞǀŽŽƌƚƉůĂŶƚŝŶŐƐƉůĂĂƚƐĞŶŽĨǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚŝĞƌƐŽŽƌƚĞŶŝŶŚĞƚ ƉůĂŶŐĞďŝĞĚĚŝĞĚŽŽƌĚĞƵŝƚǀŽĞƌŝŶŐǀĂŶĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶǀĞƌŶŝĞůĚŽĨǀĞƌƐƚŽŽƌĚǁŽƌĚĞŶ͘KŽŬŝƐ ŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽĨĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚŚĞƚďĞƐĐŚĞƌŵĚĞůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀĂŶďĞƉĂĂůĚĞĚŝĞƌĞŶĂĂŶƚĂƐƚ͘ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞĞŶŵĂĂůŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉϭĨĞďƌƵĂƌŝϮϬϭϮŽŵǀĂƐƚƚĞƐƚĞůůĞŶŽĨĞƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƉůĂŶƚĞŶĞŶ ĚŝĞƌĞŶ͕ŶĞƐƚĞŶ͕ŚŽůĞŶŽĨĂŶĚĞƌĞǀŽŽƌƚƉůĂŶƚŝŶŐƐͲŽĨǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞ ĚŝĞƌƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶǁĞnjŝŐnjŝũŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŽĨĚĂƚĚĞnjĞnjĞĞƌǁĂĂƌƐĐŚŝũŶůŝũŬĂĂŶǁĞnjŝŐnjŝũŶ͘sŽŽƌůŝŐŐĞŶĚ ƌĂƉƉŽƌƚďĞƐĐŚƌŝũĨƚŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ͕ŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐŽƉnjĞƚĞŶĚĞƌĞƐƵůƚĂƚĞŶǀĂŶŚĞƚŽŶĚĞƌnjŽĞŬ͘ sĂŶǁĞŐĞĚĞůŝŐŐŝŶŐŝŶĚĞďĞďŽƵǁĚĞŬŽŵǀĂŶŽƌŶĞĞŶŽŵĚĂƚĞƌƐƉƌĂŬĞŝƐǀĂŶǀĞƌǀĂŶŐĞŶĚĞŶŝĞƵǁďŽƵǁ͕ ŝƐĞƌŐĞĞŶƉƌĠͲƚŽĞƚƐŶĂƚƵƵƌďĞƐĐŚĞƌŵŝŶŐƐǁĞƚƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚ͘ĂŶŐĞŶŽŵĞŶǁŽƌĚƚĚĂƚĚĞ ŶĂƚƵƵƌďĞƐĐŚĞƌŵŝŶŐƐǁĞƚŶŝĞƚǀĂŶďĞůĂŶŐŝƐďŝũĚĞďĞŽŽƌĚĞůŝŶŐǀĂŶǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶŝŶŝƚŝĂƚŝĞĨ͘
ϯ
Ϯ͘^ŝƚƵĞƌŝŶŐǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐŐĞƐŝƚƵĞĞƌĚŽƉŚĞƚĂĚƌĞƐ'ƌŽƚĞ^ƚƌĂĂƚϮϭϮŝŶŽƌŶĞ͘,ĞƚůŝŐƚŝŶĚĞĚŽƌƉƐŬĞƌŶǀĂŶŽƌŶĞ͘
^ŝƚƵĞƌŝŶŐǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝŶĚĞŽŵŐĞǀŝŶŐ͘,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚǁŽƌĚƚŵĞƚĚĞĐŝƌŬĞůĂĂŶŐĞĚƵŝĚ͘
ϯ͘ĞƐĐŚƌŝũǀŝŶŐǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚďĞƐƚĂĂƚƵŝƚǁŽŶŝŶŐǁĂĂƌŝŶĞĞŶǁŝŶŬĞůŽƉĚĞďĞŐĂŶĞŐƌŽŶĚŝƐŐĞůĞŐĞŶ͘ĞnjĞǁŝŶŬĞůůŽŽƉƚ ĂĂŶĚĞĂĐŚƚĞƌnjŝũĚĞǀĂŶĚĞǁŽŶŝŶŐ͘,ĞƚƉĂŶĚƐƚĂĂƚŽƉĞĞŶƌƵŝŵĞŬĂǀĞůǁĂĂƌǀĂŶŚĞƚŐƌŽŽƚƐƚĞŐĞĚĞĞůƚĞ ǀĞƌŚĂƌĚŝƐĞŶŝŶŐĞďƌƵŝŬŝƐƚĞŶďĞŚŽĞǀĞǀĂŶĚĞŽƉƐůĂŐǀĂŶďŽƵǁŵĂƚĞƌŝĂůĞŶ͘KƉŚĞƚĂĐŚƚĞƌĞƌĨƐƚĂĂŶƚǁĞĞ ŐƌŽƚĞƌĞĞŶƚǁĞĞŬůĞŝŶĞďŝũŐĞďŽƵǁĞŶ͖ĞĞŶŬĂƉƐĐŚƵƵƌĞŶƚǁĞĞĚŝĐŚƚĞƐĐŚƵƌĞŶ͘KŽŬĚĞnjĞƐĐŚƵƌĞŶnjŝũŶŝŶ ŐĞďƌƵŝŬƚ͘ď͘ǀ͘ĚĞŽƉƐůĂŐǀĂŶďŽƵǁŵĂƚĞƌŝĂůĞŶ͘ĞďŝũŐĞďŽƵǁĞŶnjŝũŶŐĞĚĞŬƚŵĞƚŐŽůĨƉůĂĂƚ͕ŚĞďďĞŶĞŶŬĞů ƐƚĞĞŶƐŵƵƌĞŶĞŶŐĞĞŶĚĂŬŝƐŽůĂƚŝĞ͘ĞǁŝŶŬĞůŐĂĂƚĂĂŶĚĞĂĐŚƚĞƌnjŝũĚĞŽǀĞƌŝŶĞĞŶǁĞƌŬƉůĂĂƚƐǁĞůŬĞ ŽŽƌƐƉƌŽŶŬĞůŝũŬƵŝƚĞĞŶŽƵĚďĞĚƌŝũĨƐŐĞďŽƵǁďĞƐƚŽŶĚ͘,ĞƚŐĞďŽƵǁŚĞĞĨƚƐŚĞĚĚĂŬĞŶĞŶŝƐŐĞĚĞĞůƚĞůŝũŬ ŐĞĚĞŬƚŵĞƚƉĂŶŶĞŶ͕ĞŶŚĞĞĨƚĚĞĞůƐĞĞŶƉůĂƚĚĂŬ͘ĂŶĚĞŽŽƐƚnjŝũĚĞǀĂŶŚĞƚƉĞƌĐĞĞůůŝŐƚĞĞŶŬůĞŝŶĞ͕ĚŽŽƌ ďĞďŽƵǁŝŶŐŽŵŐĞǀĞŶƚƵŝŶ͘ /ŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŬƵŶŶĞŶĚĞǀŽůŐĞŶĚĞĞĐŽƚŽƉĞŶŽŶĚĞƌƐĐŚĞŝĚĞŶǁŽƌĚĞŶ͗ • ĞďŽƵǁŝŶŐ;ďŽǀĞŶǁŽŶŝŶŐ͕ǁŝŶŬĞůƉĂŶĚ͕ǁĞƌŬƉůĂĂƚƐ͕ŬĂƉƐĐŚƵƵƌ͕ƐĐŚƵƌĞŶͿ͖ • ƌĨǀĞƌŚĂƌĚŝŶŐ͖ • dƵŝŶ͘
ϰ
ĞƚĂŝůŽƉŶĂŵĞǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ͘,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚǁŽƌĚƚŵĞƚĚĞŐĞůĞĐŽŶƚŽƵƌĂĂŶŐĞĚƵŝĚ͘ůůĞŐĞďŽƵǁĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ ǁŽƌĚĞŶŐĞƐůŽŽƉƚ͘
ϯ͘ϯǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶ ŽŶĐƌĞĞƚďĞƐƚĂĂƚĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚƵŝƚ͗ ϭ͘ ^ůŽƉĞŶǀĂŶďĞƐƚĂĂŶĚĞďĞďŽƵǁŝŶŐĞŶďĞƉůĂŶƚŝŶŐ͖ Ϯ͘ EŝĞƵǁďŽƵǁǁŽŽŶͲǁŝŶŬĞůĐŽŵƉůĞdž͘
tĞĞƌŐĂǀĞǀĂŶĚĞǁĞŶƐĞůŝũŬĞŶŝĞƵǁďŽƵǁŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ͘
ϱ
ϯ͘ϰDŽŐĞůŝũŬĞĨĨĞĐƚǀĂŶĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶŽƉďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĞŶͬŽĨʹŶĞƐƚĞŶ ĞďĞŽŽŐĚĞ;ƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞͿŝŶŐƌĞĞƉŚĞĞĨƚĞĞŶŵŽŐĞůŝũŬĞĨĨĞĐƚŽƉďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚŝĞƌͲĞŶƉůĂŶƚĞŶƐŽŽƌƚĞŶ͘ ,ŝĞƌďŝũŝƐŽŶĚĞƌƐĐŚĞŝĚƚĞŵĂŬĞŶƚƵƐƐĞŶƚŝũĚĞůŝũŬĞĞŶƉĞƌŵĂŶĞŶƚĞŝŶǀůŽĞĚĞŶĚŝĞĞĨĨĞĐƚĞŶŬƵŶŶĞŶ ǀĞƌŽŽƌnjĂŬĞŶ͘ŝƚnjŝũŶ͗ DŽŐĞůŝũŬĞŝŶǀůŽĞĚĞŶ͗ ā 'ĞůƵŝĚďŝũƐůŽŽƉͲĞŶŐƌŽŶĚǁĞƌŬĞŶ͖ ā >ŝĐŚƚƚŝũĚĞŶƐĚĞƐůŽŽƉͲĞŶďŽƵǁĨĂƐĞ͖ ā dƌŝůůŝŶŐĞŶƚŝũĚĞŶƐƐůŽŽƉͲĞŶďŽƵǁǁĞƌŬnjĂĂŵŚĞĚĞŶ͘ DŽŐĞůŝũŬĞƉĞƌŵĂŶĞŶƚĞŝŶǀůŽĞĚĞŶ͗ ā DŽŐĞůŝũŬĂĨŶĂŵĞͬǀĞƌĚǁŝũŶĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶĞŶͬŽĨũĂĂƌƌŽŶĚ ďĞƐĐŚĞƌŵĚĞŶĞƐƚĞŶ͖ ā sĞƌŶŝĞůĞŶͬǀĞƌĚǁŝũŶĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͖ ā ĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶĚĞŬǁĂůŝƚĞŝƚǀĂŶŚĞƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͖ ā ĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶĚĞŬǁĂůŝƚĞŝƚǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞŶĂƚƵƵƌŐĞďŝĞĚĞŶ͘
ϲ
ϰ͘dŽĞůŝĐŚƚŝŶŐ&ůŽƌĂĞŶĨĂƵŶĂǁĞƚ ϰ͘ϭůŐĞŵĞĞŶ Ğ&ůŽƌĂͲĞŶĨĂƵŶĂǁĞƚƌĞŐĞůƚ;ŽŶĚĞƌĂŶĚĞƌĞͿĚĞďĞƐĐŚĞƌŵŝŶŐǀĂŶŬǁĞƚƐďĂƌĞĞŶďĞĚƌĞŝŐĚĞŝŶŚĞĞŵƐĞ ƉůĂŶƚĞŶĞŶĚŝĞƌƐŽŽƌƚĞŶ͘KŶĚĞƌĚĞĂůŐĞŵĞŶĞǀĞƌďŽĚƐďĞƉĂůŝŶŐĞŶ;ƌƚŝŬĞůĞŶϴƚͬŵϭϴͿǁŽƌĚĞŶŚĂŶĚĞůŝŶŐĞŶ ǀĞƌďŽĚĞŶĚŝĞŬƵŶŶĞŶůĞŝĚĞŶƚŽƚŚĞƚǀĞƌŶŝĞůĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞŝŶŚĞĞŵƐĞƉůĂŶƚĞŶŽƉŚƵŶŐƌŽĞŝƉůĂĂƚƐĞŶ ďĞƐĐŚĞƌŵĚĞŝŶŚĞĞŵƐĞĚŝĞƌĞŶŝŶŚƵŶŶĂƚƵƵƌůŝũŬĞůĞĞĨŽŵŐĞǀŝŶŐ͘ŽŝƐŚĞƚŽŶĚĞƌŵĞĞƌǀĞƌďŽĚĞŶŽŵ ďĞƐĐŚĞƌŵĚĞŝŶŚĞĞŵƐĞƉůĂŶƚĞŶƚĞƉůƵŬŬĞŶ͕ǀĞƌnjĂŵĞůĞŶ͕ĂĨƚĞƐŶŝũĚĞŶ͕ƵŝƚƚĞƐƚĞŬĞŶ͕ƚĞǀĞƌŶŝĞůĞŶ͕ƚĞ ďĞƐĐŚĂĚŝŐĞŶ͕ƚĞŽŶƚǁŽƌƚĞůĞŶŽĨŽƉĞŶŝŐĞǁŝũnjĞǀĂŶŚƵŶŐƌŽĞŝƉůĂĂƚƐƚĞǀĞƌǁŝũĚĞƌĞŶ͘ĂĂƌŶĂĂƐƚŝƐŚĞƚ ǀĞƌďŽĚĞŶŽŵŝŶŚĞĞŵƐĞďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚŝĞƌƐŽŽƌƚĞŶŽƉnjĞƚƚĞůŝũŬƚĞǀĞƌŽŶƚƌƵƐƚĞŶĚĂŶǁĞůŚƵŶŶĞƐƚĞŶ͕ŚŽůĞŶŽĨ ĂŶĚĞƌĞǀŽŽƌƚƉůĂŶƚŝŶŐƐƉůĂĂƚƐĞŶŽĨǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶƚĞďĞƐĐŚĂĚŝŐĞŶ͕ǀĞƌŶŝĞůĞŶ͕ƵŝƚƚĞŚĂůĞŶ͕ ǁĞŐƚĞŶĞŵĞŶŽĨƚĞǀĞƌƐƚŽƌĞŶ͘ Ğ&ĨͲǁĞƚďŝĞĚƚŽŶĚĞƌƌƚŝŬĞůϳϱĚĞŵŽŐĞůŝũŬŚĞŝĚƚŽƚŚĞƚǀĞƌŬƌŝũŐĞŶǀĂŶĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐǀĂŶĚĞŝŶĚĞ ƌƚŝŬĞůĞŶϴƚͬŵϭϴŐĞŶŽĞŵĚĞǀĞƌďŽĚƐďĞƉĂůŝŶŐĞŶ͘ĞŐĞŶŽĞŵĚĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐĞŶǁŽƌĚĞŶĂůůĞĞŶǀĞƌůĞĞŶĚŝŶ njŽǀĞƌƌĞĞƌŐĞĞŶ͚ĂŶĚĞƌĞďĞǀƌĞĚŝŐĞŶĚĞŽƉůŽƐƐŝŶŐďĞƐƚĂĂƚĞŶŝŶĚŝĞŶŐĞĞŶĂĨďƌĞƵŬǁŽƌĚƚŐĞĚĂĂŶĂĂŶĞĞŶ ŐƵŶƐƚŝŐĞƐƚĂĂƚǀĂŶŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐǀĂŶĚĞƐŽŽƌƚ͘KŵƚĞďĞƉĂůĞŶŽĨŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐŬĂŶǁŽƌĚĞŶŐĞŬƌĞŐĞŶŵŽĞƚ ĂĂŶǀĞƌƐĐŚŝůůĞŶĚĞǀŽŽƌǁĂĂƌĚĞŶǁŽƌĚĞŶǀŽůĚĂĂŶ͗ • ƌĚŝĞŶƚŝŶnjŝĐŚƚƚĞďĞƐƚĂĂŶŝŶŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶǁĞƚƚĞůŝũŬďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚŝĞƌͲĞŶƉůĂŶƚĞŶƐŽŽƌƚĞŶŝŶ ŚĞƚƉƌŽũĞĐƚŐĞďŝĞĚ͖ • ƌĚŝĞŶƚŝŶnjŝĐŚƚƚĞďĞƐƚĂĂŶŝŶĚĞŵĂƚĞǁĂĂƌŝŶĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚƵƐĚĂŶŝŐŶĞŐĂƚŝĞǀĞ ĞĨĨĞĐƚĞŶŚĞďďĞŶŽƉƐŽŽƌƚĞŶĚĂƚĚĞ͚ŐƵŶƐƚŝŐĞƐƚĂĂƚǀĂŶŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐ͛ŝŶŚĞƚŐĞĚŝŶŐŝƐ͘ /ŶĚŝĞŶĚŝƚŚĞƚŐĞǀĂůnjŽƵnjŝũŶ͕ĚŝĞŶƚĂĂŶŐĞŐĞǀĞŶƚĞǁŽƌĚĞŶǁĞůŬĞŵŝƚŝŐĞƌĞŶĚĞŵĂĂƚƌĞŐĞůĞŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ ǁŽƌĚĞŶŽŵĚĞŶĞŐĂƚŝĞǀĞĞĨĨĞĐƚĞŶŽƉĚĞ͚ŐƵŶƐƚŝŐĞƐƚĂĂƚǀĂŶŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐ͛ƚĞǀŽŽƌŬŽŵĞŶ͘/ŶĚŝĞŶĚĞ ŵŽŐĞůŝũŬĞŶĞŐĂƚŝĞǀĞĞĨĨĞĐƚĞŶŶŝĞƚǀŽůůĞĚŝŐŐĞŵŝƚŝŐĞĞƌĚŬƵŶŶĞŶǁŽƌĚĞŶ͕ĚŝĞŶƚĂĂŶŐĞŐĞǀĞŶƚĞǁŽƌĚĞŶŽƉ ǁĞůŬĞǁŝũnjĞĚĞĞĨĨĞĐƚĞŶŐĞĐŽŵƉĞŶƐĞĞƌĚnjƵůůĞŶǁŽƌĚĞŶ͘ ϰ͘ϮdŽĞůŝĐŚƚŝŶŐ&ůŽƌĂͲĞŶ&ĂŶĂǁĞƚ͕tŝũnjŝŐŝŶŐĞŶƌƚŝŬĞůϳϱ;DǀͿ ^ŝŶĚƐĨĞďƌƵĂƌŝϮϬϬϱŝƐĞĞŶůŐĞŵĞŶĞDĂĂƚƌĞŐĞůǀĂŶĞƐƚƵƵƌǀĂŶŬƌĂĐŚƚŐĞǁŽƌĚĞŶ͕ǁĂĂƌŝŶǁŝũnjŝŐŝŶŐĞŶ ďĞƚƌĞĨĨĞŶĚĞĂƌƚ͘ϳϱnjŝũŶŽƉŐĞŶŽŵĞŶ͘ĞǁŝũnjŝŐŝŶŐĞŶŝŶĚĞnjĞDǀďĞƚĞŬĞŶĞŶĞĞŶnjĞŬĞƌĞǀĞƌƌƵŝŵŝŶŐǀĂŶ ŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐĞŶǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐ͗ŶŝĞƚŝŶĂůůĞŐĞǀĂůůĞŶŝƐĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐƐĂĂŶǀƌĂĂŐŵĞĞƌŶŽĚŝŐ͘ 'ůŽďĂĂůďĞƚĞŬĞŶƚĚŝƚŚĞƚǀŽůŐĞŶĚĞ͗ ƌnjŝũŶĞĞŶĚƌŝĞƚĂůƐŽŽƌƚĞŶůŝũƐƚĞŶǁĂĂƌǀŽŽƌǀĞƌƐĐŚŝůůĞŶĚĞƌŝĐŚƚůŝũŶĞŶnjŝũŶ͘ĞnjĞnjŝũŶŝŶƚŽĞŶĞŵĞŶĚĞŵĂƚĞǀĂŶ ͚njǁĂĂƌƚĞ͛͗ dĂďĞůϭ͗;ƐŽŽƌƚĞŶĂůƐĞŐĞů͕ŚĂĂƐ͕ďƌƵŝŶĞŬŝŬŬĞƌ͕ǁĂŶĞŶďůŽĞŵ͕ŽƚƚĞƌďůŽĞŵͿ sŽŽƌĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚŝĞƚĞŬǁĂůŝĨŝĐĞƌĞŶnjŝũŶĂůƐďĞƐƚĞŶĚŝŐďĞŚĞĞƌŽĨƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐĞŶ͕ŐĞůĚƚĞĞŶ ǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϭ͘sŽŽƌĚĞnjĞĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶŚŽĞĨƚŐĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐĂĂŶŐĞǀƌĂĂŐĚƚĞ ǁŽƌĚĞŶ͘sŽŽƌĂŶĚĞƌĞĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚŝĞŶƚǁĞůĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐƐĂĂŶǀƌĂĂŐƚĞǁŽƌĚĞŶĂĂŶŐĞǀƌĂĂŐĚ;ůŝĐŚƚĞ ƚŽĞƚƐͿ͘ dĂďĞůϮ͗;ƐŽŽƌƚĞŶĂůƐĚŝǀ͘ŽƌĐŚŝĚĞĞģŶ͕ǀŽŐĞůƐͿ sŽŽƌĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚŝĞƚĞŬǁĂůŝĨŝĐĞƌĞŶnjŝũŶĂůƐďĞƐƚĞŶĚŝŐďĞŚĞĞƌŽĨƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐĞŶ͕ŐĞůĚƚĞĞŶ ǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϮ͕ŵŝƚƐĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶǁŽƌĚĞŶƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŽƉďĂƐŝƐǀĂŶĞĞŶĚŽŽƌĚĞ ŵŝŶŝƐƚĞƌǀĂŶ>EsŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĞ͚ŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͛͘,ĞƚnjĞůĨĚĞŐĞůĚƚǀŽŽƌĂůůĞǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶ͘ĞŶŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ ŵŽĞƚnjĞůĨĚŽŽƌĂĂŶǀƌĂŐĞƌǁŽƌĚĞŶŽƉŐĞƐƚĞůĚĞŶǁŽƌĚĞŶŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĚŽŽƌŚĞƚŵŝŶŝƐƚĞƌŝĞǀĂŶ>Es͘sŽŽƌ ĂŶĚĞƌĞĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚŝĞŶƚǁĞůĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐƐĂĂŶǀƌĂĂŐƚĞǁŽƌĚĞŶĂĂŶŐĞǀƌĂĂŐĚ;ƵŝƚnjŽŶĚĞƌŝŶŐďĞƉĂĂůĚĞ ǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶ͗njŝĞϯͿ ϳ
dĂďĞůϯ͗;ĞĐŚƚĞŬƌŝƚŝƐĐŚĞƐŽŽƌƚĞŶďŝũůĂŐĞ/s,ZͬsZͿ ŝƚŝƐĚĞnjǁĂĂƌƐƚĞĐĂƚĞŐŽƌŝĞ͕ǁĂĂƌďŝũŽŽŬǀŽŽƌďĞŚĞĞƌĚĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐďĞƉĞƌŬƚŝƐ͘sŽŽƌĂŶĚĞƌĞĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶŝƐ ŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐŶŽĚŝŐ͕ǁĂĂƌďŝũĞĞŶƵŝƚŐĞďƌĞŝĚĞƚŽĞƚƐĚŝĞŶƚƚĞǁŽƌĚĞŶǀĞƌƌŝĐŚƚ;ďĞŚĂůǀĞŚĞƚĐƌŝƚĞƌŝƵŵ͚ŐĞĞŶ ĂĨďƌĞƵŬĂĂŶŐƵŶƐƚŝŐĞƐƚĂĂƚǀĂŶŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐ͛ŽŽŬ͚ĚǁŝŶŐĞŶĚĞƌĞĚĞŶĞŶǀĂŶŽƉĞŶďĂĂƌďĞůĂŶŐ͕͛ ŵŽŐĞůŝũŬŚĞĚĞŶǀĂŶĂůƚĞƌŶĂƚŝĞǀĞŶĞ͘Ě͘Ϳ͘ĞƉƌŽĐĞĚƵƌĞŝƐǀĂƐƚŐĞůĞŐĚŝŶĞĞŶƐƚĂƉƉĞŶƉůĂŶ͕ǁĂĂƌŝŶŝƐǀĞƌŵĞůĚ ŝŶǁĞůŬĞŐĞǀĂůůĞŶĚĞ&ĨͲǁĞƚŶŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐŝƐĚĂŶǁĞůĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐƐĂĂŶǀƌĂĂŐŵŽĞƚǁŽƌĚĞŶ ĂĂŶŐĞǀƌĂĂŐĚ͘ EĂĂƐƚĞĞŶǀĞƌďŽĚŽƉŚĞƚĚŽĚĞŶĞŶǀĞƌǁŽŶĚĞŶ;ƌƚ͘ϵ&ĨͲǁĞƚͿĞŶŚĞƚŽƉnjĞƚƚĞůŝũŬǀĞƌŽŶƚƌƵƐƚĞŶ;ƌƚ͘ϭϬ&ĨͲ ǁĞƚͿǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͕ŝƐŚĞƚƚĞǀĞŶƐǀĞƌďŽĚĞŶŽŵǀĞƌďůŝũĨͲĞŶǀŽŽƌƚƉůĂŶƚŝŶŐƐƉůĂĂƚƐĞŶǁĞŐƚĞŶĞŵĞŶ͕ƚĞ ǀĞƌƐƚŽƌĞŶĞŶĂĂŶƚĞƚĂƐƚĞŶ;ƌƚ͘ϭϭ&ĨͲǁĞƚͿ͘ĞůĂŶŐƌŝũŬĞŵŝŐƌĂƚŝĞͲĞŶĨŽĞƌĂŐĞĞƌŐĞďŝĞĚĞŶĚŝĞǀĂŶďĞůĂŶŐ njŝũŶǀŽŽƌĚĞŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐǀĂŶĞĞŶǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐǀĂŶĚĞƐŽŽƌƚŽƉƉŽƉƵůĂƚŝĞŶŝǀĞĂƵ͕ǀĂůůĞŶ ŚŝĞƌŽŽŬŽŶĚĞƌ͘ĂĂƌŶĂĂƐƚǀĂůůĞŶŽŽŬƚŝũĚĞůŝũŬĞ͕ƐĞŝnjŽĞŶƐŐĞďŽŶĚĞŶ͕ǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶ;ďŝũǀ͘ŚŽůĞŶͿŽĨ ƐƚĂŶĚƉůĂĂƚƐĞŶĚŝĞǀĂŶďĞůĂŶŐnjŝũŶǀŽŽƌĚĞŐƵŶƐƚŝŐĞƐƚĂĂƚǀĂŶŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐǀĂŶĞĞŶƐŽŽƌƚŽƉ ƉŽƉƵůĂƚŝĞŶŝǀĞĂƵŽĨƉĞƌĞdžĞŵƉůĂĂƌŚŝĞƌŽŶĚĞƌ;DŝŶ͘>Θ/ϮϬϭϭͿ͘ ĞǀĞƌďŽŶĚƐďĞƉĂůŝŶŐŐĞŶŽĞŵĚŝŶĂƌƚŝŬĞůϭϭǀĂŶĚĞĨĨͲǁĞƚǁŽƌĚĞŶĞŶŬĞůŽǀĞƌƚƌĞĚĞŶǁĂŶŶĞĞƌĚĞĚŽŽƌĚŝƚ ĂƌƚŝŬĞůďĞƐĐŚĞƌŵĚĞǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲĞŶǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶŚƵŶƐƉĞĐŝĨŝĞŬĞĨƵŶĐƚŝĞŶŝĞƚŵĞĞƌŶĂĂƌďĞŚŽƌĞŶŬƵŶŶĞŶ ǀĞƌǀƵůůĞŶ͘ĞǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐŬĂŶŚŝĞƌĚŽŽƌŶŝĞƚŵĞĞƌĚĞnjĞůĨĚĞĨƵŶĐƚŝĞĂĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚŝĞƌͲŽĨ ƉůĂŶƚĞŶƐŽŽƌƚďŝĞĚĞŶĂůƐǀŽŽƌŚĞĞŶ /ŶŝũůĂŐĞϭǁŽƌĚĞŶĚĞƚĂďĞůůĞŶǀĂŶĚĞDǀŶĂĚĞƌǀĞƌŬůĂĂƌĚ͘/ŶĚĞďƌŽĐŚƵƌĞ͚ƵŝƚĞŶĂĂŶŚĞƚǁĞƌŬ͛ǀĂŶ ŚĞƚŵŝŶŝƐƚĞƌŝĞ>EsŝƐďŽǀĞŶĚŝĞŶĞĞŶƚŽĞůŝĐŚƚŝŶŐŽƉĚĞnjĞDǀŝƐƚĞǀŝŶĚĞŶ;njŝĞǁĞďƐŝƚĞĚŝĞŶƐƚZĞŐĞůŝŶŐĞŶ ǀĂŶŚĞƚDŝŶŝƐƚĞƌŝĞǀĂŶĐŽŶŽŵŝƐĐŚĞnjĂŬĞŶ͕>ĂŶĚďŽƵǁĞŶ/ŶŶŽǀĂƚŝĞͿ͘
ϴ
ϱ͘^ŽŽƌƚĞŶďĞƐĐŚĞƌŵŝŶŐ͖ŚĞƚŽŶĚĞƌnjŽĞŬ ϱ͘ϭDĞƚŚŽĚĞ /ŶŚĞƚŬĂĚĞƌǀĂŶŚĞƚŶĂƚƵƵƌǁĂĂƌĚĞŶŽŶĚĞƌnjŽĞŬŝƐŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŽƉϮĨĞďƌƵĂƌŝϮϬϭϮĞĞŶŵĂůŝŐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚ ŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƉůĂŶƚĞŶĞŶĚŝĞƌĞŶĞŶĚĞƉŽƚĞŶƚŝģůĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶĚĞnjĞƐŽŽƌƚĞŶ ;ŐĞƐĐŚŝŬƚŚĞŝĚǀĂŶŚĞƚŐĞďŝĞĚǀŽŽƌĚĞĚĞƐďĞƚƌĞĨĨĞŶĚĞƐŽŽƌƚĞŶͿ͘'ĞůĞƚŽƉĚĞĂĂƌĚǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚnjŝũŶĞƌ ŐĞĞŶĂĂŶǀƵůůĞŶĚĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬĞŶƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŵ͘ď͘ƚ͘ǀŽŐĞůƐ͕ǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͕ĂŵĨŝďŝĞģŶ͕ƌĞƉƚŝĞůĞŶ͕ǀŝƐƐĞŶ͕ ĚĂŐǀůŝŶĚĞƌƐ͕ůŝďĞůůĞŶĞŶŬĞǀĞƌƐ͘ĞŝŶǀĞŶƚĂƌŝƐĂƚŝĞŝƐƚĞǀŽĞƚŝŶŚĞƚƚĞƌƌĞŝŶƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŽŶĚĞƌŐŽĞĚĞ ǁĞĞƌƐŽŵƐƚĂŶĚŝŐŚĞĚĞŶ;ŽŶďĞǁŽůŬƚ͕ƚĞŵƉĞƌĂƚƵƵƌĐĂ͘ͲϯԨ͕ĞŶĞĞŶŵĂƚŝŐĞŶŽŽƌĚŽŽƐƚĞŶǁŝŶĚͿ͘ ŝũŚĞƚďĞƉĂůĞŶǀĂŶĚĞŵŽŐĞůŝũŬĞĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶŝƐŐĞďƌƵŝŬŐĞŵĂĂŬƚǀĂŶĚĞǀŽůŐĞŶĚĞ ŽŶĚĞƌĚĞůĞŶ͗ • sĞůĚďĞnjŽĞŬ;ϭͲϮͲϭϮͿ͕ƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĚŽŽƌĞĞŶĞƌǀĂƌĞŶǀĞůĚďŝŽůŽŽŐ͖ • ƌŽŶŶĞŶŽŶĚĞƌnjŽĞŬ;Ž͘Ă͘ǁĂĂƌŶĞŵŝŶŐ͘Ŷů͕ƚĞůŵĞĞ͘Ŷů͕ŝŶƚĞƌŶĞƚͿ͖ ^ƉĞĐŝĨŝĞŬĞƌĞůĞǀĂŶƚĞůŝƚĞƌĂƚƵƵƌďƌŽŶŶĞŶnjŝũŶŽ͘Ă͘ • ĞnjŽŽŐĚŝĞƌĞŶǀĂŶKǀĞƌŝũƐƐĞů;ŽƵŵĂĞƚĂů͘ϮϬϭϭͿ͘ &ůŽƌĂĞŶǀĞŐĞƚĂƚŝĞ͗ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƉůĂŶƚĞŶ͘ĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐŵĂƚŝŐ ŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌĨůŽƌŝƐƚŝƐĐŚŽŶĚĞƌnjŽĞŬ͘KƉďĂƐŝƐǀĂŶƐƚĂŶĚƉůĂĂƚƐĨĂĐƚŽƌĞŶĞŶĂďŝŽƚŝƐĐŚĞƉĂƌĂŵĞƚĞƌƐŬĂŶĞĞŶ ŐŽĞĚĞŝŶƐĐŚĂƚƚŝŶŐŐĞŵĂĂŬƚǁŽƌĚĞŶǁĂƚĚĞƉŽƚĞŶƚŝĞǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞŶŽĨĚĞƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞ ŝŶǀĞŶƚĂƌŝƐĂƚŝĞǀŽůĚŽĞƚĂĂŶĚĞŐĞƐƚĞůĚĞĞŝƐĞŶ͘ sŽŐĞůƐ͗ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶďƌŽĞĚǀŽŐĞůƐ͕ƐƉĞĐŝĨŝĞŬĚĞŵŽŐĞůŝũŬŚĞŝĚĚĂƚĞƌnjŝĐŚ ŶĞƐƚĞŶ͕ƉŽƚĞŶƚŝģůĞŶĞƐƚůŽĐĂƚŝĞƐ͕ďĞƐĐŚĞƌŵĚĞǀĂƐƚĞƌƵƐƚĞŶͲǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚďĞǀŝŶĚĞŶ͘ ĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐŶŝĞƚŐĞƐĐŚŝŬƚŽŵďƌŽĞĚǀŽŐĞůƐŵĞƚnjĞŬĞƌŚĞŝĚǀĂƐƚƚĞƐƚĞůůĞŶ;ƵŝƚŐĞnjŽŶĚĞƌĚ ƐŽŽƌƚĞŶĂůƐŽƐͲĞŶ<ĞƌŬƵŝůͿ͘/ŶĚĞǁŝŶƚĞƌǀĞƌƚŽŶĞŶĚĞŵĞĞƐƚĞĂĂŶǁĞnjŝŐĞǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶŐĞĞŶƚĞƌƌŝƚŽƌŝƵŵ ŝŶĚŝĐĞƌĞŶĚŐĞĚƌĂŐ͕njŝũŶĚĞŵĞĞƐƚĞŶĞƐƚĞŶǀĞƌůĂƚĞŶĞŶŝƐŚĞƚŐƌŽƐǀĂŶĚĞďƌŽĞĚǀŽŐĞůƐŶĂĂƌnjƵŝĚĞůŝũŬĞ ŽŽƌĚĞŶǀĞƌƚƌŽŬŬĞŶ͘sĂƐƚĞǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶĞŶŶĞƐƚƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶƐŽŵŵŝŐĞƐŽŽƌƚĞŶnjŝũŶǁĞůǀĂƐƚƚĞƐƚĞůůĞŶ͘ ŽŽŐĚŝĞƌĞŶ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞnjŽŽŐĚŝĞƌĞŶ͘ĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐ ŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶĂĂƌŐƌŽŶĚŐĞďŽŶĚĞŶnjŽŽŐĚŝĞƌĞŶ͕ŵĂĂƌŶŝĞƚǀŽŽƌǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘WŽƚĞŶƚŝĞĞů ŐĞƐĐŚŝŬƚĞǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶŝŶĚĞŐĞďŽƵǁĞŶnjŝũŶǀŝƐƵĞĞůŐĞŢŶƐƉĞĐƚĞĞƌĚ͘,ŝĞƌďŝũŝƐŐĞďƌƵŝŬŐĞŵĂĂŬƚǀĂŶĞĞŶ ĞŶĚŽƐĐŽŽƉŵĞƚŵŝŶŝĐĂŵĞƌĂŽŵŚŽůůĞƌƵŝŵƚĞƐƚĞŝŶƐƉĞĐƚĞƌĞŶ͘ƌŝƐƚĞǀĞŶƐŐĞnjŽĐŚƚŶĂĂƌǀŝƐƵĞůĞŬĞŶŵĞƌŬĞŶ ǀĂŶŝŶǀůŝĞŐŽƉĞŶŝŶŐĞŶ;ƐŵĞĞƌƌĂŶĚũĞͿ͕ƉƌŽŽŝƌĞƐƚĞŶ͕ƵŝƚǁĞƌƉƐĞůĞŶĞŶĚŽĚĞĚŝĞƌĞŶ͘ ŵĨŝďŝĞģŶΘƌĞƉƚŝĞůĞŶ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶĂŵĨŝďŝĞģŶ͘ĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌ ŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶĂĂƌĂŵĨŝďŝĞģŶĞŶƌĞƉƚŝĞůĞŶ͘KƉďĂƐŝƐǀĂŶƐƚĂŶĚƉůĂĂƚƐĨĂĐƚŽƌĞŶĞŶĂďŝŽƚŝƐĐŚĞƉĂƌĂŵĞƚĞƌƐŬĂŶ ŐŽĞĚďĞŽŽƌĚĞĞůĚǁŽƌĚĞŶǁĂƚĚĞƉŽƚĞŶƚŝĞǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞŶŽĨĚĞƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŝŶǀĞŶƚĂƌŝƐĂƚŝĞ ǀŽůĚŽĞƚĂĂŶĚĞŐĞƐƚĞůĚĞĞŝƐĞŶ͘ ĂŐǀůŝŶĚĞƌƐ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶǀůŝŶĚĞƌƐ͘ĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌ ŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶĂĂƌĚĂŐǀůŝŶĚĞƌƐ͘KƉďĂƐŝƐǀĂŶƐƚĂŶĚƉůĂĂƚƐĨĂĐƚŽƌĞŶĞŶĂďŝŽƚŝƐĐŚĞƉĂƌĂŵĞƚĞƌƐŬĂŶǁĞůŐŽĞĚ ďĞŽŽƌĚĞĞůĚǁŽƌĚĞŶǁĂƚĚĞƉŽƚĞŶƚŝĞǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞŶŽĨĚĞƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŝŶǀĞŶƚĂƌŝƐĂƚŝĞǀŽůĚŽĞƚĂĂŶ ĚĞŐĞƐƚĞůĚĞĞŝƐĞŶ͘ ϵ
>ŝďĞůůĞŶ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞĞŶŵĂůŝŐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶůŝďĞůůĞŶ͘ĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐ ŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶĂĂƌůŝďĞůůĞŶ͘KƉďĂƐŝƐǀĂŶƐƚĂŶĚƉůĂĂƚƐĨĂĐƚŽƌĞŶĞŶĂďŝŽƚŝƐĐŚĞƉĂƌĂŵĞƚĞƌƐŬĂŶ ǁĞůŐŽĞĚďĞŽŽƌĚĞĞůĚǁŽƌĚĞŶǁĂƚĚĞƉŽƚĞŶƚŝĞǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞŶŽĨĚĞƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŝŶǀĞŶƚĂƌŝƐĂƚŝĞ ǀŽůĚŽĞƚĂĂŶĚĞŐĞƐƚĞůĚĞĞŝƐĞŶ͘ <ĞǀĞƌƐĞŶŵŝĞƌĞŶ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞĞŶŵĂůŝŐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶŬĞǀĞƌƐĞŶŵŝĞƌĞŶ͘ĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐ ŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶĂĂƌŬĞǀĞƌƐĞŶŵŝĞƌĞŶ͘KƉďĂƐŝƐǀĂŶƐƚĂŶĚƉůĂĂƚƐĨĂĐƚŽƌĞŶĞŶĂďŝŽƚŝƐĐŚĞ ƉĂƌĂŵĞƚĞƌƐŬĂŶǁĞůŐŽĞĚďĞŽŽƌĚĞĞůĚǁŽƌĚĞŶǁĂƚĚĞƉŽƚĞŶƚŝĞǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞŶŽĨĚĞƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞ ŝŶǀĞŶƚĂƌŝƐĂƚŝĞǀŽůĚŽĞƚĂĂŶĚĞŐĞƐƚĞůĚĞĞŝƐĞŶ͘ sŝƐƐĞŶĞŶŬƌĞĞĨƚĂĐŚƚŝŐĞŶ ,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞĞŶŵĂůŝŐŽŶĚĞƌnjŽĐŚƚŽƉŚĞƚǀŽŽƌŬŽŵĞŶǀĂŶǀŝƐƐĞŶĞŶŬƌĞĞĨƚĂĐŚƚŝŐĞŶ͘Ğ ŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶĂĂƌǀŝƐƐĞŶĞŶŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶĂĂƌ ŬƌĞĞĨƚĂĐŚƚŝŐĞŶ͘KƉďĂƐŝƐǀĂŶƐƚĂŶĚƉůĂĂƚƐĨĂĐƚŽƌĞŶĞŶĂďŝŽƚŝƐĐŚĞƉĂƌĂŵĞƚĞƌƐŬĂŶǁĞůŐŽĞĚďĞŽŽƌĚĞĞůĚ ǁŽƌĚĞŶǁĂƚĚĞƉŽƚĞŶƚŝĞǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐĞŶŽĨĚĞƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŝŶǀĞŶƚĂƌŝƐĂƚŝĞǀŽůĚŽĞƚĂĂŶĚĞŐĞƐƚĞůĚĞ ĞŝƐĞŶ͘ ϱ͘ϮsĞƌǁĂĐŚƚŝŶŐ 'ĞůĞƚŽƉĚĞůĂŶĚƐĐŚĂƉƉĞůŝũŬĞŬĂƌĂŬƚĞƌŝƐƚŝĞŬĞŶ͕ĂĂƌĚ͕ŽŵǀĂŶŐĞŶŐĞďƌƵŝŬǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚůŝũŬƚŚĞƚ ŽŶǁĂĂƌƐĐŚŝũŶůŝũŬĚĂƚĞƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶǁŽƌĚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶƵŝƚĚĞǀŽůŐĞŶĚĞŐƌŽĞƉĞŶ͗ • sĂĂƚƉůĂŶƚĞŶ͖ • ŵĨŝďŝĞģŶΘƌĞƉƚŝĞůĞŶ͖ • ĂŐǀůŝŶĚĞƌƐ͖ • >ŝďĞůůĞŶ͖ • <ĞǀĞƌƐ͖ • sŝƐƐĞŶĞŶŬƌĞĞĨƚĂĐŚƚŝŐĞ͖ DŽŐĞůŝũŬŝƐŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶƵŝƚĚĞŐƌŽĞƉĞŶ͗ • sŽŐĞůƐ͖ • ŽŽŐĚŝĞƌĞŶ;ǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶͿ͖ ϱ͘ϯZĞƐƵůƚĂƚĞŶ ĞŝĚĞƉůĂŶŐĞďŝĞĚĞŶnjŝũŶŐŽĞĚƚŽĞŐĂŶŬĞůŝũŬ͘,ĞƚŽŶĚĞƌnjŽĞŬŝƐĚĂĂƌŽŵǀŽůůĞĚŝŐƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚ͘ WůĂŶƚĞŶ /ŶďĞŝĚĞƉůĂŶŐĞďŝĞĚĞŶnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘ĞŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐĞŶŚĞƚŐĞǀŽĞƌĚĞďĞŚĞĞƌ ŵĂŬĞŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŶĂŐĞŶŽĞŐƚŽƚĞĞŶŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚĞŐƌŽĞŝƉůĂĂƚƐǀŽŽƌďŝũnjŽŶĚĞƌĞƉůĂŶƚĞŶ͘,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ ŝƐďŝũŶĂǀŽůůĞĚŝŐǀĞƌŚĂƌĚ͘ ƌŽĞĚǀŽŐĞůƐ ĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬƐƉĞƌŝŽĚĞŝƐŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚŽŵĂĂŶƚĞƚŽŶĞŶĚĂƚĞƌǀŽŐĞůƐďƌŽĞĚĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ͕ ;ƵŝƚŐĞnjŽŶĚĞƌĚŽƐͲĞŶ<ĞƌŬƵŝůͿ͘ĞŽƉĞŶŬĂƉƐĐŚƵƵƌůŝũŬƚĞĞŶŐĞƐĐŚŝŬƚĞďƌŽĞĚƉůĂĂƚƐǀŽŽƌƐŽŵŵŝŐĞ ǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶnjŽĂůƐDĞƌĞůĞŶ,ŽƵƚĚƵŝĨ͘/ŶĚĞŽǀĞƌŝŐĞďĞďŽƵǁŝŶŐnjŝũŶŐĞĞŶŽƵĚĞŶĞƐƚĞŶŽĨƐƉŽƌĞŶĚŝĞ ĚƵŝĚĞŶŽƉĚĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶŶĞƐƚĞŶ͕ŐĞǀŽŶĚĞŶ͘ŝƚnjĞŐƚĞĐŚƚĞƌŶŝĞƚƐŽǀĞƌĚĞƉŽƚĞŶƚŝģůĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚ ǀĂŶŶĞƐƚĞůĞŶĚĞ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶŽŶĚĞƌĚĞĚĂŬƉĂŶŶĞŶǀĂŶĚĞǁŽŶŝŶŐĞŶĚĞƐŚĞĚĚĂŬĞŶ͘ĞnjĞůŝũŬĞŶŽƉŚĞƚ ĞĞƌƐƚĞŐĞnjŝĐŚƚŶŝĞƚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚ͘KŽŬĚĞůŝŐŐŝŶŐŝŶĚĞŽƵĚĞĚŽƌƉƐŬĞƌŶǀĂŶŽƌŶĞĚƌĂĂŐƚďŝũĂĂŶĚĞnjĞ ƉŽƚĞŶƚŝĞůĞŐĞƐĐŚŝŬƚŚĞŝĚ͘KŵĚĂƚ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶŐĞĞŶŶĞƐƚŵĂŬĞŶ͕ŝƐŚĞƚnjŽĞŬĞŶŶĂĂƌŽƵĚĞŶĞƐƚĞŶŐĞĞŶ ŽƉƚŝĞŽŵǀĂƐƚƚĞƐƚĞůůĞŶŽĨĞƌ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚďƌŽĞĚĞŶ͘ ϭϬ
ŽŽŐĚŝĞƌĞŶ͖ǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ ƌnjŝũŶŐĞĞŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶĞŶĞƌnjŝũŶŐĞĞŶƐƉŽƌĞŶŐĞǀŽŶĚĞŶĚŝĞĚƵŝĚĞŶŽƉ ĚĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘D͘Ƶ͘ǀ͘ĚĞǁŽŶŝŶŐ͕ůŝũŬƚĚĞďĞďŽƵǁŝŶŐŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚĂůƐǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐǀŽŽƌ ǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘ĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶĞĞŶǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶŝŶĚĞǁŽŶŝŶŐǀĂůƚĞĐŚƚĞƌŶŝĞƚƵŝƚƚĞ ƐůƵŝƚĞŶŽƉďĂƐŝƐǀĂŶŚĞƚƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬ͘^ŽŽƌƚĞŶĚŝĞǀĂĂŬŝŶďĞďŽƵǁŝŶŐǀĞƌďůŝũǀĞŶnjŝũŶŐĞǁŽŶĞ ĚǁĞƌŐǀůĞĞƌŵƵŝƐ͕ůĂĂƚǀůŝĞŐĞƌ͕ŵĞĞƌǀůĞĞƌŵƵŝƐ͕ƚǁĞĞŬůĞƵƌŝŐĞǀůĞĞƌŵƵŝƐ͘DĞƚŶĂŵĞĚĞǁŽŶŝŶŐůĂĂƚ ǀĞƌƐĐŚŝůůĞŶĚĞŽƉĞŶŝŶŐĞŶnjŝĞŶĚŝĞŐĞƐĐŚŝŬƚnjŝũŶǀŽŽƌǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘ĞĚĞŬƉůŝŶƚĂĂŶĚĞŽŽƐƚnjŝũĚĞǀĂŶĚĞ ǁŽŶŝŶŐnjŝĞƚĞƌŽƉŚĞƚĞĞƌƐƚĞŽŽŐŐĞƐĐŚŝŬƚƵŝƚĂůƐǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐǀŽŽƌǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ;ƵŝƚŐĞnjŽŶĚĞƌĚĂůƐ ǁŝŶƚĞƌǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐͿ͘KŶďĞŬĞŶĚŝƐŽĨǀŝĂĚĞnjĞƐƉůĞĞƚĚĞƐƉŽƵǁŽĨĂŶĚĞƌĞŚŽůůĞƌƵŝŵƚĞďĞƌĞŝŬďĂĂƌŝƐǀŽŽƌ ǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘
WŽƚĞŶƚŝģůĞǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐǀĂŶ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘,ĞƚŝƐŽŶďĞŬĞŶĚŽĨǀŝĂĚĞnjĞĚĞŬƉůŝŶƚŽŽŬĞĞŶĞǀĞŶƚƵĞůĞ ƐƉŽƵǁŽĨĚĂŬƌƵŝŵƚĞďĞƌĞŝŬďĂĂƌŝƐ͘
ƌŝƐƐƉƌĂŬĞǀĂŶŚĞƚƐůŽƉĞŶǀĂŶďĞƐƚĂĂŶĚĞďĞďŽƵǁŝŶŐĞŶŚĞƚďŽƵǁĞŶǀĂŶĞĞŶŶŝĞƵǁǁŝŶŬĞůͲ ǁŽŽŶĐŽŵƉůĞdž͘ĞďĞŽŽŐĚĞŝŶŐƌĞĞƉǁŽƌĚƚŶŝĞƚŐĞnjŝĞŶĂůƐĞĞŶŵŽŐĞůŝũŬĞĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶ ĨŽĞƌĂŐĞĞƌŵŽŐĞůŝũŬŚĞĚĞŶĞŶͬŽĨŵŝŐƌĂƚŝĞͲĞŶĨŽĞƌĂŐĞĞƌƌŽƵƚĞƐǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘ƌǁŽƌĚĞŶŐĞĞŶůŝũŶǀŽƌŵŝŐĞ ƐƚƌƵĐƚƵƌĞŶĚŽŽƌďƌŽŬĞŶŽĨǀĞƌǁŝũĚĞƌĚ͘ƌǀĞƌĚǁŝũŶĞŶŐĞĞŶŐĞďŽƵǁĞŶ͕ǁĞůǁŽƌĚƚĞƌǁĂĂƌƐĐŚŝũŶůŝũŬĞĞŶ ŶŝĞƵǁĞƐƚĂůŐĞďŽƵǁĚ͘ 'ƌŽŶĚŐĞďŽŶĚĞŶnjŽŽŐĚŝĞƌĞŶ ƌnjŝũŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŐĞĞŶnjŽŽŐĚŝĞƌĞŶǀĂƐƚŐĞƐƚĞůĚ͘,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐǀƌŝũǁĞůŚĞƌŵĞƚŝƐĐŚĂĨŐĞnjĞƚŵĞƚ ĚĂŵǁĂŶĚƉƌŽĨŝĞůǁĂĂƌĚŽŽƌŐƌŽŶĚŐĞďŽŶĚĞŶnjŽŽŐĚŝĞƌĞŶŐĞĞŶƚŽĞŐĂŶŐŚĞďďĞŶƚŽƚŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ͘Ğ ŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐĞŶŚĞƚŐĞǀŽĞƌĚĞďĞŚĞĞƌŵĂŬĞŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚǀĞƌĚĞƌŶĂŐĞŶŽĞŐŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚĂůƐůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀŽŽƌ ďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘ ŵĨŝďŝĞģŶΘƌĞƉƚŝĞůĞŶ ƌnjŝũŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŐĞĞŶĂŵĨŝďŝĞģŶĞŶƌĞƉƚŝĞůĞŶǀĂƐƚŐĞƐƚĞůĚ͘,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐǀƌŝũǁĞůŚĞƌŵĞƚŝƐĐŚ ĂĨŐĞnjĞƚŵĞƚĚĂŵǁĂŶĚƉƌŽĨŝĞůǁĂĂƌĚŽŽƌĂŵĨŝďŝĞģŶĞŶƌĞƉƚŝĞůĞŶǀƌŝũǁĞůŐĞĞŶƚŽĞŐĂŶŐŚĞďďĞŶƚŽƚŚĞƚ ƉůĂŶŐĞďŝĞĚ͘ĞŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐĞŶŚĞƚŐĞǀŽĞƌĚĞďĞŚĞĞƌŵĂŬĞŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚǀĞƌĚĞƌŶĂŐĞŶŽĞŐŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚĂůƐ ůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘ ϭϭ
ĂŐǀůŝŶĚĞƌƐ ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘ƌŝƐŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚĞŶŐĞĞŶŐĞƐĐŚŝŬƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚ ĂĂŶǁĞnjŝŐǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘ >ŝďĞůůĞŶ ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘ƌŝƐŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŐĞĞŶŐĞƐĐŚŝŬƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚĂĂŶǁĞnjŝŐ ǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘ <ĞǀĞƌƐĞŶŵŝĞƌĞŶ ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘ƌŝƐŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŐĞĞŶŐĞƐĐŚŝŬƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚĂĂŶǁĞnjŝŐ ǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘ sŝƐƐĞŶĞŶŬƌĞĞĨƚĂĐŚƚŝŐĞŶ ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘ƌŝƐŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŐĞĞŶŐĞƐĐŚŝŬƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚĂĂŶǁĞnjŝŐ ǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘ ϱ͘ϰdŽĞƚƐŝŶŐƐŬĂĚĞƌ sŽŽƌŚĞƚǀĞƌƐƚŽƌĞŶǀĂŶƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϭŝƐŐĞůĚƚĞĞŶĂůŐĞŵĞŶĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐŝŶĚŝĞŶĞƌƐƉƌĂŬĞŝƐǀĂŶĞĞŶ ƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐĞŶͬŽĨďĞƐƚĞŶĚŝŐďĞŚĞĞƌ͘sŽŽƌǀĞƌƐƚŽƌĞŶǀĂŶƐŽŽƌƚĞŶƵŝƚƚĂďĞůϮǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚ ŐĞůĚƚŽŽŬĞĞŶǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐ͕ŵŝƚƐĞƌŐĞǁĞƌŬƚǁŽƌĚƚǀŽůŐĞŶƐĞĞŶŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĞŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘tĞůĚŝĞŶƚ ƌĞŬĞŶŝŶŐŐĞŚŽƵĚĞŶƚĞǁŽƌĚĞŶŵĞƚũĂĂƌƌŽŶĚďĞƐĐŚĞƌŵĚĞŶĞƐƚĞŶĞŶůĞĞĨŐĞďŝĞĚĞŶ͕ĞǀĞŶĂůƐŵĞƚďĞnjĞƚƚĞ ǀŽŐĞůŶĞƐƚĞŶ͘^ŽŽƌƚĞŶƵŝƚƚĂďĞůϯnjŝũŶďĞƐĐŚĞƌŵĚ͘sŽŽƌŚĞƚƵŝƚǀŽĞƌĞŶǀĂŶǁĞƌŬnjĂĂŵŚĞĚĞŶĚŝĞůĞŝĚĞŶƚŽƚ ǀĞƌƐƚŽƌŝŶŐŽĨŚĞƚĚŽĚĞŶǀĂŶƐŽŽƌƚĞŶŝƐĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬ͘ŝƚŝƐŽŽŬŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬǀŽŽƌŚĞƚ ƵŝƚǀŽĞƌĞŶǀĂŶǁĞƌŬnjĂĂŵŚĞĚĞŶĚŝĞůĞŝĚĞŶƚŽƚǀĞƌƐƚŽƌŝŶŐŽĨŚĞƚĚŽĚĞŶǀĂŶƐŽŽƌƚĞŶ͕ǁĂŶŶĞĞƌĞƌŶŝĞƚ ŐĞǁĞƌŬƚǁŽƌĚƚǀŽůŐĞŶƐĞĞŶŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĞŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘ sŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚǁŽƌĚƚŐĞnjŝĞŶĂůƐ͚ƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐ͛͘sŽŽƌŚĞƚǀĞƌƐƚŽƌĞŶǀĂŶƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶ ƚĂďĞůϭŐĞůĚĞĞŶĂůŐĞŵĞŶĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐ͘ĞnjĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐŐĞůĚƚŽŽŬǀŽŽƌƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϮǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚ͕ ŵŝƚƐĞƌŐĞǁĞƌŬƚǁŽƌĚƚǀŽůŐĞŶƐĞĞŶŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĞŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘sŽŽƌŚĞƚǀĞƌƐƚŽƌĞŶǀĂŶƐŽŽƌƚĞŶƵŝƚƚĂďĞů ϯ͕ĞǀĞŶĂůƐŚĞƚǀĞƌƐƚŽƌĞŶǀĂŶďĞnjĞƚƚĞǀŽŐĞůŶĞƐƚĞŶĞŶũĂĂƌƌŽŶĚďĞƐĐŚĞƌŵĚĞǀŽŐĞůŶĞƐƚĞŶĚŝĞŶƚĞĞŶ ŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐĂĂŶŐĞǀƌĂĂŐĚƚĞǁŽƌĚĞŶ͘ ϱ͘ϱ^ĂŵĞŶǀĂƚƚŝŶŐǁĞƚƚĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐ &ůŽƌĂ 'ĞĞŶǁĞƚƚĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐ͘ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘KƉďĂƐŝƐǀĂŶ ƐƚĂŶĚƉůĂĂƚƐĨĂĐƚŽƌĞŶĞŶĂďŝŽƚŝƐĐŚĞƉĂƌĂŵĞƚĞƌƐŬĂŶĞĞŶŐŽĞĚĞŝŶƐĐŚĂƚƚŝŶŐŐĞŵĂĂŬƚǁŽƌĚĞŶǀĂŶĚĞ ƉŽƚĞŶƚŝĞǀĂŶĚĞƉůĂŶŐĞďŝĞĚĞŶĞŶŽĨĚĞƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŝŶǀĞŶƚĂƌŝƐĂƚŝĞǀŽůĚŽĞƚĂĂŶĚĞŐĞƐƚĞůĚĞĞŝƐĞŶ͘EĂĚĞƌ ŽŶĚĞƌnjŽĞŬŽĨŚĞƚĂĂŶǀƌĂŐĞŶǀĂŶĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐǁŽƌĚƚŶŝĞƚŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬŐĞĂĐŚƚ͘ ;ƌŽĞĚͿǀŽŐĞůƐ ,ĞƚǀĂůƚŶŝĞƚƵŝƚƚĞƐůƵŝƚĞŶĚĂƚĚĞŽƉĞŶƐĐŚƵƵƌĞŶŵŽŐĞůŝũŬŽŽŬĚĞĂŶĚĞƌĞďĞďŽƵǁŝŶŐŽƉŚĞƚĂĐŚƚĞƌĞƌĨ͕ ŐĞďƌƵŝŬƚǁŽƌĚƚĂůƐďƌŽĞĚƉůĂĂƚƐǀŽŽƌǀŽŐĞůƐnjŽĂůƐDĞƌĞůĞŶ,ŽƵƚĚƵŝĨ͘ůůĞĞŶďĞnjĞƚƚĞŶĞƐƚĞŶǀĂŶĚĞnjĞ ƐŽŽƌƚĞŶnjŝũŶďĞƐĐŚĞƌŵĚ͕ŶŝĞƚĚĞŽƵĚĞŶĞƐƚĞŶĞŶŶĞƐƚƉůĂĂƚƐ͘'ĞĂĚǀŝƐĞĞƌĚǁŽƌĚƚŽŵĚĞŐĞďŽƵǁĞŶďƵŝƚĞŶ ĚĞďƌŽĞĚƚŝũĚƚĞƐůŽƉĞŶŽĨŽŵĞĞŶŝŶƐƉĞĐƚŝĞƵŝƚƚĞǀŽĞƌĞŶŽŵǀĂƐƚƚĞƐƚĞůůĞŶŽĨďĞnjĞƚƚĞǀŽŐĞůŶĞƐƚĞŶŝŶŚĞƚ ƚĞƐůŽƉĞŶŐĞďŽƵǁĂĂŶǁĞnjŝŐnjŝũŶ͘ĞŵĞĞƐƚŐĞƐĐŚŝŬƚĞƉĞƌŝŽĚĞŽŵĚĞnjĞďĞďŽƵǁŝŶŐƚĞƐůŽƉĞŶŝƐŽŬƚŽďĞƌͲ ĨĞďƌƵĂƌŝ͘
ϭϮ
ĞǁŽŶŝŶŐĞŶĚĞǁĞƌŬƉůĂĂƚƐŵĞƚĚĞƐŚĞĚĚĂŬĞŶůŝũŬĞŶŝŶƉŽƚĞŶƚŝĞŐĞƐĐŚŝŬƚĂůƐďƌŽĞĚƉůĂĂƚƐǀŽŽƌ 'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶ͘'ŝĞƌnjǁĂůƵǁŶĞƐƚĞŶnjŝũŶǀŽůŐĞŶƐĚĞ&ĨͲǁĞƚũĂĂƌƌŽŶĚďĞƐĐŚĞƌŵĚ͘ĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚŬĂŶŽƉ ďĂƐŝƐǀĂŶŚĞƚƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶŝĞƚƵŝƚŐĞƐůŽƚĞŶǁŽƌĚĞŶ͘ ŽŽŐĚŝĞƌĞŶ͖ǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ KŵĚĞǀŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶŝŶŐƌĞĞƉƚĞƚŽĞƚƐĞŶŽƉŚĞƚĞĨĨĞĐƚŽƉŚĞƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͕ĚĂŶŵŽĞƚ ŽŶĚĞƌƐĐŚĞŝĚŐĞŵĂĂŬƚǁŽƌĚĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚĂůƐǀĂƐƚĞƌƵƐƚͲͬǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶĂůƐůĞĞĨŐĞďŝĞĚ͘ &ƵŶĐƚŝŽŶĂůŝƚĞŝƚĂůƐǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐ ĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶĞĞŶǀĂƐƚĞǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐŝŶĚĞĚĂŬͲƐƉŽƵǁĐŽŶƐƚƌƵĐƚŝĞǀĂŶĚĞďŽǀĞŶǁŽŶŝŶŐŬĂŶŶŝĞƚ ƵŝƚŐĞƐůŽƚĞŶǁŽƌĚĞŶ͘ƌnjŝũŶŶĂŵĞůŝũŬĞŶŬĞůĞƐƉůĞƚĞŶͬŐĂƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶĚŝĞŝŶƉŽƚĞŶƚŝĞŐĞƐĐŚŝŬƚůŝũŬĞŶĂůƐ ŝŶǀůŝĞŐŽƉĞŶŶŝŶŐĞŶͬŽĨǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐ͘ &ƵŶĐƚŝŽŶĂůŝƚĞŝƚĂůƐůĞĞĨŐĞďŝĞĚ 'ĞĞŶǁĞƚƚĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐ͘sĂŶǁĞŐĞĚĞĂĂƌĚǀĂŶĚĞǁĞƌŬnjĂĂŵŚĞĚĞŶǁŽƌĚƚĚĞďĞŽŽŐĚĞŝŶŐƌĞĞƉŶŝĞƚ ŐĞnjŝĞŶĂůƐĞĞŶ;ƐŝŐŶŝĨŝĐĂŶƚĂĂŶƚŽŽŶďĂƌĞͿĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶĨŽĞƌĂŐĞĞƌŵŽŐĞůŝũŬŚĞĚĞŶĞŶͬŽĨŵŝŐƌĂƚŝĞͲĞŶ ĨŽĞƌĂŐĞĞƌƌŽƵƚĞƐǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶǁĂĂƌĚŽŽƌǀĂƐƚĞǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶŚƵŶŐĞƐĐŚŝŬƚŚĞŝĚǀĞƌůŝĞnjĞŶ͘ƌǁŽƌĚĞŶ ŐĞĞŶĚŽŽƌŐĂĂŶĚĞůŝũŶǀŽƌŵŝŐĞƐƚƌƵĐƚƵƌĞŶǀĞƌǁŝũĚĞƌĚ͕ĚŝĞŵŽŐĞůŝũŬĂůƐǀĞƌďŝŶĚĞŶĚĞƐĐŚĂŬĞůĨƵŶĐƚŝŽŶĞƌĞŶŝŶ ŚĞƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘ ŽŽŐĚŝĞƌĞŶ͖ŐƌŽŶĚŐĞďŽŶĚĞŶƐŽŽƌƚĞŶ 'ĞĞŶǁĞƚƚĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐ͘ƌnjŝũŶŐĞĞŶĂĂŶǁŝũnjŝŶŐĞŶŐĞǀŽŶĚĞŶĚŝĞĞƌŽƉĚƵŝĚĞŶĚĂƚĞƌƐŽŽƌƚĞŶƵŝƚ ƚĂďĞůϮΘϯǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚŝŶŚĞƚŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚǀŽŽƌŬŽŵĞŶ͘ ŵĨŝďŝĞģŶĞŶZĞƉƚŝĞůĞŶ 'ĞĞŶǁĞƚƚĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐ͘ƌnjŝũŶƚŝũĚĞŶƐŚĞƚŽŶĚĞƌnjŽĞŬŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĂŵĨŝďŝĞģŶĞŶƌĞƉƚŝĞůĞŶŝŶ ŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘,ĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŝƐǀĂŶǁĞŐĞĚĞŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐĞŶŚĞƚŐĞǀŽĞƌĚĞďĞŚĞĞƌŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚ ŚĂďŝƚĂƚǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĂŵĨŝďŝĞģŶĞŶƌĞƉƚŝĞůĞŶnjŽĂůƐǀĞƌŵĞůĚŝŶƚĂďĞůϮĞŶϯǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚ͘'ĞƐĐŚŝŬƚĞ ǀŽŽƌƚƉůĂŶƚŝŶŐƐďŝŽƚŽƉĞŶŽŶƚďƌĞŬĞŶ͘ ĂŐǀůŝŶĚĞƌƐ 'ĞĞŶǁĞƚƚĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐ͘ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚĂŐǀůŝŶĚĞƌƐŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘ 'ĞůĞƚŽƉĚĞŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐĞŶŚĞƚŐĞǀŽĞƌĚĞďĞŚĞĞƌŝƐŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚĂůƐůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀŽŽƌ ďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘EĂĚĞƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŽĨŚĞƚĂĂŶǀƌĂŐĞŶǀĂŶĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐǁŽƌĚƚŶŝĞƚŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬ ŐĞĂĐŚƚ͘ >ŝďĞůůĞŶ 'ĞĞŶǁĞƚƚĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐ͘ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞůŝďĞůůĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘'ĞůĞƚŽƉ ĚĞŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐĞŶŚĞƚŐĞǀŽĞƌĚĞďĞŚĞĞƌŝƐŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚĂůƐůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞ ƐŽŽƌƚĞŶ͘ƌŝƐŐĞĞŶŐĞƐĐŚŝŬƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚĂĂŶǁĞnjŝŐǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞůŝďĞůůĞŶƐŽŽƌƚĞŶEĂĚĞƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŽĨŚĞƚ ĂĂŶǀƌĂŐĞŶǀĂŶĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐǁŽƌĚƚŶŝĞƚŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬŐĞĂĐŚƚ͘ <ĞǀĞƌƐĞŶŵŝĞƌĞŶ 'ĞĞŶǁĞƚƚĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐ͘ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞ<ĞǀĞƌƐĞŶŵŝĞƌĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ ĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘'ĞůĞƚŽƉĚĞŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐĞŶŚĞƚŐĞǀŽĞƌĚĞďĞŚĞĞƌŝƐŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚĂůƐůĞĞĨŐĞďŝĞĚ ǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘ƌŝƐŐĞĞŶŐĞƐĐŚŝŬƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚĂĂŶǁĞnjŝŐǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞůŝďĞůůĞŶƐŽŽƌƚĞŶ EĂĚĞƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŽĨŚĞƚĂĂŶǀƌĂŐĞŶǀĂŶĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐǁŽƌĚƚŶŝĞƚŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬŐĞĂĐŚƚ͘ sŝƐƐĞŶĞŶŬƌĞĞĨƚĂĐŚƚŝŐĞŶ ƌnjŝũŶŐĞĞŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞsŝƐƐĞŶĞŶŬƌĞĞĨƚĂĐŚƚŝŐĞŶŝŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘'ĞůĞƚŽƉĚĞŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐ ĞŶŚĞƚŐĞǀŽĞƌĚĞďĞŚĞĞƌŝƐŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚĂůƐůĞĞĨŐĞďŝĞĚǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ͘ƌŝƐŐĞĞŶ ŐĞƐĐŚŝŬƚůĞĞĨŐĞďŝĞĚĂĂŶǁĞnjŝŐǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞůŝďĞůůĞŶƐŽŽƌƚĞŶEĂĚĞƌŽŶĚĞƌnjŽĞŬŽĨŚĞƚĂĂŶǀƌĂŐĞŶǀĂŶ ĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐǁŽƌĚƚŶŝĞƚŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬŐĞĂĐŚƚ͘ ϭϯ
^ŽŽƌƚŐƌŽĞƉ &ůŽƌĂ ŽŽŐĚŝĞƌĞŶ ƌŽĞĚǀŽŐĞůƐƚŝũĚĞŶƐ ďƌŽĞĚƐĞŝnjŽĞŶ ƌŽĞĚǀŽŐĞůƐ͕ ďĞƐĐŚĞƌŵĚĞǀĂƐƚĞ ǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶ sůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͖ ĨƵŶĐƚŝŽŶĂůŝƚĞŝƚǀĂŶŚĞƚ ůĞĞĨŐĞďŝĞĚ sůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͖ǀĂƐƚĞ ǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶ ZĞƉƚŝĞůĞŶ ŵĨŝďŝĞģŶ
^ŽŽƌƚĞŶƉůĂŶůŽĐĂƚŝĞ 'ĞĞŶ;ĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶͿƚĂďĞůϯͲƐŽŽƌƚĞŶ 'ĞĞŶ;ĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶͿƚĂďĞůϮнϯͲƐŽŽƌƚĞŶ DŽŐĞůŝũŬĞďĞnjĞƚƚĞŶĞƐƚĞŶŝŶĚĞďĞďŽƵǁŝŶŐ
sĞƌďŽĚƐďĞƉĂůŝŶŐĞŶΎ EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ ƌƚ͘ϭϮ
DŽŐĞůŝũŬĞŶĞƐƚĞŶǀĂŶĚĞ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĂĂŶǁĞnjŝŐŝŶ ďŽǀĞŶǁŽŶŝŶŐĞŶƐŚĞĚĚĂŬĞŶ
ƌƚϭϭ
EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ
EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ
DŽŐĞůŝũŬĂĂŶǁĞnjŝŐ
ƌƚ͘ϭϭ
EŝĞƚĂĂŶǁĞnjŝŐ 'ĞĞŶ;ĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶͿƚĂďĞůϮнϯͲƐŽŽƌƚĞŶ
EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ
sŝƐƐĞŶ EŝĞƚĂĂŶǁĞnjŝŐ EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ ĂŐǀůŝŶĚĞƌƐ 'ĞĞŶ;ĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶͿƚĂďĞůϮнϯͲƐŽŽƌƚĞŶ EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ >ŝďĞůůĞŶ 'ĞĞŶ;ĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶͿƚĂďĞůϮнϯͲƐŽŽƌƚĞŶ EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ KǀĞƌŝŐĞ 'ĞĞŶ;ĂĂŶƚĂƐƚŝŶŐǀĂŶͿƚĂďĞůϮнϯͲƐŽŽƌƚĞŶ EŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐ ŽŶŐĞǁĞƌǀĞůĚĞŶ ;ϭͿ ,ĞƚďƌŽĞĚƐĞŝnjŽĞŶǀĞƌƐĐŚŝůƚƉĞƌƐŽŽƌƚ͘/ŶĚŝĞŶǁĞƌŬnjĂĂŵŚĞĚĞŶǁŽƌĚĞŶƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŝŶĚĞƉĞƌŝŽĚĞ ƐĞƉƚĞŵďĞƌͲũĂŶƵĂƌŝŝƐĚĞŬĂŶƐŽƉǀĞƌƐƚŽƌŝŶŐǀĂŶǀŽŐĞůŶĞƐƚĞŶŵŝŶŝŵĂĂů͘ ΎdŽĞůŝĐŚƚŝŶŐǀĞƌďŽĚƐďĞƉĂůŝŶŐĞŶƚĂďĞů͗ ƌƚŝŬĞůϮ͗ŽƌŐƉůŝĐŚƚĞŶŽƌŐǀƵůĚŝŐŚĂŶĚĞůĞŶƚĞŶĂĂŶnjŝĞŶǀĂŶĂůůĞƉůĂŶƚͲĞŶĚŝĞƌƐŽŽƌƚĞŶ͕ĂůĚĂŶŶŝĞƚďĞƐĐŚĞƌŵĚ ƌƚŝŬĞůϴ͗sĞƌďŽĚ͗ƉůƵŬŬĞŶ͕ƵŝƚƐƚĞŬĞŶ͕ǀĞƌŶŝĞůĞŶ͕ďĞƐĐŚĂĚŝŐĞŶŽĨǀĞƌǁŝũĚĞƌĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƉůĂŶƚĞŶ ƌƚŝŬĞůϵ͗sĞƌďŽĚ͗ŽƉƐƉŽƌĞŶ͕ǀĂŶŐĞŶ͕ďĞŵĂĐŚƚŝŐĞŶ͕ĚŽĚĞŶ͕ǀĞƌǁŽŶĚĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚŝĞƌĞŶ ƌƚŝŬĞůϭϬ͗sĞƌďŽĚ͗ŽƉnjĞƚƚĞůŝũŬǀĞƌŽŶƚƌƵƐƚĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞĚŝĞƌĞŶ ƌƚŝŬĞůϭϭ͗sĞƌďŽĚ͗ǁĞŐŶĞŵĞŶ͕ǀĞƌƐƚŽƌĞŶ͕ĂĂŶƚĂƐƚĞŶǀĂŶǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶĞŶǀŽŽƌƚƉůĂŶƚŝŶŐƐƉůĂĂƚƐĞŶ ƌƚŝŬĞůϭϮ͗sĞƌďŽĚ͗njŽĞŬĞŶ͕ƌĂƉĞŶ͕ďĞƐĐŚĂĚŝŐĞŶ͕ǀĞƌŶŝĞůĞŶŽĨƵŝƚŶĞƐƚĞŶŶĞŵĞŶǀĂŶĞŝĞƌĞŶ ƌƚŝŬĞůϭϯ͗sĞƌďŽĚ͗ŽŶĚĞƌnjŝĐŚŚĞďďĞŶǀĂŶďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƉůĂŶƚĞŶ͕ĚŝĞƌĞŶ͕ĞŝĞƌĞŶŽĨƉƌŽĚƵĐƚĞŶŚŝĞƌǀĂŶ
dĂďĞůϭ͘ĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶŽĨǀĞƌǁĂĐŚƚĞďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶ;&ĨͲǁĞƚƚĂďĞůϮŽĨϯͿĚŝĞŵŽŐĞůŝũŬŐĞƐĐŚĂĂĚǁŽƌĚĞŶ͘
ϱ͘ϲ,ŝƐƚŽƌŝƐĐŚĞŐĞŐĞǀĞŶƐ sĂŶĚĞƉůĂŶŐĞďŝĞĚĞŶnjŝũŶŐĞĞŶŚŝƐƚŽƌŝƐĐŚĞŐĞŐĞǀĞŶƐďĞŬĞŶĚ͘
ϭϰ
ϲ͘ŽŶĐůƵƐŝĞƐĞŶĂĚǀŝĞƐ sŽŽƌŐĞŶŽŵĞŶĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚǁŽƌĚƚŐĞnjŝĞŶĂůƐ͚ƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐ͛͘sŽŽƌŚĞƚǀĞƌƐƚŽƌĞŶǀĂŶƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶ ƚĂďĞůϭǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚŐĞůĚƚĞĞŶĂůŐĞŵĞŶĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐ͕ŝĚĞŵǀŽŽƌƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϮŵŝƚƐĞƌŐĞǁĞƌŬƚ ǁŽƌĚƚǀŽůŐĞŶƐĞĞŶŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĞŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘ůůĞƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϯnjŝũŶƐƚƌŝŬƚďĞƐĐŚĞƌŵĚ͕ĞǀĞŶĂůƐ ďĞnjĞƚƚĞǀŽŐĞůŶĞƐƚĞŶĞŶũĂĂƌƌŽŶĚďĞƐĐŚĞƌŵĚĞŶĞƐƚĞŶĞŶŶĞƐƚůŽĐĂƚŝĞƐ͘ /ŶĚĞŽƉĞŶůŽŽĚƐĞŶŽƉŚĞƚĂĐŚƚĞƌĞƌĨďƌŽĞĚĞŶnjĞĞƌǁĂĂƌƐĐŚŝũŶůŝũŬŝĞĚĞƌǀŽŽƌũĂĂƌǀŽŐĞůƐ͘'ĞĂĚǀŝƐĞĞƌĚǁŽƌĚƚ ŽŵĚĞnjĞŐĞďŽƵǁĞŶƚĞƐůŽƉĞŶďƵŝƚĞŶĚĞďƌŽĞĚƚŝũĚ͘ĞďĞƐƚĞƉĞƌŝŽĚĞŚŝĞƌǀŽŽƌŝƐŽŬƚŽďĞƌͲĨĞďƌƵĂƌŝ͘,Ğƚ ƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬŝƐŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚŽŵŵĞƚnjĞŬĞƌŚĞŝĚǀĂƐƚƚĞƐƚĞůůĞŶŽĨĞƌ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶŝŶŚĞƚ ƉůĂŶŐĞďŝĞĚďƌŽĞĚĞŶ͘EĞƐƚĞŶǀĂŶ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶnjŝũŶũĂĂƌƌŽŶĚďĞƐĐŚĞƌŵĚ͘ĞŚŽŐĞďĞďŽƵǁŝŶŐĞŶŚĞƚ ŐĞďŽƵǁŵĞƚĚĞƐŚĞĚĚĂŬĞŶůŝũŬĞŶŽƉďĂƐŝƐǀĂŶĞĞŶǀŝƐƵĞůĞŝŶƐƉĞĐƚŝĞŶŝĞƚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌĚĞnjĞƐŽŽƌƚ͘Ğ ĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶǀĂƐƚĞďƌŽĞĚƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶ'ŝĞƌnjǁĂůƵǁĞŶŬĂŶŶŝĞƚƵŝƚŐĞƐůŽƚĞŶǁŽƌĚĞŶ͘ KŶĚĂŶŬƐĚĂƚĞƌŐĞĞŶĚŝƌĞĐƚĞĂĂŶǁŝũnjŝŶŐĞŶnjŝũŶŐĞǀŽŶĚĞŶnjŝũŶĚŝĞǁŝũnjĞŶŽƉĚĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚǀĂŶǀĂƐƚĞ ǀĞƌďůŝũĨƉůĂĂƚƐĞŶǀĂŶǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͕ŬĂŶĚĞĂĂŶǁĞnjŝŐŚĞŝĚŽƉ;ďĂƐŝƐǀĂŶŚĞƚƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚĞŽŶĚĞƌnjŽĞŬŝŶ ǀŽŽƌůŝŐŐĞŶĚŐĞǀĂůͿŶŝĞƚƵŝƚŐĞƐůŽƚĞŶǁŽƌĚĞŶ͘sŽŽƌĂůĚĞďĞďŽƵǁŝŶŐĚŝƌĞĐƚĂĂŶĚĞ'ƌŽƚĞƐƚƌĂĂƚůŝũŬƚŽƉďĂƐŝƐ ǀĂŶĞĞŶǀŝƐƵĞůĞŝŶƐƉĞĐƚŝĞŶŝĞƚŽŶŐĞƐĐŚŝŬƚǀŽŽƌǀůĞĞƌŵƵŝnjĞŶ͘ 'ĞĂĚǀŝƐĞĞƌĚǁŽƌĚƚŽŵŝŶŽǀĞƌůĞŐŵĞƚŚĞƚďĞǀŽĞŐĚŐĞnjĂŐƚĞďĞŽŽƌĚĞůĞŶŽĨǀĞƌǀŽůŐŽŶĚĞƌnjŽĞŬŶŽŽĚnjĂŬĞůŝũŬ ǁŽƌĚƚŐĞĂĐŚƚ͘KŶĚĞƌnjŽĞŬƐƌĞƐƵůƚĂƚĞŶĞŶĞǀĞŶƚƵĞůĞĐŽŵƉĞŶƐĞƌĞŶĚĞŵĂĂƚƌĞŐĞůĞŶnjŝũŶƉĂƐǀĂŶďĞůĂŶŐďŝũ ŚĞƚĂĂŶǀƌĂŐĞŶǀĂŶĞĞŶŽŵŐĞǀŝŶŐƐǀĞƌŐƵŶŶŝŶŐǀŽŽƌƐůŽŽƉ͘ĞƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞƉƌŽĐĞĚƵƌĞĞŶŵŽŐĞůŝũŬ ǀĞƌǀŽůŐŽŶĚĞƌnjŽĞŬŬƵŶŶĞŶƉĂƌĂůůĞůƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŬƵŶŶĞŶǁŽƌĚĞŶ͘/ŶĚŝĞŶĚĞƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶĚĞƌďŽƵǁŝŶŐĞŶĞĞŶ ĞǀĞŶƚƵĞůĞƐůŽŽƉǀĞƌŐƵŶŶŝŶŐŝŶĠĠŶŝŶƚĞŐƌĂůĞŽŵŐĞǀŝŶŐƐǀĞƌŐƵŶŶŝŶŐŽƉŐĞŶŽŵĞŶǁŽƌĚĞŶ͕ĚĂŶŝƐŚĞƚ ďĞůĂŶŐƌŝũŬŽŵǀŽŽƌĂĨĚƵŝĚĞůŝũŬŚĞŝĚƚĞǀĞƌŬƌŝũŐĞŶŽǀĞƌĚĞŵŽŐĞůŝũŬĞĐŽŶƐĞƋƵĞŶƚŝĞƐǀŽŽƌďĞƐĐŚĞƌŵĚĞ ƐŽŽƌƚĞŶƵŝƚĚĞ&ĨͲǁĞƚ͘ EĂĂƐƚĚĞŚŝĞƌďŽǀĞŶďĞƐĐŚƌĞǀĞŶƐŽŽƌƚĞŶnjŝũŶĞƌŐĞĞŶĂŶĚĞƌĞďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶĂĂŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶ͘
ϭϱ
ŝũůĂŐĞŶ͗ ŝũůĂŐĞϭ͘ĞŶĂƚƵƵƌŬĂůĞŶĚĞƌ ŝũůĂŐĞϮ͘dŽĞůŝĐŚƚŝŶŐ&ůŽƌĂͲĞŶĨĂƵŶĂǁĞƚ ŝũůĂŐĞϯ͘&ŽƚŽďŝũůĂŐĞ
ϭϲ
ŝũůĂŐĞϮ͗dŽĞůŝĐŚƚŝŶŐDǀ dŽĞůŝĐŚƚŝŶŐƚĂďĞůůĞŶƐŽŽƌƚĞŶ&ůŽƌĂͲĞŶĨĂƵŶĂǁĞƚ /ŶŽŶĚĞƌƐƚĂĂŶĚĞƚĂďĞůůĞŶƐƚĂĂŶĂůůĞďĞƐĐŚĞƌŵĚĞƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶĚĞ&ůŽƌĂͲĞŶĨĂƵŶĂǁĞƚ͘ĞƚĂďĞůůĞŶnjŝũŶĂĂŶ ĚĞĞŶĞŬĂŶƚĂĂŶĚĞŽƌĚĞďŝũŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐǀĞƌůĞŶŝŶŐǀŽŽƌƌƚŝŬĞůϳϱĞŶĂĂŶĚĞĂŶĚĞƌĞŬĂŶƚďŝũǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐĞŶŝŶ ŚĞƚŬĂĚĞƌǀĂŶŚĞƚĞƐůƵŝƚŚŽƵĚĞŶĚĞǁŝũnjŝŐŝŶŐǀĂŶĞĞŶĂĂŶƚĂůĂůŐĞŵĞŶĞŵĂĂƚƌĞŐĞůĞŶǀĂŶďĞƐƚƵƵƌŝŶ ǀĞƌďĂŶĚŵĞƚǁŝũnjŝŐŝŶŐǀĂŶƌƚŝŬĞůϳϱǀĂŶĚĞ&ůŽƌĂͲĞŶĨĂƵŶĂǁĞƚĞŶĞŶŬĞůĞĂŶĚĞƌĞǁŝũnjŝŐŝŶŐĞŶ;Dǀ ƌƚŝŬĞůϳϱͿ͘sŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶnjŝũŶŝŶĚĞnjĞƚĂďĞůůĞŶŶŝĞƚĂƉĂƌƚŽƉŐĞŶŽŵĞŶ͘ůůĞǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶŝŶEĞĚĞƌůĂŶĚnjŝũŶ ďĞƐĐŚĞƌŵĚ;ďĞŚĂůǀĞĞdžŽƚĞŶͿ͘/ŶĚĞƚŽĞůŝĐŚƚŝŶŐďŝũĚĞƚĂďĞůůĞŶƐƚĂĂƚĂĂŶŐĞŐĞǀĞŶǁĞůŬƌĞŐŝŵĞƚŽĞƉĂƐƐĞůŝũŬŝƐ ǀŽŽƌǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶ͘ Zoogdieren aardmuis Microtus agrestis bosmuis Apodemus sylvaticus dwergmuis Micromys minutus bunzing Mustela putorius dwergspitsmuis Sorex minutus egel Erinaceus europeus gewone bosspitsmuis Sorex araneus haas Lepus europeus hermelijn Mustela erminea huisspitsmuis Crocidura russula konijn Oryctolagus cuniculus mol Talpa europea ondergrondse woelmuis Pitymys subterraneus ree Capreolus capreolus rosse woelmuis Clethrionomys glareolus tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus veldmuis Microtus arvalis vos Vulpes vulpes wezel Mustela nivalis woelrat Arvicola terrestris Reptielen en amfibieën bruine kikker Rana temporaria gewone pad Bufo bufo middelste groene kikker Rana esculenta kleine watersalamander Triturus vulgaris meerkikker Rana ridibunda
Mieren behaarde rode bosmier Formica rufa kale rode bosmier Formica polyctena stronkmier Formica truncorum zwartrugbosmier Formica pratensis Slakken wijngaardslak Helix pomatia Vaatplanten aardaker Lathyrus tuberosus akkerklokje Campanula rapunculoides brede wespenorchis Epipactis helleborine breed klokje Campanula latifolia dotterbloem Caltha palustris gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum grasklokje Campanula rotundifolia grote kaardenbol Dipsacus fullonum kleine maagdenpalm Vinca minor knikkende vogelmelk Ornithogalum nutans koningsvaren Osmunda regalis slanke sleutelbloem Primula elatior zwanebloem Butomus umbellatus
dĂďĞůϯ͘dĂďĞůϭǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚ;ůŐĞŵĞŶĞƐŽŽƌƚĞŶͿ
dŽĞůŝĐŚƚŝŶŐƚĂďĞůϭ • ůƐŝĞŵĂŶĚĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶŽŶĚĞƌŶĞĞŵƚĚŝĞnjŝũŶƚĞŬǁĂůŝĨŝĐĞƌĞŶĂůƐďĞƐƚĞŶĚŝŐďĞŚĞĞƌĞŶŽŶĚĞƌŚŽƵĚŽĨ ďĞƐƚĞŶĚŝŐŐĞďƌƵŝŬŽĨƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐĞŶ͕ŐĞůĚƚĞĞŶǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶŝŶƚĂďĞůϭ ǀŽŽƌƌƚŝŬĞůϴƚͬŵϭϮǀĂŶĚĞĨůŽƌĂͲΘĨĂƵŶĂǁĞƚ͘ĂŶĚĞnjĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐnjŝũŶŐĞĞŶĂĂŶǀƵůůĞŶĚĞĞŝƐĞŶ ŐĞƐƚĞůĚ͘sŽŽƌĚĞnjĞĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶŚŽĞĨƚŐĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐĂĂŶŐĞǀƌĂĂŐĚǁŽƌĚĞŶ͘ • sŽŽƌĂŶĚĞƌĞĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚĂŶŚŝĞƌďŽǀĞŶŐĞŶŽĞŵĚŝƐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶŝŶƚĂďĞůϭĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐ ŶŽĚŝŐ͘ĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐĂĂŶǀƌĂĂŐǀŽŽƌĚĞnjĞƐŽŽƌƚĞŶǁŽƌĚƚŐĞƚŽĞƚƐƚĂĂŶŚĞƚĐƌŝƚĞƌŝƵŵ͚ĚŽĞƚŐĞĞŶ ĂĨďƌĞƵŬĂĂŶŐƵŶƐƚŝŐĞƐƚĂĂƚǀĂŶŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐǀĂŶĚĞƐŽŽƌƚ͛;njŐŶ͘ůŝĐŚƚĞƚŽĞƚƐͿ͘ dĂďĞůϮ͘
dŽĞůŝĐŚƚŝŶŐƚĂďĞůϮ ůƐŝĞŵĂŶĚĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶŽŶĚĞƌŶĞĞŵƚĚŝĞnjŝũŶƚĞŬǁĂůŝĨŝĐĞƌĞŶĂůƐďĞƐƚĞŶĚŝŐďĞŚĞĞƌĞŶŽŶĚĞƌŚŽƵĚŽĨ ďĞƐƚĞŶĚŝŐŐĞďƌƵŝŬŽĨƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐĞŶ͕ŐĞůĚƚĞĞŶǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶŝŶƚĂďĞůϮǀŽŽƌ ƌƚŝŬĞůϴƚͬŵϭϮǀĂŶĚĞĨůŽƌĂͲĞŶĨĂƵŶĂǁĞƚ͕ŵŝƚƐĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶǁŽƌĚĞŶƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŽƉďĂƐŝƐǀĂŶĞĞŶĚŽŽƌĚĞ ϭϳ
ŵŝŶŝƐƚĞƌǀĂŶ>EsŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĞŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘,ĞƚnjĞůĨĚĞŐĞůĚƚǀŽŽƌĂůůĞǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶ͘ĞŶŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ ŵŽĞƚĚŽŽƌĞĞŶƐĞĐƚŽƌŽĨŽŶĚĞƌŶĞŵĞƌnjĞůĨŽƉŐĞƐƚĞůĚǁŽƌĚĞŶĞŶŝŶŐĞĚŝĞŶĚǀŽŽƌŐŽĞĚŬĞƵƌŝŶŐ͘sŽŽƌĂŶĚĞƌĞ ĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚĂŶŚŝĞƌďŽǀĞŶŐĞŶŽĞŵĚŝƐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶŝŶƚĂďĞůϮĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐŶŽĚŝŐ͘ĞŶ ŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐĂĂŶǀƌĂĂŐǀŽŽƌĚĞnjĞƐŽŽƌƚĞŶǁŽƌĚƚŐĞƚŽĞƚƐƚĂĂŶŚĞƚĐƌŝƚĞƌŝƵŵ͚ĚŽĞƚŐĞĞŶĂĨďƌĞƵŬĂĂŶŐƵŶƐƚŝŐĞ ƐƚĂĂƚǀĂŶŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐǀĂŶĚĞƐŽŽƌƚ͛͘ŝƚŝƐŶŝĞƚǀĂŶƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐŽƉĂůůĞǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶ;njŝĞƚŽĞůŝĐŚƚŝŶŐ ƚĂďĞůϯͿ Zoogdieren kluwenklokje Campanula glomerata Damhert Dama dama koraalwortel Corallorhiza trifida Edelhert Cervus elaphus Eekhoorn Sciurus vulgaris Grijze zeehond Halichoerus grypus Grote bosmuis Apodemus flavicollis Steenmarter Martes foina Wild zwijn Sus scrofa Reptielen en amfibieën Alpenwatersalamander Triturus alpestris Levendbarende hagedis Lacerta vivipara Dagvlinders Moerasparelmoervlinder Euphydryas aurinia Vals heideblauwtje Lycaeides idas Vissen Bermpje Noemacheilus barbatulus Kleine modderkruiper Cobitis taenia Meerval Silurus glanis Rivierdonderpad Cottus gobio Vaatplanten Aangebrande orchis Orchis ustulata Aapjesorchis Orchis simia Beenbreek Narthecium ossifragum Bergklokje Campanula rhomboidalis Bergnachtorchis Platanthera chlorantha Bijenorchis Ophrys apifera Blaasvaren Cystopteris fragilis Blauwe zeedistel Eryngium maritimum Bleek bosvogeltje Cephalantera damasonium Bokkenorchis Himantoglossum hircinum Brede orchis Dactylorhiza majalis majalis Bruinrode wespenorchis Epipactis atrorubens Daslook Allium ursinum Dennenorchis Goodyera repens Duitse gentiaan Gentianella germanica Franjegentiaan Gentianella ciliata Geelgroene wespenorchis Epipactis muelleri Gele helmbloem Pseudofumaria lutea Gevlekte orchis Dactylorhiza maculata Groene nachtorchis Coeloglossum viride Groensteel Asplenium viride Grote keverorchis Listera ovata Grote muggenorchis Gymnadenia conopsea Gulden sleutelbloem Primula veris Harlekijn Orchis morio Herfstschroeforchis Spiranthes spiralis Hondskruid Anacamptis pyramidalis Honingorchis Herminium monorchis Jeneverbes Juniperus communis Klein glaskruid Parietaria judaica kleine keverorchis Listera cordata kleine zonnedauw Drosera intermedia klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe
kruisbladgentiaan Gentiana cruciata lange ereprijs Veronica longifola lange zonnedauw Drosera anglica mannetjesorchis Orchis mascula maretak Viscum album moeraswespenorchis Epipactis palustris muurbloem Erysimum cheiri parnassia Parnassia palustris pijlscheefkelk Arabis hirsuto sagittata poppenorchis Aceras anthropophorum prachtklokje Campanula persicifolia purperorchis Orchis purpurea rapunzelklokje Campanula rapunculus rechte driehoeksvaren Gymnocarpium robertianum rietorchis Dactylorhiza majalis praetermissa ronde zonnedauw Drosera rotundifolia rood bosvogeltje Cephalanthera rubra ruig klokje Campanula trachelium schubvaren Ceterach officinarum slanke gentiaan Gentianella amarella soldaatje Orchis militaris spaanse ruiter Cirsium dissectum steenanjer Dianthus deltoides steenbreekvaren Asplenium trichomanes stengelloze sleutelbloem Primula vulgaris stengelomvattend havikskruid Hieracium amplexicaule stijf hardgras Catapodium rigidum tongvaren Asplenium scolopendrium valkruid Arnica montana veenmosorchis Hammarbya paludosa veldgentiaan Gentianella campestris veldsalie Salvia pratensis vleeskleurige orchis Dactylorhiza incarnata vliegenorchis Ophrys insectifera vogelnestje Neottia nidus-avis voorjaarsadonis Adonis vernalis wantsenorchis Orchis coriophora waterdrieblad Menyanthes trifoliata weideklokje Campanula patula welriekende nachtorchis Platanthera bifolia wilde gagel Myrica gale wilde herfsttijloos Colchicum autumnale wilde kievitsbloem Fritillaria meleagris wilde marjolein Origanum vulgare wit bosvogeltje Cephalanthera longifolia witte muggenorchis Pseudorchis albida zinkviooltje Viola lutea calaminaria zomerklokje Leucojum aestivum zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum Kevers vliegend hert Lucanus cervus Kreeftachtigen rivierkreeft Astacus astacus
dĂďĞůϰ͘dĂďĞůϮǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚ͘
dŽĞůŝĐŚƚŝŶŐƚĂďĞůϯ ůƐŝĞŵĂŶĚĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶŽŶĚĞƌŶĞĞŵƚĚŝĞnjŝũŶƚĞŬǁĂůŝĨŝĐĞƌĞŶĂůƐďĞƐƚĞŶĚŝŐďĞŚĞĞƌĞŶŽŶĚĞƌŚŽƵĚŽĨ ďĞƐƚĞŶĚŝŐŐĞďƌƵŝŬ͕ŐĞůĚƚĞĞŶǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶŝŶƚĂďĞůϯǀŽŽƌƌƚŝŬĞůϴƚͬŵϭϮǀĂŶĚĞĨůŽƌĂΘ&ĨͲ ǁĞƚ͕ŵŝƚƐĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶǁŽƌĚĞŶƵŝƚŐĞǀŽĞƌĚŽƉďĂƐŝƐǀĂŶĞĞŶĚŽŽƌĚĞŵŝŶŝƐƚĞƌǀĂŶ>EsŐŽĞĚŐĞŬĞƵƌĚĞ ŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘ĞnjĞǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐŝƐĞŶŝŐƐnjŝŶƐďĞƉĞƌŬƚ͖ǀŽŽƌĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚŝĞnjŝũŶƚĞŬǁĂůŝĨŝĐĞƌĞŶĂůƐďĞƐƚĞŶĚŝŐ ϭϴ
ďĞŚĞĞƌĞŶŽŶĚĞƌŚŽƵĚŝŶĚĞůĂŶĚďŽƵǁĞŶďŽƐďŽƵǁĞŶďĞƐƚĞŶĚŝŐŐĞďƌƵŝŬŐĞůĚƚŐĞĞŶǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐǀŽŽƌ ƌƚŝŬĞůϭϬǀĂŶĚĞĨůŽƌĂͲĞŶĨĂƵŶĂǁĞƚ͘KŽŬŶŝĞƚŽƉďĂƐŝƐǀĂŶĞĞŶŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘ĞŶŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞŵŽĞƚĚŽŽƌ ĞĞŶƐĞĐƚŽƌŽĨŽŶĚĞƌŶĞŵĞƌnjĞůĨŽƉŐĞƐƚĞůĚǁŽƌĚĞŶĞŶŝŶŐĞĚŝĞŶĚǀŽŽƌŐŽĞĚŬĞƵƌŝŶŐ͘ůƐŝĞŵĂŶĚĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶ ŽŶĚĞƌŶĞĞŵƚĚŝĞnjŝũŶƚĞŬǁĂůŝĨŝĐĞƌĞŶĂůƐƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐ͕ŐĞůĚƚǀŽŽƌƐŽŽƌƚĞŶŝŶƚĂďĞůϯŐĞĞŶ ǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐ͘KŽŬŶŝĞƚŽƉďĂƐŝƐǀĂŶĞĞŶŐĞĚƌĂŐƐĐŽĚĞ͘,ŝĞƌǀŽŽƌŝƐĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐŶŽĚŝŐ͘sŽŽƌĂŶĚĞƌĞ ĂĐƚŝǀŝƚĞŝƚĞŶĚĂŶŚŝĞƌďŽǀĞŶŐĞŶŽĞŵĚŝƐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶŝŶƚĂďĞůϯĞĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐŶŽĚŝŐ͘ ĞŶŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐĂĂŶǀƌĂĂŐǀŽŽƌĚĞƐŽŽƌƚĞŶǀĂŶƚĂďĞůϯǁŽƌĚƚŐĞƚŽĞƚƐƚĂĂŶĚƌŝĞĐƌŝƚĞƌŝĂ͗ ϭͿ ĞƌŝƐƐƉƌĂŬĞǀĂŶĞĞŶŝŶŽĨďŝũĚĞǁĞƚŐĞŶŽĞŵĚďĞůĂŶŐϭ͖ ϮͿ ĞƌŝƐŐĞĞŶĂůƚĞƌŶĂƚŝĞĨ͖ ϯͿ ĚŽĞƚŐĞĞŶĂĨďƌĞƵŬĂĂŶŐƵŶƐƚŝŐĞƐƚĂĂƚǀĂŶŝŶƐƚĂŶĚŚŽƵĚŝŶŐǀĂŶĚĞƐŽŽƌƚ͘ĞnjĞĚƌŝĞĐƌŝƚĞƌŝĂǀŽƌŵĞŶ ĚĞnjŐŶ͘ƵŝƚŐĞďƌĞŝĚĞƚŽĞƚƐ͘ĞĚƌŝĞĐƌŝƚĞƌŝĂƐƚĂĂŶŶĂĂƐƚĞůŬĂĂƌĞŶŶŝĞƚŶĂĞůŬĂĂƌ;ĂĂŶĂůůĞĚƌŝĞŵŽĞƚ ǀŽůĚĂĂŶnjŝũŶͿ͘ ĞƵŝƚŐĞďƌĞŝĚĞƚŽĞƚƐǀŽŽƌŽŶƚŚĞĨĨŝŶŐǀĞƌůĞŶŝŶŐŐĞůĚƚŽŽŬǀŽŽƌĂůůĞǀŽŐĞůƐŽŽƌƚĞŶ͘
1
RQGHU]RHNHQRQGHUZLMV UHSRSXODWLHHQKHULQWURGXFWLH EHVFKHUPLQJYDQIORUDHQIDXQD YHLOLJKHLGYDQKHWOXFKWYHUNHHU YRONVJH]RQGKHLGRIRSHQEDUHYHLOLJKHLG GZLQJHQGHUHGHQHQYDQRSHQEDDUEHODQJ KHWYRRUNRPHQYDQHUQVWLJHVFKDGHDDQYRUPHQYDQHLJHQGRP EHODQJULMNHRYHUODVWYHURRU]DDNWGRRUGLHUHQ XLWYRHULQJYDQZHUN]DDPKHGHQLQKHWNDGHUYDQEHVWHQGLJEHKHHUHQRQGHUKRXGLQGHODQGERXZHQERVERXZ EHVWHQGLJJHEUXLN
ͲƵŝƚǀŽĞƌŝŶŐǀĂŶǁĞƌŬnjĂĂŵŚĞĚĞŶŝŶŚĞƚŬĂĚĞƌǀĂŶƌƵŝŵƚĞůŝũŬĞŝŶƌŝĐŚƚŝŶŐŽĨŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐ ϭϵ
Tabel 3: soorten bijlage IV HR/bijlage 1 AMvB Bijlage 1 AMvB Zoogdieren das Meles meles boommarter Martes martes eikelmuis Eliomys quercinus gewone zeehond Phoca vitulina veldspitsmuis Crocidura leucodon waterspitsmuis Neomys fodiens Reptielen en amfibieën adder Vipera berus hazelworm Anguis fragilis ringslang Natrix natrix vinpootsalamander Triturus helveticus vuursalamander Salamandra salamandra Vissen beekprik Lampetra planeri bittervoorn Rhodeus cericeus elrits Phoxinus phoxinus gestippelde alver Alburnoides bipunctatus grote modderkruiper Misgurnus fossilis rivierprik Lampetra fluviatilis Dagvlinders bruin dikkopje Erynnis tages dwergblauwtje Cupido minimus dwergdikkopje Thymelicus acteon groot geaderd witje Aporia crataegi grote ijsvogelvlinder Limenitis populi heideblauwtje Plebejus argus iepepage Strymonidia w-album kalkgraslanddikkopje Spialia sertorius keizersmantel Argynnis paphia klaverblauwtje Cyaniris semiargus purperstreepparelmoervlinder Brenthis ino rode vuurvlinder Palaeochrysophanus hippothoe rouwmantel Nymphalis antiopa tweekleurig hooibeestje Coenonympha arcania veenbesparelmoervlinder Bolaria aquilonais veenhooibeestje Coenonympha tullia veldparelmoervlinder Melitaea cinxia woudparelmoervlinder Melitaea diamina zilvervlek Clossiana euphrosyne Vaatplanten groot zeegras Zostera marina Bijlage IV HR Zoogdieren baardvleermuis Myotis mystacinus bechstein’s vleermuis Myotis bechsteinii bever Castor fiber bosvleermuis Nyctalus leisleri brandt’s vleermuis Myotis brandtii bruinvis Phocoena phocoena euraziatische lynx Lynx lynx franjestaart Myotis nattereri gewone dolfijn Delphinus delphis gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus grote hoefijzerneus Rhinolophus ferrumequinum hamster Cricetus cricetus
hazelmuis Muscardinus avellanarius ingekorven vleermuis Myotis emarginatus kleine dwergvleermuis Pipistrellus pygmaeus kleine hoefijzerneus Rhinolophus hipposideros laatvlieger Eptesicus serotinus meervleermuis Myotis dasycneme mopsvleermuis Barbastella barbastellus nathusius’ dwergvleermuis Pipistrellus nathusii noordse woelmuis Microtus oeconomus otter Lutra lutra rosse vleermuis Nyctalus noctula tuimelaar Tursiops truncatus tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus vale vleermuis Myotis myotis watervleermuis Myotis daubentonii wilde kat Felis silvestris witflankdolfijn Lagenorhynchus acutus witsnuitdolfijn Lagenorhynchus albirostris Reptielen en amfibieën boomkikker Hyla arborea geelbuikvuurpad Bombina variegata gladde slang Coronella austriacus heikikker Rana arvalis kamsalamander Triturus cristatus knoflookpad Pelobates fuscus muurhagedis Podarcis muralis poelkikker Rana lessonae rugstreeppad Bufo calamita vroedmeesterpad Alytes obstetricans zandhagedis Lacerta agilis Dagvlinders donker pimpernelblauwtje Maculinea nausithous grote vuurvlinder Lycaena dispar pimpernelblauwtje Maculinea teleius tijmblauwtje Maculinea arion zilverstreephooibeestje Coenonympha hero Libellen bronslibel Oxygastra curtisii gaffellibel Ophiogomphus cecilia gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis groene glazenmaker Aeshna viridis noordse winterjuffer Sympecma paedisca oostelijke witsnuitlibel Leucorrhinia albifrons rivierrombout Stylurus flavipes sierlijke witsnuitlibel Leucorrhinia caudalis Vissen houting Conegonus oxyrrhynchus steur Acipenser sturio Vaatplanten drijvende waterweegbree Luronium natans groenknolorchis Liparis loeselii kruipend moerasscherm Apium repens zomerschroeforchis Spiranthes aestivalis Kevers brede geelrandwaterroofkever Dytiscus latissimus gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus heldenbok Cerambyx cerdo juchtleerkever Osmoderma eremita Tweekleppigen bataafse stroommossel Unio crassus
dĂďĞůϱ͘dĂďĞůϯǀĂŶĚĞ&ĨͲǁĞƚ͗^ŽŽƌƚĞŶďŝũůĂŐĞ/s,Z;нWůĂƚƚĞƐĐŚŝũĨŚŽƌĞŶͿͬďŝũůĂŐĞϭDǀ;njŝĞǀŽůŐĞŶĚĞďůĂĚnjŝũĚĞͿ
ϮϬ
ŝũůĂŐĞϯ͘&ŽƚŽďŝũůĂŐĞ /ŵƉƌĞƐƐŝĞǀĂŶŚĞƚƉůĂŶŐĞďŝĞĚ͖
Ϯϭ
ϮϮ
bestemmingsplan Centrum
Bijlage 8 Nota inspraak en overleg
Toelichting
179
Nummer: 11INT01404
INSPRAAK EN OVERLEG VOORONTWERPBESTEMMINGSPLAN ‘CENTRUM’ Op grond van de ‘Inspraakverordening gemeente Borne 2005’ juncto afdeling 3.4 Awb kunnen door ingezetenen en belanghebbenden inspraakreacties worden ingediend op het voorontwerpbestemmingsplan ‘Centrum’. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De binnengekomen reacties zijn in onderstaande nota samengevat en beantwoord.
1.
Inspraakreacties
Gedurende de periode van zes weken terinzagelegging van het bestemmingsplan zijn twee inspraakreacties ingediend: A. door de heer mr. E.W. Roessingh van Robers Advocaten Mediators, namens mevrouw P.E. Hegeman en de heer H.G. Bekker, Marktstraat 4, 7622 CR te Borne (hierna Hegeman-Bekker), brief van 20 juli 2011 (ontvangen 21 juli 2011), kenmerk 11ink03707. B. door mevrouw J. van den Dolder, Grotestraat 155, 7622 GE te Borne (hierna Van den Dolder), inspraakformulier voorontwerp bestemmingsplan Centrum van 19 juli 2011 (ontvangen 20 juli 2011), kenmerk 11ink03892. Ontvankelijkheid Door een ieder konden op grond van artikel 4 Inspraakverordening gemeente Borne 2005 juncto artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inspraakreacties worden ingediend van 1 juli 2011 tot en met 11 augustus 2011. De twee inspraakreacties zijn ingediend binnen deze termijn van zes weken en op dit punt ontvankelijk. Samenvatting en reactie inspraakreacties A. Inspraakreactie Hegeman-Bekker 1.
Hegeman-Bekker heeft grote bezwaren tegen het feit dat in het Masterplan Centrum gesteld wordt dat er gestreefd wordt naar een concentratie van horeca op het Dorsetplein, hij voert hiertoe de volgende argumenten aan: a. Ten eerste tast dit volgens Hegeman-Bekker de bescherming van de aanwijzing tot Beschermd Dorpsgezicht aan. b. Het is volgens Hegeman-Bekker in strijd met de ontwikkelingen, zoals die in het verleden hebben plaatsgevonden en in strijd met de in de Kadernota Openbare Ruimte Centrum Borne van oktober 2010 uitgesproken voornemens. Volgens deze Kadernota zouden enkele grote bomen
Rheineplein 1 7622 DG Postbus 200
7620 AE Borne Telefoon 074 – 265 86 86
fax 074 – 266 33 38
[email protected]
www.borne.nl
2.
3.
4.
5.
met banken aan het plein toegevoegd moeten worden. Over extra voorzieningen voor horeca wordt daarin niet gerept. Volgens Hegeman-Bekker zal toevoeging van (nog) meer horeca, die tot een concentratie van horeca zou moeten leiden, de onaantrekkelijke uitstraling versterken. Het historische karakter zal hierdoor volgens Hegeman-Bekker worden aangetast en onzichtbaar worden. Volgens Hegeman-Bekker zal ook het Dorsetplein verrommelen, waartoe ook allerhande aan horeca gerelateerde reclame-uitingen zullen bijdragen. Toestaan van (nog) meer horeca zal een domino-effect hebben naar de mening van HegemanBekker, waardoor het van kwaad tot erger zal gaan. Ook zal het woon- en leefklimaat van de bewoners van het Beschermd Dorpsgezicht ernstig worden aangetast volgens Hegeman-Bekker. Hegeman-Bekker stelt dat het, mede gelet op de hiervoor genoemde punten, onwenselijk is dat onder de bestemming “Centrum” zonder enig onderscheid in de bouwvlakken aan het Dorsetplein horeca gevestigd kan worden. Een ongelimiteerde gebruiksmogelijkheid zal het (historisch) karakter van het Dorsetplein en omgeving ernstig aantasten. Volgens Hegeman-Bekker mogen de terrassen in de zomer niet over een groter deel van het plein uitstrekken dan volgens de begrenzing voor de overdekte (winter)terrassen mogelijk is.
Reactie van het college van burgemeester en wethouders op de inspraakreactie van Hegeman-Bekker 1a. Op de gronden rondom het Dorsetplein bestemd als Centrum-1 mag horeca worden uitgeoefend. Deze gronden vallen niet binnen het beschermd stads- en dorpsgezicht, zoals aangewezen door de ministers van WVC en VROM in de zin van de Monumentenwet 1988. Bovendien tast het concentreren van horeca op het Dorsetplein het beschermd dorpsgezicht naar onze mening niet aan, zoals hierna ook verwoord onder punt 2. 1b. De Kadernota Openbare Ruimte Centrum Borne (hierna Kadernota) is een uitwerking van het vastgestelde Masterplan Centrum (hierna Masterplan). De Kadernota geeft een ontwikkelingsrichting en een toetsingkader voor de openbare ruimte. Deze nota richt zich niet op functies, alsook niet op het functioneel gebruik van de percelen, maar geeft bepaalde hoofdkeuzes over de algemene inrichting van de openbare ruimte. Hierbij kan gedacht worden aan het soort straatmeubilair, bestratingsmateriaal, beplanting etc. Zoals hiervoor genoemd gaat de Kadernota wel over de algemene inrichting van de openbare ruimte. Het is juist dat het voornemen is om één of meerdere bomen in dit gebied te planten, daarnaast is er reeds een bank geplaatst aan het Dorsetplein. De bomen zullen echter niet in de vaste grond kunnen worden geplant, omdat er in het gebied diverse kabels en leidingen in de grond liggen. Momenteel worden daarvoor alternatieven onderzocht, gedacht kan worden aan een boom in een bak. 2.
Zoals Hegeman-Bekker ook aangeeft wordt er in het Masterplan vermeld dat de nieuwbouw (in de huidige vorm) aan het Dorsetplein wordt gekenmerkt als een zwak punt wegens de onaantrekkelijke uitstraling. Door mogelijkheden te bieden voor het realiseren van (winter)terrassen, zijn wij van mening dat de uitstraling van de bestaande bebouwing verbetert. Aangezien de bestaande bebouwing c.q. de “nieuwbouw” van de laatste 30 jaar niet bijdraagt aan het historisch karakter, kan er naar ons oordeel ook geen aantasting van dit karakter plaatsvinden.
Pagina 2
Mocht Hegeman-Bekker met het historisch karakter niet de bebouwing bedoelen, maar het plein op zichzelf, dan zal er ook geen sprake zijn van aantasting van het historisch karakter, omdat de historische route in tact blijft. Ook van verrommeling zal geen sprake zijn, omdat er eisen worden gesteld aan reclame-uitingen op grond van de welstandnota. 3.
Toestaan van (nog) meer horeca zal een domino-effect hebben naar de mening van HegemanBekker, waardoor het van kwaad tot erger zal gaan. Ook zal het woon- en leefklimaat van de bewoners van het Beschermd Dorpsgezicht ernstig worden aangetast volgens Hegeman-Bekker. Het centrum van Borne vormt het kernwinkelgebied van de gemeente. Daarnaast bevinden zich enkele horecapanden aan de randen van het winkelcentrum, aan het Dorsetplein en aan de Grotestraat. In het Masterplan is vastgelegd dat het Dorsetplein een horecaplein moet worden. Dit houdt in dat het Dorsetplein een verblijfsplein wordt dat het winkelgebied met Oud Borne verbindt. De bestemming Centrum I sluit aan bij deze ambitie. Het kernwinkelgebied heeft deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn detailhandel op de begane grond, horeca tot en met categorie 1a (broodjeszaken en lunchrooms) op de begane grond, en wonen op de verdieping direct toegestaan. Uitzondering hierop zijn bestaande woningen die ook de begane grond gebruiken. Deze zijn binnen C - 1 met de aanduiding 'wonen' bij recht mogelijk gemaakt. Dienstverlening is hier niet toegestaan. Dit om te voorkomen dat zich in het winkelfront buiten kantoortijden gesloten panden bevinden, die de levendigheid van het centrum aantasten. Er bestaan echter ook vormen van dienstverlening, die goed passen binnen het winkelaanbod en daarmee mogelijk wel gewenst zijn. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee worden dienstverlenende bedrijven, die qua ruimtelijke uitstraling en publieksgericht karakter vergelijkbaar zijn met winkels, wel mogelijk gemaakt. Doordat er slechts horeca tot en met categorie 1a wordt toegestaan aan het Dorsetplein en er reeds horeca was gevestigd aan het Dorsetplein, vindt er geen aantasting van het woongenot van de bewoners van het Beschermd Dorpsgezicht plaats.
4.
Hegeman-Bekker stelt dat het, mede gelet op de hiervoor genoemde punten, onwenselijk is dat onder de bestemming “Centrum” zonder enig onderscheid in de bouwvlakken aan het Dorsetplein horeca gevestigd kan worden. Een ongelimiteerde gebruiksmogelijkheid zal het (historisch) karakter van het Dorsetplein en omgeving ernstig aantasten. Het beleid van de gemeente is in het Masterplan Centrum gericht op het versterken van de (verblijfs)functie van het centrum, waaronder horeca met terrassen. Het Dorsetplein is hierbij aangewezen als horecaplein. Dit is een verblijfsplein dat het winkelgebied met Oud Borne verbindt. Het (ongelimiteerde) gebruik van de panden aan het Dorsetplein voor horeca zal juist bijdragen aan het versterken van de verblijfsfunctie van het centrum en haar (historisch) karakter niet aantasten. Zoals onder punt 2 ook aangegeven kan er geen aantasting van het historisch karakter plaatsvinden, omdat de bestaande bebouwing c.q. de “nieuwbouw” hiertoe al niet bijdraagt. Daarnaast blijft de historisch route zelf in tact. Van aantasting van het (historisch) karakter en haar omgeving zal dan ook geen sprake zijn.
Pagina 3
5.
Hegeman-Bekker stelt dat de terrassen in de zomer niet over een groter deel van het plein mogen uitstrekken dan volgens de begrenzing voor de overdekte (winter)terrassen mogelijk is. De afmetingen van het overdekte terras staan op de verbeelding aangegeven. De diepte van het terras is 3,5 meter overeenkomstig het op 8 november 2011 door de gemeenteraad van de gemeente Borne vastgestelde beleid Overdekte (winter)terrassen. Een winterterras kenmerkt zich als een overdekt terras met (deels) gesloten wanden, het is een (tijdelijk) bouwwerk, aansluitend aan de voorgevel van de horecagelegenheid en is omgevingsvergunningsplichtig. Het (winter)terras kan ook in de zomer geplaatst worden. Zodat ook bij slecht weer gebruik kan worden gemaakt van de overkapping. Het bestemmingsplan bestemt geen niet-overdekte terrassen, omdat deze worden geregeld in de Algemene plaatselijke verordening (Apv). Deze terrassen kunnen dan ook naast de overdekte terrassen worden opgericht. Dit zal dan ook niet beperkt worden in het bestemmingsplan. De overdekte winterterrassen zijn op de verbeelding aangeduid met ‘terras’. Daar uit deze benaming niet goed is op te maken dat hiermee een overdekt (winter)terras wordt bedoeld, zal de aanduiding ‘terras’ worden gewijzigd in ‘overdekt terras’.
Conclusie inspraakreactie Hegeman-Bekker De inspraakreactie van Hegeman-Bekker leidt tot gedeelte aanpassing van het plan op het volgende punt: de functieaanduiding ‘terras’ zal worden gewijzigd in ‘overdekt terras’. Om het onderscheid met het zomerterras te benadrukken. B. Inspraakreactie Van den Dolder 1.
Via een ‘Inspraakformulier voorontwerp bestemmingsplan Centrum’ heeft Van den Dolder aangegeven dat zij een huurder voor het pand aan de Grotestraat 155 hebben gevonden. Zij verzoek om tevens detailhandel ter plaatse toe te staan.
Reactie van het college van burgemeester en wethouders op de inspraakreactie van Van den Dolder 1.
Het pand aan de Grotestraat 155 had op grond van het oude bestemmingsplan Centrum (1977) de bestemming “Winkels en woningen”. Per abuis is in het voorontwerpbestemmingsplan de functieaanduiding ‘detailhandel’ niet opgenomen. Aan het perceel Grotestraat 155 zal de functieaanduiding ‘detailhandel’ worden toegevoegd.
Pagina 4
2.
Overlegreacties
In het kader van dit vooroverleg is er één vooroverlegreactie ingediend: A. door VROM-inspectie, namens de directeur-inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM mr. R.J.M. van den Bogert, (hierna VROM-inspectie) brief van 8 augustus 2011 (ingekomen 9 augustus 2011). Samenvatting en reactie overlegreactie A.
Vooroverlegreactie VROM-inspectie
1.
Het is jammer dat paragraaf 4.3 van de toelichting weinig aandacht geeft aan de relatie tussen het plangebied en Oud Borne. De in paragraaf 5.10 vermelde toename van parkeerdruk buiten het centrum is duidelijk merkbaar in Oud Borne en om oplossing vraagt. De regeling met betrekking tot archeologie is niet helder.
2. 3.
Reactie van het college van burgemeester en wethouders op de vooroverlegreactie van VROM-inspectie 1.
2.
3.
Paragraaf 2.2.5 is het beschermd dorpsgezicht beschreven in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is in paragraaf 4.3 opgenomen dat door het consoliderend karakter van het bestemmingsplan de randen van het bestemmingsplan de bestaande kwaliteiten rondom het beschermd dorpsgezicht beschermd. Binnen de gemeente wordt er nieuw parkeerbeleid ontwikkeld. In dit parkeerbeleid zal de parkeerdruk niet alleen op het centrum worden afgewikkeld, maar ook op de overige wijken rondom het Centrum. In de wijken grenzend aan de blauwe zone zullen pilots worden uitgevoerd voor onder andere extra vergunninghouderplaatsen en extra blauw zones. In het bestemmingsplan is de regeling ten aanzien van archeologie duidelijker beschreven.
Pagina 5
bestemmingsplan Centrum
Toelichting
185
bestemmingsplan Centrum
186
Toelichting
bestemmingsplan Centrum
Regels
Regels
187
bestemmingsplan Centrum
188
Regels
bestemmingsplan Centrum
Hoofdstuk 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
plan het bestemmingsplan Centrum van de gemeente Borne.
1.2
bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0147.BpCT2010-vo01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3
aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
aaneengebouwde hoofdgebouwen bebouwing die wordt gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.6
achtergevel een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.
1.7
achtergevellijn een denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.8
afvalcontainer een container voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Regels
189
bestemmingsplan Centrum
1.9
antenne-installatie een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10
bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11
bedrijf een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep-aan-huis daaronder niet begrepen.
1.12
bedrijf-aan-huis het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.13
bedrijfsgebouw een gebouw, niet zijnde een woning, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.14
bedrijfsvloeroppervlak (bvo) de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.15
bedrijfswoning één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
190
Regels
bestemmingsplan Centrum
1.16
beroep-aan-huis een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied of detailhandel via een internetwinkel, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.17
bestaand bouwwerk bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18
bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak.
1.19
bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20
bevoegd gezag bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21
bijgebouw een met het hoofdgebouw verbonden aan- of uitbouw of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.22
bijzondere woonvorm een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding).
1.23
bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Regels
191
bestemmingsplan Centrum
1.24
bouwgrens de grens van een bouwvlak.
1.25
bouwmarkt een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.26
bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27
bouwperceelsgrens de grens van een bouwperceel.
1.28
bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29
bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30
cafetaria een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide kleine maaltijden worden verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen overdag en gedurende de avonduren geopend is.
1.31
carport een overkapping met een open constructie zonder eigen wanden, aangebouwd aan het hoofdgebouw, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk.
192
Regels
bestemmingsplan Centrum
1.32
coffeeshop een horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.
1.33
dagrecreatie voorzieningen voorzieningen ten behoeve van vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
1.34
detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35
dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
1.36
discotheek een zelfstandige bedrijvigheid (niet zijnde een dansschool), welke gericht is op het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren en die niet ondergeschikt is aan de bedrijvigheid van een aldaar aanwezig hotel, café, restaurant of zaalaccommodatie.
1.37
evenement gebeurtenissen, gericht op een groot publiek met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.38
gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39
gestapelde woningen boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde twee-aaneengebouwde woningen dan wel aaneengebouwde woningen), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.
Regels
193
bestemmingsplan Centrum
1.40
hoofdgebouw een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.41
horeca het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.42
huishouden persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.43
ingreep bodemroerende werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het bouwen van (ondergrondse) bouwwerken.
1.44
internetwinkels detailhandel via internet, waarbij ter plaatse uitsluitend opslag, inpakken en verzenden plaatsvinden en waarbij publiek niet ter plaatse te woord wordt gestaan en geholpen.
1.45
inwoning het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts is toegestaan in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen en dat woningsplitsing niet toegestaan is.
1.46
kantoor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
194
Regels
bestemmingsplan Centrum
1.47
lijst van bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging' de lijst van bedrijven en bedrijfsactiviteiten bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in Bijlage 1 behorende bij deze regels.
1.48
maatschappelijk het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding, waaronder begrepen begraafplaatsen.
1.49
nachtclub een bedrijf of een onderdeel daarvan, gericht op het bieden van nachtelijke uitgaansmogelijkheid. Het accent ligt hierbij op het showelement en de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
1.50
nutsvoorziening voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.51
ondergeschikte horeca het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca). Met dien verstande dat:
a. het houden van feesten en partijen niet is toegestaan; b. er geen reclame wordt gemaakt ten behoeve van de horecavoorziening en; c. de toegang tot de horecavoorziening dezelfde is als de toegang van de hoofdfunctie.
1.52
ondergronds bouwwerk een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
1.53
overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder niet wordt begrepen een carport.
Regels
195
bestemmingsplan Centrum
1.54
peil
a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.55
perceelgrens een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.56
perifere detailhandel detailhandel in auto's, (brom)fietsen, vrijetijdsartikelen, boten, caravans, tuincentra, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstraling.
1.57
prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.58
seksinrichting de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.59
speelautomaat een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen.
1.60
speelautomatenhal een vanaf de openbare weg toegankelijke inrichting, waar speelautomaten staan opgesteld.
196
Regels
bestemmingsplan Centrum
1.61
standplaats het vanaf een vaste plaats gedurende 1 of meerdere dagen per week gedurende minimaal 2 maanden per jaar op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.62
twee-aaneengebouwde woningen een blok van twee-aaneengebouwde woningen.
1.63
verblijfsrecreatie recreatie die mede gericht is op het verstrekken van nachtverblijf.
1.64
verkoopvloeroppervlak (vvo) de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel.
1.65
vloeroppervlak de grootte van de oppervlakte van een vloer.
1.66
voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.67
voorgevellijn een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.68
voorgevelrooilijn langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn.
Regels
197
bestemmingsplan Centrum
1.69
vrijstaande woning een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen.
1.70
Wgh-inrichting bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.71
woning een gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden.
1.72
zijgevel een gevel van een hoofdgebouw niet zijnde een voor- of achtergevel.
1.73
zijgevellijn een denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
198
Regels
bestemmingsplan Centrum
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6
afstand tot de bouwperceelsgrens: de kortste afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.
2.7
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Regels
199
bestemmingsplan Centrum
2.8
bebouwingspercentage: een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.9
lengte, breedte en diepte van een bouwwerk: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).
200
Regels
bestemmingsplan Centrum
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
BEST EM M INGSREGELS
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning; c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', tevens een schildersbedrijf met de SBI-code 4544; e. parkeervoorzieningen op eigen terrein; met de daarbij behorende: f. groenvoorzieningen en tuinen; g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; h. verhardingen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. de hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de gebouwen dienen vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat: 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan.
3.2.2
Bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5,5 m; c. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 m; d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 60% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m²;
Regels
201
bestemmingsplan Centrum
3.2.3
Bouwwerk en, geen gebouwen en geen overk appingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter en ten hoogste 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat: 1. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 meter bedraagt; 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 meter bedraagt b. in afwijking van het bepaalde onder lid 3.2.3 onder a bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ten hoogste 5 meter. 3.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.
3.4
Specifieke gebruiksregels
a. Tot 1. 2. 3.
een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: seksinrichtingen; woningen, met uitzondering van het bepaalde in 3.1 onder b; open opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; zelfstandige horeca. Bevi-inrichtingen; opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk; Wgh-inrichtingen;
4.
5. 6. 7. 8.
3.5
Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.1 sub a ten behoeve van de vestiging van een bedrijf, vermeld in categorie B2 of C van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat niet in de categorieën A en B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'is vermeld met dien verstande dat:
a. het bedrijf binnen en buiten het plangebied naar aard en invloed op de omgeving en verschijningsvorm geen onevenredige milieubelasting mag opleveren; b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling worden betrokken: geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht,
202
Regels
bestemmingsplan Centrum
bodem en grondwater.
Regels
203
bestemmingsplan Centrum
Artikel 4 4.1
Centrum - 1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel uitsluitend op de begane grond; b. horeca uit ten hoogste categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond; c. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis uitsluitend op de verdieping, waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1c': tevens horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond; f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 2': tevens horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond; g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een parkeergarage, al dan niet geheel of halfverdiept; h. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van detailhandel - 2', tevens detailhandel op de verdieping; i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis op de begane grond; met de daarbij behorende: j. k. l. m. n. o.
groenvoorzieningen en tuinen; water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; verhardingen; speelvoorzieningen.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. de hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de gebouwen dienen vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat: 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan. e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangegeven bouwhoogte;
204
Regels
bestemmingsplan Centrum
4.2.2
Bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' gebouwd; b. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5,5 m; d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage, indien geen bebouwingspercentage is opgenomen geldt een bebouwingspercentage van 100%.
4.2.3
Bouwwerk en, geen gebouwen en geen overk appingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter en ten hoogste 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat: 1. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 meter bedraagt; 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 meter bedraagt
4.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
4.4
Specifieke gebruiksregels Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m²; b. in afwijking van het gestelde onder 4.1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' tevens horeca tot en met categorie 2 op de verdieping is toegestaan; c. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: 1. wonen in vrijstaande bijgebouwen; 2. seksinrichtingen.
Regels
205
bestemmingsplan Centrum
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1
Afwijk en voor dienstverlening Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en dienstverlening toestaan, met dien verstande dat het dienstverlenende bedrijf naar ruimtelijke uitstraling en publieksgericht karakter vergelijkbaar is met een detailhandelsbedrijf.
206
Regels
bestemmingsplan Centrum
Artikel 5 5.1
Centrum - 2
Bestemmingsomschrijving De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel uitsluitend op de begane grond; b. dienstverlening en kantoren uitsluitend op de begane grond; c. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis uitsluitend op de verdieping, waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan; d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens een tandtechnisch laboratorium met de SBI-code 85153; e. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen; f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een parkeergarage; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1': uitsluitend een bouwmarkt; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1', tevens parkeren op de verdieping; i. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': uitsluitend een supermarkt; j. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis op de begane grond; met de daarbij behorende: k. l. m. n. o. p. q.
groenvoorzieningen en tuinen; water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; wandel- en fietspaden; verhardingen; speelvoorzieningen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. de hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de gebouwen dienen vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat: 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan. e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangegeven bouwhoogte;
Regels
207
bestemmingsplan Centrum
5.2.2
Bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd; b. het aanduidingsvlak 'bijgebouw' mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5,5 m 5.2.3
Bouwwerk en, geen gebouwen en geen overk appingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter en ten hoogste 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat: 1. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 meter bedraagt; 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 meter bedraagt
5.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
5.4
Specifieke gebruiksregels Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m²; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: 1. wonen in vrijstaande bijgebouwen; 2. seksinrichtingen.
208
Regels
bestemmingsplan Centrum
Artikel 6 6.1
Dienstverlening
Bestemmingsomschrijving De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; b. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis uitsluitend op de verdieping, waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan; met de daarbij behorende: c. d. e. f.
parkeervoorzieningen; water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; verhardingen; groenvoorzieningen en tuinen.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Hoofdgebouwen
a. de hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de gebouwen dienen vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat: 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan.
6.2.2
Bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5,5 m; c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m².
6.2.3
Bouwwerk en, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter en ten hoogste 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat: 1. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 meter bedraagt; 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 meter bedraagt
Regels
209
bestemmingsplan Centrum
6.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4
Specifieke gebruiksregels Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
a. De vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 45 m². b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: 1. seksinrichtingen.
210
Regels
bestemmingsplan Centrum
Artikel 7 7.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis; b. dienstverlening en kantoren, uitsluitend op de begane grond; c. bedrijven uit ten hoogste categorie A of B1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond; d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel uitsluitend op de begane grond; e. detailhandel in de vorm van internetwinkels; f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1c uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond; g. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens maatschappelijke voorzieningen; h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een cateringbedrijf met de SBI-code 5552; met de daarbij behorende: i. j. k. l. m. n.
groenvoorzieningen en tuinen; water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; verhardingen; speelvoorzieningen.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de gebouwen dienen vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat: 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan. e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' bedraagt de vrije doorgang tenminste 2,5 m;
7.2.2
Bijgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen; b. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 5,5 m bedragen;
Regels
211
bestemmingsplan Centrum
c. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 m; d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m².
7.2.3
Bouwwerk en, geen gebouwen en geen overk appingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter en ten hoogste 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat: 1. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 meter bedraagt; 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 meter bedraagt
7.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.
7.4
Specifieke gebruiksregels Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
a. De vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 45 m². b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: 1. wonen in vrijstaande bijgebouwen; 2. seksinrichtingen.
7.5
Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in het hoofd- of bijgebouw met dien verstande dat:
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat: 1. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) 2. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is; c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige
212
Regels
bestemmingsplan Centrum
beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden; e. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan: 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw ; 2. detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd; f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
Regels
213
bestemmingsplan Centrum
Artikel 8 8.1
Groen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
8.2
groenvoorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1': tevens een fietsenstalling; wandel- en fietspaden; speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken; waterpartijen en watergangen; perceelsontsluitingswegen, inritten en uitwegen; voorzieningen van algemeen nut; afvalcontainers; voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; transport, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater.
Bouwregels Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' is ten hoogste één fietsenstalling toegestaan; b. de hoogte van fietsenstallingen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de hoogte van speeltoestellen en kunstwerken mag maximaal 5 m bedragen; d. de hoogte van een afvalcontainer mag maximaal 2 m bedragen en de oppervlakte maximaal 4 m² (bij bovengronds plaatsen). e. de hoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
8.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.
8.4
Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
214
Regels
bestemmingsplan Centrum
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Regels
215
bestemmingsplan Centrum
Artikel 9 9.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horeca uit ten hoogste categorie 2 uit de Lijst van Horeca-activiteiten; b. kantoren en dienstverlening; met de daarbij behorende: c. d. e. f. g. h.
groenvoorzieningen en tuinen; water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; verhardingen; speelvoorzieningen.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Hoofdgebouwen Voor het bouwen van gebouwen geldende volgende regels:
a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de gebouwen dienen vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat: 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan.
9.2.2
Bouwwerk en, geen gebouwen en geen overk appingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter en ten hoogste 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat: 1. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 meter bedraagt; 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 meter bedraagt
9.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en 216
Regels
bestemmingsplan Centrum
leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.
9.4
Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a. b. c. d.
seksinrichtingen; coffeeshops; speelautomatenhallen; discotheken en nachtclubs.
Regels
217
bestemmingsplan Centrum
Artikel 10 10.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, met dien verstande dat een functiewijziging naar een geluidsgevoelige functie niet toegestaan is; b. ter plaatse van de aanduiding 'religie': tevens religieuze voorzieningen; c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een dienstwoning; met de daarbij behorende: d. e. f. g. h. i. j. k.
ondergeschikte horeca; groenvoorzieningen en tuinen; water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; wandel- en fietspaden; verhardingen; speelvoorzieningen.
10.2
Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. 10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overk appingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 meter en ten hoogste 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat: 1. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 meter bedraagt; 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 meter bedraagt.
10.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.
218
Regels
bestemmingsplan Centrum
10.4
Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
10.5
Afwijking van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in Bestemmingsomschrijving sub a voor een functiewijziging naar een geluidgevoelige functies, met dien verstande dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
Regels
219
bestemmingsplan Centrum
Artikel 11 11.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met daarbij behorende
a. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; b. voorzieningen van algemeen nut. 11.2
Bouwregels Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels :
a. de maximale hoogte van perceel- en terreinafscheidingen bedraagt 1 meter; b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 meter; c. aan een voorgevel dan wel aan een zijgevel van het hoofdgebouw, die gericht is op de weg of het openbare groen, mag een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de oppervlakte ten hoogste 6 m² bedraagt; 2. de diepte ten hoogste 1,5 meter bedraagt; 3. de goothoogte ten hoogste 3 meter bedraagt; 4. de afstand tussen de portaal of erker tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt.
11.3
Afwijken van de bouwregels Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 sub b voor de bouw erfafscheidingen met een maximale hoogte van 2 meter, met dien verstande dat er vanaf 1 meter hoogte sprake dient te zijn van een open constructie (minimaal 80% open).
220
Regels
bestemmingsplan Centrum
Artikel 12 12.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. b. c. d. e. f. g. h.
wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; groenvoorzieningen, waaronder bermen; parkeervoorzieningen; voorzieningen van algemeen nut; kunstwerken en straatmeubilair; afvalcontainers; watergangen en waterpartijen; transport, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater.
12.2
Bouwregels Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van een afvalcontainer mag maximaal 2 m bedragen en de oppervlakte maximaal 4 m² (bij bovengronds plaatsen). b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m. 12.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.
Regels
221
bestemmingsplan Centrum
Artikel 13 13.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. Verblijfsgebied met een functie voor verblijf, alsmede, ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden zoals straten, paden en buurten. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen; c. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens evenementen en weekmarkten; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaatsen, tevens ten hoogste 6 standplaatsen; e. groenvoorzieningen; f. speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken; g. parkeervoorzieningen; h. waterpartijen en watergangen; i. voorzieningen van algemeen nut; j. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; k. transport, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater; l. afvalcontainers.
13.2
Bouwregels Algemeen Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - overdekt terras' is het toegestaan een overdekt terras te realiseren, met dien verstande dat: 1. het bouwwerk aan het hoofdgebouw van de aangrenzende bestemming wordt gebouwd; 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,3 m boven de eerste bouwlaag. c. de hoogte van speeltoestellen en kunstwerken mag maximaal 5 m bedragen; d. de hoogte van garageboxen mag maximaal 3 m bedragen; e. de hoogte van een afvalcontainer mag maximaal 2 m bedragen en de oppervlakte maximaal 4 m² (bij bovengronds plaatsen); f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
13.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.
222
Regels
bestemmingsplan Centrum
13.4
Specifieke gebruiksregels
a. Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van evenementen gelden de volgende regels: 1. Er zijn ten hoogste 8 evenementen per jaar toegestaan; 2. de duur van evenementen bedraagt ten hoogste 7 dagen, inclusief opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement. b. Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van weekmarkten geldt dat er ten hoogste 1 keer per week een weekmarkt mag worden gehouden.
Regels
223
bestemmingsplan Centrum
Artikel 14 14.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis; b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': uitsluitend bijzondere woonvormen voor onder andere verstandelijk en lichamelijk gehandicapten; c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens een atelier; d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens een kantoor met de daarbij behorende: e. f. g. h.
tuinen en erven; parkeervoorzieningen op eigen terrein; water- en waterhuishoudkundige voorzieningen; nutsvoorzieningen.
14.2
Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. b. c. d. e. f. g. h.
i. j.
k. l.
224
hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': worden vrijstaande woningen gebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': worden twee-aaneen gebouwde en/of geschakelde woningen gebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': worden meer dan twee-aaneen gebouwde woningen gebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld, worden gestapelde woningen gebouwd; de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; de gebouwen dienen vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat: 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan; 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan twee derde van de breedte van het dakvlak beslaan; de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt en hoogste de in sub g bedoelde maximale goothoogte vermeerderd met 6 meter; ten aanzien van de minimale breedte van bouwpercelen gelden de volgende maten: 1. bij vrijstaande woningen: 12 meter 2. bij twee-aaneen en geschakelde woningen: 8 meter 3. bij aaneengebouwde woningen: 6 meter de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden ten minste 2,5 meter; de afstand van een twee-aaneen of geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde ten minste 2,5 m, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw
Regels
bestemmingsplan Centrum
in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd; m. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' bedraagt de vrije doorgang ten minste 2,5 meter; n. ten aanzien van het parkeren op eigen erf dient per vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en geschakelde woning op eigen terrein ruimte gereserveerd te worden voor minimaal één parkeerplaats. 14.2.2 Bijgebouwen Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels: a. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 meter; b. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen mag ten hoogste bedragen: 1. 50 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²; 2. 60 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²; 3. 70 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2; 4. 80 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²; 5. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²; 6. 110 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m² 7. 130 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter met dien verstande dat het gezamenlijke oppervlak van gebouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen ten hoogste 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt; c. het bepaalde onder b geldt met dien verstande dat de overkappingen en carports, niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbare oppervlak aan bijgebouwen; d. de maximale oppervlakte per bijgebouw mag 75 m2; e. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen mag 5,5 meter bedragen. f. de maximale goothoogte van bijgebouwen mag 3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw niet meer bedraagt dan: 1. 3 m of; 2. de hoogte van de eerste bouwlaag of; 3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw. 14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overk appingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regelsmet uitzondering van het gestelde in Carports en overkappingen: : a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevel bedraagt maximaal 1 meter en maximaal 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat: 1. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 meter bedraagt; 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 meter bedraagt.
14.2.4 Carports en overk appingen Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels: a. carports mogen gebouwd worden met een maximaal oppervlak van 30 m² en een maximale bouwhoogte van: 1. 3 meter of; 2. de hoogte van de eerste bouwlaag. met dien verstande dat het gezamenlijke oppervlak van hoofdgebouwen bijgebouwen, carports en overkappingen ten hoogste 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt; b. overkappingen mogen worden gebouwd met een maximaal oppervlak van 30 m2 en een maximale bouwhoogte van: 1. 3 meter of; 2. de hoogte van de eerste bouwlaag. met dien verstande dat het gezamenlijke oppervlak van hoofdgebouw en bijgebouwen, carports en overkappingen ten hoogste 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
Regels
225
bestemmingsplan Centrum
14.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid; 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid; 4. ter waarborging van de sociale veiligheid; 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
14.4
Afwijking van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde sub a voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn met een maximale hoogte van 2 meter, met dien verstande dat er vanaf 1 meter hoogte sprake dient te zijn van een open constructie (minimaal 80% open).
14.5
Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Beroep-aan-huis Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels: a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouw bedragen met een maximum van 45 m2; 14.5.2 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in elk geval het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor: a. wonen in vrijstaande bijgebouwen; b. seksinrichtingen. 14.6
Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Bedrijf aan huis Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 14.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in het hoofd- of bijgebouw met dien verstande dat: a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat: 1. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) 2. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten
226
Regels
bestemmingsplan Centrum
in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is; c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden; e. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan: 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw ; 2. detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd; f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
Regels
227
bestemmingsplan Centrum
Artikel 15 15.1
Waarde - Archeologie - 1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden
15.2
Bouwregels Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:
a. Binnen de in 15.1 bedoelde gronden zijn, in afwijking van de regels bij de ter plaatse geldende bestemming, uitsluitend ingrepen kleiner dan 100 m² en tot 40 cm diep toegestaan. 15.3
Afwijking van de bouwregels
15.3.1 Afwijking van de bouwregels Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 15.2 omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bouwwerken die zijn toegestaan krachtens de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. 15.3.2 Uitzonderingen a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn; b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing en de bestaande fundering wordt benut; c. het nieuw te bouwen oppervlak kleiner is dan 100 m². 15.3.3 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.3.1, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
15.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden 15.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden op in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
228
Regels
bestemmingsplan Centrum
d. het verlagen van het waterpeil; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd. 15.4.2 Beoordelingsk ader Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 15.4.3 Uitzonderingen Het in 15.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden: a. werken of werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0.4 m onder het bestaande maaiveld; b. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, mits de gronden niet dieper dan 0.4 m worden geroerd, tenzij is aangetoond dat vanaf 0,4 m diepte archeologische waarden ten gevolge van het gebruik van de gronden in het verleden reeds verloren zijn gegaan; c. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning; d. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
15.5
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:
a. het toevoegen van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is; b. het verwijderen van de 'Waarde - Archeologie - 1', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Regels
229
bestemmingsplan Centrum
Artikel 16 16.1
Waarde - Archeologie - 2
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden
16.2
Bouwregels Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:
a. Binnen de in lid 16.1 bedoelde gronden zijn, in afwijking van de regels bij de ter plaatse geldende bestemming, uitsluitend ingrepen kleiner dan 2.500 m² en tot 40 cm diep toegestaan.
16.3
Afwijking van de bouwregels
16.3.1 Afwijking van de bouwregels Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 16.2 omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bouwwerken die zijn toegestaan krachtens de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. 16.3.2 Uitzonderingen a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn; b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing en de bestaande fundering wordt benut; c. het nieuw te bouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m². 16.3.3 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.3.1, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 16.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden 16.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden op in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en 230
Regels
bestemmingsplan Centrum
het aanbrengen van drainage; d. het verlagen van het waterpeil; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd. 16.4.2 Beoordelingsk ader Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 16.4.3 Uitzonderingen Het in 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden: a. werken of werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0.4 m onder het bestaande maaiveld; b. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, mits de gronden niet dieper dan 0.4 m worden geroerd, tenzij is aangetoond dat vanaf 0,4 m diepte archeologische waarden ten gevolge van het gebruik van de gronden in het verleden reeds verloren zijn gegaan; c. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning; d. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is. 16.5
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:
a. het toevoegen van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is; b. het verwijderen van de 'Waarde - Archeologie - 2', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Regels
231
bestemmingsplan Centrum
Artikel 17 17.1
Waarde - Archeologie - 3
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden
17.2
Bouwregels
a. Binnen de in lid 17.1 bedoelde gronden zijn, in afwijking van de regels bij de ter plaatse geldende bestemming, uitsluitend ingrepen kleiner dan 5.000 m² en tot 40 cm diep toegestaan.
17.3
Afwijking van de bouwregels
17.3.1 Afwijking van de bouwregels Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 17.2 omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bouwwerken die zijn toegestaan krachtens de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. 17.3.2 Uitzonderingen a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn; b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing en de bestaande fundering wordt benut; c. het nieuw te bouwen oppervlak kleiner is dan 5.000 m². 17.3.3 Advies Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.3.1, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 17.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden 17.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden op in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en 232
Regels
bestemmingsplan Centrum
het aanbrengen van drainage; d. het verlagen van het waterpeil; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd. 17.4.2 Beoordelingsk ader Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 17.4.3 Uitzonderingen Het in 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden: a. werken of werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0.4 m onder het bestaande maaiveld; b. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, mits de gronden niet dieper dan 0.4 m worden geroerd, tenzij is aangetoond dat vanaf 0,4 m diepte archeologische waarden ten gevolge van het gebruik van de gronden in het verleden reeds verloren zijn gegaan; c. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning; d. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is. 17.5
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:
a. het toevoegen van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is; b. het verwijderen van de 'Waarde - Archeologie - 3', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Regels
233
bestemmingsplan Centrum
234
Regels
bestemmingsplan Centrum
Hoofdstuk 3 Artikel 18
ALGEM ENE REGELS
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Regels
235
bestemmingsplan Centrum
Artikel 19 19.1
Algemene bouwregels
Ondergrondse werken en werkzaamheden Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen regels, geen beperkingen.
19.2
Ondergrondse bouwwerken Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²; c. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 m onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 m onder peil gebouwd mag worden.
19.3
Afwijking Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 19.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarden dat de waterhuishouding niet wordt verstoord;
236
Regels
bestemmingsplan Centrum
Artikel 20
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%; b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens, niet zijnde bestemmingsgrens, ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen; c. de omgevingsvergunning mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Regels
237
bestemmingsplan Centrum
Artikel 21
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van: a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen; b. de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
238
Regels
bestemmingsplan Centrum
Artikel 22 22.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a. de ruimte tussen bouwwerken; b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
22.2
Werking wettelijke regelingen Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan.
Regels
239
bestemmingsplan Centrum
240
Regels
bestemmingsplan Centrum
Hoofdstuk 4 Artikel 23 23.1
OVERGANGS- EN SLOT REGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Regels
241
bestemmingsplan Centrum
Artikel 24
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Centrum'.
242
Regels
bestemmingsplan Centrum
Bijlagen bij regels
Regels
243
bestemmingsplan Centrum
Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
244
Regels
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' < > = cat. e.d. kl. n.e.g.
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd
o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d w j
opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag week jaar
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
01
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
2
- algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m²
B1
014
4
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²
B1
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
6
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²
B2
1552
2
Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²
B1
1581
1
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, chargeovens, v.c. < 7.500 kg meel/week
B1
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
3
- cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m²
B1
1584
6
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²
B1
1593 t/m 1595 17
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke -
B1
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
B2
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
B2
18
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
182
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief leer)
20
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
205 22
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken -
2222.6
B2 C
B2 B1
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
B1 A
2223
A
Grafische afwerking
2223
B
Binderijen
B1
2224
Grafische reproductie en zetten
B1
2225
Overige grafische activiteiten
B1
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2
- verbandmiddelenfabrieken
26
-
A
C
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2612
Glas-in-lood-zetterij
B1
2615
Glasbewerkingsbedrijven
B2
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
2
2681
B1
- indien p.o. < 2.000 m²
B2
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
B2
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
28
-
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
1a
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
B2
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
B2
2852
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
B2
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
B2
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken
33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
B1
B1
A
362
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
B1
363
Muziekinstrumentenfabrieken
B1
3661.1
Sociale werkvoorziening
B1
40
-
40
C0
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
- < 10 MVA
40
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
D3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A
40
D4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E2
- blokverwarming
41
-
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
- < 1 MW
B1 A B1 B1
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
45
-
BOUWNIJVERHEID
45
3
B1
Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m²
B1
453
Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij)
B1
453
Elektrotechnische installatie
B1
50
-
501, 502, 504 5020.4
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij)
B
Autobeklederijen
B1 A
5020.5
Autowasserijen
B1
503, 504
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
B1
51
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5134
Groothandel in dranken
C
5135
Groothandel in tabaksproducten
C
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
C
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
C
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
C
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
SBI-CODE 1993 nummer
CATEGORIE
OMSCHRIJVING
5148.7
1
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
- algemeen
5153
2
- indien b.o. < 2.000 m²
C C B1
5153.4
4
Zand en grind:
5153.4
6
- indien b.o. < 200 m²
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
- algemeen
5154
2
- indien b.o. < 2.000 m²
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
C
5162
2
Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid
C
B1 C B1
5162
Groothandel in machines en apparaten, opp < 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid
B1
517
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke)
C
52
-
527 60
Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) -
6022 6024
64
-
-
C B1
B1
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten
-
B1
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER Caravanstalling
641 71
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
6321
A
VERVOER OVER LAND Taxibedrijven
1
603 63
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
C
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN B2
711
Personenautoverhuurbedrijven
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
C
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
C
72
-
72
A
Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke
72
B
Datacentra
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 74
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek -
A B1
A
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
C
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
A
90 9001
MILIEUDIENSTVERLENING B
Rioolgemalen
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
B1
B1
SBI 93/SvB f oktober 2010
bestemmingsplan Centrum
Bijlage 2 Lijst van Horeca-activiteiten
250
Regels
Bijlage 2. Staat van Horeca-activiteiten Categorie I 'lichte horeca' Horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken al dan niet in combinatie met het tegen vergoeding verstrekken van logies. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a.
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca Horecabedrijven zoals: - broodjeszaak, crêperie, croissanterie; - cafetaria, koffiebar, theehuis; - lunchroom; - ijssalon; - snackbar;
1b.
Overige lichte horeca Horecabedrijven zoals: - bed & breakfast; - bistro, eetcafé; - hotel; - hotel-restaurant; - kookstudio; - poffertjeszaak/pannenkoekenhuis; - pension; - restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); - shoarmazaak/grillroom; - wijn- of whiskyproeverij.
1c.
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking Horeca bedrijven zoals: - bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een vloeroppervlak1) van meer dan 400 m²; - restaurant met bezorg- en/of afhaalservice.
Categorie 2 'middelzware horeca' Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen van de nacht zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en maaltijden. Hierdoor kunnen zij aanzienlijke hinder voor omwonenden veroorzaken: Horeca bedrijven zoals: bedrijven uit categorie 1 die gelet op de aard van hun omgeving ook delen van de nacht geopend zijn; bar, bierhuis, café, pub; biljartcentrum; café-restaurant.
1) Zie toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
plannummer SvH 2011
Bijlage 2. Staat van Horeca-activiteiten
2
Categorie 3 'zware horeca' Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met etenswaren en maaltijden en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: Horecabedrijven zoals: bar-dancing; dancing; discotheek; nachtclub; zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
plannummer SvH 2011
bestemmingsplan Centrum
Bijlage 3 Envelop-principe
Regels
253
Het envelop-principe Wat betreft de maximale goot- en nokhoogte geldt het zogenaamde envelop-principe. Dit principe is gekozen omdat het vastleggen van een verplichte dakhelling architectonisch als te beperkend wordt ervaren. Het envelop-principe maakt allerlei creatieve en architectonisch fraaie bouwmogelijkheden mogelijk binnen bepaalde marges. Uitgangspunten voor het envelop-principe zijn: 1. de maximale goothoogte, zoals in de regels is aangegeven; 2. een maximale dakhelling van 60°; 3. de diepte van het bouwvlak. Daarbij gelden nog de volgende kanttekeningen: 4. een hoofdgebouw kan 'meerdere' enveloppen hebben: zo kan de kniklijn liggen op: y de achter- en voorgevels; y de beide zijgevels; y de achter-, voor- en zijgevels. (zie voorbeelden foto's) overschrijding van de denkbeeldige lijnen van de envelop is mogelijk voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende delen van ondergeschikte betekenis. De formulering van 'ondergeschikte betekenis' is nader ingekaderd door de regel, dat de uitstekende delen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak mogen beslaan.
© Gemeente Borne Bezoekadres: Rheineplein 1, 7622 DG Borne Postadres: Postbus 200, 7620 AE Borne
www.borne.nl